Pesten of plagen? 1. Prenten beoordelen Hoe voelt de persoon met het kruisje (X) zich? Kleur het gezichtje.
X
X
☺
☺ X
☺
X
☺
2. Kleur de gezichtjes in de juiste kleur. Luister goed naar de leerkracht. blij – boos - verdrietig - koel – bang
3. Ruziemaken, plagen of pesten? Kleur het juiste bolletje. - Joris valt over de schooltas van Mieke. Hij is kwaad en gooit ze een paar meter verder. Mieke scheldt hem uit.
? (pesten) O
(plagen) O
(ruziemaken) O
(andere) O
- David wordt opgewacht aan de schoolpoort door 3 kinderen van de andere klas. Ze nemen zijn rugzak en gooien alles eruit op straat. Enkele kinderen van zijn klas lachen hem uit. David blijft roerloos staan.
? (pesten) O
(plagen) O
(ruziemaken) O
(andere) O
- Anneke heeft een nieuwe pop gekregen voor haar verjaardag. Frederik heeft er niet beter op gevonden de kleren ervan uit te trekken. Als de kat met het mutsje van de pop het huis rondhuppelt, weet Anneke natuurlijk wat er gebeurd is.
? (pesten) O
(plagen) O
(ruziemaken) O
(andere) O