56 minute read

Voorwoord

Beste lezers,

Na vele maanden werden de coronamaatregelen versoepeld en konden we opnieuw vrijer ademen. Helaas dwingen de cijfers ons, op het moment dat we dit voorwoord schrijven, om weer een stapje terug te zetten. Onze musea blijven u echter met open armen en in alle veiligheid ontvangen. Wij willen voor u een plek zijn om schoonheid te ontdekken en om de wereld te verkennen in tijden waarin verre verplaatsingen net iets minder voor de hand liggen.

Advertisement

We willen in dit kader niet nalaten om nog eens alle medewerkers die zich de afgelopen maanden nuttig hebben gemaakt in het vaccinatiecentrum een pluim te geven. We dragen onze medewerkers in het hart, zoveel is zeker. Na maanden uitstel kon begin september eindelijk de eerste teamdag van Musea Brugge doorgaan en het werd in elke zin een stralende dag.

Naast onze medewerkers richten we ons hier ook graag tot die andere drijvende krachten binnen onze organisatie: de Vrienden van Musea Brugge. Al sinds 1958 ondersteunen zij onze werking op heel uiteenlopende wijze. Dat die steun binnenkort een nieuw elan krijgt, kan onze organisatie alleen maar ten goede komen. Samen met de nieuwe bestuursploeg willen we schrijven aan vele nieuwe hoofdstukken voor Musea Brugge. We willen bij deze de vorige bestuursploeg van harte bedanken voor hun jarenlange, niet aflatende inzet. Boudewijn De Groot zong het ooit: ‘Zonder vrienden kan ik niet’, en dat geldt zeker ook voor Musea Brugge. We kijken uit naar een vlotte, inspirerende samenwerking.

Belangrijke nieuwe hoofdstukken, dat zijn BRUSK, onze nieuwe museumsite op de Garenmarkt, en de inrichting van een gloednieuw, hedendaags depot, de Erfgoedfabriek. Onze medewerkers kregen ondertussen een uitgebreide toelichting rond de plannen voor BRUSK. Rond de jaarwisseling moet de omgevingsvergunning ingediend zijn, alweer een belangrijke stap in het dossier. Er zijn verschillende overlegmomenten gepland met buurtbewoners en uiteraard houden we, samen met het Stadsbestuur, de vinger aan de pols in het overleg met de school. Het Sint-Andreasinstituut telt heel wat leerlingen. Het is belangrijk dat zij, net als Musea Brugge, een mooie nieuwe plek krijgen in de Brugse binnenstad. Rond de Erfgoedfabriek kon u in het vorige nummer heel wat meer lezen, en ook daar wordt achter de schermen hard gewerkt om alle collectiestukken netjes in te pakken en klaar te maken voor een latere verhuis.

Dames en heren, beste Vrienden,

Op 31 december slaan we de bladzijde van 2021 om, een jaar waarin corona helaas nog steeds ons leven beheerste, maar niettemin ook een jaar om tevreden op terug te blikken. De deuren van onze musea stonden wagenwijd open, het project Mind the Artist leverde niet alleen een reeks prachtige expo’s op, we konden ook verschillende culturele partners verwelkomen in onze locaties met bijzondere kunstendialogen als resultaat: beeldende kunst en film, oude muziek en monumenten, dans en geschiedenis. Boeiende kruisbestuivingen die tot nieuwe inspiratie hebben geleid. De Triënnale bracht dan weer duizenden bezoekers richting Gezellehuis en O.L.V. ter Potterie, onze kleine parel aan het water.

We blikken om af te sluiten graag vooruit op 2022, het jaar waarin we kiezen voor twee grote namen: Hugo van der Goes en Otobong Nkanga. Twee grote namen, één uit de middeleeuwen, één van vandaag. We kijken alvast uit naar deze twee sterren aan het artistieke firmament, en hopen met deze expo’s ook hedendaagse thema’s aan te raken en discussies op gang te brengen. U merkt het, hoewel we geschiedenis bewaren in onze locaties, staat de tijd bij ons niet stil. We kijken met de voltallige directie uit naar een boeiend nieuw museumjaar voor onze bezoekers.

Veel leesplezier, namens het directieteam, Elviera Velghe, Anne van Oosterwijk en Jonathan Nowakowski

TIJD VOOR STROOK

In 2013 stuurde Musea Brugge kunstenaar Stefaan De Croock, beter bekend als Strook, naar Herford in het kader van het project HANSEartWORKS. Strook stond aan het begin van zijn carrière, maar wist er te scoren tussen straatkunstenaars. Sindsdien gaat het snel voor Strook, met nu een tentoonstelling op drie van onze locaties, in het kader van Mind the Artist.

— Filip L. Demeyer

Stefaan De Croock (°1982) studeerde grafische kunsten aan Sint-Lucas Gent. Hij werkte een tijdje als art director, maar is sinds 2011 fulltime kunstenaar. Een eerste tentoonstelling in Knokke-Heist in 2010 kreeg het jaar daarop een vervolg met projecten in Oostende, Genk, Antwerpen en Leuven. Nog een jaar later tekende hij present in Santa Cruz op de tentoonstelling 60 years O’Neill. In 2012 werd Stefaan ook in Brugge opgemerkt. Hij verzorgde The wall, een tentoonstellingsmuur voor jonge kunstenaars in Het Entrepot, en op de glazen wand aan de lift van het Concertgebouw tekende hij een window drawing van drie bij zes meter met als thema ‘Metropolis’.

In 2013 was Strook namens de Stad Brugge te gast in Herford tijdens de Hansetage. Het museum Marta Herford selecteerde de kunstenaars en Stefaan realiseerde er een fel opgemerkte muurschildering. Het werk van Strook was toen zeer urban. De realisatie ging gepaard met een performance. Het actief tekenen en schilderen maakte deel uit van het werk. Over dat werk zei Strook: ‘Mijn tekeningen en murals zijn beïnvloed door stedelijke invloeden, maar ik combineer het met organische vormen en lijnen. Mijn tekeningen zijn een combinatie van improvisatie en constructie. Spontaniteit is zeer belangrijk in mijn werk.’ Portretten in verweerd hout

Ondertussen evolueerde Strooks werk naar portretten die samengesteld zijn uit ‘afgeleefd’ hout. Hij verzamelt hout dat door de mens bewerkt werd tot deuren, poorten, vloeren, plafonds en dat na bewezen diensten werd ‘afgedankt’ of samen met het gebouw afgebroken. Strook recupereerde op die manier hout uit cafés en fabrieken uit West- en Oost-Vlaanderen, maar ook uit een industrieel gebouw in Gdańsk en uit de Sint-Baafskathedraal. In het werk van Strook krijgt dit hout een nieuw leven. Het staat symbool voor de tijd die ook op het lichaam en de geest van de mens zijn sporen nalaat.

Deze portretten of ‘koppen’ zijn ondertussen zowat het handelsmerk geworden van Strook. Ze duiken nog steeds op in het straatbeeld. Zo hangt Portrait L IV 17 op de zijgevel van een horecazaak op ’t Zand in Brugge, siert een portret de Imperial Shipyard in Gdańsk en leverde hij een reuzengrote bijdrage

Portrait L IV 17, 2017, zijgevel ‘t Santpoortje, Brugge, foto: Strook

“ In de portretten van Strook herken je geen individuen. Ze staan voor de universele mens, arm of rijk, blank of zwart, gelovig of niet gelovig.”

voor The Crystal Ship in Oostende. Gent is sinds het Van Eyck-jaar een Portrait of a human being rijker. Het hout recupereerde Strook in Gent zelf: hij ‘oogste’ het in de Sint-Baafskathedraal, de Leopoldskazerne, de Luca School of Arts en in een vroegere supportersbar van AA Gent. Het is een belangrijk element in Strooks kunstpraktijk: hij gaat op zoek naar sporen van de geschiedenis in de omgeving waar zijn werk terecht zal komen.

Museale context

Strook is ondertussen tien jaar actief als professioneel kunstenaar. Op uitnodiging van Musea Brugge zoekt hij nu de binnenruimte op. Zijn werk wordt op drie iconische plekken geïntegreerd. In het Groeningemuseum krijgt het een plaats tussen 16e-eeuwse religieuze kunst en tussen werk uit de late 19e eeuw. Een grote sculptuur waarin hij voor het eerst gebruik maakt van marmer, spiegelt zich aan 16e-eeuwse staatsieportretten.

Strook presenteert in het Groeningemuseum voor het eerst ook een keramisch werk. Hierin gebruikt hij als basismateriaal geen hout, maar stukken afgegoten vloer uit de drie museumlocaties. Daarmee componeert hij een nieuw portret. Ander materiaal, zelfde principe. Strook gaat op zoek naar afdrukken van de tijd in de tentoonstellingsomgeving en integreert die elementen in zijn nieuwe creaties.

De verstilde mens in een sacrale omgeving

Het grootste deel van wat hij presenteert in deze expo, is nieuw. Voor de OnzeLieve-Vrouwekerk realiseerde Strook een ‘kop’ van drie en een halve meter. Stefaan houdt van kerkelijke kunst en sacrale ruimtes en de Onze-Lieve-Vrouwekerk stond dan ook op zijn lijst met droomlocaties. Tijdens een rondgang vooraf, bleek onmiddellijk dat in de hoogte gaan het enig mogelijke antwoord was in deze indrukwekkende kerk. En, de enige plek waar we het werk zagen hangen, was vóór de poorten van het westportaal. Dit is binnen het sacrale deel van de kerk. Ook de Kerkraad zag de waarde van het werk in en ging akkoord met de opstelling. De ‘koppen’ van Strook schoppen dan ook niet om zich heen. Ze gaan als het ware op in de omgeving. En ze tonen de mens met al zijn zwakheden, zijn zichtbare en onzichtbare, lichamelijke en mentale kwetsuren. De tentoonstelling is tijdelijk, maar wie weet gaat dit werk ooit deel uitmaken van het kerkelijke patrimonium? Dromen staat vrij…

In de portretten van Strook herken je geen individuen. Ze staan voor de universele mens, arm of rijk, blank of zwart, gelovig of niet gelovig. ‘Ik maak geen houten portretten van welbepaalde mensen. Ik beeld enkel hun emotie of houding uit. Door mijn figuren te ontmenselijken, laat ik de interpretatie helemaal open. Het zijn universele expressies, waar iedereen zijn eigen betekenis aan kan geven.’

