27 minute read

Zeven jaar in een ‘boerderij’ in het Schipperskwartier

INTERVIEW FONNY COLMAN

Zeven jaar in een ‘boerderij’ in het Schipperskwartier

MARK SERGEANT (NAAR BART HELLINCK)

In de naoorlogse jaren trof je in het Antwerpse Schipperskwartier verscheidene travestiebars. Fonny Colman werkte er zeven jaar lang in een bar, The Farm, om vervolgens eind jaren zestig in de Seefhoek een bloemenzaak te openen.

Wakker worden als meisje

In 1942 ben ik door de vroedvrouw met de verlostang de wereld in gesleurd. Dat was in Moerzeke, in Oost-Vlaanderen. Mijn vader kwam uit een arme boerenfamilie, terwijl mijn moeder een heel andere achtergrond had, namelijk een rijker en liberaal milieu. Voor de oorlog gingen zij al niet meer naar de kerk.

Vanaf mijn zevende waren er duidelijke signalen dat ik anders was. Carnaval was voor mij hét ultieme moment van het jaar. Dan liep ik enkele keren door het dorp, gemaskerd en in de kleren van een van mijn twee zussen of van mijn moeder.

Ik heb me altijd onbewust gedragen als een meisje, die vrouwelijke trekken waren er. Dat was ook mijn grote verlangen. Als kind heb ik talloze malen ’s avonds op mijn knieën aan mijn bed gezeten. ‘God, laat me morgen wakker worden en gewoon een meisje zijn’, bad ik. Als ze me ‘homo’ noemden, of dat scheldwoord ‘jeanette’, raakte me dat niet, want dat was ik verdorie niet: ik was gewoon een meisje, maar in het verkeerde lichaam. Dat ding tussen mijn benen heb ik dus altijd gehaat.

Ik wist al vroeg dat ik anders was, en ik heb er echt nooit problemen mee gehad om dat te aanvaarden. Mijn moeder was heel intelligent, en ik ben er zeker van dat ze eigenlijk alles wist, maar zij heeft nooit vragen gesteld. Ze heeft nooit opmerkingen gemaakt als ik met carnaval in vrouwenkleren rondliep of als ik met poppen speelde. Dat is fantastisch. Dat is een kunst, om je kind zo vrij te laten. Ze heeft nooit vragen gesteld, en mijn vader evenmin. Zoals toen gebruikelijk, was hij niet zo betrokken bij onze opvoeding.

Ik had dus die gevoelens, maar ik kon er niks mee. In mijn beleving was ik de enige op de wereld. Ik had dus wel verliefdheden, maar wist niet wat ermee te doen. Mijn kamer hing vol met zwart-witfoto’s van filmsterren als James Dean of Anthony Perkins, waaraan ik ’s avonds een kusje gaf. Actrices hingen er niet. Ik wou immers niet Elisabeth Taylor of Katherine Hepburn zijn. Dat waren niet mijn rolmodellen. Nee, ik wou gewoon vrouw zijn. Ik had zelfs alleen maar afgunst voor die sterren die aanbeden werden en mannen konden krijgen.

Dankzij een kaartlegster

Als zeventienjarige heb ik af te rekenen gehad met een soort van goedaardige lymfeklierkanker, waardoor ik wat last had van mijn rechterbeen. Ik hoopte op basis daarvan geen legerdienst te moeten doen. Ik had helemaal geen zin om soldaat te worden, want ik hoorde daar niet bij. Na mijn ‘drie dagen’ in het Klein Kasteeltje vloog ik naar het militair hospitaal in Elsene, waar ik een kamer deelde met zes anderen. Achteraf bekeken waren dat wellicht allemaal homo’s. Ik herinner me ook nog dat ik er van een psychiater een tekening moest maken van een man en een vrouw. Wat ik daarvan heb gemaakt, weet ik niet, maar ik ben tot mijn blijdschap wel afgekeurd. Waarom weet ik evenmin. Ik kreeg een brief mee voor de huisdokter en die weigerde mijn vraag te beantwoorden: ‘Dat gaat u niet aan. Als daar een antwoord op moet komen, is dat alleen voor uw vader en uw moeder.

Op aanraden van tante Margriet, een zus van mijn vader, ben ik in die periode enkele keren in Dendermonde bij een kaartlegster op bezoek gegaan. Al tijdens de eerste ontmoeting zei ze:

“Door het feit dat ik anders ben, heb ik een heel gekleurd leven gehad. Moest ik mijn leven kunnen overdoen, verander ik niks: alles wat ik gedaan heb, doe ik opnieuw.”

