Dossier 'Wel op weg?' 2015

Page 1

Rapport 2015 I Dienst welzijn - Steunpunt sociale planning

WEL OP WEG?

Een analyse van het welzijnsaanbod


2


VOORWOORD Voor de vierde keer reeds wordt door de provincie een stand van zaken opgemaakt van het aanbod in de verschillende welzijnssectoren in de provincie Vlaams-Brabant. In 2006 gaven we voor het eerst dit totaalbeeld, met als voornaamste bevinding dat er een groot structureel tekort was aan welzijnsvoorzieningen in verschillende sectoren, vooral in de regio Halle-Vilvoorde. We wezen op de verantwoordelijkheden van alle actoren hierin: de Vlaamse overheid, als erkennende en subsidiërende overheid, de provincie en de lokale besturen die een ondersteunend impulsbeleid kunnen voeren, en de welzijnssectoren zelf, die via betere samenwerking en het nemen van initiatieven kunnen bijdragen aan een inhaaloperatie. De rapporten van 2009 en 2012 gaven aan dat er weliswaar inspanningen werden gedaan, maar dat die niet in alle sectoren tot de verhoopte gelijkschakeling met de rest van Vlaanderen hebben geleid.

We pakken de achterstand aan die Vlaams-Brabant heeft inzake welzijns- en gezondheidsaanbod Tweemaal, in 2009 en 2014, wordt de achterstand in Halle-Vilvoorde expliciet vernoemd in het regeerakkoord van de Vlaamse Regering. In het regeerakkoord van 2014-2019 vinden we volgende drie passages terug:

taalonderwijs, versterking van aanbod van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen.’ … ‘We pakken de achterstand aan die de Vlaamse Rand heeft inzake welzijns- en gezondheidsaanbod. Met een nieuw instrument ‘Vlabzorginvest’ zorgen we ervoor dat gronden om nieuwe zorginitiatieven te realiseren beschikbaar komen, en het nodige kapitaal kan vrijgemaakt worden.’ In deze publicatie zetten we alvast alle gegevens over het aanbod in de verschillende welzijnssectoren nog eens op een rij. Door de versnippering over de verschillende administraties van de Vlaamse Gemeenschap, is het immers niet eenvoudig een algemeen beeld te krijgen van de situatie, en tot een integrale aanpak en structurele beleidsmaatregelen te komen. We houden het echter niet bij tabellen en kaarten, maar willen de lezer een impressie geven van de impact die het tekort aan mensen, aan middelen, aan plaatsen heeft op de werking van voorzieningen, en op de hulp en ondersteuning die zij aan cliënten kunnen bieden. Voorzieningen en cliënten blijven niet bij de pakken zitten, maar zoeken vaak zelf naar creatieve oplossingen. De provincie van haar kant gaat aan de slag met de signalen die het werkveld uitstuurt. We geven daarom telkens enkele voorbeelden van initiatieven in de verschillende sectoren.

Monique Swinnen Gedeputeerde voor welzijn Provincie Vlaams-Brabant

‘We voeren een sterk beleid voor het leefbaar en groen houden van de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand, en bij uitbreiding de gemeenten van de ruime Rand-regio, die geconfronteerd worden met ontnederlandsing , internationalisering en verstedelijkingsdruk met gevolgen voor de gronden woonprijzen, mobiliteitsproblemen, bijzondere noden op het vlak van onderwijs, kinderopvang, sociale - en welzijnsvoorzieningen, enz.’ … ‘In het geïntegreerd beleid voor de inwoners van de Vlaamse Rand worden de inspanningen verder gezet op het vlak van onderwijs, arbeidsbemiddeling en trajectbegeleiding van werkzoekenden,

3


LEESWIJZER

INDEX OM DE EVOLUTIE WEER TE GEVEN

In een eerste hoofdstuk geven we een aantal kenmerken van de provincie Vlaams-Brabant, als achtergrond voor de aanbodgegevens die we verder overlopen. In dit rapport bespreken we achtereenvolgens 9 welzijnssectoren: het algemeen welzijnswerk en de crisisopvang, de Bijzondere Jeugdbijstand, de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, de voorzieningen voor personen met een handicap, de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, de ouderen- en thuiszorg en de kinderopvang. Telkens vergelijken we het aanbod in Vlaams-Brabant met dat van de andere vier provincies en Brussel. Voor Vlaams-Brabant bekijken we ook de verdeling over de twee arrondissementen: Halle-Vilvoorde en Leuven.

We bekijken telkens welke evolutie er heeft plaatsgevonden tussen de meest recente meting en de eerste keer dat we dit overzicht hebben opgemaakt: in 2006. In verschillende tabellen gebruiken we een index om de toename of afname van het aanbod in de loop van de jaren aan te duiden. Daarvoor delen we het aantal plaatsen van het meest recente jaar door het aantal plaatsen in het vergelijkingsjaar in het verleden en vermenigvuldigen dit met 100. Een index van 100 betekent dus dat er geen toename of afname is geweest. Een index van 110 geeft dan bijvoorbeeld aan dat het aanbod in de beschouwde periode met 10% is toegenomen en een index van 95 dat het aanbod met 5% is afgenomen.

Naast de getuigenissen die een beter beeld geven van de situatie op het terrein, geven we aan welke beleidsmaatregelen door de provincie werden genomen om tegemoet te komen aan de bestaande noden in de verschillende welzijnssectoren. BRUSSELNORM Wanneer we de situatie in Brussel vergelijken met die van de Vlaamse provincies zetten we het aanbod telkens uit op 30% van de Brusselse bevolking. De ‘Brusselnorm’ bepaalt immers dat 30% van de Brusselse bevolking tot de doelgroep van de Vlaamse Gemeenschap behoort

4

BRONNEN De bron voor de bevolkingscijfers in dit rapport is telkens ADSEI, FOD Economie. Andere bronnen worden vermeld bij de cijfers.


INHOUDSTAFEL

Voorwoord

5

1. Vlaams-Brabant in een oogopslag

6

2. Centra voor algemeen welzijnswerk

12

3. Crisishulpverlening

20

4. Bijzondere Jeugdbijstand

24

5. Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

32

6. Personen met een handicap

36

7. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

45

8. Ouderenzorg

50

9. Thuiszorg

62

10. Kinderopvang

68

11. Andere sectoren

84

12. Naar Brussel dan maar?

88

13. De achterstand aangepakt

90

14. Meten is weten

94

15. Algemeen besluit

96

5


1

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT IN EEN OOGOPSLAG Als achtergrond voor de cijfers over het welzijnsaanbod bekijken we eerst enkele indicatoren die een beeld geven van de bevolking en haar situatie in de provincie Vlaams-Brabant. Onderstaande kaarten geven niet alleen de verschillen weer tussen de gemeenten in Vlaams-Brabant zelf, maar laten ook een vergelijking toe met de situatie in de rest van het Vlaams Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

6


01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

STEDELIJK EN LANDELIJK Het aantal inwoners per hectare geeft een beeld van de verstedelijking. Op Kaart 1 komen de grote steden (Brussel, Antwerpen, Gent) naar voor, evenals enkele regionale steden zoals Oostende en Leuven. Maar ook een aantal gemeenten in de rand rond Brussel hebben een erg hoge bevolkingsdichtheid. Vooral Wemmel, Vilvoorde, Kraainem en Wezembeek-Oppem zijn opvallend. In Vlaams-Brabant valt, buiten Leuven en de rand rond Brussel, Liedekerke op als een dichtbevolkte gemeente. Het Pajottenland en het Hageland zijn twee landelijke regio’s. Ook ten zuiden van Leuven is de bevolkingsdichtheid laag, waarbij Huldenberg opvalt als erg dunbevolkt.

KAART 1 I BEVOLKINGDICHTHEID (2015)

Aantal inwoners per hectare 18,1 - 40,4 (Brussel: 20,5 - 329,4) 10,6 - 18,0 5,6 - 10,5 3,1 - 5,5 0,5 - 3,0 Vlaams-Brabant: 5,6 Vlaams Gewest: 5,1 Brussels Gewest: 91,5 Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: FOD Economie, AD Statistiek

7


KAART 2 I AANDEEL JONGEREN 0-17 JAAR (2015) % van de bevolking 22,0 - 25,1 (Brussel: 22,0 - 28,5) 20,5 - 21,9 19,0 - 20,4 17,5 - 18,9 11,1 - 17,4 Vlaams-Brabant: 20,4 Vlaams Gewest: 19,4 Brussels Gewest: 22,8 Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: FOD Economie, AD Statistiek

JONG & OUD In heel wat Brusselse gemeenten en in de Vlaamse Rand wonen heel veel jongeren. Kaart 2 toont het aandeel jongeren van 0 tot 17 jaar op de bevolking. Tegelijkertijd zijn er relatief weinig ouderen in de meeste Brusselse gemeenten, evenals in Vilvoorde, Machelen en Zaventem (kaart 3). In het Hageland zijn er relatief weinig jongeren en relatief veel ouderen. Dit is erg opvallend in gemeenten als Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem en Tienen. In Leuven wonen veel jongvolwassenen, maar weinig kinderen en ook weinig 65-plussers. In de gemeenten rond Leuven zijn er wel heel veel jongeren: wanneer de Leuvense jongvolwassenen kinderen krijgen, trekken ze immers vaak naar die randgemeenten.

BEVOLKING VAN NIET BELGISCHE HERKOMST Brussel trekt als hoofdstad van BelgiĂŤ en van Europa, met veel internationale instellingen en bedrijven, zeer veel mensen aan van verschillende nationaliteiten (kaart 4). Afhankelijk van hun socio-economische status vestigen ze zich in het welgestelde zuidoostelijke gedeelte van Brussel en de aansluitende residentiĂŤle gemeenten in de Rand, of in armere wijken die vooral gelegen zijn langs het kanaal, van Halle over Sint-Pieters-Leeuw tot Vilvoorde en Machelen. Het aandeel personen met een niet-Belgische herkomst stijgt nog steeds in de regio. Ook Leuven is een aantrekkingspool, vooral voor mensen die niet uit de EU afkomstig zijn. Ook in andere Vlaamse steden is dat het geval. In de grensgemeenten van de provincies Antwerpen en Limburg vinden we veel Nederlanders.

In de randgemeenten van Brussel en Leuven zijn er veel jongeren: wanneer jongvolwassenen kinderen krijgen, trekken ze immers vaak naar de randgemeenten.

8


01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

KAART 3 I AANDEEL OUDEREN 65+ (2015) % van de bevolking 23,6 - 35,3 20,6 - 23,5 18,6 - 20,5 17,6 - 18,5 14,8 - 17,5 (Brussel: 7,6 - 17,5) Vlaams-Brabant: 18,6 Vlaams Gewest: 19,3 Brussels Gewest: 13,2 Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: FOD Economie, AD Statistiek

KAART 4 I BEVOLKING VAN NIET-BELGISCHE HERKOMST (2014) % van de bevolking 33,3 - 67,2 (Brussel: 40,4 - 89,0) 21,3 - 33,2 12,3 - 21,2 6,3 - 12,2 3,2 - 6,2 Vlaams-Brabant: 21,2 Vlaams Gewest: 19,2 Brussels Gewest: 68,9 Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: KSZ AM&SB

9


ARM & RIJK Kaart 5 geeft voor de 0-64-jarigen en kaart 6 voor de 65-plussers het aandeel van de bevolking met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Zij krijgen deze tegemoetkoming omwille van een laag inkomen. Bij de leeftijdsgroep jonger dan 65 jaar vinden we deze groep vooral terug in de (grote) steden. Algemeen zijn er in Vlaams-Brabant relatief weinig mensen met een verhoogde tegemoetkoming, namelijk 6,5% van de bevolking, tegenover 9,3% in Vlaanderen. Toch zijn er een aantal uitzonderingen: Vilvoorde, Machelen, Leuven, Tienen, Diest en Asse.

Ouderen (65+) met een verhoogde tegemoetkoming vinden we, in tegenstelling tot de vorige groep, meer terug in plattelandsregio’s, zoals in Zuid-West-Vlaanderen en in Zuid-Limburg. Ook in het Hageland hebben enkele gemeenten hoge aandelen.

KAART 5 I VERHOOGDE TEGEMOETKOMING 0-64 JAAR (2014) % van de 0-64 jarigen 12,0 - 21,7 (Brussel: 12,0 - 42,2) 9,0 - 11,9 6,5 - 8,9 4,5 - 6,4 2,7 - 4,4 Vlaams-Brabant: 6,5 Vlaams Gewest: 9,3 Brussels Gewest: 25,5* Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Voorkeursregeling: Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) Bevolking: FOD Economie, AD Statistiek

* De cijfers van de Brusselse gemeenten dateren van 2012.

KAART 6 I VERHOOGDE TEGEMOETKOMING 65-PLUSSERS (2014) % van de 65-plussers 40,1 - 76,9 34,1 - 40,0 28,1 - 34,0 22,1 - 28,0 8,3 - 22,0 Vlaams-Brabant: 22,1 Vlaams Gewest: 28,8 Brussels Gewest: 32,1* Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

10

* De cijfers van de Brusselse gemeenten dateren van 2012.

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Voorkeursregeling: Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) Bevolking: FOD Economie, AD Statistiek


01 Provincie Vlaams-Brabant in een oogopslag

WONINGPRIJZEN Op kaart 7 zien we zeer hoge woningprijzen in Brussel en in de ruime rand, evenals in Leuven en haar randgemeenten. Dit geldt ook voor gemeenten met veel inwoners met een laag inkomen, zoals Vilvoorde. Enkel in het Hageland blijven de prijzen onder het Vlaamse gemiddelde. De prijzen kennen nog steeds een opwaartse trend.

KAART 7 I MEDIAAN VERKOOPPRIJS VAN DE GEWONE WOONHUIZEN (2014) Mediaanprijs 265.001 - 360.000 (Brussel: 265.001 - 465.000) 230.001 - 265.000 200.001 - 230.000 175.001 - 200.000 113.000 - 175.000 Vlaams-Brabant: 230.000 Vlaams Gewest: 200.000 Brussels Gewest: 315.000 Antwerpen Brugge

Gent

Hasselt Leuven

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: FOD Economie, AD Statistiek

BESLUIT Vlaams-Brabant is een erg heterogene provincie. Algemeen is er een grote welvaart, maar toch zijn er gemeenten met heel wat lage inkomens. Dit geldt voor een aantal steden en verstedelijkte gemeenten in de rand, vooral in het noorden (Vilvoorde, Machelen), maar ook voor een aantal kleine steden en plattelandsgemeenten in het Hageland. De rand heeft een erg jonge, internationale bevolking, terwijl het omgekeerde geldt voor het Hageland. De armoede in de stedelijke gebieden situeert zich eerder bij de actieve bevolking en hun kinderen, terwijl ze op het platteland vooral de ouderen treft. Leuven trekt als centrumstad

veel alleenwonenden en jongvolwassenen aan, maar ook mensen met een laag inkomen. Hogere inkomens, veelal gezinnen met kinderen, trekken vaak naar de randgemeenten. Leuven is de enige centrumstad in Vlaams-Brabant. Nochtans omvat de ruime rand rond Brussel wel een aantal erg dichtbevolkte kleine steden (Halle, Vilvoorde, Zaventem, Asse) en een aantal andere sterk verstedelijkte gemeenten. Leuven, maar vooral Brussel en de Rand, trekken mensen aan uit heel de wereld. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de samenstelling van de bevolking, maar zorgt ook voor een grote druk op de woning- en grondprijzen.

11


2

CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK

12


02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

REORGANISATIE

De schaalvergroting moet leiden tot een vermindering van de ongelijkheden in het hulpverleningsaanbod, de grootte en de kwaliteit van de verschillende CAW’s.

Sinds 1 januari 2014 zijn er nog 11 regionale Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) erkend in Vlaanderen en Brussel1. De schaalvergroting moet leiden tot een vermindering van de ongelijkheden in het hulpverleningsaanbod, de grootte en de kwaliteit van de verschillende CAW’s. In elke zorgregio moet een basisaanbod worden uitgebouwd. In elke CAW-regio moeten ook alle opdrachten, wat betreft preventie, onthaal en begeleiding, vervuld worden. Voor Vlaams-Brabant betekende de schaalvergroting een fusie van CAW regio Leuven en CAW Hageland tot CAW Oost-Brabant enerzijds, en een fusie van CAW Delta en CAW Regio Vilvoorde tot CAW Halle-Vilvoorde anderzijds. De Oost-Vlaamse gemeenten die tot het werkingsgebied van Delta hoorden (Ninove, Denderleeuw en Haaltert), werden overgedragen aan CAW Oost-Vlaanderen. De zorgregio Tervuren kwam volledig onder de werking van CAW Halle-Vilvoorde te liggen, terwijl Tervuren zelf voordien bij CAW regio Leuven hoorde. Ook in deze zorgregio moet een volledige werking worden uitgebouwd. Een aantal diensten die voorheen niet werden aangeboden in Halle-Vilvoorde, zoals slachtofferhulp, moesten worden ingericht.

KAART 8 I WERKINGSGEBIEDEN CAW’S VLAAMS-BRABANT Halle-Vilvoorde

Oost-Brabant

Kleinstedelijke zorgregio's Londerzeel Kapelle-op-den-Bos

Keerbergen

Begijnendijk Tremelo

Scherpenheuvel-Zichem

Diest

Aarschot Zemst Opwijk

Boortmeerbeek Haacht

Meise Merchtem

Grimbergen

Rotselaar

Kampenhout

Bekkevoort

Vilvoorde Steenokkerzeel Wemmel

Asse

Affligem

Machelen Zaventem

Liedekerke

Kortenaken

Kraainem Wezembeek-Oppem

Bertem Bierbeek

Tervuren

Lennik Drogenbos Sint-Pieters-Leeuw

Gooik

Geetbets

Lubbeek

Leuven

Glabbeek Dilbeek

Linkebeek

Herne

Kortenberg

Ternat

Roosdaal

Galmaarden

Tielt-Winge

Holsbeek Herent

Beersel Sint-Genesius-Rode

Pepingen

Zoutleeuw

Boutersem

Oud-Heverlee

Tienen

Linter

Huldenberg Overijse Hoeilaart

Hoegaarden Landen

Halle

Bever

Kaart: Steunpunt sociale planning

Schaalvergroting opgelegd in het Decreet van 25 mei 2012 tot wijziging van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk.

1

13


TABEL 1 I ENVELOPPEFINANCIERING (IN EURO) VAN DE CAW’S 2006

2006 per inwoner

2015

2015 per inwoner

Index 2006-2015 (2006 = 100)

15.587.256

9,23

23.165.325

12,78

148,6

Limburg

5.812.050

7,13

8.939.861

10,39

153,8

Oost-Vlaanderen

11.894.682

8,56

18.718.854

12,67

157,4

West-Vlaanderen

11.826.598

10,36

17.122.319

14,52

144,8

Vlaams-Brabant

7.116.113

6,82

11.545.257

10,36

162,2

CAW Oost-Brabant - Regio Leuven - Hageland

3.765.272 1.152.594

13,75 5,61

6.902.895

14,17

140,4

CAW Halle-Vilvoorde - Regio Vilvoorde - Delta*

520.633 1.677.615

2,44 4,77

4.642.362

7,40

211,2

Brussel

3.968.535

11,8

5.576.413

15,82

140,5

52.236.699

8,59

79.491.616

12,34

152,2

Antwerpen

Vlaanderen

* cijfers 2006: CAW Zenne en Zoniën bij CAW Delta gerekend Bron: Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Welzijn en Samenleving

FIGUUR 1 I CAW: BUDGET (IN EURO) PER 10.000 INWONERS (2015)

14


02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

Iedere burger, onafhankelijk van zijn of haar woonplaats, met om het even welke vraag of probleem moet een beroep kunnen doen op een aanbod aan hulp- en dienstverlening op de eerste lijn.

HULPVERLENING VOOR IEDERE BURGER ‘‘Iedere burger, onafhankelijk van zijn of haar woonplaats, met om het even welke vraag of probleem moet een beroep kunnen doen op een aanbod aan hulp- en dienstverlening op de eerste lijn’. Zo stond het in februari 2012 nog in de omzendbrief2 van Vlaams minister Jo Vandeurzen. Bij de vorige analyses bleek telkens dat CAW Delta, CAW regio Vilvoorde en CAW Hageland er amper in slaagden een basiswerking uit te bouwen, omwille van de frappant lagere subsidie-enveloppe voor deze regio’s ten opzichte van andere regio’s in Vlaanderen. Tabel 1 geeft de cijfers voor de enveloppefinanciering van de

CAW’s, per provincie en voor de twee Vlaams-Brabantse CAW’s apart. Het totaal bedrag voor de CAW’s in Vlaanderen nam toe met 52% tussen 2006 en 2015. Er werd duidelijk een extra inspanning gedaan voor de regio Halle-Vilvoorde. Het totaal bedrag voor CAW Halle-Vilvoorde steeg met 111% ten opzichte van de samengetelde bedragen van de CAW’s Delta, Zenne en Zoniën en Regio Vilvoorde in 2006. Wanneer we echter het bedrag uitzetten op het aantal inwoners in de regio, dan komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner, terwijl dit gemiddeld voor Vlaanderen 12,34 euro bedraagt. Vlaams-Brabant als geheel komt zo aan een enveloppe per inwoner van 10,36 euro, een stuk lager dan de andere provincies. Aangezien de enveloppefinanciering in belangrijke mate besteed wordt aan personeel, nam ook de personeelsbezetting van de Vlaamse CAW’s toe. Er was een stijging van het aantal VTE met 17,5% tussen 2006 en 2015. Onze provincie volgt deze evolutie met 19,9%. CAW Halle-Vilvoorde kende een grotere stijging dan dit Vlaamse gemiddelde, namelijk 37%, ondanks het feit dat er in de loop van 2013 nog 6 personeelsleden van CAW Delta overgedragen werden aan CAW Oost-Vlaanderen, aangezien de werking niet langer over gemeenten in Oost-Vlaanderen loopt. De overdracht werd gedeeltelijk gecompenseerd door een toename met 4,5 VTE voor het crisisopvangcentrum Haven 21. Uitgezet op de bevolking (aantal VTE per 10.000 inwoners) zien we dat de provincie Vlaams-Brabant in totaal op hetzelfde niveau zit als de provincie Limburg, met 1,6 VTE per 10.000 inwoners. Dit is echter een stuk onder het Vlaamse gemiddelde van 1,9. Bovendien is het verschil tussen de beide CAW’s in Vlaams-Brabant wel groot: 2,1 VTE per 10.000 inwoners in CAW Oost-Brabant en slechts 1,1 in CAW Halle-Vilvoorde. Van de 104 personeelsleden van CAW Oost-Brabant zijn er echter 10 VTE die ingezet worden in de 2 gevangenissen van Leuven. Deze zijn niet inzetbaar over alle inwoners van de regio.