Indrukwekkende zolder

Op de grote zolder van het SintJanshospitaal gaat het werk de confrontatie aan met de 13e-eeuwse eiken dakconstructie. Strook toont hier een aantal portretten, maar ook twee schilderijen en enkele vrijstaande sculpturen. Twee van die sculpturen dragen de titel One More Day. Ze verwijzen naar het verlangen van Stefaan om nog eens samen te zijn met

zijn broer, die in 2012 overleed. Het zijn bustes in vitrines, zichtbaar vanop afstand, maar het beeld vervaagt als je dichterbij komt. Zoals ook de herinnering vervaagt.

In laatste instantie heeft Stefaan nog twee ‘monumenten’ toegevoegd. Ze gaan in dialoog met de twee schilderijen die deel uitmaken van de tentoonstelling. De schilderijen tonen geometrische vormen in zachte kleuren. Er is volgens de kunstenaar niet het minste verband maar de werken doen aan Piero della Francesca denken: ze brengen de kleuren en de geometrie waar deze Italiaanse quattrocentokunstenaar als wiskundige een bijzondere voeling mee had in herinnnering. Monument I en Monument II bestaan uit telkens twee abstracte vormen die samen een sculptuur vormen. Ze staan net als de bustes in een vitrine die het werk doet vervagen. Herinneringen vervagen: de tijd zorgt ervoor dat ze een mentale constructie worden, een monument in ons hoofd. De monumenten vormen een stapeling van herinneringen en gedachten die langzaam verdwijnen.

De presentatie op de zolder van het Sint-Janshospitaal is uitgepuurd, zoals ook het werk van Strook. Er is grondig over nagedacht. Het werk stelt zich bescheiden op, het gaat op in de ruimte en toch springt het naar voren, is het opvallend en sterk aanwezig. Het werk overtuigt. Genoeg om vol spanning uit te kijken naar de volgende tien jaar in de carrière van deze nog relatief jonge kunstenaar.

Strook – It’s only a matter of time

Groeningemuseum, O.L.V.-kerk, Sint-Janshospitaal 30 oktober 2021 tot en met 6 maart 2022 www.museabrugge.be www.strook.eu Instagram: strook_be

JONG VOLK AAN ZET IN MUSEA BRUGGE!

Op 24 mei 2019 palmden enkele honderden jongeren het Gruuthuseplein in. Het was de opening van Paleisje Pimpen, een project waarmee jongeren tussen 16 en 26 hun creatieve stempel op Musea Brugge wilden drukken. Vanuit dit participatieve traject groeide Briklyoung, de jongerenwerking van Musea Brugge. Klaar voor nieuwe projecten. Maar, toen kwam corona…

— Lieven De Visch

Meer dan twee jaar later maakt iedereen zich op voor een herstart met als eerste grote doel BRUSK, waar onze museumjongeren een prominente rol gaan spelen. Twee projecten, Young Ambassadors en Tracé, geven de sleutels aan dynamisch jong volk binnen onze museummuren.

Een nieuw geluid

De heropening van het Gruuthusemuseum in 2019 betekende op vele vlakken een scharniermoment voor Musea Brugge. Na ettelijke jaren schitterde niet alleen één van de museale kroonjuwelen weer in volle glorie. De lange aanloop naar het nieuwe museum gaf ook de jongerenwerking van het museum een nieuw elan. Het moment om het stof van de collectie te blazen. Het moment ook voor een nieuw geluid. De kans voor jongeren om zelf een deel van het museum op te eisen.

Dit traject van één jaar mondde uit in een expo in het Gruuthusemuseum, maar ook in een nieuwe garde meisjes en jongens die nieuwe uitdagingen wilden aangaan binnen Musea Brugge. Briklyoung was geboren: de vlag waaronder onze jongerenwerking creatieve projecten zou lanceren, met als doel jonge mensen deel te laten uitmaken van de museale werking. Niet enkel op papier, maar ook in de praktijk. Met de collecties en op de museumvloer. De eerste uitdaging voor hen lag in de tentoonstelling Memling Now. In de slipstream van deze expo zouden de jongeren samen met vier kunstenaars hun visie op de meesterwerken van Memling geven, maar daar stak een epidemie een stokje voor.

Tracé 2020 was grotendeels een moeilijke periode, maar tegelijk markeert ze de aanloop naar misschien wel de grootste uitdaging van Musea Brugge. Met BRUSK, de te realiseren nieuwe museumsite, formuleert Musea Brugge een ambitieuze visie op de toekomst. Die zal niet alleen gerealiseerd worden in een nieuw, prachtig gebouw, maar ook in een andere manier van werken. BRUSK en Musea Brugge mikken op een dynamische combinatie, waarbij de locaties niet enkel tentoonstellingsplaatsen zijn, maar open huizen met lage drempels. Klaar voor ontmoeting en frisse ideeën. Met BRUSK presenteert Musea Brugge een nieuwe museumwerking die naadloos aansluit op de visie om ook jongeren een belangrijke plaats te geven, om hen een deeltje van dat nieuwe museum te laten claimen en hen onderdeel te maken van interessante projecten. Dit was het signaal om Briklyoung weer in stelling te brengen. Trouw aan de bestaande principes zet de artistieke jongerencrew van het museum dit najaar een nieuw participatief project op poten: Tracé.

Van november tot februari werkt een dynamische ploeg in de slipstream van de expo It’s only a matter of time van Strook. Hij stelt tentoon op drie locaties: het Groeningemuseum, de Onze-LieveVrouwekerk en de zolder van het middeleeuwse Sint-Janshospitaal. Zijn werk is erg populair bij jongeren. Vooral de ‘koppen’ die Strook maakt, zijn heel kenmerkend voor zijn werk: grote portretten uit hout dat aangetast is door de tijd, materiaal met een geschiedenis en een eigen verhaal.

Een kunstenaarspad

Dit is ook het uitgangspunt voor de deelnemers tijdens Tracé. Ze maken geen kunstwerken zoals Strook, maar ze gaan wel wérken zoals Strook. Ze gaan zelf op zoek naar materialen die hun eigen verhalen vertellen. Ze bouwen samen met de Batterie vzw, een organisatie die participatieve kunstpraktijken opzet, aan een pad of een tracé: een kunstinstallatie gemaakt door Briklyoung-leden, die het verhaal van elk van hen symboliseert. Op die manier verbindt Tracé de jongeren met Strook. Met zijn werk, maar vooral met zijn idee en manier om via kunst verstilde emoties vorm te geven. Tracé zal letterlijk ook de verschillende plaatsen van de tentoonstelling verbinden, waardoor de jongeren op hun manier ook eigenaar worden van deze expo. Niet door er rechtstreeks in te interveniëren of door te imiteren, wel door op een zelfde manier een antwoord te formuleren door en voor jongeren. Tracé verbindt hen ook figuurlijk met elkaar en laat hen op een creatieve manier uiting geven aan hun ideeën. Dit project is een volgende stap in onze artistieke jongerenwerking. Briklyoung is zo mede-wegbereider voor het museum als open huis en dynamische ontmoetingsplek in de stad voor jongeren.

Veel jong volk tijdens de opening van Paleisje Pimpen op de zolder van het vernieuwde Gruuthusemuseum in 2019. De jongeren gaven er hun visie op de museumcollectie, foto: Stad Brugge – Matthias Desmet Atelier tijdens project project Paleisje Pimpen, foto: Musea Brugge

Young Ambassodors

Naast een artistieke jongerenwerking, die groeiende is, zoekt Musea Brugge ook op een andere manier toenadering tot het jonge stadsvolk. Daarvoor werd een oproep gelanceerd om zich kandidaat te stellen voor de Young Ambassadors. Participatie kan enkel effectief zijn, wanneer je ook je volledige werking en beleid openstelt voor de doelgroepen die je wil betrekken. Daarom biedt het museum 15 jongeren een jaar lang de kans om mee te werken achter de schermen van onze erfgoedorganisatie. Dit doen ze niet enkel op artistiek vlak, maar bij alle teams en afdelingen van het museum: van communicatie tot HR. De rol van de jongeren is niet passief: Musea Brugge vraagt hen om actief vanuit hun perspectief mee te denken, feedback te geven en te adviseren. Op die manier betrekken we de jongeren niet alleen bij onze toekomstige koers, maar geven ze die ook mee vorm als én met alle medewerkers van de organisatie.

Dankzij Briklyoung en Young Ambassadors krijgen jongeren een actieve rol binnen onze werking. Elk met eigen accenten, maar beide op een duurzame manier. Ze bouwen mee aan een stuk ownership voor jongeren, zodat ze ook later mee willen bouwen aan een museum als dynamische en open plek voor iedereen.

DE ODYSSEE VAN EEN FOLIO

VEL UIT HANDSCHRIFT LODEWIJK VAN GRUUTHUSE WEER THUIS

Afgelopen zomer konden Musea Brugge en de Openbare Bibliotheek Brugge een waardevol ‘folio’ of vel aankopen uit een handschrift dat ooit deel uitmaakte van de bibliotheek van Lodewijk van Gruuthuse (ca. 14271492). Het vel beeldt een episode uit het leven van de heilige Catharina van Siena af. Dankzij deze aankoop is eindelijk een stuk uit deze rijke boekenverzameling weer in Brugge.

—Evelien Hauwaerts

Het ‘folio’ werd aangekocht op een veiling van het Londense Bloomsbury (onderdeel van Dreweatts). Het manuscript waaruit het vel afkomstig is, werd gemaakt in Brugge rond 1475, en wordt vandaag bewaard in de Bibliothèque nationale de France in Parijs (Ms. français 1048). De bladzijde waarop Lodewijks wapenschild stond, is verdwenen, maar het wapenschild heeft een herkenbare pigmentafdruk nagelaten op de tegenoverliggende folio. In 2018 kochten Musea Brugge en de Openbare Bibliotheek samen al een manuscript dat waarschijnlijk toebehoorde aan Lodewijk van Gruuthuse: de Pénitence d’Adam van

Raimundus van Capua (auteur), anonieme vertaler, Meester van Margareta van York (verluchter), Légende de la Vie de Sainte Cathérine de Sienne, verlucht handschrift op perkament, Brugge, ca. 1475, coll. Openbare Bibliotheek Brugge, Ms. 767, foto: Openbare Bibliotheek Brugge

Colard Mansion (Openbare Bibliotheek Ms. 759). Met de aankoop van deze folio haalt de Stad Brugge nu een stuk binnen dat met onweerlegbare zekerheid uit Lodewijks collectie komt.

Het Gruuthusevel zal, net zoals de eerder aangekochte Pénitence, geregeld getoond worden in het Gruuthusemuseum. Liefde voor boeken is namelijk een belangrijk aspect van Gruuthuses geschiedenis. Van zijn collectie zijn vandaag ongeveer 150 manuscripten in zo’n 200 volumes bewaard.

Een odyssee

Het manuscript waaruit het folio komt, is ook eigendom geweest van andere illustere bezitters. Na Lodewijks dood werd het eigendom van de Franse koning Louis XII (1462-1515), vermoedelijk via een gift van zijn zoon Jan V rond 1500. Daarna kwam het manuscript in handen van zijn opvolger, François I (1494-1547), die het bewaarde in het kasteel van Blois. Vermoedelijk werd het vel, samen met enkele andere, in deze periode uit het manuscript verwijderd. Het dook pas opnieuw op in de 20e eeuw. In maart 2013 kocht verzamelaar Roger Martin (1939-2020) het in Cincinnati. Op 6 juli 2021 werd het te koop aangeboden door Bloomsbury Auctions in Londen, waar de Stad Brugge het verwierf. Zo eindigde de eeuwenlange odyssee van dit Brugse topstuk.

Mystieke bruiloft

De tekst in het manuscript geeft het leven van de heilige Catharina van Siena (1347-1380) weer, een boegbeeld van de Dominicanen en een invloedrijke christelijke auteur. Haar biechtvader, Raimundus van Capua (1330-1399), schreef in 1395 haar biografie, de Legenda maior, vandaag overgeleverd in een zestigtal manuscripten. In 1461 werd Catharina heilig verklaard. Kort daarop werd in Brugge het manuscript van Lodewijk geproduceerd. Dit bevat niet de Latijnse tekst, maar de Légende de la Vie de Sainte Cathérine de Sienne, een Franse vertaling door een anonieme Dominicaan. Deze vertaling is overgeleverd in slechts zeven manuscripten.

De ommezijde van het aangekochte folio, waarop het volgende hoofdstuk in Catharina’s biografie wordt aangekondigd, coll. Openbare Bibliotheek Brugge, Ms. 767, foto: Openbare Bibliotheek Brugge

Op de versozijde van het aangekochte folio staat een halfbladminiatuur met één van de meest spraakmakende passages uit het leven van Catharina: haar visioen over haar mystieke bruiloft met Christus. Centraal staat Christus, met in zijn linkerhand een globe. Hij schenkt een ring aan de geknielde Catharina. Christus en Catharina worden omringd door koning David, de evangelist Johannes, de apostel Paulus, de heilige Domenicus, en een vrouwenfiguur die niet wordt vermeld in de vita, maar die in lijn met de iconografische traditie van dit thema vermoedelijk Maria voorstelt. De scène speelt zich af in een ommuurde tuin, met rechts een muur met een doorgang naar een binnenruimte. Op de achtergrond zien we een natuurlandschap en een stadsgezicht. De miniatuur wordt toegeschreven aan de Meester van Margareta van York, of zijn atelier. Deze meester was actief in Brugge rond de jaren 1470. Hij verluchtte een twintigtal manuscripten voor Lodewijk van Gruuthuse.

Lodewijk van Gruuthuse was een groot boekenliefhebber. Hij legde een collectie van minstens 150 handschriften aan, meestal rijkelijk verlucht. In de Bourgondische Nederlanden bezat enkel de hertogelijke familie een grotere boekenverzameling. De meeste van zijn handschriften worden vandaag in buitenlandse instellingen bewaard.

Het vel (Ms. 767) wordt opgenomen in de collectie van de Openbare Bibliotheek en is tot midden januari 2022 te zien in zaal 4 van het Gruuthusemuseum. Het zal online beschikbaar zijn via de bibliotheekcatalogus, maar ook op platformen als Europeana.

De volledige Légende de la Vie de Sainte Cathérine de Sienne raadplegen? Ga naar https://gallica.bnf.fr/view3if/ ga/ark:/12148/btv1b9058234n

É/CHANGE

LINE BOOGAERTS IN HET ARENTSHUIS

Line Boogaerts (° 1986, Leuven) presenteert in de zalen van het Arentshuis en tussen de Brangwyncollectie de tentoonstelling é/change. Als curatorkunstenaar treedt zij via haar eigen werk in dialoog met de figuur van Frank Brangwyn en met de Brangwyncollectie.

— Michel Dewilde

In é/change benadert Line Boogaerts het gevarieerde werk van Brangwyn vanuit een caleidoscopische en polyfone aanpak. De kunstenares verweeft verschillende invalshoeken en kunstenaars met elkaar en bedacht hiervoor een open expositievorm. Boogaerts brengt Brangwyns kunstvormen en ambacht, zijn relaties met Afrika en de weergave van de ander, in verband met haar eigen werk en met dat van de Congolese kunstenaars Célestin Kabuya en Paul Malaba met wie ze heeft samengewerkt tijdens haar residentie in Lubumbashi (rdc). Ze nodigt ook de Belgisch-Congolese kunstenares Muabana (Ornella Ngomba) uit om nieuwe poëzie te schrijven voor dit project. Boogaerts werkt rond blinde vlekken die zij aan het licht wil brengen. Het gaat bijvoorbeeld over de onzichtbaarheid van het werk van niet-westerse kunstenaars die in de marge van de kunstgeschiedenis verzeild geraken, maar ook over de beeldvorming van het taalgebruik over en zelfs de ontmoeting met de ‘ander’ – in dit geval mensen met een Afrikaanse achtergrond.

Binnen é/change fungeert het werk van Line Boogaerts ook als een plek voor ontmoeting, een atelier voor vormen van artistieke co-creatie en als een laboratorium waarin het œuvre van Brangwyn en specifiek de beeldvorming van de ander en de feitelijke museumpresentatie onder de loep worden genomen. Belangrijk voor Boogaerts is hoe de kunstenaars vanuit hun achtergrond naar elkaar kijken, met elkaar samenwerken en vorm geven aan de realiteit.

Line Boogaerts, videostills, video serie Pictures of fluid light, 2019

Verandering, zonder jezelf te verliezen, door de uitwisseling met de ander?

Boogaerts splitst de titel van haar expositie é/change op in twee delen: enerzijds zinspeelt zij op ‘uitwisseling’ of ‘ruil’ (échange) en anderzijds op ‘verandering’ (change). De kunstenares bouwde haar project op rond diverse vormen van persoonlijke, culturele, artistieke, intergenerationele en geografische uitwisselingen en combineert dit met vragen over de daaraan verbonden mogelijkheden tot verandering.

Zo toetst zij in haar expositie aspecten af rond de verandering van perspectief op historisch, cultureel, geografisch en tijdsvlak: hoe evolueert de visie op kunst na verloop van tijd, binnen andere maatschappelijke, culturele contexten en ten slotte op artistiek vlak? Hoe kijken we nu aan tegen het werk van Frank Brangwyn en onder meer zijn beeldvorming van Afrika? Wat is de actualiteit van zijn œuvre? Hoe worden Afrikaanse kunstenaars bepaald, ingevuld of vergeten door de marktgerichte en door het Westen beïnvloedde kunstwereld?

Hierbij zocht de kunstenares naar biografische, artistieke of culturele aanknopingspunten met het werk van Brangwyn. Zo vertelt zij over de band die ze voelt met Brangwyn rond Afrika en de Afrikaanse culturen en hun kunsten. Verder benadrukt zij de fascinatie voor het multidisciplinaire karakter van zijn werk en vooral ook de ambachtelijke dimensie van zijn creaties en installaties waar zij aanknopingspunten ontwaart met haar eigen artistieke praktijk. Ten slotte benadrukt Boogaerts het feit dat Brangwyn als kunstenaar en designer in de vergetelheid belandde en dat zij hem via haar tentoonstelling opnieuw onder de aandacht wil brengen. Naast deze meer analytische en reflexieve aspecten is é/change bovenal een tentoonstelling over artistieke ontmoetingen, persoonlijke dialogen en co-creaties zonder identiteitsverlies of verdraaiing, zoals de Frans-Antilliaanse auteur en filosoof Édouard Glissant treffend omschreef.

“ Je peux changer en échangeant avec l’autre, sans me perdre pourtant ni me dénaturer”

Édouard Glissant, 2002

Blinde vlekken: kijken achter het raam en blikken door de muur

In de tentoonstelling é/change spelen de motieven van het raam en de muur een hoofdrol. Sinds jaren geniet Boogaerts bekendheid omwille van haar tijdelijke ingrepen op ramen waarmee zij werelden die zich binnen of buiten, privé of openbaar ophouden, met elkaar vermengt. Ze bekijkt, beschrijft of ‘be-tekent’ de wereld op die ramen en betrekt de voorbijganger in haar beelden, waarbij het vluchtige, het efemere spoor opduikt en opnieuw verdwijnt.

