BERMBEHEERSPLAN 2011 - 2015 HOOGSTRATEN
INHOUD
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 2
INLEIDING 1. Inkadering in het beleid Het bermbesluit (27 juni 1984) voorziet twee periodes voor het maaien van de bermen: een eerste maaibeurt mag niet plaatsvinden voor 15 juni. Een eventuele tweede maaibeurt niet voor 15 september. Het gebruik van biociden is verboden. Tijdens het maaien mogen de ondergrondse plantendelen niet beschadigd worden. Het maaisel dient binnen de 10 dagen na het maaien verwijderd te worden. In zijn Omzendbrief van 4 juni 1987 specificeert de toenmalige Minister voor Leefmilieu dat het Besluit enkel van toepassing is op bermen gelegen in de landelijke ruimte, met uitsluiting van de gesloten bebouwing. Onderhoudsbepalingen uit het Bermbesluit en de Omzendbrief van 04 juni 1987 worden overgenomen in de Min. Omzendbrief VL. Nr LNW/98/01. Hierin wordt beschreven wat men onder normale onderhoudswerken van bermen dient te verstaan. Normale onderhoudswerken van bermen volgens de Code van Goede Natuurpraktijk: - men gebruikt geen bestrijdingsmiddelen op bermen. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuren dient aandacht besteed aan de vereisten van een natuurvriendelijk onderhoud; - grazige bermen maait men niet voor 15 juni; - een eventuele tweede maaibeurt voert men slechts uit na 15 september; - het is aangewezen niet jaarlijks te maaien op schrale gronden met bijvoorbeeld heideachtige vegetatie, op uitgestrekte brede bermen zoals bijvoorbeeld waterwegen of verkeerswisselaars; er dient hier geopteerd voor een spontanere ontwikkeling van de vegetatie met een mogelijke bosvorming; het maaien kan over meerdere jaren gespreid worden; - op bermen, aansluitend bij natuurgebieden en natuurreservaten, waar uiteraard rekening moet gehouden worden met de natuurlijke ontwikkeling en eigenschappen van het aangrenzend gebied, bijvoorbeeld door niet jaarlijks te maaien of het tijdstip van maaien aan te passen. Waar de berm de natuurlijke overgang naar het natuur- of reservaatsgebied en er in feite deel van uitmaakt zal een ge誰ntegreerd beheer van de bermen en het aangrenzend gebied worden uitgewerkt, waarbij naast het maaibeheer aandacht wordt besteed aan andere beheersaspecten zoals afwatering, toegankelijkheid, faunabeheer, enzovoort. Eventueel zullen hiervoor overeenkomsten worden gesloten; - men verwijdert het maaisel - de Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud kan afwijkingen toestaan op het maaitijdstip; - men maait zonder de ondergrondse plantendelen en houtige gewassen te beschadigen; de afstelling van de maaihoogte is belangrijk. Regelmatige controle van deze hoogte tijdens het maaien zelf is aangewezen. De maaihoogte voor het bermonderhoud wordt best niet lager dan 10 cm ingesteld; - men maakt per gemeente een bermbeheersplan op.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 3
Het normale onderhoud van bermen kan worden verfijnd naargelang het type bermvegetatie. In de Omzendbrief wordt verwezen naar het boek ‘Werk aan de berm! Handboek botanisch bermbeheer’ (Zwaenepoel, 1998).
2. Bermbesluit en het bermbeheersplan Het bermbesluit voorziet maximaal twee maaibeurten. Bij de aanvang van de eerste maaiperiode (15 juni: zie hoger) staan nog een aanzienlijk aantal bermplanten in bloei, zonder er zaadzetting is kunnen plaatsvinden. Dit is een belangrijk knelpunt vanuit natuuroogpunt; jarenlang vroegtijdig maaien kan op lange termijn het voortbestaan van deze soorten in het gedrang brengen. Elke plantensoort heeft een eigen ontwikkelingsstrategie die bepaald wordt door de levensvorm en het tijdstip van bloei- en zaadzetting. Vele planten zijn standplaatsgebonden: sommige groeien enkel in water, andere op moerassige plaatsen, nog andere op zeer schrale droge gronden… Qua levensvormen wordt vaak een onderscheid gemaakt in eenjarigen, tweejarigen een meerjarigen. Eenjarige soorten doorlopen tijdens één groeiseizoen hun volledige ontwikkelingscyclus: ze komen tot bloei en zaadvorming en sterven af. De winterperiode wordt overbrugd in zaadvorm. Tweejarige planten hebben een periode van twee jaar nodig om hun volledige levenscyclus te doorlopen. Tijdens het eerste jaar wordt een rozet gevormd. Tijdens het volgende groeiseizoen komt de plant tot bloei en zaadvorming. Overblijvende of vaste planten overleven de winterperiode via plantendelen die net boven of in de grond (bollen, knollen, wortelstokken…) zitten. Het bermbeheersplan heeft als doel het maaibeheer dat door de gemeente gevoerd wordt, te evalueren en bij te sturen vanuit natuuroogpunt. Hierbij worden belangrijke randvoorwaarden zoals verkeersveiligheid in ogenschouw genomen. Op basis van de technische en de vegetatiegegevens van de gemeentelijke bermen wordt een maaischema uitgewerkt waarin het maaitijdstip beschreven worden. Er wordt gestreefd het aantal maaibeurten en het maaitijdstip zo goed mogelijk af te stemmen op de (potentiële) natuurwaarde van de bermen. Indien het bloeiaspect van de bermen bijvoorbeeld door zomerbloeiers gekenmerkt wordt, zal gestreefd worden het maaibeheer van deze bermen hierop af te stellen. Het beheersplan is in de eerste plaats gericht op het maaibeheer van de vlakke bermen; in het inventarisatieonderdeel ligt het hoofdaccent op kruidige vegetatie. Op voorwaarde dat de informatie reeds beschikbaar is, worden andere beheersvormen (plaggen, houtkantbeheer, …) in het plan ingebouwd.