Fonny Colman op zeventienjarige leeftijd, foto gemaakt door een buurjongen.

‘jij ziet liever jongens dan meisjes’. Eerst heb ik dat ontkend, maar de daaropvolgende keer heb ik het toegegeven. Ze zei dat er duizenden jongens en meisjes waren die van mekaar hielden, en dat er onder meer in Brussel en Antwerpen bars waren waar die elkaar konden ontmoeten. Tijdens de tweede of derde sessie zei ze ook dat een man, Karel genaamd, heel mijn leven in mijn aanwezigheid zou zijn. Onze dorpspastoor heette Karel, en die was wel goed voor mij, dus ik dacht dat hij het was. Maar die was al redelijk oud, dus hoe kon die dan heel mijn leven… Toch vind ik het fascinerend dat ze die naam heeft genoemd en bijvoorbeeld niet Albert of Louis. Want mijn vriend en ik zijn al meer dan 55 jaar samen. En hij heet Karel!

In elk geval ben ik door die kaartlegster de bars op het spoor gekomen. Mijn eerste stappen heb ik hier in Antwerpen gezet op de Koolkaai, in café De Lichttoren. Dat was bij Lies, een beenhouwersdochter, en echt een ‘dokwerker’. Zij hield geen blad voor de mond. En wat een stem! Het eerste wat ik haar hoorde zeggen, was: ‘Allez kind, heb ge uwe pas bij?’ Want ik zag er als achttienjarige nog snottig uit. Nu heb ik spijt dat ik haar niet vaker heb gekoesterd.

Fonny Colman op veertienjarige leeftijd. Weg uit het dorp

Bij Lies heb ik Vic ontmoet, een jongen uit de havenbuurt. Hij danste met mij en stelde dan voor om te gaan wandelen naar het Noordkasteel. En ja, daar zijn we in de natuur gaan liggen om er te kussen tussen tientallen koppeltjes jongens en meisjes, waar de broeken langs alle kanten vlogen. En waar niemand negatief op ons reageerde. Maar plots stak er een onweer op en moesten we allemaal gaan lopen.

Vic heeft nog een tijd met mij gecorrespondeerd. Ik durfde thuis geen brieven te ontvangen, want stel dat mijn moeder ze opende. Dus adresseerde Vic ze aan mijn tante Anna, de jongste zus van mijn vader. Alleen al door het feit dat ze mee in dat complot zat, heb ik altijd van haar gehouden.

In 1960 was het duidelijk dat ik weg moest uit Moerzeke. De roddels in het dorp werden me te veel. In een prachtig avondkleed, rood met zwarte kant en veel bloot, dat ik had gekocht in de solden, was ik naar een carnavalsbal in

Dendermonde gegaan, waar prijzen werden gegeven voor de mooiste deelnemers. Omdat ik op tijd thuis moest zijn, moest ik vroeg vertrekken. Achteraf stond in de plaatselijke krant: ‘Onbekende schone verzaakt aan haar prijs.’ Ik had de wedstrijd gewonnen! Heel het dorp was daarover bezig. Een ander aspect was dat ik al als kind hard heb moeten werken, en met mijn handen in de grond wroeten, want mijn vader kweekte ook verschillende groenten. Maar zo zag ik mijn toekomst niet. Ik wou een ander leven, en daarvoor moest ik thuis weg, naar de stad.

Eerst bleef ik in het dorp wonen, om in het Antwerpse aan de slag te gaan in achtereenvolgens een wasserij, een breigoedfabriek, een apotheek en een kledingzaak. In het begin liep ik wel een aantal keer met mijn gezicht tegen de muur en verdiende ik niet zo veel, maar dat was voor mij niet zo belangrijk. Geleidelijk aan bouwde ik wel al een beetje een kennissenkring op. Ik ging uit in de homobars, maar wist niet hoe me daar te gedragen. Ik was superverwijfd, deed oogschmink op en dergelijke. Dat werkte averechts, want dat was natuurlijk niet wat die mannen zochten.