In haar werk speelt de kunstenares in op vormen van transparantie en niet-transparantie: Boogaerts bedenkt in haar composities zelf blinde vlekken als motief en tegelijk brengt zij andere blinde vlekken aan het licht, zoals verborgen geschiedenissen, kunst en kunstenaars in de marge, of verscholen verhalen of betekenissen.

Met een mengeling van gekleurde zepen of olie beschildert zij vensters, glazen deuren of grote stukken glas, en veegt nadien deze beelden even snel af. Haar werk heeft een sterk performatief karakter en roept reminiscenties op aan oude schildertechnieken op kerkramen, zoals het brandschilderen. In zijn tekst over Boogaerts brengt Edwin Carels haar werk verder in verband met de traditie van de commerciële raamschilders die vitrines en etalages van winkels vanaf de 19e eeuw bewerkten met decoratieve of publicitaire beelden. Gezien het vluchtige, vaak incidentele en vooral niet-commerciële karakter voegen we daar een extra referentie aan toe: Boogaerts raamschilderingen roepen het speels tekenen op de condens van vensters of autoruiten op, tekeningen die vlug verdwijnen. De ruiten van de rijdende wagen of trein fungeren als een scherm en een lens op een stukje van de buitenwereld. Dankzij de condens kan de reiziger op speelse wijze een beeld of quote toevoegen aan die projectie op de omgeving. In wezen tekent men in een wagen met de warme adem: Boogaerts praktijk respireert het tekenen. Deze inhoudelijke en vormelijke link wordt versterkt in werken die Boogaerts aanbrengt op auto- of bestelwagenruiten zoals Autofocus (Antwerpen, 2011) dat ze voor het M HKA bedacht en de latere versie voor de Vooruit (Gent, 2012).

In Brugge bepaalt Boogaerts de fysieke grenzen van het kijk- en ervaringsproces van de bezoeker. Ramen, vensters en wanden spelen een cruciale rol in de expositie. Zo verstopt zij een deel van de kunstwerken van bijvoorbeeld Paul Malaba in of achter de muren van het gebouw. De bezoeker moet op zoek gaan naar de verborgen kunstwerken en tegelijk naar de verstopte kunstenaars, betekenissen, dubbele bodems. Boogaerts maakt gaten in de wanden, perforeert de muren en brengt kijkgaten aan: zo kan de toeschouwer een kijkje nemen achter de schermen en door de muren. Tegelijk fungeert deze curatoriele ingreep als een metafoor om dieper na te denken over de bestaande blinde vlekken op sociaal, artistiek of cultureel vlak.

Murmures: Brangwyn, Boogaerts en Afrika

De tentoonstelling in Brugge vloeit voort uit Boogaerts residentie en tentoonstelling in Lubumbashi, opgezet door het centre d’art WAZA van directeur Patrick Mudekereza. Tijdens haar plaatselijke onderzoek en de gesprekken met professor Johan Lagae en Patrick Mudekereza werd de rol van de ommuring in de urbane realiteit van Lubumbashi steeds belangrijker voor Lines project. Uiteindelijk transponeerde zij dit gegeven naar het Arentshuis voor haar expositie.

Lagae en Mudekereza onderstrepen de impact van de muren in het koloniale Lubumbashi en hun rol als onderhandelingsruimtes. Opgericht door de koloniale bezetter als fysieke barrière tussen de Belgen en de lokale bevolking, dienden zij onder meer als teken van segregatie in het

Wie was Frank Brangwyn?

De Britse all-round kunstenaar Frank Brangwyn (°1867, Brugge – + 1956, Ditchling, UK) heeft meer dan 12.000 creaties op zijn naam. Hij schilderde met olieverf, tempera en waterverf, was een vooraanstaand graficus én ontwierp onder invloed van de Arts & Crafts-beweging ook meubels, tapijten, glasramen en zelfs juwelen. Zijn oeuvre is schatplichtig aan verschillende internationale kunststromingen uit het begin van de 20e eeuw. Er zijn echo’s terug te vinden van het sociaal-realisme, het impressionisme, de Nabis, de Wiener Secession, Art Nouveau, Art Deco en het modernisme. Brangwyn maakte verschillende reizen, onder andere naar Zuid-Afrika en Marokko. Deze reizen beïnvloedden zijn werk: andere thema’s, technieken en kleuren doken op.

“ La créolisation est la mise en contact de plusieurs cultures ou au moins de plusieurs éléments de cultures distinctes, dans un endroit du monde, avec pour résultante une donnée nouvelle, totalement imprévisible par rapport à la somme ou à la simple synthèse, de ces

éléments. ” Édouard Glissant, 1997

Europese gedeelte van de stad. Achter deze muren konden de ‘domestiques’ (knechten) ongezien voor hun witte meesters hun werk uitvoeren, maar ook relatief vrij opereren. Deze omheiningen bleken namelijk permeabel: het zijn plekken van ‘échanges’, ontmoeting en uitwisseling. De muren werden zones die ontsnappen aan de controle van de bezetter of de politie en fungeren als vrijplaatsen voor de lokale bevolking.

In Brugge opent Boogaerts een deel van de tentoonstellingswanden en de afgeschermde ramen van de expositieruimte. De kunstenares plaatst een deel van de expositie achter deze muren en opent ze via scheuren en kijkgaten voor de bezoeker. Op die manier reveleert zij werken van Congolese kunstenaars wiens perspectief al te vaak ongezien in de marge verbleef. Tegelijk ontsluit ze een deel van de tentoonstellingsarchitectuur die fungeert als museale bewaarplaats. Boogaerts infiltreert, bevraagt de wanden: ze haalt zowel de fysieke muren weg, als de vaak onzichtbare contouren van cultureel en ideologisch bepaalde normeringen en stereotiepen die op de muren gepresenteerd werden.

Célestin Kabuya, Paul Malaba,

Muabana: drie generaties

Line Boogaerts bekijkt en ervaart de afgebeelde wereld van Brangwyn via een meervoudige, intergenerationele en transhistorische blik. Hierbij combineert zij gezichtspunten van Belgische en Congolese kunstenaars en deze contacten leiden tot opmerkelijke, vaak onvoorziene en fascinerende creaties en inzichten.

Célestin Kabuya en Line Boogaerts samen aan het werk in Centre d’ Art Waza (Lubumbashi, RDC). Zij werken aan La fleuve continu (2019), dat bestaat uit twee kalktekeningen en twee cyanotypies van elk 1 x 1 m. Onder: detail uit La fleuve continu.

De kunstproductie, het ambacht, het wereldbeeld en de perceptie van Brangwyn worden in nieuwe, andere, internationale kaders geplaatst en omgekeerd. De hedendaagse kunstenaars interageren met de werken van de Engelse kunstenaar.

Boogaerts vermengt standpunten en werken over diverse kunstenaarsgeneraties heen. Opmerkelijk hierbij is het werk van Célestin Kabuya (°rdc). Door werk van Kabuya op te nemen in de tentoonstelling, grijpt Boogaerts terug naar één van de vroegste fases van het post-WOII modernisme in Congo. Kabuya maakte deel uit van de kunstenaars die in de jaren ’50 aan de koloniale Académie des Beauxarts in Elisabethville (Lubumbashi) studeerden onder leiding van de Belgische kunstenaar en docent Laurent Moonens. Kabuya behoort tot een eerste generatie van Congolese kunstenaars die onderbelicht bleef en die het verdient om opnieuw onder de aandacht te worden gebracht. Het is een periode waarin Congolese kunstenaars aangezet werden om zogezegde ‘Afrikaanse motieven’ te schilderen: de exotiserende band met de natuur, flora en fauna waarbij de identiteit van de Congolese inwoners gereduceerd werd tot een ‘natuurlijke component’. Kabuya opteerde in zijn loopbaan om tekeningen, motieven te ontwerpen voor de Congolese ‘pagnes’ of traditionele kledingstukken. In de tentoonstelling brengt Boogaerts deze in verband met de toegepaste kunst van Frank Brangwyn.

Paul Malaba (°1990, Gbadolite, rdc) behoort tot de recente generatie Congolese kunstenaars: Malaba heeft een achtergrond in de stripverhalen en de contemporaine “ I helped you become who you are today.

You were built on my back

Still feel the lashes on my back

Don’t you ever forget that,

Lest your children forget that.”

Histoire noire, Muabana

cultuur, die sterk verschilt van de academische opleiding van Kabuya. Hij staat bekend om zijn dynamische installaties, videokunst en performances waarbij hij zijn lichaam gebruikt als vector voor zijn kunst. Malaba’s werk kent een sterke kritische ondertoon inzake de situatie van de vrouw in Afrika, het huidige regime, de westerse humanitaire hulp etc.

Ten slotte nodigt Boogaerts de jonge Belgisch-Congolese kunstenares Muabana (°1989, Kinshasa, rdc, woont in Leuven) uit om een reeks gedichten te creëren bij het werk en de beeldvorming van Frank Brangwyn.

Het museum als cultureel trefpunt en laboratorium: é/change

In het Arentshuis creëert Boogaerts zo een beweeglijk landschap, waarbij zij het museum omvormt tot een trefpunt met een laboratorium- en atelierfunctie. Muabana crëeert en brengt spoken word poetry en vat haar liefde voor deze kunstvorm als volgt samen: ‘Voor mij is spoken word poetry een uitlaatklep, een ideale manier om mijzelf te uiten over bepaalde onderwerpen. Ik kan het gebruiken om alles te zeggen en over alles te spreken zonder het letterlijk te zeggen. Via spoken word poetry kan ik omgaan met bepaalde emoties en moeilijke onderwerpen – op een ludieke of minder pijnlijke manier. De boodschap kan op een creatieve wijze gebracht worden.’

