27 minute read

Holocaust Namenmonument

De namenlijst biedt een zekerheid van bijna honderd procent met betrekking tot volledigheid van data en namenspelling. Vergissingen als het om (de schrijfwijze van) namen, geboorten en overlijden gaat zijn nagenoeg uitgesloten. Maar indien nodig kunnen er nog wel aanpassingen worden gedaan, wanneer er bijvoorbeeld alsnog namen van slachtoffers bekend zouden worden. Daarom zijn er extra ‘reservestenen’ aangemaakt.

volgende faSen Parallel aan de productie van bakstenen en het graveren, wordt onder meer gewerkt aan technische details van het ontwerp, het bouwrijp maken van de locatie, de productie van roestvast stalen elementen, et cetera. Met de bouw op locatie aan de Amsterdamse Weesperstraat – niet ver van het Joods Historisch Museum – zal volgens de nu geldende planning begin 2018 begonnen worden. De prognose is dat het Namenmonument van Daniel Libeskind volgend jaar september te zien zal zijn.

PUBLICITEIT Ook de media wijden nu al aandacht aan het project. Zo besteedde dagblad De Telegraaf eind augustus liefst twee pagina’s aan het Holocaust Namenmonument! Een uitvoerig artikel over het ontwikkelingsproces tot nu toe en over de downs en (gelukkig) de vele ups. Uiteraard kreeg ook de nieuwe locatie aan de Weesperstraat ruim aandacht.

FINANCIERING

Van de totale begroting van circa 7 miljoen euro is op dit moment ongeveer 50% gerealiseerd. Dat is natuurlijk een geweldig resultaat. Maar we zijn er nog niet! Er is een toenemend aantal gemeenten, en privépersonen, die een financiële bijdrage leveren. Zo doneerde de Artsenfederatie knmg 14.000 euro voor het graveren van de namen van de circa 240 Joodse artsen in ons land die omkwamen door vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Diemen heeft 50 namen geadopteerd – waaronder 30 van vermoorde inwoners van die gemeente – voor het Holocaust Namenmonument. De gemeente Zeist steunt het project door ruim 5.000 euro te doneren om de namen van de 102 Joodse plaatsgenoten die in de oorlog werden weggevoerd en vermoord bij te laten schrijven op het Holocaust Namenmonument. De Gemeente Uden heeft 30 namen geadopteerd. De gemeente Sittard-Geleen (tot 2001 twee aparte gemeentes) adopteerde ruim 200 namen van vermoorde burgers uit die steden. Ontroerend is de gift van Jacqueline van Maarsen, destijds de beste vriendin van Anne Frank. Jacqueline (88 jaar) heeft een gedicht van Anne uit 1942 – enkele maanden voordat de familie Frank moest onderduiken - laten veilen, wat het ongelooflijk mooie bedrag van 140.000 euro opbracht. Jacqueline doneerde een groot deel van deze geldsom aan de fondsenwerving voor het Namenmonument (zie het interview met Jacqueline van Maarsen op de volgende bladzijden).

‘We krijgen veel steun van particulieren, maar ook van gemeenten die stenen kopen voor Joodse inwoners die tijdens de oorlog zijn vermoord’, aldus de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, Jacques Grishaver, in een interview met Hanneloes Pen in Het Parool (06/09).

Ook u kunt een bijdrage leveren door een naam, of meerdere namen (!) te adopteren, of een bedrag te schenken via de website www.namenmonument.nl.

Wij houden u uiteraard op de hoogte van de verdere ontwikkelingen van het realisatietraject Nationaal Holocaust Namenmonument.

Staatssecretaris Martin van Rijn (vws) steunt van harte het initiatief dat het herdenken van en de herinnering aan de Holocaust en haar talloze slachtoffers invulling geeft: voor ons Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam doneert het Kabinet 2,3 miljoen euro.

DROOSJES

W I L L E M V L E E S C H O U W E R | A W R A H A M M E I J E R S

Het Namenmonument moet er komen!