Prikkelen van fantasie

Uiteindelijk ben ik in 1962 verhuisd naar Antwerpen, toen de roep van het nachtleven veel te sterk bleek. Ik had Herman leren kennen, de zoon van een chirurg die thuis buiten was gegooid vanwege zijn homoseksualiteit. Hij was gehuwd geweest met een lesbische vrouw, een verstandshuwelijk, maar zij had blijkbaar andere bedoelingen want ze heeft hem laten betrappen. Dat is voor Herman uitgemond in een financieel drama. Ik heb hem leren kennen in de nasleep daarvan. Hij was niet bepaald mijn type, maar we hebben veel plezier gehad. In het weekend werkte hij als barman in The Farm.

Toen ik hem eens vergezelde, hebben de bazen, Mon en Juliette, me voorgesteld om hun team te vervoegen, omdat ik goed met mensen kon praten. Dat eerste weekend had ik al iets minder dan 3000 frank verdiend, zijnde het dubbel van wat ik op één week betaald kreeg in de klerenwinkel, en dat was nochtans al een mooi loon. Dus dat sprak me wel aan. Aanvankelijk was het niet de bedoeling dat ik daar echt in travestie zou werken. Ik moest wel een meisjesnaam nemen – in overleg met twee vriendinnen uit Dendermonde heb ik Suzy gekozen – en me wel een beetje passend kleden.

The Farm bevond zich in de Gorterstraat, aan de rand van het Schipperskwartier, en bestond al een hele tijd toen ik daar begon. Op een gegeven moment is de zaak overgenomen door Mon en Juliette, afkomstig uit Kieldrecht. Mon was kleermaker van beroep, maar was na de oorlog zijn burgerrechten verloren. De zaak stond dus officieel op naam van Juliette, een maf klein vrouwtje waarmee niet te spotten viel. Kort voor mijn komst was Mon er met een serveuse vandoor gegaan en een bar begonnen in Schaffen. Die bar werd vervolgens door Juliette en een vriend kort en klein geslagen, waarna Mon terugkeerde. Maar af en toe maakten ze nog kletterende ruzies.

Mon was een zakenman, met in totaal vijf bars in de buurt: The Farm, de Safari, de Pampas, de Mustang en The Ranch. Dat waren allemaal zaken met vrouwen en travesties, soms met

spektakel, primitieve playbackshows. Natuurlijk waren er nog andere travestiebars, zoals de Trumba en de Kosmos. Maar The Farm stak er toen toch wel bovenuit.

Mijn opdracht bestond uit afwisselend een dag serveren en een dag animeren, dat wil zeggen de klanten onderhouden, met hen praten en ermee dansen als ze dat wilden. Na drie maanden is de transformatie gevolgd: ik zag wat anderen deden, wist dat ik dat ook kon, en heb vervolgens kleedjes, pruiken en schoenen gekocht. En ja, dat werkte. Het is me dus niet opgedrongen of het was niet omdat ik op die manier meer kon verdienen. Ik voelde me daar absoluut supergoed bij: je kreeg dan een soort vedettestatus.

Aanvankelijk kleedde en schminkte ik me in The Farm, want daar waren vestiaires voor de shows, al waren die minder aan mij besteed. Maar toen ik omstreeks 1963 terugkwam van vakantie had de Nederlandse travestie die me verving, al mijn spullen op de grond gesmeten. Daarna kleedde ik me thuis om, al was het toen een risico om als vrouw op straat te lopen omdat je kon worden tegengehouden door de politie.

Toch verliefd

In het nachtleven maak je natuurlijk veel mee. In mijn tijd is een en ander geëvolueerd. Begin jaren zestig meerden er nog schepen aan in het centrum en ontvingen we ook zeemannen. In het weekend kwamen er gewone mensen kijken naar de shows. Maar op een gegeven moment is Henri, die zich Ginette noemde, bij ons komen werken. Zij had in de gevangenis gezeten omdat ze in de Cristal Palace gepakt was met een minderjarige jongen. Eenmaal terug op vrije voeten kwam ze bij ons, gekleed in een schort van een poetsvrouw, sloffen met pompommetjes en een pruik. Heel primitief, maar wel mooi. En zij had al borsten, door het nemen van hormonen. Hoe dan ook, Ginette kwam niet serveren, maar enkel animeren. Zo veranderde onze bar een beetje: er werd geld verdiend, de mannen werden eigenlijk een beetje uitgezopen. En ik ben mee geëvolueerd.

In The Farm, waar toch honderd man binnen kon – en soms zat de zaak echt stampvol – had ik enorm veel succes, ik heb er heel goed verdiend. Laat ons duidelijk zijn: het was geen bordeel, maar evenmin een klooster. Om de wijze woorden van die kaartlegster te citeren: ‘Denk eraan, heel uw leven, dat God, geld en ’t gat de mensheid beheersen’. Er zijn dus dingen gebeurd. Je bent jong, en het was soms wel spannend. Maar ik ben uit principe nooit met een man gaan slapen tegen betaling.

Als je in het nachtleven zit, ga je natuurlijk al eens meer drinken dan je lief is, maar ik waakte

“In The Farm had ik enorm veel succes, ik heb er heel goed verdiend. Laat ons duidelijk zijn: het was geen bordeel, maar evenmin een klooster.”

Fonny Colman omstreeks 1965.

Voorpagina Het Zondagsnieuws midden november 1967, na de tragische dood van Peggy.

erover niet verslaafd te worden. Bijna heb ik in de klauwen gezeten van een Tunesische pooier, maar gelukkig werd ik tijdig gewaarschuwd én heb ik geluisterd. Verschillende collega’s moesten hun geld afgeven, kregen soms rammel en kwamen dan bont en blauw werken. Naast het feit dat ik heel kieskeurig ben – er was bij quasi elke man wel een aspect waarop ik kritiek kon hebben – was dat de reden waarom ik altijd op mijn hoede bleef. Dat hoefde allemaal niet voor mij: ik verdiende geld genoeg en had geen behoefte aan iemand. Nee, ik wou mijn eigen leven inrichten.

Weddenschap

55 jaar geleden deed ik een weddenschap met onze barman, Julien uit Brugge, dat ik die avond met een man zou gaan slapen. De mannen die avond waren absoluut mijn type niet. Tot tegen de ochtend Karel binnenkwam. Ik heb hem meegenomen naar huis, en daar bleek gelukkig dat hij wist dat ik een travestie was. Alle daaropvolgende weekends kwam hij terug, ook al was hij op dat moment verloofd met zijn vriendin. Net voor Kerstmis heb ik daarom gezegd dat hij niet meer moest komen: ik wou de eer aan mezelf houden. Hoe langer het zou duren, hoe moeilijker het voor mij zou worden om los te laten. Maar na enkele weken was hij terug. Toen ik een maandagmorgen thuiskwam, hingen er overal briefjes: ‘ik hou van u’, ‘ik ben in de war’, enzovoort. Voor hem was het natuurlijk ook heel dubbel.

Op dat moment besefte ik dat ik verliefd was. En dan ben ik door een hel gegaan, want dan komt ook de jaloezie de kop opsteken. Op vakantie in Spanje zag ik hem eens dansen met een meisje, en toen besefte ik goed dat ik ook aan hem moest denken, dat ik ook die rol moest spelen voor hem. Dus ben ik naar de kledingzaak in de Koepoortstraat gegaan waar meerdere travesties zich inspuitingen met hormonen lieten toedienen. Zo kreeg ik borsten. Dat was voor mij natuurlijk nog aangenamer, privé en professioneel. En ik denk dat het voor Karel eveneens belangrijk is geweest.

Ooit heb ik wel een hele transitie overwogen. Had ik Karel niet leren kennen, was dat vermoedelijk zelfs gebeurd. Maar in die tijd was het allemaal nog heel primitief. De eersten werden in Casablanca, Marokko geopereerd in de privékliniek van dokter Burou en heel vlug na de operatie weggestuurd. Gelukkig was er hier in Antwerpen een verpleger, die samen met zijn vrouw een schoonheidsinstituut had, die hen opving. Maar er zijn toen echt drama’s gebeurd. Peggy, een boezemvriendin, was in 1968 de eerste transseksueel die zich in Ukkel heeft laten opereren, en zij is enkele dagen later overleden. Heel de ‘onderwereld’ is naar haar Limburgse dorpje getrokken voor de begrafenis. Zij had zich min of meer onder druk van haar vriend, een gehuwde man, laten opereren. En die risico’s van toen wou ik niet lopen. Bovendien lost een operatie niet alle problemen op. Het zou mij alvast niet per se gelukkiger hebben gemaakt, want ik heb mijn vriend leren kennen en heb wat ik graag wou.

Over enkele klanten

Mensen fascineren me. Gedurende de zeven jaar dat ik in The Farm actief was, heb ik heel veel mensen leren kennen, met alle mogelijke achtergronden. Zij waren zeker niet allemaal homo- of biseksueel. Een hoop wist beslist wat er loos was, anderen hoogstwaarschijnlijk niet.