Over de beeldvorming rond Afrika bij Frank Brangwyn zegt zij : ‘Het beeld dat Brangwyn schetste van het imperium was paradijselijk, exotisch, heel levendig en kleurrijk. Een verbloeming van de realiteit. Was het leven echt zo voor de afgebeelde volkeren? Vele wrede daden gebeurden in de bezette landen. Ik weet niet of de inheemse volkeren een tafereel van hun leven op dat moment ook zo kleurrijk en vol mooie elementen zouden hebben afgebeeld. Ik denk dat nog te veel Belgen Congo zagen en nog steeds zien als de dame die gered moe(s)t worden. In de musea hier hangt soms nog een sfeer van ‘savior complex’ en paternalisme. Er wordt wel beweerd dat de musea bezig zijn met dekolonisatie, maar is het daadwerkelijk zo?’

Deze tekst is deels gebaseerd op interviews met: Line Boogaerts, Johan Lagae, Patrick Mudekereza, Muabana en Laurence Van Kerkhoven.

Postscriptum: Frank Brangwyn nu?

We sluiten af met enkele hedendaagse bespiegelingen op de loopbaan, het werk en de beeldvorming van de ander bij Brangwyn. Line Boogaerts ging hierover in gesprek met met Laurence Van Kerkhoven, conservator schilderkunst van Barok tot 1945 bij Musea Brugge.

Wat Brangwyns visie op kolonialisme, zijn beeldvorming van Afrika en meer bepaald haar inwoners betreft, is het moeilijk een eenduidig antwoord te geven. Brangwyn heeft er zich niet over uitgesproken en er is geen briefwisseling van hem hierover bekend. Het enige wat we kunnen doen, is naar zijn kunst kijken en er een eigen oordeel over vormen. Wat opvalt, is dat er bijvoorbeeld in zijn muurschilderingen geen enkele kritische noot tegenover het kolonialisme te bespeuren is.

Tijdens zijn vele reizen naar het Afrikaanse continent werd zijn oog voortdurend geprikkeld. Dit resulteerde in talrijke – al dan niet exotische – studies die in een levendige techniek met onstuimige penseelstreken en krachtige kleuren uitgevoerd werden, zoals bijvoorbeeld in het schilderij Markt in Afrika.

Line Boogaerts ontwaart linken tussen het werk van de moderne Congolese kunstenaar Célestin Kabuya en Frank Brangwyn: beiden vinden het ambachtelijke, het handgemaakte erg belangrijk. Célestin ontwierp pagnes, deel van het culturele erfgoed van Lubumbashi dat helaas verloren is gegaan door Chinese multinationals die goedkopere stoffen op de markt brachten. Kan men hier van een overeenkomst spreken tussen beide kunstenaars?

Het was inderdaad onder invloed van de Arts & Crafts-beweging dat Brangwyn een groeiende belangstelling kreeg voor de vele kunstambachtelijke technieken die gebruikt werden voor het vervaardigen van meubels, tapijten, textielbekleding, gebrandschilderde glasramen en behangpapier. Net zoals zijn leermeester William Morris, wilde Brangwyn het onderscheid tussen de schone en toegepaste kunsten, tussen kunstenaars en handwerklieden opheffen. Hij had een bijzondere interesse voor dagelijkse gebruiksvoorwerpen van goede kwaliteit en met een artistiek karakter, die bedoeld waren voor brede lagen van de bevolking.

Line Boogaerts brengt in haar tentoonstelling é/change de verschillende lagen en ontmoetingen samen en nodigt de bezoeker uit om de artistieke, culturele en intermenselijke uitwisselingen vanuit verschillende invalshoeken te ervaren.

Beknopte bibliografie

Edwin Carels, Staining the interface – on Line Boogaerts’ window dressing strategies, http://lineboogaerts.com/ content/2.about/Text-by-Edwin-Carels.pdf Edouard Glissant, Traité du ToutMonde, Paris, Gallimard, 1997 Dominique Marechal, Collectie Frank Brangwyn, Catalogus, Brugge, Generale Bank, 1987 Hans Ulrich Obrist, Interview with Edouard Glissant, 2002, https://www.kanazawa21.jp/tmpImages/ videoFiles/file-52-1-e-file-3.pdf

Line Boogaerts – é/change Arentshuis 10 december 2021 t.e.m. 13 maart 2022 www.museabrugge.be

DE ‘CHINESE PUTTI’ VAN PIETER PEPERS KEREN TERUG NAAR KASTEEL ROOIGEM

In 1923 schenkt de kasteelheer van het domein Rooigem vier stenen beelden uit zijn tuin aan het Oudheidkundig Genootschap van Brugge. Ze verbeelden allegorische Chinese jongelingen. Samen met de overdracht van de volledige collectie van het genootschap kwamen deze ‘Chinese putti’, zoals ze binnen de collectie werden gedoopt, in eigendom van de Stad Brugge in 1955. Inwoners en bezoekers van de stad konden decennialang genieten van de sculpturen op de binnenkoer van het Gruuthusemuseum. Na een verblijf van meer dan 70 jaar keren ze nu terug naar het domein waarvoor ze oorspronkelijk werden gemaakt.

— Nadia Vangampelaere

De bisschop en de kunstenaar

De geschiedenis van een landgoed met de benaming Rooigem in Sint-Kruis Brugge gaat terug tot in de 16e eeuw. Dan wordt een eerste kasteel opgetrokken met een neerhof en een poortgebouw. In 1720 koopt de Brugse bisschop Hendrik Jozef Van Susteren het domein en maakt er zijn buitenverblijf van. Na zijn dood gaat de eigendom over naar het bisdom. De latere bisschop Jan Robert Caïmo zorgt in 1762 voor de aanleg van de statige Bisschopsdreef die vandaag de toegang tot het domein markeert. In de jaren daarna wordt het domein omgevormd tot een luxegoed met een indrukwekkende Franse tuin en, in 1774, een nieuw poortgebouw. In 1795 wordt het domein verkocht, waarbij het achtereenvolgens in handen komt van verschillende vooraanstaande families.

Pieter Pepers, Zittende Chinese jongelingen of ‘Chinese putti’, zandsteen, 1772, © Matthias Desmet, Creatiecel Stad Brugge, 2021

In de 19e eeuw wordt de tuin grondig heraangelegd naar Engels voorbeeld, met een vijver en een diversiteit aan boomsoorten. Het kasteel zelf blijft die hele periode zijn classicistische uitzicht behouden.

Jan Robert Caïmo (1711-1775) en beeldhouwer Pieter Pepers (1730-1785) hadden een hechte relatie, wat resulteerde in vele opdrachten voor de kunstenaar. De bisschop bestelde voor het kasteeldomein tussen 1763 en 1775 minstens 13 stenen beelden bij hem. Twee daarvan, de heiligen Petrus en Paulus, sieren nu het plein aan de zijde van de Steenstraat van de Sint-Salvatorkathedraal. Daarnaast maakte Pepers voor de tuinen drie sculpturen met de verpersoonlijking van de goddelijke deugden (geloof, hoop en liefde), twee groepen met kinderen en een standbeeld met als onderwerp Simson die de leeuw verscheurt. Deze laatste sculptuur is gesigneerd en gedateerd (1768) en staat nog steeds in de tuin van het kasteel, zij het niet op de oorspronkelijke plaats.

De Chinese connectie

De onderwerpen van de sculpturen zijn gekozen vanuit een traditionele christelijke inspiratie. Maar, de bisschop liet Pepers voor Rooigem in 1772 ook een standbeeld van pater Ferdinand Verbiest (1623-1688) maken, met daarbij horend vier Chinese allegorische sculpturen.

Verbiest was het hoofd van de jezuïetenmissie in China. Hij was er verbonden aan het keizerlijke hof en verwierf vermaardheid als wiskundige en astronoom. Hij ontwierp en maakte heel wat instrumenten, zoals een stoomauto. Van zijn belang aan het Chinese hof getuigen zijn benoeming tot mandarijn en de staatsbegrafenis die hij kreeg. Het keizerlijke hof bekostigde ook zijn mausoleum. Een atypische themakeuze lijkt het wel voor een bisschop, aangezien de jezuïetenorden rechtstreeks onder het pauselijke gezag vallen. Caïmo zelf had ook geen vorming bij de jezuïeten genoten. Wellicht was de bestelling een eerder politieke beslissing. In Brugge waren immers Engelse jezuïetencolleges actief. Wilde de bisschop het lerarenkorps hieraan verbonden houden in de woelige periode in de aanloop naar de tijdelijke afschaffing van de jezuïetenorden in 1773?

Het beeld van missionaris Verbiest, gekleed als Chinese mandarijn, is steeds op het domein Rooigem gebleven, zij het vandaag ook niet meer op de oorspronkelijke plaats. De vier bijhorende ‘Chinese putti’, eveneens in Bentheimer zandsteen gekapt, stonden vroeger vermoedelijk opgesteld rond het beeld van de pater. Ze verbeelden de sterktes van de jezuïet: sterrenkunde, muziek, schilderkunst en bouwkunst. De sterrenkunde laat de linkerhand rusten op

Zicht op de oostgevel van het Gruuthusepaleis vanop de binnenkoer, 1952, © KIK-IRPA, Brussel

een wereldbol en heeft in de rechterhand een sterrenkijker. De muziek steunt met de hand op een harp en achter de figuur is een tamboerijn zichtbaar. De bouwkunst houdt een winkelhaak in de linker- en een plan in de rechterhand. Een passer en een meetlat liggen vlakbij. De schilderkunst is omringd door penselen en potjes verf. De jongen heeft een geschilderd tafereel vast in de linkerhand.

Naar Gruuthuse en terug

Het is onduidelijk waarom het standbeeld van pater Verbiest en de vier allegorische figuren van elkaar gescheiden werden. Ook over de motivatie voor de schenking in 1923 zijn geen gegevens bekend. Na de schenking kregen de vier figuren vermoedelijk al snel een plaats op de binnenkoer van het Gruuthusepaleis. Op foto’s is te zien hoe ze al in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw het plein sierden tegen de oostgevel van het gebouw. Na het verwijderen van het hekwerk aan de zijde van de Onze-Lieve-Vrouwekerk werden ze verplaatst naar het afscheidingsmuurtje aan die kant van het plein. Bij de start van de bouw van het nieuwe onthaalpaviljoen, verhuisden de ‘Chinese putti’ naar het depot.

De collectie van Musea Brugge bevat nog ander werk van Pieter Pepers. Naast twee kleine paartjes naakte kinderfiguren, waarvan een in terracotta en een in zandsteen, behoort ook een werk in ongebakken klei van een kind met een leeuw tot de collectie. Het is een jaar vroeger te dateren dan het standbeeld van Simson met de leeuw op het domein Rooigem. Een sculptuur van een Maria met kind in lindenhout wordt ook aan de kunstenaar of zijn omgeving toegeschreven, net als twee grote terracotta standbeelden van Maria en Johannes, afkomstig van een calvarie uit het klooster van de Coletienen. Vandaag is Pepers nog steeds goed vertegenwoordigd in kerken en kloosters en in het Brugse stadsbeeld. Tot zijn bekendste realisaties op het openbare domein behoren de eerder vermelde beelden van de heiligen Petrus en Paulus en het standbeeld van Johannes Nepomucenus op de gelijknamige brug aan het einde van de Wollestraat.

De huidige eigenaar van het domein Rooigem en enkele heemkundigen met een hart voor Sint-Kruis stelden in 2020 de vraag of het mogelijk zou zijn het ensemble opnieuw samen te brengen in de tuin van het kasteel. Na een plaatsbezoek bleek dat dit een goede en verantwoorde beslissing was voor de beelden die in het depot verbleven zonder concrete toekomstplannen. De objecten waren eertijds zonder enige voorwaarde geschonken en daarbij was de link met de oorspronkelijke context en het ensemble helemaal verbroken. Het behoort tot de opdracht van een museum in openbaar bestuur om de collectie zo goed als mogelijk te beheren en, waar het verantwoord kan gebeuren, te ontsluiten en betekenis in de gemeenschap te geven. Musea Brugge vond hiervoor het juiste draagvlak bij de huidige eigenaar van Rooigem. Hij stelt het domein al open voor publieksprojecten voor de lokale gemeenschap en toont heel wat engagement op lange termijn. De beelden kunnen daarnaast mee opgenomen worden in de bescherming van het Agentschap Onroerend Erfgoed, wat bijkomende continuïteit garandeert voor de toekomst. Het was voor alle betrokkenen afgelopen zomer dan ook een mooi moment om het ensemble te herenigen in de tuin van domein Rooigem.

BRUGGE IN HET JAAR 1000

HET MOMENT WAAROP DE TOEKOMST VAN DE STAD BEPAALD WERD

Brugge – het Venetië van het noorden, het New York aan de Noordzee – is vooral bekend als een bruisende handelsmetropool in de late middeleeuwen. Maar, het uitzonderlijke succes van de stad kwam niet uit de lucht gevallen. Archeologen en historici zien het jaar 1000 als een scharniermoment in de geschiedenis ervan. Alle elementen voor de latere bloeiperiode zijn dan aanwezig: de graaf, de kerk, ambachten, handel en een unieke plaats in het landschap. Een tentoonstelling in het Gruuthusemuseum neemt je mee naar die cruciale, maar vaak onderbelichte periode.

— Dieter Verwerft, Jan Huyghe, Griet Lambrecht,

Caroline Landsheere, Frederik Roelens, Katelijne Vertongen en

Jari Hinsch Mikkelsen

Brugge is al een zeehaven in de Romeinse tijd, maar tussen 1200 en 1500 groeit ze uit tot een heuse grootstad – een middeleeuws Manhattan. Alle gebouwen rusten op metersdiepe funderingen. Dat maakt het allesbehalve eenvoudig om overblijfselen van rond het jaar 1000 te vinden én correct te identificeren. Toch hebben archeologen de voorbije eeuw heel wat sporen van toen blootgelegd. Daardoor krijgen we een steeds scherper beeld van hoe Brugge en het Ommeland er duizend jaar geleden bijlagen.

Een zegelstempel van graaf Boudewijn IV (988-1035), gevonden in Denemarken, Nationalmuseet Danmark, foto: https://samlinger.natmus.dk Het verhaal

Brugge is bewoond sinds de prehistorie en had zelfs een zeehaven in de Romeinse tijd, maar de wortels van de middeleeuwse stad liggen in de 9e eeuw. Op dat moment teisteren Vikingen de Vlaamse kust. Via geulen en rivieren varen hun schepen tot diep in het binnenland. Tijdens opeenvolgende invallen plunderen de Vikingen een deel van het jonge graafschap Vlaanderen. Gelukkig doet Boudewijn met de IJzeren Arm zijn naam alle eer aan en slaagt hij erin verschillende vloten Vikingschepen te stoppen. Voor zijn militaire operaties kiest Boudewijn, de eerste graaf van Vlaanderen, een nieuwe uitvalsbasis. Hij bouwt een militaire versterking op een natuurlijke hoogte aan de rand van de kustvlakte, langs een bevaarbare route richting zee: de Brugse Burg is geboren.

Voor deze periode is het moeilijk legende van realiteit te onderscheiden. In ieder geval vergroten de graven van Vlaanderen hun invloed in de regio vanuit de ommuurde en door water omgeven versterking op de Brugse Burg. Ook de inwoners van de streek rond Brugge slagen erin de gevarieerde landschappen succesvol te exploiteren. Er breekt een periode van intensieve handel aan, waarvan Brugge optimaal profiteert. De eens gevreesde Scandinavische volkeren evolueren zelf tot trouwe handelspartners. De ontluikende stad op het raakvlak tussen de kustvlakte en de zandstreek is uitstekend gepositioneerd. Via geulen wordt handel gedreven over zee en via de Zandstraat is de stad met een belangrijke handelsroute verbonden over het land. In de zandstreek wordt op grote schaal aan landbouw en veeteelt gedaan en in de kustvlakte zorgt de wolproductie voor grote opbrengsten.

De schedel van een beer, ontdekt tijdens opgravingen op de Brugse Burg, coll. nv Crowne Plaza Hotel, foto: Dominique Provost

Vanaf de 10e eeuw is Brugge naast het grafelijke centrum ook het religieuze hart van de streek. Binnen de muren van de Burg bouwt Arnulf I de Sint-Donaaskerk. Het romaanse gebouw, naar het model van de Paltzkapel in Aken, verleent de Burg een monumentaal karakter. Net buiten de militaire en religieuze infrastructuur groeit ook een proto-stedelijke nederzetting: ambachtslui en handelaars voorzien in de behoeften van de elite, waardoor een typische kasteeleconomie ontstaat. In de 11e eeuw groeit de nederzetting gestaag verder. Brugge is nu een echte stad met een belangrijke militaire, administratieve en religieuze functie. De stad is de spil in een overzees handelsnetwerk en een regionale economie.

De expo

Het jaar 1000 is een scharniermoment in de geschiedenis van Brugge. In de twee eeuwen rond de millenniumwisseling evolueert de versterking van de Vlaamse graaf tot een echte stad. Deze sleutelperiode vormt het onderwerp van een tijdelijke archeologische expo in het Gruuthusemuseum. De tentoonstelling brengt oude en nieuwe inzichten uit archeologisch en historisch onderzoek in Brugge samen om een weinig belichte periode tot leven te brengen. De expo toont de belangrijkste archeologische sites in en rond de stad en brengt een collectie topvondsten uit de regio samen. Van de burcht van de graaf tot de schapenboeren in de kustvlakte en van de velden op de arme zandgronden tot de eerste handelscontacten met Scandinavië. Van schaatsen tot walvisbot en van juwelen tot een berenschedel. We halen de band met de Scandinavische volkeren opnieuw aan: vanuit het Nationaal Museum in Denemarken reist een zegelstempel van Boudewijn IV richting het Gruuthusemuseum. Dit object – en het feit dat het ontdekt is in Denemarken – is even uniek als mysterieus.

Het jaar 1000 is geen evident onderwerp. We moesten de knapste koppen in de archeologie en geschiedenis samen brengen om deze sleutelperiode te reconstrueren. Deze experten krijgen dan ook de kans hun visie op het verleden te delen met de bezoekers. De bronnen zijn schaars, maar de verhalen zijn groots. Het onderzoek

De komende jaren wil Raakvlak, samen met de wetenschappelijke partners en iedereen met een hart voor de geschiedenis van Brugge, verder gaan op de ingeslagen onderzoeksweg. Enkele prangende kwesties wachten nog op een antwoord. Hoe zag de eerste haven eruit? Hoe groeide een bescheiden handelskwartier uit tot de motor van de Brugse welvaart? En, hoe verliep precies de wisselwerking tussen de stad en het Ommeland? Op de expo dagen we de bezoeker uit om mee na te denken en om nieuwe vraagstukken op te werpen voor de archeologen. In de toekomst blijven we samen zoeken naar antwoorden.

Verhalen uit de ondergrond. Brugge in het jaar 1000 Gruuthusemuseum 9 december tot en met 27 oktober 2023

Een selectie van het aardewerk opgegraven langs de Brugse Steenweg in Koolkerke, foto: Raakvlak

“ Het is moeilijk de legende van de realiteit te onderscheiden.

De bronnen zijn schaars, maar de verhalen zijn groots.”