—DOORWALTER VAN ROSSUM

Uit de vaarwelbrief van Anne Frank

aan Jacqueline van Maarsen: ‘Lieve

Jacqueline, ik schrijf je deze brief

om afscheid van je te nemen, dat

zal je denkelijk wel verwonderen,

maar het lot heeft het nu eenmaal

niet anders bestemd, ik moet weg,

met mijn familie, de reden zal je

zelf wel weten.’ De brief werd

door Anne overgeschreven in haar

dagboek op 25 september 1942 en

ondertekend met ‘je beste vriendin

Anne Frank.’

De opbrengst van een onlangs geveild gedichtje, dat door Anne geschreven was in het poesiealbum dat Jacqueline van Maarsen van haar zuster Cri-Cri kreeg, is voor een belangrijk deel door Jacqueline gedoneerd aan het Namenmonument. Haar overweging daarbij was te handelen in de geest van Anne Frank. Zij vindt dat het Namenmonument verdere ondersteuning en betrokkenheid verdient en zij zegt erbij: ‘Ik hoop dat dit interview mede een aanmoediging is om mijn voorbeeld te volgen en geld te doneren.’

Ik sprak met Jacqueline van Maarsen en haar man Ruud Sanders in hun woning in Amsterdam-Zuid.

Wat vindt u van het Namenmonument?

Ik vind het fantastisch. Het is een prachtig ontwerp, een waardevolle en culturele aanwinst voor Amsterdam. Het maakt de enormiteit van de moord op de Joden zicht

baar, want alle namen staan er op vermeld. En ook die van de Roma en Sinti. Ik kan mij niet voorstellen dat er mensen tegen de komst van het Namenmonument zijn met als argument ‘dat er toch al een familienamenlijst in de Hollandse Schouwburg is’. Dit monument is zo mooi omdat de namen van de personen stuk voor stuk genoemd worden. Je kunt er langs lopen en ik stel me voor dat op deze manier de volle omvang van die moord pas goed duidelijk wordt. Bovendien is het altijd toegankelijk.

INTERVIEW

donatie van SchrijfSter jacqueline van maarSen

Wat vindt u van de plek en het ont

werp? Ik vind het een goede en geschikte plek. Ik heb nog een brief geschreven om het plan het Namenmonument daar neer te zetten te ondersteunen.

En wat vindt u van de mogelijkheid

om namen te adopteren? De adoptie van namen is een goede manier om fondsen te werven. Daar komt bij dat met de adoptie van een persoonlijke naam, of het nu door een individu, een school of een gemeente gebeurt, de nagedachtenis van die mens in stand wordt gehouden. Het is daarmee een waarschuwing zowel in het heden alsook naar de toekomst.

Zo beschouw ik deze ondersteuning ook als een vorm van postume donatie door Anne Frank en daarom wil ik nog iets toevoegen over het gedichtje. Het gaat niet om zo’n gebruikelijk poesiealbum gedichtje. Het is een bestaand gedicht dat door Anne – toen 12 jaar! – werd opgezocht met betrekking tot de 15-jarige Cri-Cri, die thuis inactief rondhing nadat ze van de joodse Mulo af was gegaan. Dat niets-doen was onbegrijpelijk voor de actieve Anne en ze stak een waarschuwend vingertje op! Ik hoop ook dat het Anne Frank Huis de aandacht gaat vestigen op het Namenmonument. Bijvoorbeeld met een verwijzing: ‘U bent hier nu in het Anne Frank Huis en hier ziet u de geschiedenis van één familie. Op het Namenmonument ziet u de namen van álle leden van álle families … ook de namen uit de familie Frank.