Welke klanten me nog allemaal zijn bijgebleven? Te veel om op te noemen. Een baron uit het Luikse die me alles beloofde, inclusief zijn kasteel, maar ik was en ben niet te koop. Een heterokoppel, ook industriëlen, die bij ons in de bar grote ruzie kregen, elkaar de kleren van het lijf rukten, om dan op het eind van hun ‘show’ arm in arm, en met de pelsmantel aan, terug te vertrekken. Een Nederlandse fabrikant met aanzien, die door zijn chauffeur werd gebracht, op een gegeven moment buitenging om een tijdje later als vrouw terug binnen te komen. Marcel ‘van de Post’, want daar werkte hij, ging ook uit als vrouw. Hetzelfde gold voor Marcel, oftewel Caniche, een kapper die kon toveren en toen onder meer voor de KNS werkte. Alle chique prostituees van de stad waren klant bij hem, dus hij verdiende geld met hopen. Hij kwam eveneens bij ons, met een Mireille Mathieu-kapsel en de mooiste kleren aan. Soms huurde hij een limousine, liet zich rijden naar Brussel om daar in een hotel als madame te overnachten.

De meest volhardende klant kwam gedurende maanden zowat elke dag langs. Ik heb me lang afgevraagd hoe ik daar een einde aan moest maken, want doordat ik geoccupeerd was met één klant verdiende ik minder goed. Van alles heb ik geprobeerd. Uiteindelijk trachtte ik hem duidelijk te maken dat ik geen meisje was, maar dat wou hij niet geloven. Omdat ik het beu was, heb ik hem dan maar naar mij thuis meegenomen, waar ik me volledig heb uitgekleed… Hij is wenend weggegaan en ik heb hem nooit meer gezien.

Omdat Mon genoeg connecties had, hebben we nooit last gehad van de politie. Zo is er bij ons nooit een razzia geweest. Veel mensen met invloed kwamen immers in hun vrije tijd in The Farm over de vloer.

Op de ziel getrapt

Er is in mijn leven vaak op mijn ziel getrapt. Karel was als beroepsmilitair in Duitsland gekazerneerd. Tijdens een uitstapje zijn we in de buurt van Luik de grens overgegaan. Achteraf mocht ik van de douane het land niet meer binnen, want ‘Mademoiselle, pourquoi avezvous un passeport d’un garçon?’ Er is een dokter geroepen om vast te stellen dat ik geen meisje was. Ergens had ik gelukkig moeten zijn door die verwarring, maar ik vond dat zo onterend.

Sowieso vond ik het natuurlijk heel leuk als ik ergens een winkel binnenstapte en als juffrouw werd aangesproken. Zalig vond ik dat. Ik heb er nog altijd problemen mee als mensen die me niet kennen, ‘meneer’ zeggen. Dat vind ik erg.

Toen mijn ouders een dankmis wilden voor hun 25-jarig huwelijk, vooral om de pastoor te plezieren, heeft die hetzelfde gezegd: ‘Als ik uw zoon in de kerk zie, sjot ik hem eigenhandig buiten’. Het geloof is een rugzak die je niet zomaar weggooit. Maar mede door zo’n situaties hoefde het eigenlijk niet meer. Ik was ontgoocheld. Tot hier veel later regelmatig een non in mijn bloemenwinkel kwam en we toffe gesprekken hadden. Zij zei me eens dat ik geen rekenschap hoefde af te leggen aan haar of aan een priester: ‘Het geloof is een zaak tussen God en u, en vergeet de rest,

want wij zijn maar bedienaars van heel dat instituut.’ Daar kon ik wat mee.

En ja, God ziet me graag. Hij heeft me al vaak ergens doorgesleurd. De natuur of Hij heeft dan wel fratsen met me uitgehaald, en er is regelmatig op mijn ziel getrapt, maar aan de andere kant ben ik altijd heel blij geweest met wie ik ben. Ik zou eigenlijk niet ‘normaal’ willen zijn. Ik heb niet die kuddegeest: als iedereen rood draagt, ga ik zeker geen rood dragen. Door het feit dat ik anders ben, heb ik een heel gekleurd leven gehad. Moest ik mijn leven kunnen overdoen, verander ik niks: alles wat ik gedaan heb, doe ik opnieuw.

Naar de Seefhoek

Doorheen de jaren heb ik heel wat kleurrijke collega’s leren kennen, in de bars en bij de raamprostitutie waar eveneens travesties en lesbische vrouwen actief waren. Maar ik wist dat ik die job niet heel mijn leven zou blijven doen. Dus eind jaren zestig ben ik een andere weg ingeslagen. Wel bleef ik af en toe contact houden met het Schipperskwartier want ik had daar nog een aantal vrienden. De buurt is natuurlijk niet meer wat ze was en dat is jammer want ik voelde me daar thuis. Ik heb er zowat zeven jaar gewoond en gewerkt. Het had ook iets leuks, maar wat dat was, is moeilijk onder woorden te brengen.

Omdat ik altijd van bloemen heb gehouden – als kind was ik daar al mee bezig – had ik al lang het plan om een winkel te openen. Verschillende pogingen draaiden op niets uit omdat de huisbaas niet aan ‘jeanetten’ wou verhuren of omdat ik die stempel van het nachtleven droeg. Maar uiteindelijk heb ik hier in de Seefhoek een kans gekregen. Snel bleek dat in deze volksbuurt onder anderen heel conservatieve mensen woonden, maar eveneens vroegere klanten van mij. Dat was soms wel confronterend en vervelend. Maar ik wou bewijzen dat ik meer in mijn mars had dan een beetje de lellebel te spelen. En hoe ruw de buurt ook was, ik ben echt omarmd geweest door de mensen.

Kwaliteit stond bij mij steeds voorop, dus mijn bloemen waren niet goedkoop. Intussen besef ik dat de mensen niet alleen daarvoor kwamen, maar ook voor mij. Want ik heb altijd geluisterd, gereageerd, geantwoord. Zij kwamen hun hart luchten bij mij, inclusief heel wat mannen die dan achteraf zeiden dat ze niet begrepen waarom ze me dat allemaal vertelden want dat ze dat eigenlijk anders nooit deden. Het staat misschien op mijn gezicht te lezen dat ze met zo’n intieme zaken bij mij terechtkunnen. En ik kan uiteindelijk zowel in de huid van een vrouw als van een man kruipen.

Later heeft iemand in travestie meegeholpen in de winkel. Zonder dat ik iets vroeg, bediende ze plots een klant. Ze is hier ongeveer een jaar gebleven. En dat heeft in de buurt wel voor wat commotie gezorgd. Nog later heeft een goede vriend – de zoon van een Belgische vader en een Congolese moeder – me hier geholpen. Een vrouw uit de buurt kwam zich daarover beklagen: dat ze geen voet meer binnen zou zetten zolang ‘die zwarte smoel’ er was. Maar ik heb altijd de kracht gehad om zo’n kritiek naast me neer te leggen.

Dat verwijst trouwens naar de boodschap die ik iedereen tot slot wil meegeven. Ten eerste: aanvaard jezelf en zie jezelf graag. Ten tweede: luister niet naar anderen die zeggen hoe je moet leven. En ten derde: respecteer anderen, maar het mag geen eenrichtingsverkeer zijn, je mag ook respect voor jezelf verlangen.

45 JAAR ANTWERPS LGBTQ-ACTIVISME IN BEELD

Steeds meer zichtbaar

BART HELLINCK EN MARK SERGEANT

De emancipatie van LGBTQ personen heeft een enorme evolutie doorgemaakt sinds de jaren vijftig. ‘De liefde die zijn naam niet durft te spreken’, zoals Lord Alfred Douglas 125 jaar geleden dichtte, eiste met steeds luidere stem een plaats op voor zichzelf. Behoedzaam in de jaren zestig, provocatief in de jaren zeventig. Aids dompelde de jaren tachtig in rouw, maar korte tijd later wist de LGBTQ-beweging zich structureel uit te bouwen en wetgevende en juridische vooruitgang te boeken. Veel van dit activisme vond plaats in Antwerpen, in verenigingen en op straat. Een beeldverslag.

Walter Van Boxelaer

Twintig jaar lang streed Walter Van Boxelaer (1922-2010) tegen zijn ‘zondige’ homoseksuele gevoelens. Dat gevecht kon hij niet volhouden: hij besloot te leven zoals hij was. Hij richtte eind 1961 in Antwerpen het COC Vlaanderen (Cultuur- en Ontspanningscentrum) op, de eerste Vlaamse holebigroep. De gedreven idealist werd in zijn strijd voor rechtvaardigheid vaak ontgoocheld door wat hij de laffe, afwachtende houding van veel homo’s noemde.

Paul Rademakers

Paul Rademakers (°1920) werd lid van COC Vlaanderen en was ruim twee decennia lang een centrale figuur in de emancipatiestrijd. Hij getuigde op veel infoavonden omdat hij het beu was dat enkel ‘experts’ over homo’s het woord voerden. Verder was hij het boegbeeld van het Gespreks- en Onthaalcentrum GOC in de Dambruggestraat, lange tijd het grootste holebicentrum van het land. Hij vierde in 2020 zijn honderdste verjaardag.

Priester Wilfried Lammens

Priester Wilfried Lammens (1930-2008) was in zijn context een revolutionair figuur. De combinatie van het christelijk geloof met homoseksuele gevoelens was voor velen niet zonder problemen. De priester-arbeider startte met de uitbouw van een pastorale werking voor gelovige ‘homofielen’. Hij wilde ze in de Kerk houden en ze strijdbaar maken om deze van binnenuit te veranderen, vanuit de gedachte ‘Wij zijn mede Gods Kerk: een zoekend volk onderweg’.

Vrouwendag

Lesbische vrouwen maakten van bij aanvang deel uit van de holebibeweging, al bleven ze lang op de achtergrond. De zwakke sociaaleconomische positie van vrouwen speelde hierbij een rol, net als het feit dat ze minder vaak alleenstaand en kinderloos waren. Voorts waren de krachten verdeeld: sommigen waren actief in de holebibeweging, anderen in de vrouwenbeweging. De tweede Vrouwendag, in 1973 in Antwerpen, lokte vierduizend bezoeksters, onder wie ongetwijfeld veel lesbische en biseksuele vrouwen. Het Antwerpse Vrouwencentrum (hier met een foto van een aantal vrijwilligsters, circa 1980) speelde een belangrijke rol.

Leeshonger

Toen homoseksualiteit nog erg onzichtbaar was, hadden veel LGTBQ een grote leeshonger. Enkele boeken met een Antwerpse link speelden daarbij een belangrijke rol. Carla Walschap schreef met De eskimo en de roos (1963) de eerste Vlaamse lesbische roman. In het autobiografische Mijn waarheid vertelde zanger Will Ferdy over zijn ophefmakende coming-out op de televisie in 1970. In 1975 getuigde Son Snelders over zijn leven als trans persoon. Jonathan (1969-1970) was het eerste Vlaamse homoblad dat in (vier Antwerpse) boekhandels te koop was.

Activisme in uitgaansleven

Antwerpen kende een bloeiend en zichtbaar homo-uitgaansleven. Dat kan men ook zien als een vorm van activisme. Café Strange (Dambruggestraat 161) is sinds de Tweede Wereldoorlog tot vandaag een homokroeg. Rond 1980 werden affiches en stickers uitgegeven met deze voor die tijd typische slogan. Het aanbod aan uitgaansgelegenheden was vanaf een bepaalde periode terug te vinden in internationale, nationale of specifiek lokale gidsen, zoals in deze uitgave uit 1993.

Homodag 1979

In navolging van de Vrouwendag organiseerde De Rooie Vlinder, een linkse homogroep, in 1978 een Homodag. Op 5 mei 1979, gingen ze nog een stap verder, met een betoging (op de foto op een nauwelijks herkenbare Meir) en een grote “janettennacht” met optredens en een fuif in de Arenahal te Deurne. Ook in 1981-1982 vonden dergelijke manifestaties plaats in Antwerpen. Ter gelegenheid van zo’n editie van de Homodag hekelde het Roze Aktie Front met affiches en stickers dat één enkele dag of week homo zijn niet volstond.

Lesbiennedag

De eerste Lesbiennedag (1983, zaal Harmonie) bood een ruim aanbod aan workshops, debatten, optredens, filmvertoningen… Rond die tijd werd het homoseksuele thema zichtbaarder in de culturele sfeer, met romans, toneelstukken en filmfestivals, waaronder de ‘Lesbische filmdagen’ in het voorjaar van 1982. Het vrouwencabaret ‘Puur en Ongezoet’ werkte twee succesvolle programma’s uit, vol humor en met een dosis zelfkritiek, zowel op de vrouwen- als de lesbiennebeweging.

Pamfletten

Homoseksualiteit kwam nauwelijks aan bod in de media of in het onderwijs. Enkele homo-actiegroepen deelden daarom pamfletten uit aan middelbare scholen in het Antwerpse. Eerst verdeelde men dit exemplaar met een roze driehoek en de aansporing meer informatie te vragen aan een leerkracht, enkele dagen later een nieuw pamflet met toelichting. Deze actie, die sommigen als ongewenste ‘reclame voor homoseksualiteit’ beschouwden, verliep niet overal zonder slag of stoot…

Aids

De komst van aids luidde een verwarrende en griezelige periode in. Aanvankelijk werd de holebibeweging in het defensief gedrongen. De nood aan informatie en ondersteuning leidde vanaf 1985 tot nieuwe initiatieven, met Antwerpen als epicentrum. De oprichters van Het Aidsteam kochten met hun spaarcenten een bus, waarmee ze twee jaar lang heel Vlaanderen doorkruisten. Koen Wauters was erbij op de Meir in 1989. Naar buitenlands voorbeeld vond twee jaar later, op 1 juni 1991, de eerste editie van de jaarlijkse Aids Memorial Day plaats in de Sint-Augustinuskerk. Deze herdenking werd afgerond met het ontvouwen van quilts.

Roze Zaterdag

Midden jaren tachtig verkeerde de holebibeweging in crisis. Toch ontstonden ook nieuwe initiatieven. In Antwerpen startte Flik Flak als eerste Vlaamse holebi-jongerengroep naar Nederlands model: voor en door jongeren, met een leeftijdsgrens (25 jaar). Geleidelijk groeide het besef dat de beweging meer zichtbaar moest worden, met de eerste Roze Zaterdag op 5 mei 1990 in Antwerpen als start van een nieuwe traditie. De succesvolle dag gaf nieuwe energie. Op het programma stond ook een ‘Roze Mis’ in een officieel ter beschikking gestelde kerk, een duidelijk signaal. Het belang van de eigen coming-out werd onder meer belicht door T-shirts met ‘Niemand weet dat ik homo ben’, een initiatief van het Roze AktieFront.

Aandacht voor de holebi-beweging

Midden jaren negentig kreeg de politieke wereld eindelijk meer aandacht voor de verzuchtingen van de holebi-beweging, onder meer voor de rechtsbescherming van koppels van hetzelfde geslacht. Tom Lanoye en René Los maakten als een van de eersten in 1996 in Antwerpen gebruik van de mogelijkheid om een notarieel samenlevingscontract te registreren. Zeven jaar later volgde de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht. In datzelfde 1996 echter oordeelde het Antwerpse Hof van Beroep dat Lili ongeschikt was voor het opvoeden van haar kinderen omwille van haar lesbische geaardheid. Pas na een jarenlange procedure kreeg ze het hoederecht terug. De affaire-Dutroux midden jaren negentig en de verzonnen beschuldigingen aan het adres van vicepremier Elio Di Rupo deden even vrezen voor het terugschroeven van de holebi-emancipatie. Alles wat uit de band sprong werd een tijdlang scheef bekeken en de begripsverwarring vierde hoogtij.

Het Roze Huis

De groei van het aantal verenigingen leidde tot een nood aan vergaderruimte. Naar het voorbeeld van Nijmegen rijpte de idee van een pand waar alle lokale groepen een onderkomen konden vinden. In 2000 opende op de Draakplaats Het Roze Huis. Landelijk bekeken vervulde Het Roze Huis een pioniersrol op meerdere actieterreinen, zoals initiatieven voor specifieke doelgroepen (ouderen, nieuwe Vlamingen…) en internationale solidariteit.

Pionier Priscilla

Na 2000 ontstonden verschillende organisaties voor transgenders en werd de thematiek veel zichtbaarder. Dokwerker Priscilla was een pionier. Na een geslachtsaanpassende ingreep in 1997 werd de juridische wijziging van haar geslacht herhaaldelijk geweigerd. Aangezien ze sinds 1974 was gehuwd met Jeannine, zou daardoor een huwelijk van twee vrouwen ontstaan, wat wettelijk nog niet mogelijk was. Haar strijd kreeg veel media-aandacht.

Red&Blue

De opening van Red&Blue zette Antwerpen internationaal op de kaart. De discotheek organiseerde met NaviGAYtion vanaf 2003 een grootschalig evenement met een tiental partyboten en dj’s. Dat trok duizenden bezoekers van over heel Europa en daarbuiten aan. Het was een voorbode van de jaarlijkse Antwerp Pride, vanaf 2008.

This article is from: