Chronologie van ETA 1958 - 1987
Inleiding
Al 52 jaar lang (wij schrijven dit in 2010) vecht ETA voor een onafhankelijk Baskenland in Noord-Spanje en het zuidwesten van Frankrijk. Bij de strijd zijn meer dan 800 mensen en meer dan 200 Etarras om het leven gekomen. Op zondag 5 september 2010 kondigde ETA opnieuw aan het geweld op te geven. ETA heeft niet aangegeven of de wapenstilstand tijdelijk of permanent is. De artikels in deze brochure werden al eens gepubliceerd in mijn “Nieuwsbrief” ( brief 18 tot en met 41). Met die artikelenreeks wil ik u een overzicht brengen van de acties die ETA in de loop van de jaren op het getouw gezet heeft. Ik wil er u wel op wijzen dat niet alle acties zullen besproken worden, alleen de meest markante. Ik heb de periode ook beperkt van 1958 tot 1987, zijnde de periode die samenvalt met de bloedige dictatuur en de repressie onder Franco en met de periode die samenvalt na de dood van Franco, die gemeenzaam “La Transición”, genoemd wordt.
Ik eindig deze brocure dus met de laatste aanslag van de doodseskaders van GAL op 24 juli 1987, tijdens de “vuile oorlog”. Na die datum is het geweld echter niet gestopt, denken wij maar aan de bomauto die explodeerde aan het Casa-Cuartel de Zaragoza op 11 december 1987. Aanslag Casa-Cuartel te Zaragoza
De volgende jaren zijn minder spectaculair, want de jaren 80 waren de bloedigste uit de trieste geschiedenis van Euskal Herria. Maar ook de jaren 90 waren niet van de poes. Op 29 mei 1991 laat ETA een bomauto ontploffen bij de kazerne van de Guardia Civil te Vic (provincie Barcelona), waarbij 10 personen omkomen. Nog in 1991 volgt een driedubbele aanslag te Madrid: een kneedbom onder een auto kost het leven aan María Jesús González; een andere bom maakt een einde aan het leven van luitenant Francisco Caballar en een derde bom verbrijzelt de benen van commandant Rafael Villalobo.
Aanslag bij de kazerne van de Guardia Civil te Vic
Op 21 juni 1993 wordt een bomauto tot ontploffing gebracht in Madrid, als een militaire wagen voorbijrijdt. Het gevolg is dat 6 militairen en 1 burger om het leven komen en er 36 gewonden zijn. Ook in 1993 vermoordt ETA een PNV-lid en sergeant-majoor bij de Ertzaintza, Joseba Goikoetxea.
21/06/93
Op 11 december 1995 wordt bij het voorbijrijden van een militaire wagen een bomauto tot ontploffing gebracht, waarbij 6 burgers die voor het leger werken om het leven komen.
In datzelfde jaar is er ook een aanslag op oppositieleider Aznar en worden in Mallorca 3 Etarras gearresteerd die een aanslag wilden plegen op koning Juan Carlos. In 1996 wordt de ex-rechter Francisco Tomas y Valiente vermoord en ook, de broer Fernando van de historische leider van de PSOE, Enrique Mugica Herzog. Fernando Mugica Herzog werd geliquideerd in Donostia, vlakbij het Justitiepaleis in de San Martin Kalea. In 1997 wordt het PP-gemeenteraadslid Miguel Ángel Blanco ontvoerd en vermoord. De weerklank hiervan kent geen grenzen en ETA leidt hierdoor gevoelig gezichtsverlies. ETA kon tot de moord op het PP-gemeenteraadslid Miguel Ángel Blanco nog altijd rekenen op steun. Tijdens de dictatuur was die steun in heel Europa zelfs overweldigend. Men sprak over een bevrijdingsbeweging, over een onafhankelijkheidsbeweging. Maar ETA is veranderd en de steun is weggevallen. Diegenen die vroeger over bevrijdingsbeweging spraken, hebben het nu over een terroristische organisatie. Bredero had gelijk: "Het kan verkeren".
Hoofdstuk 1 1958-1960 Als Franco niet had bestaan, was er nooit sprake geweest van ETA. Voor het merendeel van de burgers van Euskal Herria is het nooit anders geweest, hebben ze nooit anders geweten. Misschien de oudsten onder hen herinneren zich nog de eerste keer dat ze het drieletterwoord ETA op de muren zagen verschijnen. Deze periode herinneren ze zich als een obscure periode, op het einde van de jaren 50, midden in een sinistere dictatuur. Het begon met het haastig schilderen van het drieletterwoord op een muur, door een jonge militant, die de schrik om een kogel in zijn rug te krijgen of om gearresteerd te worden, combineerde met de sensatie dat hij iets radicaals aan het doen was, dat wellicht gevolgen zou hebben voor de toekomst van zijn land. 1. Wat voorafging Gedurende het cursusjaar 1951-1952 verenigden zich een paar studenten uit Bilbao, met een nationalistisch gedachtegoed als achtergrond, zich in de groep EKIN (actie), met als doel politieke studie en vorming. Deze jongeren maakten toen nog deel uit van de politieke partij PNV. Wekelijks kwamen een 12-tal jongeren samen om te debatteren over literatuur, filosofie, geschiedenis, politiek, economie en cultuur. Die initiële groep bestond onder andere uit: Iñaki Gainzarian, José María Benito del Valle, Alfonso Irigoyen, Gurutz Ansola, Manu Agirre en Madariaga, bijna allemaal studerend aan de Jezuïetenuniversiteit van Deusto (Bizkaia) of aan de Escuela de Ingenieros, de ingenieursschool. Tijdens het volgende cursusjaar kregen zij navolging van een tweede groep, nu in Donostia-San Sebastián. Tot die groep behoorden: Rafa Albisu, Iñaki Larramendi en José Luis Álvarez Enparantza, Txillardegi. Een deel van die jongeren was vroeger al militant in Abertzale organisaties, hoofdzakelijk nationalistische studentenbewegingen, en waren al een paar maal gearresteerd. Zij hadden dus al slechte ervaringen achter de rug en stuurden aan op veiligheid en discretie. De naam van de groep komt voor uit het interne bulletin, EKIN (actie) waarin ze de hoofdpunten van hun bijeenkomsten publiceerden.
Boven: Madariaga Onder: Txillardegi
2. 1958 In december 1958, tijdens een bijeenkomst in Deba, werd onder het voorzitterschap van EGI-EKIN beslist om een nieuwe organisatie op te richten. De nieuwe politieke beweging wilde een weg inslaan die het historische nationalisme oversteeg, en wilde dat doen via een diepgaande herziening van de bestaande concepten.
Het concept ras, dat de kern van de Baskische identiteit was, werd vervangen door taal en cultuur. Het concept religie werd gescheiden van de politiek door middel van het deconfessionalisering. En bij het concept sociaal vertrokken zij vanuit de meest linkse posities van het nationalisme. Bovendien had de nieuwe beweging de roeping om op een actieve manier de rechten van het Baskische volk te verdedigen. Zij wilden zich afkeren tegen diegenen die hun rechten negeerden. Alle noodzakelijke middelen waren daarvoor toegelaten. 3. 1959 In januari 1959 werkte de nieuwe politieke beweging een intern communiqué uit waarin voor de eerste maal het nieuwe drieletterwoord verscheen: Euskadi Ta Askatasuna-ETA. Nochtans zal de nieuwe politieke beweging gedurende maanden de naam ETA niet verspreiden, om hun activiteiten niet bloot te stellen aan de heersende brutale repressie. Uit veiligheidsoverwegingen werd de naam angstvallig geheim gehouden. Op 29 maart 1959 werd Aberri Eguna gevierd. In de hoofdstad Donostia en de dorpen van Gipuzkoa verschenen ontelbare muurschilderingen met De Baskische Lauburu en de leuze “Gora Euskadi” (Lang leve Euskadi). In juli 1959 stuurde de organisatie een brief naar Lehendakari Agirre (PNV) om hem over hun bestaan in te lichten en om een minimum marge aan autonomie te verkrijgen, wat door de bestuursorganen van de PNV geweigerd werd Deze boodschap en de poging van sommigen om de geboorte van ETA te koppelen aan het religieuze feest van de Heilige Sint Ignatius (29 juli), heeft gedurende lange tijd de indruk gewekt dat ETA ontstaan is op die datum. ETA zelf heeft ook tot die vergissing bijgedragen. Toen de brief aan de Lehendakari was uitgelekt en het drieletterwoord publiek werd, heeft ETA 31 juli 1959 aangegrepen om hun oprichting dateren van december 1958 te officialiseren. Om de ontevredenheid tegenover de PNV symbolisch te onderstrepen, kozen de oprichters van ETA als dies natalis de datum 31 juli 1959 (de eigenlijke oprichting van ETA gebeurde echter in december 1958), de 64ste verjaardag van de stichting van de PNV. Dit gebeurde allemaal op het hoogtepunt van Franco’s macht. In 1959 werd de Directorio Revolucionario Ibérico de Liberación (DRIL), een gewapende revolutionaire bevrijdingsbeweging opgericht, bestaande uit Spaanse en Portugese ballingen die de dictaturen van Franco en Salazar wilden bekampen. Pas in februari 1960 werden de eerste gewapende acties uitgevoerd. 4. 1960 In februari 1960 ageerde de DRIL met de eerste aanslagen tegen het Casa de la Villa
(stadhuis) en tegen de lokalen van de Movimiento Nacional te Madrid. Hierbij kwam een militant van DRIL, José Ramón Pérez Jurado, om het leven. De politie arresteerde de anarchist Antonio Abad Donoso en beschuldigde hem van lidmaatschap van DRIL. Op 8 maart 1960 werd Abad terechtgesteld. De terechtstelling kende niet alleen nationaal, maar ook internationaal een grote weerklank, met als gevolg nog meer afkeer voor het regime van Franco, nog meer opstootjes en nog meer rellen. De agitatie die de breuk tussen PNV en EKIN-ETA had teweegbracht, veroorzaakte een enorme toeloop richting de nieuwe beweging ETA. Dit deed de veiligheidstroepen steigeren. In Bilbao werden José Ramón en Javier Luzarraga, Juan José Lekube, Julen Madariaga, José Manuel Agirre, Sabin Uribe en de broers Robles-Arangiz opgepakt. Later volgden nog de arrestaties van Jon Bidaurrazaga, José Antonio Etxebarrieta, Begoña Esparza en Iñaki Depardieu. Op 22 maart 1960 overleed José Antonio Aguirre y Lekube in Parijs. Hij was president van de Baskische regering gedurende de Spaanse burgeroorlog van oktober 1936 tot juni 1937, en nadien Lehendakari in ballingschap van 1942 tot zijn dood in 1960. Vijf dagen later, op 27 maart 1960 werd zijn lijk overgebracht naar Donibane Lohizune (Saint-Jean-de-Luz), waar het opgebaard werd in het huis van Telesforo Monzón. Het nationalisme had een serieuze klap gekregen. Zelfs ETA noemde hem "Gure Lehendakari maitia" (Onze geliefde president). Gelijktijdig met de overbrenging van de stoffelijke resten naar Iparralde (Frans-Baskenland) verscheen op de Monte Urgell een enorme Ikurriña, met een zwart lint. Overal werden talloze missen opgedragen als nagedachtenis, overal braken onlusten uit en bij de uitvaartplechtigheid in Donostia woonden meer dan 8000 mensen de plechtigheid bij. De alomtegenwoordige Franquistische politie arresteerde 14 personen. Op 28 maart 1960 legde José María de Leizaola de eed van nieuwe Lehendakari (president) af voor de lijkkist van Aguirre. Op 28 mei 1960 zijn wij getuige van het feit dat 339 Baskische priesters uit de 4 diocesen gelijktijdig een brief overhandigen aan de bisschoppen. Het document is een protest tegen de schending van de rechten van de mens door het Franco-regime. Het document werd ook gestuurd naar alle bisschoppen in Spanje, naar de Pauselijke Nuntius en de tekst werd gekopieerd en clandestien verspreid onder de Baskische bevolking. Op 27 juni 1960 exploderen 6 bommen in stations te San Sebastián (2 plaatsen), Bilbao, Barcelona, Madrid en op de posttrein MadridBarcelona. Aan de stations Norte en Amara te Donostia vielen 6 gewonden en een meisje van 22 maanden, María Begoña Urroz Ibarrola overleed aan de verwondingen. Tot op vandaag worden die aanslagen valselijk toegeschreven aan ETA. Op 20 september 1960 wordt, als gevolg van de zoveelste razzia, de arrestatie van de Etarras Juan José Etxabe en Jon Ozaeta "Gautxo" bekendgemaakt. Zij werden
gearresteerd, omdat zij leuzen op een muur schilderden naar aanleiding van de “Regatas de Traineras” die ’s anderendaags zouden plaatsvinden in aanwezigheid van Franco zelf.
Regatas de Traineras
Op 23 september 1960 wordt de “Ley contra Bandidaje y Terrorismo” afgekondigd, een Franquistische antiterrorismewet zonder enige garantie op de rechten van de verdediging. Op 1 december 1960 werden de 339 priesters die het aandurfden protest aan te tekenen, gesanctioneerd en er werd hen verboden te prediken buiten hun eigen parochie en hun identiteitskaarten werden afgenomen.
Hoofdstuk 2 1961-1963 5. 1961 27 maart 1961 In Bolueta wordt een wagen met 3 personen onder vuur genomen door de Guardia Civil. De inzittenden zijn Javier Batarrita Elexpuru, don José Antonio Martín-Bellesteros y Martinéz en don Fernando Lariscoitia Minenza. De chauffeur had de gebaren om te stoppen voor een controle verkeerd begrepen. Pas twee dagen later werd de tragische vergissing bekendgemaakt, o.a. in de krant ABC, editie Sevilla, op pagina 47. Javier Batarrita Elexpuru overleed aan de gevolgen van 2 schotwonden in het ziekenhuis. Inspecteurs van de Cuerpo Superior de Policía en de Guardia Civil waren overtuigd dat zij hun opdracht vervuld hadden, want zij dachten dat zij een van de oprichters van ETA, Julen Madariaga, hadden geliquideerd. De 3 personen hadden geen enkele uitstaans met ETA. De eerste authentieke militaire acties van ETA begonnen in 1961 met twee bomaanslagen. Op 18 juli 1961, op de 25ste verjaardag van de Alzamiento, werden in Donostia Spaanse vlaggen in brand gestoken (aan de Biblioteca de la Diputación, aan het hotel ‘Londres en in de Calle Prim op nog geen 100m van de Guardia Municipal) en werd geprobeerd een special ingelegde trein te laten ontsporen met Falangisten die de verjaardag van de staatsgreep van 1936 wilden vieren in Donostia. De aanslag greep plaats een paar 100m voorbij de tunnel van Aieta. De poging mislukte. Meer dan honderd militanten en sympathisanten werden opgepakt, hoofdzakelijk in Donostia, Bilbo, Gasteiz en Eibar, of moesten onderduiken en later naar Iparralde vluchten. Wie, zelfs zonder bewijslast gearresteerd werd, kreeg gevangenisstraffen tot 20 jaar opsluiting na eerst meedogenloos te zijn gefolterd. Hoewel het grote aantal arrestaties als een gevoelige tik ervaren werd, was het te weinig om een snel groeiende ETA een halt toe te roepen. Op 31 juli 1961 staken de eerste vrijwillige ballingen van ETA de grens over op weg naar Iparralde, gebruik makend van een geldend paspoort: David López Dorronsoro, Patxi Iturrioz en Eneko Irigarai. Later volgde nog Jon Ozaeta, de eerste Etarra die clandestien de grens overstak. Tot in augustus bleven de arrestaties voortduren, de maand waarin Rafa Albisu gearresteerd werd. De arrestaties sinds 19 juli 1961 waren al opgelopen tot meer dan 110 in Bizkaia en meer dan 60 in Gipuzkoa. In dezelfde maand werden ook de eerste getuigenissen opgetekend van brutale folteringen: een jongere uit Arrasate hield gebroken
ribben over aan de ondervragingen en het gerucht deed de ronde dat Felix Arrieta omgekomen was in de kelders van de Guardia Civil. Ook Imanol Laspiur, Juan José Etxabe en Julen Madariaga deden hun beklag over de beestachtige manier waarop ze mishandeld werden. Op 21 september 1961 slaagden twee medeoprichters van ETA uit de zone Bizkaia, José Manuel Agirre en José Mari Benito del Valle over de grens te ontkomen naar Iparralde. Op 9 oktober 1961 slaagde Manuel Irujo een brief te publiceren in “The Guardian” waarin hij protesteert tegen de brutale folteringen en die vergelijkt met Gestapo-praktijken. 6. 1962 In mei 1962 werd de "1ste Assemblee" van ETA gehouden in het Benedictijnenklooster van Belloc te Urt (Lapurdi-Labourd, Frankrijk). Veertien afgevaardigden (waaronder geen enkele vrouw) van de organisatie kwamen samen om te debatteren. Op strategisch vlak werden de grote objectieven vastgelegd: • •
De Liberación Nacional (nationale bevrijding): de onafhankelijkheid van een één gemaakte en euskaldun Baskenland (euskaldun betekent Baskischsprekend). De Liberacion Social (sociale bevrijding): er werd voor sociaaldemocratie geopteerd en niet voor kortweg socialisme.
Op organisatorisch vlak werd de “Asamblea” of “Biltzar Nagusia” als hoogste orgaan binnenin de organisatie erkend. Tijdens de periodes tussen de congressen, de Asambleas, zal de directie toevertrouwd worden aan het “Aginte Batzordea” of uitvoerende comité. De militanten moeten een kleine bijdrage afstaan aan de organisatie. Als officiële publicatie wordt “Zutik” (voor extern gebruik) en “Kemen” (voor intern gebruik) vooropgesteld. “Zutik” betekent “rechtop, sta recht”. “Kemen” betekent “kracht, sterkte”. Op ideologisch vlak publiceerde ETA een document, genaamd “Principios”, dat nauwelijks een paar pagina’s bevatte. Het document had als doel de organisatie aan de buitenwereld voor te stellen. Hoewel de organisatie als bijna 4 jaar bestond, was ze nog altijd relatief onbekend in de meer gepolitiseerde milieus. Op 4 mei 1962 wordt voor een periode van 3 maanden de uitzonderingstoestand (Estado de Excepción) in Bizkaia, Gipuzkoa en Asturië afgekondigd. De Spaanse regering hoopt hiermee de voortdurende onlusten de kop te kunnen indrukken. Op 19 augustus 1962 explodeert een bom in de omgeving van het Palacio de Aiete te Donostia, samenvallend met de zomerse vakantie van Franco in dit paleis. Deze spraakmakende gebeurtenis wordt pas op het eind van de maand bekend gemaakt, op 26 augustus 1962.
7. 1963
In maart 1963 werd de "2 de Assemblee" van ETA in Capbreton (gelegen in de Landes, dichtbij Bayonne) gehouden. De assemblee werd bijgewoond door 17 militanten, waaronder 2 vrouwen. Er was ook een delegatie van Enbata uitgenodigd, een Abertzale organisatie uit Frans-Baskenland (Iparralde) die een bevoorrechte relatie had met ETA. Er werd overeengekomen, gezien de hachelijke toestand in Spaans-Baskenland (brutale repressie en aanhoudingen) om de militanten die in Hegoalde werkten een dubbele stem te geven. Het nieuw verkozen uitvoerend comité werd samengesteld uit de verantwoordelijken van 6 herrialdes (territoria), 4 Spaanse en (3) Franse provincies, maar gemakshalve worden beide Navarra’s, aan beide zijden van de staatsgrens, als één Nafarroa beschouwd. Dit comité werd aangevuld met de verantwoordelijke van de militaire sector en met 2 militante vluchtelingen. Op 29 maart 1963 worden 10 Guardia Civiles vrijgesproken die betrokken waren bij de schietpartij te meer dan zestig leuzen ten gunste van ETA. In Iparralde roept Enbata op om te verzamelen in Itxassou, waar voor een massa van een paar duizend manifestanten de “Carta de Itxassou” (zie foto hiernaast) voorgelezen werd. Een document dat het recht op soevereiniteit voor het verenigde Baskische volk opeiste. Op 23 juli 1963 steekt ETA in Sestao een kamp in brand van het “Frente de Juventudes”. Het “Frente de Juventudes” is een verzameling van diverse Spaanse organisaties, opgericht door het Francoregime om jongeren te rekruteren en te trainen volgens de principes van het fascistische Movimiento Nacional. Het kamp diende om er diverse plechtigheden van de fascistische Falange te laten doorgaan.
Op 2 november 1963 wordt per decreet de uitzonderingsrechtbank “Juzgado y Tribunal de Orden Publico” opgericht. Het Tribunal de Orden Publico, beter gekend als TOP, was een speciale juridische instantie met als opdracht de repressie van de handelingen die onder het Francoregime bestempeld werden als “politieke misdrijven”. Een vaag begrip waarmee men alle kanten op kon: wie niet met ons is, is tegen ons en dus…Voordien werden deze misdrijven berecht voor militaire rechtbanken. Deze uitzonderingsrechtbank bleef in werking tot 4 januari 1977, toen de naam veranderde in Audiencia Nacional. Alleen de naam veranderde, de inhoud bleef dezelfde: een uitzonderingsrechtbank. Tijdens de 14 jaar van het bestaan van de TOP werden duizenden burgers berecht en veroordeeld. Heel beroemd was het megaproces 1001/72 waarbij de volledige leiding van de vakbond werd veroordeeld (o.a. Marcelino Camacho die 20 jaar kreeg).
Magistraten van het eertijdse TOP-Tribunal de Orden Público, nu Audiencia Nacional
Hoofdstuk 3 1964-1966 8. 1964 Op 9 januari 1964 saboteert ETA een zender van de Spaanse TVE, die geplaatst was op de Monte Sollube in Bizkaia.
Op 16 februari 1964 pleegt ETA een aanslag met een bom van kleine potentie op de gebouwen van de Burgerlijke Gouverneur te Iruñea. Andere bommen exploderen in de lokalen van de kranten “La Voz de España”, “Unidad” en “Hoja de Lunes”, allemaal in Donostia. Zij vervolledigen hun actie met een sabotage van de telefoonlijn op Alto de Aia, waardoor de communicatie tussen Donostia en Bilbo onmogelijk wordt. Gelijktijdig verschijnen ontelbare muurschilderingen ten gunste van ETA in de lokaliteiten Erandio, Asua, Loiu en Asteasu.
In maart 1964 besloot ETA een nieuwe Assemblee samen te roepen. De "3 de Assemblee" (het eerste deel) was voorzien ergens in de vallei van Erronkari (Navarra), maar de ontelbare aanwezigheid van politie en Guardia Civil ter plaatse en in de verre omstreken, noopten ETA er tot het opdoeken van de Assemblee en het tweede deel verder te zetten op later tijdstip. Diezelfde maand schrijven gevangen ETA-militanten vanuit de gevangenis van Larrinaga de Carta Abierta a los Intelectuales Vascos: “Schud jezelf wakker uit je lethargie die al veel te lang duurde. Ontwaakt! Jullie hebben het recht niet blind, doof of neutraal te blijven ten aanzien van de beroering (politiek, religieus, esthetisch, sociaal, cultureel, kortom existentieel) die ons volk door elkaar schudt in de strijd voor totale vrijheid, in de strijd om terug onszelf te zijn”. Op 29 maart 1964, aan de vooravond van Aberri Eguna die in Gernika zal gevierd worden, worden op de toppen van de bergen van Bizkaia ontelbare vuren aangestoken. Er is sprake dat 35.000 tot 40.000 nationalisten die dit spektakel in alle stilte aanschouwden. De dag van de viering werd een mis opgedragen in het heiligdom van de Basken, het Santuario de Arantzazu, iets buiten Oñati. Nog op 29 maart 1964 haalt het ETA-orgaan “Zutik” zwaar uit naar de PNV, die ETA communisten en avonturiers noemde: "De leiding van de PNV zat, veilig voor repressie en foltering, in Parijs virtueel te regeren over niemand". In april 1964 gaat dan het tweede deel van de 3 de Assemblee in Baiona van start. Het voornaamste besluit dat hier genomen werd, was de gewapende revolutionaire strijd toe te passen (aplicaciόn de la guerra revolucionario) als beste middel om het politieke doel te bereiken, de omverwerping van het dictatoriale regime. Op 29 juli 1964 zorgt ETA weer voor een stunt, nu in Argentinië. Een helikopter met een
grote Ikurriña cirkel boven de Spaanse ambassade en strooit pamfletten van ETA, hangende aan kleine valschermen, naar beneden. Op 26 oktober 1964 ondertekent de Franse minister van Binnenlandse Zaken, Frey, een uitwijzingsbevel voor de gevluchte nationalisten Julen Madariaga, José Mari Benito del Valle, José Luis Alvarez Enparantza “Txillardegi” en Eneko Irigarai. Op 31 oktober 1964 plaatst ETA 7 ladingen dynamiet aan de ontvangstmast van de Spaanse TVE, die geïnstalleerd stond op de Monte Ulia in Donostia. Verscheidene ladingen explodeerden en onderbraken gedurende een volle dag de uitzendingen. 9. 1965 Op 7 januari 1965 worden Julen Madariaga, Eneko Irigarai, José Mari Benito del Valle en José Luis Alvarez Enparantza “Txillardegi” berecht voor een tribunaal te Baiona. De eerste twee worden veroordeeld tot 5 jaar verbanning en 6 maanden celstraf. Het motief voor de veroordeling was een klacht de PNV-leider en machtig ondernemer Ramón de la Sota die hen beschuldigd had van afpersing. Tot nu toe kon ETA terugvallen op kleine geldelijke bijdragen van welgestelde sympathisanten en van een paar grotere geldschieters. Een van de grootste was Ramón de la Sota, een belangrijke en welvarende industrieel uit Iparralde (Frans-Baskenland), gelieerd aan de PNV. ETA had een plan uitgewerkt om geld in te zamelen. Bedrijfsleiders werden aangeschreven om “revolutionaire belastingen” te betalen, met als argument dat zij, of zij dat graag hadden of niet, ook aan Spanje belastingen moesten betalen. De redenering verder zettend, konden zij dan ook belastingen aan de verdedigers van het Baskische volk betalen, of zij dat graag hadden of niet. Toen De la Sota zijn bijdragen onderbrak, kreeg hij een brief van ETA. In plaats van op de eis in te gaan, haastte hij zich naar de Gendarmerie om alles te vertellen wat hij over de organisatie wist. Op 15 januari 1965 beslist de politieke beweging “Iratxe” de fusie met ETA. Iratxe was een politieke beweging gelijkaardig aan ETA, maar die de acties specifiek op Navarra richtte. In juni 1965 werd de 4de Assemblee van ETA samengeroepen. Terwijl de vorige Assemblees in Iparralde gehouden werden, onder impuls van de bannelingen en als gevolg van de grote verliezen bij de harde repressie, en als gevolg van de uitwijzing uit Frankrijk van die bannelingen, zal de volgende in Hegoalde doorgaan. De motor van het verzet lag nu immers in Spaans-Baskenland (Hegoalde). De eerste samenkomst was gepland op 6 juni 1965 te Loiola, maar op het moment dat een groot deel van de deelnemers al samen getroept was, liep het bericht binnen van een incident. Een groep militanten had geprobeerd clandestien de muga, de grens, over te steken, maar het kwam tot een treffen met de Guardia Civil. Ondanks een grote klopjacht kon iedereen ontsnappen, maar een jongen uit Donostia, totaal vreemd aan de feiten, werd neergeschoten. De deelnemers die al ter plaatse waren, hadden vlug door dat het de delegatie uit Iparralde betrof die op weg was naar de assemblee, en schortten alle werkzaamheden op. Het vervolg van de "4de Assemblee" werd in juli 1965 gehouden dicht bij het Sanctuarium "Nuestra Señora de Arantzazu" (Gipuzkoa), in een grote berghut te Urbia. Begin juli 1965 zaten 20 militanten samen in een assemblee die de meest gedegen zou worden van alle assemblees, en waarin een groot aantal resoluties aangenomen werden op verscheidene vlakken. Maar het grote thema van deze assemblee was van tactische
aard dat voorgesteld werd in een nieuwe studie: “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria” (Theoretische basissen van een revolutionaire oorlog). De centrale idee van deze studie is wat de geschiedenis is ingegaan als de spiraal “actie-repressie-actie”.
”Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria” “Wij noemen Guerra Revolucionaria, het politiek-militaire proces dat als einddoel de zelfbeschikking van het Baskische volk heeft. Aan het huidige, heersende kwalitatieve mechanisme voegen wij het mechanisme toe van Actie – Repressie, op repetitieve basis, als een stijgende spiraal.” Er moeten 3 etappen doorlopen worden: • •
•
Het eerste objectief is het bestaan van de revolutionaire organisatie bekend maken. Het tweede objectief is noodzakelijke voorwaarden creëren om over te gaan tot acties waarbij bloed kan vloeien. Het derde objectief is die middelen aanwenden, ook gewelddadige, om de revolutionaire spiraal uit te breiden.
Er worden 4 objectieven vooropgesteld: • •
• •
Er moet een structuur komen die het hoofd kan bieden aan de gewelddadige repressie. Er moeten groepen getraind worden die kunnen zorg dragen voor een onberispelijke uitvoering van acties op alle niveaus. Er moet aan de massa duidelijk gemaakt worden wat ETA is, en wat het niet is (ETA is niet tegen alles). Er moeten grote propagandamiddelen op het getouw gezet worden.
De repressieve toestand waarvan Euskal Herria het voornaamste slachtoffer was, gaf de nodige impulsen om te reageren volgens de studie: “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”. Er moest dus geld op de plank komen. De “comisión de atracos” (de commissie die bankovervallen moest voorbereiden) had een eerste plan uitgewerkt, en op 24 september 1965 werd dichtbij Bergara (Gipuzkoa)? een bankloper van de ‘Banco de San Sebastián’ overvallen. De overval was een succes met een buit van 450.000 peseta’s. Twee dagen later werd José Luis Zalbide slachtoffer van een verkeersongeval en geïdentificeerd als één van de vermoedelijke overvallers en gearresteerd. Zalbide was op dat ogenblik één de meest invloedrijke figuren in ETA, lid van het uitvoerende comité, en auteur van zowel “Carta a los intelectuales”, als “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”. Het was een zware klap voor de organisatie, veel leden moesten op de vlucht en het nieuwe uitvoerende comité werd hierdoor gevoelig verzwakt. 1966
Op 14 februari 1966 spreken tal van priesters van diverse Baskische kerken van op de preekstoel zich uit ten gunste van de politieke gevangenen en tegen de stelselmatige folteringen. Op 10 april 1966 werd Aberri Eguna voor een eerste maal afzonderlijk gevierd: PNV verzamelde te Gasteiz, terwijl ETA verzamelen geblazen had te Irún-Hendaia. Zowel de Spaanse als de Franse politie verhinderden de toegangswegen tot Irún, die het uitzicht bood van een militaire bezette stad. Incidenten lieten niet op zich wachten en het ergste voorval deed zich voor ter hoogte van Peñas de Aya: de Guardia Civil opende het vuur met machinegeweren en er vielen verscheidene gewonden. Op Paasdag 1963 en 1966, bij de viering van Aberri Eguna (Dag van het Vaderland) werd in Pamplona van op een balkon met de hulp van een minivalscherm een enorme Ikurriña "gelanceerd". Toen er steeds meer arrestaties volgden en de repressie grimmiger werd, verbond ETA de vlaggen steeds vaker aan wat dynamiet en dat werd menig Guardia Civil fataal. Op 1 mei 1966 realiseerde een commando van de onafhankelijke groep “Los Cabras”, die zich van ETA hadden afgescheurd, een bezetting van een paar uur van het dorpje Garai, dichtbij Durango. In volle Francoperiode, kwam om 7 uur ’s morgens een groepje van 10 militairen, 9 mannen en een vrouw, het dorpje Garai, in de buurt van Durango binnen gemarcheerd. In plaats van de Spaanse insignes droegen ze een Ikurriña op hun uniform. Hun eerste daad was het doorsnijden van de telefoonlijn. Daarop klommen er enkelen naar de top van de kerktoren en brachten er een Baskische vlag aan. Tijdens de ochtendmis brachten ze een muurschildering aan op het fronton en na de mis deelden ze pamfletten uit aan de gelovigen. Daarna verwijderden ze zich uit het dorp. Om 1 uur ’s middags verscheen de Guardia Civil. Enkele uren te laat... De “Cabras” haalden door deze uiterst merkwaardige militaire actie “de pers”. Op 30 november 1996 breekt een staking los door de arbeiders van “Laminaciones de Bandas” in Frío de Etxebarri. Zij krijgen de steun van ETA en de staking zal duren tot 15 mei 1967. Van 7 tot 11 december werd het eerste deel gehouden van de 5de Assemblee onder verscheurende meningsverschillen, die uiteindelijk zouden leiden naar de eerste grote scheuring binnen ETA. De groep rondom Patxi Iturrioz, die uitgesloten werd, verliet de organisatie, maar wilde het drieletterwoord niet prijsgeven. Omwille van de koersverandering noemden zij zich ETABerri (ETA nieuw), en de achtergebleven en loyale meerderheidsfractie noemden zii ETA-Zarra (van zaharra of oud) of ETA-Bai (ETA, ja). Meer hierover hier.
Hoofdstuk 4 1967 Op 31 januari 1967 moeten volgende personen voor de TOP verschijnen: Mikel Etxebarria Iztueta, Juan Bautista Otaegi Iturriza, Antton Lopez Enriquez, José Mari Eskubi Larraz, Roberto Aroyen Elizagoyen en Luis M. Tapia Garmendia. Zij worden beschuldigd van “Baskische separatistische activiteiten”. Er wordt 15 jaar tegen elk van hen geëist. (Op 2 maart 1940 werd de TOP-Tribunal de Orden Público gecreëerd, een repressie-rechtbank, en de voorloper van de Audiencia Nacional.) Op 1 maart 1967 laat ETA een bom exploderen aan de zendmast te Olarizu, dichtbij Gasteiz-Vitoria, terwijl de voetbalmatch Real Madrid-Inter Milaan wordt uitgezonden. Op 7 maart 1967 wordt het monument voor de gevallenen (Monumento a los Caídos) te Arrasate vernield, en er verschijnen leuzen ten gunste van ETA. Dat monument was een aandenken aan de gesneuvelden van één zijde (de Franco-zijde). Op 9 maart 1967 steken leden van ETA de auto van Juan Astogarraga, een vertrouweling van de politie, in brand.
Tijdens die tweede fase van de 5de Assemblee die gehouden werd tussen 21 en 26 maart 1967 in het huis "Casa de Ejercicios Espirituales" te Getaria (Gipuzkoa), werd het voorzitterschap opnieuw toevertrouwd aan Txabi Etxebarrieta, die een ongekende bekwaamheid ten toon spreidde om de diverse meningen te kristalliseren in één geheel.
Op 9 april 1967 wordt het monument voor de gevallenen (Monumento a los Caídos) te Arrasate opnieuw vernield. Het was pas gerestaureerd na de aanslag van 7 maart. ETA liet een nota achter: “De actie zal herhaald worden iedere keer dat het monument hersteld wordt en zolang het volk dit vraagt.” Op 14 april 1967 sturen een paar historische leiders van ETA een brief aan de “Organisatie”. Zij melden dat zij uit de organisatie stappen: “Ons verblijf in de ‘Movimiento’ heeft geen zin meer en leidt alleen tot dubbelzinnigheid en verwarring”. Het betreft: Manu Agirre, Txillardegi, José Mari Benito del Valle en Xabier Imaz. Op 22 april 1967 wordt de uitzonderingstoestand in Bizkaia afgekondigd voor een periode van 3 maanden. Alleen al de eerste avond werden 150 anti-Franquistische militanten gearresteerd. De uitzonderingstoestand had voor de fascisten van Franco het voordeel dat ze arrestanten al die tijd konden vasthouden en folteren. Dezelfde dag overvalt een ETA-commando de Banco Guipuzcoano de Villabona en maakt 10.060.000 peseta’s buit. Op 30 april 1967 steken ETA-militanten verscheidene jeeps van de Policía Armada (gewapende politie) in brand te Bilbao.
Naar aanleiding van 1 mei 1967 zijn er manifestaties in Donostia, Bilbao, Ordizia, Eibar, Iruñea en Gasteiz. Op de vooravond had de politie al 300 personen opgepakt op het hele Baskische grondgebied, maar vooral in Bizkaia. In Bilbao was het als gevolg van een overrompeling van ordestrijdkrachten onmogelijk om een manifestatie te houden. Iedere poging werd uiteengeslagen. In Donostia chargeerden de FSE-Fuerzas de Seguridad del Estado tegen 10.000 manifestanten. Miguel Salazar Kerejeta, een inwoner uit Pasaia, werd zwaar gewond door een vuurwapen. Een groep manifestanten vluchtte de kathedraal Santa Maria binnen die onmiddellijk omsingeld werd. Met toestemming van de toenmalige bisschop drongen de ordehandhavers de kerk binnen en arresteerden 41 personen.
Op 21 september 1967 wordt admiraal Luis Carrero Blanco aangesteld als vicepresident van de Spaanse regering, in opvolging van generaal Agustín Muñoz Grandes, die in juli aftrad.
Op 29 september verbiedt de burgerlijke gouverneur van Gipuzkoa de traditionele bijeenkomst in de velden van Urbia nabij Oñate, omwille van het separatistische karakter dat de bijeenkomst zou hebben. Op 1 oktober 1967 roept ETA op om de bijeenkomst te Urbia toch bij te wonen. De dag staat in het teken van “Batasun Eguna”, de dag van de eenheid. De Guardia Civil had alle toegangswegen versperd en arresteerde iedereen die zij verdacht vonden. Toen het doordrong dat de bijeenkomst onmogelijk werd gemaakt, trokken een 600-tal personen naar Igarondo waar ze ook in de val liepen en een conto nalieten van 120 arrestanten. Op 7 oktober 1967 vernielt een bom het Monumento a los Caídos, nu in Zumaia, en op 21 oktober 1967 wordt de Banco Guipuzcoano de Villabona opnieuw overvallen. Op 7 november 1967 wordt in Derio de ETA-militant Jesús Mari Bilbao Barrena, afkomstig uit Muxika, door de Guardia Civil gearresteerd na een vuurgevecht. Volgens politiebronnen wist zijn metgezel Txabi Etxebarrieta te ontsnappen. Op 19 december 1967 explodeert een bom bij de delegatie van het Frente de Juventudes (de jongeren van Franco’s Movimiento Nacional) en het Sindicato Vertical (de enige wettelijk toegelaten vakbond, onder de controle van Franco’s Movimiento Nacional) te Eibar.
Hoofdstuk 5 1968 Op 15 januari 1968 wordt in Parijs een pressiegroep opgericht om de vrijlating te eisen van de Baskische schilder Agustín Ibarrola die te Basauri een gevangenisstraf van 12 jaar uitzit wegens zijn communistische ideeën. De groep wordt geleid door 33 artiesten en intellectuelen, waaronder Pablo Picasso. Afbeeldingen van Agustín Ibarrola met meesterwerken
Op 13 maart 1968 explodeert een bom aan de installaties van de Franquistische krant “El Correo Español”, en 3 dagen later wordt een molotovcocktail gegooid naar de Casa Sindical te Bilbao (het vakbondshuis van de Franquistische vakbond). Op 28 maart 1968 start ETA een boycotcampagne tegen dezelfde krant laat in Eibar één van de distributiewagens de lucht invliegen. Samenvallend met Aberri Eguna op 14 april 1968 exploderen 3 bommen: te Getxo aan het Franquistische monument ter ere van de “Gevallenen”, te Luxua aan de kazerne van de Guardia Civil en te Sestoa aan het gemeentehuis. Aberri Eguna dat gevierd werd te Donostia had ondanks de repressie 8 à 10.000 manifestanten op de been gebracht. Een groot aantal als men weet dat de stad van in de vroege uurtjes als omsingeld was door de Guardia Civil en de Policía Armada (gewapende politie). Bars en taveernes werden gedwongen de deuren te sluiten en ongeveer 200 manifestanten werden gearresteerd. Op 21 maart 1968 ontploft een bom aan de Casa Sindical te Elgoibar, terwijl op 29 april 1968 twee zwaargewonden vallen bij het manipuleren van een bom: Patxi Jaka Aranalde en José M. Ibargutxi. Zij waren van plan de bom te plaatsen aan de krant “El Correo Español” te Eibar. Beiden worden gearresteerd, samen met Luis Aizpunta. Ter gelegenheid van de viering van 1 mei grepen op diverse plaatsen in Euskadi manifestaties plaats. Maar wat die dag, en de dagen voordien, vooral markeerde, was de hevige repressie. Alleen al in Bilbao werden op de vooravond 120 arrestaties uitgevoerd. In in de rest van Bizkaia waren er opstootjes te Barakaldo, Sestoa, Basauri, Markina en Ondarroa. In Donostia bekogelden manifestanten de lokalen van de franquistische krant “La Voz de España” en verbrandden tal van exemplaren van de krant in het openbaar. De balans was 200 arrestaties. In de rest van Gipuzkoa waren er opstootjes te Eibar, Arrasate, Errenteria, Urretxu, Oñati en Zumarraga. Ook in Vitoria-Gasteiz en Pamplona waren er tientallen arrestaties. Tijdens de Ronde van Spanje (La Vuelta), georganiseerd door de krant “El Correo Español”, explodeerde op 9 mei 1968 een bom ter hoogte van km57 te Urbasa. De aanslag werd opgeëist door EGI. Op het einde van de maand, meer bepaald op 25 mei 1968, explodeerde nog een bom ditmaal een de kazerne van de Guardia Civil te Durango.
Op 7 juni 1968 vielen de eerste dodelijke slachtoffers: de Guardia Civil José Pardines Arcay en de charismatische kopman van ETA Txabi Etxebarrieta Ortiz. De metgezel van Txabi kon ontsnappen, maar werd de volgende dag gearresteerd in de sacristie van de kerk van Errezil. De hulppriester Lasa werd eveneens opgepakt. De begrafenisdienst voor Txabi in de kerk San Anton te Bilbao en in de jezuïetenkerk te Donostia, gehouden op 13 juni 1968, brachten duizenden personen op de been. De Guardia Civil chargeerde tegen de assistenten van de religieuze diensten. Tientallen personen werden gearresteerd. In Bilbao mondde het politiegeweld uit in een ware veldslag en in Donostia werden exemplaren van de krant “La Voz de España” in brand gestoken en een captatiewagen van de Spaanse Televisie werd omgegooid. Na de moord op ETA-militant Txabi op 7 juni 1968 besloot de ETA-leiding als vergelding de beruchte folteraar Melitón Manzanas te executeren. Dat gebeurde ook daadwerkelijk op 2 augustus 1968. Manzanas had zich een stevige reputatie opgebouwd door de kreten van gefolterde Basken op band op nemen en ze daarna via een radiowagen in het dorp van herkomst van het slachtoffer te laten uitzenden. Voor het eerst trok een ETAcommando erop uit met de uitdrukkelijke bedoeling een vijand fysiek te liquideren. Hiermee werd een nieuwe fase van de gewapende strijd ingeluid, die van de bewuste wraakpleging. De haat van een heel volk kristalliseerde zich in Manzanas. Het wachtwoord, voor de liquidatie van Manzanas, was: "La abuela ha muerto. Mañana funerales". (Oma is dood, morgen begrafenis). Javier Izko de la Iglesia zou de schoten gelost hebben na de woorden: "Manzanas, somos de ETA" (Manzanas, wij zijn van ETA). De aanslag op Melitón Manzanas werd de aanleiding tot het uitroepen van de noodtoestand in Gipuzkoa en Bizkaia (Rapport Martutene 1968) voor een periode van drie maanden en het vertreksein van een klopjacht op al wie er maar van verdacht werd connecties te hebben met ETA. In de maand augustus werden meer dan 600 arrestaties en tal van huiszoekingen verricht. Zelfs kerken en advocatenkantoren bleven niet gespaard. Op 12 augustus 1968 werd brand gesticht in de woning van de burgemeester van Lazkao, een notoir Falangist, die van verklikking zijn nevenbedrijf had gemaakt en op 4 november 1968 wordt de noodtoestand in Gipuzkoa met nog eens 3 maanden verlengd. Op 13 december 1968 wordt de Etarra Unai Dorronsoro Zeberio gearresteerd te Arrasate nadat hij geschoten werd in voet en long. Een metgezel kon vluchten. Unai Dorronsoro zal later terechtstaan in het beruchte Proces van Burgos. Op 30 december 1968 verspreiden 1500 intellectuelen een open brief, gepubliceerd in Franse en Britse kranten, waarin zij de Guardia Civil beschuldigen van folterpraktijken.
Hoofdstuk 6 1969 Op 20 januari 1969 boycotten de deelnemende verenigingen de traditionele Tamborrada te Donostia als protest tegen de noodtoestand. De oproep aan de bevolking om binnenshuis te blijven, werd verbluffende goed opgevolgd. Waar de stad normaal gezien had moeten bruisen van het feestgewoel, lag ze er nu verlaten bij, als een dode stad. Op 25 januari 1969 wordt de priesterarbeider Periko Solabarria te Barakaldo gearresteerd. Hij was, samen met de Jezu誰et David Armentia, de pionier van de priesterarbeid, en stond in de voorste gelederen bij stakingen. Zijn politieke activiteit bracht hem meermaals in de gevangenis van Zamora (speciaal voor priesters) en Basauri. Als gevolg van zijn arrestatie leggen arbeiders op 29 januari 1969 de hoogovens Altos Hornos tez Bizakaia plat. De spanning stijgt. Op 2 maart 1969 worden op diverse plaatsen in Euskadi lokalen bezet uit solidariteit met de gevangenen. De politie dringt de kathedraal Buen Pastor te Donostia binnen waar 200 personen verzameld waren. Negen personen werden opgepakt. Op 8 maart 1969 worden zus Felisa en broer Txomin Ziluaga uit Erandio opgepakt in hun woonst te Bilbao. In Deba is het de beurt aan Itziar Aizpura en haar man Jokin Gorostidi. Laatstgenoemde Jokin die trachtte te ontkomen, werd door de Guardia Civil verplicht uit een hoog raam te springen, waarbij hij zijn voet brak. Ook de vader en de broer van Itziar Aizpura werden opgepakt.
Itziar Aizpura en Jokin Gorostidi
De voortdurende repressie zette een 500-tal priesters er toe aan om op 15 maart 1969 via een uitgebreid document aan de Conferencia Permanente del Episcopado Espa単ol (Permanente Spaanse Bisschoppenconferentie) te protesteren tegen de arrestaties en tegen de noodtoestand. Zij eisten ook de oprichting van een Conferencia Episcopal Vasca en dringende maatregelen om de scheiding tussen Kerk en Staat te bewerkstelligen. Op 27 maart 1969 exploderen 5 springtuigen van licht kaliber, o.a. bij het gebouw van de Falange te Bermao. Nog 5 andere springtuigen konden door de politie onschadelijk worden gemaakt.
De viering van Aberri Eguna op 6 april 1969 stond in het tegen van de verdeeldheid. De PNV had opgeroepen om tot complete stilte en thuisblijven, terwijl ETA had opgeroepen om op 10 plaatsen te manifesteren. Twee leden van EGI kwamen die dag om toen een springtuig in hun wagen ontplofte. Het trieste voorval deed zich voor in de vallei van
Ultzama en de slachtoffers waren Joaquín Artajo Garro en Alberto Asurmendi Arina, beiden afkomstig uit Iruñea-Pamplona. Op 9 april 1969 weet de gekwetste Miguel Etxebarria Iztueta te ontspannen na een vuurgevecht met de Guardia Civil in de Calle Artakale te Bilbao. Hij laat een taxi stoppen en vraagt om hem uit Euskadi weg te brengen naar Iparralde (Frans-Baskenland). De taxichauffeur Fermín Monasterio Pérez wil weten wat er met de bebloede man gebeurd is, maar die weigert uitleg. De chauffeur dreigt met de politie waarop de Etarra in paniek de chauffeur neerschiet. Twee dagen later wordt het lijk gevonden in Orozko. Op 11 april 1969 worden 4 Etarras gearresteerd te Mogrovejo in de Picos de Europa: Eduardo Uriarte, de priester Jon Etxabe Garitazelaia, Jone Dorronsoro en Enrique Gesalaga die door een kogel getroffen werd. In Agurain (Alava) worden Jesús Elgea, Cesáreo Egino en nog een jongere Olalde opgepakt. Op 23 maart 1969 stelt de Spaanse ministerraad een speciale militaire rechter aan exclusief voor zaken verbonden met ETA. De viering van 1 mei 1969 vertoont de gebruikelijke opstootjes. De rellen zijn bijzonder hevig en er worden alom met molotovcocktails en stenen gegooid. Door de accumulatie van arrestaties en de daaropvolgende processen wordt op 10 mei 1969 besloten om nieuwe rechtbanken te Bilbao op te richten om de toevloed aan te kunnen. Op 15 mei 1969 wordt de 58-jarige Segundo Urteaga Unzueta neergeschoten toen hij op het punt stond de klokken van de kerk te Urabain (Alava) te luiden. De eerste versie van de Guardia Civil luidde dat de man verdacht werd sympathisant te zijn van ETA en via het luiden van klokken de ondergedoken Etarras in de stad wilde waarschuwen. Later maakte de Burgerlijke Gouverneur van Alava bekend dat het een persoon betrof met een onberispelijk gedrag en dat hij zelfs vrijwillig in de rangen van de Franco-troepen had gevochten. Een bomaanslag vernielt op 25 mei 1969 grote delen van de kazerne van de Guardia Civil te Beasain. Op 31 mei sluiten 5 priesters zich op in het Bisschoppelijke Paleis te Bilbao en beginnen een hongerstaking: Julen Kalzada Ugalde, Julian Telleria Merikaetxebarria, Xabier Amuriza Zarraondaindia, Josu Naberan Naberan en Alberto Gabikagojeaskoa Mentxaka.
Op 22 juli 1969 werd Juan Carlos door Franco aan de Cortes Españolas voorgesteld, met de titel van Rey de España, als zijn opvolger. Dit gebeurde nadat de jonge prins de eed van trouw had afgelegd aan de “Leyes Fundamentales del Reino y los principios del Movimiento Nacional”, of het Franquistische en fascistische ideeëngoed.
Andoni Arrizabalaga wordt op 27 oktober 1969 ter dood veroordeeld. Hij was een militant van ETA en werd beschuldigd van een bom geplaatst te hebben op het marktplein van Ondarroa, die grote schade aanrichtte.
Op 29 oktober 1969 ontaardt een protestmanifestatie tegen de contaminatie door fabrieken in Erandio op een bloedbad. Tweeduizend personen namen aan de manifestatie deel een de politie schoot met scherp. Jesús María Murueta Moratilla zal de dag nadien overlijden aan zijn schotwonden en Antonio Fernandéz Elorriaga, die zwaar gekwetst werd, zal het zelfde trieste lot delen op 12 november 1969 in het hospitaal.
Protestmanifestatie tegen de atmosferische contaminatie in de wijk Erandio te Bilbao
Op 11 november 1969 krijgt het voorval van 15 mei 1969 met de klokkenluider uit Urabain toch nog een staartje. De onderdirecteur van de Brigada Político-Social, Fernando Montolio Millán, moet voor de rechter verschijnen en wordt veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf voor de dood van Segundo Urteaga Unzueta. Maar geen nood, ons kent ons, en de onderdirecteur wordt al na een paar weken vrijgelaten. Op 22 november 1969 overvallen 3 gewapende en gemaskerde mannen, met machinegeweren en pistolen, de Banco de Vasconia te Elizondo. De buit bedraagt 1.200.000 peseta's.
Hoofdstuk 7 1970 In aanloop naar de viering van Aberri Eguna van 29 maart 1970 had ETA opgeroepen om te manifesteren te Eibar, Bilbao en Donostia, en had de steun toegezegd aan het initiatief van de PNV om op diverse goed geselecteerde bergtoppen ’s nacht vuren te laten branden, zodat die over een heel grote oppervlakte in Euskadi zichtbaar zouden zijn. Bij de beoordeling van de viering meldde de PNV een negatief aspect: de pamfletten die uitgedeeld werden door de Partido Comunista de Euskadi, door de vakbond ELA en door ETA. Ook de beoordeling bij ETA was negatief: het was een zwakke viering, er was alleen iets te zien op de bergtoppen. Op 26 april 1970 werd te Gernika de “Batasun Eguna”, de dag van de eenheid, samenvallend met de 33ste verjaardag van het bombardement op Gernika. De dag werd vooral gekenmerkt door de massale aanwezigheid van Franquistische ordetroepen die de stad hermetisch hadden afgesloten. De ordehandhavers sloegen ongemeen hard in op een groep personen die de controles hadden weten te omzeilen. In Zornotza, waar een duizendtal manifestanten waren verzameld die niet tot in Gernika geraakten, was het van eenzelfde laken een broek. Zij gooiden molotovcocktails naar de Guardia Civil en gooiden de ramen van diverse bankinstellingen stuk. Er werden 74 arrestaties verricht. Op 19 mei 1970 stuurt ETA een brief naar hun politieke gevangenen, de “Carta a los Makos” (Mako is het Bargoens dat ETA gebruikt om gevangenissen aan te duiden). De inhoud van de brief bestond uit informatie over het reilen en zeilen van de organisatie, en over de voorstellen die op de eerstvolgende assemblee (de 6 de) zullen besproken worden. Op 24 juni 1970 pleegt ETA een aanslag op de delegatie van het ministerie van volkshuisvesting te Bilbao. Het gebouw werd met benzine overgoten en in brand gestoken. Een paar dagen later, op 1 augustus 1970 wordt de succursale van de Banco de Crédito Navarro te Bera (Vera de Bidassoa) overvallen en wordt meer dan 1.500.000 peseta’s buit gemaakt. Hetzelfde lot ondergaat de Caja de Ahorros Municipal de Bilbao (spaarbank) te Deusto op 23 augustus 1970, terwijl op hetzelfde moment een bom explodeert aan de krant “El Pensamiento Navarro”, met enorme schade als gevolg. Op 31 augustus 1970 begon dan de 6de Assemblee. Deze assemblee werd niet door ETA erkend als hun bijeenkomst en zal pas in 1973 definitief gehouden worden. Op 18 september 1970 ging het 6 de Campeonatos Mundiales de Pelota Vasca (het wereldkampioenschap Pelota) door in het Fronton Anoeta te Donostia. Franco zou de Spelen voorzitten en er was uiteraard protest. Het meest tot de verbeelding sprekende actie werd ondernomen door Joseba Elosegi. Elosegi wilde zichzelf in brand steken en dan Franco omhelzen, om hem zo met het vuur van Gernika in contact te brengen. Hij kon echter niet bij de Spaanse dictator komen en stak zich dan maar in brand op de tribune van de eerste verdieping, waarna hij van 7 meter naar beneden sprong. Met de kreet "Gora Euskadi Askatuta", Leve Vrij Baskenland, kwam hij brandend terecht vóór de
voeten van de dictator, die hem geen blik gunde. Op 19 oktober 1970 verspreid de Baskische regering in ballingschap (Frankrijk) een document waarin de noodtoestand, de repressie en de folteringen in Euskal Herria worden aangeklaagd. Een nieuwe bankoverval grijpt plaats op 1 november 1970. Ditmaal is de Banco Guipuzcoano te Elgoibar aan de beurt. In het merendeel van de kerken van Euskadi wordt op 15 november 1970 een protestbeweging op gang getrokken tegen de krijgsraad die zal zetelen in Burgos in de komende maand december. Er worden vergaderingen belegd door Baskische priesters, de inhoud van wat op de preekstoelen zal verkondigd worden, wordt opgesteld, er wordt gemeld dat de zondagsdiensten veranderingen kunnen ondergaan, er wordt opgeroepen tot verzet in alle diocesen. Het gevolg hiervan is dat op 24 november 1970 diverse kerken in Bizkaia bezet worden als protest tegen het Proces van Burgos. De bezettingen worden in de loop van de volgende dagen alsmaar groter. Op 28 november 1970 legt de Krijgsraad van Burgos de definitieve datum vast voor het proces: 3 december 1970. Talloze manifestaties en hongerstakingen gaan van start over heel Baskenland, op bepaalde plaatsen in Spanje zelf en in heel Europa. In alle universitaire instellingen van Euskal Herria gaan studenten in hongerstaking en dagelijks zijn er talloze manifestaties. Er volgen arrestaties aan de lopende band. De universiteit van Deusto wordt gesloten en de dagen hierop volgend worden nog universiteiten gesloten. Zestien personen beginnen een hongerstaking in de lokalen van de Asociación de Amigos de la ONU te Barcelona. De spanning stijgt ten top. Op de vooravond van het proces en op de dag zelf is Baskenland totaal verlamd door een algemene staking. Exemplaren van de slaafse regimekranten “Unidad” en “La Voz de España” worden met pakken in brand gestoken. In Eibar trekt een menigte van alleen maar vrouwen in stil protest door de stad. In Hernani vuurt een drieste Guardia Civil op de menigte. Twee jongeren raken getroffen: Arredondo Ezenarro en Errazkin Izagirre. Heel Europa is broeinest van protest, en ETA geniet over heel Europa de volle steun. Vandaag is dat anders. En op 1 december 1970 slaat ETA een slag die kan tellen. De Duitse consul Eugen Beihl in Donostia wordt ontvoerd. De dag nadien maakt de Conferencia Episcopal Española (Spaanse Bisschoppenconferentie) een nota bekend waarin gevraagd wordt de beklaagden in het Peoces van Burgos genade te verlenen. Op 3 december is het dan zover. Het Proces van Burgos gaat van start. Er wordt de doodstraf gevraagd voor 6 beklaagden (voor 3 onder hen 2X de doodstraf) en een gevangenisstraf van 752 jaar. Het verloop van het proces kan gevolgd worden op de
pagina “Proces van Burgos”. Het protest blijft aanhouden en de volgende dag, 4 december 1970, wordt nog maar eens de noodtoestand over Gipuzkoa uitgeroepen met een 200-tal arrestaties als gevolg. De noodtoestand wordt op 14 december 1970 uitgebreid over het hele grondgebied. Op 4 december 1970 raken ook 2 personen getroffen door de kogels van de Guardia Civil. Het zijn de 21-jarige metaalarbeider Roberto Pérez Jauregi, die 4 dagen later op 8 december 1970 zal overlijden aan zijn verwondingen, en José Manuel Gil Uriarte.
Onder immense internationale druk wijzigde Franco op 31 december 1970 de doodstraffen in levenslang. In 1977 kwam het merendeel van de veroordeelden vrij ter gelegenheid van een algemene amnestie.
"Para seguir luchando, sólo por eso desearía salir de la cárcel. Por otra parte, para un revolucionario la propia vida no es el bien supremo". “Alleen al om verder te kunnen strijden, wil je weg uit de gevangenis. Aan de andere kant is het eigen leven van een revolutionair niet het hoogste goed” Jokin Gorostidi sprak deze woorden uit in december de 1970, gedurende het “Proces van Burgos”. *************** A Jokin Gorostidi in memoriam (Tolosa 1944 - Donostia 2006) Sabía que llegaría la muerte sin avisar, pero la muerte es semilla cuando hay un pueblo detrás C. Mejía Godoy
Ik wist dat de dood zou komen, onverwacht, maar de dood is als zaad als er een volk achter staat.
Hoofdstuk 8 1971 Op 15 januari 1971 worden in Bizkaia 15 leden van de PCE, de communistische partij, gearresteerd op beschuldiging van het aanstoken van de staking als protest tegen het proces van Burgos. Op 16 januari 1971 neemt de PNV voor de eerste maal deel aan een bijeenkomst met als voorwerp het bundelen van de krachten van de nationalisten tot een eenheidsfront. Op deze bijeenkomst waren ook ELA, ETA, EGI, Enbata, Branka en APV-Acción Patriótica Vasca aanwezig. Op 5 februari 1971 wordt de uitzonderingstoestand, die afgekondigd werd in december 1970, opgeheven, maar in Gipuzkoa wordt een artikel uit het strafrecht geschrapt waardoor het mogelijk wordt arrestanten gedurende meer dan 72 uur in hechtenis te houden. Op 10 april 1971 worden in Hendaya (Frans-Baskenland) door de Franse politie 10 Abertzales (links nationalisten) gearresteerd, omdat ze van plan waren een hongerstaking te beginnen. Op 11 mei 1971 werd Aberri Eguna gevierd. Er werd een gezamenlijke oproep gelanceerd door ELA, ETA, EGI, Enbata, Branka en APV-Acción Patriótica Vasca om te manifesteren in Bilbao, Donibane Lohizune (Saint-Jean-de-Luz), Donostia, Durango, Eibar, IruñeaPamplona en Tolosa. Niettegenstaande het verbod van de Franse prefect van Pau en tevens burgemeester van Donibane ging de manifestatie toch door. Een ultra van rechts had er niet beter op gevonden om een Franse vlag hoog in een boom te hangen. Dat duurde niet lang, want de vlag werd in brand gestoken e, de relletjes barstten los.
Comité voor steun aan Baskische vluchtelingen
Op 5 mei 1971 liet de commissaris Jean Caillou een uitwijzingsbevel bezorgen aan Telesforo Monzón, die dringend verzocht werd het grondgebied van Iparralde te verlaten binnen de 15 dagen, en 4 dagen later op 9 mei 1971 kreeg Txillardegi, raadslid van Anai Artea, van het zelfde laken een broek. Er werd hem 7 dagen gegund om Iparralde te verlaten. Dit was al de 3de uitwijzing voor Txillardegi sinds 1964. Het uitwijzingsbevel was ook van toepassing op een ander lid van Anai Artea, Angel Mari Arregi, die op reis was.
Op 15 mei 1971 maakt ETA bij een overval op de Banco de Crédito de Navarra te Bilbao, 700,000 peseta's buit. Op 20 mei 1971 beginnen een 30-tal personen, onder wie Monzón en Txillardegi, een hongerstaking in de kathedraal van Bayonne tegen de golf van uitwijzingen en met de eis van recht op wonen in Iparralde voor Basken. Op 17 juli 1971, aan de vooravond van de herdenking van de staatsgreep door Franco, explodeert een bom een Franquistisch instelling te Eibar, het Círculo del Movimiento.
Op 7 augustus 1971 wordt een succursale van de Banco Guipuzcoana te Derio overvallen en de buit bedraagt ditmaal 3.352.000 peseta's. Dezelfde bank werd al eens overvallen op 17 juli 1970. Op 21 augustus 1971 steekt een commando van ETA een schoenmakerij in brand te Oiartzun. Het gebouw was het eigendom van de Franquistische burgemeester, José Mari Egües. Op 30 september 1971 was het beurt aan de succursale van de Banco Vizcaya te Bergara. De buit bedroeg 10.000.000 peseta's. Op 7 oktober 1971 worden diverse artikelen van het Strafrecht aangepast waarvan het merendeel verwijst naar “subversieve activiteiten tegen de nationale veiligheid en de institutionele orde”. Op 1 november 1971 explodeert een bom aan het Kruis voor de Gevallenen (alleen Francogezinde) gevallenen te Ordizia en op 19 november gebeurt hetzelfde aan het Casa Sindical te Gasteiz-Vitoria. Bij een overval op een succursale van de Caja de Ahorros de Bilbao (spaarbank) te Asua wordt op 27 november 1971 400.000 peseta's buitgemaakt. De dag nadien, op 28 november 1971 pleegt ETA een aanslag op de boutique “Gurrutxaga”, eigendom van vermaarde ultra van rechts, en de maand november wordt afgesloten met een bomaanslag op het gemeentehuis van Eibar, meer bepaald op die plaats waar de transformators staan om de straten van het stadje te verlichten. Politieke gevangenen van ETA starten op 3 december 1971 in 11 gevangenissen een hongerstaking. Hun eisen zijn: • Tegen de censuur van boeken, tijdschriften en wettelijke verkoop • Tegen de eenzame opsluiting • Tegen het verspreiden van gevangenen van dezelfde organisatie in dezelfde gevangenis • Voor een adequate voeding en medische verzorging • Voor meer en langere bezoeken, zonder controle
Hoofdstuk 9 1972 Op 19 januari 1972 ontvoert ETA de industrieel Lorenzo Zabala Suinaga, aandeelhouder van de onderneming Precicontrol. De werknemers van het bedrijf waren sinds december 1971 in staking voor betere werkomstandigheden. Na drie dagen werd de industrieel vrijgelaten nadat alle eisen werden ingewilligd. Op 27 januari 1972 maakt de Jefatura Superior de Policía in een persconferentie de namen bekend van de vermoedelijke ontvoerders: José Miguel Beñaran Ordeñana "Argala”, Txomin Iturbe Abasolo, Tomás Pérez Revilla en José Ramón Arizkorreta Salaberria. Op 17 februari 1972 verschijnt Joseba Elosegi Odriozola (zie ook 18 september 1970 in Nieuwsbrief 24) voor de uitzonderingsrechtbank TOP-Tribunal de Orden Público (voorloper van de Audiencia Nacional). Er wordt 11 jaar tegen hem geëist wegens illegale propaganda, verwondingen en brandstichting. Hij wordt uiteindelijk tot 7 jaar veroordeeld. Vier Baskische vluchtelingen starten op 1 maart 1972 een hongerstaking in de St-Lambertkerk te Parijs tegen het uitwijzingsbevel gedecreteerd door de Franse regering. De kerk wordt ontruimt en de stakers worden opgesloten in de gevangenis, waar zij hun actie verder zetten. Julen Madariaga, die een uitwijzingsbevel aan zijn been heeft, wordt in de kerk gearresteerd en uitgewezen naar Chili. Op 8 maart 1972 vernielt een bom te Iruñea het monument ter ere van Mariscal de Campo, Don Francisco Javier Girón y Ezpeleta, II Duque de Ahumada, Duque de Ahumada, de stichter van de Guardia Civil. Verscheidene personen worden gearresteerd en verhoord. Op 13 maart 1972 maakt het Patronato de la Universidad de Bilbao een schrijven bekend waarin geëist wordt dat “de subversieve acties op de universitaire campus onmiddellijk worden stopgezet”.
Momument stichter Guardia Civil
Ter gelegenheid van Aberri Eguna op 1 april 1972 dringen 4 gewapende Etarras de kerk Santa María van Galdakao binnen op het moment dat de misviering van 11:30u begintt. Ze lezen een communiqué voor waar in algemene termen allusie gemaakt wordt op de ideologische basisprincipes van ETA. Dezelfde dag pleegt ETA ook aanslagen tegen de kranten “El Diario Vasco”, “La Voz de Espaňa” en “Unidad”. Ook de uitzendmast van “La Voz de Espaňa” op de Monte Ulia te Gipuzkoa moet er aan geloven
De volgende dag, op 2 mei 1972, worden het Monumento a los Caídos (monument voor gevallen Franquisten) te Tolosa, de buste van Juan Telleria (auteur van Cara al Sol) te Zegama en de nachtclub 'Candy' (gefinancierd door vertrouwelingen van de politie) te
Donostia door een bom vernield. Drie dagen later, op 5 mei 1972, explodeert een bom aan het monument 'Cruz de los Caídos' te Lemona, en nog eens twee dagen later, op 7 mei 1972 wordt de wagen van kapitein Juan Vallés Cabrerizo van de Policía Armada (de in bruin uniform uitgedoste gewapende politie) in brand gestoken. Op de Dag van de Arbeid, 1 mei 1972, ondertekent ETA samen met het Ierse IRA en het Bretoense FLB een communiqué waarin opgeroepen wordt tot solidariteit met en bundeling van de krachten van alle onderdrukte volkeren. Op 30 mei 1972 wordt de spaarbank 'Caja de Ahorros Provincia' van Gasteiz-Vitoria overvallen. De buit bedraagt 300,000 peseta's, en de dag nadien, op 31 mei 1972, is het de beurt aan de 'Banco de Vizcaya' de Galdakao waar 2,500,000 peseta's wordt buitgemaakt. Bij de laatste overval werd Julian Arregi Etxabe door een kogel getroffen, maar hij kon ontsnappen. In nauwelijks 3 minuten wordt op 15 augustus 1972 de onderneming 'Orbegozo' te Hernani overvallen en ditmaal is de buit 4,000,000 peseta's. Op 20 augustus 1972 wordt door de autoriteiten het boek: “Zorion baten zainak” van Patxi Zabaleta in beslag genomen. Later zal de bekende advocaat lid worden van de Euskaltzaindia en volksvertegenwoordiger voor Herri Batasuna. In 2001 zal hij zich afscheuren van Herri Batasuna en de politieke partij Aralar oprichten.
Patxi Zabaleta
Twee militanten van ETA, Mikel Martínez de Murgia Mendizabal “Mikelón” en Losé Benito Mujika Garmendia “Xenki” worden door de Guardia Civil op 2 september 1972 dodelijk getroffen toen zij zich een woning bevonden te Lekeitio, en op 20 september 1972 onderging een andere militant Jonan Aranguren Mujika aan de grens hetzelfde lot. Op 25 oktober 1972 beginnen 45 personen (Baskische vluchtelingen en inwoners van Iparralde) een hongerstaking in de kathedraal van Bayonne als protest tegen het uitwijzingsbevel voor Baskische vluchtelingen in Frans-Baskenland. Dertien anderen doen hetzelfde in de kerk St-André. De protestbeweging neemt uitbreiden en slaat over naar Hegoalde (Spaans-Baskenland).
Hoofdstuk 10 1973 Op 8 januari 1973 wordt de gevel van de Gobierno Civil, de Franquistische burgerlijke regering, van Gipuzkoa met machinegeweren bestookt. Op 16 januari 1973 wordt in Iruñea de ondernemer uit Navarra, Felipe Huarte Beaumont, ontvoert. Hij is de directeur van 'Torfinasa', en de werknemers zijn in staking uit protest tegen de arbeidsvoorwaarden. In een communiqué eist ETA de inwilliging van de eisen. Tien dagen later, op 26 januari 1973 wordt Felipe Huarte in de omgeving van Irún vrijgelaten, nadat op de eisen werd ingegaan en nadat een losgeld van 50,000,000 peseta's werd betaald. Op 31 januari 1973 overvalt ETA de kruitkamer van Hernani en gaat aan de haal met 3 ton dynamiet. Als reactie op de ontvoering van Huarte maken 20 priesters uit Iruñea-Pamplona gebruik van een homilie om de actie van ETA te kwalificeren als: “Een reactie van de onderdrukte, het antwoord van het volk dat ontwaakt uit de onderwerping”. Zij worden opgevorderd om verklaringen afleggen bij de Gobierno Civil van de provincie Navarra. Als reactie hierop verklaren 220 priesters zich solidair met de gedagvaarden. Op 28 maart 1973 worden de advocaten Juan María Bandrés en Pedro Ruiz Balerdi gedagvaard door de onderzoeksrechter die de zaak van de ontvoering van Huarte onderzoekt. Beide advocaten waren op vraag van de familie Huarte opgetreden als bemiddelaar in de ontvoeringszaak. Op 3 april 1973 overleed als gevolg van een ziekte de overbekende nationalist en advocaat José Antonio Etxebarrieta, de broer van Txabi. José Antonio maakte deel uit van de groep advocaten op het Proces van Burgos. In een hinderlaag gelokt, wordt op 19 april 1973 de militant van ETA, Txikia, neergeschoten in het station van Algorta. Admiraal Luis Carrero Blanco legt op 9 juni 1973 de eed af als president van de Spaanse regering. Het is de eerste maal dat er nu onderscheid gemaakt wordt tussen 'Jefatura del Estado' (staatshoofd) en 'Gobierno' (regering). Voordien was alle macht in handen van Franco. De 6de Assemblee werd uiteindelijk voorzien voor augustus 1973 te Hazparne in Iparralde. Er kan alleen vastgesteld worden dat de organisatie in een diepe crisis zat, omwille van de bijzonder grote meningsverschillen tussen het Frente Obrero en het Frente Militar. Er zat niets anders op dan de problemen te laten rusten, en te beslissen dat er later een vervolg moest komen.
Op 3 oktober 1973 slagen 3 militanten van ETA, behorende tot het Commando-Txikia, er in om een machinegeweer te ontvreemden van een schildwacht die de wacht optrok aan de 'Capitania General del Ejército' (hoofdkwartier van het leger) te Madrid. De 3 Etarras waren in Madrid om een gewapende actie tegen Carrero Blanco voor te bereiden. Op 6 november 1973 slaan 6 Baskische gevangen priesters aan het muiten in de gevangenis van Zamora, een speciale gevangenis voor geestelijken die de eenheidsgedachte van Franco niet appreciëren. Zij eisen de verdwijning van die gevangenis en willen overgeplaatst worden naar een andere gevangenis waar zij het zelfde regime toegepast krijgen als andere Baskische gevangenen. Wat later geen zij ook in hongerstaking. De solidariteitsbeweging met de priesters neemt uitbreiding tot in Madrid. Dertig studenten en professoren van de 'Universidad Pontificia de Comillas' sluiten zich op in de academische lokalen van Cantoblanco (Universidad Autónoma de Madrid) en zes andere personen beginnen een hongerstaking. Meer dan 100 personen sluiten zich in de Vaticaanse Nuntiatuur. Ook in Hegoalde neemt de solidariteit toe: de kerk San Antón wordt bezet door tientallen studenten. Naderhand werd vernomen dat de 6 priesters (Alberto Gabikagogeaskoa Mentxaka, Xabier Amuriza Zarraonaindia, Josu Neberan Neberan, Julen Kalzada Ugalde, Jon Etxabe Garitazelaia en Nikola Telleria Merikaetxebarria) overgebracht werden naar een hospitaal. Een mislukte ontvoeringszaak komt aan het licht op 24 november 1973. De bedoeling was de ambassadeur voor de EEG, Alberto Ullastres, te Bilbao te ontvoeren. Op 26 november 1973 slaat ETA toe bij de Club Marítimo del Abra te Areeta (Las Arenas). Het jachthavencomplex werd totaal vernield. De ETA-militanten José Etxebarria Sagastume “Beltza” uit Amezketa en José Luis Pagazaurtundua Isusi uit Laudio, verliezen hierbij het leven door een verkeerde manipulatie van een bom binnen in het complex. Op 26 november 1973 slaat ETA toe bij de Club Marítimo del Abra te Areeta (Las Arenas). Het jachthavencomplex werd totaal vernield. De ETA-militanten José Etxebarria Sagastume “Beltza” uit Amezketa en José Luis Pagazaurtundua Isusi uit Laudio, verliezen hierbij het leven door een verkeerde manipulatie van een bom binnen in het complex.
“Beltza”
Op 6 december 1973 wordt de ETA-militant Josu Artetxe Aiesta uit Zeberio door de Guardia Civil neergeschoten terwijl in zich in een huis bevond in de wijk Alza te Donostia. De operatie was al gestart bij het ochtendgloren en duurde tot 14:00u in de namiddag. De eigenaars van het pand, Pedro Marí Martínez Arraitza en Urbana Etxebarria Sagastume (de zuster van José Etxebarria Sagastume “Beltza”, zie hierboven 26 november 1973) werden gearresteerd. De dood van Josu Artetxe Aiesta werd volgens de officiële versie veroorzaakt door zelfmoord (?). Op 20 december 1973 blaast ETA de wagen op van Admiraal Luis Carrero Blanco, president van de Spaanse regering.
Hoofdstuk 11 1974 Op 15 januari 1974 en als gevolg van de aanslag op Carrero Blanco vaardigt de Spaanse regering een decreet uit waarbij alle inwoners van Hegoalde (Spaans-Baskenland) hun identiteitskaart moeten inleveren om de kaarten te laten reviseren. Het is hoofdzakelijk bedoeld als controlemaatregel om uit te zoeken waar vermeende nationalisten zich bevinden. Bij niet aanmelding wordt de identiteitskaart ongeldig verklaard. Op 16 januari 1974 exploderen verscheidene bommen in het elektronisch rekencentrum van de faculteit Handelswetenschappen en de faculteit Economische Wetenschappen van de universiteit van Bilboa. Op 17 januari 1974 zijn er aanslagen tegen de Franquistische krant 'La Voz de Espaňa' in Donostia en in Bayonne is er een solidariteitsbijeenkomst ten gunste van de Baskische vluchtelingen. Er zijn diverse arrestaties, onder wie Mark Legasse. Op 21 januari 1974 drijft de Franse politie 24 personen, het merendeel Baskische vluchtelingen die net gestart waren met een hongerstaking, uit de kathedraal van Bayonne. Willy Kuijpers (VU) en zijn kompaan Walter Luyten (VU) die hun solidariteit kwamen betuigen, werden de Mark Legasse Franse staat uitgezet. Dezelfde dag is er een aanslag door ETA op de drukkerij van Victor Legorburu, de burgemeester van Galdakao, lokale chef van de Franquistische Movimiento. Op 12 februari 1974 kwamen de voltallige kamers van de Spaanse Cortes voor de eerste maal bijeen na de aanslag op Carrero Blanco. Arias Navarro hield er zijn discours: “El espíritu 12 de febrero”. “El espíritu 12 de febrero” was een programma met als voorwerp een schuchtere, eigenlijke niet bestaande, hervorming. Een kleine stap naar meer openheid (apertura), maar onderworpen aan de meest strikte lijn van het Francoregime. De aanleiding was de Anjerrevolutie in Portugal. Arias Navarra beoogde met zijn plan een nieuw statuut voor verenigingen, die allesbehalve een vrijheid van verenigen inhield, en in se niets veranderde. Wie een politieke vereniging wilde oprichten moest minimum 250.000 leden tellen en vertegenwoordigd zijn in 15 provincies. De verenigingen moesten compatibel zijn met de principes van de Movimento Nacional (de fascistische leer van Franco). De enige groep die voordeel konden putten uit het nieuwe statuut was de Falange. Op 2 maart 1974 wordt de anarchist Salvador Puig Antich geëxecuteerd. Hij werd lid van een Catalaanse bevrijdingsbeweging. Om hun politieke activiteiten te bekostigen, pleegden de leden van deze van deze organisatie bankroven (die zij zelf 'onteigeningen' noemden). Salvador Puig Antich was bij deze overvallen de chauffeur van de vluchtwagen. Zijn kompanen werden gevat en na ondervraging en marteling werd Antich verklikt door Santi Soler. Bij zijn arrestatie in een portaal van nummer 70 in de Calle Gerona in Barcelona op 25 september 1973 ontstond een vuurgevecht. Hier kwam een 23-jarige politieman Anguas Barragan van de Guardia Civil om het leven. Een militair tribunaal bevond Salvador Puig Antich schuldig aan moord en veroordeelde hem ter dood. De doodstraf werd volgens Spaans gebruik voltrokken met een wurgpaal of garrote. De terechtstelling vond plaats op 2 maart 1974, om 9u40 in de gevangenis. Generaal
Francisco Franco weigerde om een verzoek tot genade in te willigen, ondanks internationale druk. Een garrote (van het Spaanse garrote vil = wurgpaal) is een instrument voor de voltrekking van de doodstraf, waarbij de veroordeelde aan een paal vastgebonden wordt. In vroegere uitvoeringen legde de beul het slachtoffer van achteren een lus om de hals, die dan langzaam werd gedraaid zodat het slachtoffer werd gewurgd. Later werd de lus door een metalen halsband vervangen, die diende om het lichaam te fixeren. Vervolgens werd de nek van de veroordeelde door een metaalschroef doorboord, waarop normaliter de dood onmiddellijk intrad. Tot 1974 werden executies in Spanje door de Garrote voltrokken. De twee laatste geëxecuteerden waren Georg Michael Welzel uit de DDR en de Catalaanse anarchist Salvador Puig Antich. Op 11 maart 1974 slaan de huurlingen van het staatsterrorisme weer toe: in MiarritzeBiarritz steken ultra's de wagen van Maurice Abeberry, Frans-Baskisch nationalist, in brand. Ter gelegenheid van Aberri Eguna op 14 april 1974 werden in diverse streken in Hegoalde 'Spaans-Baskenland' vele Ikurriña's vastgemaakt aan hoogspanningskabels. In Donostia worden molotovcocktails gegooid naar de spaarbank 'Caja de Ahorros Provincial', naar de verhuurmaatschappij voor auto's 'Avis' en naar het justitiepaleis. Een goede twee weken later brengt ETA een bom tot ontploffing in de lokalen van het Sindicato Vertical te Errenteria. Dit syndicaat is een onderdeel van de Organización Sindical Española, de werknemerscentrale van het Franquisme. Op het Playa de los Frailes in Hondarribia worden op 20 mei 1974 Roke Méndez Villada “Poeta” uit Santurtizi en José Luis Mondragón Elorza “Moriko” uit Arrasate door de Guardia Civil neergeschoten, toen zij zich clandestien vanuit Iparralde naar Hegoalde begaven. Zij werden verraden door de infiltrant 'Cocoliso'. Cocoliso, was de schuilnaam voor Jesús Arrondo Martín. In 1974 kon hij een onafhankelijk commando over de grens lokken waar ze werden afgemaakt. Twee van zijn slachtoffers waren José Luis Mondragon Elorza “Moriko” en Roke Méndez Villada “Poeta”. “Moriko” werd geboren te Arrasate in 1947 en “Poeta” te Santurtzi ook in 1947. Beiden werden ze vrijwilligers bij ETA en zochten onderdak in Iparralde. In mei wilden ze de muga (de grens) oversteken naar Hegoalde, zonder medeweten van de ETA-leiding, om de ontvoering van de ondernemer Manuel Montero voor te bereiden. Op 20 mei 1974 kwamen ze met een opblaasbaar bootje en in gezelschap van Cocoliso aan op het strand “Frailes de Hondarribia”. Een groot aantal Guardia Civiles stond verdekt opgesteld. Terwijl beiden uitstapten, Cocoliso bleef in het bootje, werden ze zonder waarschuwing door een kogelregen afgemaakt. Cocoliso liep uiteraard geen schram op. Op 2 juni 1974 komt in Ataun, bij een toevallig treffen met ETA-militanten, de Guardia Civil
Manuel Pérez Vázquez om het leven, en op 27 juni 1974 explodeert een bom in de lokalen van de 'Delegación Comarcal Sindical' te Tolosa. Op 6 juli 1974 slaagt een commando van ETA er in de militant Jon Urzelai Imaz te bevrijden uit het Hospital Provincial van Donostia. Hij werd op 6 maart 1973 gearresteerd na en zal in september 1974 door de Guardia Civil worden afgemaakt (zie verder). Op 19 juli 1974 droeg Francisco Franco Bahamonde, Caudillo de España por la Gracia de Diós ("Leider van Spanje bij de gratie Gods"), zijn bevoegdheden tijdelijk over aan de door hemzelf gekozen opvolger, de toenmalige kroonprins en huidige koning, Juan Carlos de Borbón y Borbón. Door de eerdere aanduiding van Juan Carlos sloeg Franco de vader van de koning over. De "Graaf van Barcelona" ging de geschiedenis in als "zoon en vader van koningen", zonder zelf ooit tot op de hoogste troon te hebben gezeten. Koning van Spanje bij de gratie van “God Franco” Op 21 augustus 1974 overvalt ETA de spaarbank Caja de Ahorros Vizcaína te Bilbao. De buit bedraagt 500,000 peseta's. Dezelfde dag wordt in open zee een plan ontdekt om de graaf van Barcelona te ontvoeren. Op 11 september 1974 worden in een huis in de Calle Doctor Areilza te Bilbao de ETAmilitanten Isabel González Katarain en José Antonio Insausti Elizondo gearresteerd. Een derde militant wist na een vuurgevecht te ontsnappen. Tijdens dat vuurgevecht kwam de Guardia Civil Martín Durán Grande om het leven. Gelijktijdig wordt in een woonst te Zornotza de militant Jon Urzelai Imaz met kogels doorzeefd. De Guardia Civil had zich in het huis verschanst en toen Jon Urzelai Imaz de deur opende, werd hij op een salvo van kogels ontvangen. Het echtpaar Esther Aizpuru en Javi Etxebarria, eigenaars van het huis, werden gearresteerd. Twee dagen later, op 13 september 1974, pleegt ETA een aanslag op de Cafetaría Rolando te Madrid. De balans is 12 doden en 70 gewonden. Zes dagen later, op 19 september 1974, worden als gevolg van de aanslag 8 personen, het merendeel uit de culturele sector, gearresteerd. Zij worden beschuldigd vermeende banden te hebben met ETA en de infrastructuur van de organisatie in Madrid. Op 20 september 1974 richt de Spaanse regering een dringend verzoek aan de Franse regering om de nodige maatregelen te treffen tegen de Baskische vluchtelingen in Iparralde, om op die manier “de vriendschappelijke betrekkingen tussen beide landen niet te verstoren”. Frankrijk gaat pas door de knieën na de bloedige missies van de doodseskaders van GAL op Franse bodem. Het antwoord van Frankrijk laat op het dringende verzoek laat een maand op zich wachten en op 18 november 1974 informeert de Franse Buitenlandminister de Spaanse ambassadeur: “Er zal geen enkele vluchteling worden uitgeleverd als het misdrijf waarvoor de uitlevering gevraagd wordt, een politiek misdrijf is, of als dusdanig kan omschreven worden.
Hoofdstuk 12 1975 Op 24 maart 1975 laat de onderneming Iberduero arrogant weten dat zij er niet aan denkt hun nucleaire project stop te zetten. Op de Aberri Eguna van 30 maart 1975, Franco leefde nog, stonden in de Andramarikerk in Gernika plots twee personen, verkleed in moderne priesters (clergyman) met een Ikurriña, een Europese vlag en een Vlaamse Leeuw, het onrecht tegen het Baskische Volk aan te klagen: VU-volksvertegenwoordiger Willy Kuijpers en zijn kompaan, Walter Luyten! Zij werden beiden meteen gearresteerd en het land uitgezet. In Baskenland verschijnt de foto van deze actie nog regelmatig in boeken en bladen Op 22 april 1975 vindt een dodelijke aanslag plaats in Algorta op politie-inspecteur José Ramón Morán, de materiële auteur van de geweerschoten die een einde maakte aan het leven van Txikia. Twee dagen later, op 24 april 1975, sterft de Etarra Mikel Gardoki Azpiroz “Rubio” in de wijk Ergobia te Donostia toen hij een bar verliet. Hij werd door de Guardia Civil neergeschoten. Zijn kompaan, Juan Miguel Goiburu werd gearresteerd. Op 25 april 1975 werd voor de zoveelste maal een staat van beleg, een uitzonderingstoestand voor 3 maanden afgekondigd in Gipuzkoa en Bizkaia. Tasio Erkizia Almandoz (geboren Lesaka 1943) wordt op 9 mei 1975 van het politiecommissariaat overgebracht naar een hospitaal in zorgwekkende toestand. Hij was pas 24 uur gearresteerd en toch was men er bijna in geslaagd hem voor levenloos achter te laten. Als je in 24 uur al zo kan toegetakeld worden, wat moet het dan niet zijn als je meerdere dagen in de handen van de sadistische Guardia Civil terechtkomt. Tasio Erlizia in 2009
Op 11 mei 1975 exploderen verscheidene bommen in door nationalisten gefrequenteerde bars te Mundaka en Ondarroa en in een openbaar gebouw te Bakio. In Gipuzkoa, ter hoogte van Alto de Kanpazar, wordt het restaurant “Etxabe Enea”, eigendom van de broers Etxabe door een bomaanslag vernield. Een tweede aanslag zal volgen op 27 juli 1975. Op 14 mei 1975 wordt de succursale van de Banco Guipuzcoano overvallen. De buit bedraagt 1.500.000 peseta's. De dag nadien, op 15 mei 1975, wordt het echtpaar Iñaki
Garia en Blanca Salegi door de Guardia Civil met machinegeweren in hun woonst omgebracht. Zij hadden onderdak verleend aan 2 Etarras. Een van hen, Jesús Mari Markiegi, werd ook dodelijk getroffen, evenals een Guardia Civil. Op 20 mei 1975 slaan “ultrarechtse eskaders” opnieuw toe en verwoesten bij een bomaanslag de Baskische boekhandel Mugalde te Hendaia. Op 24 juli 1975 explodeert in Gernika een bom in een sigarenwinkel, eigendom van het het op 14 mei 1975 vermoorde echtpaar Garai-Salegi. Op 26 juli 1975 wordt de staat van beleg die afgekondigd werd op 25 april 1975, opgeheven. De balans van de 3 maanden uitzonderingstoestand is 4.000 arrestaties en 6 doden onder politievuur. Na een wilde achtervolging door de straten van Madrid wordt op 30 juli 1975 de militant Josu Mujika neergeschoten, terwijl in Barcelona Juan Paredes Manot “Txiki” en Inaki Pérez Beotegi “Wilson” gearresteerd worden. Een dag later, op 31 juli 1975, wordt in Usurbil een dodelijke aanslag gepleegd op de taxichauffeur Francisco Expósito Camio, een verklikker van Baskische nationalisten. Als gevolg van verraad door “El Lobo” wordt op 18 september 1975 Ramón Martínez Antía “Montxo” door de Spaanse politie vermoordt, toen hij binnenin een woning bevond. Gelijktijdig werden 14 personen gearresteerd. En op 19 september 1975 sterft in Barcelona de militant van ETA-pm Andoni Campillo. Diezelfde dag, 19 september, wordt voor de Krijgsraad van Barcelona de doodstraf uitgesproken tegen Txiki, hoewel de advocaten slecht 4 uur kregen om hun verdediging op te stellen. Er breken hevige rellen uit en de doodstraffen lokken protestmarsen uit over heel Europa.
El Lobo
Op 27 september worden Txiki en Otaegi terechtgesteld.
Op 30 oktober 1975 wordt dictator Franco in levensbedreigende toestand opgenomen in het hospitaal. Twintig dagen later, op 20 november 1975 wordt het overlijden van Franco bekendgemaakt.
Hoofdstuk 13 1976 Op 9 februari 1976 pleegt ETA een dodelijke aanslag tegen de burgemeester van Galdakao en lokale verantwoordelijke van de Franquistische Movimiento, Victor Legorburu. De politieagent die hem vergezelde raakte gewond.
Victor Legorburu
Op 16 februari 1976 breekt een algemene staking uit in Vitoria-Gasteiz en de ordewoorden worden door ongeveer 20.000 arbeiders opgevolgd. Studenten sluiten zich in blok aan. Op 3 maart 1976 bereikt de sociale-onrust een bloedig hoogtepunt.
Als reactie op de bloedige onderdrukking breekt op 8 maart 1976 een algemene staking uit in heel Baskenland en verlamt volledig het economische weefsel. In alle steden, en tot in de kleinste dorpjes toe, zijn er manifestaties. De politie gaat over tot massale arrestaties: 150 in Bizkaia, 100 in Gipuzkoa, Araba en Nafarroa. Op 18 maart 1976 ontvoert ETA-pm de industrieel Angel Berazadi Urbe. Op 31 maart 1976 eist de gemeenteraad van Bergara de erkenning van de Fueros op evenals een statuut gelijkaardig aan het statuut dat door de Baskische gemeenten goedgekeurd werd te Lizarra in juni 1931. Op 5 april 1976 staat het Spanje van Franco in zijn hemd. Uit de gevangenis van Segovia ontsnappen 29 politieke gevangenen.
Op 8 april 1976 wordt het lijk van de industrieel Angel Berazadi Urbe gevonden. María Amparo Arangoa, die in Leitza gearresteerd werd, wordt op 14 april 1976 overgebracht van de kerkers van de Guardia Civil naar de Residencia Sanitaria van Donostia, waar ze tot 1 mei 1976 verzorgd moet worden van de gevolgen van foltering. De Britse krant “The Times” voorziet op de eerste pagina 5 kolommen over het vreselijke gebeuren, met foto's, en onder de titel: “Police torture of Basques as bad as in Franco days”. Op 18 april 1976 ter gelegenheid van Aberri Eguna in Iruñea-Pamplona zien wij een impressionante machtsontplooiing van oproerpolitie en Guardia Civil. De militant van ETAm Manuel Garmendia Zubiarrain “Korta” wordt door de Guardia Civil te Bera (Vera de Bidassoa) neergeknald toen hij de muga (de grens) naar Frankrijk wilde oversteken. Op 9 mei 1976 zijn we dan weer getuige van de traditionele samenkomst van de Carlisten op Montejurra, waar een groupuscule van “ongecontroleerden” angst en dood zaait. De Franquistische krant “La Voz de Espaňa” publiceert een reportage waarin aangekondigd wordt dat de jacht op ETA-militanten is geopend, en dat er een organisatie bestaat die bereid is 10.000.000 peseta's te betalen voor het vermoorden van leiders van ETA. Het zal niet zonder resultaat blijven, de vuile oorlog is van start gegaan.
Carlisten op de Montejurra
Op 3 juli 1976, de dag dat Adolfo Suárez aangesteld wordt als regeringsleider, grijpt er in Donostia in de wijk Antiguo een nooit geziene manifestatie plaats als reactie tegen de aanslagen en de bedreigingen door “ongecontroleerden”, in wat de vuile oorlog genoemd wordt. Op 9 juli 1976 wordt tijdens een volksfeest in Santurtzi, waarbij gemanifesteerd wordt ten gunste van amnestie, door de veiligheidsdiensten met scherp geschoten, met Mentxaka als dodelijk slachtoffer. María Norma Mentxaka, heel haar leven bekend als Normi, sterft tijdens een laffe en brutale aanslag door tuig van ranzig rechtse aanhangers (een Guardia Civil in burger) van de overleden dictator Franco. Het feest “Día de la Sardina” eindigt met bloed. Het tuig, dat de aanslag pleegde, maakte in die jaren heel wat straten onveilig. Op 23 januari 2006, 30 jaar later, erkent het Hooggerechtshof moeder Mentxaka als slachtoffer van het terrorisme, met als gevolg de voorziene schadeloosstelling. De martelgang van haar zoon, Roberto Fernández, om erkenning te krijgen, liep niet van een leien dakje en duurde meer dan 28 jaar. In 2002 nog had de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional de erkenning verworpen. Voordien nog, in 1999, had het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Partido Popular) ook al eens de erkenning verworpen, omdat niet aan bepaalde parameters werd voldaan. Zij was immers geen slachtoffer van ETA, maar van het staatsterrorisme, en dat zijn geen slachtoffers. Wie in Spanje slachtoffer is van ETA-geweld wordt de dag nadien al uitbetaald, wie slachtoffer is van het staatsterrorisme moet op zijn minst 30 jaar wachten, als ze toevallig al bij de “gelukkigen” behoren. Op 23 juli 1976 verdwijnt in Iparralde de politieke vluchteling en ETA-militant "Pertur”.
Samenvallend met de lokale feesten te Hondarabia ontstaat op 8 september 1976 een spontane manifestatie. De Guardia Civil komt onmiddellijk tussenbeide, zonder dat er ook maar enige aanleiding toe was, en schiet met scherp. Josu Zabala Erasun, woonachtig in het nabijgelegen Irún, krijgt 2 kogels in de borst en sterft als gevolg van de verwondingen. Er breekt een algemene staking los en talrijke protestmanifestaties zijn niet uit de lucht. De moord op Josu Zabala Erasun wordt door ETA-militar gewroken op 4 oktober 1976. Bij een aanslag te Donostia komen 5 personen om het leven: Juan María de Araluce y Villar, president van de Diputatie van Gipuzkoa en raadgever van de koning; 3 bodyguards en de bestuurder van de wagen. In een communiqué eist ETA de aanslag op als vergelding voor de moord op Zabala. BB’s zijn geen BV’s. Bekende Basken zijn geen Bekende Vlamingen. Bekende Basken staan pal achter hun identiteit, achter hun vlag, achter hun volk. Bekende Vlamingen vinden alleen zichzelf belangrijk. Gedurende de “Transición Española” (overgang naar democratie) stelde de vermaarde aanvoerder van Athletic de Bilbao een daad met politieke weerslag, die een enorme weerklank kende. Op 5 december 1976, net voor de aftrap van de derby tussen Athletic de Bilbao en Real Sociëdad de San Sebastián, stapten José Ángel Iríbar Kortajarena (Athletic Bilbao) en Inaxio Kortabarria Abarrategi het veld op met in hun handen de verboden Ikurriña. Zij legden de vlag van hun miskend vaderland, als ware het een ceremonie, neer in de middencirkel. De toejuichingen waren oorverdovend Dat het geen toeval was dat uitgerekend Iribar deze vlag droeg, bleek na de voetbalcarrière van Iribar. Toen hij in 1980 als een van Spanje's beste keepers een punt achter zijn carrière zette, kwam hij al snel terecht in de politiek. Hij is één van de oprichters van Herri Batasuna, een linkse Baskische partij die strijdt voor onafhankelijkheid. Op 9 december 1976 ontsnappen 5 gevangenen uit de gevangenis van Basauri: Patxi Arana en José Ignacio Armayo, van de militaire vleugel van ETA, Pedro Martínez Ilarduya, van de PCE (communistische partij), en de gevangenen van gemeen rechter José Vicente Daroca en Santiago Marcos-Tolsa. Op 24 december 1976 houdt een groep heel bekende personen een symbolische hongerstaking in de kathedraal van Bayonne om de toestand van Baskische vluchtelingen, verbannen naar het eiland Yeu, aan te klagen. De politie treedt hardhandig op en ontruimt de kathedraal, maar eenmaal in vrijheid wordt de hongerstaking hervat. Op 30 december 1976 worden de Tribunales de Orden Publico (TOP) bij decreet afgeschaft. Het decreet bij wordt van kracht op 4 januari 1977. De TOP werd in 1963 opgericht en was een politieke uitzonderingsrechtbank die ressorteerde onder een militaire jurisprudentie. In de 13 jaar dat de TOP in voege was, hebben zich zo'n 50.000 dissidenten voor deze militaire rechtbanken moeten verantwoorden. De TOP werd vervangen, op diezelfde 4 januari 1977, door een andere uitzonderingsrechtbank: de Audiencia Nacional.
Hoofdstuk 14 1977 Op 16 januari 1977 werd een uitzonderlijke bijeenkomst, een top van de Baskische gemeenten, samengeroepen te Etxarri-Aranaz. De objectieven waren: de volledige integratie van de 4 Baskische provincies (Gipuzkoa, Bizkaia, Araba-Alava en NafarroaNavarra) in 1 Euskal Herria, amnestie en het co-officialiseren van de Baskische taal, het Euskara. Een nooit geziene politie-omsingeling van de gemeente Etxarri-Aranaz verhinderde de meer dan 100,000 manifestanten de toegang. De gemeenteraad moest dan maar als enige de vergadering laten doorgaan. Intussen was een commissie van Baskische burgemeesters afgereisd naar Madrid met de bedoeling om een onderhoud te hebben met de 1ste vice-president luitenant-generaal Manuel Gutiérrez Mellado, belast met Defensie, en met minister Martín Villa. Het resultaat van het onderhoud met Martín Villa mondde uit in de legalisering van de Vlag van Baskenland, de Ikurriña op 18 januari 1977. Op 28 januari 1977 werd voor de zoveelste maal de staat van beleg afgekondigd, ditmaal in heel Spanje en voor de duur van 2 maanden. Met bezettingen in diverse Baskische gemeenten start op 28 januari 1977 een Semana pro-AmnÍstia onder het thema: “La amnistía no es negociable, la está conquistando el pueblo” (Over amnestie valt niet te onderhandelen, het volk zal ze verwerven”. Op 8 maart 1977 vallen bij een routinecontrole in Itsaso (Gipuzkoa) twee militanten van ETA-pm, Sebastían Goikoetxea Mariezkurrena en Nocolás Mendizabal Barandiaren, onder de kogels van de Guardia Civil (ze werden letterlijk doorzeefd). Een derde militant, Francisco Aldanondo raakt zwaar gewond. De bisschoppen Argaya en Sétien veroordelen in strenge bewoordingen het politieoptreden. Op de plaats van het onheil wapperde de volgende dag de Ikurriña. Ooggetuigen, woonachtig op de plaats zelf, durven geen verklaringen afleggen uit schrik voor wraakacties van de Guardia Civil. Op 11 maart 1977 keurt de ministerraad het decreet betreffende amnestie goed. De “Ley 46/1977 de Amnistía” zal pas van kracht worden op 17 oktober 1977. Op 22 maart 1977 worden de Partido Nacionalista Vasco (PNV) en de Federación de Alianza Popular (AP: voorloper Partido Popular) ingeschreven in het Registro de Asociaciones Políticas del Ministerio de la Gobernación. Dit betekent dat zij vanaf 23 maart 1977 gelegaliseerd zijn. Dezelfde dag dient ook de ANV geloofsbrieven in om de legalisatie aan te vragen. Op 14 april 1977 zal het letterwoord ANV-EAE geregistreerd worden in het “Registro de Partidos del Ministerio del Interior”, register van de politieke partijen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op 24 maart 1977 keert Manuel Irujo terug uit ballingschap.
Admiraal Gabriel Pita da Veiga y Sanz die, op voorspraak van Carrero Blanco, in juni 1973 Minister van Marine werd onder Franco, neemt op 11 april 1977 ontslag uit onvrede met de legalisering van de Spaanse communistische partij PCE van Santiago Carrillo. Op 19 april 1977 worden in een bunker op het strand Chambre d'Amour te Angelu de lijken van de twee politie-inspecteurs (José Luis Martínez Martínez en Jesús María González Ituero) ontdekt, die sinds 14 april 1976 verdwenen waren. Een nieuwe Semana pro-Amnistía gaat van start op 8 mei 1977. Het wordt een amnestieweek die rood kleurt van het bloed en zwart van de rouw. In de nacht van 18 mei 1977 stuurt het politiecommissariaat van San Sebastián een persbericht de wereld in: “Cuando se encontraba de servicio en la estación de Amara (San Sebastián) una pareja de la Policía Armada, fue objeto de un atentado a las 18.35 horas del día de hoy, 18 de mayo, por parte de dos individuos que dispararon cinco tiros al guardia don Manuel Orceda de la Cruz, natural de Ubeda (Jaén). Su compañero de pareja avisó seguidamente al servicio policial del 091”. (Tijdens de diensturen aan het station Amara werd een koppel van de gewapende politie het slachtoffer van een aanslag omstreeks 18:35u. Twee gewapende individuen schoten 5 kogels af op de Guardia Civil don Manuel Orceda de la Cruz, afkomstig uit Ubeda (Jaén). Zijn metgezel verwittigde onmiddellijk de politiediensten op het nummer 091.) Op 20 mei 1977 namen 15 tot 20.000 personen deel aan de uitvaartplechtigheid van Manuel Orceda de la Cruz te Ubeda (Andalusië). De dag van de begrafenis zijn er hevige onlusten in San Sebastián en “ongecontroleerden” bezetten het centrum van de stad. Diezelfde 20 mei 1977 wordt Javier de Ybarra y Bergé ontvoerd door ETA-pm. Javier de Ybarra y Bergé is president van de onderneming Babcock & Wilcox Española, raadsman van Iberduero en Banco de Vizcaya, en is nauw verbonden met de familie Oriol. De familie Oriol, Urquijo en Ybarra bestaat uit magnaten in de sectoren elektriciteit, spoorwegen, bankwezen en staalnijverheid. Zij beschikken over een immens patrimonium. Op 13 juni 1977 komt Josu Basañez, militant van ETA, om het leven in Barakaldo bij de manipulatie van een bom die bestemd was voor een politiewagen. Op 15 juni 1977 ging Spanje voor het eerst sinds 1936 terug vrij naar de stembus. Grote overwinnaar op nationaal vlak werd de UCD-Unión del Centro Democrático, de centrumdemocraten van Adolfo Suarez, met 165 zetels van de 345. De socialistische PSOE-Partido Socialista Obrero Español werd tweede met 118 zetels. In Baskenland kwam de UCD-Unión del Centro Democrático echter maar op de derde plaats. Daar verdeelden PSOE en PNV het gros van de stemmen. De nationalistische PNV behaalde 8 zetels (313.000 stemmen), en één zetel ging naar EE-Euskadiko Eskarra (64.000 stemmen), de partij ontstaan uit ETA-politico-militar. Een nieuwe regering kwam tot stand: de regering Adolfo Suárez (1977-1982).
Op 27 juni 1977 wordt in Bilbao de Marcha por la Libertad voorgesteld, zonder de steun van de PNV. En op 14 juli 1977 was Telesforo Monzon, voor het eerst in 40 jaar, de Bidasoa (de grensrivier) overgestoken om deel te nemen aan de Marcha por la Libertad. Een week later, op 21 juli 1977, vervoegen 10 gerepatrieerden Basken Monzón in Durango tijdens de mars: Izko de la iglesia, Mujika Arregi, Gorostidi, Uriarte, Egaña, Mentxakatorre, Onaindia, Larena, Atxega en Dorronsoro.
Voorstelling in Durango van Telesforo Monzón en de ballingen: Mugika Arregi, Izko de la Iglesia, Onaindia, Gorostidi, Uriarte, Larena, Dorronsoro, Atxega, Egaña en Mentxakatorre op 21 juli 1977. Ref. Punto y Hora, nº 46 (Bron: www.euskomedia.org)
Zij waren door Franco verbannen naar Noorwegen, België, Denemarken en Oostenrijk. Een menigte van meer dan 100.000 manifestanten trok op 28 augustus 1977 naar IruñeaPamplona, waar hen de toegang geweigerd werd door tot de tanden bewapende Guardia Civil en andere oproerpolitie. Na de begrijpelijke spanning werd de slotceremonie dan maar te Arazuri gehouden. Op 2 augustus 1977 zijn wij getuige van de uitleveringsprocedure tegen Miguel Angel Apalategi “Apala” (ETA-pm Bereziak), en op 6 september 1977 spreken Franse magistraten de voorlopige invrijheidstelling uit tegen Apalategi. Op 29 september 1977 verschijnt het eerste nummer van de radicaal Baskische krant “Egin”. Na de zomer van 1977 onderhandelde de regering en de oppositie over een gemeenschappelijk project: “Ley de Amnistia”. De wet “Ley 46/1977” goedgekeurd in het Congres op 6 oktober 1977 en van kracht op 17 oktober 1977, was een koehandel. Er werd een soort ruil opgezet: de gevangenen die geageerd hadden tegen de dictatuur werden in vrijheid gesteld, maar het dictatoriale regime van Franco kreeg algemene absolutie en werd nergens voor verantwoordelijk gesteld. Op die manier bleven de willekeur van het staatsterrorisme (het ergste moest nog komen), de folteringen, de arrestaties ongemoeid. De wet liet wonden open en nam hierdoor meer en meer afstand van de mogelijkheid op de onontbeerlijke voorwaarden om een duurzame vrede te garanderen. Fran Aldanondo was de laatste politieke gevangene die als gevolg van de “Ley de Amnistía” in vrijheid gesteld werd. Dit gebeurde op 9 december 1977. Maar de celdeuren bleven niet lang open. Het jaar daarop in 1978 noteerde men alvast terug een bevolking van 102 politieke gevangenen, en al vlug begonnen de cellen weer vol te lopen. Daarom is de strijd voor amnestie zowel methode als doel. Het bereiken van een vredesakkoord heeft veel te maken met het toekennen van amnestie. Op 18 december 1977 wordt Lemoiz opgeschrikt door de eerste aanslag van ETA op een post van de Guardia Civil, die de Centrale van Lemoiz bewaakte. Eén van de Etarras, Álvarez Peña raakte zwaar gewond en overleed aan zijn verwondingen een maand later.
Hoofdstuk 15 1978 Op 11 januari 1978 vallen te Iruñea-Pamplona in in een confrontatie tussen ETA en de politie 3 doden: 2 Etarras, Mariano Pérez de Viñastre Churruca en Ceferino Sarasola Arregui, en 1 politie-inspecteur, José Manuel Baena Martín. De politie was te weten gekomen dat de twee Etarras in een verlaten pand aanwezig waren. Rudolfo Martin Villa verklaarde: “2-1 in ons voordeel”, alsof het een voetbalwedstrijd betrof. Twee dagen later, op 13 januari 1978, breekt er een algemene staking uit in Gipuzkoa om te protesteren tegen de moord op de 2 Etarras. Op 12 maart 1978 verzamelen meer dan 100.000 manifestanten te Troka (1 km van Lemoiz), gevolg gevend aan de oproep van de “Comisión de Defensa de una Costa Vasca No Nuclear” (commissie ter verdediging van een niet-nucleaire Baskische kust). Vijf dagen later, op 17 maart 1978, plaatst ETA een krachtige bom in de reactor van de in opbouw zijnde kerncentrale. Ondanks de telefonische verwittiging van de aanslag verliezen twee arbeiders het leven: Alberto Negro en Andrés Guerra. Veertien anderen raken gewond. De initaitiefnemers van de manifestatie van 12 maart 1978 worden gedagvaard in de Guardia Civil-kazerne La Salve. Voor het eerst sinds de burgeroorlog wordt op 26 maart 1978 een toegelaten en eensgezinde Aberri Eguna gevierd in de hoofdsteden van de 4 Baskische provincies. Een menigte van meer dan 200.000 Basken neemt deel aan de dag van het vaderland. In Donostia zijn er meer 50.000 feestvierders. De kreten “Autonomía eta pakea” (Autonomie en vrede) zijn niet uit de lucht. Op 13 april 1978 rijdt Bixente Aldalur, een lid van de CCAA de slagbomen aan de grens aan flarden, toen hij op de vlucht was naar Iparralde (Frans-Baskenland). Hij werd door de Franse politie gearresteerd en uitgeleverd aan Spanje. Herri Batasuna wordt als politieke partij boven de doopvont gehouden op 27 april 1978 te Altsasu (Alsasua). De coalitie bestond uit: Euskal Sozialista Biltzarrea (ESB), Acción Nacionalista Vasca (ANVEAE), Herriko Alderdi Sozialista Iraultzailea (HASI, "Partido Socialista Revolucionario Popular"), Langile Abertzaleen Iraultzarako Alderdia (LAIA, "Partido Revolucionario de los Trabajadores Patriotas"), Gestoras Pro Amnistía, de vakbond LAB, de jongerenorganisatie Jarrai (later Haika en Segi) en nog een paar andere minder bekende groepen. Een 200-tal agressieve “ongecontroleerden” zaait paniek en angst in de binnenstad van Pamplona. Zij rukken op naar de Casco Viejo (oud stadsgedeelte) gewapend met pistolen, kettingen, ijzeren staven en nog van dies meer. De politie houdt een oogje in het zeil; Tegen de agressievelingen? Neen, tegen eventuele tegenmanifestanten!
De politieke film, “Estado de Excepción” (staat van beleg), geregisseerd door Iñaki Nuñez gaat op 13 mei 1978 in première, maar wordt onmiddellijk in beslag genomen door de Spaanse autoriteiten. Er wordt een proces bevolen tegen de directeur en tegen de acteurs. En op 29 juni 1978 deelt het boek, “Que se vayan” (dat ze ophoepelen) van Erauskin hetzelfde lot. Op 1 juli 1978 wordt de “Ley Antiterrorista” (antiterrorismewet) van kracht. Miguel Castells (advocaat), Juan María Bandrés (senator voor Euskadiko Ezkerra), Daniel Barandiarán (voorzitter Comité pro- Amnistía de Vizcaya) en Esnaola (advocaat) verklaren: “Sinds 1956 is Euskadi 13 maal onder staat van beleg geplaatst. Deze wet is een nieuwe staat van beleg, de 14de nu. Agurtzane Arregi, de echtgenote van de ex-militant van ETA, Juan José Etxabe, komt in Donibane-Lohitzune (Saint Jean de Luz) op 2 juli 1978 om het leven bij een moordaanslag uitgevoerd door AAA-Triple A, een doodseskader onder de bescherming van de Spaanse regering. De aanslag was tegen haar man Juan José Etxabe gericht die met zware verwondingen de aanslag overleefde. Op 7 juli 1978, bijna 3 jaar na de dood van dictator Franco, gebeurde er in Baskenland een "incident" dat te zwaar was om het met de mantel der liefde van de "jonge democratie" te bedekken zoals dat indertijd met al de vergissingen, fouten en schandalen gebeurde. De jaarlijkse Sanfermines ontaarden in een bloedbad. Germán Rodríguez werd door de ordestrijdkrachten in het hoofd geschoten en overleed. Een reactie van ontzetting en woede overspoelden de steden in Euskal Herria. Een algemene staking werd afgekondigd en op 12 juli 1978 werd tijdens een stakingsmanifestatie Joseba Barandiaran uit Astigarraga door de oproerpolitie in Donostia neergeknald.
Het feest dat eindigde in bloedvergieten
Een ETA-commando, gevormd door een man en vrouw, hebben op 21 juli 1978 een aanslag gepleegd op Brigadegeneraal Juan Sánchez Ramos-Izquierdo en zijn adjunct, luitenant-kolonel José Antonio Pérez Rodríguez. De aanslag gebeurde voor de woonst van de Brigadegeneraal in de Calle de Bristol, in de Madrileense wijk Parque de las Avenidas. Op 30 augustus 1978 wordt het boek van cineast A. Amigo: “Pertur, ETA 71-76”, in beslag genomen. Ángel Amigo was een persoonlijke vriend van “Pertur”, militant van ETA-pm begin van de jaren 70. Amigo werd gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van Puerto de Santa María, wegens zijn medeplichtigheid in La fuga de Segovia.
Vijfendertigduizend manifestanten geven op 28 oktober 1978 gevolg aan de oproep van de PNV om te protesteren tegen het terrorisme, onder het motto van “manifestatie van de duiven”. Gelijktijdig organiseerde Herri Batasuna een manifestatie onder het motto: “Atzo eta gaurko gudarien alde” (Gisteren en vandaag, samen strijders). De manifestatie werd brutaal en gewelddadig door 1500 manschappen van de gewapende oproerpolitie uit elkaar geslagen, met op zijn minst 30 gewonden en 23 arrestaties. Een jongen van vooraan in de twintig werd door een projectiel in het gezicht geraakt, afgevuurd van op 15 meter, en viel overvloedig bloedend neer. Op 15 november 1978 vermoordde de Guardia Civil 3 personen te Arrasate-Mondragón. Twee militanten van CCAA werden onder schot genomen en overleden ter plaatse. Een vrouw van 54, Emilia Larrea die vreemd aan de feiten op het verkeerde moment op de verkeerde plaats stond, werd ook dodelijk geraakt. Zoals gewoonlijk had de Guardia Civil verscheidene versies van de feiten klaarliggen. Vast staat dat 3 militanten van CCAA, waaronder de dodelijke slachtoffers José Mari Iturrioz “Zapa” en Roberto Aranburu, gevolgd werden door de Guardia Civil en opteerden om hun wagen achter te laten bij de Escuela Profesional Politécnica (polytechnische school) van Mondragón. Net op dat moment werden zij zonder waarschuwing onder vuur genomen. De derde persoon kon nog in de wagen springen en wegvluchten. De volgende dag werd een algemene staking uitgeroepen in Gipuzkoa en een dag strijd in heel Euskal Herria. Op 18 november 1978 wordt het mislukte militaire complot “Operación Galaxia” ontdekt. Operatie Galaxia (Operación Galaxia) was de codenaam voor een plan tot staatsgreep, voorafgaandelijk aan 23-F. De betrokken officieren kwamen op 11 november 1978 samen in "Cafetería Galaxia" in Madrid (nu, Café Van Gogh ). De bedoeling was om op 17 november 1978, als de koning in Zuid-Amerika zou zijn, een staatsgreep te plannen om de constitutionele plannen voor autonomie een halt toe te roepen. Er waren vijf samenzweerders aanwezig, waaronder Luitenant-kolonel Antonio Tejero van de Guardia Civil en kapitein Ynestrillas van de Policía Armada. Zij informeerden hun oversten. Op 6 december 1978 werd de tekst van de nieuwe grondwet aan een referendum onderworpen. Spanje keurde de grondwet goed, Baskenland keurde de grondwet af.
Op 21 december 1978 komt ETA-leider José Miguel Beñaran Ordeñana, "Argala" (29 jaar), in Agelu-Anglet om het leven bij een aanslag van het BVE-Batallón Vasco Español.
Hoofdstuk 16 1979 Op 10 januari 1979 beslist Herri Batasuna om deel te nemen aan de verkiezingen van 1 maart 1979 (met als resultaat 172.110 stemmen en 3 zetels) zonder evenwel de bedoeling te hebben te zetelen, noch in de Cortes, noch in het Baskische parlement. Meer dan 100 vermoedelijke militanten van ETA, verblijvend in Iparralde (FransBaskenland) dreigen het land te worden uitgezet, na de belofte van de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Jean Francois Poncet, aan zijn Spaanse collega Marcelino Oreja Aguirre. Op 13 januari 1979 wordt de Baskische politieke vluchteling Joxe Manuel Pagoaga “Peixito” te Saint Jean de Luz zwaar gewond bij een aanslag van de door de Spaanse regering beschermde doodseskaders van ATE en Triple A. Hij kreeg 6 kogels op verschillende plaatsen in het lichaam, waaronder één in het hoofd. Sindsdien is hij blind. Op 24 februari 1979 wordt Telesforo Monzón van de gevangenis van Langraitz overgebracht naar het Hospital General van Vitoria, waar hij op intensieve zorgen verpleegd wordt wegens een zware longontsteking. Tijdens een manifestatie op 26 februari 1979 ten gunste van Telesforo Monzón wordt de volksvertegenwoordigers voor de VU, Willy Kuypers, samen met Walter Luyten gearresteerd. Zij droegen een pancarte waarop te lezen stond: “Monzón askatu. Flandes dice no a una Europa así” ( Monzón vrj! Vlaanderen zegt neen tegen een dergelijk Europa). s' Morgens hadden zij getracht Monzón te bezoeken, maar dat werd geweigerd. Toch konden zij een briefje achterlaten waarop te lezen stond: “ Sepa que los flamencos estamos junto usted” (Weet dat de Vlamingen samen met u zijn). Spanje vraagt op 13 maart 1979 de uitlevering van Mikel Goikoetxea en Martin Apaolaza, die vroeger verbannen werden naar Valensole (Hautes-Pyrénées). Zij worden door de Franse politie gearresteerd en ter beschikking gesteld van het Tribunaal van Digne. Vijftien metgezellen werd de toegang tot 9 Franse departementen ontzegd. En op 22 januari 1979 schort de Franse regering alle verblijfsvergunningen op voor Baskische politieke vluchtelingen. Op 27 april manifesteren te Bilbao meer dan 70.000 om de stillegging van de kerncentrale van Lemoiz te eisen. Op 6 mei 1979 plegen de doodseskaders van Triple A een dodelijke aanslag tegen de jongere José Ramón Ansa, en op 7 mei 1979 dient de advocaat José María Mohedano een klacht in als gevolg van doodsberichten door Triple A, omdat hij zich burgerlijk partij blijft stellen in het proces tegen de Matanza de Atocha. Op 16 mei 1979 gaat de tweede uitleveringsprocedure van start tegen Mikel Goikoetxea en Martin Apaolaza (zie 13 maart 1979), maar het Tribunaal van Digne verwerpt de uitlevering aan Spanje.
Een commando van ETA-m voert op 25 mei 1979 een dodelijke aanslag uit in Madrid. Twee verkleedde individuen, gewapend met machinegeweren en handgranaten brengen luitenant-generaal Luis Gómez Hortigüela (commandant personeelszaken van het legen), zijn twee medewerkers, de kolonels Agustín Laso Corral en Jesús Ávalos Jiménez en zijn chauffeur (een burger) Lorenzo Gómez Borrero om het leven in de Calle del Corazón de María te Madrid. In Tudela komt de vredesactiviste Gladys de Estal op 3 juni 1979 om het leven. Zij wordt door de Guardia Civil neergeschoten bij een manifestatie ter gelegenheid van de Internationale Dag tegen Nucleaire Energie. Als protest volgt een algemene staking in heel Baskenland. Op 13 juni 1979 slaagde ETA er in voor een tweede maal binnen te dringen in de kern van de centrale te Lemoiz en plaatste een bom, ditmaal bij de turbines. Als gevolg hiervan verloor de arbeider Ángel Baños het leven. Een campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid gaat op 1 juni 1979 van start tegen de onderneming Iberduero, als pressiemiddel om de sluiting van de centrale te Lemoiz te bewerkstelligen. De balans van 3 bomaanslagen door ETA-pm op de Madrileense treinstations Chamertin, Atocha en bij de luchthaven Barajas op 29 juli 1979 is bloedig: 5 doden en 113 gewonden. Opnieuw wordt er een boek verboden: “Euskadi: la paz es possible”, uitgegeven door Desclée-Debrouwer, Bilbao (ISBN: 843300429). Het boek geeft het relaas van 100 personen uit Spanje en Frankrijk die het geweld analyseren en voorstellen tot oplossing doen. Maar het geweld houdt niet op. In Donostia vuurt op 1 september 1979 een Guardia Civil in burger, tijdens een manifestatie ten gunste van politieke vluchtelingen, op Iñaki Kijera Zelarain die dodelijk in de borst geraakt wordt. En op 28 september 1979 wordt het gemeenteraadslid van Herri Batasuna, Tomas Alba Irazusta afkomstig uit Astigarraga, in het stadhuis van Donostia neer geschoten. De GAE-Grupos Armados Españoles, een ultrarechtse organisatie, eiste de aanslag op via een anoniem telefoongesprek met “Diario Vasco”. Nog geen maand later, op 17 oktober 1979, wordt de militant van de CCAA, Fran Aldanondo Badiola, in Tolosa vermoord. Fran Aldanondo was de laatste politieke gevangene die als gevolg van de “Ley de Amnistía” in vrijheid gesteld werd. Dit gebeurde op 9 december 1977. Op 11 november 1979 ontvoert ETA-pm de diplomaat, lid van het uitvoerende comité van de UCD en secretaris voor Buitenlandse Betrekking, Javier Rupérez Rubio. Hij zal op 12 december 1979 worden vrijgelaten. Een paar dagen voor zijn vrijlating had ij nog een brief geschreven aan president Adolfo Suárez met de vraag om stappen te ondernemen om gratie te verlenen aan Baskische politieke gevangenen.
Hoofdstuk 17 1980 Op 9 januari 1980 wordt het naakte lijk gevonden van de 19-jarige Ana Teresa Barrueta op 200m van haar woonst, in de wijk Sangroniz te Loiu-Lujúa, op 12km van Bilbao. Haar kleren lagen verspreid in de omgeving. Bij haar terugkeer van de Ikastola te Sondika, waar zij huishoudelijke hulp verleende en het Euskara aanleerde, werd zij door verscheidene personen gevolgd. Zij werd verkracht en met messteken bewerkt. Zij vertoonde ook tekenen van foltering. De 33-jarige Carlos Saldise Korta, sympathisant van Herri Batasuna, wordt op 15 januari 1980 neergeschoten voor zijn woning te Lezo (Gipuzkoa). De doodseskaders van GAEGrupos Armados Españoles hebben de aanslag opgeëist en verzekeren dat ze hun sinistere aanslagen zullen verderzetten. Op 18 januari 1980 wordt in Gipuzkoa een algemene staking uitgeroepen als protest. Op 20 januari 1980 ontsnappen 3 militanten van ETA-pm, Izaskun Arrazola, Jesús María Zalegui y Miguel Machirena, uit de gevangenis van Martutene. Een wagen Seat 127 stond naast de gevangenismuur geparkeerd. Op 20 januari 1980, vroeg in de ochtend, verwoestte een bom van 6 kilo Goma-2 de bar Aldana te Alonsotegi, in de wijk Barakaldo (Bilbao). De aanslag kostte het leven aan vier personen: Liborio Arana, Manuel Santacoloma, Mari Paz Ariño en Pacífico Fica. Opnieuw wordt een algemene staking uitgeroepen, nu in heel Euskal Herria en op 22 januari 1980.
Op 30 januari 1980 raakt de luitenant-kolonel Jesús Frechoso Llorente licht gewond bij een aanslag door ETA-m te Mungia (Bizkaia). Luitenant-kolonel Martínez de Lejarza, commandant Ibarra en de chauffeur, een gewone soldaat, blijven ongedeerd. Dezelfde dag is er ook nog een aanslag te Ispaster met veel zwaardere gevolgen. Op een bergachtige kustweg ter hoogte van Ispaster wordt een konvooi bestaande uit 2 wagens en 2 escorterende Landrovers van de Guardia Civil door ETA aangevallen. Zes Guardia Civiles komen om het leven: Antonio María Gamero, José Pérez Castillo, José Gómez Martiriano, Victorino Villamor González, Alfredo Díaz Marcos en de chauffeur José Gómez Trillo. Ook 2 Etarras kwamen om het leven. Een van de commando's van ETA wilde een granaat gooien, maar die explodeerde in zijn hand. Een tweede wordt 20 minuten later opgevangen in de Herriko Taberna Zahar in de wijk Natxitua (6km van de plaats van de aanslag). Iemand meldt zich aan als: “Soy de ETA. Traemos un herido. Avise al médico” (Ik ben van ETA. Wij hebben een gewonde. Waarschuw een dokter). De gewonde was er erg aan toe (totaal verhakkelde armen en benen) en overleed een paar uur later. Door middel van een persbericht ondertekend met, “Arriba Espana” eist het BVE-Batallón Vasco Español de aanslag op van 1 februari 1980 waarbij Jesús Mari Zubikaria (partijlid van Euskadiko Ezkerra) te Ondarroa en Yolanda González Martín (militante van een studentenbeweging) te Madrid om het leven werden gebracht. Een derde persoon, een
Etarra, werd in de omgeving van het kerkhof van Ermua levenloos teruggevonden. Op 7 februari 1980 wordt de wagen van Domingo Iturbe Abasolo “Txomin” aan het station van Miarritze-Biarritz door middel van een kogelregen onderschept. Samen met Jokin Gorostidi en Eugenio Etxebeste die meereisden, werden zij gearresteerd en opgesloten. Txomin raakte gewond. Txomin Olhagarai en Ramuntxo Arruiz, beiden militant van IK-Iparretarrak, komen om het leven op 26 maart 1980 in Baiona-Bayonne bij de manipulatie van een bom. Een Baskisch echtpaar, Jesús María Ijurko Orbegozo en María del Carmen Villarramendi Cadena, militanten van Herri Batasuna ontsnappen op 28 maart 1980 te ErrenteriaRentería op wonderbaarlijke wijze aan een aanslag van het BVE-Batallón Vasco Español. Bij Jesús María Ijurko Orbegozo moet een been en de linkerhand worden geamputeerd en Carmen Villarramendi Cadena heeft ernstige brandwonden opgelopen. Een andere militant van Herri Batasuna, Felipe Sagarna Ormazábal “Zapa”, krijgt op 18 april 1980 twee kogels door het hoofd, van op korte afstand afgevuurd. De daders zijn weerom het BVE-Batallón Vasco Español. En het houdt niet op. Op 8 mei 1980 wordt op een terrein net buiten Donostia-San Sebastián de 16-jarige María Josefa Bravo teruggevonden. Haar hoofd is verbrijzeld en ze werd verkracht. De 17-jarige Francisco Javier Rueda die haar vergezelde lag een eind verder, bewusteloos met schedelbreuken. Hij vertoonde tekenen van brutale harde slagen. De daders zijn weerom het BVE-Batallón Vasco Español. Op 24 mei 1980 levert Nederland 4 Etarras uit aan Spanje: Juan Carlos Yurrebaso (25 jaar), Juan Ignacio Urrutibeascoa (29j), José Antonio Aguirrebarrena (20j) en José Manuel Arzallus (23j). Bij hun aankomst op Barajas (Madrid) worden zij overgeleverd aan de Guardia Civil. Op 11 juni 1980 verdween Miguel Etxebarria Alvarez “Naparra” of “Bakunin” die als politiek vluchteling in het Noorden leefde, spoorloos van de aardbodem. Het waren de gloriedagen van de vuile oorlog tegen de Basken, en het “Batallón Vasco Español” eiste meteen de ontvoering en de moord op. De huurling, Gilbert Perret, zou hierbij betrokken zijn. Omdat de familie wilde weten waar zijn lichaam gebleven was, dienden ze in september 1999 een aanklacht in wegen “illegale ontvoering” en “ terroristische moord”, om op die manier tot een ondervraging van Perret te komen. Op 31 maart 2004 weigerde het Hoog Gerechtshof deze eis. Op 19 november 2004 raakte bekend dat volgens de Spaanse Justitie niet kon bewezen worden dat Perret actief deelnam aan de ontvoering en dat niet kon bewezen worden dat ‘Naparra’ verdwenen is en dood.
Op een berg boven Lizartza kreeg Miguel Etxebarria Alvarez een sobere gedenksteen in een weide, van waaruit hij een prachtig zicht heeft over de Baskische groene “jachtvelden” waar hij zoveel van hield. Op 13 juli 1980 slaat ETA toe in een nauwelijks bewoonde buitenwijk van Orio. Zij nemen drie wagens van de UAR- Cuerpo Especial de las Unidades Antiterroristas Rurales (gespecialiseerde antiterrorisme-eenheid) onder vuur, aan beide zijden van de weg. De balans is triest: twee Guardia Civiles komen om het leven ( Aurelio Navío Navío en Antonio Gómez Ramos) en twee militanten van ETA ( Iñaki María Gabirondo “Agote” en Carlos Lucio Fernández. Op 27 juli 1980 overlijdt te Toulouse de Abertzale-militant uit Iparralde Michel Labéguerie. In Caracas (Venezuela) wordt op 14 november een aanslag gepleegd op twee bekende gezichten van Herri Batasuna, Jokin Etxeberria en Espe Arana, een echtpaar. De daders zijn weerom het BVE-Batallón Vasco Español. Diezelfde doodseskaders maken dezelfde dag Hernani onveilig en brengen Joaquín Antimasbede om het leven, terwijl Andrés Echeverría op intensieve zorgen moet worden opgenomen. Dit gebeurde op de weg van Andoain naar Hernani, toen zij al wandelend van terugkeerden van het naburige dorpje Urnieta. Op 23 november 1980 wordt de bar Hendayais te Hendaya het voorwerp van een ongemeen hevig vuursalvo door de BVE. De bar werd gefrequenteerd door sympathisanten van ETA. Er vielen 2 doden, de arbeider José Camio en de gepensioneerde Jean Pierre Aramendi, maar geen van beide had ook maar enige uitstaans met ETA. Er waren ook nog 10 zwaar gewonden. Commissaris Manuel Ballesteros García (die in 1976 Conesa vervangt bij de Brigada Central de Informaciόn) werd door de Audiencia Provincial de Guipúzcoa veroordeeld tot 3 jaar schorsing van zijn ambt en 100.000 peseta's boete, omdat hij weigerde mee te werken. Het Hooggerechtshof sprak hem vrij. Hij weigerde de namen van 3 vertrouwelijke politieagenten vrij te geven. Die 3 waren, onmiddellijk na de aanslag op de bar, de grens overgestoken in een gestolen wagen met valse nummerplaten. En op 30 december 1980 sluit het doodseskader BVE het jaar 1980 af met de zoveelste aanslag. In Biarritz komt de politieke vluchteling José Martín Sagardia om het leven toen een krachtige bom onder zijn wagen explodeerde.
Hoofdstuk 18 1981 Op 29 januari 1981 wordt José María Ryan Estrada door ETA-m ontvoerd. Hij is de hoofdingenieur van de kerncentrale van Lemoiz. Op 6 februari 1981 zal hij vermoord teruggevonden worden. En ETA gaat door met aanslagen op de centrale en op de concessiehouder. Op 31 januari 1981 explodeert een bom in een substation van Iberduero. Dat is dan de 16de aanslag die ETA pleegde op de kerncentrale en op de elektriciteitsmaatschappij. Op 4 februari 1981 brengt koning Juan Carlos zijn eerste bezoek aan Gernika. Volksvertegenwoordigers van Herri Batasuna onderbreken zijn toespraak door, met gebalde vuist in de lucht, het “Eusko Gudariak” (het lied van de Baskische soldaat) te zingen. Zij worden gewelddadig door de Berrozi (gewapende militantenorde van de PNV) naar buiten gedreven, waar een toegelopen massa het protest verder zet. Op 9 februari 1981 legt Iberduero, na de moord op hoofdingenieur Ryan, tijdelijk de werken aan de kerncentrale stil. Op 13 februari 1981 sterft Joxe Arregi in het Hospital Penitenciario van de gevangenis van Carabanchel, als gevolg van onmenselijke foltering. De daaropvolgende dagen breken talloze protestmanifestaties uit en een algemene staking in heel Euskal Herria.
Een 200-tal effectieven van de Guardia Civil, onder de leiding van kolonel Tejero vallen het parlement binnen. Deze verwarrende en onrustwekkende gebeurtenis staat bekend als Staatsgreep 23-F. Vijf dagen later, op 28 februari 1981, roept ETA een staakt-het-vuren uit, “om ruimte te laten voor andere wegen”. Zij laten ook de 3 consuls (Oostenrijk, El Salvador en Uruguay) vrij die zij gegijzeld hielden sinds 20 februari 1981. De gijzeling van twee anderen (Portugal en Duitsland) mislukten.
Op 3 maart 1981 komt de staalarbeider en de inwoner van Andoain, Francisco Javier Ansa Zinkunegi, om het leven bij een aanslag door de doodseskaders van BVE. Hij werd door gemaskerden onder vuur genomen toen hij op bus wachtte die hem naar zijn werk zou brengen. De aanslag werd telefonisch door het BVE opgeëist. Op 4 maart 1981 werden 3 verdachten, die banden hedden met het BVE, gearresteerd. Twee onder hen (Ignacio Iturbide en Ladislao Zabala) waren bijzonder goed gekend voor hun deelname bij doodseskaders van “ongecontroleerden”. Ignacio Iturbide en Ladislao Zabala werden beide op 25 juni 1985 veroordeeld door de Audiencia Nacional tot elk 231 jaar celstraf voor 7 moorden gepleegd tussen 1979 en 1981. Op 9 maart 1981 overlijdt Telesforo Monzón in een ziekenhuis te Bayonne aan een hartaanval. Op 21 maart 1981 slaat een commando van het BVE toe in Saint Jean de Luz. Twee militanten van het doodseskader pleegden een aanslag op de parking “Alles Perkain” op een groep van 4 Etarras, waar de het bestuurslid Eugenio Etxebeste deel van uitmaakte. Een persoon werd gewond. De daders sloegen op de vlucht en deden later autostop om terug in Spanje te geraken. Na een jaar van complete stilte schiet Iparretarrak terug in actie. In de nacht van 26 maart 1981 plaatsen zij 6 bommen, waarvan er 4 explodeerden in toeristische centra. De viering van Aberri Eguna in 1981, op 19 april, gaat door in verspreide slagorde: Herri Batasuna viert in de door de Guardia Civil bezette stad Gernika, in Cambo (Iparralde) komen 3.000 manifestanten samen, in Bilbao hebben de militanten van de PNV verzamelen geblazen en in Urretrxe komen de aanhangers van Euskadiko Ezkerra samen. Op 7 mei 1981 slaat ETA-m toe in Madrid. Er wordt een aanslag gepleegd op luitenantgeneraal Joaquin Valenzuela. Joaquín Valenzuela was bevelhebber van de “Cuarto Militar del Rey”, het militaire kwartier van de Koning. Hij werd heel zwaar gewond. Zijn drie begeleiders, luitenant-kolonel Guillermo Tevar, de onderofficier Antonio Nogueira en de soldaat Carlos Rodríguez, overleefden de explosie niet. Drie dagen later, 10 mei 1981, na de paniekreactie op de aanslag op Joaquin Valenzuela, gebeurt in de omstreken van Almería een bijzonder triest drama. Drie jongelingen worden vermoord door de Guardia Civil, die zich maar niet uit dit wespennest lijkt te kunnen redden. Het regent officiële versies: van “het waren 3 Etarras, tot “het waren criminelen van gemeen recht”. Tomás Linaza Euba (vader van een politiek vluchteling) werd op 14 mei 1981 gearresteerd te Bilbao en overgebracht naar de Guardia Civil-kazerne La Salve. Op 22 mei 1981 dient hij een aanklacht in wegens diverse en brutale folteringen, en warempel er volgden veroordelingen in 1999. Luitenant-kolonel Rafael Masa, brigadier Angel Fuentes Romero, eerste korporaal Julián Pérez Montesinos en Santiago López Rico en de gewone piotten Miguel Caballero Sánchez en Diego Cerón García stonden terecht.
De destroyer “Marques de la Ensenada” was het commandoschip van de Spaanse Armadat dat er zorg voor moest dragen dat de Cantabrische kusten niet ten prooi vielen aan terroristische aanslagen. Maar, o ironie, op 2 oktober 1981 was het vlaggenschip zelf voorwerp van een aanslag. In de haven van Santander werd door ETA een bom aangebracht ter hoogte van de waterlijn. De explosie veroorzaakte een bres van 3 meter op 2,5 meter. Om gezichtsverlies te vermijden en het imago te redden, werd het schip in vaart gehouden tegen een kostprijs van 247.000 euro's. Op 20 oktober 1988 was het vlaggenschip rijp voor de sloop. Op 21 oktober 1981 komt de hoofdverantwoordelijke van het ETA-commando “Madrid”, José Andrés Izagirre Gogorza “Gogor”, samen met zijn metgezel José Jáuregui Altube “Josetxo” om het leven bij een politiecontrole. Karlos Martínez de Bastarrika, de chauffeur van de wagen, werd gearresteerd. Tijdens wegcontroles op de snelweg Bilbao-Behobia, ter hoogte van Pasaia, wordt de wagen de drie commando-leden onderschept door de Guardia Civil. De wagen tracht via de pechstrook te ontkomen en Gogor en Josetxo vluchten uit de wagen. Beiden worden door de GAR-Grupos Antiterroristas Rurales (een onderdeel van de Guardia Civil) met machinegeweren onder vuur genomen. Zij overleven de kogelregen niet. De chauffeur die in de wagen gebleven was, werd opgepakt.
Hoofdstuk 19 1982 Op 1 januari 1982 werd Juana Goikotextea (56 jaar) in haar woonst te Getaria door de Guardia Civil gearresteerd op beschuldiging van lidmaatschap bij een gewapende organisatie. Negen dagen later werd ze vrijgelaten omdat er niet de minste bewijslast was. Op 3 januari 1986 start een proces omwille van de klacht van foltering. De Openbare Aanklager vraagt celstraf voor 5 Guardia Civiles: luitenant José Pérez Navarrete en sergeant José Antonio Hernández del Barco els 4 jaar en 9 maanden; voor de gewone Guardias Emilio Parra Moreno, Alejandro Iglesias en Julio Saavedra Marín, elk 4 jaar en 3 maanden. Voor allen ontzetting uit de burgerrechten voor een periode van 6 jaar en een schadevergoeding van 2,000,000 peseta's. Maar de Guardia Civil laat de manschappen nooit vallen, of ze zich nu beestachtig gedragen hebben of niet. De kapitiens José Pérez Navarrete, José Antonio Hernández del Barco en de agenten Emilio Parar Moreno, Alejandro Iglesias Blanco en Julio Saavedra Mariño, beschuldigd van foltering op Juana Goikoetxea en uiteindelijk slechts veroordeeld tot 4 maanden cel en 4 jaar ontzetting, werden door de regering van Felipe González begenagdigd. Juana Goikoetxea verklaarde tijdens het proces op een bepaald ogenblik: "Het ergste is nog dat de Guardia die mij het meest en het brutaalst behandelde, hier niet aanwezig is. Zij brachten elektroden op mij aan, trokken diverse malen de plastiek zak over mijn hoofd, ze sloegen mij voortdurend en schudden mij constant hevig door elkaar en goten water over mij heen zodat ik het bewustzijn niet zou verliezen”. Op 19 februari 1982 gaat het proces tegen de Staatsgreep 23-F van start. Er staan 33 beklaagden terecht. Tijdens de lange nacht van 22 op 23 februari 1981 zag het er naar uit dat over het Spaanse liberaliseringsproces voorgoed een kruis kon worden gemaakt. Een groep opstandige generaals en officieren, o.l.v. de "teniente-coronel" (luitenant-kolonell) van de Guardia Civil Antonio Molina Tejero, bestormde het parlement en gijzelde de voltallige Cortes. De poging tot staatsgreep werd gesteund door de generaals Armada en Millans del Bosch. Alleen het opportunisme van andere opperofficieren en een optreden van koning Juan Carlos (?) kon de staatsgreep in de kiem smoren. Het vraagteken naast koning Juan Carlos wijst op het volgende: Op de weblog van Iñaki Anasagasti (PNV) is er een artikel te lezen over de staatsgreep van 23-F en dit naar aanleiding van een boek dat verschenen is in februari 2006, op de 25ste verjaardag van de staatsgreep. Artilleriekolonel Juan Ignacio San Martín, chef-staf van de División Acorazada, was naast o.a. "teniente-coronel" Tejero ook één van de hoofdrolspelers. Hij publiceerde het boek: “Apuntes de un condenado por el 23-F”. In dat boek staat letterlijk te lezen: "Tarradellas dijo: “Yo creo que el Rey tenía información suficiente de lo que los militares pretendían. Y sabía que, si hacían algo, a la Monarquía no la tocarían. Soy zorro viejo y pienso que el Rey sabía muy bien por donde podrían ir los tiros... Por eso pudo evitarlo aquella noche tremenda." (Página 367)”. Kort samengevat: “Tarradellas zei: "Ik ben er van overtuigd dat de koning voldoende informatie had over wat de militairen van plan waren. En hij wist dat, als ze iets zouden ondernemen, er niet aan de monarch zou geraakt worden. Ik ben een oude vos en ik denk dat de koning heel goed wist waarvoor de kogels bestemd waren…”
In deze krampachtige atmosfeer kwamen nieuwe bijzonder repressieve uitzonderingswetten tot stand, in eerste instantie gericht tegen het radicale Baskische nationalisme, dat algemeen werd voorgesteld als de rechtstreekse aanleiding tot de staatsgreep van Tejero. Een gevolg van de februari-putsch was de verhoging van de repressiemacht: 2000 extra soldaten werden naar de drie provincies gestuurd, en nog eens 1.500 naar Navarra, waar Herri Batasuna de grootste nationalistische partij was. Door de staatsgreep werd het flauwe Baskische autonomiestatuut helemaal uitgehold en daarna werd van het geen overbleef ongeveer niets toegepast... Eén van de nieuwe repressie-wetten was de "Ley de la Defensa de la Constitucion" (Wet ter verdediging van de grondwet), die een regelrechte aanfluiting van de vrije meningsuiting inhield. Het volstond om in een persorgaan op te komen voor de onafhankelijkheid van Baskenland om van inconstitutionele "apologie van het terrorisme" beschuldigd te kunnen worden. De wet werd nota bene mee door de socialistische oppositie goedgekeurd. Vooral de radicale pers, het dagblad "EGIN" en het weekblad "Punto y Hora" werden geviseerd en vanaf dan werden inbeslagnames, intimidatie van journalisten en persprocessen legio. Een ander gevolg van de staatsgreep was de aanvaarding van de organieke "Loapa"wetgeving (Ley Orgánica de Armonización del Proceso Autonómico). Die kwam neer op een ver doorgedreven ontkrachting en uitholling van de minimale autonomie die in het "Statuut van Guernica" besloten lag. Alle beslissingen van het regionale bestuur moesten voortaan goedgekeurd worden door een grondwettelijk tribunaal te Madrid. De dotaties werden drastisch teruggeschroefd. De PNV, die het Statuut van Guernica altijd te vuur en te zwaard had verdedigd, voelde zich na de devaluatie ervan zwaar beledigd en protesteerde met een voor haar ongewone felheid tegen dit misbruik van vertrouwen. De Baskische autonomie werd gekortwiekt, de wetgevende bevoegdheid van de Raad herleid tot een interpretatie en de uitwerking van de centrale wetgeving. Begin juli 1981 gaf Xavier Arzallus, PNV-woordvoerder, in het partijblad "Euskadi" onomwonden toe dat het zo niet verder kon. Muruetagoiena Esteban Scola, advocaat en dokter te Oiartzun, sterft op 29 maart 1982 als gevolg van ondergane folteringen. Hij verbleef 10 dagen incomunicado (volledige afzondering). Zijn overlijden vond plaats 4 dagen na zijn vrijlating (hij werd beschuldigd van vermoedelijk (?) lidmaatschap bij ETA) en bij de autopsie werden onweerlegbare bewijzen gevonden van foltering. De Generale Directie van de Guardia Civil laat via de burgerlijke gouverneur van Gipuzkoa weten dat tijdens zijn gevangenschap geen feiten van geweldpleging te observeren vielen”. Op 15 april 1982 gaat een proces van start in de Audiencia te Madrid tegen de burgemeester en 4 raadsleden van Herri Batasuna wegens smaad aan de koning. Zij hadden een motie ingediend tegen het bezoek van de koning aan Euskadi. Ingenieur Angel Pascual Mújica, projectdirecteur van de nucleaire centrale van Lemoiz, die de plaats had ingenomen van de vermoorde José Maria Ryan (zie Nieuwsbrief 35, eerste punt), komt op 5 mei 1982 bij een aanslag door ETA-pm om het leven. Het project ligt nu volledig stil, want de arbeiders hebben zich van de machthebbers (de oligarchie) afgekeerd en beginnen nu zelf sabotageacties te plegen: dynamiet plaatsen, kabels doorschijven, zand strooien in de turbines, en nog veel meer. Op 12 mei 1982 beslist de administratieve raad van Iberduero de contracten voor uitvoering van de werken, voor toeleveringen en voor diensten op te schorten, wat neerkomt op het lamleggen van het project.
Op 13 mei 1982 komen Juan José Valencia Lerga en José Javier Alemán Astíz, vermoedelijk leden van een commando van ETA-m, om het leven te Tafalla toen een bom die ze in hun wagen vervoerde, explodeerde. Dezelfde dag worden de volksvertegenwoordigers Miguel Castells en Anton Ibarguren in de gevangenis opgesloten omwille van hun protest tegen het koninklijke bezoek aan Gernika. Het verdict in het proces van de staatsgreep van 23-F valt op 3 juni 1982. Kregen 30 jaar cel: Luitenant-generaal Jaime Milans del Bosch y Ussía en Luitenant-kolonel van de Guardia Civil, Antonio Tejero Molina. Kregen 6 jaar cel: Divisie-generaal Alfonso Armada Comyn, Divisie-genraal Alfonso Armada Comyn ,Commandant van de Infanterie Ricardo Pardo Zancada. Ze werden allemaal ontslagen uit het leger of uit de Guardia Civil. Nog 10 anderen kregen straffen van 2 tot 5 jaar.
Foto genomen bij het einde vanhet proces in de Geografische Dienst van het Leger, nog voordat het vonnis uitgesproken werd door de Consejo Supremo de Justicia Militar. (Foto: El Mundo)
Op 3 juli 1982 wordt de industrieel Rafael Abaitua door 6 mannen ontvoerd. Hij zal op 30 juni 1982 worden vrijgelaten. Op 16 juli 1982 beleven wij, na de afscheuring van ETA-m, de eerste aanslagen door ETA-pm. Minstens 15 openbare organismen zijn voorwerp bij 21 aanslagen in de 4 hoofdsteden van Euskadi. Twee mannen op een moto plegen op 4 november 1982 een aanslag tegen tegen een topgeneraal, Divisie-generaal Victor Lago Román van de División Acorazada Brunete. Tien dagen later, op 14 november 1982, ontvoert ETA-pm te Zumarraga de ondernemer Saturnino Orbegozo. Hij zal op 30 december 1982 door de Guardia Civil bevrijd worden.
Hoofdstuk 20 1983 Op 5 november 1983 explodeert een bom in de centrale zetel van de Banco de Vizcaya te Bilbao. De balans is triest: 3 doden en 10 gewonden. Op 6 november 1986 doet ETA openbaar aan zelfkritiek en bestempelt de aanslag als een betreurenswaardige gebeurtenis. Het helpt niet om de verontwaardiging weg te nemen. Een commando van ETA-m, gewapend met geweren, machinegeweren en pistolen, overmeesteren op 28 februari 1983 een tiental Ertzainas in het Palacio de la Diputación Foral te San Sebastián. In de kelders verzamelen (roven) zij een aanzienlijke buit: 112 pistolen van het merk Star-P, 6.340 kogels 9mm, 6 radiozenders, 12 speciale lantarens, volledige uniformen van de Ertzaintza, 2 wagens waarvan 1 toebehorende aan de Ertzaintza zelf... De spectaculaire overval wordt in alle kranten becommentarieerd als een politieke en morele mokerslag voor de Baskische regering en uiteraard voor de ordestrijdkrachten zelf. Op 21 maart 1983 wordt Jesús Guibert Azkue (55 jaar en militant van de PNV-Partido Nacionalisita Vasco) in Azpeitia (Gipuzkoa) ontvoert door de CCAA-Comandos Autónomos Anticapitalistas. Hij was industrieel en werkzaam bij het staalbedrijf Marcial Ucín SA te Azpeitia. Op 22 maart 1983 doet de Spaanse regering voor de eerste maal een beroep op de medewerking van de bevolking. Er wordt een som van 20.000.000 peseta's vrijgemaakt voor wie informatie kan verstrekken die tot de bevrijding kan leiden. Zonder resultaat, want na betaling van een aanzienlijke som losgeld (er werd nooit bekendgemaakt hoeveel) wordt de industrieel op 7 april 1983 door de CCAA zelf vrijgelaten. Vier dagen later, op 25 maart 1983, wordt in de omgeving van Errenteria (Gipuzkoa) een konvooi van de Policia Nacional onder vuur genomen door 2 Etarras. Vijf agenten reken gewond, waarvan 1 later overlijdt in het hospitaal. Een paar uren later wordt in Madrid voorzitter Diego de Prado y Colón de Carvajal van de Banco de Descuento ontvoerd. Hij zal op 6 juni 1983 worden vrijgelaten nadat een persoon in naam van ETA de krant El País om 05:00u had verwittigd. Xabier Sánchez Erauskin wordt op 15 april 1983 opgesloten in de gevangenis van Langraitz. Hij werd tot 18 maanden cel veroordeeld voor de publicaties van 2 artikels in het weekblad “Punta y Hora de Euskal Herria”. In februari 1981 publiceerde hij het artikel, “ Paseíllo y espantá”, dat beschouwd werd als beledigend voor koning Juan Carlos. “Paseíllo” (korte passage) verwijst naar het omstreden bezoek van de koning aan de Casa de Juntas te Gernika, en “espantá” naar het recente ontslag door Adolfo Suárez. Toen Suárez op 3 maart 1979 opnieuw de verkiezingen gewonnen had, wist hij zich niet te handhaven tussen de vele politieke, sociale en economische veranderingen die plaats vonden, zoals de opkomst van de PSOE, Uiteindelijk kwam hij in conflict met koning Juan Carlos en met zijn eigen partij, waarna hij op 29 januari 1981 zijn ontslag aanbood. Hij werd opgevolgd door Leopoldo Calvo Sotelo. Een protestmanifestatie in de gevangenis van Carabanchel (Madrid) door 52 opgesloten Etarras tegen de massale verhuis van politieke gevangenen naar Puerto de Santa María (Andalucia) om hen nog verder van het thuisland onder te brengen, wordt in de kiem gesmoord door de ordestrijdkrachten die traangasgranaten, rookbommen en rubberen
kogels afvuurden. Het spektakel duurde van 06:00u tot 12:00u. De militant van ETA-m, Antton Tolosa González, komt om het leven op de Monte Urgell te Donostia, waar springstof explodeerde die hij aan het manipuleren was. In afwachting van de officiële opening door de burgemeester van Errenteria van de jaarlijkse feesten op 21 juli 1983, was heel wat volk (meer dan 1.000 man) verzameld voor het gemeentehuis. Politie in burger (meer dan 60 manschappen) lokten grote incidenten uit door middel van slagen met ijzeren staven en reglementaire boeien die ze in krantenpapier hadden verstopt. Ze sloegen er als beesten op los en hesen fier de Spaanse vlag aan het gemeentehuis. Ettelijke personen, die zich alleen met eieren en tomaten verdedigden, werden gewond. De burgerlijke gouverneur van Gizpuzkoa had al een officiële versie klaar: “De ordestrijdkrachten werden aangevallen”. Quizvraag: “Hoe wordt iemand in burger herkent als politie?” Op 30 juli 1983 wordt een inwoner van Lasarte, Joaquín Olano, met spoed binnengebracht bij het Rode Kruis van Donostia. Hij werd uit de kazerne Antiguo van de Guardia Civil binnengebracht nadat zij hem 30 uren hadden “bewerkt”. Hij werd onmiddellijk in vrijheid gesteld zonder ook maar iets ten laste. Een getuige, woonachtig naast de kazerne, verklaarde dat hij tussen 05:00u en 07:00u volgende kreten had gehoord, afkomstig uit de kazerne: "Dejadme morir" (Laat mij sterven) en "Basta ya" (Het is genoeg, stop ermee). Op 7 augustus 1983 greep in de omgeving van camping “Lou Pantaou” te Léon (in de Landes tussen Bordeaux en Baskenland) een vuurgevecht plaats. Er was een confrontatie aan de gang tussen militanten van Iparretarrak en twee Franse gendarmen. Eén gendarm werd gedood en de andere gekwetst. Voor de confrontatie goed en wel losbarstte, vluchtte Popo Larre weg, en het laatste wat zijn kompanen van hem zagen, was dat hij verdween in de bossen van Léon. Alfredo Jorge Suar Moro was geneesheer-directeur in de gevangenis van Puerto de Santa María. Op 14 oktober 1983 pleegt ETA een dodelijke aanslag op hem. In een communiqué laat ETA weten dat hun prioritaire militaire objectieven alle gevangenisfunctionarissen zijn waar Baskische politieke gevangen worden vastgehouden. Op 16 oktober 1983 komen de doodseskaders van GAL voor een eerste maal in actie. Het drieletterwoord is totaal nieuw en totaal onbekend, maar dat zal niet lang duren. De eerste actie voorspelt alvast weinig goeds. Een woordvoerder van de regering verklaarde op 19 oktober 1983, na de ministerraad op een persconferentie, dat de regering geen weet heeft van de verdwijning van Lasa en Zabala op Franse bodem. Bovendien meent het kabinet te moeten stellen dat iedere hypothese als zou hier sprake zijn van een vuile oorlog, totaal uit de lucht gegrepen is. De ministerraad was volledig gewijd aan het versterken van de maatregelen tegen het terrorisme. De woordvoerder gaf ook de versie van de regering van het kabinet: “Het betrof een operatie om informatie in te winnen. De 4 manschappen staken de grens over met eigen identiteitsdocumenten, zonder wapens, zodat de opzet om een Etarra te ontvoeren niet opging. De opdracht om informatie in te winnen was toevertrouwd aan 1 politieagent. Hij werd vergezeld, als lijfwacht, door 3 specialisten van de GEO (Grupo Especial de Operaciones of Special Forces), omdat de opdracht delicaat en gevaarlijk was (dus waren ze toch gewapend.) Het incident, volgens de versie van de regering, was een gevolg van een verkeersongeval: er werd een motorrijder aangereden, en toen ze wilden helpen, herkenden ze een Etarra. Er ontstond een gevecht en de Franse politie kwam toegesneld en de 4 Spaanse manschappen werden gearresteerd. (Een versie om in te
lijsten, als je weet wat er vervolgens is gebeurd.) […] Drie dagen later, op 19 oktober 1983, wordt het lijk van kapitein Alberto Martín Barrios teruggevonden. Hij werd op 5 oktober 1983 door ETA-pm ontvoerd. Een kapitein, 2 sergeanten en een inspecteur van de Policía Nacional, werden op heterdaad betrapt te Hendaye en gearresteerd op verdenking van poging tot ontvoering van José Maríla Larretxea, ETApm, al een paar jaar woonachtig in Frankrijk. De mislukte aanslag gebeurde op 19 oktober 1983. Vanuit zijn kamer in de Polikliniek van San Juan de Luz, onder strenge bewaking, deed de Etarra zijn verhaal aan El País: […]“Ik reed met een motorfiets door de Rue Emperateur te Hendaye, waar het op dat moment heel druk was. Een wagen reed mij van achteren aan, en ik probeerde vergeefs mijn evenwicht te houden. Onmiddellijk wierpen een paar man zich op mij, één onder hen duwde een anorak op mijn gezicht, en zij begonnen mij over het hele lichaam te slaan. Zij probeerden mij naar hun wagen, een witte Talbot met nummerplaat SS2005-N, te sleuren. Net op dat moment hoorde ik iemand die zich identificeerde als politie. Dat verraste de aanvallers zodanig dat ze niet goed wisten hoe te reageren. Direct daarop kwamen nog Franse politieagenten toegesneld en werden de aanvallers gearresteerd. Zij boden geen weerstand en probeerden niet te ontsnappen.[…] […] De versie van de 4 aanvallers luidde helemaal anders (of wat had u gedacht). Volgens hen was het een gewoon verkeersongeval geweest, maar dat klopte niet met het getuigenis van de Franse agent die de afranseling had gezien. […] Op 7 november 1983 wordt in Beasain de directeur van de onderneming Indar S.A. ontvoert. De industrieel, José Cruz Larrañaga Mendizabal wordt op 18 november 1983 vrijgelaten. Segundo Marey, 51 jaar, nationaliteit Spaans, en woonachtig te Hendaye (Frankrijk), werd omstreeks 20:00u in de avond op zondag, 4 december 1983, ontvoerd door 3 personen. Hij was thuis, samen met zijn vrouw Marta Sahastume. Een paar uur nadat hij werd vrijgelaten (ze hadden de verkeerde meegepakt) op 14 november 1983 eist GAL de ontvoering op. Verscheidene individuen, gewapend met pistolen, hebben op 19 december 1983, omstreeks 19:30u in de bar Calette te Bayonne, de vluchteling Ramón Oñederra Cacho vermoord. Oñederra, die 23 jaar was, werd door de Franse politie beschouwd als actief lid van ETA-m. Hij was werkzaam als kelner in de bar, en werd getroffen door 2 kogels in het hoofd en 4 kogels in hals en borst. Een woordvoerder van GAL eiste in een communiqué, via France Presse en Efe, de verantwoordelijkheid op. De moordenaars van Ramón Oñederra (afkomstig is uit Azcoitia en al 6 jaar woonachtig in Frankrijk) kwamen met de wagen naar de bar Calette waar veel vluchtelingen samenkomen. De karakteristieken van de wagen zijn onbekend, maar getuigen zagen op de nummerplaat NA staan, van Navarra. De 4 moordenaars drongen de bar, gelegen in de Rue de Baurnef, binnen. Ramón Oñederra was er op dat ogenblik alleen aanwezig toen hij beschoten werd. Hij was ook gewapend en probeerde zich na het eerste schot te verdedigen, vergeefs. Oñederra was gewapend uit voorzorg, want hij had al gedurende 2 maanden doodsbedreigingen gekregen.
Hoofdstuk 21 1984 Op 1 januari 1984 overlijdt Miguel Antonio Goikoetxea"Txapela", een vooraanstaand leider van ETA-m. Op 28 december 1983 raakte hij zwaar gekwetst te Saint Jean de Luz als gevolg van een aanslag . In de vroege uren op 29 december 1983, werd hij klinisch dood verklaard. Spanje had al twee maal om zijn uitlevering gevraagd en de doodseskaders van GAL eisten de avond van 28 december 1983 nog de verantwoordelijkheid op. Txapela bevond zich omstreeks 20:30u in de omgeving van zijn woonst in de urbanisatie Cité du Lac, toen hij neergeschoten werd door twee onbekenden die er met een motorfiets van door gingen. Op 8 januari 1984 vinden in de vier hoofdsteden van Eiskal Herria massale protestmanifestaties plaats tegen de “vuile oorlog”. In een nooit geziene razzia worden op 10 januari 1984 meer dan 100 huizen van Baskische vluchtelingen doorzocht door de Franse politie. Er zijn 14 arrestaties: Carlos Ibarguren “Nervios”, Tello Ansola "el Viejo", Miguel Ángel Arruabarrena “Tanque”, Iñaki Arrizeta, Miguel Ángel Aldama Lerena, Tello Garate, Mikel Lujua Echabe, Kepa Lujua Echabe, Miguel Ángel Goienetxea, José María Larretxea Goñi, Josu Abrisketa Korta “Txutxo”, José Miguel Arrugaeta, José Antonio Múgica Arregui en Juan Carlos García. Ook Xabier Larreategui “Atxulo” en Kepa Murua werden gearresteerd, maar onmiddellijk vrijgelaten met als voorwaarde een gedwongen verblijfplaats. Zes onder hen worden gedeporteerd naar Guadalupe, waaronder José María Larretxea Goñi en Josu Abrisketa Korta “Txutxo”. “Atxulo”
Op 21 januari 1984 beginnen 46 Baskische vluchtelingen een hongerstaking in de kathedraal van Bayonne als protest tegen de rechteloosheid en de onzekerheid waarin ze moeten leven. Op 29 januari 1984 komt (in actieve reserve) luitenant-generaal Guillermo Quintana Lacaci, om het leven nadat 2 Etarras op hem vuurden in de buurt van zijn woonst in de Calle de Romero Robledo te Madrid, vlak bij het Ministerie van Defensie. Op 16 februari 1984 wordt Iñaki Ojeda, militant van ETA, door de politie te Barakaldo neergeschoten. De politie hem lokaliseren in een wijk te Barakaldo. Na een hevig salvo door de politie werden twee van zijn vrienden, Juan Manuel González Merino en Juan Manuel Piriz López, zwaar gewond. Omsingeld, wilde hij negotiëren over zijn overgave. Hij moest ongewapend naar buiten komen en zich tegen een muur plaatsen…Onmiddellijk werd hij onder vuur genomen door de GEOS, Grupo Especial de Operaciones (een soort groep Dyane) en doorzeefd met kogels. Een politie in burger, pistool in de hand, naderde “Txapel” en schoot nog eens 6 maal in de hartstreek. Het autopsierapport spreekt van 19 kogelinslagen in zijn lichaam. Hij is 20 jaar geworden. Enrique Casas, senator, secretaris van de PSE-PSOE, lijsttrekker voor Gipuzkoa bij de komende autonome verkiezingen, werd op 23 februari 1984 door twee personen van dichtbij neergeschoten. De aanslag werd opgeëist door de Grupo Mendeku (Wraak) die deel uitmaken van de CCAA-Comandos Autónomos Anticapitalistas. ETA Militar ontkende alle betrokkenheid bij de aanslag.
Op 1 maart 1984 sterft Didier Laffitte, militant van Iparretarrak, in een hospitaal na beschoten te zijn geweest in zijn wagen door de Franse politie. Gabi Mouesca die hem vergezelde, kon ontsnappen. Jean-Pierre Cherid, een huurling bij de doodseskaders van GAL, komt om het leven te Miarritze-Biarritz toen hij bezig was een bom te plaatsen onder een voertuig van een Baskische vluchteling.
In een hinderlaag gelokt door de Guardia Civil komen op 22 maart 1984 te Pasaia 4 van de 5 militanten van CCAA-Comandos Autónomos Anticapitalistas om het leven onder een salvo van de “verdienstelijken”.
Javier Pérez de Arenaza (33 jaar), vermoedelijk lid van ETA-m en zwager van een van de voornaamste leiders van ETA, Domingo Iturbe Abasolo "Txomin", werd op 23 maart 1984, na de middag vermoord aan het benzinestation Saint Martin te Biarritz. Een jonge man had van op een moto verscheidene schoten afgevuurd. GAL heeft de verantwoordelijkheid opgeëist. De aanslag gebeurde omstreeks 13.00u net toen Pérez de Arenaza zijn wagen had volgetankt. Het slachtoffer werd getroffen door 2 kogels in het hoofd. Gebruik makend van de verwarring kon de dader ontsnappen, richting Saint Jean de Luz. De Franse politie bracht het plan "Eclat" (bliksemschicht) in werking, waarover geen enkel detail werd vrijgegeven, om de dader te snappen. Het gevolg was, in vergelijking met vorige aanslagen, een grote machtsontplooiing, vooral rondom Biarritz en Bayonne, maar van wegcontroles was er weinig te merken en het verkeer aan de grensovergang verliep volledig normaal. Op 1 juni 1984 starten de sabotagedaden tegen tegen de concessionarissen van Franse wagens, als protest tegen de politiek die de Franse regering voert t.a.v. de Baskische vluchtelingen. In een spectaculaire politieactie, uitgevoerd op 15 juni 1984 door speciale eenheden van de Guardia civil, wordt een Guardia zwaar gewond en vinden twee Etarras, Agustín Arregui Perurena “Txurilla” en Juan Luis Elorriaga “Patxi”,de dood. De spectaculaire actie kwam er nadat een paar uur voordien een Guardia een autobom niet overleefde in de wijk Larratxo te Donostia. In Hernani had een ETA-commando dekking gezocht in een woonst, nadat zij lucht kregen van de actie. Maar de overmacht was te groot. De leider van het commando Jesús María Zabarte Arregui gaf zich over en maande zijn twee kompanen aan hetzelfde te doen. Zij weigerden en verdedigden zich. Als van de drie uur durende salvo's uit diverse machinegeweren, brak er brand uit en Agustín Arregui Perurena “Txoria” en Juan Luis Lekuona “Kattu” werden levend verbrand, tenzij ze al dodelijk geraakt werden. Op dezelfde dag werd ook nog eens een aanslag geregistreerd. Tomás Pérez Revilla
(ETA-m) en de priester Ramón Orbe, uit Arbonne, werden op 15 juni 1984 te Biarritz zwaar gewond als gevolg van brandwonden bij de explosie van een bom. De aanslag gebeurde omstreeks 17:50u en nog 6 voorbijgangers werden eveneens gewond. GAL eiste dezelfde avond nog de verantwoordelijkheid op via telefoon. De beller, die perfect Frans sprak, verklaarde: "Deze aanslag, gericht tegen Revilla, is een antwoord op de bomaanslagen door ETA-m". Revilla en Orbe waren zinnens hun moto te starten, toen een bom ontplofte. Dit alles gebeurde ter hoogte van de bar Le Haut. Getuigen beweren dat het een heel krachtige explosie was. Op 30 april 1984 werd Eugenio Etxebeste Arizkuren “Antxon” in Iparralde gearresteerd en op 9 augustus 1984 zal hij worden gedeporteerd naar Santo Domingo (Dominicaanse Republiek). Etxebeste zat zes jaar vast in Spanje nadat hij in 1997 aan Spanje werd uitgeleverd door de autoriteiten van de Dominicaanse Republiek (waar hij gedurende 13 jaar als gedeporteerde leefde op 6.000 km van huis). Hij werd daarop door het Hooggerechtshof tot 10 jaar veroordeeld wegens “het uitoefenen van belangrijke functies binnen ETA”. Deze veroordeling kwam er op basis van documenten die in 1986 (!) gevonden werden in de meubelcoöperatieve “Sokoa” en waardoor hij beschuldigd werd als zijnde de “verantwoordelijke voor het logistieke apparaat van ETA” in de jaren 80. Antxon werd op 7 februari 1980 in Noord-Baskenland gearresteerd en bleef 17 dagen gevangen in Baiona (Bayonne). Daarna werd hij verbannen naar Angers (Maine-et-Loire). Op 30 april 1984 werd hij opnieuw opgepakt in Agelu-Anglet (Noord-Baskenland) en later gedeporteerd naar de Caraïben. In 1986 werd hij “doorgeschoven” naar Ecuador en op 9 juli 1987 naar Algerië. ETA had hem namelijk aangewezen als onderhandelaar met de Regering Felipe González. Toen deze onderhandelingen mislukte, werd hij terug naar de Dominicaanse Republiek gedeporteerd. Spanje vond er niets beters op dan hem daarna te beschuldigen van daaruit ETA te leiden! Op 28 januari 2004 werd Eugenio Etxebeste, “Antxon”, onder grote mediabelangstelling vrijgelaten uit de gevangenis van Topas (Salamanca) waar hij intussen was beland. Zijn eerste woorden, vóór circa 32 communicatiemedia, maakten duidelijk dat Antxon niet meteen van plan was zich gedeisd te houden: “Ik snak ernaar officieel op te houden Spanjaard de zijn. Als we vrij komen, zeggen we allemaal dat we onze vrijheid terug hebben, maar dat is niet de waarheid. Ons Volk blijft continu gevangen in deze Spaanse staat. Ik wil Baskisch burger worden binnen een vrij Euskal Herria.” Na een bezoek van Felipe González aan ons land worden op 14 juli 1984 twee Baskische vluchtelingen door België uitgeleverd aan het het folterland Spanje: Joseba Artetxe en Gaizka Ormaza. Het Tribunaal van Pau gaat op 23 september 1984 in op de vraag tot uitlevering aan Spanje van 4 vluchtelingen: Francisco Javier Lujanbio Galdeano, Luciano Eizaguirre Mariscal, José Manuel Martínez Beistegui en José Carlos García Ramírez. Op aansturen van het Spaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt op 25 oktober 1984 extra “bibbergeld” toegekend aan leden van de ordestrijdkrachten die naar Euskal Herria worden gestuurd. Maandelijks zullen zij 51.954 peseta's extra krijgen boven op hun loon. Op 20 november 1984 werd een heel belangrijk Baskisch nationalist vermoord, precies op de verjaardag van Franco's dood. Xanti Brouard was voorzitter van HASI en lid van het nationaal directorium (zeg maar partijbestuur) van Herri Batasuna.
Hoofdstuk 22 1985 Op 1 januari 1985, het oude jaar was nauwelijks voorbij, werd door ETA-m een dodelijke aanslag gepleegd op José Larrañaga in de bar Alameda te Azkoitia. José Larrañaga was de ex-leider van het fascistische Movimiento Nacional van Franco. Op 17 januari 1985 ontvoert ETA-m de ondernemer en sympathisant van de PNV, Ángel Urteaga, te Asteasu (Gipuzkoa). De ondernemer werd jarenlang aangemaand een revolutionaire belasting te betalen aan de gewapende organisatie, wat hij ook lange tijd deed. Op 23 februari 1985 zal ETA-m hem vrijlaten. Op 1 februari 1985 werd een door de Franse politie goed gekende nationalist licht gewond bij een bomaanslag in de nabijheid van de gendarmerie van Bayonne. Uit nationalistische kringen werd bevestigd dat het de 27-jarige Xavier Manterola betrof die slachtoffer geworden was van een aanslag. De politie vermoedt dat een bom, die hij vervoerde, vroegtijdig ontplofte (hoe kan hij dan licht gekwetst zijn?) Volgens zijn kompaan, getuige ter plaatse, explodeerde een bom toen Manterola het portier van zijn wagen opende. De nationalistische militant was op de terugweg van een vergadering die de dag voordien te Bordeaux werd gehouden. Christian Caasteigts, een jonge Fransman van 23 jaar, niet als dusdanig bekend voor politieke activiteiten, maar wel de autonomiebeweging gunstig gezind, werd zwaar gewond te Bayonne bij een terroristische actie. In de late avond op 5 februari 1985, werden beide benen geamputeerd. Zo wisten lokale radio's te melden. Het jonge slachtoffer, een bediende bij een atelier voor bromfietsen, werd door de explosie van een krachtige bom, vastgemaakt aan de motor van zijn wagen, zwaar gewond toen hij zijn Renault 4L wilde starten. De directeur-generaal van de Banco Central te Madrid, Ricardo Tejero Magro, werd dodelijk getroffen bij een aanslag op 19 februari 1985. Hij werd neergeschoten in de garage van zijn woning gelegen in de Madrileense wijk Salamanca, meer bepaald in de Calle de Ortega y Gasset. Vier Guardia Civiles, Julián Morejudo, Eduardo Sánchez Guzmán, Francisco Castillo Roldán en Juan Pedro Medina, raken te Lasarte gewond op 22 februari 1985 toen uit een voorbijrijdende wagen op hen gevuurd werd door ETA. De vier hadden al 14 dagen een bewakingsopdracht aan de onderneming Bianchi, waar een arbeidsconflict was uitgebroken. Twee Baskische vluchtelingen werden op 4 maart 1985, gewond bij een aanslag te Bayonne. Eén persoon werd ernstig gewond. Omstreeks 20:00u loste een individu 6 schoten met een automatische pistool in de bar "Lagunekin" die veel gefrequenteerd word door Baskische vluchtelingen. Ángel Gotzon Zabaleta (21 jaar), afkomstig uit Ezkio (Gipuzkoa) kreeg een kogel in de rechterarm en Josu Amante Arnáiz "Txirlas", (24 jaar) werd in de borst getroffen. Volgens de prefectuur van Pau zou de dader een kleine persoon geweest zijn, die het hoof bedekt had met een kap. Hij was via een zijstraatje de dienstingang binnengedrongen, vuurde 6 schoten af en vluchtte weg, zijn wapen, een Winchester kaliber 12, achterlatend. Volgens getuigen, waaronder een kelner, was de dader een vrouw. De luitenant-kolonel Carlos Díaz Arcocha, commandant van de Ertzaintza, komt op 7
maart 1985 om het leven toen hij, na een ontbijt in een cafetaria te Vitoria, opnieuw in zijn wagen stapte om richting Politie-academie te Arkaute te rijden. Bij het openen van het portier explodeerde een bom. Juan Ramón Basáñez Jáuregui (25 jaar) werd op 26 maart 1985 zwaar gewond bij een aanslag in een bar te Ciboure. Een andere persoon, waarvan de identiteit niet bekend is, werd ook gewond. Basáñez, afkomstig uit Portugalete (Bizkaia), werd in het hoofd getroffen en onmiddellijk naar de Polikliniek van Saint Jean de Luz overgebracht. Basáñez, die in 1983 naar Iparralde was gevlucht, had aan de Franse autoriteiten het statuut van politiek vluchteling aangevraagd, en beschikte over een voorlopige verblijfsvergunning die om de 6 maanden moest hernieuwd worden. het voorval deed zich voor in bar Vittor, omstreeks 19:00u. Na het salvo wierp een vrouw een granaat naar binnen om de aftocht van de dader te dekken. Benoit Decastaing, een jonge Fransman van 21 jaar, werd dodelijk getroffen bij een aanslag te Bayonne op 29 maart 1985, vermoedelijk gepleegd door GAL. De dader, Pierre Baldés, van Franse nationaliteit, werd door getuigen achtervolgd en overmeesterd. Marc Mutuo, een jongen van 24 jaar uit het naburige Arcangues, werd zwaar gewond. Ook Kepa Pikabea, vermoedelijk lid van ETA-m, werd getroffen. De aanslag had plaats in de bar Les Pyrénées iets voor 20:30u. Francisco Javier Galdeano, verslaggever voor de krant Egin in Frans-Baskenland, werd op 30 maart 1985 even na 19:00u vermoord door een onbekende te Saint Jean de Luz. Galdeano, (40 jaar) en afkomstig uit Bilbao, had net zijn huis verlaten om foto's van een manifestatie (tegen de aanslagen van GAL) op te sturen. GAL nam trouwens via communiqués in diverse media de verantwoordelijkheid op. De aanslag gebeurde in de wijk Urdazuri waar Galdeano een huis huurde. Dichtbij de voordeur werd hij vanuit een wagen onder vuur genomen. Hij stierf ter plaatse, geraakt in verscheidene vitale delen en in het hoofd. Op 16 april 1985 explodeert een bomauto te Pamplona in de omgeving van de ambtswoning van de vice-president van de regering van Navarra, José Antonio Asiáin. Iedere morgen worden er effectieven van de nationale opgesteld omwille van de veiligheid. Bij die aanslag, vermoedelijk door ETA-m raken 3 politiefunctionarissen gewond door brandwonden. Een anonieme beller die beweert in naam van ETA-m te spreken waarschuwt dat de organisatie een sabotagecampagne zal starten aan de kusten van de Middellandse Zee. Terwijl de eerste valse bommeldingen binnenlopen aan de Middellandse Zee-kust exploderen op 2 mei 1985 twee explosieven aan de kazerne van de Guardia Civil te Llodio-Laudio. Er werd geen persoonlijke of materiële schade vastgesteld. Vijf dagen later, op 7 mei 1985 raakt de politiefunctionaris José María Izquierdo Jiménez gewond te Pamplona toen hij zijn wagen wilde starten. Een bom, onder zijn wagen geplaatst, explodeerde. Nog eens twee dagen later, op 9 mei 1985, raken 2 Guardia Civiles licht gewond bij een aanslag te Zestona. Op 11 mei 1985 explodeert een bom op de Playa de Poniente te Benidorm. De 9de aanslag aan de kusten van de Middellandse Zee is een feit. Op 16 mei 1985 komt een korporaal van de Policía Nacional om het leven bij een aanslag te Basauri. Negen andere leden van het korps raken gewond.
Twee politieagenten van de Policía Nacional, Máximo Díaz Barderas en Francisco Rivas López, komen om het leven op 22 mei 1985 bij een aanslag. Zij waren in burger, buiten dienst, en bevonden zij aan de zijde van de Monte Ulia in de omgeving van Pasajes de San Pedro op ongeveer 10km van San Sebastián. Een politieagent van de Policía Nacional en een jonge van 14 jaar sterven op 30 mei 1985 te Pamplona als gevolg van een aanslag door ETA-m. Drie collega-agenten raken gewong. Op 12 juni 1985 sterven 4 personen te Madrid, een kolonel, zijn chauffeur, een agent van de Policía Nacional en een brigadier van het leger, na drie aanslagen door ETA. GAL-Grupos Antiterroristas de Liberación heeft op 15 juni 1985, de verantwoordelijkheid opgeëist van de aanslag te Ciboure op de bar “Trinkete Txippi”, waarbij 2 Franse burgers het leven verloren. GAL stuurde, via een communiqué, naar diverse kranten een bericht waarin de dood van onschuldige slachtoffers betreurd werd, maar waarin ook een waarschuwing gestuurd werd naar de lokale Franse bevolking om die lokalen te vermijden die gefrequenteerd werden door Baskische vluchtelingen. Gino Doerr (28 jaar), vader van 4 kinderen en zijn zwager Emile Weiss (25 jaar), vader van 3 kinderen, waren de 2 slachtoffers. Zij leefden een nomadenbestaan en hielden zich bezig met de aankoop en verkoop van oud ijzer. Zij verbleven al een tijdje op een camping te Sokoa, op 3km van Ciboure. Een persoon in trainingspak werd door sommige getuigen ggeïdentificeerd als vrouw, hoewel een snor te zien was. In de bar, waar omstreeks 22:30u de aanslag plaatsvond en waar een 20-tal personen aanwezig was, werden 12 hulzen gevonden. De gewelddaden blijven zich opstapelen, want op 18 juni 1985 wordt de Guardia Civil, Eugenio Recio García omgebracht in Santurtze (Bizkaia), en op 24 juni 1985 wordt de zeeman Ignacio Montes Aval in Lekeitio uit de weg geruimd. Hij stond bekend als een verklikkers van Baskische nationalisten;. In de bijzonder streng bewaakte gevangenis van Alcalá-Meco wordt een lid van ETA-pm, José Ramón Goikoetxea, in bijzonder vreemde omstandigheden dood aangetroffen. Hij zou zich volgens de officiële versie verhangen hebben in de douches. Zijn verloofde Isabel Martínez, die hem de dag voordien nog bezocht, verklaarde dat zij alle redenen had, gezien zijn gemoedsgesteldheid, om hieraan te twijfelen. Santos Blanco González (52 jaar) overleed op 27 juni 1985 in het hospitaal van Bayonne als gevolg van de verwondingen opgelopen bij een aanslag op 26 juni 1985, en die werd toegeschreven aan GAL. Het gebrek aan getuigen maakt het onmogelijk een exact uur van de aanslag op te geven (waarschijnlijk omstreeks 21:00u) en een gedetailleerde beschrijving van de feiten te geven. De plaats waar het slachtoffer gevonden werd, lag aan de samenloop van de Rue Víctor Hugo en de Quai d'Ubourdieu, in het centrum van Bayonne. Kort voor 7 juli 1985 waren er tijdelijk 2 ETA-gevangenen omwille van familiale omstandigheden vanuit de gevangenis van Herrera de la Mancha overgebracht naar de gevangenis van Martutene. Het ging om Joseba Sarrionandia, “Sarri en Iñaki Pikabea, “Piti”. Met het oog op de feesten van Sanfermin had de directeur ’s middags, 7 juli 1985, een optreden voorzien van de Baskische zanger, Imanol Larzábal. Om 12.15 uur, waren de begeleidende auto’s van Imanol binnengereden en toen een tijdje na het concert herteld werd, keken de cipiers verrast op omdat ze plots 2 gevangenen minder hadden! “Sarri” en “Piti” bevonden zich op dat ogenblik namelijk al een heel eind van de
gevangenis vandaan. Ze waren beiden naar buiten gedragen in de geprepareerde versterkers van Imanol! Als een lopend vuurtje verspreidde het nieuws zich door Baskenland en een schaterlach steeg op. Een vermoedelijke activist van GAL vuurde maandagavond, 8 juli 1985 omstreeks 23:00u, zijn wapen af in de bar Bittor te Saint Jean de Luz. De Baskische vluchteling Juan Carlos Lezertua, samen met nog meer dan 20 bezoekers bleef ongedeerd. De dader zou volgens getuigenissen een vrouw of een als vrouw verklede man kunnen zijn. In totaal werden 7 schoten afgevuurd. Terwijl ze muziek aan het beluisteren waren in hun wagen in het centrum van San Sebastián werden twee Guardia Civiles, Juan Merino Antúnez en Antonio Trujillo Camino, op 9 juli 1985 neergeschoten door twee Etarras met de rode doek van de San Fermínfeesten om hun hals. De twee Guardia's voerden een bewakingsopdracht uit. In Madrid werd de directeur-generaal van de militaire politie, vice-admiraal Fausto Escrigas Estrada, onder vuur genomen op 100m van zijn woonst. Hij overleefde de aanslag niet. De chauffeur van de officiële dienstwagen, Francisco Marañón García, werd zwaar gewond. Op 30 juli 1985 werd het raadslid voor Herri Batasuna, Agustín Celigüeta, gedurende 2 uur onder handen genomen door verscheidene individuen te Errenteria. Hij werd achteraan in de hals geslagen, werd in een portaal gesleurd waar hem een plastiek zak over het hoofd werd getrokken tot hij bijna bezwijmde, en als kers op de taart werd in zijn lichaam het drieletterwoord “GAL” gekerfd met een scherp mes. De Baskische vluchteling Juan Manuel Otegi Elízegi "Txato" (43 jaar), werd op 2 augustus 1985 door 2 personen om het leven gebracht te Saint Jean Pied de Port. Hij had net het centrum (een meubelbedrijf), waar hij werkte, verlaten om naar zijn wagen te stappen, toen hij door 2 daders, van op een motorfiets, onder vuur genomen werd. Er werden verscheidene schoten op hem afgevuurd, in de rug. Na een heelkundige ingreep overleed hij anderhalf uur na de aanslag aan zijn verwondingen. Clément Perret, een Franse industrieel, samen met zijn broer Giltert deel uitmakend van de doodseskaders GAL in de vuile oorlog, en in verband gebracht met de aanslag van GAL op bar “Hendayais” (23 november 1980), werd op 16 augustus 1985 slachtoffer van een aanslag door ETA te Castellón. Op 25 augustus 1985 raakte een Guardia Civil, José Santos García, gewond toen een commando van ETA de kazerne van de Guardia Civil te Mungia onder vuur nam. Laat op de avond van 9 september 1985 eiste ETA-m een aanslag op te Madrid waarbij 17 Guardia Civiles en twee burgers gekwetst werden. Vier vermoedelijke militanten van ETA-m, Baskische vluchtelingen, werden op 25 september 1985 bij een aanslag om het leven gebracht in een bar, centraal gelegen in
Bayonne. Drie onder hen waren op slag dood, een vierde overleed aan zijn verwondingen 3 uur later in een hospitaal. Twee agressors werden door een paar vrienden van de slachtoffers, op een paar meter van de aanslag, in bedwang gehouden. De slachtoffers zijn: José María Etxaniz Maiztegui "Potros", afkomstig uit Urretxu; Iñaki Asteazu Izarra "Beltza", afkomstig uit Hernani; Agustín Irazustabarrena Urruzola, "Legra", afkomstig uit Astigarraga en Xabin Etxaide Ibarguren "Eskumotza". José María Etxaniz zou de verantwoordelijke zijn voor ETA-m in de zone van Vitoria, en Agustín Irazustabarrena verantwoordelijke voor de muga (de grens). Het lokaal Mon Bar bevindt zich in de Rue de Pannecau en wordt vooral gefrequenteerd door Baskische vluchtelingen. Omstreeks 21:15u stapten 4 daders uit een wagen een richtten een ware ravage aan in de bar, met een noodlottige afloop als gevolg. Onmiddellijk na de aanslag werd door cliënten (hoofdzakelijk vluchtelingen) van de bar de achtervolging ingezet, en zij konden ter hoogte van de brug Saint Esprit twee daders vatten. Volgens de politie gaat het om 2 Franse staatsburgers, Pierre Frigulie van 22 jaar en Lucien Mattei, van 41 jaar, behorende tot de onderwereld van Marseille. Op 18 oktober 1985 slaat GAL opnieuw toe. Een gewapende groep individuen, die zich kenbaar maken als de “Marokkaanse tak van GAL”, ontvoeren gedurende een paar uren Antxon Bastarrika, oom van de ETA-activist Juan Carlos Martínez Bastarrik, die momenteel opgesloten zit in Alcalá-Meco. Hij wordt langdurig gefolterd en op zijn lichaam wordt het drieletterwoord GAL gekerfd. Een commando van ETA-m bestookt op 25 november 1985 een minibus van de Marine met machinegeweren te San Sebastián. Twee mariniers komen hierbij om het leven: José Manuel Ibarzábal Luque en Rafael Melchor García. Op 26 november 1985, werd Mikel Zabalza, samen met zijn vriendin, Idoia, twee boers, Aitor en Patxi, en een neef, Manuel Vizcay, in Donostia-San Sebastián opgepakt door de Guardia Civil. Zij werden overgebracht naar de Guardia Civil-kazerne van Intxaurrondo om "ondervraagd" te worden. Op 15 december 1985 werd zijn lichaam opgevist in de rivier Bidassoa. Diezelfde dag lomt in Lasarte ook nog de Guardia Civil José Herrero Quílez om het leven bij een andere aanslag van ETA-m. Brigade-generaal van de Guardia Civil, Juan Atarés Peña , ingedeeld bij de reservetroepen, overlijdt aan de gevolgen van een aanslag op 23 december 1985 te Pamplona. De politie verdenkt het commando “Nafarroa” ervan de daders te zijn. Op 30 december 1985 zijn er twee acties. In Lasarte wordt de ex-Guardia Civil, en nu hoofd van de veiligheidsdienst van de fabriek Michelin, onder vuur genomen en sterft. Een paar uur later wordt het directielid Juan Pedro Guzmán Uribe van de voetbalclub Athlétic de Bilbao ontvoerd. Zijn familie is een van de belangrijkste ondernemersfamilies in Baskenland.
Hoofdstuk 23 1986 Op 10 januari 1986 bevrijden de speciaal opgeleide Guardia Civiles van de GEO (Grupo Especial de Operaciones of Special Forces) het op 30 december 1985 ontvoerde directielid Juan Pedro Guzmán Uribe van de voetbalclub Athlétic, nadat in Ecuador de Baskische politieke vluchtelingen Angel Aldana en Alfonso Etxegarai werden gemarteld. Diezelfde agenten probeerden ook al Baskische vluchtelingen te folteren op de Kaapverdische Eilanden. De vermoedelijke activisten van ETA-m, Alejandro Auzmendi, Bakartxo Arzelus en Luis Mari Zabaleta, worden door de Guardia Civil op 15 januari 1986 in de omgeving van Pasaia (autosnelweg Bilbao-Behovia) neergeschoten. De Guardia voerde een bewakingsopdracht omdat veel Franse vrachtwagens werden bestookt (als gevolg van de uitlevering door Frankrijk van Baskische vluchtelingen aan Spanje). Twee Guardia Civiles van de GAR-Grupos Antiterroristas Rurales raken op 19 januari 1986 gewond bij een aanslag. Ze werden met kleine raketten bestookt tussen Pasaia en Orereta. Noelia Espinosa Magallón (9 jaar) en haar vader Manuel Espinosa Asenjo, korporaal bij de Policía Nacional raken op 4 februari 1986 gewond toen in Errenteria een bom explodeerde, die onder de wagen van de korporaal was bevestigd. Viceadmiraal Marina Cristóbal Colón de Carvajal en zijn chauffeur Manuel Trillo komen om het leven als een ETA-commando te Madrid op 6 februari 1986 een granaat in de voorbijrijdende wagen gooit. Twee kinderen, waaronder een meisje van 3 jaar en dochter van een Baskische vluchteling, twee Baskische vluchtelingen en een Frans staatsburger raakten op 8 februari 1986 omstreeks 21:30u gewond bij een aanslag te Bayonne, uitgevoerd door drie onbekenden. De aanslag had plaats in de bar “Baztoki”, hoofdzakelijk gefrequenteerd door Baskische vluchtelingen. Volgens France Presse hadden 3 mannen postgevat voor de bar en vuurden met pistolen en geweren naar binnen in de bar. Ze namen de vlucht naar een dicht bijzijnde brug, waar een wagen op hen wachtte. Naast de 5 gewonden waren nog een 12-tal klanten die zich op de grond konden werpen. De Franse politie weet te melden dat onmiddellijk na de aanslag de operatie Eclat in werking werd gesteld: intense wegcontroles en versterking aan de grens. Minuten na de aanslag verzamelden zich meer dan 100 personen voor de bar en riepen slagzinnen tegen de Franse en Spaanse socialistische regeringen Twee Franse staatsburgers, Cristóbal Machicotte (60 jaar) en Catherine Brion (16 jaar) werden op 17 februari 1986, vermoord in de gemeente Bidarray. Cristóbal Machicotte bracht Catherine Brion naar een woonwagen waar haar ouders verbleven, op het terrein op zijn boerderij (granja). De aanslag op ongeveer 100 meters van de woonwagen. Twee personen waren de wagen van Machicotte genaderd en schoten met een machinegeweer op de inzittenden. Machicotte was op slag dood en Catherine Brion overleed in een personenwagen waarmee een particulier haar ijlings naar een hospitaal bracht. De daders, waarvan één met baard volgens getuigen, zijn met een Opel Corsa en met nummerplaat SS van San Sebastián in de richting van de grens gevlucht. Op 19 februari 1986 verklaart GAL dat het een vergissing betrof.
José María Egaña Loidi, president van de administratieve raad van Krafft SA en bestuurslid van de ondernemingen Ibarrondo, Igepac en Bianchi, wordt op 10 maart 1986 ontvoert door ETA-m. Hij zal op 29 maart 1986 te Lezo vrijgelaten worden. Ángel María Galarraga Mendizábal “Pototo”, militant van komt op 14 maart 1986 om het leven bij een vuurgevecht in Donostia. Ook een agent van de Policía Nacional, José Antonio Alvarez Díez, overleeft het vuurgevecht niet. Leden van de Inlichtingendienst van de Guardia Civil arresteren te Pamplona op 25 maart 1986 de zwaar gewonde María Mercedes Galdós Azuaga 'ETA-m), en twee metgezellen, Juan Ignacio Legorburu en Antxon Legorburu Guerendiaga. Vijf Guardia Civiles komen om het leven en vier anderen raken zwaar gewond bij een aanslag door ETA-m te Madrid op 24 april 1986. Op de hoek van de Calle de Juan Bravo en Calle Príncipe de Vergara, explodeert een krachtige bom op het ogenblik dat een Land Rover van de Guardia Civil, met 9 inzittenden, voorbijrijdt. Op 2 mei 1986 wordt Enrique Moreno Arguilea (71 jaar) met een nekschot afgemaakt te San Sebastián. Hij was op weg naar de bar “Esnaola”. Enrique Moreno Arguilea werd onder het Regime van Franco ter dood veroordeeld omdat hij gedurende de Burgeroorlog tweemaal probeerde van kamp te verwisselen: van het Franco-kamp naar de Republikeinen. Op 20 mei 1986 wordt Manuel Fuentes Pedreira van de Policía Nacional aan een fronton in de buitenwijken van Bilbao door ETA-m met een nekschot afgemaakt. Een bom explodeert op 2 juni 1986 op de 14de verdieping van Hotel “Las Garzas”, gelegen aan het strand Poniente te Benidorm (Alicante). Drie dagen, op 5 juni 1986, later herhaalt die gebeurtenis zich, maar nu aan het Hotel “Aloha Golf Club” te Marbella (Málaga). Bij beide aanslagen vielen geen slachtoffers. Eerste korporaal van de Guardia Civil, Antonio Ramos Ramírez, gelegerd in de kazerne van Oñate, wordt op 8 juni 1986 te Mondragón-Arrasate (Gipuzkoa) slachtoffer van een aanslag van ETA-m. Bij het verlaten van zijn wagen, in de wijk San Andrés, werd hij dodelijk getroffen. Vijftien uur later, en drie uur na de begrafenis van Antonio Ramos, op 9 juni 1986, laat ETA-m een bom exploderen te Hernani toen een konvooi van de Guardia Civil voorbijreed. Er vielen geen slachtoffers. Nog op 9 juni 1986 sterft Joseba Asensio Artaraz “Kirruli” in de gevangenis van Herrera de la Mancha, en stuurt ETA-m een brief aan de diplomatieke vertegenwoordigers in Spanje, aan de reisagentschappen en aan de buitenlandse persbureaus waarin gewaarschuwd wordt dat toeristen die reizen naar de kusten van de Middellandse Zee een reëel gevaar lopen als gevolg van de sabotageacties. De sociëteit “Landare” te Errenteria, zetel van Herri Batasuna, wordt op 15 juli 1986 met een krachtige bom bestookt. Herri Batasuna verklaart dat de aanslag een provocatie voor alle inwoners van Errenteria en dat de actie kan ingeschreven worden in de algemene repressie tegen het Baskische volk. De dag nadien, op 16 juli 1986 wordt een wagen van een militant van Herri Batasuna te Pamplona in brand gestoken. Op 21 juli 1986 worden 6 antitankraketten afgevuurd op het Ministerie van Defensie te Madrid. Admiraal Carlos Vila, onderdirecteur van de militaire opleiding raakt licht gewond. In de omgeving van hun kazerne te Arétxabaleta (Gipuzkoa) sterven luitenant van de Guardia Civil Ignacio Mateu Isturiz en de Guardia Adrián González Revilla bij de explosie
van een bom die verstopt zat onder het gras. Begin augustus 1986 werden al 25 wagens in brand gestoken in Euskadi: het grootste gedeelte Franse wagens en een aantal wagens van militanten van Herri Batasuna. Op 2 augustus 1986 was het weer van dat. Een wagen werd in brand gestoken in de Calle San Marcial te Donostia en twee dagen later, op 4 augustus 1986 moest te Usuril een wagen van een raadslid van Herri Batasuna er aan geloven. Her en der (Irun, Pamplona, Zaragoza, Oiartzun...)vonden gelijkaardige aanslagen plaats, wat het aantal verbrande wagens op 34 bracht. Het einde is nog niet in zicht. Kolonel José María Picatoste González de Echávarri, reserve bij de artillerie, overleeft een aanslag niet die op 18 augustus 1986 op hem werd gepleegd.
Op 10 september 1986 wandelde María Dolores González Katarain “Yoyes” met haar zoontje Akaitz door het feest vierende Ordizia. Een paar schoten weerklonken en Yoyes was niet meer.
Een bom explodeert op 19 oktober 1986 bij een concessionaris van het Franse Renault in de wijk Las Arenas te Getxo. Er vielen geen slachtoffers, maar er wad wel grote schade. De militaire gouverneur in Gipuzkoa, brigadegeneraal Rafael Garrido Gil, zijn vrouw Daniela Velasco de Vidaurrieta en hun tweede zoon Daniel, komen om bij een aanslag gepleegd op 25 oktober 1986 in San Sebastián. Twee individuen plaatsen, terwijl ze met een moto voorbijreden, een bompakket op het dak van de wagen. Op 5 november 1986 ontdekt de Franse politie bij de coöperatieve Sokoa te Hendaya, een “zulo”, een ondergrondse opslagplaats. Ze treffen er een waar arsenaal aan wapens aan, inclusief twee raketwerpers, 21 pistoelen, explosieven en een enorme hoeveelheid munitie. De ontdekking gaf aanleiding tot 11 arrestaties, waaronder 7 militanten van ETAm en de rest Franse burgers, waaronder de directeur van de onderneming Patxi Noblia. De volgende dag werden al 6 militanten overgeleverd aan Spanje, waaronder José Manuel Sarabe Elkoiribe, Ramón Sagarzazu Gaztelumendi, José Antonio Gogorza Zugarramurdi, Miguel Urbistondo Ezkurra, José Lizarríbar Lopetegui en José Luis Zabaleta Elosegui. Op 10 december 1986 ontvoert ETA-m de directeur van Papelera Oria (papier verwerkend bedrijf) te Villabona. Leticia Ituráin Mendigáin wordt op 12 december 1986 zwaar gewond bij collaterale schade veroorzaakt door een bomaanslag op de concessiehouder van het Franse Renault te Zarautz. Leticia Ituráin Mendigáin is de echtgenote van de concessiehouder. Een bom explodeert op 29 december 1986 in het hotel “Montarto” te Baqueira Beret, inl Vall d'Aran (Lerida). De explosie gebeurde net naast de skipiste die door de Koninklijke Familie gebruikt werd tijdens hun vakantie, die startte op 26 december 1986. ETA had vooraf gewaarschuwd zodat het hotel tijdig kon ontruimd worden. Het gebeuren toont de operatieve capaciteit van ETA aan, die er zelfs in slaagt, toe te slaan onder de ogen van de aanwezige koninklijke lijfwachten.
Hoofdstuk 24 1987 Naar aanleidingen van een resem zelfmoorden en pogingen, ontkent de Dirección General de Policía op 14 januari 1987 dat er een “síndrome del Norte” (het syndroom van het noorden of Euskadi) zou bestaan bij de politie en de Guardia Civil. Toch wordt er een bijeenkomst belegd op het Ministerie van Binnenlandse Zaken met het Sindicato Unificado de Policía (eenheidssyndicaat van de politie) om te onderzoeken hoe het komt dat 20 à 30% van de openstaande functies in Baskenland niet ingevuld geraken. De toenmalige dirigent van ETA-m, Txomin Iturbe, komt op 27 februari 1987 om het leven bij een auto-ongeval te Algiers, waar hij sinds september 1986 gedwongen verbleef, na een eerste deportatie op 13 juli 1986 vanuit Frankrijk naar Gabon. De omstandigheden van zijn dood zijn nooit helemaal opgehelderd. De stoffelijke resten van Txomin Iturbe, in een zinken kist bedekt met een Ikurriña, worden op 8 maart 1987 overgevlogen naar Arrasate, waar hij ondanks spectaculaire veiligheidsmaatregelen door een grote menigte begroet wordt. Luitenant van de infanterie, José Manjón Manjón, raakt op 9 maart 1987 zwaar gewond bij een aanslag te Vitoria-Gasteiz. Op 14 maart 1987 lanceert ETA-m een granaat tegen de kazerne van de Guardia Civil te Legazpia en bestookt het gebouw met machinegeweren. Er vielen geen gewonden. Luitenant-kolonel Antonio Alba Rojas raakt licht gewond bij een aanslag te Madrid op 15 maart 1987 te Pamplona. Bij vier concessionarissen van Franse automerken worden op 19 maart 1987 bommen geplaatst. Twee personen Emillano Iturri Lizoáin en Alfonso Yoldi Martínez overlijden op 5 april 1987 aan de gevolgen van een explosie te Talfalla. Een derde raakr zwaar gewond. Zij waren een bom aan het installeren binnenin een auto die zij gedeponeerd hadden bij een consessiehouder van Peugeot-Talbot. Op 13 april 1987 gebeurt hetzelfde bij de bandenfabriek Michelin te Pamplona, ditmaal zonder slachtoffers en zonder gewonden. Bij een aanslag met molotovcocktails op het Casa del Pueblo (Volkshuis) te Portugalete op 25 april 1987 vallen 9 zwaargewonden, waarvan er 6 militant waren van de socialistische PSOE. Als gevolg van ernstige brandwonden verkeren Félix Peña en María Teresa Torrado, eigenaars van het gebouw, in kritieke toestand. María Teresa Torrado overlijdt op 28 april 1987 en Félix Peña, lid van de vakbond UGT- Unión General de Trabajadores, op 6 mei 1987. Concessiehouders van Franse automerken blijven een doelwit voor ETA. Op 11 mei 1987 wordt een aanslag gepleegd te Urretxe op een garage van Talbot, en een vrouw die op de tweede verdieping verbleef, raakte licht gewond. Het raadslid van Herri Batasuna Agustín Celigueta te Errenteria wordt op 13 mei 1987 ontvoerd en gedurende anderhalf uur gemarteld door een zestal gemaskerde individuen die zich voor Guardia Civil uitgaven, waarna ze hem als dood achter lieten. Hij werd meermaals in een riviertje nabij Oiartzun het hoofd onder water gehouden tot hij in
ademnood geraakte, zijn lichaam en gezicht werden met brandende sigaretten bewerkt en hij kreeg onophoudelijk vuistslagen en slagen met een stomp voorwerp. Voordien was Agustín Celigueta al voorwerp geweest van twee agressies, zij het minder zwaar: een gebroken vinger en nog wat letsels die nog niet helemaal genezen waren . Op 17 mei 1987 laat ETA te Madrid 3 bommen exploderen bij de gebouwen van de Dirección General de la Guardia Civil,van de Cuartel General del Aire en van de Armada. De aanslag kost het leven aan een vrouw Carmen Pascual en acht anderen raken gewond, waarvan twee heel ernstig. Drie gewapende mannen ontvoerden op 19 mei 1987 de industrieel Andrés Gutiérrez Blanco in zijn woonplaats te Neguri, een residentiële zone voor de rijke bourgeoisie op 12km van Bilbao. Het slachtoffer was eigenaar van een onderneming in laminaat te Arrigorriaga, en bouwde een tweede fabriek te Munguía. Bij het voorbijrijden van twee combi's van de Policía Nacional in de wijk Loyola te Donostia explodeert op 11 juni 1987 een bom. Twee leden van het koprs raken gewond en de materiële schade is aanzienlijk. Op 19 juni 1987, omstreeks 15:15u wordt de “Guardia Urbana” (gespecialiseerde stadswacht) van Barcelona gewaarschuwd dat er een bom tot ontploffing zal gebracht worden in het winkelcentrum “Hipercor” op de Avenida de la Meridiana in Barcelona. De Policía Municipal, gemeentepolitie, wordt op de hoogte gesteld en zij waarschuwen onmiddellijk de Policía Nacional die een bomexpert ter plaatse stuurt.
Maddi Heguy, militante van Iparretarrak, verongelukte op 21 juni 2001, toen zij weggebracht werd na een arrestatie door agenten van de PAF (Police des Aires et des Frontières). De combi met Maddi en gendarmes werd gecrasht door de sneltrein Paris-Madrid, althans volgens de versie van de politie.
De industrieel Andrés Gutiérrez Blanco, die op 19 mei 1987 ontvoerd werd, wordt op 3 juli 1987 door ETA vrijgelaten in de nabijheid van het dorpje Gordexola, in het zuiden van Bizkaia, op ongeveer 20km van zijn woonst. Hoewel de familie het ontkent, zou er 150.000.000 peseta's losgeld zijn betaald. Er vallen 5 gewonden bij een aanslag met granaten op 7 juli 1987 door ETA tegen het Militaire Gouvernement te Donostia-San Sebastián. Twee Guardia Civiles van de UAR-Unidades Antiterroristas Rurales komen op 14 juli 1987
om het leven te Oñati bij een aanslag met een krachtige bom die van op afstand werd geactiveerd. Twee andere Guardias raken zwaar gewond. Op 23 juli 1987 valt de Guardia Civil een gebouw binnen te Pasaia en Lutxi Urigoitia sterft met een kogel in het hoofd. De officiële versie spreek van een vuurgevecht, maar de autopsie is overduidelijk: de kogel die Lutxi Urigoitia in het hoofd trof moet van heel dichtbij zijn afgevuurd, het wapen praktisch tegen het hoofd. De jonge Bask, Juan Carlos García Goena, die in 1980 deserteerde uit het Spaanse leger, werd op 24 juli 1987 vermoord te Hendaye bij een staatsterroristische aanslag. De jongeling bezocht regelmatig het Spaanse consulaat aldaar omdat hij zinnens was naar Spanje terug te keren. Het slachtoffer was 28 jaar en afkomstig uit Tolosa, vader van 2 dochtertjes en elektricien van beroep. Hij had beroep gedaan op de gedeputeerde Joseba Azkárraga van de politieke partij Eusko Alkartasuna die zijn terugkeer naar Spanje zou begeleiden. Spaanse diplomatieke bronnen in Frankrijk en woordvoerders van Eusko Alkartasuna verklaarden dat Juan Carlos García al de autorisatie op zak had, met als voorwaarde dat hij de resterende termijn bij het leger zou volmaken. Juan Carlos García stierf omstreeks 17:30u als gevolg van een explosie van een bom die vastgemaakt was aan het linker achterwiel van zijn wagen. De explosie blies de wagen de lucht in en verminkte het lichaam van de jonge Bask. De aanslag, die volgens de politie door experts werd voorbereid, gebeurde op korte afstand van zijn huis in de wijk Artabala van Hendaye. Het slachtoffer had geen enkele band, noch met ETA, noch met de vluchtelingengemeenschap. Juan Carlos García Goena zou, zo wordt algemeen aangenomen, het laatste slachtoffer van de doodseskaders van GAL zijn. Hun inzet, met medeweten van de spaanse regering, was overbodig geworden aangezien Frankrijk alle eisen van Spanje (uitleveringen, enz...) had ingewilligd. EINDE