Merkbeh 4706 uitvoeringsplan beekdal merkske

Page 1

UitvoeringspIan Object Beeicjdal van het Merkske



(Leefgebied Beekda van het Merkske)

Colofon Oisterwijk, 24 maart 2014

Opgesteld door

BTL Advies By. Parklaan 1 5061 JV Oisterwijk Postbus 385 5060 AJ OSTERWIJK 0135299555 f 0135299550 e advies@btl.nl

Opdrachtgever

Staatsbosbeheer regio Zuid

Projectnummer

223198

Status

Definitief

naam

functie

datum

auteur

Tom Zeegers

Landschapsecoloog

24 maart 2014

auteur en autorisatie

Anton Heesterbeek

Projectleider

24 maart 2014

paraaf

3


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

4


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Inhoudsopgave 1.INLEIDING 1.1.AANLEIDING

1.2. DOELSTELLING 1.3. WERKWIJZE

7 7 7 7

2. UITWERKING SYSTEEMGERICHTE MAATREGELEN 2.1.ALGEMEEN 2.2. SYSTEEMHERSTEL

9

9 9

3. UITWERKING VOOR DE BEDREIGDE SOORTEN 3.1.AMFIBIEEN

3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.

13 13

REPTIELEN

15

VISSEN

15

SPRINKHANEN

16

LIBELLEN

17

DAGVLINDERS

18

OVERIGE ONGEWERVELDEN

20

3.8. VOGELS

21

3.9. ZOOGDIEREN

23

3.10. VAATPLANTEN

23

3.11.MossEN

25

4. INVASIEVE EXOTEN

27

LITERATUURLIJST

29

BIJLAGE I LIJST MET OPGENOMEN SOORTEN

31

BIJLAGE 2 UITVOERINGSKAART

33

5


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

6


(Leefgebied Beekdal van bet Merkske)

1. lnIeidng 1.1. AANLEIDING De uitvoering van bet soortenbeleid vindt sinds 2010 plaats via de zogeheten leefgebiedenbenadering. Met deze leefgebiedenbenadering kunnen maatregelen gebiedsgericht uitgevoerd worden die voor meerdere soorten positiefzijn. In het Leefgebiedsplan Zandgronden, opgesteld door de Provincie Noord-Brabant, worden gebieden benoemd die van belang zijn voor bedreigde soorten. In het Leefgebiedsplan Beekdalen, eveneens opgesteld door de Provincie Noord Brabant, worden ook gebieden benoemd en zijn op hoofdlijnen maatregelen voor deze gebieden opgenomen. Voor uitvoering in bet veld zijn gebiedsgerichte uitvoeringskaarten nodig. Dit uitvoeringsplan heeft betrekking op het beekdal van het Merkske. Aangezien het hier een beekdal betreft, is voor dit uitvoeringsplan met name gebruik gemaakt van het Leefgebiedsplan Beekdalen. De in dit plan genoemde maatregelen zijn ingetekend op een uitvoeringskaart. Deze kaart is als bijiage toegevoegd aan dit plan.

1.2. DOELSTELLING Noord-Brabant herbergt een bijzonder soortenrijke natuur, ook vanuit landelijk perspectief. Cm deze reden is door de Provincie Noord-Brabant bet Leefgebiedsplan Zandgronden opgesteld en in navolging daarop 00k bet Leefgebiedsplan Beekdalen. Dit rapport betreft de gebiedsgerichte uitwerking van bet leefgebiedsplan Beekdalen voor bet beekdal van het Merkske. De genoemde maatregelen in dit rapport zijn ingetekend op kaart (bijlage 2). Tevens heeft dit document als doel cm als toetsingsinstrument te functioneren voor inrichtingsplannen die worden opgesteld in en rondom bet beekdal. Door de Provincie kan dan beoordeeld worden of ingrepen/voorgenomen ontwikkelingen op systeemniveau geen negatief effect uitoefenen op de aanwezige bedreigde soorten. Daarnaast wordt dit plan in een later stadium door de beheerders van het gebied uitgewerkt tot maatregelen op perceelsniveau.

1.3. WERKWIJZE Dit uitvoeringsplan is tot stand gekomen door enerzijds bet raadplegen van literatuur en anderzijds het betrekken van experts. Dit laatste in de vorm van een workshop, waarbij de experts zoveel mogelijk inbreng hebben geleverd. Het plan geeft een nadere invulling aan de doelstellingen die voor dit gebied zijn opgenomen in de eerder genoemde leefgebiedsplannen. Binnen de prioritaire soorten is een onderscbeid gemaakt tussen soorten waarvoor de leefgebiedenbenadering is ingezet en soorten waarvoor een afzonderlijk soortbeschermingsplan is opgesteld. De keuzes zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de voorstellen die biervoor door de betrokken soortdeskundigen en gebiedskenners zijn gedaan en zijn tot stand gekomen op basis van professional judgement, middels een workshop (18 november 2013) met de volgende personen: Albert Vliegenthart (De Vlindersticbting) Anton van Haperen, Godewijn van den Bouwhuijsen en Thee Bakker (Staatsbosbeheer) Wiel Poelmans (Provincie Noord-Brabant) Bail Hoeymans (Agentschap voor Natuur en Bos) Stijn Leestmans (VLM) Frans Vermeer (gebiedskenner) Marco Beers (Waterschap Brabantse Delta) Hans Backx (gebiedskenner) Wim Klein (Naturalis en gebiedskenner) Anton Heesterbeek en Tom Zeegers (BTL Advies) De basis voor de planvorming werd gevormd door: Leefgebiedsplan voor Soortenbescherming op de Zandgronden in Noord-Brabant; • Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant; • Relevante Soortbeschermings- en habitatplannen; • Data uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en de beschikbare data van Staatsbosbeheer zelf; • Diverse onderzoeksrapporten.

7


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Resultaten

n vervoig op de workshop is een ecologische onderbouwing voor de maatregelen op gebiedsniveau beschreven. Het eindresultaat van het project is een uitvoeringskaart op een schaal van 1:20.000. De maatregelen zijn vertaald in concrete acties op gebiedsniveau. Hierbij heeft afstemming plaatsgevonden met het lokale voorkomen van de aandachtsoorten en de actuele en potentiĂŤle waarden van hun Ieefgebieden. In de tekst wordt regelmatig verwezen naar de maatregelnummers die zijn ingetekend op de uitvoeringskaart. Op deze manier zijn de beschreven maatregelen vindbaar op de kaart. Het soortenspectrum waarvoor de maatregelen zijn opgesteld, is gebaseerd op het Leefgebiedsplan bedreigde soorten van de Brabantse zandgronden en die van de Beekdalen Noord-Brabant. In de Ieefgebiedsplannen is een Iijst met soorten opgesteld. Gedurende de workshops zijn soorten die voor het beekda! van het Merkske niet van toepassing zijn weggelaten, en zijn andere soorten die wel van belang zijn toegevoegd. In bijlage 1 is een overzichtslijst van soorten toegevoegd. Het beekdal van het Merkske betreft een grensoverschnjdend gebied tussen Nederland en Belgie. Dit uitvoeringsplan gaat in hoofdzaak in op het Brabantse gedeelte, maar daar waar verbindingen nodig zijn naar het Vlaamse gedeelte, zijn deze wel benoemd. Tijdens de workshop is ook input van Vlaamse deskundigen benut. Korte- en lange termijn doelstellingen In dit uitvoeringsplan worden verschillende maatregelen genoemd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen korte termijndoelstellingen en lange termijndoelstellingen. Voor ingrepen ten behoeve voor de korte termijndoelstellingen is het streven om deze te realiseren binnen een periode van vijfjaar. Voor de lange termijndoelstellingen is het streven om de ontwikkelingen te bewerkstelligen binnen een periode van 5-10 jaar.

8


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

2. Uitwerking systeemgerichte maatregelen 2.1. ALGEMEEN Tijdens het opstellen van het Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant, waaruit dit uitvoeringsplan voortvlaeit, is door middel van het houden van een aantal werkateliers nagegaan waar de beste kansen liggen am gerichte acties uit te voeren. In deze werkateliers is in hoofdzaak gekeken naar maatregelen die in het huidige beleid nog niet of onvoldoende zijn gedekt. Hierbij is het beekdal van het Merkske geclassificeerd onder de kansrijke maatregel verondieping boven- en middenlapen met herstel natte schraallanden�. Kenmerkend voor het beekdal van het Merkske is de aanwezigheid van schraalgraslandreservaten. Omdat de bovenlopen zich bevinden in landbouwgebied, is er geen mogelijkheid voor het herstel van een volledig natuurlijk beeksysteem. Wel kunnen ingrepen gericht worden op het verminderen van de effecten van de landbouw (bijvaarbeeld ontwatering). In het Provinciaal Waterplan Naord-Brabant2ol0-2015 (Provincie Noord-Brabant, 2010) zijn in hetkadervan de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor verschillende waterlichamen doelen opgesteld die uiterlijk in 2027 behaald moeten warden. Het waterlichaam Merkske is de enige binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta met als doel natuurlijk. Door het uitvoeren van systeemherstel, zoals apgenomen in dit uitvoeringsplan, kan deze daelstelling al deels warden behaald. De ecologische potenties in het beekdal zijn groat en belangrijk is am het ambitieniveau haag te houden. Belangrijk hierbij is dat de maatregelen in dit plan en die van het Provinciaal Waterplan niet strijdig met elkaar zijn.

2.2. SYSTEEMHERSTEL Waterkwaliteit

Systeemgerichte maatregelen moeten zaveel mogelijk gericht zijn op herstel van het hydralagisch systeem. Een belangrijke knelpunt vaar de waterkwaliteit is dat de afwatering vanuit Kalanie Wortel in het recente verleden rechtstreeks (angezuiverd) in het Merkske terecht kwam. Dit heeft de waterkwaliteit negatief beinvloed. In de tussentijd zijn wel al maatregelen uitgevaerd am de rechtstreekse afwatering te niet te doen en vindt waterzuivering plaats. Het afkappelen van puntlozingen moet warden daargezet (voor zaver nog niet uitgevoerd, maatregel 6.1 op de uitvaeringskaart). Daarnaast bevinden zich in het beeksysteem van het Merkske aan de Vlaamse zijde drie verschillende waterbeheerders (VMM, de pravincie Antwerpen en WBBD). Het is van belang dat strijdigheden in het waterbeheer warden vaarkamen en dat afstemming plaatsvindt. Afstemming tussen de verschillende waterbeheerders aan beide zijden van de landsgrenzen is eveneens van belang (maatregel 6.2). Een ander knelpunt dat zowel aan de Nederlandse als de Vlaamse zijde speelt is de invlaed van de intensieve landbauw. De waarden van stikstof, fosfaat en enkele zware metalen (nikkel, kaper en zink) in het beekwater averschrijden de MTR-norm (Melisie et al. 2008). Deze nutriĂŞnten vinden hun weg naar de beek door ander andere uitspoeling vanuit landbouwgronden en door atmosferische depositie. Door de stroomsnelheid treedt eutrafiering in de beek zeif beperkt op, maar in geval van inundatie warden aangrenzende gronden wel verrijkt. Door de landbouwinvloed, zal de aarspronkelijke waterkwaliteit zoals deze oarsprankelijk was, de kamende jaren nauwelijks verbeteren. Het aptreden van inundaties is een natuurlijk praces en waar magelijk moeten deze warden getalereerd. Saarten als kwabaal zijn juist afhankelijk van inundaties. In het geval inundaties van karte duur zijn en door een gaede kweldruk niet de kans krijgen te infiltreren, is het negatieve effect op de vaedselrijkdom beperkt. Kwelherstel (zie volgend kapje) is hierbij wel belangrijk. Kwelherstel

In het verleden is de beek aver het gehele traject verdiept door intensief beheer en erasie. Deze verdieping heeft tot gevolg dat veel kwelwater wardt afgevangen en wegstroamt. Cm dit effect te niet te doen is het nadig am de beek weer te verondiepen, waardaor tie kweldruk in de omliggende graslanden toeneemt en de verdraging wordt tegengegaan (maatregel 2.1).

9


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Door verschillende hydrologische studies (o.a. Backx en van Weset, 2013) is aangetoond dat op meerdere locaties nog kwelwater met hoge kwaliteit tot dicht nabij het bodemopperviak komt. De speelt bijvoorbeeld bij de Broskens. In het beekdal zijn recent, maar ook in het verleden verschillende (hydrologische) studies uitgevoerd. Belangrijk is om de resultaten van at deze studies bijeen te pakken. Door deze maatregelen op kaart weer te geven en daarover een kaartlaag aan te brengen van de beschikbare gronden, kan als het ware een kansenkaart worden opgesteld. Op deze manier wordt inzichtelijk waar herstelmaatregelen nodig zijn en waar knelpunten optreden. Verbinden beekdal met infiltratiegebieden Aan beide zijden van de beek is het contrast tussen natuur en landbouw groot. Aan de Vlaamse zijde clusteren de natuurlijke percelen zich aangrenzend aan de beek. Aan de Nederlandse zijde liggen de eigendommen van Staatsbosbeheer eveneens voor een belangrijk deel aangrenzend aan de beek. In de optimale situatie zijn beheergronden echter zowel aangrenzend aan de beek als verder van de beek at nodig. In het geval prioritering bij nieuwe aankopen plaats moeten vinden, kan in eerste instantie gekozen worden voor gronden aangrenzend aan het Merkske. Op deze manier kunnen maatregelen in gang worden gezet die een directe invloed op de beek hebben, bijvoorbeeld het aanpassen van het waterpeil. Beheergebieden op hogere gronden (infiltratiegebieden) zijn echter eveneens van belang en moeten niet uit het oog worden verloren. Belangrijk is om ook hier water vast te houden en om ervoor te zorgen dat deze niet onttrokken wordt door Iandbouw en/of naaldbossen. Aan de Nederlandse zijde liggen daarnaast kansen in de ‘Ondernemende Ecologische Hoofdstructuur’. Bij boeren die percelen in bezit hebben aangrenzend aan de beek, wordt als els gesteld cm natuur te realiseren die hydrologisch gezien neutraal is. Dat wil zeggen dat deze percelen in elk geval geen negatieve invloed uitoefenen op de hydrologie van het omliggende gebied (bijvoorbeeld wateronttrekking). Bij de Mark wordt dit at uitgevoerd met behulp van subsidies. Voor het uitvoeren van duurzame Iandbouw vormt communicatie tussen Staatsbosbeheer en particuliere grondbezitters een belangrijke factor. ZLTO kan hierbij een belangrijke partner zijn. Verbindingen Belangrijke hogere gronden waar zich hoge natuurwaarden bevinden zijn de Castelreesche Heide en het Vliegveld van Weelde. Hier liggen mogelijkheden om de gradient naar hot beekdal te verbeteren. Verbindingen naar verder gelegen hoge gronden zijn aanwezig in de richting van het Turnhouts Vennengebied. Belangrijk is om deze verbindingen verder te ontwikkelen (maatregel 5.1). Vanaf het punt waar het Merkske overgaat in de Mark zijn natuurlijke verbindingen naar hogere gronden lastiger te realiseren. Dit meet worden gezien als een lange termijn doelstelling (maatregel 5.2). Een belangrijke barriOre wordt gevormd door de Hoogstratensebaan. Verkeersremmende maatregelen kunnen ervoor zorgen dat het aantal verkeersslachtoffers daalt. Het aanbrengen van faunapassages is in deze situatie weinig zinvol. Bosomvorming ten behoeve van antiverdroging Om infiltratie van regenwater op de hoger gelegen gronden te bevorderen kunnen naaldbossen (deels) omgevormd worden naar meer natuurlijke Ioofbossen (maatrege! 6.3). Een groot deel van do bossen aan de Vlaamse zijde zijn echter in privé eigendom en de vraag is in hoeverre deze grondbezitters hier animo voor hebben en in hoeverre dit uiteindelijk wordt gerealiseerd. Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft wel goede contacten met de plaatselijke Bosgroepen, waardoor kansen voor bosomvorming of natuurlijk bosbeheer wel aanwezig zijn. Aan de Nederlandse zijde is bosomvorming lastig te bewerkstelligen, aangezien de bossen in de inzijggebieden hoofdzakelijk in privé bezit zijn. Castelreesche Heide: verschraling Belangrijk voor de Castelreesche Heide is het realiseren van droge natuur door verschrating (maatregel 1.1). Door de Universiteit Antwerpen zijn op de Castelreesche Heide onderzoeken uitgevoerd (lnberg et at., 2013), waarin onder andere is gemeten dat de waarden van stikstof en fosfaat in de teelaarde te hoog zijn voor de doelstellingen van het gebied. Verschraling door maaien en afvoeren zal meerdere decennia in beslag nemen om de gewenste potentiete vegetaties to verkrijgen. Gezocht meet worden naar een combinatie van uitmijnen en het vergraven van de toplaag, zodat het verschralingsproces wordt versnelt. Tijdens het uitmijnen kan overigens gebruik worden gemaakt van gewassen die interessant zijn voor fauna, bijvoorbeeld granen. Dit dient per locatie te worden afgestemd op de aanwezige natuurwaarden. Op de percelen waar de teelaarde al is vergraven, is de vestiging van meerdere karakteristieke en waardevolle plantensoorten vastgestetd. De combinatie van uitmijnen en verschralen Ieidt naar verwachting tot meer variatie in het Iandschap. Verschralingsmaatregelen moeten geleidelijk plaatsvinden, zodat de huidige natuurwaarden niet verdwijnen.

10


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Nectaraanbod is voor vee! insectensoorten van belang. Deze functie kan verdwijnen tijdens het te robuust uitvoeren van herstelmaatregelen. Daarnaast is het gevaar dat tijdelijk te veel gradienten verdwijnen. Castelreesche Heide: Venherstel Buiten het verschralen is venherstel (maatregel 1.4) eveneens van belang cm de natuurdoelstellingen te behalen. Kenmerkend van de overgang van nat naar droog zijn de zwakgebufferde vennen in het beekdal. Venherstel heeft reeds plaatsgevonden bij een deel van de aanwezige vennen in het gebied. Waar nodig meet deze maatregel worden doorgezet en meet monitoring van de resultaten van zowel het reeds uitgevoerde als het toekomstige venherstel plaatsvinden. Zandpaden en bermen De momenteel aanwezige zandpaden op onder andere de Castelreesche Heide, en vooral cek in de rest van het gebied, zijn zeer waardevol. In veel bermen is een droge en schrale bermvegetatie aanwezig. De zandpaden vormen een belangrijk habitat voor ongewervelden, waaronder graaespen en graal’oijen. Omdat de zandpaden op de Castelreesche Heide recent zijn afgesloten veer gemotoriseerd verkeer, dreigen deze dicht te groeien en verdwijnen geleidelijke overgangen van open naar dichtbegreeide vegetaties. Op andere zandpaden dreigt het omgekeerde. Juist omdat hier wordt gereden met steeds bredere voertuigen, worden de bermen versmalt en verdwijnen geleidelijke overgangen eveneens. Buiten het verdwijnen van het Ieefgebied van ongewervelden, worden deze smalle stroken cok ongeschikt cm te gebruiken als ecologische verbindingen in het Iandschap. Behoud en herstel van habitats langs zandpaden vormt veer ongewervelden een belangrijke maatregel (maatregel 1.2). Voor uitvcering van de daadwerkelijke herstelmaatregelen is het belangrijk om de huidige natuurwaarden goed in beeld te hebben. Het uitvoeren van een basisinventarisatie naar het voorkomen van insecten is daarom gewenst. De kwaliteit van bermvegetaties kan worden versterkt door het uitvoeren van een gunstig bermbeheer. De vegetaties worden in gemeentelijke bermen geklepeld. Door dit beheer cm te zetten in maaien en afvoeren vindt verschraling plaats en kunnen bijzondere soorten hiervan profiteren. Beekmorfologie Momenteel is in het Beekdal van het Merkske circa 1200 ha. natuur begrensd. Zoals eerder beschreven biedt het aankoop van gronden aangrenzend aan de beek meer mogelijkheden cm bijvoorbeeld directe acties uit te voeren voor het beekherstel. Belangrijk hierbij is ophoging van de beekbodem. Door het VLM is ter hoogte van Heikant stroomkuilherstel uitgevoerd in de beek. Hierbij zijn in totaal vier stroomkuilen gerealiseerd met aen tussenliggende afstand van enkele honderden meters. Door het Waterschap is aan Staatsbosbeheer toestemming verleend cm verspreid ever verschillende locaties (dood) hout in de beek aan te brengen. Beide maatregelen dragen bij aan het vergroten van de variatie in de beek en daarmee ook aan geschikte (deel)leefgebieden voor diverse beekfauna. Belangrijk is cm het effect van deze handelingen te monitoren en vervolgens cm te inventariseren waar deze acties elders in de beek als aanvulling kunnen worden gerealiseerd (maatregel 2.2). Op de deeltrajecten waar de beek door het bos strcomt, bevindt zich aangrenzend aan de beek een schouwpad. Veer het herstel van de morfologie is het goed daar waar dit mogelijk is, het schouwpad cm te vormen naar beekbegeleidend bos. Het onderhoud van de beek zcu meer afgestemd moeten worden op de natuurlijke prccessen, structuur en diversiteit van de beek. Beheer beek Voor het beheer van de beek heeft Staatsbosbeheer met het Waterschap Brabantse Delta afspraken gemaakt dat het maaisel wordt afgevoerd. Op deze manier wordt verrijking van de oevers voorkomen. Dit gebeurt aan de Vlaamse zijde van de beek nog niet. Belangrijk is cm hier goede afspraken over te maken en het afvoeren van maaisel oak aan deze zijde in de praktijk te brengen. Buiten het afvoeren van maaisel vcrmt het gefaseerd uitvoeren van onderhcud een belangrijk aspect. Door delen te laten overstaan, bijvoorbeeld één zijde van de watergang per keer te onderhouden of pleksgewijs vegetatie over te laten staan, verdwijnt het functionele leefgebied veer soorten niet in één keer tijdens het beheer. Waterbeemden: verbeteren hydrologic en leefgebied dagvlinders De Waterbeemden hebben een grote botanische waarde en vormen een belangrijk Ieefgebied veer dagvlinders, waaronder het bent dikkcpje. De percelen ten noorden van de Waterbeemden maken deel uit van de (flog niet verworven) Ecclcgische Hoofdstructuur. Knelpunt is dat deze percelen aateren in het Merkske, waarbij de aatering

11


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

oak door de Waterbeemden straamt. Dit Ieidt tot afvang van kwel in de Waterbeemden. Om gerichte acties uit te kunnen voeren is het in eerste instantie van belang am nag niet verworven granden door Staatsbosbeheer aan te kapen (maatregel 4.1). In het geval hiertoe geen magelijkheid is, kan er voor warden gekozen de waterafvoer am te leiden. De hydrologische situatie ter plaatse is dusdanig complex, dat uit te voeren maatregelen voaraf goed moeten warden anderbouwd en warden uitgevoerd met een gedegen voorbereiding. Een ander knelpunt zijn de bosranden die in dit deelgebied in particulier bezit zijn. De avergangen van bas naar open gebied zijn hier hard’. Omvorming naar geleidelijke overgangen zal een gunstig effect hebben op onder andere het voorkomen van dagvlinder. Beekbegeleidende hossen Onaangetaste en waardevolle beekbegeleidende bossen kamen schaars voor in het beekdal van het Merkske. Deels zijn deze vervangen door populierenaanplanten en deels zijn deze bossen verdroogd. In de Halsche Beemden komen nag waardevolle beekbegeleidende bossen voar. Hoewel de populierenaanplanten geen natuurlijke situatie zijn, moet terughoudend warden omgegaan met het omvormen van deze bossen. In de huidige situatie varmen deze bossen een belangrijk Ieefgebied voor soarten als slanke sleuteibloem en wielewaal. Omvorming en verjanging dient daarom geleidelijk te geschieden (maatregel 2.4), zodat deze soarten de kans krijgen zich te vestigen in nieuwe bossen. Zo kunnen soorten als zwarte els, gewone es en andere karakteristieke houtige soorten bewust warden ingebracht ter versnelling en ter bevardering van omvarming. Nat schraalland en vochtig hoolland In het beekdal kamen nag enkele goed antwikkelde natte schraallanden en vochtige haoilanden vaar. Het areaal aan dergelijke graslanden is echter relatief klein en de verspreiding is versnipperd. Gewenst is am de huidige schraallanden en vochtige hoallanden te behouden en het areaal uit te breiden (maatregel 2.3). Deze uitbreiding moet zadanig zijn dat een goed netwerk aan graslanden antstaat, zadat papulaties van entomofauna en flora zich duurzaam kunnen vestigen (bijvoarbeeld enkele honderden hectaren). Op deze manier kan oak geschikt toekomstig Ieefgebied ontstaan voor soarten, waarvoor een lange termijndoelstelling is beaagd, bijvaorbeeld het pimpernelblauwtje. Een belangrijke aorzaak van het verdwijnen van natte schraallanden is verdroging, als gevalg van het wegvallen van kwel. Het wegvallen van kwel is onder andere veroorzaakt door het verdiepen van de beek. Door het verlaagde grondwaterpeil is de nutrientenverhauding in de toplaag gewijzigd. Enerzijds is daar de verdraging mineralisatie apgetreden. Anderzijds is door het wegvallen van kwel de mogelijkheid verdwenen dat ijzer zich kan binden aan fosfaationen. Bij het nemen van hydrolagische herstelmaatregelen is dit een belangrijk aspect am rekening mee te houden. De mogelijkheid bestaat dat oak wanneer kwel weer Iangdurig aan het opperviak komt, potenties voor doelvegetaties en —soorten laag zullen blijven (Backx en van Wesel, 2013). Verschraling is dus nadig in cambinatie met vernatting. De wijze van verschralen is deels afhankelijk van de mate waarin de nutriêntenstatus en de pH-waarden van de taplaag zijn beInvlaed ten gevolge van het verlaagde waterpeil. Het vergraven van de toplaag en uitmijnen zijn effectieve maatregelen. Nader anderzaek voor de inzet van maatregelen is benodigd.

12


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

3. Uitwerking voor de bedreigde soorten In dit hoofcistuk wordt per soort en soortgroep beschreven waar zich welke knelpunten bevinden en welke maatregelen benodigd zijn am deze op te lossen.

3.1. AMFIBIEEN Boomkikker Nadat de soort rond 1986 is uitgestorven in het gebied, is vanat 2009 gestart met een herintroductieproject. De herintroductie heeft verspreid plaatsgevonden in geschikte Ieefgebieden van het beekdal. Het uitzetten van de dieren wordt nog jaarlijks doorgezet tot minimaal 2014 (nieuwsbrief Natuurbalans-Limes Divergens, 2013). Uit de vooraisnog uitgevoerde monitoring blijkt dat het aantal dieren zich uit Iijkt te breiden, maar dat de reproductie in de basisbiotopen beperkt blijft. Hierbij moet worden vermeld dat deze conclusie is getrokken in een relatief vroeg stadium in het monitoringsproject. Soortgerichte maatregelen: • Volgen huidige monitoring en vervolgmaatregelen herintroductieplan. Daarnaast is een goede afstemming met het herintroductieplan van de knoflookpad nodig; • Genetische diversiteit vergroten van populatie. Dit loopt al, maar moet 00k in toekomst doorgang blijven vinden voor de duurzame instandhouding van de soort; • Recent is al veel gedaan am geschikt habitat te creëren voor de boomkikker. Belangrijk aandachtspunt b!ijft het beheer van deze geschikte biotopen, waarbij pionierssituaties behouden moeten blijven en beheer van vegetaties, zowel houtwallen (braamstruweel) als bijvoorbeeld oevervegetaties nodig blijft. Cyclisch beheer Iijnvormige elementen moeten planmatig warden aangepakt. In de geschikt gemaakte poelen moet de gewenste waterkwaliteit blijven behauden en moeten de poelen visvrij blijven. Knoflookpad Net als voor de boomkikker is oak voor deze amfibiesoort een herintroductieproject lopende. Met dit herintroductieproject is in 2012 een start gemaakt, waarbij in meerdere poelen verspreid door het beekdaljuveniele dieren zijn uitgezet. Soortgerichte maatregelen: • Volgen huidige monitoring en vervolgmaatregelen herintroductieplan. Daarnaast is een goede afstemming met het herintroductieplan van de boomkikker nodig; • Aan de hand van de monitoring kan bepaald warden of het huidige beheer bijgestuurd moet warden; • Beheer van poelen (behouden gewenste waterkwaliteit en visvrij houden) en Iandhabitat blijft belangrijk; • Beheer en aanleg van goed vergraafbare grond (bijvoorbeeld akkers) ten behoeve voor het Iandhabitat. Kamsalamander Volgens de gegevens van het NDFF en het archief van Staatsbosbeheer komt de kamsalamander verspreid door het beekdal op een aantal locaties voor. Ten behoeve van de herintroductie van de boomkikker zijn al diverse maatregelen uitgevoerd cm de habitat voor amfibieen geschikt te maken. Soortgerichte maatregelen: • Het ontwikkelen en behouden van diversiteit tussen de verschillende poelen, zodat voor elke amfibiesoort een voortplantingswater ontstaat die voldoet aan de soort specifieke eisen; • Het uitvoeren van een gunstig beheer van poelen (behouden gewenste waterkwaliteit en visvrij houden) en het Iandhabitat.

13


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Alpenwatersalamander Ten opzichte van de avenge genoemde amfibieën is de alpenwatersalamander beduidend minder kritisch ten aanzien van zijn leefomgeving. De soort komt in de regio dan ook relatief algemeen voor. Soortgenichte maatregelen: • Het ontwikkelen en behouden van diversiteit tussen de verschillende poelen, zodat voor elke amfibiesoort een voortplantingswater ontstaat die voldoet aan de soort specifleke eisen; Het uitvoeren van een gunstig beheer van poelen (behouden gewenste waterkwaliteit en visvrij houden) en het Iandhabitat. Poelkikker Uit de gegevens van het NDFF en het eigen archief van Staatsbosbeheer blijkt dat de waarnemingen van de poelkikker zich concentreren aan de randen van het beekdal, grofweg tussen de Hoogstratensebaan en de kern Wortel (B). De meerderheid van deze waarnemingen is afkomstig uit het bosgebied nabij Wortel-Kolonie, waarbij ook relatief grote aantaNen warden waargenomen. Soortgerichte maatregelen: • Geen. Ten opzichte van de voorgaande soorten komt de poekikker meer in zuurdere systemen voor. De soort profiteert van de maatregelen ten behoeve van andere soorten en van de systeemmaatregelen. Extra maatregelen zijn niet nodig. Vinpootsalamander Uit de gegevens van het NDFF en van Staatsbosbeheer zelf, blijkt dat de vinpootsalamander hoofdzakelijk in de omgeving van het beekdal voorkomt. In het beekdal zelf bevinden zich op twee locaties voortplantingswateren van deze soar-i Soortgerichte maatregelen: • Het ontwikkelen en behouden van diversiteit tussen de verschillende poelen, zodat voor elke amfibiesoort een voortplantingswater ontstaat dat voldoet aan de soort specifieke eisen; • Het uitvoeren van een gunstig beheer van poelen (behouden gewenste waterkwaliteit en visvrij houden) en het andhabitat. Heikikker De heikikker komt momenteel voor in het Mastbos en het Turnhouts Vennengebied. In het venleden kwam de soort oak voor op de Castelreesche heide. Door het verdwijnen van geschikt Ieefgebied (verdroging en omvorming habitat) is de soort sterk achteruit gegaan en verdwenen. Soortgerichte maatregelen: De Castelreesche Heide behoort tot het historische verspreidingsgebied van de heikikker. In de huidige situatie is het echter niet meer mogelijk voor de soort am het geschikte gebied te herkoloniseren. Een geschiktheidsinventarisatie is nodig am eventueel over te gaan op een herintroductie van de soort (maatregel 1.3). Rugstreeppad Het dichtstbijzijnde Ieefgebied van deze soort bevindt zich op het vliegveld Weelde (B). Het uitvoeren van maatregelen aan poelen is niet mogelijk, omdat dit niet wenselijk is in relatie tot het huidige terreingebruik. De terreinbeheerder, Defensie (uitgegeven aan Agentschap voor Bos en Natuur), acht dit onwenselijk, omdat mogelijk watervogels aangetrokken kunnen warden. De populatie bij het vliegveld dient zoveel mogelijk behauden te blijven, om toekomstige potenties wel te kunnen benutten. Omdat voor deze soort verder geschikt habitat ontbreekt in het Merkske, wardt deze niet als doelsoort opgenomen in het kader van dit uitvoeringsplan.

14


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

3.2. REPTIELEN Levendbarende hagedis Waarnemingen van de levendbarende hagedis zijn bekend van het Bels Lijntje, Vliegveld Weelde, de noordzijde van Wortel Kolonie en de zuidzijde van de Castelreesche Heide. Soortgerichte maatregelen: • Verschralen graslanden Castelreesche Heide; • Structuurrijke vegetatie terugbrengen bij Bels lijntje (00k voor bruine eikenpage) (maatregel 3.1); • Behoud en herstel gradientzones; • De soort is vooraisnog niet gebiedsdekkend geInventariseerd. Een uitgebreidere inventarisatie van de huidige verspreiding van deze soort is daarom wenselijk, ook in gebieden waar het voorkomen nog niet bekend is. Op basis van de actuele verspreiding is het eventueel mogelijk meer gerichte maatregelen te formuleren. Gladde slang De gladde slang is een soort die zeer lastig waar te nemen is. Er zijn oude waarnemingen bekend van het Bels Lijntje. Op het vliegveld Weelde wordt niet naar de soort gezocht. Mogelijk komt de soort (nog) in beide gebieden

voor.

Soortgerichte maatregelen: •

Inventarisatie naar het huidige voorkomen van de soort in geschikte leefgebieden, zoals het Bels Lijntje en vliegveld Weelde; In het geval de gladde slang nog voorkomt in het gebied is het van belang om de leefgebieden met elkaar te verbinden. De soort profiteert van maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van bosranden en andere overgangszones.

Hazeiworm Net als de gladde slang is ook deze soort zeer lastig waar te nemen. Verspreidingsonderzoek wordt momenteel uitgevoerd. Geschikt habitat is in elk geval voldoende aanwezig. Soortgerichte maatregelen lnventarisatie naar het huidige voorkomen van de soort; • Het accent van de maatregelen voor deze soort moet gericht zijn op het verbinden van geschikte leefgebieden. De soort profiteert net als de gladde slang van maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van bosranden en andere overgangszones.

3.3. VISSEN Riviergronclel, bermpje en kleine modderkruiper Deze soorten komen algemeen voor in de provincie Noord-Brabant, hoewel de kleine modderkruiper minder algemeen wordt naar de bovenlopen toe. Van de kleine modderkruiper is slechts één waarneming bekend op Waarneming.nl. Van de riviergrondel en het bermpje is bekend dat beide soorten algemeen voorkomen in de beek. Soortgerichte maatregelen: • Stimuleren natuurlijke processen en vergroten variatie beekbodem (maatregel 2.2). Kopvoorn Uit de gegevens van het Waterschap Brabantse Delta is bekend dat van deze soort een kleine populatie voorkomt

binnen het bekenstelsel van het Merkske en van de Chaamse Beken. Het laatste bekenstelsel bevindt zich stroomafwaarts ten opzichte van het Merkske en de Boven Mark.

Soortgerichte maatregelen: • Stuwen stroomafwaarts in de Boven Mark passeerbaar maken voor vissen; • Verhogen van de dynamiek in de beek, bijvoorbeeld door het lokaal plaatsen van dood hout en het stimuleren van natuurlijke processen (maatregel 2.2).

15


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Kwabaa! De kwabaal komt tegenwoordig niet voor in het beekdal van het Merkske en omgeving. Het beekdal behoort mogelijk tot het historische Ieefgebied van deze soort. Soortgerichte maatregelen In de huidige situatie is het niet mogelijk voor de soort om het beekdal te (her) koloniseren. Een geschiktheidsinventarisatie is nodig om eventueel over te gaan op eon herintroductie van do soort. De soort is ondertussen succesvol geherintroduceerd in de Grote Nete (B), dat een vergelijkbaar beeksysteem is met het Merkske. De soort is eveneens in de Beerze (NL) geherintroduceerd; • De kwabaal is voor de voortplanting afhankelijk van inundatiezones. Cm cleze reden is het belangrijk dat inundaties in de toekomst worden toegestaan, bij voorkeur op graslanden die botanisch minder waardevol zijn. Beekprik Van deze soort zijn historische verspreidingsgegevens bekend van de Strijbeekse Beek, in de bovenloop die stroomafWaarts van het Merkske in de Boven Mark uitkomt. Natuurlijke kolonisatie is in de huidige situatie onmogelijk voor de soort. In het geval het Merkske zich tot een geschikt Ieefgebied heeft ontwikkeld, is herintroductie te overwegen. Soortgerichte maatregelen: • Beekherstel in de Boven Mark; • Behouden en vergroten diversiteit in hot Merkske en andere bovenlopen van de Boven Mark, door bijvoorbeeld te streven naar verschillende stroomsnelheden. Winde Het Waterschap Brabantse Delta is voornemens om de stuwen in de Boven Mark passeerbaar te maken voor vissen, zodat voor deze soortgroep een verbinding ontstaat met het Merkske. Eén van de doelsoorten is de winde, die stroomafwaarts in de Mark voorkomt. Soortgerichte maatregelen: • Passeerbaar maken stuwen Boven Mark.

34. SPRINKHANEN Moerassprinkhaan Uit de data van Staatsbosbeheer blijkt dat de moerassprinkhaan plaatselijk voorkomt in het beekdal, namelijk ter hoogte van de Vorster Schoor, De Broskens en nabij de Schouwloop. De grootste populatie bevindt zich in het Moer (B). De moerassprinkhaan is een soort van vochtige graslanden met veel kruiden en een opgaande vegetatie. Herstel van vochtige hooilanden en natte schraal!anden zouden daarom goed moeten uitpakken voor deze soort. In het Actieplan sprinkhanen in Noord-Brabant wordt verder niet specifiek ingegaan op het gebied het Merkske. In dit uitvoeringsplan zijn naar aanleiding van de workshop wel enkele soortgerichte maatregelen benoemd voor de moerassprinkhaan. Soortgerichte maatregelen: • Herstel vochtige hooilanden en natte schraallanden kan gunstig zijn voor do moerassprinkhaan, mits dit niet te robuust wordt uitgevoerd; • Waar graslanden van belang zijn voor de moerassprinkhaan, kan rekening worden gehouden met het maaibeheer: niet maaien voor september en gefaseerd uitvoeren (10-20% over laten staan) Zompsprinkhaan Het voorkomen van de zompsprinkhaan is pas vanaf 2011 bekend in het beekdal van het Merkske (Schut, 2013). Tijdens een inventarisatie door Natuurbalans Limes Divergens, is de aanwezigheid van do soort vastgesteld in de deelgebieden Manke Goren, De Broskens, Vorsterschoor/ Raijkens en do Halsche Beemden. —

Soortgerichte maatregelen: • Vergelijkbaar met moerassprinkhaan, alleen mag het waterpeil niet zodanig in de winter verhoogd worden dat het leefgebied overstroomt;

16


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Geleidelijk/ gefaseerd vernatten heeft een gunstige inv!oed op deze soort. Te snelle vernatting kan een negatief effect uitoefenen op het voorkomen van deze soort in het beekdal. Sprinkhanen van drogere systemen Deze soorten profiteren van de natuurontwikkeling van de Castelreesche Heide. Het gaat om soorten als zanddoorntje, blauwvleugelsprinkhaan, snortikker, knopsprietje en heidesabelsprinkhaan. Van de genoemde soorten is de blauwvleugelsprinkhaan het meest zeldzaam in de regio en het meest kenmerkend voor pionierssituaties. De soort is bekend uit de omgeving en is goed in staat om nieuwe gebieden te koloniseren, bijvoorbeeld kapvlakten. Een meer duurzaam habitat wordt gecreeerd door regelmatig kleinschalige plagplekjes te creëren in heide gebieden. De overige genoemde soorteri zijn kenmerkerid voor (structuurrijke) droge heide en heischrale graslanden. Soortgerichte maatregelen: Doorzetten natuurontwikkeling Castelreesche Heide; • Het regematig (bijvoorbeeld eens per drie jaar) creëren van plagplekjes op droge heide. Veidkrekel De veldkrekel komt momenteel voor op het vliegveld Weelde (B). De Castelreesche Heide vormt naar verwachting (toekomstig) geschikt Ieefgebied voor deze soort in de vorm van droge heide en heischrale graslanden. Soortgerichte maatregelen: • Doorzetten natuurontwikkeling Castelreesche Heide; • De tussenliggende bermen tussen de Castelreesche Heide en vliegveld Weelde hebben potenties. Door duurzaam bermbeheer kan dit worden versterkt en kunnen de Ieefgebieden met elkaar worden verbonden. Dit moet in overleg met de gemeente worden opgepakt. Een concreet bermbeheerplan kan hierbij helpen.

35. LIBELLEN Soorten van stilstaand en gebufferd water: Glassnijder en vroege glazenmaker De glassnijder en de vroege glazenmaker zijn soorten die voorkomen in wateren met goed ontwikkelde water- en oevervegetaties. Het gaat met name om niet stromende wateren, zoals plassen en poelen. De beek zeif is minder interessant voor deze soorten. De verspreiding van beide soorten neemt de Iaatste jaren toe, en dat wordt mogelijk veroorzaakt door de verbeterde waterkwaliteit. Soortgerichte maartregelen: • Specifieke maatregelen voor beide soorten zijn niet nodig, gezien de verspreiding en habitatkeuze. Soorten van vennen: koraaljuffer, venwitsnuitlibel en gevlekte witsnuitlibel Deze libellensoorten profiteren van het uit te voeren venherstel op de Castelreesche Heide. Daarnaast kunnen deze soorten eveneens profiteren van de aangelegde boomkikkerpoelen, mits de juiste waterkwaliteit aanwezig is en een submerse vegetatie/veenmosontwikkeling kan ontstaan. Soortgerichte maatregelen: • Buiten venherstel (maatregel 1.4) zijn geen specifieke maatregelen nodig. Bosbeekjuffer In tegenstelling tot de voorgaande soorten vormt de beek wel een belangrijk habitat voor de bosbeekjuffer. De bosbeekjuffer is een karakteristieke soort van beekbiotopen. Belangrijke factoren zijn de diversiteit (mate van beschaduwing en vegetatie in en langs de beek) van de omgeving van de beek en natuurlijke fysische processen als erosie en sedimentatie. Bemesting in de omgeving heeft een negatieve invloed op de geschikte habitat van deze soort. Soortgerichte maartregelen: • Behouden en vergroten diversiteit in het Merkske door bijvoorbeeld te streven naar verschillende stroomsnelheden en de mate van beschaduwing behouden, waar mogelijk tot 80% (maatregel 2.2); • Verbetering van de waterkwaliteit bevorderen (maatregel 6.1).

17


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Overige beekbegeleidende soorten: beekoeverlibel, beekrombout en gewone bronlibel Van de beekrombout is een vrij recente waarneming bekend in het gebied. Vermoedelijk betreft het een zwerver, maar het geschikt leefgebied is aanwezig voor kolonisatie. Het voorkomen van de gewone bronhibel in het beekdal is bekend uit het verleden (eén waarneming uit 1967). Deze soort is afhankelijk van ondiepe wateren op zandsubstraat. De beekoeverlibel is een kenmerkende soort van zones waar kwelwater de beek intreedt of waar kwelrijk grondwater uitstroomt. Soortgerichte maatregelen: • Herstel van de oorspronkehijke beekdynamiek door het terugbrengen van stroomsnelheden, uitsnijdende bochten en afgevlakte oevers (maatregel 2.2). Aangrenzende graslanden zijn nodig als foerageergebied; • Gefaseerd maaibeheer langs beekoevers levert ook een bijdrage van geschikt foerageergebied.

3.6. DAGVLINDERS Bont dikkopje De gegevens van Staatsbosbeheer volgend, worden waarnemingen van het bont dikkopje gedaan in de Kromme Hoek en de Halsche Beemden. Daarnaast zijn waarnemingen afkomstig aan de Vlaamse zijde van de Iandsgrens, in het bosgebied Wortel-Kolonie. Soortgerichte maatregehen: • De soort profiteert van vernattingsmaatregelen, mits deze gefaseerd worden uitgevoerd. • Creëren van gevarieerde en structuurrijke bosranden (maatregel 4.2); • Behouden en versterken vegetaties nabij zandpaden (maatregel 1.2); • Het vergroten van het nectaraanbod. Dit kan bijvoorbeehd door het plaatsehijk bevorderen van braamstruweel (hoopjes takken). Voor een deel is deze maatregel al uitgevoerd in het kader van de herintroductie van de boomkikker. Bekeken moet worden of nog aanvullende maatregelen plaats moeten vinden in het Ieefgebied van het bont dikkopje waar dit nog niet is uitgevoerd. Pimpernelblauwtje Door De Vlinderstichting (Vynhoff, 2012) is een onderzoek uitgevoerd om de mogelijkheden voor een herintroductie van het pimpernelblauwtje in het Beekdal van het Merkske. Voorwaarden die de soort aan zijn Ieefomgeving stelt zijn onder andere het voldoende voorkomen van de waardplant grote pimperneh en de waardmier moerassteekmier. Het onderzoek is onder andere uitgevoerd omdat in het beekdal een voldoende netwerk aan vochtig hooiland aanwezig is. Samenvattend kan gesteld worden dat geschikt Ieefgebied voor een duurzame populatie op dit moment niet aanwezig is in het beekdah. Knelpunt is dat de combinatie van de geschikte dichtheid aan grote pimpernel en moerassteekmier beperkt aanwezig is of ontbreekt op veeh percehen. Daar waar deze combinatie wel voorkomt, betreft het kheine stukjes, waardoor een netwerk aan geschikte biotopen ontbreekt. Soortgerichte maatregelen: • hn eerste instantie is het nodig om de populaties van de grote pimpernel en de moerassteekmier te bevorderen, door herstel van het beeksysteem en bijhorend Iandschap. Ontwikkeling van soortenrijke vochtige, schrale tot matig voedselrijke graslanden met gradient, en uitbreiding van grasland aan de hogere, drogere kant van de beek. In de uiteindelijke situatie moet voldoende gradient aanwezig in het beeksysteem op kleinschalig niveau. Voor het toekomstige beheer is het van belang om rekening te houden met het gegeven dat begrazing een ongunstig effect heeft op het geschikte Ieefgebied van het pimpernelblauwtje. Door het bovenstaande wordt een geschikte Ieefomgeving voor een duurzame populatie gecreeerd en kan eventueel een herintroductie worden overwogen. Graslandvlinders: geelsprietdikkopje en argusvlincler Beide soorten gaan hard in aantal achteruit, maar komen verspreid nog wel voor in het beekdah. Het gaat veelal niet om hoge dichtheden. Soortgerichte maatregelen: • Herstel van (droge) graslanden en bevorderen nectarvoorziening;

18


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Gefaseerd beheer van graslanden en bermen is belangrijk, waarbij ook delen blijven overstaan in de winter. Rupsen van graslandsoorten verblijven vanaf de zomermaanden tot en met het daarop volgende voorjaar in grassprieten. Door maaiwerkzaamheden worden de rupsen verwijderd. Door fasenng wordt dit deels voorkomen.

Bruine eikenpage Het voorkomen van de bruine eikenpage is momenteet bekend ter plaatse van het Bets Lijntje en het vliegveld Weelde. Voor de bruine eikenpage is door De Vlinderstichting een provinciaal beschermingsplan opgesteld. Hierin is 00k het gebied ten zuiden van Baarle-Nassau (Oude Spoorlijn) opgenomen. Onderstaande maatregeten zijn overgenomen uit dit beschermingsplan. Soortgerichte maatregelen: • Regelmatig kleinschalige delen van de begroeiing langs het Bels Lijntje afzetten (maatregel 3.1); • Verwijderen opsiag Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers (maatregel 3.1): • Openhouden spoorwegemplacement. Af en toe de te hoge opsiag verwijderen en gefaseerd delen maaien (maatregel 3.1); • De soort profiteert van het ontwikkelen van structuurrijke bosranden door de uitvoering van bosrandenbeheer en houtwallenbeheer. Grote weerschijnvlinder Deze soort breidt zich de Iaatste jaren goed uit in Nederland. In het gebied is vooraisnog één recente waarneming bekend. Mogelijk heeft deze waarneming betrekking op een zwervend individu. De grote vos kan ook meeliften met de maatregelen ten behoeve van deze soort. Soortgerichte maatregelen: • Creëren open plekken in bossen en ontwikkelen structuurrijke bosranden met wilgenstruweel (grauwe- en boswilg); • Behouden vochtige plekken met verspreid prominente bomen; • (Zeer) voeclselrijke graslanden nabij bosranden (waar andere doelen lastig haalbaar zijn) kunnen benut worden om wilgenstruweel in te planten; Uitvoeren gunstig bosrandenbeheer (zie ook andere soorten): • Voor de grote vos (geen specifieke doelsoort in dit uitvoeringsplan) gelden dezelfde maatregelen, met als aanvulling dat voldoende nectarvoorziening aanwezig is. Heideblauwtje Het heideblauwtje is een kenmerkende soort van heidesystemen en komt dan ook voor aan de randen van het beekdal, hoofdzakelijk aan de Vlaamse zijde. Hierbij kan de soort voorkomen op zowel droge als natte heide. Herstel van natte heide en uitvoering van venherstel zouden een positief effect moeten hebben op het voorkomen van deze soort. Soortgerichte maatregelen: • Uitvoering venherstel en herstel van (natte) heide (maatregel 1.4) en bevorderen nectarvoorziening (bijvoorbeeld bloemrijke bermen). Kommavlinder De kommavlinder is een soort van droge en heischrale graslanden, waarin ook gradienten aanwezig zijn met open zandige plekjes. Het voorkomen van deze soort beperkt zich tot het vliegveld Weelde. Soortgerichte maatregelen: • Creeren open en heischrale graslanden (maatregel 3.1). Dichtgroeien moet worden voorkomen door gericht beheer; • Gericht bermbeheer (00k om voldoende nectarvoorziening te creren) langs zandwegen (maatregel 1.2). KIelne parelmoeivlinder De kteine parelmoervlinder prefereert eveneens droge en voedselarme biotopen. In tegenstelling tot de voorgaande twee soorten komt de kleine parelmoervlinder meer verspreid voor in het beekdal, weliswaar in lage dichtheden. Aanvullend kan door het aanleggen van kleinschalige bloemrijke akkers nabij heidegebieden worden voorkomen dat de nectarvoorziening te beperkt aanwezig is.

19


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Kleine ijsvogelvlinder De kleine ijsvogelvlinder kan warden gezien als een beekbegeleidende soort en zal profiteren van beekherstel en het herstel van het omliggende landschap. Momenteel komt de soort nog niet voor in het gebied, maar gezien het dispersievermogen is vestiging in de toekomst wel mogelijk. Saortgerichte maatregelen: • Uitvoeren van een gunstig bosrandenbeheer (met gradient) in cambinatie met het creëren van open plekken in bosgedeelten; • Stimuleren nectarvoorziening door bevorderen braamontwikkeling en nectarrijke planten als koninginnenkruid in broekbossen. Daarnaast bevorderen kamperfoelie (waardplant) in beekbegeleidende bossen. Lange termijn doelsoorten: aardbeivlinder en zilveren maan Beide soorten zijn ondertussen uitgestorven in de provincie Noord-Brabant. In potentie kan voor beide soorten wel geschikt toekomstig Ieefgebied gerealiseerd warden door het realiseren van een netwerk aan natte schraallanden en vochtige hooilanden. Het uitvaeren van de systeemgerichte maatregelen draagt hieraan bij.

3.7. OVERIGE ONGEWERVELDEN Beraeodes minutus (soort schietmot) Van deze soort is slechts één waarneming bekend uit het beekdal. Soortgerichte maatregelen: • Geen. Deze soort profiteert van beekherstel in het algemeen en van de soortgerichte maatregelen ten behoeve van andere soorten. Graafwespen en graafbijen De belangrijkste populaties van deze soartgroep bevinden zich in en nabij zandpaden. Daarnaast is los zand in het algemeen van belang. De dieren graven zich hier in en planten zich voort. Met name op de Castelreesche heide bevinden zich belangrijke zandpaden, maar 00k daarbuiten. Doordat een deel van deze paden is afgesloten voor gemotariseerd verkeer, groeien deze dicht en verdwijnt het lasse en open zand. Dit varmt het belangrijkste knelpunt in het gebied. Daarnaast is voldoende variatie oak van belang, bijvoorbeeld afwisseling met struwelen in open gebieden. Soortgerichte maatregelen: • Behouden zandpaden als geschikt habitat voor graafwespen en graafbijen. Dit kan door betreding toe te staan door wandelaars en ruiters. Daarnaast door opsiag nabij de paden te verwijderen (voarkamen beschaduwing) en door de bavenlaag periodiek los te maken. Deze Iaatstgenoemde maatregelen dienen gefaseerd te gebeuren. Te robuuste maatregelen kunnen leiden tot het verdwijnen van deelpopulaties (maatregel 1.2); • Deze soortgroep profiteert daarnaast van systeemherstel in het algemeen, met name als het gaat om venherstel en heideontwikkeling; • Gradiënten zijn belangrijk voor insecten in het algemeen. Bij het beheer onregelmatig struwelen laten overstaan. • Opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van het kleinschalig beheer am het voorkomen van deze soortgroep te bevorderen. Hierin wordt beschreven waar maatwerk vereist is en waar het voorkomen van deze soortgroep betel in beeld gebracht moet warden; • Het zorgen van een netwerk aan geschikte zandpaden en bijbehorende bermen. Op deze wijze warden oak ecolagische verbindingen gerealiseerd; • Buiten de zandpaden kamen deze saorten uit deze saartgraep oak lager in het beekdal voar. Bij hydralogisch herstel maet er rekening mee warden gehouden dat graafwespen en graafbijen gevoelig zijn vaar vernatting. Vernatting dient daarom niette robuust te gebeuren, maar op gestage, geleidelijke schaal. Dit geldt oak voor insecten in het algemeen.

20


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

3.8. VOGELS lJsvogel Hoewel voldoende voedsel en geschikt habitat aanwezig lijkt te zijn, komt de ijsvogel maar schaars voor in het beekdal van het Merkske. Het aantal waarnemingen in de data van staatbosbeheer en van het NDFF zijn beperkt. Bij het Waterschap Brabantse Delta zijn eveneens weinig waarnemingen bekend. De ijsvogel maakt gebruik van oeverwanden en wortelkluiten van bomen cm te broeden langs onder andere beken. Soortgerichte maatregelen: • Behouden geschikt broedhabitat, bijvoorbeeld omgevallen bomen met geschikte wortelkluit. Verder zijn geen specifieke maatregelen nodig. Kneu De kneu is een typische soort voor kleinschalige en extensieve agrarische Iandschappen. Kneuen broeden bij voorkeur in lage struwelen en struiken nabij age kruidenrijke begroeiingen. Soortgerichte maatregelen: • Op drogere graslandeperce!en het incidenteel over laten staan van age struwelen en ruigten. Grauwe klauwier De grauwe klauwier is een kenmerkende soort van kleinschalige landschapstypen. Uit de aangeleverde gegevens van Staatsbosbeheer is één waarneming bekend. Op WaarnemingnI zijn waarnemingen bekend uit 2011 van een langdurig aanwezige vogel, waarbij uiteindelijk geen territorium werd vastgesteld. Omdat de grauwe klauwier een zeer uitgebreid spectrum aan ongewervelden nodig heeft als voedselaanbod, kan deze soort worden beschouwd als een indicator voor een leefgebied met een hoge biodiversiteit. Soortgerichte maatregelen: Herstel van maatregelen die gunstig uitpakken voor (grotere) insecten en kruidenrijke graslanden zullen 00k een positief effect hebben op de geschiktheid van de habitat van de grauwe klauwier in het beekdal; Behouden van enkele struwelen (bijvoorbeeld meidoorn) in het kleinschalige Iandschap; • Bij inschakeling van vee als beheermaatregel, dienen elsen gesteld te worden aan de mate toepassing van ontwormingsmidde!en of eventueel cm tijdens/vlak na gebruik van dergelijke middelen de dieren tijdelijk op stal te zetten. Geelgors De geelgors is eveneens een soort van kleinscha!ige landschappen en komt nog verspreid voor in het beekdal. Soortgerichte maatregelen: • Het aanleggen van kleinschalige graanakkers kan voordeel opleveren voor deze soort, zowel als onderdeel van het broedhabitat als overwinteringshabitat. Overige soorten van kleinschalige landschappen Deze vogelsoorten profiteren van de maatregelen ten behoeve van de grauwe klauwier en ten behoeve van andere soorten. Het gaat hierbij em soorten als steenuil, zomertortel en roodborsttapuit. De soorten kwartelkoning en paapje hebben een hoger ambitieniveau en worden niet als doelsoort gerekend in dit uitvoeringsplan. Veldleeuwerik Landelijk gezien gaat de veldleeuwerik hard achteruit. Verspreid door het beekda! van het Merkske komen nog we! broedgevallen voor. Soortgerichte maatregelen: • Het aanleggen van kleinschalige akkers en akkerrandenbeheer; • Behoud en creêren van een open landschap en korte grazige vegetaties op de Singel- en Castelreesche Heide.

21


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Boomleeuwerik Het beekdal zeif is voor deze soort weinig van betekenis. Op Waarneming.nI zijn de meeste waarnemingen afkomstig van de Castelreesche Heide. Soortgerichte maatregelen: Uitvoering van het bosbeheerplan Worte Kolonie (Vlaamse zijde landsgrens). Hierin is onder andere opgenomen het verschralen van de percelen op de Castelreesche Heide, aangrenzend aan deze kolonie, en het uitvoeren van heideherstel op een recent gekapte strook naaldbos aan de noordoostzijde van de Castelreesche Heide (schriftelijke mededeling S. Leestmans). Wespendief Geschikt broedbiotoop van de wespendief is aanwezig in de directe omgeving van het beekdal (Castelreesche Heide). Mogelijk wordt het beekdal wel gebruikt als onderdeel van het foerageergebied. Voor deze soort zijn geen specifieke maatregelen nodig. Wel is het belangrijk dat het broedbiotoop niet wordt aangetast door de uitvoering van de genoemde maatregelen in het kader van dit plan. Nachtzwaluw Waarnemingen van de nachtzwaluw concentreren zich aan de zuidzijde van het beekdal en dan met name in Wortel Kolonie. Soortgerichte maatregelen: • De soort zal profiteren van heideherstel op de Castelreesche Heide. Geoorcie fuut, dodaars en wintertaling Over het algemeen kan gesteld worden dat deze soorten profiteren van venherstel in het algemeen. Specifieke maatregelen zijn niet nodig. Matkop De matkop is een broedvogel van vochtige bostypen. Deze soort zal profiteren van de maatregelen ten behoeve van (bos)vlinders. Nachtegaal De nachtegaal is een soort van dichtere bossen en zal profiteren van behoud en ontwikkeling van beekdalbossen. Soortgerichte maatregelen: • Ontwikkelen beekbegeleidende bossen. De soort blijkt te profiteren van de aanplant van zoete kers in dergelijke bossen. Dit kan als aandachtspunt worden meegenomen bij het uitvoeren van herstelmaatregelen. Wielewaai Op dit moment vormen oudere populierenaanplanten een belangrijk broedhabitat voor de wielewaal in het beekdal. Soortgerichte maatregelen: • Gefaseerd omvormen van populierenbos, zodat de soort tijd heeft om zich aan te passen (maatregel 2.4); • Inplanten van verjongingsgaten. Hogere bomen zijn belangrijk als zangpost; de bossen moeten op natuurlijke wijze verjongen; • Verjonging stimuleren door pleksgewijs ringen van loofbomen. Middelste bonte specht De middelste bonte specht breidt zijn leefgebied het laatste decennium funk uit. Dit komt mede door het ouder en natuurlijker worden van bossen. Naar verwachting zal deze soort op eigen kracht zich 00k vestigen in het beekdal van het Merkske. Specifleke maatregelen zijn daarom niet nodig. Deze soort profiteert mee met de maatregelen ten behoeve van andere soorten die in een vergelijkbaar habitat voorkomen.

22


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

3.9. ZOOGDIEREN Watervleermuis Aan de Vlaamse zijde vormen de kolonies Wortel en Merkskeplas een belangrijk zwaartepunt in het voorkomen van vleermuissoorten, waaronder ook de watervleermuis. In beide kolonies is het voorkomen van belangrijke verblijfplaatsen bekend. Aan de Nederlandse zijde komt de watervleermuis eveneens voor, maar is het verspreidingspatroon minder gedetailleerder bekend. De watervleermuis maakt gebruik van boomholten en torsie/scheuren als verblijfplaats. De soort foerageert veelal boven water (waaronder beken) op beschutte locaties. Voor vliegrouten zijn Iandschapselementen van belang. Vaak wordt gebruik gemaakt van watergangen, bosranclen, hagen en bomenlanen om belangrijke locaties te bereiken. Dit Iaatste geldt overigens voor meerdere soorten vleermuizen. Soortgerichte maatregelen: ‘ Vleermuizen zullen in het algemeen profiteren van het realiseren van corridors ten behoeve van dagvlinders en het uitvoeren van een gunstig bosrandenbeheer ten behoeve van diverse soorten; • Beschutte locaties langs beken behouden (bijvoorbeeld overhangende boomkronen en bosschages), zie ook bosbeekjuffer. Waterspitsmuis Vermoedelijk vormt het beekdal van het Merkske momenteel geen onderdeel van het Ieefgebied van de waterspitsmuis. De waterspitsmuis wordt als doelsoort geformuleerd op de lange termijn (eventueel door middel van herintroductie indien nodig). Soortgerichte maatregelen: Geen. De soort za! profiteren van de systeemmaatregelen en van maatregelen ten behoeve van andere soorten.

-

3.10. VAATPLANTEN Omdat de soortgerichte maatregelen voor meerdere plantensoorten in eenzelfde biotoop vergelijkbaar zijn, worden in deze paragraaf de maatregelen genoemd per biotooptype. Buiten de prioritaire soorten zijn andere soorten toegevoegd die eveneens kenmerkend zijn voor een bepaald biotooptype. Soorten die in deze paragraaf niet worden genoemd, maar we! kenmerkend zijn voor bepaalde biotooptypen, profiteren eveneens. Droge heide en droge en heischrale graslanden onder andere: Grasklokje Duits viltkruid Zandblauwtje Spits havikskruid Kruipbrem Stekelbrem Klein tasjeskruid Zilverhaver Vroege haver -

-

-

-

-

-

-

-

-

Buiten de genoemde soorten komt in het beekdal ook de steenanjer voor in een aantal zandige bermen ter hoogte van Gorpeind (H. Backx, 2011). Landelijk gezien betreft het een bijzondere soort, maar vermoedelijk hebben waarnemingen in de regio van het Merkske betrekking op verwilderde exemplaren. Buiten de Castelreesche Heide zijn ook de Schaluinen belangrijk voor deze soorten. Zo zijn in de laatst genoemde gebied de grootste aantallen van het grasklokje waargenomen gedurende 2012 (Nieuwsbriefvrijwilligers van het Merkske, 2012).

23


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Soortgerichte maatregelen: • Behouden en gericht beheren van droge graslanden en heidegebieden, onder andere door het verwijderen van opsiag; • Gericht bermbeheer langs zandwegen (maatregel 12). Natte heide en vennen

Onder andere: Pilvaren Moerashertshooi Grondster Kleine zonnedauw Rondezonnedauw Moeraswolfsklauw dophei

-

-

-

-

-

-

-

Deze soorten komen voor op de Castelreesche heide. De pilvaren heeft zich recent nieuw gevestigd (grote populatie). Het moerashertshooi breidt zich uit in meerdere vennen op de Castelreesche Heide dankzij het uitgevoerde venherstel (Inberg etal. 2012 en Nieuwsbriefvoorde vrijwilligers van het Merkske, 2012). Daamaasthebben andere kenmerkende soorten als kleine zonnedauw, moeraswolfsklauw, gesteeld glaskroos, naaldwaterbies en bruine snavelbies geprofiteerd van het reeds uitgevoerde venherstel (nieuwsbrief van het Merkske, 2012 en schriftelijke mededeling S. Leestmans). Soortgerichte maatregelen: • Uitvoering van venherstel heeft een gunstig effect op het voorkomen van deze soorten, daar waar nodig kan deze ontwikkeling worden doorgezet (maatregel 1.4); Gericht beheer herstelde vennen door extensieve begrazing. Vochtige bossen en beekdalflora

Onder andere: Slanke sleutelbloem Muskuskruid Dotterbloem

-

-

-

Soortgericht maatregelen: • Behouden groeiplaatsen door open houden bossen; • Tijdens het uitvoeren van regulier onderhoud van aangrenzende sloten moet het maaisel worden afgevoerd in plaats van achter gelaten te worden op de oevers. Beek en stilstaande wateren

Onder andere: Viottende waterranonkel Witte waterranonkel Ondergedoken moerasscherm

-

-

-

Soortgerichte maatregelen: • Poelen gefaseerd schonen ter behoud van de watervegetatie; • Het regulier beheer aan de beek zo extensief mogelijk houden, alleen op locaties waar dit noodzakelijk is ten behoeve voor de doorstroming van het water.

24


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Soorten van het nat schraallancl Onder andere: Gevlekte orchis Karwijselie Klein glidkruid Moeraskartelblad Moerasstreepzaad Moesdistel Vleeskleurige orchis Brede orchis Wateraardbei Waterdrieblad Grate pimpernel Knolsteenbreek Trosdravik Paardenhaarzegge Blauwe zegge

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Soortgerichte maatregelen: • Herstel vochtige hooilanden en natte schraallanden (maatregel 2.3), zie oak systeemgerichte maatregelen; • Gericht beheer op dit vegetatietype, tweemaal per jaar maaien en afvoeren voor herstel en eenmaal per jaar maaien en afvoeren als regulier beheer. Daarnaast is gefaseerd maaien belangrijk. Door 10-20% over te laten staan wordt rekening gehouden met soorten die later in het jaar zaad afzetten, zoals moesdistel en blauwe knoop; • Tijdens het uitvoeren van regulier onderhoud van aangrenzende sloten moet het maaisel worden afgevoerd in plaats van achter gelaten te warden op de oevers; • Knolsteenbreek en grate pimpernel: op belangrijke groeiplaatsen van beide soorten het maaibeheer afstemmen. Voor de grate pimpernel is het aanvullend wenselijk am lokaal kleinschalig te plaggen.

3.11. MOSSEN -

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Beekdikkopmos (meerdere bezette kilometerhokken verspreid over het beekdal) Boompjesmos (meerdere bezette kilometerhokken verspreid over het beekdal) Boomsterretje (twee bezette kilometerhokken) Geveerd sikkelmos (twee bezette kilometerhokken op de landsgrens, aangrenzend aan het beekdal) Gewoon zijdemos (meerdere bezette kilometerhokken westelijk deel beekdal) Gladde haarmuts (meldingen verspreid over gehele beekdal) Goudsikkelmos (drie kilometerhokken) Slanke haarmuts (een waarneming) Stomp boogsterrenmas (eén kilometerhok in beekdal, andere in omgeving) Vliermos (verspreid aantal waarnemingen, waaronder oak in omgeving)

Soortgerichte maatregelen: • Naar verwachting liften deze soorten mee op de soortgerichte maatregelen voor de eerder beschreven soorten (onder andere vaatplanten) en op maatregelen ten behoeve voor systeemherstel; • Voor hager groeiende soorten als boompjesmos, geldt dat het hager instellen van de maaihoogte de kansen vergroot op overlaying van individuen en groeiplaatsen. Voor deze en andere gerichte maatregelen is hat van belang am het voorkomen van deze soorten voldoende in beeld te hebben; • Bij maatregelen ten behoeve voor bosomvarming kan met deze saortgroep rekening warden gehouden door het behoud van het microklimaat en het gewenste lichtinval op lokale schaal.

25


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

26


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

4. Invasieve exoten Exoten betreffen soorten die zich in Nederland hebben bevestigd, maar die Nederland niet op eigen kracht hebben bereikt. Deze soorten hebben hun leefgebied uitgebreid door toedoen van het menselijk handelen. Een deel van deze uitheemse soorten oefent een negatief effect uit op het voorkomen van inheemse soorten. Om deze reden kunnen zij het voorkomen van bedreigde inheemse soorten verder in gevaar brengen. Hieronder worden de belangrijkste invasieve exoten behandeld. bruine dwergmeerval, zwarte dwergmeeival en zonnebaars Het voorkomen van invasieve exoten heeft negatieve gevolgen voor de inheemse fauna. Dit geldt met name voor de zonnebaars. Daar waar mogelijk is het aan te raden om invasieve exoten te verwijderen. In het kader van de herintroducties van de boomkikker en de knoflookpad heeft dit al deels plaatsgevonden. Het verwijderen van invasieve exoten kan het beste gebeuren op plekken waar dit zinvol is door het droogpompen van poelen. In poelen die zich in toekomstige inundatiezones bevinden dankzij de herstelmaatregelen, is dit mincler zinvol. Daarnaast heeft het geen zin om in de beek zelf invasieve exoten te verwijderen. Invasieve exoten: Amerikaanse brulkikker Deze soort ontbreekt momenteel (nag) in het beekdal van het Merkske. De dichtstbijzijnde populatie bevindt zich in Hoogstraten (B). Hier worden momenteel al maatregelen uitgevoerd am verdergaande verspreiding te voorkomen en om de populatie in omvang te beperken. Daarnaast komt de soort mogelijk in Arendonk en omgeving voor. Aangezien het voorkomen van deze soort een negatief effect kan uitoefenen op het voorkomen van inheemse fauna, moet toekomstige vestiging voorkomen worden. Dit kan door deze soort zo snel mogelijk na vestiging te verwijderen. Grote canadese gans Momenteel worden aan de Vlaamse zijde grote canadese ganzen weggevangen op het Bootjesven. Van te voren is afgesproken om de eieren niet te schudden. Dit om te voorkomen dat de dieren na een mislukt broedgeval gaan zwerven en elders een nieuwe paging ondernemen. Indien er meerdere ruiplekken aanwezig zijn op andere vennen, is het mogelijk om oak daar grate canadese ganzen weg te gaan vangen. Op deze manier wordt de populatie klein gehouden, zodat schade aan vennen beperkt blijft. Om populaties van grate canadese ganzen beperkt te blijven houden, ook op langere termijn, is het nodig om de dieren op grotere schaal af te vangen. Dit moet met de betrokken partijen in overleg gebeuren. Staatsbosbeheer hanteert voor deze soort een nuistand beleid. lndien kansrijk geacht, kunnen dezelfde maatregelen ook worden toegepast op de nijigans, eveneens een (invasieve) exoot. Voor deze soort wordt in principe oak gestreefd naar een nulstand beleid. Reuzenbalsemien Deze soort komt frequent voor in het beekdal, met name nabij de oeverzone. Een belangrijke factor bij de verspreiding wordt bewerkstelligd door aanvoer via de beek. Het bestrijden van deze soort is hierdoor weinig zinvol. Het in kaart brengen van uitheemse planten verdient aanbeveling, oak al gedragen soorten zich (nag) nietlbeperkt invasief. Dit geldt oak voor andere plantensoorten, zoals Japanse duizendknoop en soorten die zich in de toekomst kunnen vestigen, zoals grate waternavel. Door vestigingen te voorkomen of door ontstane populaties in een zo vroeg mogelijk stadium te verwijderen, warden de kansen op schade aan inheemse soorten voorkomen of in elk geval beperkt.

27


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

28


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Literatu u ri ijst Backx, J.P.A.M, 2011 Een korte bespreking van het gebied Eikelnbosch (Merkske) (niet gepubliceerd, data Staatsbosbeheer) Backx, J.P.A.M. & J.J.E.M. van Wese!, 2013. Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske. H20 Meetnetbeheer Grond- en oppervlaktewater meetnetten. Groenendijk, D, 2008. Soortbeschermingsplan Grote weerschijnvlinder (Apatura iris). In de provincie Noord-Brabant. De Vlinderstichting, Wageningen. nberg, J.A., R.J.W. van de Haterd en J.P.A.M. Backx, 2013. Vegetatie- en plantensoortenkartering Reglo Zuid 2012, 871 Merkske. Melisie, E.J., T. A. Wendt, R. van Schijndel en M. A. A. de Ia Haye, 2008. Integrale gebiedsanalyse Het Merkske. Grontmij, Eindhoven, 15 mel 2008. Provincie Noord-Brabant, 2008. Soortbeschermingsplan klelne ijsvogelvlinder. ‘s-Hertogenbosch. Runhaar, J., P.F.M. Verdonschoten D. Groenendijk, 2011. Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant, Provincie Noord-Braba nt. Schut, D., R. Kleukers en R. Krekels, 2008. Actieplan prioritaire sprinkhanen in Noord-Brabant. Bureau Natuurbalans Limes Divergens, Nijmegen en EIS-Nederland, Leiden Schut, D., E. Schiedon & P. van Hoof 2011, De vinpootsalamander in Noord-Brabant. Verspreidingsonderzoek, habitateisen en invloed Amerikaanse hondsvis. Natuurbalans Limes Divergens By, Nijmegen. —

Schut, D., 2013. Sprinkhanen van ‘t Merkske, inventarisatie 2013. Natuurbalans 2013.

Limes Divergens b.v., Nijmegen,

Smit, G.F.J., F.L.A. Brekelmans & R. van Eekelen, 2007. Kansen voor de kamsalamander, beschermingsplan voor de kamsalamander in Noord-Brabant. Termaat, T., K. Veling en A. Vliegenthart, 2010. Soortbeschermingsplan bruine elkenpage Noord-Brabant. De Vlinderstichting, Wageningen, augustus 2010. Van appelrussula tot zompsprinkhaan, Leefgebiedsplan bedreigde soorten van de Brabantse Zandgronden, Provincie Noord-Brabant. Wynhoff I. & S. Ens, 2012. Knoopmieren in het Merkske: kansen voor herintroductie van het pimpernelblauwtje. Rapport VS2012.015, De Vlinderstichting, Wageningen. Nieuwsbrief I

maart 2013

herintroductie boomkikker in Noord-Brabant, Natuurbalans

Limes Divergens B.V.

Nieuwsbrief vrijwilligers het Merkske najaar 2012, Agentschap voor Natuur en bos, Natuurpunt, Staatsbosbeheer en Waterschap Brabantse Delta, 2012. Verspreidingsgegevens databestand NDFF en eigen gegevens Staatsbosbeheer www.waarneming.nl www.waarnemingen.be

29


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

30


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Bijiage I Lijst met opgenomen soorten Opgenomen soorten boomKIKKer Knoflookpad Kamsalamander Alpenwatersalamander Poelkikker Vinpootsalamander Heikikker Levendbarende hagedis Gladde slang Hazeiworm Riviergrondel Bermp]e Kleine modderkruiper Kopvoom Kwabaal Beekpnk Winde Moerassprinkhaan Zompsprinkhaan Zancldoomtje Blauwvleugelsprinkhaan Snortikker Knopsprietje Heidesabelsprinkhaan Veldkrekel Glassnijder Vroege glazenmaker Koraaljuffer Venwitsnuitlibel Gevlekte wits nuitlibel Bosbeekjuffer Beekoeverlibel Beekrombout Gewone bronlibel Bont dikkopje Pimpernelblauwtje Geelsprietdikkopje Argusvlinder Bruine eikenpage Grote weerschijnvlinder Heideblauwtje Kommavlinder Kleine parelmoervlinder Klelne ijsvogelvlinder Beraedes minutus Graafwespen en -bijen lJsvogel Kneu Grauwe klauwier Geelgors Zomertortel Steenuil Roodborsttapuit Kwartelkoning Paapje Boomleeuwerik Veldleeurik Nachtzwaluw Geoorde fuut Dodaars

Aangewezen als prioritaire soort vanuit Ieefgebiedsplannen x x x x x x x x x x x x x x

x x x x

Toegevoegd naar aanleiding van de workshops

x

X

x x x

x x x x x x x

X

x X

x X

x (lange termijndoelstelling, mits juiste randvoorwaarden aanwezig_zijn X

x

X

x x x x x x

x x x x

x x x x

x x x x x (lange termijndoelstelling) x (lange termijndoelstelling)

x

31


(Leefgebied Beekdal van het Merkske)

Wintertaling Matkop Nachtegaal Wielewaal Middeiste bonte specht Watervleermuis Waterspitsmuis Bunzing Grasklokje Duits viltkruid Zandblauwtje Spits havikskruid Kruipbrem Stekeibrem Pilvaren Moerashertshooi Grondster Kleine zonnedauw Ronde zonnedauw Moeraswolfsklauw dophel Knolsteenbreek Klein tasjeskruid Zilverhaver Vroege haver Slanke sleuteibloem Muskuskruid Dotterbloem Vlottende waterranonkel Ondergedoken moerasscherm Gevlekte orchis Brede orchis Klein glidkruid Moeraskarteiblad Moerasstreepzaad Moesdistel Vleeskleurige orchis Karwijselie Wateraardbei Waterdrieblacl Grote pimpernel Paardenhaarzegge Trosdravik Beekdikkopmos Boompjesmos Boomsterretje Geveerd sikkelmos Gewoon zijdemos Gladde haarmuts Goudsikkelmos Slanke Haarmuts Stomp boogsterrenmos Vllermos

x

x x

x

x x x x x x x x x x x x x x

x x x x x x x x x x

x x x x x x (lange termijndoelstelling) x x x x x x x x x x x x x x x x

x x x

32


(Leefgebied Beekdal van bet Ivlerkske)

Bijlage 2 Uitvoeringskaart

33



5.2

4.2 2.4

4.2

2.1 4.2 2.2

4.1

4.2 4.2

2.4 Maisakker

4.2

4.2 4.2 2.3

4.2

4.2

7.2

4.2

7.1

Halsche Beemd 2.4 1.3

2.4

2.4

7.2

2.3

1.1 Castelreesche Heide 1.2

1.4

1.1 1.2

2.1

2.3

2.2

2.2

2.1

1.2

3.1

Legenda

Beheertypen

Castelreesche Heide NR MAATREGEL 1.1 Maatregelen t.b.v. verschraling 1.2 Behoud en beheer zandpaden (waar mogelijk ook buiten de Castelreesche Heide) 1.3 Uitvoeren haalbaarheidsstudie herintroductie heikikker

DOEL Div. soortgroepen Graafwespen en -bijen en overige ongewervelden Heikikker Amfibieen, libellen, planten, etc.

Maatregelnummers

Beek en bron

Ecologische Hoofdstructuur

Dennen-, eiken- en beukenbos

1.4

Droge heide

Merkske NR MAATREGEL 2.1 Verondiepen beek

DOEL Div. soortgroepen en vegtatietypen

2.2

Versterken en herstel hydromorfologie

Vissen, macrofauna en beekflora

2.3

Behoud en ontwikkeling natte schraallanden en vochtige hooilanden Geleidelijk omvormen populierenaanplanten naar beekbegeleidend bos

Planten

Landsgrens

Hoogstratensebaan Verbinding

Zandpaden

Bossingel en bosje

Droog bos met productie Droog schraalland Haagbeuken- en essenbos Hoog- en laagveenbos Houtwal en houtsingel Kruiden- en faunarijk grasland Kruiden- en faunarijke akker Moeras Nat schraalland Poel en klein historisch water Rivier- en beekbegeleidend bos Ruigteveld Vochtig bos met productie Vochtig hooiland Vochtig weidevogelgrasland Vochtige heide Zuur ven of hoogveenven Zwakgebufferd ven

2.4

Uitvoering venherstel

Bels Lijntje NR MAATREGEL 3.1 Versterken leefgebied door bosrandenbeheer en ontwikkeling schrale graslanden Waterbeemd/Halsche Beemd NR MAATREGEL 4.1 Aankoop omliggende gronden t.b.v. herstel waterbeemden 4.2 Uitvoeren bosrandenbeheer Verbindingen NR MAATREGEL 5.1 Verder ontwikkelen verbinding Vliegveld Weelde/Turnhouts Vennengebied 5.2 Verbinding Bovenmark (lange termijn) Belgische zijde NR MAATREGEL 6.1 Afkoppelen puntlozingen (voor zover nog niet uitgevoerd) 6.2 Voorkomen strijdig waterbeheer tussen de verschillende beheerders (geldt ook voor de Nederlandse zijde) 6.3 Omvormen bossen op hogere gronden Overig NR MAATREGEL 7.1 Aankopen en omvormen maisakker 7.2 Verkeersremmende maatregelen Hoogstratensebaan

6.2 Maatregelen Belgische zijde landsgrens 6.1 6.3

5.1

Broedvogels, beekbegeleidend bos

DOEL Reptielen, bruine eikenpage

DOEL Dagvlinders, planten Bont dikkopje DOEL Div. soortgroepen Div. Soortgroepen DOEL Vissen, macrofauna en beekflora Div. soortgroepen DOEL Div. soortgroepen en vegetatietypen Zoogdieren

Bels Lijntje


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.