Een tuitpot in roodbeschilderd aardewerk (1050-1125), ontdekt langs de Brugse Steenweg in Koolkerke, foto: Raakvlak

VAN ALLE TIJDEN

INTERGENERATIONEEL VERZAMELEN VAN ERFGOED

‘Het leven wordt voorwaarts geleefd, maar achterwaarts begrepen.’ Deze quote van de 19eeeuwse Deense filosoof Sören Kierkegaard is het uitgangspunt van het intergenerationele project Van alle tijden. Musea Brugge laat jongeren en ouderen samen in dialoog gaan over erfgoed: welke herinneringen en verhalen zijn de moeite waard om te delen en door te geven aan de volgende generaties?

— Geert Souvereyns het erfgoed van het dagelijkse leven mee richting geven in de komende jaren.

Het Volkskundemuseum toont het dagelijkse leven zoals het was vóór de opkomst van de welvaartstaat en consumptiemaatschappij in de jaren 1950. Heel wat bezoekers hebben nog herinneringen aan die tijd. Maar, met de generaties schuiven ook de herinneringen op. De vraag is nu: hoe trekken we de tijdslijn door en hoe zullen we de tweede helft van de 20e eeuw museaal gestalte geven?

Vanaf het einde van de 19e eeuw verzamelden volkskundigen objecten en verhalen van een wereld die zij in sneltempo zagen verdwijnen door de zogenaamde modernisering. Hun ideeën en opvattingen over het verleden stuurden de selectie van voorwerpen en verhalen, die zij voor het nageslacht wilden bewaren. Met een participatief verzamelproject wil Musea Brugge het vandaag anders aanpakken. De tijd is voorbij dat alleen de conservator of enkele experten beslissen wat de moeite waard is om te bewaren voor het nageslacht en wat niet. Het project Van alle tijden laat jongeren en ouderen hierover zelf nadenken. Hun bevindingen zullen het verzamelbeleid van Musea Brugge op het vlak van Eerste proefproject in 20192020

Een eerste proefproject liep in het schooljaar 2019-2020. Leerlingen van het zevende jaar Thuis- en Bejaardenzorg van KTA Brugge kregen de opdracht om tijdens hun stage in Brugse woonzorgcentra in gesprek te gaan met enkele bewoners. Creatief therapeute Sara Claes en theatermaakster Kathlyn Wuyts stoomden de leerlingen in twee workshops klaar voor de gesprekken en begeleidden de creatieve verwerking van de verzamelde verhalen nadien. Het was geen eenvoudige start voor het project. De COVID-19-epidemie zorgde voor extra werkdruk tijdens de stage en voortdurend wisselende lesroosters. Een deel van de voorbereiding op de gesprekken en de verwerking nadien gebeurden noodgedwongen via afstandsonderwijs. Maar, anderzijds maakte de COVID-19-context het project tegelijk nog relevanter. De epidemie knipte de banden tussen generaties tijdelijk door. Kleinkinderen konden hun grootouders niet meer zien. Herinneringen en levensverhalen bleven opgesloten binnen de muren van woonzorgcentra. De leerlingen van het KTA Brugge wilden deze verhalen terug naar buiten brengen. Van de meest ontroerende en betekenisvolle passages uit die gesprekken maakten zij postkaarten en affiches. Die werden verdeeld en uitgehangen in de vier deelnemende woonzorgcentra en in het Volkskundemuseum.

Nieuw project voor schooljaar 20212022

Dit schooljaar nemen drie klassen deel aan het project: het zevende jaar Thuis- en Bejaardenzorg van KTA Brugge en Instituut Mariawende Blydhove en het zesde middelbaar van de Steinerschool Brugge. Het testjaar gaf ons de kans om het projectverloop bij te sturen. Tijdens een eerste workshop dagen we de jongeren uit om na te denken over hun toekomstdromen. Jongeren van 18-19 jaar staan op een kantelpunt in hun leven en dit brengt veel levensvragen en twijfels met zich mee. Die levensvragen zijn het uitgangspunt van de eerste ontmoeting met hun oudere gesprekspartner. De jeugdige nieuwsgierigheid zal de ouderen prikkelen om hun levensverhaal te delen. De ontmoetingen zullen veel betekenisvoller zijn als de jongeren kunnen inhaken op wat er wordt verteld en zelf de vragen mogen formuleren. Ook voor de ouderen is het veel dankbaarder als er onmiddellijk op hun verhaal wordt gereageerd. Precies door de dialoog leren verschillende generaties elkaar beter kennen.

Tijdens een tweede workshop krijgen de leerlingen tips voor een goed gesprek. Zij leren ook hun smartphone gebruiken om gesprekken op te nemen en bruikbare foto’s te maken van de ouderen en objecten die in hun verhaal aan bod komen. Een bezoek aan het Volkskundemuseum laat hen kennismaken met de leefwereld waarin de ouderen zijn opgegroeid als kind. Met deze bagage en praktische tips kunnen zij aan de gesprekken starten.

Het verschil met het vorige schooljaar is dat de ontmoetingen los staan van de stages van de leerlingen. De ervaring leerde dat dit moeilijk te combineren was met hun stageopdrachten en de druk te hoog was. Drie Brugse woonzorgcentra – Ter Potterie, Ten Boomgaarde en Blydhove – zijn bereid om de leerlingen te ontvangen en elk van hen te koppelen aan een bewoner. Het eerste gesprek vertrekt vanuit de levensvragen van de jongeren en de levenservaring van de ouderen. Tijdens de volgende ontmoeting nemen ze elk een voorwerp mee dat veel betekenis in hun leven heeft. Deze voorwerpen zijn de ijsbrekers voor het tweede gesprek.

“Oudere mensen zijn weer dichter bij het begin gekomen. Zij hebben het gevoel dat zij met het vorderen der jaren hun jeugd juist scherper zien. Het is een verschijnsel dat veel mensen uit persoonlijke ervaring zeggen te kennen, meestal als iets dat begon toen ze tegen de zestig liepen en sindsdien in kracht is toegenomen. Het zijn herinneringen die onwillekeurig verschijnen, zonder dat je ernaar op zoek was. Het lijkt alsof ze uit een sluimering ontwaken. Soms zijn die herinneringen van het type ‘vijftig jaar niet aan gedacht’ en dienen ze zich toch zo scherp en intact aan dat het lijkt dat ze ongerept tevoorschijn zijn gekomen uit een laag die nu pas, in de ouderdom, weer ontdooit. Deze terugkeer van oude herinneringen, in de psychologie het ‘reminiscentieeffect’ genoemd, is een raadselachtig verschijnsel.”

Douwe Draaisma, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt; over het autobiografische geheugen, Groningen, 2001

Na deze twee ontmoetingen selecteren de leerlingen de verhalen en foto’s die zij het meest betekenisvol vinden en die de moeite waard zijn om te bewaren voor toekomstige generaties. Zij denken ook na hoe zij deze verhalen en opgedane inzichten kunnen delen met een publiek van zowel jongeren als ouderen. Sara Claes en Kathlyn Wuyts begeleiden de leerlingen bij deze creatieve verwerking die zal uitmonden in een mini-expo in de deelnemende woonzorgcentra.

Ambities voor de toekomst

De ambities van Musea Brugge met het project Van alle tijden reiken evenwel nog verder. De verzamelde getuigenissen zullen de basis vormen van een intergenerationele ruimte in het Volkskundemuseum. In die ruimte zullen bezoekers van 6 tot 106 jaar uitgenodigd worden om met elkaar in dialoog te gaan over erfgoed en wat belangrijk is om door te geven. Het museum wil daarbij geen inzichten overbrengen. Het gaat over de inzichten die de deelnemers aan het project en de museumbezoekers met het museum én met elkaar willen delen. Bovendien zal de intergenerationele dialoog de basis vormen voor een nieuw participatief verzamelbeleid van Musea Brugge op het vlak van erfgoed van het dagelijks leven. Van alle tijden helpt Musea Brugge bij het detecteren van objecten, die jong en oud kunnen beroeren. Het is die emotionele betrokkenheid die erfgoed betekenis geeft. Het resultaat is geen gestold en geënsceneerd, maar een doorleefd verleden. Wordt vervolgd!

WAAR BLEEF DIE STERRE STILLE STAAN?

Het wordt zeldzamer, maar tot voor enkele jaren waren de winkelstraten van steden tijdens de kerstperiode ‘s avonds rijkelijk met namaaksterren verlicht. Ook op de nok van een kerststal prijkt meestal een goudkleurige ster. Vanwaar dit motief en vooral: waar ging de ster heen?

— Jean Luc Meulemeester De ster verwijst naar het Bijbelse verhaal van de geboorte van Jezus en het bezoek van de drie oosterse ‘koningen’ of wijzen. De evangelist Matteüs schrijft dat zij ‘Zijn ster hebben zien opgaan en zijn gekomen om Hem eer te bewijzen’. Ook de Griekse kerkvader Athanasius van Alexandrië (ca. 295-373) verwijst naar een ster die de geboorte van Jezus verkondigt. Apocriefe auteurs vertellen over de ‘koningen’ of astrologen die elk in hun eigen streek een nieuwe ster aan het firmament hadden kunnen ontwaren en haar beweging volgden. Ze geloofden dat dit teken een verwijzing was naar de geboorte van een nieuwe koning.

De voorspelling dat bij de geboorte van een nieuwe koning een ster zou verschijnen, vinden we zowel bij de Iraanse profeet Zoroaster (Zarathustra) als bij de oudtestamentische ziener Bileam die volgens het boek Numeri (24, 17) profeteerde dat ‘een ster zal opkomen uit Jacob’. Iedere apocriefe tekst beschrijft het uitzicht van de goudkleurige ster anders: een kindje (dat een kruis draagt), Maria met op haar armen (een gekroonde) Jezus, een lichtschijn met het Christusmonogram, de vorm van een kruis… of gewoon een (vijfpuntige) ster.

We kennen het vervolg van het verhaal: vanuit drie windstreken reden luxueus geklede mannen met een even rijkelijk uitgedost, uitgebreid, soms pompeus en exuberant gevolg naar de geboorteplaats en brachten als geschenk goud, mirre en wierook mee voor de baby. Toevallig kwamen ze elkaar onderweg tegen. De ster had eventjes halt gehouden om het verzamelpunt te accentueren en wachtte tot ze alle drie aanwezig waren. Samen kwamen ze

Hans Memling, De geboorte van Christus, olieverf op paneel, 28,6x21,3 cm, 1470-1472. Dit is een centraal deel van een drieluik dat ooit in Brugge als een devotiepaneeltje dienstdeed. Onderaan rechts: de put omringd door gebakken tegels waarop een rooster is vastgemaakt. Keulen, Museum für Angewandte Kunst © bpk, Rheinisches Bildarchiv Cologne

Detail uit: Rogier van der Weyden, Columba-altaarstuk, olieverf op paneel, 139,5 × 152,9 cm, ca. 1455. De voorstelling van de aanbidding van de wijzen, met onderaan, aan Maria’s voeten, de put. München, Alte Pinakothek, © bpk, Bayerische Staatsgemäldesammlungen

in Jeruzalem aan. Ze vroegen er hulp aan de lokale koning Herodes om de geboorteplaats te vinden. De angst sloeg Herodes om het hart, want zijn troon zou wankelen wanneer de nieuwe koning de macht zou nemen. Maar, waar deze het levenslicht had gezien, wist hij niet. Hij liet de vreemdelingen de weg verkennen. Hij loog hen voor dat hij het kind ook wilde bezoeken. Op die manier konden ze hem de weg wijzen naar de pasgeboren vorst. Een engel zou daar later een stokje voor steken. Die verscheen aan de magiërs in een wonderbaarlijke droom met de melding om niet via Jeruzalem terug te keren: Herodes zou de pasgeborene immers laten vermoorden om zijn positie veilig te stellen. En, zo keerden de wijzen via een andere weg naar hun land terug. Oogverblindend licht

Omdat Herodes niet wist waar de nieuwe koning was geboren, waren de wijzen opnieuw aangewezen op de ster die hen voorging naar Bethlehem. Hoe dichter ze de geboorteplaats naderden, hoe helderder de ster werd. Daar bleef ze stilstaan boven een ‘stinckenden’ – zoals een anonieme 16e-eeuwse prozaschrijver in zijn Vierde blijschap van Maria weet – grot die als stal dienst deed. Herders konden in dergelijke abri’s schuilen en hun dieren behoeden. Maria en Jozef hadden er hun toevlucht moeten zoeken, omdat ze geen overnachtingsplaats vonden in Bethlehem. Ze waren mijlenver getrokken voor de eerste volkstelling. Het was precies twaalf uur. Net daarvoor hadden de wijzen nog de herders ontmoet die van de geboorteplaats terugkwamen. De ster stond wel stil, maar de astrologen twijfelden. Hoe kon een koning nu geboren zijn in een grot? Ze gingen niet onmiddellijk binnen. Een Syrische apocriefe tekst vertelt dat de ster toen veranderde in een vuurzuil die van de aarde tot de hemel reikte. Dit was duidelijk. Volgens anderen verdween de ster in de grot en verlichtte ze de donkere ruimte. Haar schoonheid en haar licht overtroffen die van de zon. Zij was onmenselijk helder. Dit kon niet anders, aldus de Griekse kerkvader Joannes Chrysostomus (ca. 345-407), want het was het stralende Licht van de hemelse Zon. Toen de wijzen de ster volgden en dus de grot binnengingen, staarden ze vol ontzetting naar dit hemelse wonder. Ze vonden er Jezus, liggend op stro met wat overgebleven tarwehalmen in een kribbe,

Rogier van der Weyden, Bladelin-triptiek, olieverf op paneel, 93,5 × 92 cm, ca. 1445-1448. Centraal staat de voorstelling van de geboorte van Jezus, met onderaan twee putten, waarvan één met een rooster. Op het rechterzijluik knielen de wijzen voor de ster in de vorm van het Jezuskind. Berlijn, Staatliche Museen zu Berlin, © bkp Berlin, Gemäldegalerie, SMB, foto: Jörg P. Anders

met zijn moeder Maria en voedstervader Jozef. Een os en een ezel als symbolen van respectievelijk het joden- en heidendom knielden neer en verwarmden de ruimte. De wijzen aanbaden de pasgeborene en kusten zijn voetjes en gaven Hem de luxueuze geschenken. En, de ster?

Verdwenen in een put

Sommige geschriften vertellen dat de ster de magiërs begeleidde bij hun terugkeer naar hun land van oorsprong. Maar, alle astrologen weten dat de ster vandaag niet meer te zien is, ook al beweert Zoroaster dat ze zelfs overdag zou blijven schijnen. Wat is dan met dit exceptionele hemelteken gebeurd? Niet alle middeleeuwse auteurs zijn het er over eens, maar als we de Gallo-Romeinse bisschop van Tours, Gregorius (ca. 538-594), mogen geloven, daalde de ster na het bezoek van de wijzen neer en verdween in een put, in een bron. Hun rijdieren lesten hier nog hun dorst, zoals we centraal zien op Memlings paneel met de voorstelling van De zeven vreugden van Maria (81 × 189 cm) in de Alte Pinakothek in München. In die put is ze alleen nog door maagden te zien. Ondanks het feit dat Bijbelkenner Origenes (ca. 185-253/254) uit Alexandrië dit evenwel tegenspreekt en stelt dat de ster onbeweeglijk is blijven staan als een teken van God, geloofde de middeleeuwer dat de ster in een waterpoel verdween.

Ook de Vlaamse primitieven en miniaturisten hebben dit apocriefe en legendarische verhaal van de ster verwerkt op hun voorstellingen van de aanbidding van de wijzen of bij het geboortetafereel. Merkwaardig is evenwel dat in de beschrijving van deze panelen daar bijna nooit op wordt gewezen en dat een zeldzame auteur die de holte uitzonderlijk een keer vermeldt, geen verklaring kent. Zowel bij Rogier van der Weyden (ca. 1399/14001464), Hans Memling (ca. 1430/1440-1494) als enkele anonieme meesters bevindt zich onderaan tegen de rand van het schilderij de (water)put, bijna steeds afgedekt met een ijzeren rooster. Technisch steekt het metalen netwerk vaak vernuftig in elkaar en de stangen buigen aan de rand naar beneden om de constructie vast te haken. Rondom, zoals bij Memlings’ geboortetafereel in Keulen, liggen wat gebakken tegels als versterking. Het is een uiterst donkere plaats, die inderdaad niet echt opvalt en opgaat in het geheel van het tafereel. De holte zien we ook op zijn schilderij met de Aanbidding van de wijzen

dat in het Madrileense Prado hangt. Hier zien we enkel onderaan sporen van een put in de aarde. Deze opsomming is zeer minimaal, want bijvoorbeeld ook onder meer Dürer, Botticelli, Provoost, Van Cleve en Altdorfer hebben de holte afgebeeld evenals de Antwerpse maniëristen en andere anonieme meesters zowel bij het geboortetafereel als bij de Aanbidding van de wijzen. Wel honderd voorbeelden zijn bekend. Ook beeldhouwers sculpteerden zo’n holte bij hun zogenaamde driekoningentaferelen als een soort gemetselde boog. Naast wat anoniem werk kapte bijvoorbeeld houtsnijder Veit Stoss (ca. 14471533) het op zijn middenluik met de voorstelling van de Aanbidding van de wijzen op zijn mariaal altaar (ca. 1520-1523) in de Dom van Bamberg. Deze beeldhouwers maakten er een gemetselde boog van. Een “ Iedere apocriefe tekst beschrijft het uitzicht van de goudkleurige ster anders: een kindje (dat een kruis draagt), Maria met op haar armen (een gekroonde)

Jezus, een lichtschijn met het

Christusmonogram, de vorm van een kruis… of gewoon een (vijfpuntige) ster.”

symbolische verwijzing naar de ingang van de kerker waar Christus tijdens zijn gevangenneming werd gemarteld is niet veraf, evenmin als naar de ingang van zijn graf. Het zijn vooral Duitse kunstenaars die zo’n holte prefereerden. Bracht Memling het idee misschien uit zijn geboorteland mee en introduceerde hij het bij zijn leermeester Van der Weyden, die het als één van de eersten in de Vlaamse kunst afbeeldde?

Vanaf de Contrareformatie werd de voorstelling van een holte of put theologisch en iconografisch geschrapt, hoewel Diego Velasquez (1599-1660) deze toch nog even voorstelt op een geboortetafereel dat nu in het Prado hangt. En, zo werd de put een op het eerste gezicht wat banaal detail in oude kersttaferelen.

Beknopte chronologische bibliografie R. Hofmann, Das Leben Jesu nach den Apokryphen, Leipzig, 1851, vooral pp. 123-370 G. Zappert, Der Stern, in: Sitzungsberichte der PhilosophischHistorischen Classe der kaiserlichen Akademie der Wissenschaffen. 21. 1856. IIII, Wenen, 1857, pp. 315-327 J. J. Mak, Middeleeuwse kerstvoorstellingen, UtrechtBrussel, 1948, vooral pp. 200-225 E. Goudge, Le puits de l’ étoile, in: Contes de Noël, Saint-Amand, 1962, pp. 35-59 G. von der Osten, Der Blick in die Geburtshöhle, in: Kölner Domblatt. Jahrbuch des ZentralDombauvereins, 1964, 23/24, pp. 341-358 G. von der Osten, Der Blick in die Geburtshöhle. Ein Nachtrag, in: Kölner Domblatt. Jahrbuch des ZentralDombauvereins, 1967, pp. 111-114 M. J. G. de Jong, Kerstfeest in de middeleeuwen. Geschilderd en geschreven, Leuven, 2001, vooral pp. 108-118

This article is from: