Foz de Lumbier Foz de Urunberri Antecedenten en kroniek van een paar executies
Wat voorafging
Adolfo Villoslada werd gisteravond bevrijd uit de handen van ETA, na 85 dagen te zijn gegijzeld in Pamplona De gebeurtenissen in Foz de Lumbier op 25 juni 1990 moeten gezien worden in het licht van een actie die ETA een paar maanden voordien uitvoerde. Op 24 november 1989 ontvoerde het ETA-commando “Nafarroa” de industrieel Adolfo Villoslada Martín. Hij werd 85 dagen later vrijgelaten nadat losgeld betaald werd. Op 27 november 1989 maakten effectieven in de strijd tegen het terrorisme in Pamplona bekend dat de vermoedelijke gijzelnemers wellicht Jon Lizarralde Urreta “Heavi” en Karlos Almorza Arrieta “Pedrito” waren, activisten van het commando “Nafaroa”. Dat commando zou volgens de Guardia Civil in 1986 bestaan hebben uit Jon Lizarralde Urreta “Heavi”, María Susana Arregi Maiztegui en Germán Rubenach Roig. Deze drie activisten waren de hoofdrolspelers in de gebeurtenissen in Foz de Lumbier. En in 1988 zouden ook Juan José Zubieta Zubeldia en Javier Goldaraz Aldaya deel hebben uitgemaakt van het commando. Het commando werd opgerold, maar minstens 3 activisten konden ontsnappen. De hoofdrolspelers
Na zijn bevrijding herinnerde Adolfo Villoslada Martín zich dat de ruimte waarin hij opgesloten zat, vochtig was en ondergronds lag, want zijn bewakers moesten een stukje afdalen om tot bij hem te komen. De bewakers waren volgens hem twee mannen en een vrouw. De vrouw droeg gemzenlederen muiltjes (María Susana Arregi Maiztegui droeg
gelijkaardige muiltjes bij de gebeurtenissen in de Foz de Lumbier). De flessen water die hij kreeg, waren van het zelfde merk als de flessen water teruggevonden bij de gebeurtenissen. Vast staat dat de dagen en de weken erna de Guardia Civil is overgegaan tot verschillende arrestaties, tot verschillende identificaties, tot lokaliseren van woningen, explosieven, wapen en zulo's (schuilplaatsen) die door leden van het commando werden gebruikt. Ook de zulo waar Adolfo Villoslada Martín werd vastgehouden, is ontdekt. Later werden 4 leden van het commando “Nafarroa” omwille van de gijzeling door de Audiencia Nacional veroordeeld tot gevangenisstraffen: Germán Rubenach kreeg 27 jaar, Juan José Zubieta Zubeldia kreeg 22 jaar, Javier Goldáraz Aldaya kreeg 17 jaar en Javier Goldáraz Aldaya, die enkel medeplichtigheid in de schoenen werd geschoven, kreeg 7 jaar. Korte situatieschets Toen de kinderen van de Escuela Municipal de Deportes uit Vitoria (gemeentelijke sportschool) de Foz de Lumbier verlieten, hadden ze er niet het minste benul van dat op 50 meter van de plaats waar ze gebaad hadden, enkele minuten later de hel zou losbarsten. Sinds die dag werd er over het natuurgebied Foz de Lumbier alleen nog gesproken over de mysterieuze gebeurtenis die er op 25 juni 1990 plaatsvond.
Afbeeldingen van Foz de Lumbier Op 25 juni 1990 veranderde Foz de Lumbier, of Foz de Urunberri in het Baskisch, van een spectaculair natuurlandschap in een scenario waar een van de vele wreedaardige gebeurtenissen van het Baskische conflict plaatsvond. De tijd heeft de gebeurtenissen met een diepe nevel omzwachteld, waarbij vooral de voorbije 15 jaar (wij schrijven dit in 2010) de stilte regeerde. Alleen de Guardia Civil, die gedurende 2 dagen de twee toegangen tot de Foz de Lumbier hermetisch had afgesloten, weet wat er er werkelijk is gebeurd. De gebeurtenissen in de Foz de Lumbier bestaan uit een gewapend treffen tussen de Guardia Civil en leden van het Commando Nafarroa, die verrast werden door een
patrouille die een routineonderzoek (?) uitvoerde. Als gevolg van het treffen overleed een sergeant van de Guardia Civil, werd een tweede Guardia gewond en overleden twee activisten van het commando, die pas de volgende dag werden teruggevonden. Volgens de officiĂŤle versie hadden de twee activisten zelfmoord gepleegd toen ze zich in het nauw bevonden, en ze werden daarbij geholpen door een derde activist die zwaar geblesseerd gearresteerd werd.
De rivier Irati die door de Foz de Lumbier stroomt
Foz de Lumbier is een canyon die gevormd wordt door de rivier Irati, en te lokaliseren is op 40 km van Pamplona (Navarra). De canyon is alleen toegankelijk via twee tunnels: de ene in de richting van het stadje Lumbier, de andere in de richting van het dorpje LiĂŠdena. De ravijn is afgebakend door steile rotsmuren die de plaats omvormen tot een soort muizenval. Een determinerende plaats dus voor de gebeurtenissen van 1990. Immers, ETA gebruikte altijd soortgelijke bergachtige streken om zulo's (schuilkelders) te zoeken of te fabriceren, waar dan wapens en zelfs gijzelaars konden in worden ondergebracht. Geruime tijd was de plaats ook een uitgelezen domein voor dieven. Bij mooi weer immers
benutten veel toeristen de opportuniteit om er een halte te houden op hun traject van de toeristische route “Ruta del Pirineo”. Zij laten hun wagen onbewaakt achter en dat is als de melk bij de kat zetten. Regelmatig voert de Guardia Civil er dus routineopdrachten uit en in het struikgewas werden al meermaals minder waardevolle voorwerpen teruggevonden. Op die bewuste 25 juni 1990 zou de Guardia Civil ook een routineonderzoek hebben uitgevoerd, en dat werd tot in de treuren herhaald. Vanuit hun kwartier in Lumbier waren sergeant José Luis Hervás en eerste korporaal Domingo Ortega met een alleterreinwagen via de tunnel de Foz de Lumbier ingereden om de loop van de Rio Irati te volgen en om uiteindelijk hun wagen te parkeren dichtbij de uitgang van de tunnel naar Liédena. Een visser, Jesús Vicente bijgenaamd Zegin, uit het dorp Lumbier verklaarde later in het dorp dat de Guardia Civil hem had aangemaand om die dag niet te gaan vissen in de Foz. “Er zou wat beweging zijn ter plekke”. Begrijp: “Er stond iets te gebeuren”. De gebeurtenissen: kroniek van een executie Om de gebeurtenissen te verslaan, heb ik beroep gedaan op de archieven van de krant “El País”, het boek: “Foz de Lumbier. Antecedentes y crónica de unas ejecuciones”, geschreven door Ricardo Zabalza. (ISBN 84-86597-24-2), uitgeverij Txalaparta en op documenten uit 'issuu.com/apurtu/docs/irunberri'. Ik gebruik de archieven van de krant “El País” als leidraad, en af en toe zal ik op wat in de krant verscheen commentaar leveren aan de hand van het boek: “Foz de Limbier”.
Een sergeant van de Guardia Civil gedood 25 juni 1990
De sergeant bij de Guardia Civil José Luis Hervás Mañas overleed gisteren, 25 juni 1990, als gevolg van een vuurgevecht met vermoedelijk een ETA-commando. Dit gebeurde in het bergachtige landschap rondom Lumbier (Navarra), waar hij commandant was van het kwartier aldaar. Tijdens het vuurgevecht werd een andere Guardia ernstig verwond, José Domínguez Piris, commandant van het kwartier te Yesa, 7 km verderop gelegen. Uren later ontdekte een patrouille van de Guardia Civil een man die zwaar gekwetst was door een kogel, en die later als Germán Rubenach Roig werd geïdentificeerd.
Bronnen afkomstig uit de delegatie van de Gobierno de Navarra (autonome regering van Navarra) bevestigen dat het vuurgevecht heeft plaatsgevonden om 12:15u, toen sergeant Hervás en een korporaal een gewone politiepatrouille uitvoerden. Tijdens hun opdracht observeerden zij een groep personen die zich aan de oever van de rivier Irati ophield, in het bekende landschap van Foz de Lumbier, dat regelmatig gefrequenteerd wordt als verzamelpunt voor natuurliefhebbers of als schuilplaats voor dieven. Toen de sergeant aanstalten maakten om hen te benaderen, werd hij op revolverschoten onthaald. Hij werd getroffen in de hals, de borst en de arm. Afgaande op de schotwonden wordt vermoed dat hij werd afgemaakt toen hij al op de grond lag. Op dat moment kwamen een andere sergeant, José Domínguez Piris, vanuit het kwartier van Yesa toe, samen met nog een Guardia. Bij het zien van de beelden trokken zij onmiddellijk hun wapen en vuurden op de groep verdachten, twee mannen en een vrouw. Sergeant Priris werd in de heup getroffen. De agressors sloegen te voet op de vlucht en lieten een tas vallen waarin zich tussen allerlei voorwerpen ook een pistool van het kaliber 9mm bevond. Op de plaats van het vuurgevecht werden een paar hulzen van het kaliber 9mm verzameld, munitie die gewoonlijk door ETA wordt gebruikt. Terstond werden patrouilles
van de Guardia Civil gevormd die de zone moesten uitkammen, met behulp van helikopters. Omstreeks 21:00u ontdekte een patrouille aan de oever van de Irati een man die een kogel in het hoofd had gekregen, en later geïdentificeerd werd als Germán Rubenach Roig. De Etarra werd naar het hospitaal van Navarra overgebracht waar hij omstreeks middernacht werd geopereerd. Zijn toestand is vooralsnog niet bekend, zo meldt ons het persagentschap Efe. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/sargento/Guardia/Civil/muerto/herido/tiroteo/Navarra/elpepinac/19900626elpepinac_3/Tes
De morgen van 25 juni 1990 was een typische zomermorgen, met een stralende zon en een azuurblauwe hemel. Een morgen die uitnodigde om te zwemmen in het frisse water van de Irati. Tegen de middag naderde een Nissan Patrol van de Guardia Civil, met als inzittenden sergeant José Luis Hervás Mañas en eerste korporaal Domingo Ortega Torres, de tunnel aan de Foz de Lumbier die richting Liédana loopt. Omstreeks 12:00u merkten zij aan de oever van de rivier de aanwezigheid op van een man in zwembroek en en een sportief hemd er bovenop (Juan María Lizarralde). Naast hem stond een sporttas. De sergeant daalde af naar de oever van de rivier om een identificatiecontrole te doen. De eerste korporaal bleef bij de Nissan Patrol wachten. Er ontwikkelde zich een conversatie en op dat eigenste moment komen nog 2 personen toe (Rubenach en Arregi), die er ook uitzagen als dagrecreanten en ook met een sporttas. Terwijl de korporaal de conversatie gadeslaat, komt er een andere Nissan Patrol toe, met als inzittende sergeant José Domínguez Piris en agent Benito Rivero Petronila, beiden uit het kwartier van Yesa. Zij parkeren naast de eerste Nissan Patrol. Deze ontmoeting zal de gebeurtenissen doen versnellen. Sergeant José Domínguez Piris vraagt eerste korporaal Domingo Ortega Torres om sergeant Hervás te verwittigen van hun komst. De korporaal fluit en schreeuwt dat, "el jefe de línea", de coördinator van beide patrouilles, bij hem staat. Op dat moment worden drie schoten gehoord en de overige Guardias snellen naar beneden waar ze de drie dagrecreanten zien wegvluchten en waar ze sergeant Hervás zien liggen. Onmiddellijk beginnen ze op de vluchtenden te schieten en daarbij raakt een persoon (Germán Rubenach) gewond aan het been. Sergeant José Domínguez Piris die vergeefs probeerde per radio alarm te slaan (wat niet lukte wegens de te hoge rotsformaties), raakt ook ernstig gewond aan de heup. De drie vluchtelingen renden naar de tunnel van Lumbier en als gevolg van het dichtbegroeide struikgewas raken de Guardias het spoor bijster. Zonder zich om de ernstige toestand van sergeant José Luis Hervás Mañas te bekommeren, verlieten de overige Guardias de zone om sergeant Dominguez ijlings naar een hospitaal in Sangüesa te brengen. Onderweg sloegen zij alarm. Dit gebeurde allemaal omstreeks 12:15u. De plaats van het onheil bleef dus meer dan een half uur onbewaakt. Tijd genoeg voor de drie personen om te ontsnappen. Dit werd door twee Nederlandse journalisten bevestigd.
Immers, de vluchtelingen waren de helling opgeklommen om de weg te bereiken en vroegen aan de Nederlanders of zij een wagen hadden, wat zij ontkenden. Het gewonde been van Rubenach had hier en daar bloedsporen nagelaten. Zij keerden terug naar de oever en verloren Rubenach uit het oog. De Nederlandse toeristen verklaarden ook, zonder een exact uur te preciseren, dat zij een schot gehoord hadden in de richting van de tunnel van Lumbier. Op de plaats van de feiten kwamen, nadat alarm geslagen werd, meer en meer Guardias toegestroomd en ook medisch personeel, dat alleen het overlijden van sergeant José Luis Hervás Mañas en de afwezigheid van zijn wapen kon vaststellen. Omstreeks 13:00u kwamen de troepen van de GAR-Grupo Antiterrorista Rural ter plaatse om de omgeving uit te kammen en een klopjacht te houden. Zij werden daarbij ondersteund door honden, detectoren voor explosieven en een helikopter. Het totale aantal manschappen dat werd ingezet, werd geraamd op meer dan 500, en toch duurde het tot 20:45u vooraleer Germán Rubenach in het struikgewas werd gelokaliseerd. Hij was bijzonder zwaar gekwetst door diverse schotwonden en werd overgebracht naar het hospitaal. Bij het vallen van de avond werd besloten om de zoekactie stop te zetten. Verscheidene inwoners van Lumbier hebben naderhand bevestigd dat ze een rode Seat 127 razendsnel door het dorp hebben zien racen en dat er twee personen in zaten. Vanaf de middag werd de rust dus danig verstoord en de radiozenders begonnen een uur later met het omroepen van de mysterieuze gebeurtenis in Foz de Lumbier. Ieder uur werd in de nieuwsbulletins de boodschap herhaald, hoewel men nog niet wist wat er exact was gebeurd. Er zou een gewonde gevallen zijn, en de Radio Nacional de Espaňa te Navarra wist om 13:30u zelfs te melden dat er een sergeant van de Guardia Civil was overleden en een andere gewond. Niemand waagde het echter om de daders aan te duiden. Waren het dieven? Was het ETA? De verwarring zou de hele dag blijven voortduren. Officiële instanties spraken over verdachten die gevlucht waren, maar over de identiteit kon er niets gezegd worden. Er werd wel vermoed dat het niet om gewone dieven zou gaan, en dat werd later op de avond bevestigd door een bulletin van de Guardia Civil: er was een pistool van het type Browning gevonden, resten van bloed en andere sporen. Het bulletin bevestigde: “Aangezien het wapen dat gevonden werd, zowel in merk als type, gewoonlijk gebruikt wordt door de gewapende organisatie ETA, hebben de hoogste gezagsdragers beslist om de veiligheidsmaatregelen te verscherpen. De agressors kunnen heel gevaarlijk zijn en kunnen met grote zekerheid aan ETA gelinkt worden”. Vroeg in de middag had de socialistische PSOE als enige het al aangedurfd, met een overtuigende zekerheid, om een veroordeling uit te spreken ten aanzien van ETA. Kenden zij dan al de ware feiten en de identiteit van de daders? Waarom werd door anderen de verwarring in stand gehouden tot dat Germán Rubenach Roig om 22:15u binnengebracht werd in het hospitaal van Navarra? De volgende morgen, 26 juni 1990, werd de klopjacht verder gezet. Om 08:45u werden zeer dicht bij de plaats waar Rubenach gevonden werd de lijken van Susana Arregi en Jon Lizarralde ontdekt met schotwonden in het hoofd. Naast het lichaam van Susana Arregi lag een pistool “Star”, toebehorende aan de sergeant Hervás. Het bleek evident dat beiden al een paar uren dood waren, en Lizarralde lag half in het water. In de onmiddellijke omgeving werden 3 kogelhulzen gevonden: twee uit het pistool van de sergeant en één 9mm kaliber (van Lizarralde). Iets later werd nog een pistool gevonden, het reglementaire wapen van de sergeant. Om 11:30u werden de lichamen weggebracht.
Met de gegevens die later bekend werden en met de resultaten van het onderzoek wordt het kristalhelder dat het de Guardia Civil zeer goed uitkwam dat er in de loop van de vorige dag verwarring was ontstaan. Zo kregen ze voldoende tijd om een officiĂŤle versie (hun versie) van de gebeurtenissen te fabriceren. En wat is die versie? Dat komen we te weten de dag nadien, op 26 juni 1990.
Doodsoorzaak: zelfmoord 26 juni 1990
De Guardia Civil heeft op 26 juni 1990, omstreeks 09:30u, de levenloze lichamen gelokaliseerd van twee vermoedelijke Etarras. Volgens de versie van Binnenlandminister José Luis Corcuera, toegelicht in Pamplona, hadden beiden elk één (1) schotwonde in het hoofd. De minister verklaarde dat de doodsoorzaak zelfmoord was. De identiteit van de overleden vrouw werd pas halverwege de namiddag bekend gemaakt. 's Morgens was het valse bericht al doorgesijpeld dat het María José Uzkuduri Etxenagusia betrof, afkomstig uit Regil (de zus van Begoña Uzkuduri, vermoedelijke activiste van het commando “Donosti” en op dat ogenblik opgesloten in de gevangenis). De hele nacht van maandag op dinsdag was Foz de Lumbier hermetisch afgesloten door de Guardia Civil, om te verhinderen dat de twee gevluchte Etarras zouden kunnen ontsnappen (Rubenach werd maandagavond gevonden). Het was praktisch onmogelijk om de Foz te verlaten, tenzij via de twee tunnels. Minister van Binnenlandse Zaken Corcuera verklaarde in Pamplona dat er gedurende de nacht geen enkel schot gehoord werd, en dat de veiligheidstroepen pas in de vroege ochtend een paar schoten hebben gelost omdat ze beweging dachten op te merken. De officiële versie luidde dat Jon Lizarralde en Susana Arregi elkaar in het hoofd hebben geschoten met een verschillend wapen, nadat ze zich verscholen hadden aan de oever van de Irati, op 500 meter van het eerste treffen en op nauwelijks 15 meter van de plaats waar Rubenach gevonden werd. Lizarralde lag half in het water en vertoonde 1 schotwonde in het hoofd. Susana Arregi vertoonde een schotwonde aan het rechteroor en aan de linkerkant van het hoofd (de kogel was dwars door het hoofd gegaan). Onder haar lichaam werd het pistool van de sergeant gevonden en een lader met 11 kogels. Naast het lichaam van Lizarralde lag een pistool “Browning” en ook een lader met 11 kogels en nog een lader met 2 kogels. De pistolen waarmee beide Etarras elkaar om het leven hadden gebracht, bevatten elk nog 1 kogel in de kamer. De stoffelijke resten werden tegen de middag van 26 juni 1990, op last van de onderzoeksrechter van het Juzgado de Instrucción te Aoiz, María Jesús Erroba, afgevoerd. Ter plaatse verhoorde ze de Guardia Civiles die de lichamen gevonden hadden en gaf ze een interview aan de Televisión Española (het enige communicatiemedium dat toegelaten werd), waarbij zij uitdrukkelijk verklaarde dat het zelfmoord betrof. (Minister van Binnenlandse Zaken Corcuera had ook al laten doorschemeren dat Rubenach getracht had zich van het leven te beroven). Ondertussen verdedigde de directeur-generaal van de Guardia Civil, Luis Roldán, zich
door op te merken dat zijn patrouilles (ongeveer 500 manschappen) de lichamen niet eerder gevonden hadden omdat de omgeving te dicht begroeid was. De plaats waar de lichamen gevonden werden, aan de oever van de Irati, bevond zich nochtans op ongeveer 12 meter van een pad, waar ondanks de begroeiing een bloedspoor duidelijk zichtbaar was, en op 500 meter van de plaats waar de sergeant op maandag 25 juni 1990 teruggevonden werd. Buren uit het plaatsje Lumbier, dat zich heel dicht bij de plaats van het onheil bevindt, hebben hun verwondering en verbazing uitgedrukt over het feit dat de Guardia Civil, van maandagnamiddag tot dinsdagmorgen, geen enkel schot hebben gehoord. De verklaring voor dit fenomeen was vlug gevonden: het geluid van de laag vliegende helikopter heeft de schoten geneutraliseerd. Maar een paar inwoners hadden zich tot dichtbij verplaatst om de gebeurtenissen te volgen en één persoon, die anoniem wil blijven, verklaarde dat er schoten gehoord werden tussen 20:30u en 21:15u, simultaan dus met het lokaliseren van de activist Germán Rubenach, die zwaar gewond was. De Delegación del Gobierno en Navarra, een delegatie van de autonome regering van Navarra, kwalificeerde die schoten als toevallig, omdat er blijkbaar beweging was opgemerkt in de dichte begroeiing. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/ministro/Interior/considera/suicidio/muerte/miembros/comando/Nafarroa/elpepinac/19900627elpe pinac_1/Tes
De onderzoeksrechter uit Aoiz, María Jesús Erroba, beval op de avond van 26 juni 1990 de geheimhouding van het onderzoek. Dat gebeurde na de autopsie op Jon Lizarralde en Susana Arregi in het hospitaal van Navarra. Monsters van de lichamen werden opgestuurd naar het Instituto Anatómico Forense (forensisch instituut) te Madrid, om het exacte overlijdensuur vast te stellen. José Vicente Gorostiza, advocaat van de families van de overledenen, vergezeld van de zus van Susana Arregi, verklaarde in afwachting van de resultaten van de autopsie dat Susana twee (2) schotwonden in het hoofd vertoonde (terwijl de officiële versie het over 1 schotwonde had), en hij verzekerde dat hijzelf en de familie de officiële versie van de feiten niet geloofde. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/juez/declara/secreto/sumario/concluir/autopsia/elpepinac/19900627elpepinac_5/Tes
Op 26 juni 1990 eiste de Partido Nacionalista Vasco (PNV) dat minister José Luis Corcuera voor de Kamercommissie Justitie en Binnenlandse Zaken zou verschijnen om
voldoende en aanvaardbare uitleg te komen geven over de omstandigheden waarbij 2 Etarras en Guardia Civil omkwamen. De PNV is hoogst verbaasd over de verklaringen die de minister al heeft afgelegd. De volksvertegenwoordiger van Euskadiko Ezkerra (EE), Koro Garmendia, heeft ook een parlementaire vraag gesteld over de feiten en bevestigt dat het gebeuren, zelfs na zijn vraag, niet de minste verduidelijking heeft opgeleverd. Hij trekt dan ook de versie van zelfmoord ten zeerste in twijfel. Een woordvoerder van Eusko Alkartasuna (EA) uit Navarra eist namens zijn partij dat de regering volledige opheldering heeft over de feiten, want tot nu toe waren de verklaringen bijzonder verwarrend en ongeloofwaardig. Herri Batasuna (HB) verspreidde onmiddellijk na kennis genomen te hebben van de feiten het bericht dat de officiële versie rammelde aan alle kanten en dat de enige bedoeling was het imago van de Guardia Civil op te poetsen, maar aan dat imago valt er niets meer op te poetsen. Het gebeuren in Foz de Lumbier getuigt meer van een hinderlaag dan van een toevallig treffen. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/ESPANA/PAIS_VASCO/MINISTERIO_DE_INTERIOR/EUSKO_ALKARTASUNA/GUARDIA_CIVI L/EUSKADIKO_EZKERRA/PARTIDO_NACIONALISTA_VASCO_/PNV/ETA/HERRI_BATASUNA_/HB/PODER_EJECUTIVO/elpepinac/1 9900627elpepinac_6/Tes
Zoals we konden lezen in de officiële versie van de feiten beperkten de gebeurtenissen die dag zich tot een treffen tussen de Guardia Civil en leden van ETA, met nadien de collectieve zelfmoord van de activisten. Een versie die de autoriteiten goed uitkwam. Maar als we die versie wat van dichterbij bekijken, en als we de bewijzen van de verdediging van de 3 Etarras in ogenschouw nemen, dan stellen wij vast dat dat de officiële versie niet strookt met wat werkelijk is gebeurd. Er wordt te veel twijfel gezaaid en er zijn te veel onwaarheden.
1. Was dit treffen werkelijk toevallig? Voerde de Guardia Civil een louter routineonderzoek uit? Een visser uit Lumbier, Jesús Vicente, die zich op die morgen van 25 juni 1990 in het water van de Irati bevond, werd omstreeks 10:00u gesommeerd de plaats te verlaten: “Podría haber un tiroteo”, (er zou wel eens kunnen geschoten worden). Een andere inwoner uit Lumbier, de 18 jarige José Luis Olleta, die diezelfde morgen een populierenbos, aan de ingang van de Foz, aan het uitmesten was, kreeg hetzelfde dringende verzoek en werd later zelfs overgebracht naar het kwartier van de Guardia Civil in Lumbier, waar hij verscheidene uren moest blijven. Andere inwoners waren hoogst verbaasd over de snelheid waarmee een helikopter ter plaatse kwam. Men mag niet vergeten dat op 25 juni 1990 de Infante (prinses) Elena in Pamplona op bezoek was en er zelfs veiligheidstroepen uit de verre omgeving waren
opgetrommeld. Velen dachten dan ook dat die machtsontplooiing niet alleen voorzien was voor de veiligheid van de Infante. 2. Ook de collectieve zelfmoord van de Etarras roept vragen op. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken had zich uitgesloofd om die zelfmoord te rechtvaardigen door te stellen dat Etarras die omsingeld waren, zich van het leven moesten beroven om niet in handen van de Guardia Civil te vallen. Deze richtlijn zou zelfs in een draaiboek staan dat opgesteld werd door ETA. Er moet hier aan worden toegevoegd dat een dergelijk draaiboek in al die jaren nooit is opgedoken. 3. Ook het afblazen van de zoekacties om 20:45u, net na het lokaliseren van Germán Rubenach, omwille van de invallende duisternis blijft een raadsel, zeker als men weet dat er nog 2 voortvluchtigen in het Foz aanwezig waren. Trouwens, iedereen weet dat er op 25 juni voldoende licht is zelfs tot 22:00u. 4. Ook verbazingwekkend is het feit dat een ontplooiing van machtsvertoon van die omvang (500 manschappen, helikopter, speurhonden, hermetisch afsluiten...) onbekwaam bleek om in die lange tijd (12:15u tot 20:45u) de 2 voortvluchtigen te lokaliseren (zie onderaan dit artikel wat meer uitleg over de omsingeling van de Foz (*). Zij werden pas de volgende morgen gevonden op amper 15m van de plaats waar Rubenach lag. Hoe komt het dan dat de foto's van de lijken met flash genomen werden? En waar zijn de sporttassen en de documenten die de drie bij zich hadden gebleven? Wat stond er in die documenten? 5, Uit de lijkschouwing is gebleken dat Susana twee schotwonden in het hoofd vertoonde. Hoe kan een persoon zich tweemaal een kogel door het hoofd jagen? Buitenlandse Zaken heeft een verklaring voor deze anomalie: “Er was een mechanisch defect aan het wapen of er was overdruk geweest”. Zoals de lezer merkt, is er voor alles een verklaring. Maar er is meer. Susana was rechtshandig en de kogelinslagen bevonden zich aan de linkerkant van het hoofd. De officiële versie werd zodanig ontkracht dat Buitenlandse Zaken met een nieuwe op de proppen kwam: “Rubenach had na het eerste schot, door Susana afgevuurd, het genadeschot gegeven”. De eerste verklaringen afgenomen van Rubenach in het hospitaal wijzen in die richting, maar later zullen we merken op welke manier die verklaringen werden afgenomen. 6. Jon Lizarralde werd gevonden aan de oever van de Irati en vertoonde een schotwonde aan het hoofd, van dichtbij afgevuurd. Bij de lijkschouwing werd vastgesteld dat er water van de rivier in zijn longen aanwezig was. Forensische dokters bevestigen dat Jon kan gestorven zijn door verdrinking gezien de grote hoeveelheid teruggevonden diatomeeën (eencellige wieren) in zijn organen, en dat er pas achteraf op hem geschoten werd. Immers, iemand die al dood is, kan onmogelijk diezelfde hoeveelheid water in zich opnemen. In het wapen van Jon werd vastgesteld dat er maar één kogel in de lader ontbrak, waarschijnlijk die kogel die hem het leven ontnam. Maar in de officiële versie werd verzekerd dat Jon verscheidene malen vuurde met dat wapen, afgaande op de gevonden kogelhulzen. Wie manipuleerde dan wel dat wapen? Jon militeerde al jaren voor ETA. Hij kende de infrastructuur van ETA in Navarra door en door. Dus was die informatie van groot belang voor de Guardia Civil. Zouden ze hem ondervraagd hebben door middel van foltering en de rivier gebruikt hebben als “Bañera” (onderdompelen in het bad tot ademnood)? Dat is de enige verklaring voor het water in zijn lichaam.
7. Germán Rubenach ontkende later dat hij op Susana gevuurd had. Hij werd trouwens voor dit feit vrijgesproken. Als Susana geen zelfmoord pleegde (2 kogels in het hoofd) en Rubenach heeft niet gevuurd, wie heeft er dan wel een einde gemaakt aan het leven van Susana? 8. Germán Rubenach werd op 25 juni 1990 om 20:45u gearresteerd en overgebracht naar het hospitaal om 22:15u. Er ging dus veel tijd verloren en dat voor iemand die in levensgevaar was. Hij had een schotwonde in het been en een in het hoofd. Was het de bedoeling dat hij het hospitaal niet levend zou bereiken? De Guardia Civil verklaarde dat hij gewapend was, maar waar is dat wapen? In het hospitaal werd zijn kamer bewaakt door de Guardia Civil en iedereen die binnenkwam werd gecontroleerd. De spanning was er te snijden en de Guardias raakten over hun toeren van zenuwachtigheid. Vrees voor wat Rubenach zou kunnen vertellen? Rubenach legde verschillende verklaringen af, maar gezien zijn toestand ontbrak alle logica: de antwoorden hadden geen verband met wat gevraagd werd, zijn zinnen ontbrak het aan samenhang, hij schakelde onbewust over van Castilliaans naar Euskara. Hij beschuldigde zichzelf van de dood van Susana (later werd dit ontkend). Die bekentenis zou door de Guardia Civil opgedrongen zijn. De toestand van amnesie (geheugenverlies) werd door de Guardia Civil misbruikt in hun voordeel om verklaringen op te tekenen die in hun voordeel spraken. De zenuwachtigheid bij de Guardia Civil werd overduidelijk door twee feiten: eerst vonden de advocaten van Rubenach een kussen waarin een magnetofoon verborgen zat, en in de badkamer zat een Guardia Civil met een walkietalkie. Vervolgens kwam aan het licht dat er zich twee personen aan Rubenach hadden voorgesteld als zijnde van ETA om hem te overhalen te vluchten. Later is men te weten gekomen dat het twee Guardia Civiles waren en als hij op de vlucht zou slaan, zouden ze gewettigd zijn hem neer te schieten. 9. En dan blijft er nog de ijlingse vlucht van 2 personen in een rode SEAT127, tot nu toe onopgehelderd. Bestaat die wagen werkelijk? Hoe is het dan mogelijk dat de wagen niet werd onderschept als er een massa Guardia Civiles in de zone rondliepen? Wie waren de inzittenden? Zijn er directe getuigen van wat gebeurde en die de wagen gezien hebben? Of waren de inzittende Jon en Susana die de kans gezien hadden te ontsnappen? En werden zij op een bepaald ogenblik toch gearresteerd, verhoord en teruggebracht naar Foz de Lumbier? Op al die vragen bleef men het antwoord schuldig! (*) De omsingeling van de Foz De hele dag hadden zenders van radio en TV op 25 juni 1990 volgend bericht omgeroepen: “Het schijnt dat de agressors tegen de Guardia Civil omstreeks 12:15u gevlucht zijn met een rode wagen SEAT127, die met grote snelheid van uit de richting Foz de Lumbier kwam. De Guardia Civil vermoedt dat de agressors ontsnapt zijn”. Ook de krant “Navarra Hoy” pakt op 26 juni 1990 uit met volgend bericht: “Via de zender van de Guardia Civil konden wij vernemen dat een rode SEAT127 die richting Pamplona reed, gesignaleerd werd te Tafalla. Aan boord zaten twee personen gekleed met een rood-blauw hemd”. Dit komt overeen met de getuigenis van enkele inwoners van Lumbier die dezelfde wagen op hun grondgebied gezien hadden, en er werd aan toegevoegd dat een van de inzittende gewapend was. Er was zelfs een getuige die opmerkte dat de wagen ontsnapte aan een zwaar verkeersongeval, omdat een vrachtwagen hen bruusk kon ontwijken; Eenmaal Rubenach gevonden werd, is men opzettelijk overgegaan tot het in alle talen
verzwijgen van dit feit. Had de Guardia Civil de mond voorbijgepraat? Hoe zit dat met die wagen en wie waren de inzittende? Een getuige verklaarde op 4 juli 1990 voor de rechtbank in Aoiz: “Op 25 juni 1990 was ik thuis bij mijn moeder in Pamplona van omstreeks 14:15u tot 14:55u. De radio stond aan en op een bepaald ogenblik was er interferentie en hoorden wij de zender van Guardia Civil. Er zat per momenten wat ruis en lawaai op de radio, maar toch hoorde ik heel duidelijk dat de Guardia Civil drie verdachten had gearresteerd, twee mannen en een vrouw”. Om 12:35u is volgend de officiële versie de omsingeling van de Foz begonnen met een nooit geziene machtsontplooiing: 500 manschappen, speurhonden, specialisten in explosieven, duikers, gemotoriseerde eenheden, en om 13:15u snelde ook nog de GARGrupo Antiterrorista Rural ter hulp. Er waren 53 alle-terreinwagens 'Nissan' van de Guardia Civil aanwezig. En toch duurde het tot 20:45u vooraleer Rubenach gevonden werd. Niemand begrijpt hoe dat kan. De speurhonden waren al die uren niet in staat geweest de bloedsporen van Rubenach te ontdekken. Misschien konden de twee Nederlandse toeristen die ter plaatse waren (of althans in de omgeving) meer duidelijkheid scheppen.
Twee Nederlandse toeristen 27 juni 1990
Twee Nederlandse toeristen zagen de drie Etarras nog levend korte tijd na het vuurgevecht. Hun getuigenis schijnt de thesis te versterken dat zij na het vuurgevecht op elkaar schoten om zo uit handen van de Guardia Civil te blijven, beseffende dat zij totaal waren omsingeld. De Guardia Civil vermoedde dat ze naar Foz de Lumbier gebracht werden per auto door een andere persoon, die hen later terug zou ophalen. Om die reden werd in de omliggende gemeenten een speuractie op het getouw gezet om de onbekende te identificeren. Het koppel toeristen (een man en een vrouw) had zich op 26 juni 1990 aangemeld bij de politie van Madrid, nadat zij via de communicatiemedia kennis gekregen hadden van het voorval. Kopieën van hun verklaringen werden naar de magistraat te Aoiz gestuurd (die het onderzoek leidde) en naar de delegatie van de regering van Navarra. De identiteit van de getuigen werd nog niet vrijgegeven, en zij blijven ter beschikking van het gerechtelijke apparaat. Beiden hadden de bergengte bezocht om vogelnesten te observeren en hadden de schoten gehoord van het vuurgevecht. Veel konden zij niet preciseren omdat ze op een behoorlijke afstand van de feiten verwijderd waren. Verscheidene minuten later werden zij door de Etarras aangesproken die hen via tekens en handgebaren vroegen of zij een wagen hadden (de getuigen spraken praktisch geen Spaans). Omdat ze dachten met delinquenten te doen hadden, antwoordden ze negatief, hoewel hun wagen in de omgeving stond. Daarop keerden de drie terug naar de vallei waar de rivier stroomt. Ze hadden wel gezien dat een van hen gewond was aan het been, maar hij kon toch nog verder strompelen. Een paar minuten later hoorden zij terug verscheidene schoten. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/testigos/holandeses/declaran/policia/muerte/etarras/Lumbier/elpepinac/19900628elpepinac_2/Te s
Regeringsleider Felipe González diende van op het bordes van de Cortes de president van de Baskische regering, José Antonio Ardanza, van antwoord. Ardanza had zich over de officiële versie verbaasd en de versie in twijfel getrokken. Hij wist heel goed dat een Etarra zich nooit zou zelfmoorden, dat hij zelfs de opdracht meekreeg zich in het uiterste
geval over te geven. Felipe Gonzalez verklaarde: “Zij die praten zonder over de nodige gegevens te beschikken, zouden wat behoedzamer moeten zijn. De gegevens waarover ik beschik, zijn de gegevens van de Minister van Binnenlandse Zaken. Bovendien is er een gerechtelijk onderzoek aan de gang die klaarheid moet scheppen over de doodsoorzaak van de Etarras. Ironisch voegde hij er aan toe dat het onderzoek naar de doodsoorzaak van de Guardia Civiles wellicht meer jaren in beslag zal nemen. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/Gonzalez/critica/hablan/datos/elpepinac/19900628elpepinac_3/Tes
Op woensdag, 27 juni 1990, voorzagen alle kranten een grote ruimte op de eerste pagina's (meervoud!) om met een gelijkluidende boodschap, een gelijkaardig verslag uit te brengen: “Dos holandeses podran avalar la tesis de los suicidios en Lumbier” (Twee Nederlanders zouden borg kunnen staan voor de thesis van de zelfmoorden in Lumbier). De krant “Navarra Hoy” gebruikte bovenstaande titel, en wat verderop een andere titel: “Twee Nederlanders hoorden de schoten waarmee de Etarras zelfmoord pleegden” De krant “Diario de Navarra” had het over: “Twee Nederlanders die foto's maakten waren erbij in Lumbier”. De krant “El Mundo”: “Twee Nederlanders waren aanwezig tijdens het vuurgevecht”. De krant “El País”: “Twee Nederlandse toeristen zagen de drie Etarras nog levend korte tijd na het vuurgevecht”. De krant “Deia”; “Twee Nederlandse toeristen verklaren als getuige”. De krant “El Diario Vasco: “Twee Nederlandse toeristen waren getuige van een deel van het vuurgevecht”.
Alle kranten hadden zich beroepen op dezelfde (verdachte?) bron: de Hoge Ambtenarij van de Veiligheidstroepen van de Staat en de delegatie van de Regering van Navarra. De boodschap was gelekt door de Guardia Civil, en had haar doel niet voorbijgeschoten: de zelfmoordthesis werd gerechtvaardigd door twee getuigen (die wellicht niets gezien hebben, maar wel iets gehoord hebben). Perfect! Bovendien waren het twee getuigen die moeilijk opnieuw op te roepen waren, misschien waren ze het land al uit. Hun eerste verklaring was dus ideaal en dat zou zo blijven. Hoewel zij nog een hele poos in Spanje verbleven en bereid waren verdere verklaringen af te leggen, werd dit voorstel verworpen (zie verder op 17 juni 1990) Maar niets liep zo perfect als gepland, want er zat weinig consistentie in hun verklaringen (ze spraken ook nauwelijks Spaans) en er waren tegenstrijdigheden. Maar aan dat gegeven werd helemaal geen aandacht besteed. Wie waren die twee Nederlandse toeristen? Uit de gegevens van de verklaringen kon worden afgeleid dat het Margareta Antonia Maria Huskens (49 jaar) en Rob van der Knaap (42 jaar) betrof, die beiden voor de krant “Vrij Nederland” werkten.
Aangezien er een enorm belang en relevantie aan die verklaringen werden gehecht, is het interessant om die verklaringen naast elkaar te leggen. •
De verklaring van mevrouw Huskens
“Gedreven door nieuwsgierigheid kwam ik wat dichterbij en zag in de vallei, dicht bij de rivier drie burgers lopen, twee mannen en een vrouw, die als het ware een hardloopwedstrijd hielden. Aan de weg gekomen vroeg een van hen aan Rob of zij een auto hadden, wat hij ontkende. Alles gebeurde heel snel. Wij zagen hen terug naar de vallei lopen en verloren hen definitief uit het oog. Onmiddellijk daarna merkten wij een wagen van Guardia Civil op en zagen dat de inzittenden radiocontact hadden. Omdat wij dachten dat er niets ernstigs aan de hand was, vervolgden wij onze weg naar onze auto en zagen een ambulance de zone binnenrijden en een helikopter overvliegen”. Dan volgde een persoonsbeveiliging van de drie. Op de vraag hoeveel schoten zij gehoord hadden, werd geantwoord: “Vijf of zes beneden en een viertal boven”. Wie op wie geschoten had, wisten zij niet. Zij bevestigden ook dat zij zich vrijwillig hadden aangemeld nadat zij in de pers de gebeurtenissen hadden gelezen. •
De verklaring van mijnheer Van der Knaap
“Opgeschrikt door schoten wilde ik er het fijne van weten en zag drie personen lopen van uit de vallei die onze richting uitkwamen. Een van hen vroeg tot tweemaal toe of wij een wagen hadden, wat ik ontkende. Na mijn negatie liepen ze verder en verstopten zich in het dichte struikgewas. Wij zagen een wagen van de Guardia Civil met volle snelheid en loeiende sirene voorbijsnellen, en zagen dat een inzittende contact had via de radio. Ik kan geen beschrijving geven van de drie personen omdat alles zo snel verliep. Ik zag wel dat het twee mannen en een vrouw betrof. Toen de wagen van de Guardia Civil (dezelfde wagen?) voor de derde maal zagen voorbijrijden, hoorde ik opnieuw een schot die, op het geluid afgaand, van uit de tunnel kwam. Nadien kwam er een wagen op ons af, bestuurd door een burger, die ons iets vroeg over de Guardia Civil, maar ik antwoordde dat ik hem niet begreep. Toen werd een ambulance opgemerkt en we werden verwittigd dat er niets aan de hand was en dat wij rustig naar onze wagen konden gaan. Na kennisname van de gebeurtenissen, beslisten wij ons verhaal te doen bij de politie.” Toch vreemd allemaal. Ze verklaarden dat ze nauwelijks Spaans spraken, maar ze hadden wel het voorval in de krant gelezen. Ze besloten dus verklaringen af te leggen, maar deden dit in politiebureau op meer dan 400km van de plaats van het gebeuren. De dag na hun aanmelding op het politiebureau verscheen in de kranten dat ze dit in Pamplona gedaan hadden en van daar uit werden overgebracht naar Madrid. De verklaringen haperden aan alle kanten, maar het zou ons te ver leiden om alle details te openbaren. Toch een paar voorbeelden: de ontmoeting met de drie Etarras gebeurde razendsnel en toch kon mevrouw Huskens een vlekkeloze beschrijving geven tot in de details. Het overvliegen van de helikopter gebeurde volgens de officiële versie later. De ambulancier had helemaal niet gezegd dat er niets aan de hand was, integendeel, dat er gevaar dreigde, en ga zo maar door... Aangezien de Nederlandse getuigen praktisch geen woord Spaans spraken en het ook niet begrepen, tenzij misschien de gebruikelijke “dos cervezas”, vragen velen zich af hoe het afleggen van die verklaringen gebeurd is. Werd er een tolk ingeschakeld? Maar we
kennen intussen al de deskundigheid van die tolken uit de processen tegen de Baskische nationalisten, die moesten vertalen uit het Euskara naar het Spaans, maar er geen snars van snapten en bijgevolg verkeerdelijk vertaalden. Maar blijkbaar was er geen geaccrediteerde tolk, want in het proces-verbaal stond te lezen dat “inspector con tarjeta n° 19.238” (politie-inspecteur met nr....) optrad als vertaler. In welke taal spraken zij dan? In het Engels? Dat zal dan wel “Spanglish” geweest zijn, ook al niet verstaanbaar. Was het toch Spaans? Maar we weten dat de Guardia Civil even vlug praat als dat hun machinegeweren vuren. Onbegrijpelijk soms, zelfs voor wie de taal machtig is. Kwam er dan gebarentaal aan te pas? Dat kan. Een vraag zoals: “Hebben jullie gezien dat de Etarras zichzelf om het leven brachten?”, zou kunnen omschreven worden als “PangPang”, begeleid door gebarentaal. De Nederlanders die in verte schoten gehoord hadden, zullen dan wellicht ja hebben geknikt. Deze getuigen à charge zullen dan mogelijk een (vooropgesteld?) formulier hebben ondertekend. De krant “Egin” nam op 28 augustus 1990 telefonisch contact op met mevrouw Huskens die ter beschikking stond om een nieuwe verklaring (!) af te leggen, als Justitie er om vroeg. Was de notulering van de eerste verklaring dan zo verbijsterend? Maar Justitie had hen niet meer nodig. Binnenlandse Zaken vond de eerste verklaring dermate interessant (het bevestigde de zelfmoordthesis) dat ze niet zaten te hengelen naar een tweede verklaring. We blijven de commentaren in de krant dag na dag volgen. Opvallend is dat er telkens teruggegrepen wordt naar de stelling van zelfmoord. Hierbij wordt rigoureus de berichtgeving van Binnenlandse Zaken gevolgd. Met nadruk worden de diefstallen in het gebied onderstreept. Wie twijfelt aan de zelfmoord wordt duchtig op de korrel genomen. Dat mocht de Baskische Lehendakari Ardanza aan de lijve ondervinden. De twee Nederlandse toeristen blijven in Spanje rondtoeren en bevestigen dat ze schoten gehoord hebben toen het gebied al volledig ontruimd was door de veiligheidstroepen. Dat zou dan nog eens een bevestiging van de zelfmoordtheorie moeten zijn.
Het wapen van de sergeant 28 juni 1990
Het ministerie van Binnenlandse Zaken bevestigt dat de Etarras in Lumbier zelfmoord hebben gepleegd met het pistool dat zij afgenomen hadden van sergeant Jose Luis Hervas, die omkwam in het vuurgevecht. Op de scène van de schietpartij vond men twee patroonhulzen afkomstig uit een Browningpistool naast het lichaam van Juan Maria Lizarralde. Dat wapen zou door ETA gebruikt worden. De patroonhulzen gevonden in de buurt van het lichaam van Susana Arregui waren van het merk Santa Barbara en komen overeen met het pistool Star, het reglementaire pistool van de Guardia Civil. Susana Arregui lag met gekruiste benen en de romp iets naar achteren in het struikgewas. De Guardia Civil vond tussen de spullen van de ETA-activisten handgeschreven notities over bewegingen in het gebied van gewapende Guardia Civil-patrouilles, waaruit dan werd afgeleid dat het ETA-commando waarschijnlijk een aanslag aan het voorbereiden was. Een nieuwe getuige die een deel van de gebeurtenissen kon volgen, heeft een aantal aspecten van de officiële versie bevestigd, die zegt dat er na de moord op de Guardia Civil sergeant Jose Luis Hervás in het gebied geen enkele veiligheidsagent meer te bespeuren viel. Bij de handgeschreven notities over bewegingen in het gebied van gewapende Guardia Civil-patrouilles stonden de plaatsen en het uur van de patrouilles genoteerd. Die notities kwamen overeen met de logboeken die Guardia Civil bijhield. Het commando beschikte ook over een verrekijker. De aanwezigheid van de Guardia Civil in de Foz was toe te schrijven aan de veelvuldige autodiefstallen waarvan buitenlandse toeristen het slachtoffer waren. Van zohaast de zomerperiode in aantocht was, of bij stralend weer, werden de diensten versterkt om te proberen de activiteiten van de dieven tegen te gaan. Volgens bronnen uit de omgeving van de Guardia Civil was de ontdekking van een tas bij de rivier op maandagochtend, de enige reden waarom sergeant Hervás naar de rivier afdaalde, zonder de nodige voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. Zowel de sergeant als de korporaal die bij hem waren, dachten objecten te vinden afkomstig van een diefstal. Hervás ontmoette er een man in een badpak en betrok hem in een gesprek. Later, samenvallend met de komst van de tweede patrouille, merkte de sergeant de aanwezigheid op van twee andere personen. Op het moment dat hij gewaarschuwd werd van de komst van de tweede patrouille, vuurde een van de activisten op hem en ontfutselde hem zijn wapen. Een doktersassistent uit Lumbier, José Javier Valencia, verklaarde gisteren dat er na de schietpartij en dit gedurende een onbepaalde periode, geen veiligheidstroepen meer aanwezig waren in het gebied. Hij verklaarde voor de Nationale Radio van Spanje in Pamplona dat hij thuis een oproep had ontvangen van de dokter om hem te assisteren, omdat er gewonden gevallen waren in de Foz de Lumbier. Hij reed met zijn wagen naar de plaats waar hij tussen 12:15u en 12:30u aankwam. Hij merkte er niemand op, behalve twee schoolbussen uit Alava, die leeg waren en geparkeerd stonden in de buurt van waar de schietpartij had plaatsgevonden. Hij reed toen naar de andere kant in de richting van de tunnel van Liédena. “Ik was bijna in Liédena maar zag niemand op de weg en ontmoette
niemand in de Foz. Wat later ontmoette ik een van de Guardia Civiles die terugkeerde. Hij stopte en vertelde mij dat er een vuurgevecht had plaatsgevonden. Ik dacht onmiddellijk aan criminelen, en kon mij niet voorstellen wat er werkelijk gebeurd was. Ik keerde op mijn stappen terug en zag een ander voertuig van de Guardia Civil waar een dokter en een verpleegster uit Sangüesa hadden plaats genomen. Op de plaats van het vuurgevecht daalden wij af naar de rivier. De Guardias deden dat niet. Waarom weet ik niet. Hadden zij schrik voor iets? Ikzelf, de dokter en de verpleegster bleven bij het lijk van sergeant Hervás ter plaatse tot ongeveer 15:30u, het uur waarop de magistraat uit Aoiz arriveerde en het lichaam liet afvoeren. Ondertussen had ik in de verte twee personen opgemerkt die in de rivier op een luchtmatras lagen te zonnen”. Rubenach Germain, de enige overlevende van het commando, werd in bijzondere ernstige toestand gehospitaliseerd in de Unidad de Cuidados Intensivos (intensieve zorgen) van het Hospital de Navarra. Sinds zijn arrestatie door de Guardia Civil werd de toegang aan familieleden tot de Unidad de Cuidados Intensivo geweigerd. De ouders hebben daarom een klacht neergelegd bij de Juzgado de Guardia de la Audiencia (magistraat van wacht) te Pamplona. De magistraat uit Aoiz dieter plaatse was, kon niet met de gewonde praten, gezien zijn kritieke toestand. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/etarras/utilizaron/suicidio/arma/sargento/Guardia/Civil/muerto/tiroteo/elpepinac/19900629elpepin ac_2/Tes
De dood van twee ETA-activisten in Lumbier leidde tot hevige confrontaties tussen de socialisten en Lehendakari Jose Antonio Ardanza, met wie ze samen een coalitie vormen in de autonome Baskische regering. De leiding van de socialistische partij van Euskadi (PSE-PSOE) beschreef de twijfels van de Lehendakari over de zelfmoord als "rampzalig en irrationeel". Volgens de PSE contrasteert de "onaanvaardbare onverantwoordelijkheid" van Ardanza met de heersende mentaliteit van de Baskische bevolking bij soortgelijke feiten. In een nota die gisterochtend werd verspreid, drukt de uitvoerende macht van die partij haar meest afkeurende kritiek uit op de verklaringen van de Lehendakari, die zij als "ernstige onvoorzichtigheid" bestempelen, door vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van de officiële informatie. Ardanza die gezegd had "te opteren voor de totale geloofwaardigheid ten aanzien van de terroristen" (Etarras plegen nooit zelfmoord als ze omsingeld zijn), brengt de democratische instellingen in diskrediet en zaait twijfel over het gedrag van diegenen die belast zijn met de vervolging, het onderzoek en de rechtsgang van de betichten. De Baskische socialisten eisen van de Lehendakari een verklaring over eventuele banden of bevoorrechte positie die hij met de gewapende organisatie zou onderhouden, en eisen van hem dat hij onomwonden verduidelijkt wat de instructies van ETA dan wel zijn.
De Lehendakari had eergisteren in Vitoria verklaard dat hij graag de officiële versie zou geloven, omdat het veel problemen zou voorkomen. Maar, voegde hij eraan toe: "In principe past het niet in de strategie van ETA dat militanten zelfmoord plegen." Volgens Ardanza, krijgen de terroristen de opdracht zich over te geven als ze geen uitweg (vluchtweg) meer zien. Rosa Díez, uitvoerend lid van de PSE, beschouwt de uitspraken als nog ernstiger omdat ze lijnrecht tegenover de publieke reacties staan. Die reacties zijn heel anders dan wat men verwacht had. Enkele jaren geleden was er slechts sprake van geïsoleerde protesten, nu is er algemeen protest. Dat bewijst dat de Baskische bevolking in de richting van de 'normaliteit' opschuift (Dat is uiteraard de mening van Rosa Diez). Van haar kant repliceerde de Nationale Raad van de PNV in een persnota dat zij op dezelfde golflengte zat als hun leider, en verwerpen de door de socialisten uit de context gerukte verklaring als arrogant. De kritische beoordeling door de PSE is gemanipuleerd, aldus de PNV. De leiding van de PNV herinnert de PSOE aan gevallen als die van Santiago Brouard, Josu Muguruza, Mikel Zabalza of de vernietiging van een onafhankelijk commando in Pasaia. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/PSOE/cree/nefastas/declaraciones/Ardanza/elpepinac/19900629elpepinac_4/Tes
De twee Nederlandse toeristen, Rob Van Der K. en Margaretha Antonia Marla, zetten volgens officiële bronnen hun vakantie in Spanje verder. Het koppel bevestigde eergisteren voor magistraat Carlos Divar van de Audiencia Nacional, de spontane verklaring die zij dinsdag in Madrid hadden afgelegd. De woordvoerder van de Juzgado de Instrucción (onderzoeksrechter) te Aoiz, bevoegd voor de gemeente Lumbier, signaleerde gisteren dat magistraat María Jesús Erroba alleen kennis van de getuigenis had via de pers. Er was dus op de rechtbank geen enkel officieel communiqué, noch de inhoud ervan, toegekomen. De politie vermeldde op woensdag dat de twee Nederlanders, na hun verklaring te Madrid, ter beschikking stonden van de magistraat te Aoiz. Zij hadden ook ingestemd om, indien noodzakelijk, ter beschikking te blijven voor het proces als getuige. Het koppel reist door Spanje met een wagen, die zij geweigerd hadden aan de vluchtenden die er om hadden gevraagd. Een van die vluchtelingen, Germán Rubenach, zou volgens hun verklaring verwondingen hebben vertoond aan het been en aan de slaap. Na die ontmoeting, toen de vluchtelingen weer het hazenpad gekozen hadden, zouden zij volgens hun verklaring een of meerdere schoten gehoord hebben. Volgens verantwoordelijken van de antiterreureenheid is die verklaring een bevestiging van de zelfmoordtheorie, want de overlevende Guardia Civiles hadden op dat ogenblik het gebied tijdelijk volledig ontruimd. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/testigos/holandeses/siguen/Espana/declarar/Audiencia/Nacional/elpepinac/19900629elpepinac_3 /Tes
De magistrate van Foz de Lumbier 29 juni 1990 Een nog jonge juriste, pas 5 jaar afgestudeerd en nu magistrate, wordt belast met het onderzoek naar dit netelige dossier. Is ze nog niet bekend bij de Guardia Civil of is er een andere oorzaak? Feit is dat zij na een paar dagen nog altijd geen rapport van de eerste vaststellingen heeft ontvangen. Minister van Binnenlandse Zaken Corcuera is wellicht meer bekommerd om het imago van de Staat en verkondigt meermaals, tot in het parlement toe, dat de gebeurtenissen “een zaak van de drie (Etarras) is” en dat er aan de zelfmoord niet mag getwijfeld worden. Als gevolg van een hypocriet politiek spelletje wordt intussen de polemiek die ontstaan tussen de PNV en de PSOE voor gesloten verklaard.
Magistrate María Jesús Erroba Zubeldia is 29 jaar. Deze vrouw, titularis van de “Juzgado de Primera Instancia e Instrucción” te Aoiz, is bekend geworden als gevolg van de gebeurtenissen in Foz de Lumbier, die zij moest onderzoeken. Gebeurtenissen die haar als heel onaangenaam voorkwamen, maar die ze toch met de nodige vastberadenheid aanvatte. Zij studeerde Rechten aan de universiteit van Navarra en beëindigde haar studies nauwelijks 5 jaar geleden en werd pas 6 maanden geleden toegewezen bij de rechtbank van Aoiz. Een van de voornaamst problemen waarmee ze geconfronteerd werd, waren de schaarse middelen waarmee ze moest werken. De rechtbank was wel in staat om erfeniskwesties en soortgelijke te beslechten, maar onderzoek voeren naar een bloedig treffen tussen de Guardia Civil en ETA was van een totaal andere orde. Zij beschikte alleen over een secretaris en een helper. Het ernstige voorval in Foz de Lumbier was niet op maat van een dorp waar doorgaans de rust regeerde. Maar zij had haar sporen al verdiend in vorige zaken. Niettegenstaande de enorme druk van de communicatiemedia heeft zij er voor geopteerd niet met de pers te praten. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/GUARDIA_CIVIL/ETA/juez/Foz/Lumbier/elpepiesp/19900630elpepinac_7/Tes/
De “Juzgado de Primera Instancia e Instrucción” te Aoiz bevestigde op 29 juni 1990 dat er nog altijd geen officieel rapport van de Guardia Civil over de gebeurtenissen ontvangen werd. Magistrate María Jesús Erroba heeft daarom nogmaals een verzoekschrift naar de Guardia Civil verstuurd waarin ze eist dat het rapport dringend zou opgestuurd worden, aangezien het uitblijven van een dergelijk fundamenteel document het onderzoek bemoeilijkte en vertraagde.
Txerni Gorostiza, de advocaat van de familie van de drie Etarras, zal spoedig het getuigenis van verscheidene buren uit Lumbier aan de magistrate overhandigen. Iets na de middag hebben verscheidene inwoners een rode Seat 127 tegen grote snelheid zien voorbijflitsen. Aan boord zouden twee personen (een man en een vrouw) gezien zijn. Een van hen had een wapen in de hand. Volgens deze ooggetuigen zette de wagen koers richting Lumbier, vloog bijna uit de bocht bij het eerste kruispunt en werd uit het oog verloren toen de wagen richting Ochagavia reed. Naar het schijnt zou de vrouw achteraan in de wagen hebben plaats gevat. Andere getuigenissen hadden hem gemeld dat er omstreeks 21:00u een intense schietpartij had plaatsgevonden die zowat 20 minuten geduurd heeft. Deze schoten waren "abundantes y aislados" (overvloedig en afgelegen) en vielen samen met de ontdekking en de arrestatie van Rubenach. Dit is in regelrechte tegenspraak met de versie van de Guardia Civil: een korte interventie omdat zij iets zouden gezien hebben, met nadien de arrestatie van Rubenach die zich als gevolg van zijn verwondingen niet kon bewegen. Uit een eerste onderzoek van het wapen van Rubenach werden resten van bloed gevonden aan de binnenzijde van de loop van het wapen. De laatste dagen is de Guardia Civil doorgegaan met het stelselmatig uitkammen van de Foz de Lumbier. Vermoedens duiken op dat er waarschijnlijk een belangrijke schuilplaats moest aanwezig zijn. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/juez/Aoiz/espera/atestado/Guardia/Civil/elpepinac/19900630elpepinac_6/Tes
Minister van Binnenlandse Zaken José Luis Corcuera, die vrijwillig voor het “Congreso de los Diputados” (Kamer van volksvertegenwoordigers) verscheen om meer uitleg te geven over de dood van Juan María Lizarralde en Susana Arregui in Foz de Lumbier, verklaarde: “Zonder twijfel is deze zaak een zaak van de drie (Etarras)”. Volgens hem bleven er maar twee mogelijkheden over: ofwel beslisten de drie om collectief zelfmoord te plegen, ofwel vuurde de leider van het commando, Lizarralde, naar zijn metgezellen. Hij hechtte ook veel belang aan de twee inslagen die bij Susana Arregui gevonden werden door een paar andere verhalen op te dissen waar zelfmoord zou gepleegd zijn door tweemaal te vuren (Juan Bautista Goikoetxea, Jesús Artetxe, José Manuel Martínez, José Bernardo Iraola, Jesús Julen Orbegozo en Miguel Uriaguerreca). Dat hierbij destijds ook vraagtekens gesteld werden, liet hij over zich heengaan. (In soortgelijke gevallen probeert de Guardia Civil altijd eerst uit te pakken met een zelfmoordversie). Hij haalde ook nog twee gevallen aan van Guardia Civiles die zelfmoord gepleegd hadden (een in Tarifa, de andere in Vitoria) met twee schoten. Er zou een technische verklaring voor zijn die verwijst naar overdruk op de trekker. Meermaals onderstreepte hij dat hij niet twijfelde aan de versie van de Guardia Civil, omdat verondersteld wordt dat niet te doen, aangezien zij de rechtstaat vertegenwoordigen. “Zij die denken dat de Guardia Civil schuldig is, moeten maar eens met bewijzen voor de dag komen”.
Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/Corcuera/muerte/etarras/fue/cosa/elpepinac/19900630elpepinac_1/Tes
Socialisten en nationalisten van de PNV beslisten op 29 juni 1990 om prioriteit te geven aan de coalitieregering in de Baskische regering, waarin ze beide zetelen en de polemiek te laten voor wat ze is. Een woordvoerder van de Spaanse regering, Rosa Conde (PSOE), legde een verklaring af: “De Lehendakari (Ardanza) heeft een paar uitlatingen gedaan die veel verder gaan dan wat de regering als noodzakelijk beschouwde”. De Lehendakari Ardanza had diezelfde morgen de coalitiepartner PSE-PSOE uitgenodigd om ofwel in blok ontslag te nemen uit de regering, of om hun steun in het Spaanse parlement in te trekken bij de beschuldigingen van onverantwoordelijkheid. Een uur later antwoordde de PSE: “De verklaring van Ardanza was een vergissing en niet opportuun”. Ardanza replikeerde: ”Als ze dit werkelijk zelf geloven, heeft het geen zin om verder samen te regeren, tenzij zij een toneeltje opvoeren of een politiek spel”. Maar met de op til zijnde verkiezingen waren noch de PSOE, noch de PNV bereid de polemiek verder op de spits te drijven om de continuïteit van de regering niet in het gedrang te brengen.. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/PNV/PSOE/cierran/polemica/abierta/Ardanza/elpepinac/19900630elpepinac_2/Tes
In het licht van dit alles is het toch interessant om de lijkschouwing op Jon en Susana wat nader te bekijken. Op 26 juni 1990 werden omstreeks 13:15u beide stoffelijke resten binnengebracht in het “Instituto Anatómico Forense (Forensisch Anatomisch Instituut) te Pamplona voor een lijkschouwing. De lichamen werden op de grond gelegd met een deken onder zich en een boven zich, naast de zaal waar de autopsie moest plaatsvinden. Hierbij waren volgende personen aanwezig: de magistrate uit Aoiz, haar secretaris, drie wetsdokters, twee helpers, een officier van justitie, twee leden van de “Grupo de Policia Cientifico” (wetenschappelijke politie die een fotoreportage maakte) en de advocaten Adolfo Araiz en José Miguel Gorostiza. Op 29 juni 1990 gaven de wetsdokters hun eerste bevindingen, samen met de opmerking om bijkomende analyses te laten uitvoeren in het “Instituto Nacional de Toxicología” te Madrid.
Bevindingen over Jon Lizarralde: • • •
•
Het betreft een gewelddadige dood De doodsoorzaak is een 'craneo-encefalitis trauma met cerebraal parenchym' (schedel-hersenletsel) als gevolg van een wonde veroorzaakt door een vuurwapen De medisch-wettelijke Etiologie of leer van de (ziekte)oorzaken, gestoeld op macroscopische gegevens (met het blote oog waarneembaar) over traject, afstand en afwezigheid van verzet geeft aan dat de wonde compatibel is met zelfmoord De dood is ingetreden omstreeks 14:00-16:00u op 25 juni 1990, met een marge van ongeveer 3 uur.
Bevindingen over Susana Arregui: • •
•
•
Het betreft een gewelddadige dood De doodsoorzaak is een 'craneo-encefalitis trauma met cerebraal parenchym' (schedel-hersenletsel) als gevolg van twee wonden veroorzaakt door een vuurwapen Met betrekking tot de medisch-wettelijke Etiologie of leer van de (ziekte)oorzaken, beschouwen wij als meest plausibel dat het wapen werd afgevuurd door een derde persoon, hoewel zelfmoord ook niet uit te sluiten valt, maar dat lijkt ons wat ver gegrepen. De studie over de afstand ontbreekt op ons laboratorium. De kennis over de werkelijke afstand zou ons wellicht opheldering kunnen geven over deze kwestie. De dood is ingetreden omstreeks 14:00-16:00u op 25 juni 1990, met een marge van ongeveer 3 uur.
Wat leren wij uit die rapporten? Het thema zelfmoord wordt helemaal niet opgehelderd en de twijfel blijft bestaan. Er wordt bij Jon wel vermeld dat de wonde compatibel is, maar dat wordt niet uitdrukkelijk en exclusief bevestigd, en in het geval van Susana is de twijfel nog groter. Bovendien ontbreken de verklaringen nog van Rubenach. Later zullen wij die verklaringen en de zelfbeschuldiging die past in het Guardia Civil-kraam, gedetailleerd bespreken. Op 3 juli 1990 zal de “Sección de Criminalística del Instituto Nacional de Toxicología” hun bevindingen, vrijgegeven in het rapport n° 39.648, doorsturen naar de rechtbank van Aoiz. Dit rapport zal door de advocaten van de burgerlijke partij openbaar worden gemaakt op 4 juli 1990.
Mogelijks is Lzarralde verdronken 04 juli1990
Op 4 juli 1990 maakten de advocaten José Miguel Gorostiza en Adolfo Araiz in een persconferentie de resultaten van rapport n° 39.648 bekend, betreffende de autopsie die uitgevoerd werd door de “Sección de Criminalística del Instituto Nacional de Toxicología” te Madrid. Er wordt in gesignaleerd dat er een coïncidentie bestaat tussen de algen die zichtbaar zijn in de rivier Irati en de monsters die genomen werden uit longen, bloed, maag en ribben van Juan María Lizarralde. En er wordt een besluit getrokken dat de verkregen resultaten compatibel zijn met onderdompeling in het water. In het wetenschappelijk rapport staat dat er met zekerheid algen vast te stellen zijn in de organen, zoals het hart, het bloed uit de aortaboog en het beenmerg. De diagnose is dan ook “sumersión vital" of levend onderdompelen. José Miguel Gorostiza wijst er op dat geraadpleegde medische specialisten bevestigen dat het praktisch onmogelijk is dat een persoon die zich door het hoofd schiet, nog voldoende lang in leven blijft om dergelijke hoeveelheid water binnen te krijgen. Het is dan ook niet uit te sluiten dat Lizarralde om het leven gekomen is door verdrinking in de rivier Irati, zeker als wij ons de zaak Zabalza in herinneren. Deze onthulling werd dus op een persconferentie uit de doeken gedaan waarbij de officiële versie van de feiten werd verworpen. De officiële versie die zegt dat Germán Rubenach zou bekend hebben dat hij Susana Arregui ombracht en dat Juan María Lizarralde zichzelf van het leven beroofde. Die versie moest de eerste versie over zelfmoord bevestigen. De bekentenissen van Germán Rubenach zijn op een wel heel uitzonderlijke manier aan de oppervlakte gekomen. Wij komen er later uitvoerig op terug. Toch maar een voorsmaakje zoals het in de krant “El País” is verschenen. Zowel de advocaten als de broer Jon Rubenach onderstreepten dat Germán Rubenach leed aan gedeeltelijk geheugenverlies als gevolg van zijn ernstige verwondingen: “Wij verklaren niet dat bepaalde verklaringen onduidelijk waren, maar ze zijn niet ter zake en onvolledig”. Zij verwezen ook naar het medische bulletin waarin vermeld werd dat Germán zich in een toestand bevond van, “verwarring, desoriëntatie in de tijd en ruimte, en dat hij niet in de voorwaarde verkeerde om een minimum aan coherente verklaringen af te leggen”. Advocaat Txemi Gorostiza las daarop een gedeelte van de ondervraging voor die gespekt was met wanverhoudingen en tegenspraken: • • • •
Vraag: Weet jij wie op Susana Arregi vuurde? Antwoord: Ik Vraag: Hoeveel maal? Antwoord: Twee maal
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Vraag: Met welk wapen? Antwoord: Het wapen dat wij van de traficant hadden laten komen Vraag: Waar heb jij geschoten? Antwoord: In de borst Vraag: Waarom heb je haar verwond? Antwoord: Ik weet het niet, met een bijl of met een pistool Vraag: Heb jij op jezelf geschoten? Antwoord: Heavy (Lizarralde), hij was daar Vraag: Weet jij dat Jon en Susana dood zijn? Antwoord: Dat geloven wij niet, dat geloof ik niet Vraag: Wie heeft u verwond? Antwoord: Wij hebben er geen Vraag: En de wonde in de hals? Antwoord: Ik weet het niet Vraag: Heb jijzelf gevuurd? Antwoord: (geen antwoord) Vraag: Wie maakte deel uit van het commando? Antwoord: Rubenach, Lizarralde en Pérez Yalar (hij vernoemt Susana niet)
Adolfo Araiz signaleerde ook dat een persoon, waarvan de identiteit niet werd vrijgegeven, voor magistraat María Jesús Erroba te Aoiz had verklaard dat hij op 25 juni 1990 via zijn radio een communicatie van de Guardia Civil had opgevangen. In die communicatie was er sprake van drie arrestaties, twee mannen en een vrouw, die met een wagen reisden die geladen was met kampeermateriaal. De radiosignalen werden een tijdje onderbroken, maar iets voor 15:00u terug gerecupereerd. Toen hoorde hij de centrale van de Guardia Civil die aan de magistrate vroeg om naar Lumbier te komen om de lijken te laten verwijderen. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/jefe/comando/Foz/pudo/morir/ahogado/deduce/informe/Toxicologia/elpepinac/19900705elpepinac _3/Tes
De aankondiging van een persconferentie door de advocaten van de Etarras had grote verwachtingen opgeroepen bij de communicatiemedia, omdat de avond voordien het tweede verhoor bij Germán Rubenach had plaatsgehad. Daarin had hij verklaard dat hij tweemaal op de borst van Susana gevuurd had, hoewel hij nadien verklaarde niet te weten wie haar gedood had. Dezelfde dag nog had het Ministerie van Binnenlandse Zaken een gedeelte van het verhoor gelekt naar de zender Cadena Ser (om hun officiële versie te bevestigen). Maar het lek had tot gevolg dat de communicatiemedia massaal aanwezig waren op de persconferentie. De persconferentie ging door in een hotel te Pamplona, in aanwezigheid van Mikel Korta (Gestoras proAmnistía) en de advocaten Txemi Gorostiza en Adolfo Araiz. Er werd lezing gegeven van het rapport en de toegestroomde media vroegen een herlezing omdat zij hun oren niet konden geloven.
Wat stond er dan in dat rapport dat blijkbaar zo onthullend was? Consideraciones Cientificas Wetenschappelijke Beoordelingen 1, De aanwezigheid van algen in organen, zoals het hart, het bloed uit de aortaboog en het beenmerg bevestigen de grote diagnostische waarde van “sumersión vital" of levend onderdompelen. De diagnose van dood door verdrinking moet beantwoorden aan twee voorwaarden: • •
de hoeveel elementen gevonden in de vitale organen bestemd voor de bloedcirculatie moet voldoende hoog zijn er moet voldoende coïncidentie (overeenstemming) zijn tussen de organismen gevonden in het water en het stoffelijke overschot
2, Er is wel degelijk een grote coïncidentie vast te stellen tussen de zichtbare algen (in het water) en de bestudeerde monsters. 3. De verkregen resultaten zijn compatibel met dood door verdrinking, aangezien de twee bovenvermelde voorwaarden exact werden vervuld. De advocaten voegden er nog aan toe dat het onmogelijk is dat iemand die een schot tegen de slaap te verwerken kreeg, nog voldoende kon ademen om zoveel water binnen te krijgen. Advocaat Adolfo Araiz verklaarde dat de stelling van zelfmoord helemaal niet was afgesloten. De vraag rijst nu of Jon Lizarralde eerst verstikt werd in het water (een gebruikelijke folterpraktijk van de Guardia Civil, “La Bañera” genoemd of onderdompeling tot net aan de verstikking) en later een kogel door het hoofd kreeg. Met de laatste onthullingen is dit zeer aannemelijk. Het staat zo goed als vast dat de Guardia Civil hem eerst gefolterd heeft en naderhand afgemaakt. Over de doodsoorzaak van Susana Arregi bestaat nog veel onduidelijkheid. Het getuigenis van de enige overlevende, Germán Rubenach, kan hier wellicht een antwoord op geven.
De odyssee van Germán Rubenach in het “Hospital de Navarra” “Omstreeks 22:15u werd op onze dienst een niet-geïdentificeerde persoon van het mannelijke geslacht binnengebracht, die een ernstige verwonding vertoonde veroorzaakt door een vuurwapen. Een kogel was binnengedrongen via de onderkant van de mond en had het hoofd verlaten via de linker achterkant. Het traject van de kogel veroorzaakte schade aan het hoofdbestanddeel van de tong, aan het dak van het verhemelte, aan het schedeldak met uitstulping van hersenmassa tot gevolg. 'Pronostico muy grave!' (Prognose: bijzonder ernstig!)” Zo luidde het eerste medische bulletin van de “Servicio de Urgencias” (spoedopname) van het “Hospital de Navarra” over de toestand van Germán Rubenach die twee uren voordien gelokaliseerd werd. De verklaringen van de Guardia Civiles die hem gevonden hebben, zijn bijzonder expressief. Een Guardia Civil (n° 92.310) verklaarde: “Omstreeks 20:40u van die bewuste dag reden wij met een officiële wagen richting Lumbier. Ik zat achteraan in de wagen toen ik aan mijn linkerkant een individu voorover gebogen zag liggen in het struikgewas. Ik klopte op het dak van de wagen om de bestuurder te doen stoppen. Samen met hem stapte ik uit, en met in acht name van de nodige veiligheidsmaatregelen begaven ons naar de plaats. Ik riep: 'Alto a la Guardia Civil!', zonder reactie en herhaalde mijn oproep. De bebloede man kroop recht, strompelde uit het struikgewas en zeeg neer. Ik deed hem opstaan en zag dat hij aan de linkerzijde een pistool droeg. Ik beval hem onmiddellijk de handen omhoog te houden. Het is duidelijk dat als een Guardia Civil iemand arresteert hij de wet rigoureus moet volgen. Hoewel hij bijna stervende was, moesten zijn rechten worden voorgelezen. De wet is de wet.” En effectief, gezien zijn ernstige toestand, begreep Germán Rubenach niets van de voorlezing. Hij wist zelfs niet waar hij zich bevond. Hij had alle zin voor oriëntatie, tijd en plaats verloren. Na een chirurgische ingreep die bijna 4 uur duurde, werd hij overgebracht naar de afdeling Intensive Zorgen waar hij tot 6 juli 1990 verbleef. De controle door de Guardia Civil was absoluut. Niemand mocht contact opnemen met hem, ook zijn vader Juanito en zijn broer Jon niet. Zij kregen zelfs geen toestemming om hem achter glas te begroeten. Zijn advocaten mochten hem pas op 30 juni 1990 bezoeken, na het verstrijken van de 5 dagen incomunicado (totale afzondering), en moesten zich iedere dag opnieuw aan een langdurige identificatie onderwerpen. De alomtegenwoordige aanwezigheid van de Guardia Civil had niet de veiligheid van Rubenach als doel, er was meer. Hij was de enige ooggetuige van de feiten. De richtlijnen waren overduidelijk: alles moest door de handen van de Guardia Civil passeren. Het enige wat hen interesseerde was dat hij verklaringen zou afleggen die niet afweken van de volgehouden officiële verklaringen. De kamer waarin Rubenach verbleef werd als het ware herschapen in een hoofdkwartier van de Guardia Civil. Zonder getuigen, zonder advocaten werden de eerste verhoren gehouden. Op 28 juni 1990 werd Rubenach onderzocht door twee forensische dokters, Asunción Santamaría Anaut en Pedro de Pablo, die een fax verstuurden naar de
arrondissementsrechtbank te Pamplona met volgende informatie: “Hij is bij bewustzijn, maar in de onmogelijkheid te praten wegens de kwetsuren aan de tong en wegens een tracheotomie (snede in de luchtpijp). Hij reageert op eenvoudige vragen: mond openen, handen optillen...Maar zijn onvermogen om zich te oriënteren en de hoge graad van sufheid maakt dat hij op dit moment niet in staat is om verhoord te worden”. De informatie die op 29 juni 1990 verstrekt werd, is nog duidelijker: “Hij is bij bewustzijn, hij antwoordt op eenvoudige vragen (hoe heet jij, waar ben jij, waar woon jij, heb je pijn...), maar dat gebeurt schriftelijk omdat hij niet kan spreken. Op de vraag of hij weet wat er gebeurd is, antwoordde hij met neen. Naar ons oordeel is hij niet in staat complexe vragen te beantwoorden en samenhangende verklaringen af te leggen. Het type van kwetsuren gaat frequent gepaard met geheugenverlies.” Op 30 juni 1990 verandert de informatie radicaal: de patiënt is in staat om verklaringen af te leggen. Het toeval wil dat 30 juni de laatste wettelijke dag is van de “incomunicado” (totale afzondering) en dat de druk op de forensische dokters groot was. Er was haast bij, veel haast... maar ook schrik. Dit was de eerste keer dat een gevangene, een Baskische politieke gevangene uiteraard, verhoord werd op de dienst Intensive Care, terwijl de patiënt hiervoor fysisch en psychisch niet in staat was. Vroeg in de middag was er aan het hospitaal een toeloop van jewelste: veel Guardia Civiles, veel officiële wagens en ook een wagen van het Rode Kruis, uitgerust met alle nodige voorzieningen voor intensieve zorgen, die speciaal van uit Tudela was overgekomen. Waar was die ambulance voor nodig? Inderdaad, voor Rubenach. Men had er niet beter op gevonden om hem op die manier naar Madrid over te brengen, weg van familie, weg van vrienden en weg van advocaten. Er werd gevreesd dat zijn verklaringen wellicht roet in het officiële eten zouden gooien. De ambulance zou hem naar Noain brengen en van daar uit met het vliegtuig naar Madrid. Een equipe van dokters op de intensieve verzorging konden dit om begrijpelijke redenen verhinderen, maar wat ze niet konden verhinderen was dat er diezelfde middag op intensieve zorgen verklaringen zouden worden afgenomen. Het ogenblik was bijzonder goed uitgekozen, want de familie en de advocaten zouden pas om 20:00u (het gewone bezoekuur) terugkomen. Pas toen werden zij door de dokters op de hoogte gesteld van de gebeurtenissen. Omstreeks 21:30u kregen de vader en de broer eindelijk de toestemming om 30 minuten bij Germán te zijn, altijd in gezelschap van de Guardia Civil. Zij vroegen hem wat er gebeurd was, wie er geweest was, wat hem gevraagd werd, wat hij geantwoord had, enz... Het antwoord was verbijsterend. Hij herinnerde zich niet dat er iemand bij hem geweest was en dat er vragen gesteld werden...Een politierapport getuigt nochtans: “Het verhoor heeft plaatsgehad van 17:40u tot 18:50u”. De eerste verklaring, maar ook de volgende (er zouden er nog drie volgen), kan werkelijk als hallucinant bestempeld worden. Op de vraag of hij vrijwillig verklaringen wilde afleggen, knikte Rubenach bevestigend met het hoofd. Op een blad schreef hij zijn naam, en op de achterzijde zou hij dan schriftelijk antwoorden op de vragen. De antwoorden waren onsamenhangend, soms antwoordde hij op andere gebeurtenissen, hij wist zelfs niet meer dat Susana tot het commando behoorde, hij antwoordde in een soort eigen taal,
soms was hij zo totaal van de kaart dat hij niet antwoordde en scheen het alsof de vraag niet tot hem doorgedrongen was. Een paar voorbeelden: op de vraag of er zon of regen was in Foz de Lumbier schreef hij neer: “Ez zegoen” (een ontkenning, maar 'zegoen' heb ik in het Baskische woordenboek niet kunnen terugvinden), op de vraag hoe de vrouw heette die bij hen was, schreef hij neer: “Maisua” en hij schreef er naast “hiltzen” (Maisua vermoord); op de vraag of hij op haar geschoten had of dat ze zelfmoord gepleegd had, schreef hij neer: “Nork” (wie?)... En dit ging zo een uur aan een stuk verder. Wat vooral opviel bij de vragen, was dat er op 5 of 6 manieren gepolst werd naar eventuele zelfmoord of naar zijn tussenkomst. Welk belang had de Guardia Civil hierbij? De manoeuvres van de Guardia Civil zullen bij de volgende verhoren hun vruchten afwerpen. Het was een klein kunstje om een patiënt in die toestand te manipuleren. De verklaring van Rubenach gebeurde een paar uur voor magistrate Beatriz Goded van de rechtbank van Pamplona de incomunicado-termijn had opgegeven. Volgens de advocaat van Rubenach, meester José Miguel Gorostiza, zou Rubenach alleen toegegeven hebben tot ETA te behoren en dat zijn commando uit 4 militanten bestond. Hij noemde een zekere Elejalde als lid, maar Susana Arregi niet. De advocaat onderstreepte ook het inhumane karakter van het verhoor, in een een kamer van intensieve zorgen, hij klaagde ook de verdraaiingen aan van de antwoorden in het Euskara en wees terecht op de toestand van geheugenverlies. Hij wees ook op de rapporten van het Instituto Nacional de Toxicología te Madrid, die beschrijven dat een kogel van links naar recht in het hoofd werd afgevuurd, terwijl Susana rechtshandig was. Uit bronnen van het gerecht wordt beweerd dat Rubenach toegegeven had dat hij bij de ontvoering van de industrieel Adolfo Villoslada, bij de aanslag op een Policía Nacional, Francisco Almagro (narcotica-dealer) en bij nog 2 aanslagen op Guardia Civiles betrokken was. Een paar dagen later greep al het tweede verhoor in 3 dagen plaats. De magistrate uit Aoiz verhoorde ditmaal de nog altijd zwaar gewonde Rubenach. Hij verklaarde dat het commando uit 4 militanten bestond. Ditmaal noemde hij ook Susana en gaf hij als naam voor de vierde persoon, Tintxu. De groep zou niet over een wagen beschikt hebben, terwijl hij voordien verklaarde dat ze met de wagen naar de Foz gereden waren en hijzelf zou Susana in de borst geraakt hebben, terwijl hij later verklaarde haar in het hoofd geraakt te hebben. Over het wapen waarmee gevuurd werd, verklaarde hij dat die afkomstig was van de drugstrafikant (ex-politie).
Bij het verhoor werd een Guardia Civil door de rechter uit Pamplona aan de deur gezet, omdat hij verscholen in de badkamer werd aangetroffen terwijl hij de verklaringen afluisterde. Men had op een ander bed in de kamer een zak aangetroffen waarin een magnetofoon (in werking) zat. Die zak was al eens opgemerkt bij een Guardia Civil. Hierop liet de rechter de badkamer doorzoeken, en bingo. Nog een feit dat de nervositeit van de Guardia Civil onderstreepte, was de ontdekking dat de Guardia Civil onwettige verhoren had ingelast toen niemand aanwezig was, tenzij zijzelf
en de doodzieke Rubenach.
Bij een volgend verhoor werd ontdekt dat Guardia Civiles een vermeende ontsnappingspoging aan Rubenach hadden voorgesteld. Twee mannen in burger (Guardias) hadden zich in zijn ziekenkamer begeven en hem een vluchtplan voorgelegd. Rubenach moest daarvoor een paar personen uit zijn entourage inschakelen (bekendmaken) om hem te helpen (die konden ze dan meteen oppakken), moest de schuilplaats van de gegijzelde industrieel aanduiden (die konden ze dan meteen bevrijden), en hij moest ook vermelden waar explosieven en wapens te vinden waren. Op 6 juli 1990 dienden de advocaten van Rubenach een verzoek in bij de Audiencia Nacional en bij de magistrate van Aoiz, María Jesús Erroba, om hem aan een psychiatrisch onderzoek te onderwerpen ibetreffende zijn geestestoestand. De algemene wartaal en de onsamenhangendheid van zijn antwoorden, de verwijzing naar gebeurtenissen die vroeger gebeurden... hadden hen diep geraakt. Het is best mogelijk dat Rubenach, in zijn waanbeeld, zijn schoten op de sergeant, verwarde met de schoten op Susana. Zij noemden de verhoren een pijnlijke en onmenselijke odyssee. Zij sloten de mogelijkheid ook niet uit dat Lizarralde en Arregi uit de Foz gevlucht waren met een rode wagen, dat ze nadien gearresteerd en op de favoriete manier door de Guardia Civil ondervraagd (foltering) werden, en dan door hen werden afgemaakt. Vergeten wij vooral de rode wagen niet die met volle snelheid de Foz had verlaten. Vergeten wij ook niet de boodschap niet op radio en TV op maandag, 25 juni 1990, waarin gemeld wordt: “Het schijnt dat de agressors van de Guardia Civil met een rode SEAT127 aan hoge snelheid zijn gevlucht uit de Foz, omstreeks 12:15u”. Eenmaal Rubenach gelokaliseerd en gearresteerd werd, was er plots geen sprake meer van die wagen, en later ook niet. Had een Guardia voor zijn beurt gesproken door de communicatiemedia in te lichten? Aan de odyssee van Germán Rubenach kwam pas een einde op 16 juli 1990. Eenentwintig dagen was hij permanent in handen geweest van de Guardia Civil. Nu werd hij opgenomen in het hospitaal “Gregorio Marañon” te Madrid, en een paar dagen later werd hij opgesloten in het Penitentiaire Hospitaal van de gevangenis van Carabanchel. Organismen verbonden met de verdediging van de rechten van de mens drukten hun uiterste bezorgdheid uit. TAT-Grupo Contra la Tortura de Euskal Herria (Groep tegen Foltering in Euskal Herria) stuurde op 23 juli 1990 een brief naar de magistrate te Aoiz: “Het rapport van het Instituto de Toxicologia toont duidelijk de inconsistentie aan van de officiële versie van de feiten. Bovendien hebben wij de permanente obstructie door de Guardia Civil kunnen ervaren ten aanzien van het gerechtelijke onderzoek. Deze twee vaststellingen doen ons vrezen dat zowel Jon Lizarralde als Susana Arregi slachtoffer geweest zijn van folteringen die mogelijk de dood hebben veroorzaakt. Het lijkt ons ook bijzonder verontrustend dat Rubenach onder druk gezet werd en dat zijn rechten op verdediging werden geschonden toen hij onder permanent toezicht stond van de Guardia Civil”.
Op 17 juli 1990 pakt de krant “Navarra Hoy”, op de derde pagina, uit met volgend bericht: “Bronnen die aanleunen bij het onderzoek naar de gebeurtenissen in Foz de Lumbier hebben aan onze krant gesignaleerd dat de Guardia Civil vermoedt dat Adolfo Villoslada vastgehouden wordt in een zulo (schuilplaats) in de omgeving van Urriza. Rubenach had tijdens de verhoren nochtans ontkent dat hij wist waar de zulo was en had ook negatief gereageerd op namen (wellicht van eventuele ontvoerders) die hem werden voorgeschoteld”. Hoe is dat vermoeden tot stand gekomen? Een vermoeden valt zomaar niet uit de lucht! Bij een van de verhoren had Rubenach de naam Txintxu laten vallen (opgeschreven) als vierde militant van het commando. De Guardia Civil startte hierop een grondige onderzoeksactie en kwam te weten dat in Lumbier twee broers woonden die Martintxu genoemd werden. Een van de broers was ook eigenaar van een rode wagen. In hun vrije tijd frequenteerden zij vaak de Abertzale-omgeving. Hun werkelijke naam was Francisco en Manuel Burguete Matxin. Om bovenvermelde redenen werden beide gearresteerd op 3 juli 1990: Francisco omstreeks 24:00u in de fabriek waar hij werkte en Manuel omstreeks 21:30u in de groentetuin en de boomgaard van de familie. Het bleek een maat voor niets. De afgevaardigde van de Regering van Navarra maakte tijdens een persconferentie de stand van zaken in het onderzoek openbaar. Er waren huiszoekingen geweest en arrestaties, en de Guardia Civil had weet gekregen van het feit dat onmiddellijk na de feiten in De Foz de Lumbier verscheidene personen verdwenen waren. 17 juli 1990
De Guardia Civil is op zoek naar 3 mannen die hun woonst te Madotz, Mugiro en Lekumberri, allemaal gelegen in de Valle de Larraun, ontvlucht zijn. Het betreft: Lázaro Galarza uit Madotz, Javier Goldáraz, uit Mugiró die samen met Galarza werkt in een kleine fabriek en Juan José Zubilleta uit Lekumberri, die tewerkgesteld was in het metaalconstructiebedrijf Añuri, eigendom van Adolfo Villoslada die gegijzeld werd. De Guardia Civil zou dit te weet gekomen zijn omdat de moeder van Zubilleta aangifte gedaan had van het feit dat haar zoon niet meer kwam opdagen. Het toeval wil dat de Guardia Civil meermaals aan Rubenach gevraagd had naar een plaats in de Valle de Larraun, waar ook Urriza te vinden is. Zij wisten eigenlijk al bij voorbaat waar ze ongeveer moesten zoeken om de zulo te vinden. De bedoeling was dat Rubenach onder druk zou bevestigen. Wat niet gebeurde. Het toeval wil dat de Guardia Civil meermaals die namen aan Rubenach had voorgelegd. De bedoeling was dat Rubenach onder druk zou bevestigen. Wat niet gebeurde. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/Guardia/Civil/busca/hombres/duermen/casas/tiroteo/Lumbier/elpepinac/19900717elpepinac_2/Te
s
Het heeft er dus alle schijn van dat de Guardia Civil in het bezit was van belangrijke informatie. Kwam die informatie uit de documenten die in de Foz de Lumbier in beslag werden genomen? Of uit de tassen die de Etarras bij zich hadden? Of hebben Jon en Susana “gezongen” in handen van Guardia Civil? Op 8 augustus 1990 werd Germán Rubenach gerechtelijk vervolgd door de Audiencia Nacional.
Rubenach wordt berecht 08 augustus 1990
Germán Rubenach Roiz werd op 8 augustus 1990 gerechtelijk vervolgd door de Audiencia Nacional, beschuldigd van lidmaatschap bij een terroristische organisatie, aanslag met de dood tot gevolg en onwettig bezit van vuurwapens. De akte van beschuldiging vermeldt ook de moord op de sergeant van de Guardia Civil, José Luis Hervás, de verwondingen toegebracht aan sergeant José Domínguez, de ernstige toestand van de beschuldigde en het feit dat hij een wapen droeg. De afwikkeling van het gerechtelijke onderzoek betreffende de doodsoorzaak van Juan María Lizarralde en Susana Arregi blijft bij de rechtbank van Aoiz. Het wapenarsenaal dat in de Foz de Lumbier gevonden werd, bestond uit drie pistolen Browning, een Star en patroonhulzen waarvan er twee van het merk SF 9mm Parabellum. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/etarra/Rubenach/procesado/atentado/asesinato/frustrado/elpepinac/19900809elpepinac_7/Tes
23 augustus 1990
Txemi Gorostiza, de advocaat van Germán Rubenach klaagt aan dat bepaalde documenten gevonden bij de Etarras verdwenen waren, en dat er dus bewijsmateriaal verdwenen was. Ook enkele patroonhulzen ontbraken om de een of andere reden. De Guardia Civil had documenten gevonden op de plaats van het treffen, maar naderhand werd er niets meer over gehoord. Wat de patroonhulzen betreft, bevestigt de advocaat dat er geen overeenstemming is met het aantal schoten die Rubenach zou afgevuurd hebben en het veel mindere aantal waarover hij beschikte. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/abogado/etarra/Rubenach/dice/algunas/pruebas/han/desaparecido/elpepinac/19900824elpepinac _8/Tes
25 augustus 1990
De advocaat van de Guardia Civil, Juan Arellano, had voordien al aangedrongen op het feit dat Rubenach voor alle feiten in de Audiencia Nacional zou terecht staan. De magistrate uit Aoiz, María Jesús Erroba, is nu tot dat zelfde besluit gekomen omdat volgens haar alle feiten (ook de dood van Lizarralde en Arregi) verband houden met terrorisme, en zij verwijst de zaak door naar de Audiencia Nacional. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/juez/Aoiz/quiere/caso/Lumbier/pase/Audiencia/Nacional/elpepinac/19900826elpepinac_6/Tes
21 maart 1995
Germán Rubenach Roiz werd uiteindelijk tot 57 jaar veroordeeld. De Openbare Aanklager eiste nog eens 12 jaar voor de vermoedelijke dood van Susana Arregi. Wat als merkwaardig wordt ervaren, is het feit dat er niet meer over Jon Lizarralde werd gesproken. Zou Rubenach dan toch niet op hem gevuurd hebben en is de doodsoorzaak dan toch te wijten aan een geforceerde onderdompeling in het water van de Irati? Het blijft een mysterie, hoewel ieder weldenkend mens de Guardia Civil verdenkt van moord, gezien de vele precedenten en het rapport van de autopsie. De officiële versie van de regering, voorgekauwd door de Guardia Civil staat op losse schroeven. Dermate los dat de stelling in elkaar dreigt te storten. En nu doet de Audiencia Nacional een uitspraak die hard moet aankomen bij regering en aanbelanden. Er zijn geen ernstige en gefundeerde bewijzen dat Rubenach op Susana zou hebben gevuurd, er is geen samenhang en geen zekerheid. De Audiencia Nacional tracht de pil nog was te vergulden door er aan toe te voegen dat er wel vermoedens zijn, maar ook verdachtmakingen en veronderstellingen. Rubenach wordt vrijgesproken. Bron: http://www.elpais.com/articulo/espana/RUBENACH_ROIG/_GERMaN_/ETA/AUDIENCIA_NACIONAL/ETA/COMANDO_NAFARROA/et arra/German/Rubenach/absuelto/muerte/companera/Susana/Arregui/elpepiesp/19950322elpepinac_11/Tes/
Om de artikelenreeks over de gebeurtenissen in de Foz de Lumbier af te sluiten, laten wij Germán Rubenach Roiz zelf aan het woord (de voornaamste uittreksels uit een interview).
Vraag: Het is dus niet waar wat Buitenlandministers Corcuera en de Guardia Civil ons hebben voorgehouden? Antwoord: Op geen enkele manier. Het is absoluut vals. Zij hebben getracht een
rookgordijn op te trekken om het eigengereide optreden van de Guardia Civil toe te dekken. Naderhand hebben zij de rangen gesloten en een uitweg gezocht die uitmondde in de officiële verklaring. Vraag: Wat is er dan wel gebeurd? Antwoord: Wij waren in de Foz de Lumbier een actie tegen de Guardia Civil aan het voorbereiden. Wij hadden notities gemaakt van hun bewegingen en moesten die notities nog eens controleren alvorens toe te slaan. Op 25 juni 1990, wij zaten alle drie samen aan de oever van de rivier Irati, toen plots de Guardia Civil te voorschijn kwam. Een sergeant kwam onze papieren controleren, en toen hij ook vroeg wat er in onze spullen zat onder het voorwendsel dat er nogal wat diefstallen waren, roken wij onraad. Wij vroegen ons ook af hoeveel Guardias er wel in de omgeving waren. Toch toonden wij vrijwillig de eerste tas, maar toen hij naar de tweede tas (met wapens) vroeg, duwde Lizarralde hem op de grond. Ik wierp mij ook op hem en nam zijn wapen waarmee ik tweemaal op hem vuurde. Ook Lizarralde moet eenmaal geschoten hebben, want er werden later 3 inslagwonden vastgesteld. Toen er op ons gevuurd werd door de andere Guardia(s) grepen wij onze wapens, kropen achter de rotsblokken en probeerden via de oever te ontsnappen, richting Lumbier. Ondertussen werd er heen en weer gevuurd. Op dat moment werd ik in het been geraakt en was het onmogelijk om verder te lopen. Ik verstopte mij in het struikgewas. Ik verloor mijn twee kompanen uit het oog. Ik was nu alleen en zonder wapen, want mijn kompanen hadden het wapen van de sergeant overgenomen en mijn wapen was in een van de tassen gebleven. Van af dat moment heb ik niets meer van Jon en Susana gehoord of gezien. Vraag: Was er ook een vierde persoon aanwezig? Antwoord: Wij werden door een vertrouwensman met de wagen naar de ingang van de tunnel gebracht, en de wagen werd er gestationeerd. Daarom zijn wij gevlucht richting Lumbier. Vraag: Uw kompanen hebben u in de steek gelaten? Antwoord: Helemaal niet. Zij dachten dat ik in het bezit van mijn wapen was, wisten dat ik gewond was, en probeerden via de Nederlandse toeristen vlugger bij mij te geraken, want onze wagen stond nog een 500m verder. Helaas, de Nederlanders hadden blijkbaar geen wagen. Vraag: Hebben zij dan de gestationeerde wagen kunnen bereiken en zijn ze op die manier ontkomen? Antwoord: Ongetwijfeld. Maar ik denk dat ze wat later gearresteerd werden en teruggebracht werden naar de Foz. Wat daar gebeurde, weet alleen de Guardia Civil. Maar deze “verdienstelijken” kennende zullen zij alle registers hebben opengetrokken om informatie over ons commando in te winnen. Hoe dat gebeurde, kan iedereen zich heel goed voorstellen. “La Bañera” (onderdompelen in water) is een geliefkoosde bezigheid van dat elitekorps. Vergeten wij niet dat Lizarralde een sleutelfiguur was, met veel ervaring in de organisatie en hij beschikte bovendien over veel informatie. Hij is tenslotte door verdrinking om het leven gekomen, hoewel men dat niet voor 100% met zekerheid toegeeft. Trouwens, hoe is de Guardia Civil aan alle informatie gekomen? De schuilplaats
van de ontvoerde werd vlug ontdekt, het commando “Nafarroa” werd opgedoekt, en ik heb niets losgelaten. Wie dan wel? Vraag: Herinner jij je wonde aan het hoofd? Antwoord: Neen, maar ik ben er zeker dat ik die wonde niet had toen ik mij verstopte. Ik had geen wapen meer en heb veel bloed verloren. Iemand heeft getracht een directe getuige uit te schakelen en men heeft mij voor dood achter gelaten. In dat geval zouden ze vrij spel gehad hebben en zou iedere officiële versie als waarheidsgetrouw de wereld zijn ingestuurd. Maar ik was niet dood en dat veroorzaakte later hevige nervositeit: intimidatie tegenover mezelf, de advocaten, familie. Van de eerste verklaringen herinner ik mij niets meer. Van de volgende is mij bijgebleven dat de Guardia Civil voortdurend op mij insprak, net een hersenspoeling. Ik moest hun versie zonder meer bijtreden. Voor mij is het duidelijk wie de daders waren, en dat is ook duidelijk voor het Baskische volk. EINDE