>>> 2

Omzendbrief betreffende de reorganisatie van het algemeen welzijnswerk (1 februari 2012)

15


>>> Cijfers op basis van de bevolking zeggen uiteraard niets over het profiel van deze inwoners achter de cijfers, hun kwetsbaarheid in een aantal levensdomeinen als inkomen, wonen, opleiding, etnische afkomst, psychische of relationele kwetsbaarheid, schokkende gebeurtenissen, plegers- en slachtoffers, zelfredzaamheid… Zo zien we in het Hageland (Oost-Brabant) veel kwetsbare ouderen (alleenstaand, laag inkomen) en personen met een handicap, terwijl in de rand rond Brussel een hoog aandeel van de bevolking van niet-Belgische afkomst is en er veel alleenstaande ouders wonen.

TABEL 2 I VOLTIJDSE EQUIVALENTEN (VTE) BIJ DE CAW’S 2006

2006 op 10.000 inw.

2015

2015 op 10.000 inw.

Index 2006-2015 (2006 = 100)

Antwerpen

303,1

1,79

347,3

1,92

114,6

Limburg

117,2

1,44

135,5

1,58

115,7

Oost-Vlaanderen

229,8

1,65

283,8

1,92

123,5

West-Vlaanderen

227,5

1,99

260,5

2,21

114,5

Vlaams-Brabant

145,5

1,39

174,5

1,57

119,9

CAW Oost-Brabant - Regio Leuven - Hageland

72,25 22,25

2,64 1,08

104,4

2,14

110,5

CAW Halle-Vilvoorde - Regio Vilvoorde - Delta*

12,0 39,0

0,56 1,11

70,1

1,12

137,4

Brussel

74,0

2,42

85,0

2,41

114,8

1.023,0

1,68

1.201,5

1,86

117,5

Vlaams Gewest (excl. Brussel)

* cijfers 2006: CAW Zenne en Zoniën bij CAW Delta gerekend

FIGUUR 2 I CAW: VTE PER 10.000 INWONERS (2015)

16


02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

OORMERKEN EN OPDRACHTEN De extra middelen die worden toegekend aan de CAW’s worden steeds vaker gekoppeld aan bijkomende opdrachten of criteria. Enkele voorbeelden van ‘geoormerkte’ middelen voor CAW OOST-BRABANT zijn:  1 VTE exclusief voor preventieve woonbegeleiding (criterium: minimum 27 begeleidingen op jaarbasis)  0,7 VTE exclusief voor begeleid zelfstandig wonen voor jongeren en jongvolwassenen met een vermoeden van een handicap (criterium: op elk moment 8 begeleidingen lopen)  1,2 VTE exclusief voor de hulplijn 1712 voor Vlaams-Brabant en Brussel  10 VTE exclusief voor het welzijnswerk in de 2 gevangenissen van Leuven. Ook voor CAW HALLE-VILVOORDE zijn er geoormerkte middelen:  3,8 VTE exclusief voor het crisismeldpunt Integrale Jeugdhulp Vlaams-Brabant  2,61 VTE exclusief voor preventieve woonbegeleiding (criterium: 27 begeleidingen per VTE per jaar)  0,7 VTE exclusief voor begeleid zelfstandig wonen voor jongeren en jongvolwassenen met een vermoeden van een handicap (criterium: op elk moment 8 begeleidingen lopen)  Middelen voor de uitbouw van slachtofferhulp.

Omdat de bijkomende middelen enkel ingezet kunnen worden voor specifieke opdrachten bieden ze geen oplossing voor de structurele onderbezetting. Naast het oormerken van middelen zijn er extra opdrachten ten gevolge van de vernieuwingen in de zorg en netwerking, zoals online-, chat-, en emailhulpverlening, de netwerking in het kader van de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg (art.107), Integrale Jeugdhulp en de coördinatie van het BIZ-project voor Vlaams-Brabant (Budget In Zicht). Dit vraagt veel van de organisatie en de medewerkers op het vlak van administratie, overleg, groter bereik van mensen en hogere intensiteit van begeleidingen en trajectbegeleiding. Door de historiek van de enveloppefinanciering, de tendens om te oormerken en de bijkomende of veranderende opdrachten is het voor de CAW’s moeilijk om de basiswerking in elke zorgregio verder uit te bouwen.

Door de historiek van de enveloppefinanciering, de tendens om te oormerken en de bijkomende of veranderende opdrachten is het voor de CAW’s moeilijk om de basiswerking in elke zorgregio verder uit te bouwen.

17


BERT LAMBEIR I CAW OOST-BRABANT

WIM DECOODT I CAW HALLE-VILVOORDE

We zijn genoodzaakt een aantal keuzes te maken. Zo werd beslist om zoveel mogelijk in te zetten in de zorgregio’s Tienen, Diest en Leuven, en voorlopig minder in de zorgregio Aarschot, omdat het niet mogelijk was in 4 zorgregio’s minimaal aan de kwaliteitsindicatoren voor onthaal te beantwoorden. In het Sociaal Huis van Aarschot wordt een beperkt aanbod onthaal en begeleiding aangeboden.

Hoewel sommige werkingen meer en meer nodig zijn, zijn we toch verplicht om hier en daar af te bouwen, bijvoorbeeld op ouderschaps- en scheidingsbemiddeling. De caseload neemt steeds toe, de contexten worden moeilijker en tegelijk blijft het aantal aanmeldingen stijgen. Medewerkers staan onder druk en we zien meer burn-outs. Als reactie op de druk gaan medewerkers vragen van cliënten zo snel mogelijk proberen op te lossen, in plaats van dieper te graven en te zoeken naar achterliggende problemen.

Daarnaast werd de voortrekkersrol in Zorgnetwerk Landen beëindigd en het onthaal en begeleidingsaanbod in regio Haacht omgebouwd, via een samenwerkingsovereenkomst met de OCMW’s van Haacht, Kampenhout, Keerbergen en Tremelo en CGG Passant. Zowel in Landen als in de regio Haacht wordt er met vrijwilligers gewerkt, die deel uitmaken van het CAW, zodat de werkorganisatie, coaching en intervisie gegarandeerd wordt. We blijven er wel naar streven om ook in Aarschot een volwaardig welzijnsaanbod voor jongeren en volwassenen uit te bouwen.

We zijn genoodzaakt een aantal keuzes te maken omdat het anders niet mogelijk is in vier zorgregio’s aan de kwaliteitsvereisten te beantwoorden.

Als reactie op de druk gaan medewerkers vragen van cliënten zo snel mogelijk proberen op te lossen, in plaats van dieper te graven en te zoeken naar achterliggende problemen. Om het personeel te beschermen tegen de druk wordt er overwogen om permanentie-uren te verminderen, onthaalpunten af te bouwen (Meise, Merchtem), geen outreach toe te passen… De drempel voor cliënten zal daardoor verhogen. De onthaalfunctie wordt steeds sterker binnen het CAW, onder andere door Integrale Jeugdhulp, het is bij uitstek een toegangspoort voor mensen die hulp zoeken. Maar de meest kwetsbare doelgroep kan je niet doorverwijzen naar de private hulp, bijvoorbeeld naar een psycholoog. En omdat de onthaalstroom zo groot is geworden, ontstaan er wachtlijsten bij de begeleidingen. Ook bij de geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) is er een wachtlijst. Maar soms kan je mensen echt niet laten wachten op hulp. Je moet dan verder werken via overbruggingshulp. Daardoor neemt echter de wachtlijst toe voor mensen die bij het CAW zelf op de beste plaats zitten.

18


02 Centra voor Algemeen Welzijnswerk

EDWARD I CLIENT CAW HALLE-VILVOORDE Ik kwam vroeger regelmatig langs bij het inloopcentrum. Daar hing een gezellige sfeer en voelde ik me echt welkom. Ik ben niet echt een prater, maar daar kon ik wel mijn ei kwijt. In de groep, wanneer die niet te groot was. Soms praatte ik met G, een hulpverleenster van ‘boven’. Die kwam af en toe bij ons zitten om te zien hoe het ging. Vaak merkte ze aan mij dat ik me niet 100% ok voelde. Dan nam ze me opzij en maakte ze tijd om naar mij te luisteren. Alleen voor mij. Ik kom niet vaak meer naar het inloopcentrum. Het is daar veel te druk de laatste paar jaren. Iedereen is zo luid. G heeft me nog gecontacteerd om te vragen of ik met haar wilde babbelen. Ik wou dat wel, maar dan moest ik twee à drie weken op voorhand een afspraak inplannen. Dat is moeilijk voor mij. Wanneer ik haar probeer te bellen om eens te babbelen, dan is ze vaak niet bereikbaar. Altijd in gesprek of overleg. Ik mis onze babbels. Ik mis dat iemand naar me luistert. Ik mis mijn plaatsje in de groep.

Ik denk dikwijls: Hun problemen zullen wel erger zijn dan de mijne. Laat hen maar voorgaan.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Tot en met 2013 ontving elk CAW van de provincie een extra betoelaging voor de inloopcentra en voor de versterking van de reguliere werking. In 2014 werden deze subsidies overgenomen door Vlaanderen. • CAW Halle-Vilvoorde ontving investeringssubsidies voor de aankoop van een pand in Vilvoorde, als onderdeel van de sociale campus Vilvoorde, en voor de vestiging in de sociale campus te Halle. • CAW Oost-Brabant kreeg een investeringssubsidie voor de aankoop van een vestiging in Aarschot. • De CAW’s werden ondersteund bij de uitvoering van hun armoedebeleid, schuldhulpverlening, het opmaken van omgevingsanalyses enz. • Jaarlijks worden vernieuwende projecten van de CAW’s betoelaagd.

Wanneer we dan toch eens samen zitten om te praten, dan voelt dat niet hetzelfde als vroeger. Vroeger stelde G dieperliggende vragen. Nu helpt ze me nog steeds heel goed, maar oppervlakkiger. Ik merk dat ze weinig tijd voor me heeft. Ze helpt me met het probleem dat ik op dat moment heb. Vroeger stonden we bij alles stil en kwamen we zo soms tot dingen waar ik ervoor nooit bewust aan gedacht had. Van kennissen heb ik gehoord dat er wel meteen naar hun verhaal geluisterd wordt. Maar eens ze hun verhaal hebben kunnen doen, komen ze op een wachtlijst terecht. Overgang van onthaal naar begeleiding noemen ze dat dan. Dan haken veel mensen al wel eens af. Ik ook. Dan denk ik: zitten zoveel mensen met iets in de knoop? Hun problemen zullen wel erger zijn dan de mijne. Laat hen maar voorgaan.

19


3

CRISISHULPVERLENING

20


03 Crisishulpverlening

CRISISOPVANG VOOR VOLWASSENEN In Vlaams-Brabant is de opvangcapaciteit voor volwassenen in een crisissituatie beperkt. Er zijn twee crisisopvangcentra van de CAW’s: Haven 21 in Halle en het crisisopvangcentrum in Leuven. De meeste OCMW’s hebben mogelijkheden om mensen tijdelijk onder te brengen, in nood- of transitwoningen of elders. Daarnaast zijn er nog enkele kleinschalige private initiatieven, zoals de 6 appartementen en studio’s van welzijnsschakel ’t Sleutelke in Kampenhout. Voor een aantal doelgroepen is er een specifiek aanbod van residentiële crisishulp: personen met een handicap, ouderen, personen met psychische problemen en/of een afhankelijkheidsproblematiek. Vluchthuizen zijn er enkel in het arrondissement Leuven (Leuven en Diest), samen voor 28 personen. Ook de mogelijkheden voor

winteropvang zijn zeer beperkt in Vlaams-Brabant: er zijn 11 bedden in Leuven en sinds kort 10 bedden in Vilvoorde. Tabel 3 geeft het aantal bedden en VTE in de door

Vlaanderen erkende crisisopvangcentra van de CAW’s (1 januari 2014). Haven 21 van CAW Halle-Vilvoorde biedt 18 bedden en het crisisopvangcentrum van CAW Oost-Brabant heeft 16 bedden ter beschikking. Het crisisopvangcentrum Haven 21 werd tot 2008 volledig gefinancierd door de provincie, vandaar dat er in 2006 nog geen erkende bedden waren in Halle-Vilvoorde. In 2014 komen zowel het aantal bedden als het aantal personeelsleden (VTE) bijna aan de Vlaamse gemiddelden hiervoor. De provincies Limburg en Antwerpen hebben een groter aanbod.

TABEL 3 I CAW AANBOD AAN CRISISOPVANG (BEDDEN EN VTE)

Antwerpen

Aantal VTE 2006

Aantal VTE 2014

Aantal VTE 2014 op 100.000 inw.

Aantal bedden 2006

Aantal bedden 2014

Aantal bedden 2014 op 100.000 inw.

12,94

23,79

1,3

88

92

5,1

Limburg

4,48

19,52

2,3

85

66

7,7

Oost-Vlaanderen

8,04

19,24

1,3

25

22

1,5

West-Vlaanderen

9,97

10,38

0,9

28

20

1,7

Vlaams-Brabant - CAW Oost-Brabant - CAW Halle-Vilvoorde Vlaams Gewest

6,16

12,95

1,2

14

34

3,1

6,16

6,00

1,2

14

16

3,2

0

6,95

1,1

0

18

2,9

41,59

85,88

1,3

240

234

3,7

Bron: Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Afdeling Welzijn en Samenleving

FIGUUR 3 I CRISISOPVANG CAW’S: BEDDEN EN VTE PER 100.000 INWONERS (2014)

21


De doorstroming vanuit crisisopvang blijft een groot probleem in Vlaams-Brabant. Enerzijds is er een gebrek aan betaalbare huisvesting en anderzijds zijn er geen opvanginitiatieven voor een langere termijn. Clienten moeten daardoor vaak worden doorverwezen naar opvang in andere regio’s, wat de begeleiding bemoeilijkt en mensen verwijdert uit hun bekende omgeving en sociaal netwerk.

CRISISHULPVERLENING VOOR MINDERJARIGEN Voorzieningen uit de jeugdhulp vormen een netwerk om de crisishulp voor kinderen en jongeren te organiseren. Het crisismeldpunt voor Vlaams-Brabant wordt door CAW Halle-Vilvoorde georganiseerd vanuit het crisisteam van Haven 21. Het meldpunt is permanent bereikbaar en kan indien nodig interventie (onmiddellijke hulp aan huis of op de dienst gedurende drie dagen), begeleiding (intensieve begeleiding van maximum 28 dagen) en opvang (7 dagen) inschakelen. Deze verschillende vormen van crisishulpverlening worden opgenomen door voorzieningen uit de verschillende sectoren die betrokken zijn bij integrale jeugdhulp.

Het meldpunt is permanent bereikbaar en kan indien nodig interventie, begeleiding en opvang inschakelen. Bij de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) kan men terecht voor zowel interventie, begeleiding als opvang. De Centra voor Algemeen Welzijnswerk bieden voornamelijk vraagverheldering en bemiddeling. Binnen de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) is er Crisishulp aan Huis (CAH), die in Vlaams-Brabant bestaat uit vzw Cocon in Vilvoorde (48 plaatsen voor begeleidingen in Halle-Vilvoorde) en vzw Sporen in Leuven (48 plaatsen). Verder zijn er binnen de BJB mogelijkheden zoals mobiele crisishulpverlening (interventie en begeleiding), contextbegeleiding, crisisverblijf en crisisopvang in de pleegzorg. Voorzieningen in de sector personen met een handicap kunnen voor bepaalde doelgroepen crisisbegeleiding en crisisopvang aanbieden. De Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg kunnen ingeschakeld worden voor probleemverkenning, diagnostiek en behandeling. Verschillende van deze sectoren komen verder nog aan bod in dit rapport.

22


03 Crisishulpverlening

SHARI ROBIJNS I CAW HALLE-VILVOORDE Omdat er gebrek is aan andere vormen van opvang in de regio, zoals een vluchthuis of opvang voor alleenstaande dakloze mannen, komen in het crisisopvangcentrum verschillende problematieken bij elkaar. Dat zorgt vaak voor incidenten tussen de groepen onderling. We hebben hier vooral cliënten met een woonproblematiek, die dus dakloos worden, jongeren, bij wie vaak een drugsproblematiek speelt, en mensen met een problematiek van intra-familiaal geweld. Soms moeten mensen dan ook doorverwezen worden over de regiogrenzen heen. Maar die regiogrenzen worden meer en meer bewaakt.

We zouden meer in netwerken moeten samenwerken. We proberen dat wel, maar uiteindelijk functioneren we los van elkaar.

We zouden meer in netwerken moeten samenwerken. We proberen wel samen te werken met andere diensten, zoals de PAAZ-afdelingen (Psychiatrische Afdeling in een Algemeen Ziekenhuis) en de drugshulpverlening. Maar uiteindelijk functioneren we los van elkaar. We zouden beter naar elkaar moeten kunnen doorverwijzen. We hebben daarom nu een werkgroep crisis in Halle-Vilvoorde. In 2015-2016 leggen we in deze werkgroep sterk de nadruk op die samenwerking. De crisisopvang voor volwassenen zou beter in een gemoduleerd kader gegoten worden, zoals dat ook bij de jongeren in Integrale Jeugdhulp is gebeurd. Die modulering vergt een reorganisatie. Naast het meldpunt Integrale Jeugdhulp, dat in ons crisiscentrum is gevestigd, en een consultfunctie, werken wij nu bij de volwassenen ook al met een interventiemodule. Dat kan enerzijds ambulant, dan werken we drie dagen intensief met de cliënt op kantoor, of anderzijds residentieel, eveneens voor drie intensieve dagen. De bedoeling is tijdens die drie dagen een trajectplan op te stellen: wat neemt de cliënt op zich en wat doen wij? Eventueel kan de cliënt daarna nog twee weken opgevangen worden of wordt hij doorverwezen naar andere hulpverlening. Door te differentiëren kunnen we beter op hulpvragen inspelen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • CAW Oost-Brabant kreeg investeringssubsidies voor Halte 51 (residentiële opvang van jongvolwassenen) • De provincie gaf subsidies aan de crisisopvang in de vluchthuizen van Leuven en Diest, om meer in te kunnen zetten op nazorg. • Van 2000 tot 2008 financierde de provincie volledig het crisisopvangcentrum Haven 21 in Halle. Na enkele overgangsjaren waarin Vlaanderen het centrum gedeeltelijk subsidieerde, wordt het sinds 2013 volledig gesubsidieerd door Vlaanderen en beheerd door CAW Halle-Vilvoorde. • Van 2011 tot 2013 ondersteunde de provincie de voeselverdeling (aanvullend aan de voedselbank) en sociale restaurants in Vlaams-Brabant • In 2009 kende de provincie een subsidie toe aan de voorzieningen die plaatsen ter beschikking stelden voor het crisisnetwerk van IJH. 23


4

BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND Het aanbod in de Bijzondere Jeugdbijstand is zowel in Brussel als in Vlaams-Brabant, en dan vooral in Halle-Vilvoorde, zeer beperkt.

24


04 Bijzondere Jeugdbijstand

SITUATIE TOT 2012 Tot en met 2012 werden de voorzieningen in de Bijzondere Jeugdbijstand onderverdeeld in de volgende werkvormen: begeleidingstehuizen, dagcentra, begeleid zelfstandig wonen, gezinstehuizen, onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra en thuisbegeleidingsdiensten. Er was in Halle-Vilvoorde, gezien op het aantal jongeren, vooral een tekort in de residentiële voorzieningen: de begeleidings- en gezinstehuizen. Er waren in 2012 namelijk 6 plaatsen per 10.000 jongeren, terwijl dit gemiddeld in Vlaanderen op 24,8 per 10.000 jongeren lag. Wel is het zo dat men bij een plaatsing van een jongere niet gebonden is aan de voorzieningen in de regio. In sommige (gespecialiseerde) voorzieningen komen de cliënten dan ook vanuit heel Vlaanderen. Daarnaast zou er bij de interpretatie ook rekening moeten gehouden worden met de bezettingsgraad en met de uitstroom uit de voorzieningen, gegevens waarover we op dit moment niet beschikken.

Bij andere voorzieningen en diensten spelen deze factoren veel minder een rol: thuisbegeleiding gebeurt vanuit een dienst in de regio, en een jongere kan niet naar een dagcentrum aan de andere kant van het land. Bij de thuisbegeleidingsdiensten zagen we in Halle-Vilvoorde een positieve evolutie: van 64 plaatsen in 2009 naar 184 plaatsen in 2012. Toch was ook het aandeel plaatsen thuisbegeleiding per 10.000 jongeren in Vlaams-Brabant in 2012 het laagst van alle provincies (11,1 tegenover 15,6 in Vlaanderen). Ook bij de dagcentra, onthaal en oriëntatie en begeleid zelfstandig wonen hinkte de provincie Vlaams-Brabant, en vooral dan het arrondissement Halle-Vilvoorde, achterop. In het totaal van het aantal plaatsen in de Bijzondere Jeugdbijstand kwam Halle-Vilvoorde op 26 plaatsen per 10.000 jongeren en Leuven op 36,5, terwijl de andere provincies allemaal meer dan 50 plaatsen per 10.000 jongeren hadden.

TABEL 4 I AANTAL PLAATSEN PER WERKVORM IN DE BJB PER 10.000 JONGEREN (01/01/2012) Antwerpen

Oost-Vlaanderen

West-Vlaanderen

Limburg

Vlaams-Brabant

Vlaanderen zonder Brussel

Halle-Vilvoorde

Leuven

Brussel

begeleidingstehuizen

23,5

27,2

35,3

27,3

11,9

24,8

6,0

19,9

11,4

gezinstehuizen

0,0

0,2

0,0

0,0

0,4

0,1

0,0

1,1

0,0

onthaal en oriëntatie

3,6

2,7

2,8

2,5

1,6

2,7

1,6

1,7

1,6

dagcentra

5,1

4,1

7,7

6,4

2,9

5,1

1,7

4,5

2,6

thuisbegeleidingsdiensten

19,4

14,6

16,7

13,5

11,1

15,6

14,3

6,8

10,5

begeleid zelfstandig wonen TOTAAL

5,0

2,5

3,0

4,0

2,5

3,5

2,5

2,6

4,2

56,5

51,3

65,5

53,6

30,0

51,7

26,0

36,5

30,2

Bron: Agentschap Jongerenwelzijn

25


FIGUUR 4 I AANTAL PLAATSEN PER MODULE IN DE BJB (01/01/2014)

Bron: Agentschap Jongerenwelzijn

TABEL 5 I AANTAL PLAATSEN PER MODULE IN DE BJB (01/01/2014) PER 10.000 JONGEREN (01/01/2014)

Antwerpen

Oost-Vlaanderen

West-Vlaanderen

Limburg

Vlaams-Brabant

Vlaanderen zonder Brussel

Halle-Vilvoorde

Leuven

Brussel

26

Verblijf

22,3

24,1

34,0

26,2

11,2

23,2

1,8

24,4

14,9

Dagbegeleiding

5,0

4,1

7,4

7,0

1,9

4,9

0,9

3,3

3,8

Enkel contextbegeleiding

21,9

16,6

19,2

21,6

11,4

18,3

7,3

17,1

11,2

Totaal contextbegeleiding

49,2

44,8

60,7

54,7

24,5

46,4

10,0

44,8

29,9

Autonoom Wonen

7,0

5,2

6,0

5,9

3,6

5,6

2,6

5,1

4,3

OOOC Verblijf

2,5

2,1

2,1

2,0

1,0

2,0

1,1

1,0

1,0

Enkel OOOC Onderzoek

1,0

0,5

0,7

0,7

0,8

0,8

0,7

1,1

0,5

Totaal OOOC

3,4

2,6

2,7

2,7

1,9

2,7

1,8

2,0

1,5

TOTAAL

59,6

52,9

69,5

63,3

30,0

54,8

14,3

51,9

35,7


04 Bijzondere Jeugdbijstand

HET EXPERIMENTEEL MODULAIR KADER

In de andere provincies is er op dit vlak ongeveer een status quo.

In de loop van 2013 werden, in het kader van de implementatie van de Integrale Jeugdhulp, alle werkvormen omgezet naar ‘modules’. De opstart van het Experimenteel Modulair Kader (EMK) zorgde voor grote veranderingen in het hulpverleningslandschap. Zo werden de residentiele plaatsen omgezet naar verblijfs- en contextmodules (thuisbegeleiding). Het Agentschap Jongerenwelzijn bezorgde daarom de cijfers van 01/01/2014, op een moment dat voor alle werkvormen de overschakeling naar modules was afgerond.

De plaatsen bij de thuisbegeleidingsdiensten vinden we in het modulesysteem terug onder ‘enkel contextbegeleiding’3. Ten opzichte van de andere provincies is de groei op dit gebied kleiner in Vlaams-Brabant. Er zijn in totaal in de provincie 257 plaatsen, bijna 100 minder dan de volgende provincie, namelijk Limburg. Er zijn slechts 11,5 begeleidingsplaatsen per 10.000 jongeren, waarvan het grootste deel in het arrondissement Leuven, ten opzichte van 18,3 in Vlaanderen.

Tussen 2012 en 2014 vonden er tegelijk een aantal fusies van voorzieningen plaats, zodat er verschuivingen kunnen zijn in de cijfers, zonder dat dit betekent dat er plaatsen van de ene provincie of van het ene arrondissement naar het andere zijn gegaan. Zo fusioneerde Malpertuus (Kampenhout, dus Halle-Vilvoorde) met twee voorzieningen uit arrondissement Leuven tot Combo, met zetel in Leuven en worden deze plaatsen nu dus gerekend bij het arrondissement Leuven. De plaatsen worden ook per voorziening gegeven en niet per afdeling, zodat de plaatsen van Tonuso in Asse bij Brussel worden gerekend en de afdelingen van Sint-Vincentius in Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem en Diest bij Limburg (Zelem).

Het aantal plaatsen verblijf (2014) nam in alle provincies lichtjes af ten opzichte van de aantallen in de vroegere begeleidingstehuizen en gezinstehuizen (2012), behalve in Brussel.

In totaal zijn er in Vlaanderen (zonder Brussel) in 2014 (Tabel 5) in de Bijzondere Jeugdbijstand 437 plaatsen en begeleidingen meer dan in 2012. Daarvan zijn er echter slechts 8 in Vlaams-Brabant bijgekomen. In Brussel kwamen er in dezelfde periode 52 plaatsen bij.

Voor autonoom wonen (in 2012 nog begeleid zelfstandig wonen) kwamen er op Vlaams niveau 272 plaatsen bij, waarvan 26 in Vlaams-Brabant, terwijl de provincie ook op dit gebied al een achterstand had. Voor de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra (OOOC) blijft de globale situatie vergelijkbaar met 2012, maar vooral voor OOOC-verblijf4 is er een sterke achterstand in Vlaams-Brabant.

Het aantal plaatsen verblijf (2014) nam in alle provincies lichtjes af ten opzichte van de aantallen in de vroegere begeleidingstehuizen en gezinstehuizen (2012), behalve in Brussel. Binnen Vlaams-Brabant zien we een verschuiving van Halle-Vilvoorde naar Leuven, wat in Halle-Vilvoorde een aandeel geeft van 1,8 plaatsen per 10.000 jongeren, terwijl het gemiddelde in Vlaanderen 23,3 is. Bij dagbegeleiding blijft de provincie Vlaams-Brabant eveneens helemaal achter op de andere provincies, met slechts 43 plaatsen of 1,9 per 10.000 jongeren, terwijl het gemiddeld in Vlaanderen 4,9 per 10.000 jongeren is. In beide arrondissementen is er een afname van het aantal plaatsen dagbegeleiding vergeleken met het aantal plaatsen in de dagcentra in 2012.

De toch wel zeer lage cijfers in Halle-Vilvoorde worden niet gecompenseerd door een hoger aanbod in Brussel. In tegendeel, ook Brussel zit voor elk van de modules onder het Vlaamse cijfer als we de gegevens uitzetten op 30% van het aantal jongeren dat in Brussel woont.

>>> 3 4

Bij verblijf en dagbegeleiding is eveneens telkens contextbegeleiding inbegrepen. Bij OOOC-verblijf is OOOC-onderzoek inbegrepen.

27


FIGUUR 5 I BJB PLAATSEN PER MODULE PER 10.000 JONGEREN (01/01/2014)

>>> Daarnaast worden ook heel wat jongeren begeleid of opgevangen buiten de sector jeugdzorg, zoals in voorzieningen erkend door Kind en Gezin of door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of in psychiatrische ziekenhuizen. Maar ook in deze sectoren is het aanbod in de regio Halle-Vilvoorde niet sterk uitgebouwd. In 2012 werd het decreet op de pleegzorg goedgekeurd waardoor op 1 januari 2014 de regionale diensten voor pleegzorg van start konden gaan. In 2013 kreeg Vlaams-Brabant een erkenning van 15 plaatsen voor een Centrum voor Integrale gezinszorg (CIG), dat ze moet delen met Oost-Vlaanderen. Sinds 2014 worden de CIG erkend en gefinancierd door het Agentschap Jongerenwelzijn. Op 1 maart 2014 trad het decreet Integrale Jeugdhulp in werking. 30% van de niet-rechtstreeks toegankelijk jeugdhulp moet rechtstreeks toegankelijk worden. Dit gebeurt o.a. in de contextbegeleidingen en door 200 bijkomende ‘krachtgerichte, kortdurende context-begeleidingen’. In 2015 volgen nog 60 laagintensieve contextbegeleidingen, maar alleen voor Antwerpen en Oost-Vlaanderen.

28


04 Bijzondere Jeugdbijstand

AN SPRANGERS I CENTRUM VOOR JEUGDHULP TONUSO Het CLB meldt een 14-jarig meisje aan met een hardnekkige spijbelproblematiek. We stellen een zéér problematische opvoedingssituatie vast bij haar thuis. Het gaat om een alleenstaande moeder met 2 kinderen die erg geïsoleerd leeft, in een zwaar vervuilde woning. Ze heeft zo goed als geen financiën, dus is er gebrek aan gezonde voeding. De oudste dochter leeft zo goed als op straat, waardoor ze heel moeilijk bereikbaar is voor de begeleiders. Onze grootste verbazing is dat in deze situatie nog nooit een hulpverlener een voet heeft binnengezet sinds de 5 jaren dat dit gezin in deze gemeente woont. Het tekort aan makkelijk bereikbaar en gekend hulpaanbod, draagt er toe bij dat we dergelijke gezinssituaties niet of te laat opmerken. Laat staan dat deze gezinnen zelf de weg vinden naar een beperkt jeugdhulpaanbod. Men zegt vaak dat ‘aanbod meer vragen creëert’, maar dat moeten we volgens mij omzetten in ‘aanbod maakt de vragen meer zichtbaar’ en verhoogt de kans dat mensen tijdig antwoorden vinden.

Men zegt vaak dat ‘aanbod meer vragen creeert’, maar dat moeten we volgens mij omzetten in ‘aanbod maakt de vragen meer zichtbaar’ en verhoogt de kans dat mensen tijdig antwoorden vinden.

andere jongeren bedreigend en onveilig gedrag. De begeleiders zijn erg ongerust, doen wat ze kunnen maar een ‘tijdelijke’ opvang maakt het moeilijk om impact te hebben, want de jongere is zich van die tijdelijkheid goed bewust. Een tekort aan aanbod maakt ook dat we zelden het ‘goede’ antwoord kunnen geven op wat gezinnen en jongeren nodig hebben. Door het tekort aan verblijfsmogelijkheden in onze regio escaleren problemen vaker en ontstaan zo meer crisissituaties. Complexe problemen vragen dat we verschillende deskundigheden in 1 gezin kunnen inzetten. Zo is er een grote nood aan kinderpsychiatrisch aanbod en ondersteuning. Maar ook de geestelijke gezondheidszorg heeft een zéér beperkt aanbod naar jongeren in deze regio. Samen met andere partners gaan we op zoek naar oplossingen. We bundelen de krachten met voorzieningen uit verschillende sectoren om in de regio dagbestedingsprojecten op te starten. De Netwerken Leerrecht voorzien een aanbod voor jongeren met een behoefte aan een alternatief ‘lerende’ omgeving. We ontwikkelen een hulpprogramma voor gezinnen met een echtscheiding in conflict. We brengen de deskundigheid van psychiatrie in om bij moeilijke problemen verder te kunnen begeleiden zodat de continuïteit in een zorgrelatie vergroot. Maar… er is een limiet. We kunnen al deze initiatieven niet blijven erbij doen, met steeds hetzelfde aantal mensen.

Een meisje wordt aangemeld voor crisisopvang. Omdat er een bed vrij is, wordt de afdeling verplicht haar op te nemen, ook al kunnen ze niet de passende hulp bieden, ook al brengt een nieuwe opname makkelijk een bestaande groep uit evenwicht en is het examenperiode. Het meisje staat ’s nachts, onder invloed van drugs, luid schreeuwend op het dak, en stelt voor zichzelf en

29


Ook de te lange wachtlijsten en de lastige openingsuren worden als een struikelblok ervaren.

ELISKA DOUWEN I OUDERSWERKING BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND VLAAMS-BRABANT Het erkennen dat je hulp nodig hebt, is niet altijd makkelijk. Het vragen van hulp is dat evenmin! Eens de beslissing genomen om hulp te zoeken, is het vinden van hulp ook geen evidente zaak: waar kan je terecht voor welke hulp? Veel diensten zijn niet gekend bij ouders. Ouders zijn zeker vragende partij naar een duidelijk en eenvoudig overzicht van het hulpverleningslandschap. Ouders zetten in de eerste plaats de stap naar hulp waarmee ze vertrouwd zijn en waarmee ze goede ervaringen hebben. Wat heb je aan laagdrempelige hulpverlening als je de diensten niet eens vlot kan bereiken? Veel diensten zijn gelegen in centra, in de dorpen is er te weinig. Ook de te lange wachtlijsten en de lastige openingsuren (veel diensten zijn alleen geopend tijdens kantooruren) worden als een struikelblok ervaren. Om deze en andere ervaringen van ouders te vertalen naar het beleid, zijn we gestart met de ouderswerking Vlaams-Brabant. We brengen ouders uit verschillende voorzieningen samen, en geven de signalen door aan Integrale Jeugdhulp.

30


04 Bijzondere Jeugdbijstand

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Sinds 2006 financiert de provincie extra plaatsen voor time-out en dagbesteding voor jongeren. Dit zijn kleinschalige projecten, ingebouwd in een voorziening, op maat van de behoeften aan timeout en dagbesteding. • De Netwerken Leerrecht krijgen middelen om jongeren die voorlopig geen perspectief hebben op school, te oriënteren en te begeleiden naar de voor hen meest geschikte leerplekken of om naar een alternatieve oplossing te zoeken. • De Ouderswerking Vlaams-Brabant (enerzijds ondersteuning van ouderswerkingen en anderzijds ondersteuning van inspraak en participatie van ouders met kinderen in de BJB) wordt betoelaagd.

• De provincie geeft investeringssubsidies aan voorzieningen BJB voor aankoop of renovatie van hun infrastructuur. • De provincie faciliteert de beide Overlegplatforms Bijzondere Jeugdbijstand en hun werkgroepen, het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp (IJH), het netwerk LINK (samenwerking rond psychologische en psychiatrische problematieken i.s.m. BJB, sector voor personen met een handicap en geestelijke gezondheidszorg). •V ernieuwende projecten worden ondersteund.

31


5

CENTRA VOOR KINDERZORG EN GEZINSONDERSTEUNING

32


05 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

In Vlaams-Brabant zijn er slechts drie Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning werkzaam.

In Vlaams-Brabant zijn er slechts 3 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) werkzaam: De Schommel (Scherpenheuvel-Zichem, Tienen en Leuven), De Kleine Parachute (Vilvoorde) en Sloebernest (Beersel). Voor de CKG’s is er sinds 2013 een nieuwe modulaire regelgeving5. Er zijn vier werkvormen: mobiele begeleiding, ambulante training, ambulante opvang en residentiële opvang. Deze bestaan nog eens uit verschillende typemodules, die onderling verschillen in duur, frequentie en intensiteit. Een CKG krijgt jaarlijks een subsidie-enveloppe (gebaseerd op de vroegere enveloppe, die uitging van de capaciteit), waarvan het merendeel moet worden vastgelegd voor de typemodules die door het CKG dat jaar worden aangeboden. Het aanbod van bepaalde trainingen en begeleidingen van een CKG kan elk jaar wijzigen. Bovendien voeren de CKG’s niet altijd alle mobiele begeleidingen of trainingen uit waarvoor ze bij het begin van het jaar subsidies krijgen (subsidies worden dan teruggevorderd), of ze voeren er net meer uit. De capaciteit van de residentiële opvang kan niet zomaar worden gewijzigd, zodat de opvangplaatsen gegarandeerd blijven. Een vergelijking met voorgaande jaren is dus moeilijk.

Besluit van de Vlaamse Regering inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning van 9 november 2012; en Ministerieel besluit betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning van 21 december 2012

5

33


TABEL 6 I CAPACITEIT VAN DE CKG’S (2014)

Antwerpen

Ambulant (dag)

Ambulant per 10.000 kinderen van 0-12 jaar

Residentieel (dag en nacht)

Residentieel per 10.000 kinderen van 0-12 jaar

22

0,83

195

7,39

Limburg

12

1,04

48

4,16

Oost-Vlaanderen

26

1,25

113

5,43

West-Vlaanderen

24

1,58

52

3,42

Vlaams-Brabant

12

0,74

31

1,91

- Halle-Vilvoorde

12

1,27

7

0,74

- Leuven

0

0,00

24

3,51

Brussels Gewest

0

0,00

12

0,59

Vlaams Gewest

96

1,06

439

4,87

(zonder brussel)

Bron: Kind en Gezin, preventieve gezinsondersteuning

FIGUUR 6 I CAPACITEIT VAN DE CKG’S PER 10.000 KINDEREN VAN 0-12 JAAR (2014)

Bron: Kind en Gezin, preventieve gezinsondersteuning

34


05 Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

Ook kunnen kinderen uit Vlaams-Brabant niet zomaar in Brussel terecht, aangezien er daar geen ambulante plaatsen zijn en slechts 12 residentiële plaatsen.

De cijfers uit het dossier ‘Investeren in welzijn 20062012’, voor de periode van 2006 tot 2011 toonden een grote achterstand van Vlaams-Brabant ten opzichte van de andere provincies. Op 31/12/2011 bedroeg de capaciteit van de CKG’s per 10.000 kinderen van 0-12 jaar in Vlaams-Brabant 8,6, terwijl dit gemiddeld in Vlaanderen 16,6 bedroeg. Het arrondissement Leuven had op 31/12/2011 14,7 plaatsen (residentieel, ambulant en mobiel) per 10.000 kinderen, terwijl Halle-Vilvoorde slechts een capaciteit had van 4,0 plaatsen per 10.000 kinderen. Wanneer we de cijfers van 2014 bekijken, zien we vooral voor de residentiële opvang een grote achterstand in Vlaams-Brabant, met 1,9 residentiële opvangplaatsen per 10.000 kinderen van 0-12 jaar, ten opzichte van een Vlaamse gemiddelde van 4,9 plaatsen per 10.000 kinderen. Dit wordt niet gecompenseerd via het ambulante aanbod (dagopvang), want ook daar heeft de provincie Vlaams-Brabant het kleinste aanbod: 0,7 plaatsen per 10.000 kinderen van 0-12 jaar. Het gemiddelde voor het Vlaamse Gewest is bij het ambulante aanbod 1,1. Ook kunnen kinderen uit Vlaams-Brabant niet zomaar in Brussel terecht, aangezien er daar geen ambulante plaatsen zijn en slechts 12 residentiële plaatsen. Voor het residentiële aanbod, dat bestaat uit crisisopvang, zeer korte residentiële opvang en lange residentiële plaatsen, is er vooral een tekort in Halle-Vilvoorde, terwijl er geen ambulante opvang (of dagopvang) is in het arrondissement Leuven. Alhoewel we in het vorige overzicht (Dossier investeren in welzijn 2006-2012) reeds meldden dat er, meer dan in andere provincies, een toename was van het aantal plaatsen in de provincie Vlaams-Brabant tussen 2009 en 2011, zien we dat de achterstand ten opzichte van de andere provincies ook op dit vlak blijft bestaan.

35


6

PERSONEN MET EEN HANDICAP

36


06 Personen met een handicap

VOORAFNAME VOOR HISTORISCHE ACHTERSTAND In het budget voor de jaarlijkse uitbreidingen in de sector personen met een handicap was er telkens een voorafname van 10% die werd verdeeld onder de provincie Antwerpen en de provincie Vlaams-Brabant samen met Brussel. Deze voorafname kwam er als antwoord op de historische achterstand in deze beide regio’s. In tabel 7 wordt het overzicht opgenomen van de laatste zes jaar, waarbij in 2010 en 2011 nog (zoals toen reeds enkele jaren in voege) voor deze verdeling tussen de twee regio’s het aantal wachtenden met een dringende vraag werd genomen als uitgangspunt. Sinds 2012 worden hiervoor de bevolkingsaantallen gebruikt.

Mocht er geen correctie zijn voor historische achterstand, dan zou de kloof met de andere provincies jaarlijks nog groeien.

De overige 90% van het uitbreidingsbudget werd voor 80% verdeeld op basis van het bevolkingsaantal6 en voor 20% op basis van het aantal dringende zorgvragen op de Centrale Registratie van de Zorgvragen (CRZ). Het gebrek aan doorverwijzers en detectiemogelijkheden (bijvoorbeeld bij VDAB), en het slechts beperkt uitgebouwde en daardoor relatief onbekende aanbod leidt er in de regio Halle-Vilvoorde echter toe dat er slechts een klein aantal vragen op de CRZ wordt geregistreerd. Het effect van de voorafname wordt dus tenietgedaan door de lagere financiering omwille van het lage aantal registraties op de CRZ. Het gevolg is dat er in de praktijk wat Vlaams-Brabant en Brussel betreft geen inhaaloperatie gebeurt ten opzichte van de andere provincies, terwijl dit in Antwerpen wel het geval is7. Mocht er geen correctie zijn voor historische achterstand, dan zou de kloof met de andere provincies jaarlijks nog groeien. Tabel 7 toont de bedragen van de voorafname voor de regio’s Vlaams-Brabant en Brussel en Antwerpen. Sinds voor de verdeling tussen beide regio’s de bevolkingscijfers worden gebruikt (2012) is het bedrag voor de inhaalbeweging substantieel verhoogd.

TABEL 7 I BEDRAGEN VOORAFNAME VOOR HISTORISCHE ACHTERSTAND (IN EURO) Jaar

Vlaams-Brabant en Brussel

Antwerpen

2010

320.440

707.510

2011

478.087

1.167.213

2012

1.048.100

1.301.900

2013

942.532

1.170.768

2014

752.076

934.192

2015

1.670.213

2.074.660

TOTAAL

5.211.448

7.356.243

Bron: VAPH (omzendbrieven uitbreidingsbeleid)

6 Voor Brussel wordt rekening gehouden met de vastgelegde norm van 30% van de bevolking die tot de doelgroep behoort van de Vlaamse Gemeenschap. 7 Op basis van gegevens van het VAPH berekende het Coördinatiepunt Handicap van de provincie Antwerpen dat, indien het investeringsritme van de voorbije 2 jaar wordt aangehouden, het nog 16 jaar zal duren voor Antwerpen de kloof met de andere provincies helemaal heeft gedicht.

37


De berekening van het totale subsidiebedrag van alle VAPH-ondersteuningsvormen per provincie per inwoner op jaarbasis (die rekening houdt met de kostprijs per plaats in de verschillende zorgvormen), toont duidelijk aan dat er nog steeds een stuk minder middelen gaan naar de provincie Vlaams-Brabant en Brussel (Tabel 8). Ook hier doet het tekort zich vooral voor in de regio Halle-Vilvoorde. In totaal is er een tekort van 66,4 miljoen euro t.o.v. het Vlaamse gemiddelde.

er wel een verschil tussen beide aandelen: het budget neemt 4% meer in dan het inwonersaantal. Daar is er dus wel degelijk een inhaaloperatie. De Vlaamse Regering deelde eind 2014 mee dat er ook voor 2016 t.e.m. 2019 middelen voor VAPH-uitbreidingsbeleid worden voorzien. Als provincie pleiten we ervoor om in de verdeling van dit budget, conform aan het Regeerakkoord, de inhaalbeweging verder te zetten.

In Tabel 9 wordt het aandeel van het toegekende uitbreidingsbudget van elke provincie of regio vergeleken met het bevolkingsaandeel van die provincie of regio. Vlaams-Brabant en Brussel nemen in beide gevallen ongeveer 22% van het aandeel in. Voor Antwerpen is

TABEL 8 I TOTAAL SUBSIDIEBEDRAG VAPH ONDERSTEUNINGSVORMEN PER PROVINCIE PER INWONER OP JAARBASIS (2013) Totaal subsidiebedrag VAPH (in euro)

subsidiebedrag/ inwoner (in euro)

Antwerpen

335.385.281,96

188,22

Limburg

192.433.146,00

226,55

Oost-Vlaanderen

295.880.284,76

203,39

Vlaams-Brabant en Brussel

214.310.760,24

149,20

West-Vlaanderen

271.029.050,15

231,65

1.309.149.651,94

195,62

Provincie

Totaal

Bron: VAPH: berekening voor de permanente cel van 26/09/2013 (de kostprijs is berekend volgens het aantal erkende plaatsen aan de gemiddelde jaarkostprijs (zie UB 2013) en het voorziene budget)

TABEL 9 I VERGELIJKING TUSSEN TOTAAL BUDGET IN UITBREIDINGSBELEID (UB) 2010-2015 TOEGEKEND PER REGIO EN BEVOLKINGSAANTAL

Provincie

Totaal budget UB periode 2010-2015 (in euro)

Inwonersaantal

% van het totaal inwoners-aantal

Antwerpen

38.415.730

30,6

1.802.719

26,7

Limburg

15.025.176

12,0

856.280

12,7

Oost-Vlaanderen

24.809.692

19,7

1.468.932

21,7

Vlaams-Brabant en Brussel

27.377.248

21,8

1.456.312

21,5

West-Vlaanderen

20.049.071

16,0

1.175.508

17,4

125.676.916

100,0

6.759.751

100,0

Totaal Vlaanderen en Brussel

Bron: VAPH, omzendbrieven uitbreidingsbeleid

38

% van het totaal budget


06 Personen met een handicap

VRAAGGESTUURDE ZORG Sinds 2012 is er vanuit de overheid meer ingezet op vraaggestuurde zorg door de toekenning van een groot stuk van het uitbreidingsbeleid in de vorm van persoonsvolgende convenanten of een persoonlijk assistentiebudget (PAB). De toekenning van de convenanten waarmee een persoon met een handicap zijn ondersteuning kan inkopen bij een VAPH-erkende voorziening, evenals de toekenning van het PAB, gebeuren op basis van criteria waardoor de prioriteit van de vraag wordt bepaald. Alleen maakt de wijze van toekenning van convenanten dat het budget nu niet meer aan een voorziening wordt toegekend in een bepaalde regio, maar aan de persoon die zijn regio van oplossing zelf kiest. Daarom is een vergelijking tussen provincies met cijfers over de uitbreidingen sinds 2012 moeilijker. Onderstaande gegevens zijn dan ook gebaseerd op de erkenningen per provincie op datum van 30/06/2014 (convenanten en PAB niet meegerekend) 8. De reorganisatie van de sector, van een financiering van het aanbod naar een persoonsvolgend budget, zal de achterstand niet oplossen. Indien er plaatsen naar persoonsvolgende budgetten worden omgezet, zullen er hierdoor jaarlijks eveneens minder middelen opnieuw beschikbaar komen indien het aanbod in de regio kleiner is.

8

VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE ZORGVORMEN Het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft een grote achterstand in het aantal plaatsen tehuis niet-werkenden (nursing en bezigheidstehuis) per 10.000 inwoners t.o.v. het Vlaamse gemiddelde (Figuur 9). Een convenant voor een nursingplaats staat voor een budget van bijna 70.000 euro. Dus met de voorafname voor de achterstand van 1.670.213 euro kunnen bijvoorbeeld 23 convenanten voor een nursingplaats worden toegekend. Gezien de grootte van de achterstand voor bepaalde zorgvormen zoals nursing, blijft er nog een groot verschil ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde. Er is zeker nog nood aan een inhaalbeweging voor bepaalde zorgvormen, vooral voor minderjarigen, waar het aanbod van internaten en vooral dit van semi-internaten onvoldoende uitgebouwd is (Figuur 7). Maar sinds de start van Integrale Jeugdhulp, wordt het aanbod voor minderjarigen uitgedrukt in modules. Omdat dit moeilijk vergelijkbaar wordt, is het aanbod hier nog uitgedrukt in de traditionele zorgvormen. Sinds januari 2015 wordt het aanbod voor volwassenen aangeboden binnen het regelluwe kader van FAM (Flexibel Aanbod Meerderjarigen), maar voor dit overzicht nemen we nog de indeling in zorgvormen. Bij de voorzieningen voor meerderjarigen met een handicap zijn er vooral tekorten op het vlak van tehuis niet-werkenden en dagcentra (Figuur 8). Verder is er bijna geen kortopvang in het arrondissement Leuven.

Het budget voor convenanten en PAB is wel mee opgenomen in de tabel met het jaarlijks budget uitbreidingsbeleid 2010-2015 (Tabel 9).

39


FIGUUR 7 I ERKENNINGEN SEMI- EN INTERNAAT VOOR MINDERJARIGEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

Bron: VAPH

FIGUUR 8 I ERKENNINGEN AMBULANTE EN SEMI-RESIDENTIELE ZORGVORMEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

Bron: VAPH

40


06 Personen met een handicap

FIGUUR 9 I ERKENNINGEN RESIDENTIELE ZORGVORMEN PER 10.000 INWONERS (30/06/2014)

Bron: VAPH

41


HANS VAN HASSEL I DE KERSELAAR

LUC I CLIËNT VAN DE KERSELAAR

Tot en met 2013 beschikte De Kerselaar over een erkenning voor het organiseren van residentiële zorg aan 50 volwassen personen met een handicap. Deze capaciteit is veel te mager voor de regio die De Kerselaar bedient. In het dagcentrum De Berken in Overijse wachten veel gebruikers al jaren op een residentiële plaats. En in de scholen voor buitengewoon onderwijs blijven leerlingen uit de Druivenstreek, bij gebrek aan opvangen ondersteuningsmogelijkheden, enkele jaren langer omdat De Berken en De Kerselaar reeds ver boven hun capaciteit diensten verlenen.

Luc heeft een lichte verstandelijke handicap en woont al jaren zelfstandig in de dorpskern. Hij wordt in zijn zelfstandig wonen ondersteund door een dienst voor begeleid wonen, thuisverpleging en gezinshulp. Drie dagen in de week geniet hij met volle teugen van het activiteitenaanbod van een dagcentrum.

Voor de Druivenstreek werd de beleidswijziging van de Vlaamse Regering een opportuniteit. Het toekennen van een zorgbudget aan de meest dringende zorgvragers maakt dat acute vragen van personen met een handicap plots wel perspectief krijgen. In samenwerking met andere welzijnsorganisaties uit de streek kunnen we nu zorg organiseren voor personen met een persoonsvolgende convenant. En als voorziening met een Flexibel Aanbod voor Meerderjarigen (FAM) is het gemakkelijker om echt op maat te werken. Daardoor kunnen we nu een aantal logeerkamers aanbieden voor de tijdelijke opvang van volwassenen met een handicap.

In samenwerking met andere welzijnsorganisaties uit de streek kunnen we nu zorg organiseren voor personen met een persoonsvolgende convenant.

42

Had de val van Luc plaatsgevonden voor 2014 dan was hij waarschijnlijk definitief in een residentiële setting opgenomen. Een ongelukkige val zorgt voor een gebroken schouder en enkele ernstige kneuzingen. De revalidatie verloopt veel moeilijker dan voorspeld en maakt het zelfstandig wonen voor Luc niet meer mogelijk. Luc heeft nood aan intensieve zorg. Voor een aantal weken kan Luc komen logeren in een woongroep van De Kerselaar. Hij blijft naar zijn vertrouwd dagcentrum gaan. Na twee maanden is Luc helemaal de oude en kan hij terug zelfstandig gaan wonen in zijn eigen huis. Vóór 2014 had De Kerselaar dit zorgaanbod niet en was Luc in het kader van een noodsituatie waarschijnlijk definitief in een residentiële setting opgenomen.


06 Personen met een handicap

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • De provincie geeft investeringssubsidies aan voorzieningen die een infrastructuur aankopen, verbouwen of een nieuwbouw realiseren. Wanneer er aanbod op een nieuwe locatie wordt georganiseerd, biedt de provincie bovendien een éénmalige impulssubsidie. • De provincie ondersteunt Transkript vzw met een subsidie voor de inrichting van een nieuwe inleesstudio. • De provincie ondersteunde ’t Alternatief, Open Therapeuticum Leuven en Bindkracht als vernieuwende projecten. Het zijn initiatieven waarbij ouders of particulieren zelf een oplossing creëren voor de ondersteuning van personen met een handicap.

• De provincie organiseert sinds 2006 het Coördinatiepunt Handicap, deels met personeelssubsidie van de Vlaamse overheid. Het Coördinatiepunt Handicap heeft als opdracht de logistieke en inhoudelijke ondersteuning van de partners in het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg. Voorafgaand aan het Coördinatiepunt Handicap organiseerde de provincie sinds 1999 de Centrale Wachtlijstwerking (CWL), waarbij de zorgvragen van personen in een databank geregistreerd werden in functie van zorgbemiddeling voor het vinden van een open plaats. Nadien werd deze databank geïntegreerd in een Vlaamse databank en werd de zorgbemiddeling opgenomen binnen de werking van het Coördinatiepunt Handicap.

• Het gratis 0800-infonummer werd van 2008 tot 2014 door de provincie gefinancierd. Dit nummer is er voor mensen uit Halle-Vilvoorde die op zoek zijn naar informatie over het aanbod aan dienstverlening en financiële tegemoetkomingen voor personen met een handicap. Met deze infolijn heeft de provincie Vlaams-Brabant het aanbod rond wonen, werken, vrijetijdsbesteding en zorg voor personen met een handicap beter bekend gemaakt. Dit zou moeten leiden tot een betere detectie en registratie van de zorgvragen. In de periode 2008-2014 waren er 3.796 oproepen. 43


7

CENTRA VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

44


07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

INHAALBEWEGING STAGNEERT In het vorige regeerakkoord (15/07/2009) werd aangegeven dat er voor de CGG’s die met hun capaciteit onder het Vlaamse gemiddelde liggen bijzondere aandacht zou uitgaan. Dit heeft inderdaad voor een toename gezorgd van het aantal VTE dat door Vlaanderen wordt gesubsidieerd: van 88 in 2006, tot bijna 119 in 2012. Wanneer we dit uitzetten op de bevolking, dan kwam Vlaams-Brabant in 2012 voor deze Vlaamse enveloppe aan 1,08 VTE per 10.000 inwoners, wat slechts weinig lager was dan de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen. Gemiddeld was het aantal VTE per 10.000 inwoners in 2012 1,15.

Een aantal projecten zijn stopgezet en de mogelijkheid om nieuwe projecten gesubsidieerd te krijgen via de provincie of de gemeenten zijn sterk afgenomen. Voor 2013 en 2014 zien we echter dat het aantal VTE in alle provincies is blijven toenemen, uitgezonderd in Vlaams-Brabant. Van 118,64 VTE in 2012 ging het naar 111,71 VTE in 2014. Per 10.000 inwoners zien we een daling van 1,08 in 2012 naar 1,01 in 2014. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt voor 2014 1,16. Drie provincies hebben waarden rond dit gemiddelde, namelijk Antwerpen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. De provincie Limburg heeft 1,31 VTE per 10.000 inwoners.

In 2011 en 2012 kwam de provincie Vlaams-Brabant met telkens 1,37 VTE per 10.000 inwoners bijna aan het Vlaamse gemiddelde van 1,41 in 2011 en 1,43 in 2012. Het Vlaamse gemiddelde is echter nog verder gestegen naar 1,48 in 2013 en 1,47 in 2014, terwijl het aanbod in de provincie Vlaams-Brabant verkleinde naar 1,34 VTE per 10.000 inwoners in 2013 en 1,30 in 2014. Daarmee komt Vlaams-Brabant terug op de laatste plaats van de provincies terecht. Ook in de andere provincies zien we dat laatste jaar een stagnering, maar tussen 2012 en 2013 kenden zij eerst nog een stijging in plaats van een daling. Ook in absolute aantallen zien we dat het om een daling gaat: van 150,2 VTE in 2012 naar 143,6 in 2014. Navraag bij de CGG’s leert dat een aantal projecten zijn stopgezet, en dat de mogelijkheden om nieuwe projecten gesubsidieerd te krijgen via de provincie of de gemeenten sterk zijn afgenomen. Een aantal projecten zijn overgenomen door partners. Omdat de personeelskosten en de logistieke kosten stijgen en de inkomsten dalen (onder andere door het nieuwe tarievenbesluit) moet er wel teruggeschroefd worden. De werkingskosten worden sinds een paar jaar niet meer geïndexeerd. Ook in 2015 worden er nog besparingen op de enveloppes doorgevoerd.

VERDELING PER ARRONDISSEMENT Op basis van de verdeling van de personeelsinzet van de Vlaams-Brabantse CGG’s, kunnen we ook de cijfers apart bekijken voor de twee Vlaams-Brabantse arrondissementen. Figuur 11 toont dat de achterstand, uitgezet op het aantal inwoners, zich vooral voordoet in het arrondissement Halle-Vilvoorde.

Wanneer we niet enkel naar de Vlaamse subsidie-enveloppe, maar naar de totale financiering kijken (andere middelen, zoals die in het kader van projecten, inbegrepen), dan zien we dezelfde evolutie. Het verschil met de andere provincies was in 2006 nog groter dan wanneer we enkel de Vlaamse enveloppe in rekening brengen, met slechts 0,96 VTE per 10.000 inwoners tegenover 1,25 gemiddeld in Vlaanderen.

45


FIGUUR 10 I CGG EVOLUTIE AANTAL VTE PER 10.000 INWONERS (VLAAMSE EN TOTALE ENVELOPPE)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

FIGUUR 11 I CGG: AANTAL VTE VLAAMSE ENVELOPPE PER 10.000 INWONERS (2014)

Bron: Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid en verdeling VTE Vlaamse-Brabantse CGG’s

46


07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

DIRK NISSEN I NETWERKCOÖRDINATOR ART. 107 ARR. LEUVEN EN ZORGREGIO TERVUREN Voor cliënten in de geestelijke gezondheidszorg is het vinden van een betaalbare woonst waar ze na een residentiële behandeling kunnen begeleid worden een groot probleem, dat zelfs nog toeneemt. De wachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren zijn welbekend, evenals de hoge huurprijzen voor eengezinswoningen. Het in 2014 gewijzigde kaderbesluit sociale huur voorziet een versnelde toegang tot de sociale huisvesting voor o.a. daklozen en mensen met een psychiatrische problematiek. We moeten echter vaststellen dat het om zeer beperkte aantallen gaat. Voor de sociale huisvestingsmaatschappij Dijledal in Leuven met zijn om en bij de 3000 woningen gaat het concreet over 10 versnelde toewijzingen per jaar, waarvan er een drietal zijn bestemd voor mensen met psychiatrische problemen.

Elke voorziening investeert zeer veel tijd in het zoeken en vinden van een geschikte woning voor cliënten die klaar zijn om zelfstandig te gaan wonen onder begeleiding.

Dit zorgt ervoor dat cliënten soms langer dan nodig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven. Ook binnen beschut wonen is het soms moeilijk om cliënten te motiveren naar zelfstandig wonen, omdat de woonkosten dan sterk zouden stijgen. Hier bestaat het gevaar van het oneigenlijke gebruik van een gespecialiseerde GGZ-voorziening. Ten slotte blijven mensen met psychische problemen soms noodgedwongen bij hun familie wonen, terwijl duidelijk is dat dat voor alle betrokkenen een erg belastende situatie is. Elke voorziening investeert zeer veel tijd in het zoeken en vinden van een geschikte woning voor cliënten die klaar zijn om zelfstandig te gaan wonen onder begeleiding, met als gevolg dat medewerkers van verschillende voorzieningen elkaar tegenkomen bij de bezichtiging van woningen voor hun respectievelijke cliënten.

47


NICO DE FAUW I CGG PASSANT Ons werkingsgebied gaat over heel de provincie. De aard van de aanmeldingen is overal gelijklopend, ook qua problematiek. Wat je wel merkt is dat er in regio Halle toch meer kansarmoede is, waardoor er meer aanklampende zorg nodig is, en dat er ook meer cultuursensitieve zorg nodig is. Het verschil tussen beide arrondissementen situeert zich vooral in het aantal mogelijke professionele partners. Het hulpverleningslandschap in Halle-Vilvoorde is veel minder dicht, zeker het residentieel aanbod. Daardoor is het moeilijker om mensen door te verwijzen, de gepaste (vervolg)zorg te vinden… Tot op heden konden we in PassAnt onze personeelsbezetting behouden. Er zijn echter minder middelen, omwille van projecten die minder of niet meer gefinancierd worden, de werkingskosten in de enveloppefinanciering die gedaald zijn, het nieuwe tariefbesluit, toenemende anciënniteit… We zullen ook de komende tijd een krimp zien op vlak van inzet van personeel. We blijven wel zoeken naar middelen om nieuwe projecten te kunnen opstarten, of bestaande te continueren, bijvoorbeeld cofinanciering, meedingen naar ‘prijzen’. Verder gaan we volop inzetten op online hulpverlening (videoconsult, online behandelmodules…). Daarnaast is het belangrijk als CGG om te werken aan een positieve beeldvorming naar buiten toe, om te innoveren, om aanwezig te zijn op diverse beleidsniveaus en in de media. Momenteel is het nog net te vaak alsof we alleen geassocieerd worden met ‘wachtlijsten’. In die zin zijn we ook niet aantrekkelijk genoeg om in te investeren. Het is belangrijk om onze troeven, die er meer dan voldoende zijn, ook onze therapeuten die elke dag keihard werken, beter naar voor te brengen. We kiezen er voor om positief offensief te reageren, ons ondernemerschap te tonen en niet aan de klaagmuur te staan.

48

Momenteel is het nog net te vaak alsof we alleen geassocieerd worden met ‘wachtlijsten’. In die zin zijn we ook niet aantrekkelijk genoeg om in te investeren. Het is belangrijk om onze troeven beter naar voor te brengen.


07 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • De provincie ondersteunde de geestelijke gezondheidszorg door projecten te financieren die bijdroegen aan de ontwikkeling van de nieuwe netwerken geestelijke gezondheidszorg n.a.v. artikel 107: bv. Patiënt in Beeld bij Wijkgezondheidscentrum Ridderbuurt, Consultdesk voor eerstelijnswerkers bij CGG Passant, netwerkondersteuning door het Vlaams-Brabants platform voor geestelijke gezondheidszorg Vlabo vzw.

• CGG Ahasverus heeft in Halle-Vilvoorde kunnen experimenteren met het idee van een ‘Herstelacademie’, dankzij een subsidie als vernieuwend project. Een idee dat nu kan uitgerold worden naar arrondissement Leuven en andere regio’s.

49


8

OUDERENZORG

50


08 Ouderenzorg

PROGRAMMATIE EN VERGUNNINGEN

Na het afleveren van een vergunning duurt het gemiddeld 5 jaar vooraleer een plaats of woongelegenheid er daadwerkelijk is.

In de ouderenzorg bekijken we het aanbod van woonzorgcentra (de vroegere rusthuizen), de serviceflats en assistentiewoningen, de centra voor kortverblijf en de dagverzorgingscentra. Het aanbod in deze sectoren wordt uitgezet tegenover de behoefteraming of de programmatie die jaarlijks opgemaakt wordt door het Agentschap Zorg en Gezondheid, op basis van de bevolkingsprojecties. Het bestaande of gerealiseerde aanbod bestaat telkens uit het aantal plaatsen of woongelegenheden die erkend zijn of waarvan de erkenning ‘in onderzoek’ is. Daarnaast zijn er woongelegenheden die reeds vergund zijn. Na het afleveren van een vergunning duurt het gemiddeld 5 jaar vooraleer een plaats of woongelegenheid er daadwerkelijk is. Tot slot zijn er de plaatsen of woongelegenheden waarvoor een ontvankelijke aanvraag is ingediend, maar die nog geen vergunning hebben gekregen. Bij het toekennen van een voorafgaande vergunning worden dus zowel de bestaande plaatsen of woongelegenheden als de vergunde en voorafgaand vergunde afgetrokken van de programmatie om te beslissen of er nog ruimte is voor extra plaatsen of woongelegenheden. In de tabellen die volgen maken we een onderscheid tussen de gerealiseerde plaatsen (erkend of erkenning in onderzoek) en de geplande plaatsen (vergund of met ontvankelijke aanvraag).

51


TABEL 10 I WOONZORGCENTRA (01/01/2015)

Gerealiseerde Programmatie wooneenheden

% Gerealiseerde Gerealiseerde en geplande wooneenheden woonop eenheden programmatie

Index 2006-2015 (2006 = 100)

Antwerpen

26.196

20.536

24.706

78,4

94,3

115,6

Limburg

11.959

7.789

10.761

65,1

90,0

150,7

Oost-Vlaanderen

22.286

18.284

20.928

82,0

93,9

111,7

West-Vlaanderen

20.896

15.128

19.972

72,4

95,6

107,7

Vlaams Brabant

16.257

11.874

15.294

73,0

94,1

126,1

- Arr. Halle-Vilvoorde

8.741

6.218

8.137

71,1

93,1

123,3

- Arr. Leuven

7.516

5.656

7.157

75,3

95,2

129,5

Brussels Gewest Vlaams Gewest (zonder Brussel)

1.209

459

1.297

38,0

107,3

195,3

97.594

73.611

91.661

75,4

93,9

117,3

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 12 I WOONZORGCENTRA: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

52

% Gerealiseerde en geplande wooneenheden op programmatie


08 Ouderenzorg

WOONZORGCENTRA Wat de woonzorgcentra betreft, zien we in de provincie Vlaams-Brabant slechts een klein verschil met het Vlaamse gemiddelde als we kijken naar het aantal gerealiseerde woongelegenheden (erkend of erkenning in onderzoek) ten opzichte van de programmatie. In de provincie Limburg zien we op dit gebied een grotere achterstand. Wanneer we ook de geplande wooneenheden in rekening brengen, zien we dat alle provincies aan ongeveer 95% van de programmatie zullen komen, uitgezonderd Limburg, dat de kloof wel gedeeltelijk dichtrijdt (90%). In Brussel zien we dat slechts 38% van de door de Vlaamse Gemeenschap9 geprogrammeerde plaatsen zijn gerealiseerd, maar met de geplande plaatsen erbij, zou Brussel zelfs op 107% van de programmatie komen. Ten opzichte van 2006 zien we naast Limburg ook een sterke toename in Vlaams-Brabant: het aantal bedden steeg in de periode 2006-2015 met 26%.

Het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap is in Brussel erg beperkt (ongeveer 2%). De Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie heeft heel veel rusthuisbedden, gevolgd door de Franse Gemeenschapscommissie.

9

53


TABEL 11 I ASSISTENTIEWONINGEN: REALISATIES T.O.V. DE PROGRAMMATIE (01/01/2013)

% Gerealiseerde wooneenheden op programmatie

% Gerealiseerde en geplande wooneenheden op programmatie

Programmatie

Gerealiseerde wooneenheden

Gerealiseerde en geplande wooneenheden

Antwerpen

9.107

4.955

9.098

54,4

99,9

Limburg

4.452

1.715

4.313

38,5

96,9

Oost-Vlaanderen

7.561

4.192

8.114

55,4

107,3

West-Vlaanderen

6.920

3.555

7.072

51,4

102,2

Vlaams Brabant

5.601

2.247

5.759

40,1

102,8

- Arr. Halle-Vilvoorde

3.046

1.331

3.123

43,7

102,5

- Arr. Leuven

2.555

916

2.636

35,9

103,2

33.641

16.664

34.356

49,5

102,1

Vlaams Gewest

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

TABEL 12 I ASSISTENTIEWONINGEN: REALISATIES T.O.V. BEVOLKING 65+ (01/01/2015) Gerealiseerde wooneenheden

Geplande wooneenheden

Gerealiseerd per 1.000 65+

Gerealiseerd en gepland per 1.000 65+

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen

6.060

3.357

18,3

28,4

158,0

Limburg

1.969

2.583

12,8

29,5

191,9

Oost-Vlaanderen

4.436

4.247

16,1

31,4

129,7

West-Vlaanderen

4.045

3.315

15,8

28,7

139,0

Vlaams Brabant

2.669

3.483

13,1

30,2

169,7

- Arr. Halle-Vilvoorde

1.558

1.892

14,0

31,0

180,3

- Arr. Leuven

1.111

1.591

12,0

29,1

156,7

Brussels Gewest

32

161

0,7

4,2

100,0

Vlaams Gewest (zonder Brussel)

19.179

16.985

15,7

29,6

150,2

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

54


08 Ouderenzorg

ASSISTENTIEWONINGEN In het besluit van 12 oktober 2012 betreffende de groepen van assistentiewoningen werd bepaald dat de groepen van assistentiewoningen de serviceflats zouden vervangen vanaf 1 januari 2013. Er worden sindsdien geen programmatiecijfers meer vastgelegd. Tabel 11 geeft de cijfers voor 2013, zodat toch een vergelijking gemaakt kan worden met de toenmalige programmatiecijfers. We zien dat Vlaams-Brabant met 40% van de programmatie gerealiseerd, in 2013 toch een stuk onder het Vlaamse gemiddelde bleef (50%). Limburg had nog een lager percentage (39%). De andere provincies hadden reeds meer dan de helft gerealiseerd. Een heel aantal projecten stonden nog op stapel, want als we de geplande wooneenheden meetellen, dan kwamen alle provincies aan 100% of meer van de programmatie, behalve de provincie Limburg (97%). Vlaams-Brabant zou dan een iets hoger cijfer hebben dan het Vlaamse gemiddelde (102%).

Om toch een vergelijking te maken voor de meest recente cijfers, zetten we de aantallen assistentiewoningen van 1/1/2015 uit op de bevolking van 65 jaar of ouder (tabel 12). Voor de bestaande assistentiewoningen hebben de provincies Limburg (12,8 per 1.000 65-plussers) en Vlaams-Brabant (13,1 per 1.000) de laagste aandelen. Indien we ook de geplande wooneenheden meetellen, dan komen de cijfers van de verschillende provincies kort bij elkaar. Gemiddeld zijn er in het Vlaamse Gewest dan een 30 assistentiewoningen per 1.000 65-plussers. Net als bij de woonzorgcentra is het aandeel assistentiewoningen van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel zeer klein10. Als we het huidige aanbod vergelijken met dat van 2006, dan zien we dat er in Limburg een stijging was met 92%. In Vlaams-Brabant was de toename van het aantal wooneenheden met 70% eveneens een stuk hoger dan gemiddeld in Vlaanderen (plus 50%). In Brussel waren er in 2006 ook 32 plaatsen.

FIGUUR 13 I ASSISTENTIEWONINGEN: AANBOD OP DE BEVOLKING 65+ (01/01/2015)

10

Zie ook Steunpunt sociale planning (2014) Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel www.vlaamsbrabant.be/dossierwisselwerking

55


TABEL 13 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL PLAATSEN (01/01/2013)

Programmatie

Gerealiseerde plaatsen

Gerealiseerde en geplande plaatsen

% Gerealiseerde plaatsen

% Gerealiseerde en geplande plaatsen

Index 2006-2013 (2006 = 100)

Antwerpen

797

419

695

52,6

87,2

146,0

Limburg

380

294

394

77,4

103,7

167,0

Oost-Vlaanderen

677

466

679

68,8

100,3

227,3

West-Vlaanderen

648

599

759

92,4

117,1

127,4

Vlaams Brabant

517

256

397

49,5

76,8

275,3

- Arr. Halle-Vilvoorde

279

153

221

54,8

79,2

382,5

- Arr. Leuven

238

103

176

43,3

73,9

194,3

Brussels Gewest

114

35

75

30,7

65,8

-

Vlaams Gewest (zonder Brussel)

3.019

2.034

2.924

67,4

96,9

165,2

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 14 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL PLAATSEN OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2013)

56


08 Ouderenzorg

DAGVERZORGINGSCENTRA

Sinds 1 januari 2013 kunnen ook erkende diensten voor gezinszorg een dagcentrum uitbaten. Een CADO (Collectieve Autonome Dagopvang) neemt net als een gewoon dagverzorgingscentrum de opvang en zorg even over van de mantelzorgers of thuisdiensten.

De realisaties van de plaatsen dagverzorging zijn beschikbaar tot en met 2013. Daarna zijn er enkel cijfers beschikbaar over het aantal centra, niet meer over het aantal plaatsen. Het aantal cliënten dat tegelijk kan worden opgevangen is afhankelijk van de beschikbare oppervlakte in het centrum. De evolutie van het aantal plaatsen kunnen we dus slechts weergeven tot 2013. Toen bengelde de provincie Vlaams-Brabant, en dan vooral het arrondissement Leuven, achteraan op het gebied van aantal gerealiseerde plaatsen in de centra voor dagverzorgingscentra, met 50% van de programmatienorm. Ook wanneer de plaatsen in geplande voorzieningen worden in rekening gebracht, bleef dit tekort bestaan. Ten opzichte van 2006 waren er nochtans in Vlaams-Brabant reeds heel wat plaatsen bijgekomen: Het aantal in 2013 bedroeg 275% van het aanbod in 2006, een toename met 175% dus. De gemiddelde toename in Vlaanderen was ‘slechts’ 65%. Sinds 1 januari 2013 kunnen ook erkende diensten voor gezinszorg een dagcentrum uitbaten. Een CADO (Collectieve Autonome Dagopvang) neemt net als een gewoon dagverzorgingscentrum de opvang en zorg even over van de mantelzorgers of thuisdiensten. De zorg wordt er verleend door personeel van de dienst gezinszorg en aanvullende thuiszorg.

57


TABEL 14 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL VOORZIENINGEN (01/01/2015)

Programmatie

Gerealiseerd gewoon

Gerealiseerd CADO

Gepland gewoon

Gepland CADO

Totaal gerealiseerd

% totaal gerealiseerd

% totaal gerealiseerd en gepland

Antwerpen

85

35

9

22

9

44

51,8

88,2

Limburg

47

25

6

9

4

31

66,0

93,6

Oost-Vlaanderen

77

41

8

27

3

49

63,6

102,6

West-Vlaanderen

74

52

4

21

3

56

75,7

108,1

Vlaams Brabant

67

27

8

7

8

35

52,2

74,6

- Arr. Halle-Vilvoorde

35

14

3

3

3

17

48,6

65,7

- Arr. Leuven

32

13

5

4

5

18

56,3

84,4

Brussels Gewest

19

2

0

5

1

2

10,5

42,1

Vlaams Gewest (zonder Brussel)

350

180

35

86

27

215

61,4

93,7

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 15 I DAGVERZORGINGSCENTRA: AANTAL VOORZIENINGEN OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

58


08 Ouderenzorg

Indien we enkel de reeds bestaande dagverzorgingscentra meenemen, dan blijven Antwerpen en Vlaams-Brabant wat achterop ten opzichte van de andere provincies

Wat het aantal centra betreft op 1 januari 2015, zien we dat in Vlaanderen (zonder Brussel) 61% van de programmatie is ingevuld. In Vlaams-Brabant zijn er 35 dagverzorgingscentra erkend, waarvan 8 CADO’s vanuit de diensten voor gezinszorg. Dit is iets meer dan de helft van het geprogrammeerde aantal van 67. Daarnaast zijn er nog 15 dagverzorgingscentra gepland. Indien we enkel de reeds bestaande dagverzorgingscentra meenemen, dan blijven Antwerpen en Vlaams-Brabant wat achterop ten opzichte van de andere provincies. Tellen we er ook de geplande centra bij, dan blijft Vlaams-Brabant steken bij 75% van de programmatie, terwijl de provincie Antwerpen aan 88% komt en Oost- en West-Vlaanderen zelfs meer dan 100% van de programmatie zouden ingevuld hebben. Het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft een lagere invulling van de programmatie dan het arrondissement Leuven. Er zijn verder in Vlaanderen vijf dagverzorgingscentra voor palliatieve verzorging erkend, waarvan er twee in de provincie Antwerpen en twee in de provincie West-Vlaanderen. In Vlaams-Brabant is er het Palliatief Dagcentrum Topaz in Wemmel.

59


KORTVERBLIJF Ten opzichte van het geprogrammeerde aantal plaatsen heeft de provincie Limburg het kleinst aandeel erkende plaatsen kortverblijf, met 52,1%. Vlaams-Brabant komt daar net bovenuit met 54,1% van de programmatie ingevuld. Ook Antwerpen heeft minder dan 60%, terwijl Oost- en West-Vlaanderen respectievelijk aan 80,4% en 76,4% zitten. Indien ook de vergunde plaatsen in aanmerking genomen worden (voorafgaand vergund

of ontvankelijke aanvraag), dan komen deze laatste provincies aan een invulling van 100% van de programmatie. De provincie Antwerpen komt in dit geval aan 96% ingevuld, terwijl Limburg en Vlaams-Brabant lager dan 90% uitkomen. Vergeleken met 2006 is er wel een grote vooruitgang geweest. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant kenden de hoogste stijging, want daar was in 2006 nog maar 12 Ă 13% van de programmatie gerealiseerd, ten opzichte van ongeveer 30% in de andere provincies.

TABEL 15 I CENTRA VOOR KORTVERBLIJF (01/01/2015)

Programmatie

Gerealiseerde plaatsen

Geplande plaatsen

% Gerealiseerde plaatsen

% Gerealiseerde en geplande plaatsen

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen

820

442

313

57,6

95,7

233,9

Limburg

390

195

136

52,1

86,9

541,7

Oost-Vlaanderen

689

543

135

80,4

100,0

312,1

West-Vlaanderen

653

486

153

76,4

99,8

250,5

Vlaams Brabant

508

275

165

54,1

86,6

491,1

- Arr. Halle-Vilvoorde

276

163

76

59,1

87,2

388,1

- Arr. Leuven

232

112

89

48,3

85,7

800,0

Brussels Gewest Vlaams Gewest (zonder Brussel)

508

10

29

8,8

34,5

-

3.173

1.951

931

63,4

92,8

300,6

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 16 I CENTRA VOOR KORTVERBLIJF: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2015)

60


08 Ouderenzorg

FRANS

THEYS I OUDERENZORG SINT-ALEXIUS TIENEN Door de, terechte, verhoogde inzet op thuiszorg wordt een opname in een woonzorgcentrum meer en meer uitgesteld. De gemiddelde instapleeftijd in Sint-Alexius is nu al 86 jaar en de gemiddelde verblijfsduur anderhalf jaar. Gevolg is dat de bewoners een zwaar zorgprofiel hebben (fysiek, psychiatrisch, cognitief), wat meer specialisatie vraagt bij personeel. We merken ook een tekort aan plaatsen in de dagverzorging (voor zwaardere profielen) en aan plaatsen kortverblijf, die de thuiszorg ondersteunen. Bij mensen die lang thuis blijven is het moeilijk de totaalzorg te organiseren die ze nodig hebben.

Door de, terechte, verhoogde inzet op thuiszorg wordt een opname in een woonzorgcentrum meer en meer uitgesteld. Er dient daarom nog meer samenwerking en overleg te komen binnen de thuiszorg en met de woonzorgcentra. De woonzorgnetwerken die in het woonzorgdecreet zijn voorzien kunnen hier een antwoord op bieden maar dan moet de Vlaamse overheid er ook concreet werk van maken, liefst zonder te veel regels en rekening houdend met de verschillen tussen de regio’s. We startten het project ‘Intersectorale samenwerking ouderen met een beperking en/of handicap’. Steeds meer mensen met een handicap worden oud en de sector ‘handicap’ heeft weinig ervaring met de ouder wordende bewoners. Omgekeerd heeft de sector ‘ouderen’ weinig ervaring met oudere personen met een handicap. In dit project vormen we een netwerk waarin de partners samen ervaringen opdoen en hun expertise delen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Via het investeringsreglement dagopvanginitiatieven voor ouderen zorgt de provincie voor nieuwe CADO’s (Collectieve Autonome Dagopvang). Ook het vervoer van personen naar de nieuwe opvangvormen wordt door de provincie betoelaagd. Verder waren er projectsubsidies voor dagbestedingsprojecten en voor het palliatieve dagcentrum Topaz. • Het project van Sint-Alexius Tienen i.v.m. de expertise-uitwisseling en -versterking tussen de sectoren ouderen en handicap, werd ondersteund als vernieuwend project, net als het zorgprogramma jongdementie van Centra voor Dagverzorging De Bezelaer en De Wijnstok in Leuven. Zij bieden dagopvang specifiek voor jong-dementerenden, waarmee ze tegemoetkomen aan een hiaat in de zorg. • Om nieuwe zorgvormen zoals CADO’s en dagverzorging beter bekend te maken organiseerde de provincie samen met de verschillende betrokken actoren een bekendmakingscampagne via diverse materialen (folder, placemats, een youtube-filmpje) en mediakanalen. • Tot 2013 gaf de provincie ook subsidies voor het steunpunt in Halle-Vilvoorde van expertisecentrum dementie Memo (Leuven).

61


9

THUISZORG Voor de thuiszorg bekijken we de gepresteerde uren gezinszorg van de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg (DGAT), en de gerealiseerde lokale dienstencentra. Net als bij de ouderenvoorzieningen vergelijken we met de geprogrammeerde uren en centra, die uitgaan van de behoeften op basis van de bevolkingsprojecties.

62


09 Thuiszorg

GEZINSZORG Bij de uren gezinszorg gepresteerd door de DGAT zien we dat Vlaams-Brabant het laagste percentage van de provincies heeft, namelijk 67%. Gemiddeld is het cijfer 77% voor Vlaanderen. Er is een heel groot verschil tussen de twee Vlaams-Brabantse arrondissementen. In het arrondissement Halle-Vilvoorde wordt nog net niet de helft van de geprogrammeerde uren daadwerkelijk gepresteerd, terwijl dit in Leuven bijna 90% is.

Vergelijken we met 2009, dan zien we in alle provincies een ongeveer even grote stijging: tussen 5 en 10% toename van het aantal gerealiseerde uren. In Halle-Vilvoorde is de index niet hoger dan elders, wat wil zeggen dat er geen inhaalbeweging van de achterstand gaande is.

TABEL 16 I UREN GEZINSZORG (IN 2014)

Geprogrammeerde uren

Gerealiseerde uren

% gerealiseerde uren

Index 2009*-2014 (2009=100)

Antwerpen

5.764.158

4.417.661

76,6

110,1

Limburg

2.603.250

2.163.567

83,1

108,1

Oost-Vlaanderen

4.817.373

3.716.434

77,1

107,5

West-Vlaanderen

4.364.464

3.546.772

81,3

104,9

Vlaams Brabant

3.558.737

2.394.405

67,3

108,8

- Arr. Halle-Vilvoorde

1.933.747

965.535

49,9

108,8

- Arr. Leuven

1.624.990

1.428.870

87,9

108,8

902.042

152.251

19,8

-

21.107.982

16.254.729

77,0

108,0

Brussels Gewest Vlaams Gewest (zonder Brussel) * Cijfers v贸贸r 2009 zijn niet vergelijkbaar Bron: Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 17 I GEZINSZORG: GEREALISEERDE UREN OP DE PROGRAMMATIE (IN 2014)

Bron: Agentschap Zorg en gezondheid

63


TABEL 17 I LOKALE DIENSTENCENTRA (2014)

Geprogrammeerde centra

Gerealiseerde centra

Geplande centra

% gerealiseerde centra

Index 2009-2014 (2009= 100)

Antwerpen

156

69

20

44,2

57,1

121,1

Limburg

82

26

8

31,7

41,5

123,8

Oost-Vlaanderen

134

32

18

23,9

37,3

133,3

West-Vlaanderen

109

44

22

40,4

60,6

115,8

Vlaams Brabant

105

25

10

23,8

33,3

125,0

- Arr. Halle-Vilvoorde

58

12

4

20,7

27,6

133,3

- Arr. Leuven

47

13

6

27,7

40,4

118,2

Brussels Gewest

24

13

1

54,2

58,3

-

Vlaams Gewest (zonder Brussel)

586

196

78

33,4

46,8

122,5

Bron: Agentschap Zorg en gezondheid

FIGUUR 18 I LOKALE DIENSTENCENTRA: AANBOD OP DE PROGRAMMATIE (01/01/2014)

64

% gerealiseerde en geplande centra


09 Thuiszorg

LOKALE DIENSTENCENTRA Ook wat de invulling van de programmatie van de lokale dienstencentra betreft, heeft Vlaams-Brabant het laagst aandeel erkende centra, met 23,8% van de programmatie ingevuld. Inclusief de voorafgaandelijk vergunde centra komt Vlaams-Brabant net aan een derde van de programmatienorm. Halle-Vilvoorde heeft steeds een lager aandeel dan het arrondissement Leuven. Antwerpen en Oost-Vlaanderen zijn op dit vlak het best uitgerust, met meer dan 40% van de programmatie reeds erkend en rond 60% ingevuld als ook de vergunde centra inbegrepen worden. Ook op dit gebied is er weinig evolutie in de verhoudingen tussen de provincies. In Halle-Vilvoorde was er weliswaar een stijging van het aanbod van 33%, maar in Vlaanderen nam het aanbod ook gemiddeld toe met 23%.

ANDERE ORGANISATIES IN DE THUISZORG Naast deze vormen van thuiszorg zijn er ook volgende diensten, met hun bijhorende programmatienormen:  Diensten voor logistieke hulp: maximaal 2 per gemeente  Diensten voor oppashulp  Diensten voor gastopvang: programmacijfer 6 voor Vlaanderen, er zijn er 3 erkend waarvan er twee een werking hebben in Vlaams-Brabant  Diensten voor thuisverpleging: maximum 250 erkende diensten  Regionale dienstencentra: programmatiecijfers per arrondissement, bijna overal volledig ingevuld  Diensten voor maatschappelijk werk van het ziekenfonds  Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers: programmatiecijfer vastgelegd op 6 voor Vlaanderen, volledig ingevuld en actief in Vlaams-Brabant. De nachtzorgprojecten in Halle-Vilvoorde en Leuven, georganiseerd in samenwerking tussen thuiszorgdiensten en woonzorgcentra, werden tot 31 december 2014 gefinancierd door het RIZIV in het kader van zorgvernieuwingsprojecten. Tot 31 december 2016 is er nu een tijdelijke financiering door de Vlaamse overheid, in afwachting van een structurele inbedding. Er zijn in Vlaanderen 15 gebiedsdekkende netwerken palliatieve zorg erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, die elk een samenwerking uitbouwen met een palliatieve thuiszorgequipe. Deze equipes worden erkend en opgevolgd door het RIZIV. Zij ondersteunen de palliatieve zorg aan patiënten in hun thuismilieu. In Vlaams-Brabant gaat het over de palliatieve thuiszorgequipes van Palliatief Netwerk Arrondissement Leuven PANAL vzw en Forum Palliatieve Zorg Brussel-Halle-Vilvoorde. De netwerken ontvangen jaarlijks een forfaitaire subsidie voor een bepaald aantal begeleidingen. Het bedrag van deze ‘gesloten enveloppe’ volstaat echter helemaal niet om de kosten te dekken van alle aangevraagde begeleidingen.

65


HARLINDE EXELMANS, MARLEEN ROMBAUT, BART TIREZ I FAMILIEHULP Er is een stijgende vraag naar thuisondersteuning omwille van de toenemende vergrijzing en de dalende ligduur in ziekenhuizen. Maar in Halle-Vilvoorde is het moeilijk om voldoende geschikt zorgpersoneel te vinden. Hierdoor is het voor de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg moeilijk om bijkomende capaciteit te creëren. Anderzijds moet er in de sector bespaard worden. Het urencontingent gezinszorg wordt verminderd ten opzichte van 2014. Daarnaast moeten we de taken ‘uitzuiveren’: verzorgenden moeten meer worden ingezet in doelgerichte zorgverlening, en niet louter als huishoudhulp. We zullen gezinszorg dus vaker gaan combineren met poetsdienst of professionele oppashulp. Daardoor zullen sommige cliënten meer zorgverleners krijgen, en sommige ook kortere hulpbeurten. Meer nog dan voorheen moeten we prioriteren tussen de zorgvragers. In bepaalde periodes zullen de intensiteit en de frequentie van de zorgverlening tot een minimum worden beperkt. Om de beschikbare middelen meer efficiënt in te zetten ontwikkelen de DGAT een meer gedifferentieerd aanbod, met bijvoorbeeld nachtzorg, professionele oppashulp, kleinschalige dagopvanginitiatieven. We moeten ons ook organiseren op een meer flexibe-

le zorgverlening en op de nood aan continuïteit aan zorg op verschillende momenten van de dag en op alle weekdagen. Om tegemoet te komen aan het streven naar een meer integraal zorgaanbod, werken we steeds meer samen met andere zorgactoren, in het kader van Integrale Jeugdhulp, preventieve gezinsondersteuning en de Huizen van het Kind, zorgvernieuwing in de sectoren personen met een handicap, Geestelijke Gezondheidszorg en ouderenzorg. Het volgen van deze beleidsevoluties vergt van de DGAT capaciteit en middelen voor:  opleiding van medewerkers  uitbouwen van diverse intersectorale samenwerkingen  uitwisselen van gegevens onder zorgactoren en ICT-ondersteuning daarvan (gegevensdeling via elektronisch zorgdossier)  zorgafstemmend overleg onder hulp- en zorgverleners  de organisatie van een meer flexibele en continue zorgverlening en ondersteuning.

Het is moeilijk om voldoende geschikt zorgpersoneel te vinden in deze regio. Hierdoor is het voor de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg niet mogelijk om bijkomende capaciteit te creëren.

66


09 Thuiszorg

PATRICIA WAUTERS I GERIATRISCH DAGZIEKENHUIS VAN ZIEKENHUIS SINT-MARIA IN HALLE We hebben een raamakkoord uitgewerkt dat de onderlinge samenwerking tussen eerstelijnsdiensten en het ziekenhuis moet regelen. Hierin zijn afspraken opgenomen rond medicatie, opname en ontslagopname. Hier worden ook dokters bij betrokken. Schrijnende situaties komen immers pas vaak aan het licht in het ziekenhuis. Bovendien werken de verschillende thuiszorgorganisaties vaak naast elkaar door.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • De provincie gaf investeringssubsidies voor nieuwe lokale dienstencentra. • Sinds 2007 investeert de provincie in het elektronisch zorgplan dat de communicatie tussen zorgverleners bevordert. • De provincie ondersteunt het overlegplatform thuis- en mantelzorg en gaf subsidies aan mantelzorgprojecten. • Een voorbeeld van een vernieuwend project in de thuiszorg dat werd ondersteund is dat van het Zilverpunt in Vilvoorde, waarbij het centrale contactpunt de ‘Zilverlingen’ werd uitgebouwd voor vrijwilligerswerk in de thuiszorg. Bedoeling is deze vrijwilligers een warme thuisbasis te bieden én de spil te zijn voor doorverwijzing in het lokaal thuiszorgnetwerk. • De opleiding polyvalent verzorgenden (2009-2011-2012-2013) werd door de provincie gesubsidieerd. • De palliatieve netwerken PANAL vzw in arrondissement Leuven en vzw Forum Palliatieve Zorg in arrondissement Halle-Vilvoorde ontvangen middelen om aan de vraag naar palliatieve zorg te kunnen voldoen. Ook het palliatieve dagcentrum Topaz ontving extra steun om aan de vraag te kunnen voldoen.

67


10

KINDEROPVANG

68


10 Kiinderopvang

OPVANG VAN BABY’S EN PEUTERS

De ‘Barcelonanorm’ zegt dat 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar toegang moet hebben tot kinderopvang. Vlaanderen legt zichzelf echter op tegen 2020 voor de helft van de kinderen opvangplaatsen aan te bieden.

Sinds 1 april 2014 is het nieuwe decreet op de kinderopvang van baby’s en peuters in werking getreden11. Dit bracht de hele kinderopvangsector in volle verandering. Voor onze vergelijking van het aantal plaatsen heeft dit echter weinig gevolgen. De ‘Barcelonanorm’ zegt dat 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar toegang moet hebben tot kinderopvang. Vlaanderen legt zichzelf echter op tegen 2020 voor de helft van de kinderen opvangplaatsen aan te bieden. Omdat niet elk kind gedurende 5 volle dagen per week gebruik maakt van kinderopvang, hanteert Kind en Gezin voor het berekenen van de opvangcapaciteit per 100 kinderen een ‘kindplaatsratio’ van 1,29, wat wil zeggen dat 1 plaats in de opvang voor baby’s en peuters gemiddeld door 1,29 kinderen gebruikt wordt. De totale opvangcapaciteit in Vlaanderen overstijgt met 53,1% (zie Tabel 18) dus niet enkel de Barcelonanorm, maar ook reeds de doelstelling voor 2020. Er is geen globaal tekort in Vlaams-Brabant wat betreft de opvang van baby’s en peuters (0-2 jaar), en ook niet in de afzonderlijke arrondissementen. Wel is er ook op dit gebied een groot verschil tussen de beide arrondissementen, wat betreft het aantal plaatsen per 100 kinderen (Tabel 18). Ook zien we dat tussen 2006 en 2015 het aantal plaatsen gegroeid is met een derde in de provincies Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen, en zelfs met 50% in de provincie West-Vlaanderen. In Vlaams-Brabant was er slechts een toename met 22% in dezelfde periode. Of het aanbod voldoende is uitgebouwd is echter niet enkel afhankelijk van het aantal kinderen. De nood aan kinderopvang hangt onder andere ook af van de werkzaamheidsgraad (vooral bij vrouwen), het aantal tewerkstellingsplaatsen en de mogelijkheden om een beroep te doen op het informele netwerk (bijvoorbeeld de grootouders die de kinderen opvangen). In Vlaams-Brabant is de werkzaamheidsgraad hoog. Omdat sommige ouders eerder gebruik maken van kinderopvang nabij hun plaats van tewerkstelling, heeft het hoge aantal tewerkstellingsplaatsen in Vlaams-Brabant, en vooral in de rand rond Brussel, eveneens een aanzuigend effect. Vlaams-Brabant is daarnaast een regio met een zeer hoog migratiesaldo, waardoor jonge ouders minder vaak een beroep kunnen doen op het informele netwerk, van grootouders of andere familieleden, voor de opvang van de kinderen.

11

Meer informatie: www.kindengezin.be/kinderopvang

69


TABEL 18 I AANTAL OPVANGPLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (0-2 JAAR)

2006 aantal plaatsen

2006 plaatsen per 100 kinderen

2015 aantal plaatsen

2015 plaatsen per 100 kinderen

2015 Opvangcapaciteit* per 100 kinderen

Index 2006-2015 (2006=100)

Antwerpen

17.024

31,0

22.895

36,5

47,1

134,5

Limburg

6.739

28,1

9.215

35,3

45,6

136,7

Oost-Vlaanderen

15.610

35,4

20.863

44,2

57,0

133,7

West-Vlaanderen

11.176

34,2

16.846

49,6

64,0

150,7

Vlaams Brabant

12.191

36,6

14.925

41,8

54,0

122,4

- Arr. Halle-Vilvoorde

6.212

33,9

7.477

36,9

47,6

120,4

- Arr. Leuven

5.979

39,9

7.449

48,3

62,4

124,6

Brussel Vlaams Gewest (zonder Brussel)

-

-

7.094

43,9

56,7

-

62.740

33,2

84.744

41,2

53,1

135,1

*De opvangcapaciteit houdt rekening met een kindplaatsratio van 1,29 Bron: Kind en Gezin

FIGUUR 19 I KINDEROPVANGPLAATSEN PER 100 KINDEREN VAN 0-2 JAAR (2015)

70


10 Kinderopvang

Op Kaart 9 met de spreiding van de kinderopvang over Vlaams-Brabant zien we verder dat er in het arrondissement Halle-Vilvoorde, en dan vooral in de rand rond Brussel, heel wat gemeenten zijn met een beperkt aantal plaatsen, zeker indien het wordt uitgezet op het aantal kinderen van 0 tot 2 jaar. Ook in het centrale Hageland zijn er enkele gemeenten met een klein aanbod voor het aantal kinderen dat er woont.

Dat een groot aanbod niet altijd volstaat voor de bestaande nood aan kinderopvang, zien we bij stad Leuven. In Leuven zijn er meer dan 50 voorschoolse opvangplaatsen per 100 baby’s en peuters. In de Stadsmonitor van 2014 werden in de 13 centrumsteden opnieuw de inwoners bevraagd over hun tevredenheid over het aanbod aan kinderopvang in de buurt12. In Leuven is slechts 43,7% hierover tevreden, het laagste aandeel van alle centrumsteden. 31% is ontevreden of zeer ontevreden. Ook hier speelt vooral de hoge werkzaamheidsgraad en de afwezigheid van een informeel opvangnetwerk een rol.

KAART 9 I KINDEROPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS IN VLAAMS-BRABANT (2015)

Plaatsen per 100 kinderen van 0-2 Begijnendijk

56,1 - 124,7 46,1 - 56,0 Opwijk

39,1 - 46,0

Grimbergen

Wemmel

Affligem

Kampenhout Vilvoorde

Kortenaken

Kortenberg

Bertem

Leuven

Tervuren

SintPietersLeeuw

Linkebeek SintGenesiusRode

Zoutleeuw

Boutersem Bierbeek

Tienen

Huldenberg Oud-Heverlee

Drogenbos

Geetbets

Lubbeek Glabbeek

Dilbeek

Gooik

Herne

Holsbeek

Kraainem WezembeekOppem

Lennik

Galmaarden

Tielt-Winge

Ternat

Roosdaal

Diest

Bekkevoort

Haacht

Herent

Machelen Zaventem

Liedekerke

ScherpenheuvelZichem

Rotselaar

Zemst

Steenokkerzeel

Asse

14,3 - 30,0

Aarschot

Tremelo

Boortmeerbeek

Meise Merchtem

30,1 - 39,0

Keerbergen

Kapelleop-denBos

Londerzeel

Linter Hoegaarden Landen

Overijse Hoeilaart

Beersel

Pepingen

Halle

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Kind en Gezin

Bever

NEDERLANDS Sinds 1 april 2014 moeten alle kinderopvanginitiatieven die een vergunning hebben of aanvragen bij Kind en Gezin minstens één kinderbegeleider en een verantwoordelijke hebben met een actieve kennis van het Nederlands. Ook al zijn er overgangsmaatregelen voorzien, toch blijft de vrees dat een aantal Franstalige voorzieningen in de rand de deuren zullen moeten sluiten. De deadline was eind 2014, maar de transitie is nog lopende. Kind en Gezin volgt dit van nabij op.

12

Meer informatie: http://www.stadsmonitor.be/gezinnen-in-de-stad/voorschoolse-kinderopvang-gezinsfocus

71


TABEL 19 I PLAATSEN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG

Antwerpen

2006 Aantal plaatsen

2006 Plaatsen per 100 kinderen van 3-11 jaar

2015 Aantal plaatsen

2015 Plaatsen per 100 kinderen van 3-11 jaar

2015 Index 2006-2015 (2006=100)

6.471

3,9

9.584

5,2

148,1

Limburg

5.067

6,6

7.986

9,8

157,6

Oost-Vlaanderen

5.911

4,4

8.132

5,5

137,6

West-Vlaanderen

4.622

4,3

7.246

6,8

156,8

Vlaams Brabant

4.861

4,6

5.781

5,0

118,9

- Arr. Halle-Vilvoorde

1.738

2,8

2.213

3,3

127,3

- Arr. Leuven

3.123

7,0

3.568

7,4

114,2

Brussels Gewest

-

-

2.295

5,5

-

Vlaams Gewest

26.932

4,6

38.729

6,1

143,8

Bron: Kind en Gezin

FIGUUR 20 I PLAATSEN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG PER 100 KINDEREN VAN 3 TOT 11 JAAR (2015)

72


10 Kinderopvang

BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG

het aantal plaatsen, maar ook nu weer het minst in Vlaams-Brabant: 625 plaatsen meer dan begin 2014. In totaal zien we over de periode 2006-2015 een toename in Vlaams-Brabant van slechts 19%, wat veel minder is dan in de andere provincies.

Op het gebied van buitenschoolse kinderopvang is er wel een probleem. Voornamelijk het arrondissement Halle-Vilvoorde heeft veel minder door Kind en Gezin erkende plaatsen buitenschoolse kinderopvang. Terwijl in de andere provincies het aantal plaatsen per 100 kinderen gestaag is toegenomen tussen 2006 en 2014, is dit bovendien in de provincie Vlaams-Brabant constant gebleven, zowel in het arrondissement Leuven als in Halle-Vilvoorde.

Kaart 10 toont de verspreiding van de plaatsen bui-

tenschoolse kinderopvang in Vlaams-Brabant. Daarop is duidelijk te zien dat er vooral in de Rand en in het Pajottenland heel wat gemeenten zijn met weinig of geen buitenschoolse kinderopvanginitiatieven met attest van toezicht of erkenning door Kind en Gezin.

Het aantal erkende plaatsen is slechts met een 300-tal gestegen in deze periode, wat veel minder is dan in de andere provincies, waar er telkens 1.500 Ă 2.000 erkende plaatsen zijn bijgekomen. Het voorbije jaar was er in heel Vlaanderen nog een sterke toename van

Terwijl in de andere provincies het aantal plaatsen per 100 kinderen gestaag is toegenomen tussen 2006 en 2014, is dit in de provincie Vlaams-Brabant constant gebleven, zowel in het arrondissement Leuven als in Halle-Vilvoorde.

KAART 10 I BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG IN VLAAMS-BRABANT (2015)

Plaatsen per 100 kinderen van 3-11 14,1 - 67,4

Begijnendijk

7,1 - 14,0 4,1 - 7,0

Opwijk

2,1 - 4,0

Grimbergen

Wemmel

Kampenhout Vilvoorde

Herne

Kortenberg

Bertem

Leuven

Tervuren

SintPietersLeeuw

Linkebeek SintGenesiusRode

Zoutleeuw

Boutersem Bierbeek

Tienen

Huldenberg Oud-Heverlee

Drogenbos

Geetbets

Lubbeek Glabbeek

Dilbeek

Gooik

Kortenaken

Herent

Kraainem WezembeekOppem

Lennik

Galmaarden

Tielt-Winge

Ternat

Roosdaal

Diest

Bekkevoort

Haacht Holsbeek

Machelen Zaventem

Liedekerke

ScherpenheuvelZichem

Rotselaar

Zemst

Steenokkerzeel

Asse Affligem

Aarschot

Tremelo

Boortmeerbeek

Meise Merchtem

0,1 - 2,0

Keerbergen

Kapelleop-denBos

Londerzeel

Linter Hoegaarden

Overijse

Landen

Hoeilaart

Beersel

Pepingen

Halle Bever

Kaart: Steunpunt sociale planning

73


FIGUUR 21 I AANDEEL GEZINSOPVANG OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

FIGUUR 22 I AANDEEL GEZINSOPVANG OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

74


10 Kinderopvang

GEZINS- EN GROEPSOPVANG

De gezinsopvang zijn de onthaalouders, zelfstandig of aangesloten bij een dienst.

Kind en Gezin maakt een onderscheid tussen locaties gezinsopvang, locaties groepsopvang en locaties waar een aantal kinderbegeleiders gezinsopvang samenwerken. De gezinsopvang zijn de vroegere onthaalouders, zowel de zelfstandige als degene die zijn aangesloten bij een dienst voor onthaalouders. Er worden maximum 8 kinderen opgevangen. Bij groepsopvang worden er minimum 9 kinderen opgevangen in lokalen die specifiek voor de opvang zijn ingericht. Voor de opvang van baby’s en peuters gaat het om de vroegere zelfstandige en erkende kinderdagverblijven. Figuur 21 toont het aandeel van de gezinsopvang in het totaal van de plaatsen voorschoolse kinderopvang. Vlaams-Brabant is de enige provincie waar dit aandeel minder is dan 30%. In Brussel is dit aandeel nog veel lager.

Op Figuur 22 zien we het aandeel plaatsen gezinsopvang in de buitenschoolse kinderopvang. Deze aandelen liggen veel lager dan bij de opvang van baby’s en peuters. Ook hier heeft Vlaams-Brabant het laagste aandeel van de provincies. In Brussel is er geen gezinsopvang in de buitenschoolse opvang.

75


KINDEROPVANG MET INKOMENSTARIEF

enige provincie die minder dan 70% opvangplaatsen met inkomenstarief heeft.

Opvanglocaties met inkomenstarief (IKT) zijn locaties waar gezinnen voor de opvang van hun kind een prijs betalen volgens het inkomen. Figuur 23 toont het aandeel van deze opvangplaatsen met een inkomensgerelateerd tarief op het totaal van de opvangplaatsen voor baby’s en peuters. Buiten Brussel heeft ook hier Vlaams-Brabant het laagste cijfer: met 68% is het de

Op Kaart 11 zien we dat in de Rand rond Brussel verhoudingsgewijs minder plaatsen met inkomenstarief zijn dan elders in de provincie. Dit is niet enkel het geval in de meer residentiële gemeenten in de zuidoostrand, maar ook ten noorden van Brussel, zoals in Wemmel, Grimbergen en Vilvoorde.

FIGUUR 23 I AANDEEL INKOMENSGERELATEERDE PLAATSEN OP TOTAAL AANTAL PLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

KAART 11 I AANTAL KINDEROPVANGPLAATSEN VOOR BABY’S EN PEUTERS NAAR INKOMENSTARIEF (2015)

Aantal plaatsen Begijnendijk

500 Opwijk

IKT Geen IKT

Keerbergen

Kapelleop-denBos

Londerzeel

Grimbergen

Kampenhout Vilvoorde

Wemmel

76

Kortenberg

Bertem

SintPietersLeeuw

Leuven

Linkebeek SintGenesiusRode

Zoutleeuw

Boutersem Bierbeek

Tienen

Huldenberg Oud-Heverlee

Drogenbos

Linter Hoegaarden

Overijse

Landen

Hoeilaart

Beersel

Pepingen

Geetbets

Lubbeek

Tervuren

Halle Bever

Kortenaken

Glabbeek

Dilbeek

Gooik

Herne

Holsbeek

Kraainem WezembeekOppem

Lennik

Galmaarden

Tielt-Winge

Ternat

Roosdaal

Diest

Bekkevoort

Haacht

Herent

Machelen Zaventem

Liedekerke

Rotselaar

Zemst

Steenokkerzeel

Asse Affligem

ScherpenheuvelZichem

Boortmeerbeek

Meise Merchtem

Aarschot

Tremelo

Kaart: Steunpunt sociale planning Bron data: Kind en Gezin


10 Kinderopvang

FLEXIBELE URENPAKKETTEN Sommige kinderopvanginitiatieven bieden opvang aan op vroege (voor 7 uur) of late (na 18 uur) uren of in het weekend, voor ouders die niet werken volgens de kantooruren. Kind en Gezin kent hiervoor een subsidie flexibele opvang toe, aan gezinsopvang met inkomenstarief en aan groepsopvang met enkel de basissubsidie (dit zijn de vroegere zelfstandige kinderdagverblijven). Omdat deze prestatiegerichte subsidies niet in een aanbod uit te drukken zijn, kunnen we ze moeilijk vergelijken. Aan de organisatoren van kinderopvang met inkomenstarief kunnen flexibele urenpakketten worden toegekend (gesubsidieerde extra openingsuren), hiervoor is een vergelijking tussen de provincies en regio’s wel mogelijk. De provincie Antwerpen heeft zeer weinig flexibele urenpakketten: slechts 83 of 1,3 per 1.000 baby’s en peuters in de provincie. Ook ten opzichte van het aantal plaatsen kinderopvang heeft deze provincie het laagste aandeel. In Vlaams-Brabant zijn er 106 flexibele urenpakketten, of 3,0 per 1.000 kinderen van 0 tot 2 jaar en 7,1 per 1.000 plaatsen kinderopvang voor baby’s en peuters. Tabel 20 geeft de verdeling van de urenpakketten in Vlaams-Brabant over de zorgregio’s. De kleinere zorgregio’s Tervuren en Aarschot hebben geen flexibele opvanguren. De grote zorgregio Leuven heeft 35 urenpakketten en de andere zorgregio’s tussen de 10 en de 18.

TABEL 20 I AANTAL URENPAKKETTEN FLEXIBELE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015) Zorgregio

Aantal urenpakketten

Aarschot

0

Diest

10

Tienen

14

Leuven

35

Tervuren

0

Halle

15

Asse

14

Vilvoorde

18

Vlaams-Brabant

106

FIGUUR 24 I FLEXIBELE URENPAKKETTEN OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

77


In de buitenschoolse opvang zijn er geen flexibele urenpakketten in het Brussels Gewest. In Vlaams-Brabant zijn er 34 urenpakketten, wat minder is dan in de andere provincies, waar er tussen 46 (Oost-Vlaanderen) en 50 (Limburg) urenpakketten buitenschoolse opvang zijn.

Binnen Vlaams-Brabant vinden we de meeste uren in de zorgregio Leuven (12). Ook in de zorgregio’s Halle, Tienen, Vilvoorde en Asse vinden zijn er flexibele opvanguren.

TABEL 21 I AANTAL URENPAKKETTEN FLEXIBELE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

Zorgregio

Aantal urenpakketten

Aarschot

0

Diest

0

Tienen

7

Leuven

12

Tervuren

0

Halle

9

Asse

2

Vilvoorde

4

Vlaams-Brabant

34

FIGUUR 25 I FLEXIBELE URENPAKKETTEN BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

78


10 Kinderopvang

INCLUSIEVE OPVANG Inclusieve kinderopvang is de opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte tezamen met kinderen zonder specifieke zorgbehoefte. Een kinderopvanginitiatief dat een kind met specifieke zorgbehoefte wil opvangen kan hiervoor subsidies toegekend krijgen en zich laten begeleiden door een Centrum Inclusieve Kinderopvang. Vlaams-Brabant heeft drie regionale centra in Halle, Vilvoorde en Leuven. Naast deze subsidies voor de opvang van individuele kinderen met een specifieke zorgbehoefte, zijn er ook structurele plaatsen voor inclusieve kinderopvang voor opvanglocaties die aanpassingen hebben gedaan om op een structurele manier intensieve zorgen te bieden13.

In totaal zijn er in Vlaanderen 129 structurele plaatsen inclusieve opvang voor baby’s en peuters. Uitgezet op het aantal kinderen dat in de provincie woont en op het totaal aantal kinderopvangplaatsen, heeft telkens de provincie Antwerpen het laagste aandeel hiervan, met slechts 14 plaatsen. Limburg heeft 10 plaatsen, maar telt minder kinderen en kinderopvangplaatsen. Op de derde plaats komt Vlaams-Brabant, met in totaal 20 plaatsen. De provincies Oost- en West-Vlaanderen hebben respectievelijk 42 en 40 plaatsen structurele inclusieve opvang. In Brussel zijn er 3 plaatsen. Binnen Vlaams-Brabant zijn deze structurele plaatsen inclusieve kinderopvang niet evenredig verdeeld over de zorgregio’s. Leuven heeft 14 plaatsen, Asse 4 en de zorgregio’s Aarschot en Vilvoorde hebben er elk 1.

TABEL 22 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015) Zorgregio

Aantal urenpakketten

Aarschot

1

Diest

0

Tienen

0

Leuven

14

Tervuren

0

Halle

0

Asse

4

Vilvoorde

1

Vlaams-Brabant

20

FIGUUR 26 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE OPVANG VOOR BABY’S EN PEUTERS (2015)

13

Meer informatie: http://www.kindengezin.be/img/subsidie-inclusieve-opvang.pdf

79


Wat de buitenschoolse opvang betreft zijn er in Vlaanderen 93 structurele plaatsen inclusieve opvang. De provincie Vlaams-Brabant heeft 19 plaatsen, wat gemiddeld is ten opzichte van het aantal kinderen dat er woont (1,6 per 10.000 kinderen), maar hoog is ten opzichte van het aantal plaatsen buitenschoolse kinderopvang (3,3 op 1.000 plaatsen buitenschoolse opvang), omdat dit er weinig zijn vergeleken met sommige andere provincies. Ten opzichte van het aantal kinderen heeft Oost-Vlaanderen het minst aantal plaatsen: 1,2 op 10.000 kinderen. In Brussel zijn er geen structurele plaatsen inclusieve buitenschoolse kinderopvang. In drie van de Vlaams-Brabantse zorgregio’s zijn er structurele plaatsen inclusieve opvang: Asse (12), Leuven (4) en Tienen (3).

TABEL 21 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

Zorgregio

Aantal urenpakketten

Aarschot

0

Diest

0

Tienen

3

Leuven

4

Tervuren

0

Halle

0

Asse

12

Vilvoorde

0

Vlaams-Brabant

19

FIGUUR 27 I STRUCTURELE PLAATSEN INCLUSIEVE BUITENSCHOOLSE OPVANG (2015)

80


10 Kinderopvang

Als organisator van de buitenschoolse kinderopvang kunnen we beamen dat er nood is aan bijkomende gesubsidieerde opvang van dit type.

SYLVIA AMAND I INFANO VZW Binnen onze IBO’s (Initiatieven Buitenschoolse Opvang), ook wel gekend onder de naam ‘Maantjes’, brengen jaarlijks een heleboel jonge kinderen van 2,5 tot en met 12 jaar er een stukje of bijna hun gehele vakantie door. Uit de laatste aantallencijfers blijkt dat er een groeiende interesse is in de IBO’s. De IBO’s zijn zo georganiseerd dat een flexibele opvang mogelijk is. Zo komen we tegemoet aan de noden en behoeften van de ouders in deze complexe samenleving, waarbij het niet meer ongewoon is dat beide gezinspartners uit huis gaan werken en vaak onregelmatige werkuren hebben. We kunnen maar een beperkt aantal kinderen in de IBO’s opvangen. Dat houdt tevens in dat er niet meer kinderen opgevangen kunnen worden dan wettelijk is toegelaten. Als organisator van de buitenschoolse kinderopvang kunnen we beamen dat er nood is aan bijkomende gesubsidieerde opvang van dit type. In de recent opgestarte opvang in Zaventem was de vraag naar vakantie-opvang zo hoog dat we bijna wekelijks kinderen moesten weigeren. De initiële doelstelling, om op kwalitatieve wijze betaalbare kinderopvang aan te bieden die tegemoet komt aan de behoeften van alle ouders binnen de gemeenten en steden, mag niet uit het oog verloren worden! Er zou daarbij vooral betaalbare opvang moeten aangeboden worden aan de alleenstaande ouder en de sociaal zwakkere in onze maatschappij.

81


YANNICK MEYS I LOKET KINDEROPVANG STAD

Op de noodlijst staan nog steeds mensen wiens baby binnen de 50 dagen naar de kinderopvang moet maar die nog geen plekje gevonden hebben.

LEUVEN In Leuven is de vraag naar kinderopvang altijd groot geweest. Veel studenten vestigen zich in Leuven, sommigen van hen zijn van buitenlandse afkomst, veel moeders werken. Deze nieuwe Leuvenaars kunnen niet terugvallen op hun netwerk voor kinderopvang. Omdat er veel vraag was, schreven toekomstige ouders zich in op de wachtlijst van meerdere kinderdagverblijven tegelijk. Maar ze schreven zich niet altijd uit als ze een plaats gevonden hadden, waardoor de wachtlijsten onbetrouwbaar en inaccuraat werden. Zo vonden sommige ouders geen plaats, terwijl elders plaatsen niet ingevuld geraakten. Een centraal systeem was nodig. In 2012 heeft de stad Leuven daarom het loket Kinderopvang opgericht. Het loket beheert een online registratiesysteem van alle erkende kinderopvanginitiatieven in het Leuvense. Toekomstige ouders melden zich bij het begin van de zwangerschap aan op deze unieke wachtlijst. Vraag en aanbod worden op elkaar afgestemd en er zijn geen dubbele inschrijvingen meer. Het loket beantwoordt ook vragen van ouders over kinderopvang, levert attesten af en heeft een apart programma om kwetsbare gezinnen te helpen in hun zoektocht naar opvang. Ondanks de betere match tussen vraag en aanbod, vinden sommige ouders tot hun wanhoop toch geen plekje. Op de noodlijst staan nog steeds mensen wiens baby binnen de 50 dagen naar de kinderopvang moet maar die nog geen plekje gevonden hebben. Hier zijn meerdere redenen voor: sommige ouders zijn zich niet bewust van het belang om hun opvangvraag vroegtijdig te melden, sommigen zijn pas naar Leuven verhuisd, er zijn weinig tot geen nieuwe opvanginitiatieven bijgekomen de laatste jaren, en sommige bestaande initiatieven stopten om financiĂŤle redenen.

82


10 Kinderopvang

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Erkende kinderdagverblijven en initiatieven buitenschoolse kinderopvang kunnen beroep doen op het provinciale investeringsreglement. De creatie van bijkomende plaatsen voor kinderopvang of van een nieuwe locatie komen in aanmerking voor een éénmalige impulssubsidie. • De centra voor inclusieve kinderopvang en de opvangvoorzieningen met inclusieve plaatsen in Vlaams-Brabant kregen van de provincie een startsubsidie toegekend. Drie organisatoren die instaan voor vakantieopvang, dagopvang en naschoolse opvang voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte kregen eveneens een subsidie toegekend.

• Ter vergroening van de buitenruimten van de kinderopvang ondersteunde de provincie tal van projecten en publiceerde ze een boek met praktijkvoorbeelden (Vitamine G) en een fotoboek (Vitamine Gerealiseerd) van de buitenruimten die in de kinderopvang gerealiseerd werden dankzij de projectsubsidie. • Het project Tatertaal voor de kinderopvang en voor ouders zet in op taalstimulering voor (meertalige) baby’s, peuters en hun ouders.

83


11

ANDERE SECTOREN De achterstellingsproblemen strekken zich niet enkel uit binnen de in deze publicatie besproken welzijnssectoren, maar doen zich eveneens voor in belendende sectoren, zoals in verschillende geledingen van de gezondheidszorg, de arbeidsbemiddelingsdiensten (VDAB) en de sociale economie. Dit maakt dat er niet alleen geen compensatie is van de tekorten in de welzijnssectoren in belendende sectoren in de regio, maar ook dat de doorverwijzing vanuit deze sectoren niet optimaal kan verlopen, en dat heel wat mensen met een hulpvraag in de kou blijven staan.

84


11 Andere sectoren

SOCIALE ECONOMIE

De provincie Vlaams-Brabant heeft het kleinst aantal arbeidszorgmedewerkers van de vijf provincies.

Over de sociale economie in Halle-Vilvoorde schreef RESOC Halle-Vilvoorde een nota die de nood aan een inhaalbeweging aantoont . Net als in de welzijnssectoren, duiden ze op een discrepantie tussen de regio’s m.b.t. de personeelsverdeling, de objectieven, het aanbod bij uitvoerende partners en tewerkstellingsplaatsen bij sociale economie-organisaties. Zo heeft de provincie Vlaams-Brabant het kleinst aantal arbeidszorgmedewerkers van de vijf provincies. In Halle-Vilvoorde zijn er slechts 5 arbeidszorginitiatieven. Steunpunt Groene Zorg geeft aan dat er in de Vlaamse Rand slechts een beperkt aanbod is aan zorgboerderijen. Voor langdurig werkzoekenden met ernstige medische, mentale, psychische en psychiatrische problemen bestaan er activeringsbegeleidingen. De begeleidingen worden uitgevoerd door partners uit welzijn (CGG’s en psychiatrische instellingen) en werk (VDAB en GTB). In Halle-Vilvoorde volgden de voorbije vijf jaar slechts een beperkt aantal personen een activeringsbegeleiding. Omwille van de grote groep anderstalige werkzoekenden en het gebrek aan detectiecentra worden er in Halle-Vilvoorde bovendien slechts weinig werkzoekenden met een arbeidshandicap gedetecteerd.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • De provincie voorziet een jaarlijks bedrag ter ondersteuning van de sector van de sociale economie: - het reglement ter ondersteuning van sociale economie bedrijven - het reglement dat voorziet in de ondersteuning van extra plaatsen arbeidszorg - professionalisering en samenwerking met GTB.

NOTA RESOC Halle-Vilvoorde: De nood aan een inhaalbeweging van de sociale economie in Halle-Vilvoorde: Kansen bieden aan iedereen.

14

85


KWETSBARE JONGEREN IN HET JEUGDWERK

HUIZEN VAN HET KIND

Bij het toekennen van subsidies in verschillende beleidsdomeinen wordt al te vaak geen rekening gehouden met de specifieke situatie van de Rand. Zo verloren 5 Vlaams-Brabantse gemeenten voor de periode 2014-2019 subsidies voor de bevordering van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. De mogelijkheid om de subsidie aan te vragen was afhankelijk van 7 indicatoren, die de kwetsbaarheid van de jongeren per gemeente moesten aantonen. De gekozen indicatoren gaven echter voornamelijk in de gemeenten in de Rand geen goed beeld van de werkelijkheid, onder andere door onderregistratie (bijvoorbeeld bij Kind en Gezin en in het Nederlandstalige onderwijs) en een hoog migratiecijfer bij jonge gezinnen en jongvolwassenen. Nochtans is er wel degelijk nood aan ondersteuning voor kwetsbare kinderen en jongeren in een aantal steden en gemeenten in Halle-Vilvoorde, waar men vaak geconfronteerd wordt met grootstedelijke problematieken.

Bij de eerste infosessies rond de oprichting van de Huizen van het Kind werd duidelijk dat de subsidie afhankelijk zou zijn van het aantal minderjarigen in de gemeente en de kansarmoede-index van Kind en Gezin. Hierdoor zouden gemeenten in de Rand, waar deze indicator om verschillende redenen een vertekend beeld geeft van de reële situatie, mogelijk subsidies mislopen. Kind en Gezin nam nadien maatregelen om hieraan tegemoet te komen. Ondertussen erkende Kind en Gezin in Vlaams-Brabant 22 Huizen van het Kind, en subsidieert er daarvan 15.

Ondertussen erkende Kind en Gezin in Vlaams-Brabant 22 Huizen van het Kind, en subsidieert er daarvan 15.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Het steunpunt sociale planning verzamelt gegevens over kwetsbaarheid en geeft ondersteuning bij het correct gebruik van indicatoren die kansarmoede kunnen meten. In het kader van de subsidie voor kwetsbare jongeren in het jeugdwerk stelde het steunpunt een nota op die aantoont waar de statistiek op de loop gaat met de realiteit in de regio Halle-Vilvoorde.

86

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • De in Vlaams-Brabant erkende Huizen van het Kind ontvingen een opstartsubsidie en een mini-materialenbank. Ze worden inhoudelijk en financieel ondersteund en om de maand samen gebracht om hun gezamenlijk netwerk te versterken.


11 Andere sectoren

ZORGJOBS De zorgsector kampt al jaren met een tekort aan werknemers, zoals verpleegkundigen, verzorgenden en begeleiders in de kinderopvang. Met de toenemende vergrijzing en het grote aantal zorgverleners dat in de komende periode op pensioen gaat, zal dit tekort enkel toenemen. In Halle-Vilvoorde geven vooral diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg aan onvoldoende verzorgenden te vinden om het urencontingent gezinszorg te realiseren.

Het kleine aanbod aan voorzieningen op het vlak van welzijn en gezondheid weerspiegelt zich ook in de tewerkstelling in deze sectoren. Halle-Vilvoorde telt na het arrondissement Diksmuide het laagst aantal arbeidsplaatsen in de gezondheidszorg ten opzichte van de bevolking op arbeidsleeftijd. Ook op het vlak van maatschappelijke dienstverlening (ouderenzorg, thuiszorg, sector personen met een handicap, kinderopvang, jeugdzorg‌) staat Halle-Vilvoorde tweede laatste gerangschikt, na het arrondissement Tongeren dit keer.

Met de toenemende vergrijzing en het grote aantal zorgverleners dat in de komende periode op pensioen gaat, zal dit tekort enkel toenemen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: De provincie steunt de inspanningen van de Vlaamse overheid om mensen toe te leiden naar de zorgsector via de volgende acties: • Speciale editie WEL.magazine om leerlingen warm te maken voor een zorgberoep, met getuigenissen en alle voordelen van een zorgberoep op een rijtje

• Provinciaal Overleg Zorgberoepen: sectoroverschrijdend overleg met partners uit het onderwijsveld, de zorgsector en socio-economische organisaties met als doel acties op te zetten om zorgberoepen te promoten, zoals zorgbeurzen, de speciale WEL-editie, de regionale organisatie van inleefmomenten.

87


12

NAAR BRUSSEL DAN MAAR?

88


12 Naar Brussel dan maar

Tussen Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er een sterke wisselwerking, dat bleek ook uit de gegevens die het steunpunt sociale planning hierover heeft verzameld15. Netto zijn er veel verhuisbewegingen van Brussel naar Vlaams-Brabant, en omgekeerd zijn er grote werk- en schoolpendelstromen vanuit Vlaams-Brabant naar Brussel. Heel wat inwoners van Vlaams-Brabant behouden nauwe banden met Brussel. Tegelijkertijd is er het tekort aan voorzieningen in Vlaams-Brabant in de welzijnssectoren. Kunnen we er dan vanuit gaan dat inwoners van Halle-Vilvoorde wel gebruik zullen maken van het welzijnsaanbod dat in Brussel aanwezig is? Uit de analyse van de gegevens die ter beschikking waren blijkt alleszins dat de stroom van Vlaams-Brabant naar Brussel ook in de welzijnssector groter is dan de omgekeerde beweging. Voor de kinderopvang gaan er bijna 1.200 kinderen uit Vlaams-Brabant naar een Brussels kinderopvanginitiatief met een vergunning van Kind en Gezin. Kinderen in een opvanginitiatief dat geattesteerd wordt door ONE, de tegenhanger van de Franse Gemeenschap, worden hier nog niet bijgeteld. Tegelijk maken er minder dan 200 kinderen de omgekeerde beweging. Ook in het algemeen welzijnswerk zijn er meer Vlaams-Brabanders bij het cliënteel van de Brusselse CAW’s dan Brusselaars binnen de Vlaams-Brabantse CAW’s.

aan de Barcelonanorm komt van opvang voor 33% van de 0-2-jarigen. Weinig aanbod in de welzijnssector voldoet aan de ‘Brusselsnorm’, die zegt dat 30% van de bevolking tot de doelgroep van de Vlaamse Gemeenschap behoort. Vooral in de sector voor personen met een handicap, de Bijzondere Jeugdbijstand en de ouderensector is het (Vlaamse) aanbod in Brussel erg klein. Bovendien evolueert men in verschillende sectoren naar een strakkere afbakening van het werkingsgebied. Bij de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG’s) worden cliënten van buiten het werkingsgebied al langer doorverwezen naar het CGG in wiens werkingsgebied ze wonen (tenzij er een reden is om dit niet te doen). Nu voor de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) geldt dat in elke zorgregio een basisaanbod van de dienstverlening moet worden gerealiseerd, wordt dit principe ook bij de CAW’s steeds meer toegepast. Cliënten uit Halle-Vilvoorde kunnen daardoor steeds minder terecht in de Brusselse en Oost-Vlaamse CAW’s. Omdat sommige hulpverleningsvormen ontbreken of heel weinig uitgebouwd zijn in Halle-Vilvoorde (vooral residentiële opvang), kan dit voor cliënten echt wel een probleem zijn.

Het aanbod in Brussel is echter voor verschillende welzijnssectoren even weinig uitgebouwd als dat van Halle-Vilvoorde. In de kinderopvang zien we dat het Franstalige en Nederlandstalige aanbod samen amper

Heel wat inwoners van Vlaams-Brabant behouden nauwe banden met Brussel. Tegelijkertijd is er het tekort aan voorzieningen in Vlaams-Brabant in de welzijnssectoren. Het aanbod in Brussel is echter voor verschillende welzijnssectoren even weinig uitgebouwd als dat van Halle-Vilvoorde.

Steunpunt sociale planning (2014), Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel, Leuven. www.vlaamsbrabant.be/dossierwisselwerking

15

89


13

DE ACHTERSTAND AANGEPAKT

90


13 De achterstand aangepakt

SOCIALE CAMPUSSEN Een sociale campus is een plaats waar verschillende sociale en welzijnsdiensten kunnen worden geclusterd. De sociale campussen bieden voldoende ruimte voor organisaties die anders zelf op zoek moeten gaan naar kleinere, versnipperde en dure accommodaties.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Begin 2010 lanceerde de dienst welzijn van de provincie een oproep naar partners uit de verschillende welzijnssectoren om huisvestingsen infrastructuurnoden van welzijnsvoorzieningen in kaart te brengen, en te polsen naar de interesse voor de idee van een sociale campus. Meer dan 59 organisaties uit 4 regio’s Haacht/Tildonk, Vilvoorde, Dilbeek/Asse en Halle reageerden op de oproep. Dit resulteerde in de aanduiding van 4 trekkers of initiatiefnemers: Immo Kwaliteitsfonds vzw voor de campus Tildonk in Haacht, Stad Vilvoorde / CAW Vilvoorde voor de campus Vilvoorde, OCMW Dilbeek voor de campus in Dilbeek en Stad Halle voor de campus in Halle. • De provincie gaf elk project een opstartsubsidie voor de (complexe) voorbereiding, en per project ook een investeringssubsidie: in de periode 2010–2014 werd een bedrag van 2.537.000 euro toegekend aan infrastructuursubsidies en 120.000 euro voor de ondersteunende begeleiding van de campussen.

BEA PATERNOT I DIENST GELIJKE KANSEN EN ONDERWIJS, STAD HALLE De vraag in de welzijnssector blijft hier vele malen groter dan het aanbod en dat aanbod zit heel erg verspreid over de volledige regio. De organisaties blijven relatief klein en versnipperd, en nieuwe initiatieven hebben het niet gemakkelijk, wegens de hoge grond- en huizenprijzen. Op een sociale campus heb je schaalvoordelen doordat je onthaal, administratieve taken en ontvangst- en vergaderruimtes kunt delen. De organisaties zijn duidelijker zichtbaar op een centrale plaats dicht bij de mensen, en samenwerken wordt makkelijker omdat ze fysiek op dezelfde plaats zitten. Er is zeker interesse, al zijn er nu nog verschillende organisaties niet ingestapt omdat we voor de eerste campus alleen ruimte verkochten en niet verhuurden. In een volgende fase zal worden onderzocht of huren tot de mogelijkheden behoort.

Op een sociale campus heb je schaalvoordelen doordat je onthaal, administratieve taken en ontvangst- en vergaderruimtes kunt delen.

• In juni 2010 werd met ondersteuning van de provincie een subsidiedossier ingediend bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Elke campus werd een subsidie van 275.000 euro toegezegd.

15

Steunpunt sociale planning (2014), Dossier wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel, Leuven. www.vlaamsbrabant.be/dossierwisselwerking

91


VLABZORGINVEST

‘Vlabzorginvest’, dient als middel om de historische achterstand op vlak van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in de Vlaamse Rand weg te werken.

Het Vlaams regeerakkoord maakt melding van een nieuw instrument, namelijk ‘Vlabzorginvest’, als middel om de historische achterstand op vlak van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in de Vlaamse Rand weg te werken. Via Vlabzorginvest zouden gronden voor nieuwe zorginitiatieven moeten worden beschikbaar gesteld en het nodige kapitaal worden vrijgemaakt. Sinds 1992 bestaat reeds Vlabinvest, het Agentschap voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, dat woonprojecten realiseert met een sociaal karakter. Vlabinvest verhuurt of verkoopt woningen en gronden aan bewoners uit het werkgebied, die zelf geen grond of woning in eigendom hebben en met een inkomen onder een bepaalde grens. De provincie Vlaams-Brabant heeft de bevoegdheid voor het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vandaar dat Vlabinvest werd opgericht als een autonoom provinciebedrijf. Mits aanpassingen, zou de werking van Vlabzorginvest aan die van Vlabinvest kunnen worden toegevoegd. Ook wat de financiële middelen betreft, die door de Vlaamse Regering ter beschikking zouden worden gesteld, is er nog geen duidelijkheid. De jaarlijkse dotatie aan Vlabinvest bedraagt ongeveer 1 miljoen, voor zowel de werking als de aankoop van gronden en panden. De impulssubsidies die door de provincie worden toegekend om het aanbod op het vlak van welzijn te versterken, zouden kunnen worden geheroriënteerd naar Vlabzorginvest16. De middelen zouden kunnen worden gebruikt als opstartsubsidies of impulssubsidies voor organisaties die initiatief nemen in de regio.

16

92

Het Vlaams regeerakkoord bepaalt immers ook dat de provincies niet langer persoonsgebonden bevoegdheden mogen uitoefenen.


13 De achterstand aangepakt

TOEKOMSTFORUM HALLE-VILVOORDE

Via het “Toekomstforum Halle-Vilvoorde” willen 35 burgemeesters de kwaliteit van het leven voor de inwoners van Halle-Vilvoorde verhogen.

De burgemeesters van de 35 gemeenten van Halle-Vilvoorde hebben begin 2015 het “Toekomstforum Halle-Vilvoorde” opgericht. Ze willen daarmee doelstellingen van bovengemeentelijk belang verwezenlijken die de kwaliteit van het leven voor de meer dan 600.000 inwoners van Halle-Vilvoorde verhogen op het vlak van werken, studeren, mobiliteit, cultuur, taal, e.a. Via overleg en coördinatie willen ze de uitvoering van het Toekomstplan Halle-Vilvoorde faciliteren, en dit uitgaand van het Charter Halle-Vilvoorde en de Verklaring van de Burgemeesters. Centraal in de uitbouw van het Toekomstforum staan de themawerkgroepen, waaronder ook de werkgroep ‘Welzijn en Zorg’.

93


14

METEN IS WETEN

94


14 Meten is weten

Het is niet makkelijk om de globale omvang van de achterstand in een regio in kaart te brengen. De versnippering op Vlaams niveau zorgt ervoor dat de tekorten slechts fragmentarisch worden opgemerkt. Recente cijfers zijn niet altijd makkelijk te verkrijgen en soms zijn de gegevens moeilijk vergelijkbaar. Een andere recente ontwikkeling is dat het in verschillende sectoren steeds moeilijker wordt om de grootte van het aanbod in kaart te brengen of in vergelijkbare cijfers uit te drukken, en dan zeker de regionale spreiding van dat aanbod.

In de sector voor personen met een handicap zorgt de persoonsvolgende financiering ervoor dat er steeds minder vanuit het voorzieningenaanbod wordt gedacht. Geen slechte evolutie, maar wel moeilijk om in kaart te brengen of in elke regio wel een basisaanbod van verschillende zorgvormen is uitgebouwd. Als we daarnaast zien dat de aanwezigheid van een aanbod in een regio ook de vraag aantrekt (onbekend is onbemind), en in verschillende regio’s nu al bepaalde zorgvormen ontbreken, dan is het de vraag hoe dit in de toekomst gemonitord zal worden.

Fusieoperaties en enveloppefinanciering zorgen ervoor dat vaak niet meteen duidelijk is waar welke middelen worden ingezet. We zien dit zowel in de sector van het algemeen welzijnswerk als die van de Bijzondere Jeugdbijstand. In deze laatste sector gaan de middelen naar de voorziening, die er in de verschillende vestigingen modules mee kan uitbouwen.

INITIATIEVEN VAN DE PROVINCIE: • Contactgegevens en gedetailleerde en overzichtelijke informatie over de welzijnsorganisaties in Vlaanderen en Brussel zijn te vinden in de vernieuwde Sociale Kaart, een website van de vijf provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Cliënten kunnen anoniem op zoek gaan naar een organisatie die een antwoord kan bieden op een hulpvraag. Hulpverleners gebruiken de sociale kaart om door te verwijzen. Ze kunnen een profiel aanmaken en/of fiche-eigenaar worden van een eigen organisatiefiche. Door organisaties uit het welzijnsveld actief te betrekken blijven de gegevens actueel en volledig. Voor lokale besturen geeft de Sociale Kaart een overzicht van alle welzijnsactoren die actief zijn in een gemeente.

• Het steunpunt sociale planning monitort het aanbod van welzijnsvoorzieningen. Het steunpunt levert daarnaast instrumenten (gegevens, kaarten, omgevingsanalyses, onderzoeksrapporten...) ter ondersteuning van een planmatig en doeltreffend beleid, zowel voor lokale besturen, als voor welzijnsvoorzieningen en andere middenveldorganisaties. Het steunpunt sociale planning situeert zich op het kruispunt tussen het werkveld van de verschillende welzijnssectoren en dat van andere overheidsniveaus, zoals de verschillende Vlaamse departementen en agentschappen en de lokale besturen. Het steunpunt is daardoor goed op de hoogte van regionale en lokale situaties en problemen, die de verschillende (Vlaamse) beleidsdomeinen overschrijden.

www.desocialekaart.be

95


15

ALGEMEEN BESLUIT

96


15 Algemeen besluit

Net als in 2006, 2009 en 2012 zetten we het aanbod in 9 welzijnssectoren naast elkaar voor de 5 provincies en Brussel. Binnen Vlaams-Brabant bekijken we de spreiding over de arrondissementen Halle-Vilvoorde en Leuven. We willen zo nagaan of de structurele achterstand in het welzijnsaanbod van Vlaams-Brabant, en vooral Halle-Vilvoorde, verkleind is. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen:  In het Algemeen Welzijnswerk leidt de reorganisatie tot meer regionale spreiding: alle opdrachten moeten worden gerealiseerd in elke regio. Tegelijk worden verschillen binnen regio’s ‘uitgemiddeld’ waardoor de achterstand minder zichtbaar wordt, bijvoorbeeld bij het Hageland, dat opgaat binnen het grote CAW Oost-Brabant. Voor de regio Halle-Vilvoorde werd weliswaar een inhaalbeweging ingezet, maar toch komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner, terwijl dit gemiddeld voor Vlaanderen 12,34 euro bedraagt. Bovendien blijft het omwille van het ‘oormerken’ van middelen (koppelen aan specifieke opdrachten en/of criteria), bijkomende en veranderende opdrachten, moeilijk om een basiswerking in elke zorgregio uit te bouwen.

Voor de regio Halle-Vilvoorde werd weliswaar een inhaalbeweging ingezet, maar toch komt CAW Halle-Vilvoorde slechts aan een budget van 7,40 euro per inwoner.  Sinds de subsidiëring van het crisisopvangcentrum Haven 21 in Halle volledig is overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap, is het aanbod in de crisishulpverlening evenwichtiger verdeeld. Wel ontbreken andere vormen van opvang in de regio Halle-Vilvoorde, zoals een vluchthuis en opvang voor alleenstaande daklozen. Ook zou de crisishulpverlening meer moeten worden

georganiseerd in een gemoduleerd kader, vergelijkbaar met dat van Integrale Jeugdhulp. De sector ervaart tevens meer nood aan samenwerking met andere sectoren. Omwille van de hoge woningprijzen is het niet evident huisvesting te vinden voor cliënten, terwijl hier meestal de hoogste nood aan is.

Per 10.000 jongeren zijn er slechts 30 plaatsen of modules in de BJB in Vlaams-Brabant. In Vlaanderen zijn er gemiddeld 55 plaatsen per 10.000 jongeren..  In de Bijzondere Jeugdbijstand zien we een positieve evolutie in het aantal plaatsen voor thuisbegeleiding. Desondanks blijft het aanbod in de BJB in Vlaams-Brabant, en dan vooral in het arrondissement Halle-Vilvoorde, ondermaats. Per 10.000 jongeren zijn er slechts 30 plaatsen of modules in de BJB in Vlaams-Brabant. In Vlaanderen zijn er gemiddeld 55 plaatsen per 10.000 jongeren. Vooral in de modules contextbegeleiding (verblijf, dagbegeleiding en enkel contextbegeleiding) blijft de kloof tussen Vlaams-Brabant en de andere provincies groot. Nochtans zijn er onder de jonge bevolking van de noordrand van Brussel (Vilvoorde, Machelen, Asse…) heel wat kwetsbare kinderen en jongeren, net als in Leuven, Tienen en Diest.  Voor de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning zien we vooral in het residentiële aanbod een grote achterstand in Vlaams-Brabant (2 plaatsen per 10.000 kinderen in Vlaams-Brabant, tegenover 5 in Vlaanderen), ook weer vooral in Halle-Vilvoorde. Dit wordt niet gecompenseerd met het ambulante aanbod aangezien ook dat kleiner is dan in andere provincies. Het residentiële tekort is er vooral in Halle-Vilvoorde, het ambulante (dagopvang) in het arrondissement Leuven.

>>>

97


>>>  Ondanks de voorafname van 10% van het uitbreidingsbudget voor de sector personen met een handicap, wordt de historische achterstand in Vlaams-Brabant maar niet ingehaald. Het totale subsidiebedrag van de VAPH-ondersteuning bedraagt per inwoner op jaarbasis 150 euro in Vlaams-Brabant en bijna 200 euro gemiddeld in Vlaanderen. Belangrijkste reden is het kleine aantal zorgvragen dat in Halle-Vilvoorde wordt geregistreerd. Verschillende oorzaken zijn hiervoor aan te duiden: beperkt en daardoor ook onbekend aanbod, gebrek aan doorverwijzers en detectiemogelijkheden, diversiteit van de bevolking, zowel qua herkomst als qua taal… In Halle-Vilvoorde is er vooral een tekort aan plaatsen in de tehuizen niet-werkenden (nursing en bezigheidstehuis). De hele provincie heeft beduidend minder aanbod voor minderjarigen (internaten en semi-internaten). Het arrondissement Leuven heeft slechts 1 plaats kortopvang.  Tot en met 2012 zien we in de sector van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg een inhaalbeweging in de provincie Vlaams-Brabant. Besparingsrondes van de laatste jaren hebben deze trend weer teniet gedaan, zodat Vlaams-Brabant het minst aantal VTE heeft per 10.000 inwoners. Ook in deze sector gaat het vooral om een achterstand in het arrondissement Halle-Vilvoorde.  Wat de ouderenzorg betreft, zien we dat woonzorgcentra en assistentiewoningen in Vlaams-Brabant beter uitgebouwd zijn dan in Limburg. Bij de dagverzorgingscentra is er een inhaalbeweging gemaakt, maar er zijn wel minder geplande centra (voorlopig vergund of met ontvankelijke aanvraag) dan in andere provincies. Ook wat kortverblijf betreft is er een grote vooruitgang in Vlaams-Brabant ten opzichte van 2006. Samen met Limburg sluit de provincie Vlaams-Brabant nu aan bij de Vlaamse cijfers.  Op het gebied van de thuiszorg wordt in Halle-Vilvoorde slechts 50% van de geprogrammeerde uren in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg gerealiseerd. Gemiddeld in Vlaanderen is dit 77%. Ook zijn er weinig lokale dienstencentra in de provincie, met slechts een vierde van de programmatie ingevuld, en weinig geplande centra in het vooruitzicht.

98

 Algemeen zijn er in Vlaams-Brabant niet minder kinderopvangplaatsen voor baby’s en peuters dan elders in Vlaanderen, maar we zien wel dat het groeiritme lager is dan in andere provincies. Meer in detail zien we een laag aanbod per 100 kinderen in een heel aantal randgemeenten en in enkele gemeenten van het Hageland. Ook wanneer het aandeel plaatsen hoog is, ervaren ouders in de praktijk toch een tekort, omdat er een hoge werkzaamheidsgraad is, veel tewerkstellingsplaatsen zijn, en omwille van het hoge aantal migraties, waardoor ouders minder een beroep kunnen doen op het informele netwerk van grootouders en andere familieleden voor de opvang van de kinderen. De provincie telt ook minder opvanginitiatieven met inkomenstarief (prijs afhankelijk van het inkomen van de ouders). In de buitenschoolse kinderopvang zien we een zeer beperkt aantal door Kind en Gezin erkende plaatsen in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ten opzichte van 2006 nam het aantal erkende plaatsen bovendien minder toe dan in andere provincies, vooral in de Rand

Op het gebied van de thuiszorg wordt in Halle-Vilvoorde slechts 50% van de geprogrammeerde uren in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg gerealiseerd.


15 Algemeen besluit

De provincie droeg alvast haar steentje bij om de kloof met de andere provincies te verkleinen, door allereerst de achterstand in kaart te brengen over verschillende welzijnssectoren heen. Het steunpunt sociale planning ondersteunt met gegevens en analyses de welzijnsvoorzieningen, de lokale besturen én de Vlaamse overheid bij een integrale beleidsplanning. Via de netwerken waarin de dienst welzijn van de provincie participeert houden de medewerkers de vinger aan de pols, en faciliteren zij (inter)sectorale samenwerkingsverbanden en projecten. Het ter beschikking stellen van de gegevens van alle voorzieningen op het vlak van welzijn en gezondheid in de Sociale Kaart, en de organisatie van vorming zoals de sessies ‘sociale plattegrond’ helpen organisaties om elkaars werking te leren kennen, gerichter door te verwijzen, beter in te spelen op nieuwe ontwikkelingen... Het provinciale impulsbeleid ondersteunde nieuwe én vernieuwende initiatieven in verschillende welzijnssectoren. Met de oprichting van sociale campussen nam de provincie het initiatief om de huisvesting van welzijnsvoorzieningen te verbeteren. Uit dit overzicht van het aanbod in de verschillende welzijnssectoren blijkt echter dat er helaas niets substantieel veranderd is aan de verhoudingen uit de eerste meting in 2006, ondanks de beloftevolle verklaringen in de twee laatste regeerakkoorden van de Vlaamse Regering. Inspanningen die eerder werden gedaan, worden soms zelfs in volgende besparingsrondes weer teniet gedaan. Een aantal oorzaken voor de achterstand zijn natuurlijk niet op enkele jaren tijd uit de weg geruimd. Het vinden van verzorgenden en eerstelijnswerkers is er niet eenvoudiger op geworden. In sommige sectoren zijn er in de regio Halle-Vilvoorde weinig initiatiefnemers.

Het blijft moeilijker om de zorgvragen te capteren bij mensen met een migratie-achtergrond… De woningprijzen zijn in de provincie de afgelopen jaren enkel nog gestegen, zodat zowel de inplanting of de uitbreiding van voorzieningen, het vinden van huisvesting voor zwakkere groepen de doorstroming naar de reguliere huisvestingsmarkt vanuit voorzieningen in het gedrang komen. Ook valt het op dat er bij de toekenning van subsidies of het erkennen van nieuwe initiatieven (denken we maar aan de Huizen van het Kind), nog steeds weinig of geen rekening gehouden wordt met het specifieke karakter van de Rand. Hoewel deze regio sterk verstedelijkt en zeer divers is, en zelfs te maken krijgt met grootstedelijke problematieken, is er bovendien geen erkende centrumstad met het daaraan verbonden aangepaste beleid en extra ondersteuning. Het Vlaamse beleid wordt over Vlaanderen heen ongeveer gelijk uitgerold. Wil de Vlaamse overheid effectief werk maken van een inhaalbeweging dan moet er een meer regionale benadering en differentiatie komen. In de Beleidsnota 2014-2019 van Vlaams minister van Welzijn Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen wordt reeds aangehaald dat er naast ontschotting en afstemming meer aandacht moet zijn voor de regionale specifiteit. ‘Vlabzorginvest’ kan, als instrument om de achterstand op vlak van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen in de Vlaamse Rand weg te werken, een goede stap zijn in deze richting, maar er is nog veel onduidelijkheid over de uitwerking. Vanuit de provincie blijven we alleszins pleiten voor een inhaalbeweging, zodat eengoed gespreid, voor iedere inwoner van Vlaanderen toegankelijk aanbod mogelijk wordt.

Wil de Vlaamse overheid effectief werk maken van een inhaalbeweging dan moet er een meer regionale benadering en differentiatie komen.

99


MEER INFO www.vlaamsbrabant.be/investereninwelzijn

Steunpunt sociale planning Dienst Welzijn Provincieplein 1 - 3010 Leuven Tel. 016-26 77 87 - socialeplanning@vlaamsbrabant.be www.vlaamsbrabant.be/socialeplanning

Beleidsverantwoordelijke gedeputeerde Monique Swinnen tel. 016-26 70 57 kabinet.swinnen@vlaamsbrabant.be D/2015/8495/10

100


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.