3. Planningstermijn Het bermbeheersplan wordt opgemaakt voor een periode van 5 jaar. Na aflopen van deze periode wordt het gevoerde beheer geëvalueerd en aan de hand van een nieuwe inventarisatie bijgestuurd.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 4
HISTORIEK BERMBEHEER IN HOOGSTRATEN 1. Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) dateert van 1996 en deelt het volgende mee met betrekking tot het bermbeheer: “ Het bermbeheer wordt voor het grootste deel door de gemeente zelf uitgevoerd. Hierbij wordt er met een klepelmaaier gemaaid zonder dat het maaisel verzameld wordt. Via een project met de lokale natuurverenigingen werd er vroeger in bepaalde gebieden gemaaid volgens het besluit. Dit project bestaat op dit ogenblik niet meer. Sommige bermen worden geherprofileerd, ten nadele van allerhande opkomende struiken. ” In de natuurbeleidsnota en het actieplan, goedgekeurd in de gemeenteraad d.d. 28 oktober 1996, verbonden aan het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan is eveneens een beheersadvies wegbermvegetaties opgenomen. Hierbij wordt als grootste knelpunt met betrekking tot de uitvoering van het Bermbesluit de hoeveelheid bermen binnen het landelijk gebied aangehaald, namelijk 450 km, de gemeente beschikt hiertoe over een te klein personeelsbestand. Als gevolg hiervan wordt er enkel gemaaid en niet afgevoerd, wat op termijn enkel leidt tot verdere verruiging van de bermen. 2. Periode 1997 - 2000 In 1997 werd met de GNOP-commissie het bermbeheer opnieuw bekeken. In dit kader werden een aantal bermen als ecologisch waardevol aangeduid. Deze waardevolle bermen werden vanaf 1998 beheerd volgens het bermbesluit van 27 juni1984, voor de andere bermen uit de gemeente werd een afwijking aangevraagd. De afwijking werd bekomen tot 2000. In 1999 brachten de plaatselijke natuurverenigingen het “Plan Pimpernel” uit. Een natuurontwikkelingsplan van grensoverschrijdend belang, dat helemaal in het kader staat van de Grote pimpernel en de daaraan verbonden fauna. Binnen het kader van het Plan Pimpernel werd het wegbermbeheer van de gemeente aangepast. Er werd een bijkomende afwijking bekomen voor het jaar 2000. Het opzet van het Plan Pimpernel bestaat erin om langs de Mark een aaneenschakeling te krijgen van wegbermen en natuurgebieden vanaf de monding van het Merkske tot aan de grens met Nederland. De redenen voor dit plan zijn tweeërlei: 1. De Grote pimpernel is op Vlaamse schaal en Europese schaal een bedreigde soort Hoogstraten is de laatste Vlaamse gemeente met belangrijke potenties voor de Grote pimpernel. Een stop voor een verder verlies aan biologische diversiteit indachtig, is een mooie en haalbare opdracht weggelegd voor de overheid, zowel op gemeentelijk als regionaal niveau. 2. De geïsoleerde ligging van enerzijds de natuurontwikkeling in het Merkske en anderzijds die langs de Mark (Nederland) Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 5
Het Merkske is één grensoverschrijdend natuurgebied van >600 ha. Afgaande op de inventarisatie van het studiebureau Everts - De Vries (1996) zien we dat de plant langs geheel de lengte voorkomt. Door het aangepaste beheer op de reeds verworven reservaatsgronden, zal deze beekvallei op termijn terug één gordel van pimpernelhooilanden herbergen. Helaas ligt dit gebied volledig geïsoleerd van de andere mooie pimpernelhooilanden langs de Mark. Het Plan Pimpernel moet dit euvel verhelpen. Het maaien van wegbermen, waarin het Pimpernelblauwtje kan overleven, dient te gebeuren voor midden juni en na midden september. Bij de eerste maaibeurt is er nog voldoende hergroei bij de plant voordat de volwassen vlinders komen. En bij de tweede is de migratie van de rupsen naar het nest van de waardmier reeds gebeurd. Cruciaal is het beheer van de slootkanten. Grote pimpernel is een plant die graag op eerder vochtige grond staat en de slootkanten vormen vaak een zeer geschikt biotoop, toch zeker voor de kieming van de zaden. Overleg met de watering en de arbeiders van de groendienst moet het mogelijk maken met respect deze slootkanten te verzorgen en zeker niet af te steken of af te graven. (In verkeerstechnisch moeilijke situatie kan de pimpernel op de berm vroeger gemaaid worden, maar in de sloot toch tot vruchtzetting kan komen.) Een “rode draad” in dit Plan Pimpernel vormen de oevers van de Mark en de bermen langs het fietspad. Gelegen op de oevers van de Mark vormen de bermen van dit fietspad een ideaal biotoop voor de Grote pimpernel. Deze berm moet minstens tweemaal per jaar gemaaid en afgevoerd worden om de voedselrijkdom terug te dringen. Dit komt immers ook de fietsers ten goede! De hoge grassen en brandnetels zullen immers op termijn de weg moeten vrijmaken voor een beemdflora met o.a. de Grote pimpernel. 3. Periode 2001 - 2005 Op 20 november 2000 keurde de gemeenteraad het bermbeheersplan 2001 - 2005 goed. Op 9 februari 2001 werd -behoudens enkele opmerkingen- de goedkeuring gegeven door de Afdeling Natuur. Gedurende de looptijd van het bermbeheersplan werd het beheer van de bermen waarop het maaisel verwijderd werd uitbesteed aan privé-firma's. Bij de uitvoering van het bermbeheersplan is de verwerking van het bermmaaisel eveneens een belangrijk aandachtspunt. Het stadsbestuur legt aan de firma's op om het bermmaaisel op wettelijke manier af te voeren en te laten verwerken. Bewijsstukken hiervan moeten voorgelegd worden. 4. Periode 2006 - 2010 Op 23 januari 2006 keurde de gemeenteraad het bermbeheersplan 2006 - 2010 goed. Op 5 april 2006 werd de goedkeuring van de Afdeling Natuur bekomen. Op 28 januari 2008 keurde de gemeenteraad enkele kleine aanpassingen aan het bermbeheersplan 2006 - 2010 goed. Op 21/03/2008 werden deze aanpassingen -met uitzondering van ééngoedgekeurd door het Agentschap voor Natuur en Bos.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 6
Gedurende de looptijd van het bermbeheersplan werd het beheer van de bermen waarop het maaisel verwijderd werd uitbesteed aan privĂŠ-firma's. Bij de uitvoering van het bermbeheersplan is de verwerking van het bermmaaisel eveneens een belangrijk aandachtspunt. Het stadsbestuur legt aan de firma's op om het bermmaaisel op wettelijke manier af te voeren en te laten verwerken. Bewijsstukken hiervan moeten voorgelegd worden. Sinds 2010 werd er in het lastenboek opgenomen dat alle bermmaaisel vers dient afgevoerd te worden naar de composteringsinstallatie van IOK Afvalbeheer. Op deze manier wordt een verbeterde controle van de verwerkingsmethode en de afgevoerde hoeveelheden bekomen.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 7
INVENTARISATIE 1. Inventarisatiemethode: De inventarisatiemethode werd ontwikkeld naar aanleiding van het eerste bermbeheersplan in 2000 en werd gebruikt bij de opmaak van het bermbeheersplan 2001 - 2005 en bermbeheersplan 2006 2010. In de zomer van 2010 werden gedurende een maand twee jobstudenten tewerkgesteld voor een vegetatieopname van elke wegberm. De aangeworven personen werden vooraf getest op hun kennis over inheemse flora, het werken met een flora-veldgids en determinatiesleutel en hun voeling met ecologisch bermbeheer. Beide studenten hebben ervaring met veldwerk vanuit hun vrije tijd. Ze zijn lid bij Natuurpunt of JNM en nemen regelmatig deel aan de plantenwandelingen van de plantenwerkgroep van Natuurpunt Markvallei. Ook hun studiekeuzes sluiten hierbij aan. Voor elke straat wordt een vegetatieopnameformulier ingevuld en indien er beplantingen aanwezig zijn ook een fiche voor houtachtige beplantingen. 2. Typologie: Het gebruikte vegetatieopnameformulier werd in 1999 opgesteld in samenwerking met de plaatselijke natuurwachter van de Afdeling Natuur op basis van formulier uit de brochure “Natuurvriendelijk bermbeheer in Vlaanderen” uitgegeven door de Gemeenschapsminister van Volksgezondheid en Leefmilieu. De bermen worden ingedeeld volgens 7 types afhankelijk van de aanwezige vegetatie. De gebruikte bermtypes zijn: Type 1: zeer voedselrijke berm Een zeer voedselrijke berm wordt best drie keer gemaaid: vóór de bloei (begin mei), na 15 juni en na 15 september. De eerste maaibeurt voor de bloeiperiode kan evenwel pas gebeuren nadat hiervoor een afwijking werd toegestaan. (kenmerkende flora: bijvoet, boerenwormkruid, grote brandnetel, kleefkruid, kweek, witte dovenetel, zevenblad)
Type 2: normaal voedselrijke berm Een normaal voedselrijke berm wordt tweemaal gemaaid volgens de voorgeschreven maaiperioden. (kenmerkende flora: berenklauw engels raaigras, fluitenkruid, glanshaver, gestreepte witbol, kropaar, madeliefje, paardenbloem, peen, scherpe boterbloem, smalle weegbree, smeerwortel, veldlathyrus, veldzuring, vogelwikke)
Type 3: voedselarme berm Een voedselarme berm dient slechts éénmaal gemaaid te worden na 15 september of eventueel nog later mochten de planten nog niet uitgebloeid zijn of tot zaadproductie zijn gekomen.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 8
(kenmerkende flora: biggenkruid, bochtige smele, brem, grasklokje, grootbloemige muur, havikskruid, hazenpootje pijpenstrootje, ridderzuring, rood zwenkgras, jacobskruiskruid, sint janskruid, struikheide, valse salie, vlasbekje)
Type 4: gestoorde berm Een gestoorde berm wordt één of twee keer gemaaid. Dit bermtype ontstaat onder andere bij bermaanleg of bij te diep maaien. Het aantal pionierssoorten neemt sterk toe. (kenmerkende flora: akkerdistel, ganzenvoet, grote weegbree, kamille, klaproos, korenbloem)
Type 5: houtige berm Een houtige berm wordt onderhouden door kappingen in de winterperiode, zonder de bodemvegetatie te verstoren. Bermen langs boswegen of met aanwezigheid van houtkanten behoren tot dit type. (kenmerkende flora: bomen, bosandoorn, bosanemoon, brem, dalkruid, gewone salomonszegel, speenkruid, struiken, wijfjesvaren)
Type 6: heideberm Een heideberm kan om de drie à vijf jaar gemaaid worden, dit bermtype geeft immers geen problemen naar verkeersveiligheid. (kenmerkende flora: biggenkruid, schapenzuring, struikheide)
bleke
zegge,
brem,
hazezegge,
pijpenstrootje
schapengras,
Type 7: Berm met bramen- of bremvegetatie Binnen de mogelijkheden van de verkeersveiligheid, zoveel mogelijk bramen en brem behouden. Dit biedt immers broedgelegenheid voor verschillende vogels. (kenmerkende flora: bramen, brem, riet)
De aanwezigheid van de geïnventariseerde planten wordt als volgt weergegeven: Bedekkingsgraad D Dominant A Abundant F Frequent R Rare
> 50 % 30 - 50 % 10 - 30 % < 10 %
3. Resultaten Voor elke straat werd een straatfiche opgemaakt. Op de straatfiche zijn volgende gegevens terug te vinden: - foto - aanduiding op stratenplan - bermprofiel - de bedekkingsgraad van de referentieplanten van het vegetatieopnameformulier - andere waargenomen planten - aanwezige houtachtige beplantingen - bermtype - evolutie bermtype gedurende laatste 3 inventarisaties - maaibeheer periode 2011-2015 Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 9
Alle straatfiches zijn terug te vinden in de bijlagenbundel.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 10
MAAIBEHEER In de voorbije bermbeheersplannen werd de gemeente ingedeeld in verschillende beheerszones. Dit waren landschappelijke eenheden waarbinnen hetzelfde maaibeheer van toepassing was. Deze werkwijze lijkt steeds minder evident. Het maaibeheer wordt beter aangepast aan de ecologische waarde van de berm en de mogelijke potenties van de berm in het verhogen van de biodiversiteit in de omgeving. Uiteraard wordt hierbij geen afbreuk gedaan aan de bestaande beheerszones. De bermen uit deze beheerszones zullen voornamelijk op dezelfde manier beheerd worden. Er worden echter naast het globale beheer kleine nuances toegevoegd gebaseerd op de specifieke waarde en potenties van bepaalde bermen en hun corridorfunctie in de omgeving. Vanaf nu spreken we dus niet langer van beheerszones maar wordt er gewerkt met beheerstypes. Elk beheerstype heeft zijn eigen maaibeleid.
1. Beheerstype Plan Pimpernel: MAAIPERIODE 1: MAAIPERIODE 2: MAAISEL: DOELSTELLING:
15/05 tot 1/06 15/09 tot 1/10 Afvoer van het maaisel, verwerking in composteringsinstallatie - Beperken van de voedselrijkheid van de berm door tweemaal per jaar te maaien met afvoer van het maaisel - Vervroegde eerste maaiperiode om de Grote Pimpernel nog tot bloei en zaadzetting te laten komen voor de tweede maaiperiode
Deze beheerswijze is in eerste instantie (periode 2000) ontwikkeld met het oog op het behoud en het versterken van de aanwezigheid van Grote Pimpernel in de bermen in de Markvallei. Als basis werd hiervoor het Plan Pimpernel gehanteerd. In 1999 brachten de plaatselijke natuurverenigingen het "Plan Pimpernel" uit. Een natuurontwikkelingsplan van grensoverschrijdend belang, dat helemaal in het kader staat van de Grote Pimpernel en de daaraan verbonden fauna. Het opzet van het Plan Pimpernel bestaat erin om langs de Mark een aaneenschakeling te krijgen van wegbermen en natuurgebieden vanaf de monding van het Merkske tot aan de grens met Nederland. De redenen voor dit plan zijn tweeĂŤrlei: 1. De Grote pimpernel is op Vlaamse schaal en Europese schaal een bedreigde soort Hoogstraten is de laatste Vlaamse gemeente met belangrijke potenties voor de Grote pimpernel. Een stop voor een verder verlies aan biodiversiteit indachtig, is een mooie en haalbare opdracht weggelegd voor de overheid, zowel op gemeentelijk als regionaal niveau. 2. De geĂŻsoleerde ligging van enerzijds de natuurontwikkeling in het Merkske en anderzijds die langs de Mark (Nederland)
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 11
Het Merkske is één grensoverschrijdend natuurgebied van > 600 ha. Afgaande op de inventarisatie van het studiebureau Everts - De Vries (1996) zien we dat de plant langs geheel de lengte voorkomt. Door het aangepaste beheer op de reeds verworven reservaatsgronden, zal deze beekvallei op termijn terug één gordel van pimpernelhooilanden herbergen. Helaas ligt dit gebied volledig geïsoleerd van de andere mooie pimpernelhooilanden langs de Mark. Het Plan Pimpernel moet dit euvel verhelpen. Het maaien van wegbermen, waarin het Pimpernelblauwtje kan overleven, dient te gebeuren voor midden juni en na midden september. Bij de eerste maaibeurt is er nog voldoende hergroei bij de plant voordat de volwassen vlinders komen. En bij de tweede is de migratie van de rupsen naar het nest van de waardmier reeds gebeurd. Cruciaal is het beheer van de slootkanten. Grote pimpernel is een plant die graag op eerder vochtige grond staat en de slootkanten vormen vaak een zeer geschikt biotoop, toch zeker voor de kieming van de zaden. Overleg met de watering en de arbeiders van de groendienst moet het mogelijk maken met respect deze slootkanten te verzorgen en zeker niet af te steken of af te graven. (In verkeerstechnisch moeilijke situatie kan de pimpernel op de berm vroeger gemaaid worden, maar in de sloot toch tot vruchtzetting kan komen.) Een “rode draad” in dit Plan Pimpernel vormen de oevers van de Mark en de bermen langs het fietspad. Gelegen op de oevers van de Mark vormen de bermen van dit fietspad een ideaal biotoop voor de Grote pimpernel. Deze berm moet minstens tweemaal per jaar gemaaid en afgevoerd worden om de voedselrijkdom terug te dringen. Dit komt immers ook de fietsers ten goede! De hoge grassen en brandnetels zullen immers op termijn de weg moeten vrijmaken voor een beemdflora met o.a. de Grote pimpernel. Bij het bermbeheersplan 2006-2010 werd het maaibeheer met de specifieke maaitijden van het Plan Pimpernel uitgebreid naar de omgeving van de bovenloop van de Mark. In deze omgeving wordt intussen ook reeds sporadisch Grote Pimpernel aangetroffen. Een uitbreiding van de soort naar de gehele Markvallei kan alleen maar aangemoedigd worden. OPMERKINGEN: - slootkanten worden slechts éénmaal per jaar gemaaid na 15 september. Grote Pimpernel heeft een lichte voorkeur voor vochtige grond. Slootkanten zijn daarom een uitermate geschikt biotoop, zeker voor de kieming van de zaden. - langsheen het fietspad van de Mark wordt er omwille van toeristisch-recreatieve redenen voor gekozen om gedurende het hele jaar de vegetatiehoogte van de eerste meter langsheen het fietspad te beperken. Tussen het natuurreservaat "de 3-gezusters" en de stuw (stroomafwaarts) wordt ervoor gekozen om vanaf 2011 ook een halve meter achter de bomenrij te maaien. De bermen zijn hier tamelijk breed en er kan hiermee mogelijk een belangrijke ecologische meerwaarde bekomen worden. Het maaibeheer langs het fietspad wordt uitgevoerd door de MiNa-werkers. - Op Groot Eyssel is er plaatselijk een grote aanwezigheid van varens. Met inzet van Mina-werkers worden de varens pleksgewijs tweemaal per jaar extra gemaaid en afgevoerd bovenop de gewone maaibeurten. - In Wortel Kolonie loopt in 2011 nog een leader-project waarbij een aantal bermen beheerd worden door een schaapskudde. Afhankelijk van de beschikbare middelen en resultaten zal dit project in 2012 nog kunnen verdergezet worden. Indien het project na 2011 afloopt zullen de bermen terug opgenomen worden in het maaibeheer. Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 12
- Een aantal oude voetwegen en kerkwegels worden gemaaid door de Mina-werkers. Het maaisel wordt hier tevens verwijderd. De paden zijn echter te smal om machinaal gemaaid te worden.
2. Beheerstype Corridorfunctie in Landelijk gebied MAAIPERIODE 1: MAAIPERIODE 2: MAAISEL: DOELSTELLING:
15/06 tot 1/07 1/10 tot 15/10 Afvoer van het maaisel, verwerking in composteringsinstallatie - Beperken van de voedselrijkheid van de berm door tweemaal per jaar te maaien met afvoer van het maaisel - Ecologisch waardevolle bermen creëren welke een corridorfunctie kunnen vervullen tussen bossen, kleine eilandjes natuur, … ze versterken een kleinschalig landschap.
Deze bermen worden gemaaid volgens de bepalingen van het bermdecreet. De bermen maakten in de voorbije bermbeheersplannen deel uit van de beheerszones omgeving Hal - Heerle, ten westen van de E19 en gedeeltes van landelijk gebied tussen Meer en Meerle, ten noordwesten van Meerle en omgeving snelweg E19. Enkele straten (Oosteneind, Spieringstraat, Vlamingstraat, Terbeeksestraat) zullen pas vanaf 2011 gemaaid en afgevoerd worden. Deze komen uit beheerszones waar voorheen gemaaid werd zonder afvoer van het maaisel. De straten werden aan dit beheertype toegevoegd omwille van hun ecologische waarde en hun potenties als waardevolle corridor in de omgeving van het ecoduct en het domeinbos De Elsakker, Bleeke Heide. Langs verschillende wegbermen uit dit beheerstype zijn er houtkanten aanwezig. Bij bermen met voldoende breedte zal bekeken worden welke mogelijkheden er zijn voor de aanleg van nieuwe houtkanten of ruigtestroken. Alle houtkanten worden onderhouden door MiNa-werkers. Houtkanten worden periodiek teruggezet. Eventuele overhangende takken aan de straatzijde worden omwille van verkeersveiligheid gekapt.
3. Beheerstype voorjaarsmaaibeurt MAAIPERIODE 1: MAAISEL: DOELSTELLING:
15/06 tot 1/07 Afvoer van het maaisel, verwerking in composteringsinstallatie Behouden van de huidige toestand van de bermen. De bermen zijn op dit moment voedselarm tot normaal voedselrijk.
De wegbermen in dit beheerstype worden slechts éénmaal per jaar gemaaid in het voorjaar. De vegetatiegroei na de eerste maaibeurt is onvoldoende om een tweede maaibeurt in het najaar te noodzaken. Het is de eerste maal dat dit beheerstype wordt toegepast in Hoogstraten. De evolutie van de bermen zal daarom nauw opgevolgd en indien nodig bijgestuurd worden in de loop van dit bermbeheersplan.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 13
4. Beheerstype najaarsmaaibeurt MAAIPERIODE 1: MAAISEL: DOELSTELLING:
1/10 tot 15/10 Afvoer van het maaisel, verwerking in composteringsinstallatie Behouden van de huidige toestand van de bermen. De bermen zijn op dit ogenblik voedselarm tot normaal voedselrijk.
Voor de wegbermen van dit beheerstype wordt gestreefd naar een schrale bloemrijke berm met extra aandacht voor het stimuleren van de aanwezige heidevegetatie. Een aantal van deze bermen vertoont kenmerken van een houtige berm, heideberm en berm met bramen en brem (bermtype 5 - 6 -7). De houtachtige beplantingen worden periodiek teruggezet. Voor de bramen en houtkanten wordt indien nodig takken teruggesnoeid om geen risico's voor de verkeersveiligheid te creĂŤren. OPMERKINGEN: - Op Heerle is er plaatselijk een grote aanwezigheid van varens. Met inzet van Mina-werkers worden de varens pleksgewijs twee- tot driemaal per jaar extra gemaaid en afgevoerd bovenop de gewone maaibeurt. - Op Gouverneursbossen bevindt zich een uiterst waardevolle berm met een schrale vegetatie met o.a. blauwe knoop, heiderelicten, gaspeldoorn, bremâ&#x20AC;Ś Deze berm wordt beheerd door de Minawerkers teneinde zo weinig mogelijk schade aan de berm te berokkenen.
5. Beheerstype Meerleseweg - Groot Eyssel MAAIPERIODE 1: MAAIPERIODE 2: MAAIPERIODE 3: MAAISEL:
DOELSTELLING:
15/05 tot 1/06 15/08 tot 1/09 (enkel 1 meter naast weg en fietspad) 1/10 tot 15/10 - Afvoer van het maaisel, verwerking in composteringsinstallatie (voor maaiperiode 1 + 3) - Maaisel wordt niet afgevoerd (voor maaiperiode 2) Groeikansen van de Grote Pimpernel voldoende garanderen, maar vanuit toeristisch-recreatief oogpunt tevens het overgroeien van het fietspad voorkomen.
De maaidata voor Meerlseseweg - Groot Eyssel zijn in oorsprong gebaseerd op het Plan Pimpernel. Nadat er een vijftal jaren geleden een fietspad werd aangelegd bleek de periode tussen de vervroegde maaiperiode in het voorjaar in het kader van het Plan Pimpernel en de tweede maaibeurt in het najaar te lang. De vegetatie groeide te hoog waardoor deze het fietspad ging overgroeien en hinderlijk werd voor de fietsers. Dit bracht hun veiligheid in het gedrang. In het bermbeheersplan 2006 - 2010 werd daarom geopteerd om een extra maaibeurt toe te voegen in augustus. Tijdens deze maaibeurt wordt enkel 1 meter gemaaid naast de weg en het fietspad.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 14
Deze werken worden uitgevoerd in eigen beheer. Het maaisel wordt dan niet afgevoerd gezien de gemeente zelf niet beschikt over een opzuiginstallatie. Deze extra maaibeurt zorgde ervoor dat de vegetatie tegen de normale najaarsmaaibeurt nog niet hoog opgeschoten was en dus kon wachten tot 1 oktober. Bij de derde maaiperiode wordt het maaisel opnieuw opgezogen, waardoor ook eventueel verdroogd maaisel van de tweede maaibeurt nog gedeeltelijk verwijderd wordt. OPMERKING: Bij de derde maaibeurt wordt ook de bermgracht gemaaid. 6. Beheerstype dorpskernen, verbindingswegen en minder waardevolle bermen MAAIPERIODE 1: MAAIPERIODE 2: MAAISEL: DOELSTELLING:
na 1/06 na 1/09 Geen afvoer van het maaisel Beperken van de vegetatiehoogte in het kader van de verkeersveiligheid.
De bermen van dit beheerstype hebben een beperkte ecologische waarde. De natuurkwaliteit van deze bermen is van ondergeschikt belang. Veel bermen zijn gelegen in dorpskernen en langs drukke wegen. De verkeersveiligheid primeert hier. Het maaien van de wegbermen wordt omwille van financiĂŤle redenen uitgevoerd in eigen beheer. Het maaisel wordt hierbij niet afgevoerd. De maaiwerkzaamheden starten in juni voor de eerste maaibeurt en in september voor de tweede maaibeurt. Er wordt voor de uitvoering een vaste volgorde gehanteerd en de werken worden aaneengesloten uitgevoerd. De maaiwerken worden in volgende volgorde uitgevoerd: - dorpskernen - verbindingswegen (drukke verkeersassen) - minder waardevolle bermen in het landelijk gebied Voor de verbindingswegen worden soms extra maaibeurten ingelast. Er wordt het hele jaar door gestreefd om de maximale hoogte van deze bermen te beperken tot 30 cm in het kader van de verkeersveiligheid. Deze maaibeurten worden de bepaald volgens noodzaak. De minder waardevolle bermen in het landelijk gebied zullen gemaaid worden volgens de wettelijke maaidata. Aangezien er gestart wordt met de dorpskernen en de verbindingswegen is de 15e maand steeds bereikt voor er met deze straten kan gestart worden.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 15
BEHEER VAN HOUTACHTIGE BEPLANTINGEN 1. Houtkanten Wegbermen kunnen een belangrijke corridor vormen tussen verschillende natuurgebonden en kleine privébosjes. Ze versterken beeld van een kleinschalig landschap. In intensieve land- en tuinbouwgebieden zijn wegbermen vaak van grote waarde voor de aanwezige fauna en flora. De aanwezigheid van houtkanten op deze wegbermen kunnen de ecologische waarde nog vergroten. Houtkanten bieden mogelijkheden als broed- en schuilplaatsen. Besrijke struiken verhogen daarnaast het voedselaanbod in de omgeving. Het beheer van de houtkanten wordt uitgevoerd door de Mina-werkers. In hoofdzaak bestaat uit het periodiek terugzetten van de houtkanten (omlooptijd 5 - 10 jaar). Jaarlijks wordt een controle uitgevoerd om eventueel te ver uitstekende takken aan de straatzijde te verwijderen. De takken worden anders beschadigd door het verkeer met vaak een beschadiging van de gehele struik tot gevolg of ze leiden tot onveilige situaties. Aanplanten van eventuele nieuwe houtkanten worden tevens uitgevoerd door de Mina-werkers. Bij de aanplant van een nieuwe houtkant wordt gekozen voor een ruime variatie aan inheemse struiken, bij voorkeur bloem- en besrijke struiken (zoals egelantier, meidoorn, vlier…). Struiken met bessen en bloesems creëren meestal een groter draagvlak bij het brede publiek. Het aantrekkelijke uitzicht wordt veelal geapprecieerd door fietsers en wandelaars. Nieuwe houtkanten worden aangeplant op voldoende brede bermen (min. 3 à 4 meter breedte) en op een locatie waar een corridor kan gevormd worden tussen diverse ecologisch waardevolle elementen.
2. Bomenrijen In het landelijk gebied wordt veelal gekozen voor het aanplanten van een knotbomenrij in de wegberm. Knotbomen hebben het voordeel dat ze eenvoudig kunnen geknot worden op de gewenste hoogte zodat er geen problemen zullen ontstaan voor de doorgang van grote landbouwmachines. Schade aan de bomen en machines kan zo eenvoudig vermeden worden. Daarnaast hebben knotbomen een belangrijke natuurlijke waarde en dragen ze bij tot een grote biodiversiteit. Knotbomen bieden vaak nestgelegenheid aan holenbroeders en vleermuizen. Belangrijk bij nieuwe aanplanten waarbij gebruik wordt gemaakt van eigen poten is dat de poten van verschillende locaties/bomen gemengd worden. Indien steeds gebruik wordt gemaakt van dezelfde moederbomen is het risico groter dat de bomen voor dezelfde ziektes vatbaar zijn en kunnen ziektes zich dan ook zeer snel verspreiden binnen een bomenrij. Dit leidt mogelijk tot het afsterven van een hele bomenrij op één jaar tijd. Op bermen zonder beplantingen die voldoende breed (min. 2 meter) zijn zal bekeken worden of hierop bomen kunnen aangeplant worden.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 16
PLAGGEN EN HERPROFILEREN VAN WEGBERMEN Een snelle en doeltreffende methode om de voedselrijkheid van een wegberm snel te doen afnemen is het plaggen van de berm. Hierbij wordt de vegetatie van de wegberm afgegraven waarbij eventuele oude zaadbanken kunnen geactiveerd worden. Dit kan soms tot verrassende resultaten leiden. Aangevoerd zand via landbouwvoertuigen is meestal nutriĂŤntrijk en zorgt voor een ophoging van de berm. Bijkomend voordeel van deze methode is de verbeterde afwatering van het wegdek. De ophoging van de wegberm door het aangevoerde zand zorgt ervoor dat er water op het wegdek blijft staan. Vooral in de winterperiode kan dit voor problemen of beschadiging van het wegdek zorgen. Herprofileren van wegbermen is meestal het gevolg van werkzaamheden aan het wegdek. Hierbij wordt in principe gebruik gemaakt van het aanwezige zand van de bestaande berm. Zaden en wortelstokken blijven dus ter plaatse. Door de werkzaamheden wordt de berm meestal wel omgewoeld waardoor er tijdens het jaar van de werken geen maaibeurten dienen uitgevoerd te worden. In de bijlagenbundel worden de geplande werkzaamheden (plaggen en herprofileren) voor 2011 opgenomen. Voor deze werken zal jaarlijks een update aan het Agentschap voor Natuur en Bos bezorgd worden.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 17
AFVAL 1. Bermmaaisel In het verleden werden de aannemers vrij gelaten om zelf een de composteringsinstallatie te bepalen waarheen het bermmaaisel werd afgevoerd. Deze installatie diende over de nodige vergunningen te beschikken voor het verwerken van bermmaaisel en de bewijzen hiervan dienden reeds bij inschrijving voorgelegd te worden. Ook na de maaiwerkzaamheden moesten de weegbonnen als bewijs ingeleverd worden. Deze werkwijze bleek toch niet steeds even efficiĂŤnt. Het maaisel werd lang bewaard bij de loonwerker om dan gezamenlijk afgevoerd te worden naar de vaak veraf gelegen installatie. De controle op de herkomst van het afgevoerde maaisel bleek dan vaak zoek. Sinds 2010 werden de bepalingen in het lastenboek gewijzigd. Het maaisel dient nu vers en volgens de voorgeschreven aanlevervoorwaarden afgevoerd te worden naar de composteringsinstallatie van IOK Afvalbeheer. Dit geeft een betere controle op de afgevoerde hoeveelheden. De gegevens zijn zo ook veel sneller beschikbaar. Tot nu toe zijn er geen problemen geweest om bermmaaisel van de gewenste kwaliteit aan te leveren op de composteringsinstallatie. De opvolging van het zwerfvuil en van sluikstorten is hierbij een belangrijk aspect.
2. Zwerfvuil De hoeveelheden zwerfvuil in het landelijk gebied zijn eerder beperkt. Het meeste zwerfvuil bevindt zich langs de aanrijroutes naar de scholen. Op deze routes bevinden zich een aantal blikvangers. Het zwerfvuil ligt dan veelal rond de blikvangers geconcentreerd en dit wordt door de groendienst regelmatig verwijderd. De blikvangers trekken ook wel sluikstorten aan, daarom zullen er in de toekomst geen nieuwe blikvangers meer bijgeplaatst worden. Ook blikvangers die stuk gaan worden verwijderd en niet vervangen. Welk effect dit zal hebben op het zwerfvuil dient dan opgevolgd te worden. De zwerfvuilproblematiek wordt jaarlijks onder de aandacht gebracht van het publiek door de organisatie van een zwerfvuilopruimactie. Aan deze actie nemen telkens veel scholen deel en een aantal verenigingen. Dit sensibiliserend aspect blijft uiteraard belangrijk.
3. Sluikstort De laatste jaren kennen we een toename van het aantal sluikstorten. Alle sluikstorten worden gemeld aan de politie voor de opstelling van een proces verbaal. Daarna wordt het afval zo snel mogelijk opgehaald en gecontroleerd op sporen van de mogelijke vervuiler.
Bermbeheersplan Hoogstraten 2011-2015
Pagina 18