Wat is het achterliggend belang van

het Namenmonument? Het Namenmonument gaat over verlies van familie. Voor ons ook over het verlies in mijn eigen familie en dat van mijn man. Wat belangrijk is, is dat de omvang van dat verlies zichtbaar gemaakt wordt. Je kunt er niet om heen. Je moet de namen blijven noemen. Door het Namenmonument zijn die namen zichtbaar en tastbaar. Het is een waarschuwing in het heden, maar ook naar de toekomst. ‘Dit nooit meer…’

Een blik op de restauratie van Auschwitz — doorBRETT MASON

Special Broadcasting Service.

De Australische SBSEuropa-correspondent Brett Mason was afgelopen winter uitgenodigd om naar oświęcim in polen te komen en daar uit eerste hand de ongekende inspanningen te zien om de laatst overgebleven bewijzen van de Holocaust te behouden.

Ik sluit m’n ogen een beetje, proest wat, als een meedogenloze ijskoude wind kleine harde sneeuwvlokken in mijn gezicht en ogen blaast. Mijn haar is bedekt met ijs – een beetje bevroren op sommige plaatsen. De toppen van mijn tenen, vingers en neus steken pijnlijk bij een temperatuur van min 9 graden. Maar ik klaag niet, want vooral de stilte hier ervaar ik als het meest huiveringwekkend, alleen onderbroken door de zachte, zorgvuldige stap van mijn laarzen op de witte winterse sneeuw. Ik loop over het definitieve pad van de meer dan een miljoen Joden die meedogenloos als menselijk vee per spoor vervoerd werden naar hun onmenselijke dood in het grootste vernietigingskamp van de wereld. Dit is niet mijn eerste bezoek aan Auschwitz-Birkenau, toch ben ik weer geschokt door het gruwelijk labyrint van ingestorte gaskamers, verbrandingsovens en wachttorens, omgeven door meer dan 13 kilometer prikkeldraad. Auschwitz 1 en Auschwitz 2 beslaan samen een oppervlakte van 1.170.000 vierkante meter; de grootte van 240 voetbalvelden. De schaal van het kamp en de hier vermoorde mensen is overdonderend. Ik huiver als ik langs de beruchte (besneeuwde) spoorrails loop, net voorbij de imposante toegangspoort van rode bakstenen, waar SS-artsen hun ’selecties’ uitvoerden en beslisten wie van deze uit volgepropte wagons uitgeladen mensen zouden leven als gevangenen - hun namen werden vervangen door een op de onderarm getatoeëerd nummer - en degenen die naar de ‘doucheruimte’ gebracht werden. Een luguber systeem van massamoord, waar mannen, vrouwen en kinderen als het ware in ondergrondse ruimtes werden gelokt om daar vergast te worden, waarna hun lichamen werden verbrand in speciaal gebouwde ovens. Voor velen, en ook uiteraard voor mij, is de wandeling door dit Auschwitz 2 een misselijkmakende pelgrimage. Voor de twaalf mensen die ik hier zo ga ontmoeten is het echter de dagelijkse ‘ochtendwandeling’ naar het werk. Hun ‘kantoor’ is niet moeilijk te vinden; twee witte aluminium tenten naast elkaar, die zich 13 meter in de lucht verheffen, hoog boven de ruïnes die hen omringen. Het doet mij denken aan een plaats delict - en natuurlijk is het dat. Maar deze werkzaamheden zijn niet bedoeld om de Holocaust te testen, ze zijn er om bewijsmateriaal dat de daders hebben achtergelaten te behouden, zodat de bijna 2 miljoen bezoekers per jaar met eigen ogen kunnen zien wat hier is aangericht. Deze locatie is sinds negenenzestig jaar een openluchtmuseum. In de tent, die tijdelijk beschermd is tegen het winterse weer, zie ik twee barakken van

Birkenau. Zoals veel bouwwerken hier, zakken ook deze langzaam weg in de modder en klei waarop ze destijds door gevangenen, begin jaren ’40 zijn gebouwd. “Het is als een race tegen de klok”, vertelt conservatiemedewerker Kamil Będkowski: “Er zijn zoveel objecten, zoveel gebouwen, die onze aandacht vragen. De omvang van het museum is zo enorm, dat het moeilijk was om te bepalen welke gebouwen het eerst een behandeling moesten ondergaan”. Conservering- en restauratieteams zijn verantwoordelijk voor het beschermen van de honderdvijftig gebouwen en driehonderd ruïnes binnen het voormalige kamp. “Water is de nummer één factor als het gaat om vernietiging en verrotting van deze bouwwerken. De kleiachtige grond houdt het water vast. Het zakt niet in de grond, het loopt niet weg, het blijft aanwezig”, legt Kamil Będkowski uit. En dat is een probleem voor de met eenvoudige middelen gerealiseerde gebouwen op een bodem die nauwelijks 30 centimeter boven de grondwaterspiegel uitsteekt. Een archeologische studie toonde aan dat door gevangenen aangelegde wegen die wegzonken en al tijdens de drukste periode van het kamp herhaaldelijk opnieuw, boven op elkaar, moesten worden aangelegd. In 2013 zijn medewerkers van het Auschwitz Museum begonnen met het opstellen van een allesomvattend waterhuishoudingplan om de vernietigende werking van grondwater tegen

te gaan. Twee gebouwen – de barakken 7 en 8 in de zogeheten bouwsector BIb – waren al snel aangewezen voor het meest noodzakelijke herstel, waaraan een conservatieteam in 2015 met de werkzaamheden begon. Conservator Ewa Cyrulik: “We begonnen hier omdat het herstel aan deze barakken het meest noodzakelijk is. Elke barak in Birkenau is door gevangenen snel gebouwd. Hierbij werd vaak gebruik gemaakt van slecht materiaal van de door de oorlog beschadigde gebouwen. “Het is een wonder dat ze nog steeds overeind staan”, zegt hoofd constructie Szymon Jancia. Elk gebouw was ontworpen om zevenhonderd mensen te huisvesten, met een capaciteit van vier gevangenen voor elk van de 60 stapelbedden. In werkelijkheid werden zelfs acht gevangenen op mensonwaardige wijze in zo’n bed gepropt, hun uitgehongerde lichaam uitstrekkend op stro dat was verspreid over oncomfortabele houten latten. Ze deelden de armoedige ‘dekens’ met hun lotgenoten, kleine kachels gaven een beetje warmte tegen de kou. Conserveringteams zijn, steen voor steen wegnemend, actief in de bakstenen gebouwen. Ze bouwen eerst een modern fundament voor ze de structuur weer in elkaar zetten, precies zoals ze het vonden. Moderne graffiti wordt verwijderd, gebroken stenen en houtwerk niet. Het restauratieproject, dat 4 miljoen dollar kost, zal tot 2019 duren om soortgelijke restauraties uit te voeren van dertig bakstenen barakken, tien stenen latrines en wasruimtes en vijf andere stenen objecten in de andere sector van voormalig kamp Birkenau. “Dit kan 20 tot 30 jaar in beslag nemen, misschien meer”, zegt Ewa Cyrulik: “Maar het is belangrijk de werkelijkheid te laten zien én te behouden. Mensen die hier komen hebben behoefte om de echtheid van deze artefacten te zien, naar binnen kunnen gaan. Ruïnes zeggen in die zin niets". Tijdelijk ondersteunende constructies zijn toegevoegd aan een aantal andere gebouwen, de ingestorte gaskamer en crematoria 2 hebben steunbalken gekregen om de ruïnes te behouden. Zwaardere constructies zijn onderweg voor gaskamer en crematoria 3. Szymon’s bouwcollega grapt dat ze kapotte barakken kunnen slopen en een identieke replica binnen veertien dagen kunnen bouwen: ”Maar dat is het punt niet”, zegt hij. In Auschwitz 1, Block 10 (waar gevangenen medische experimenten ondergingen door Duitse artsen) en Block 2 (gevangenenbarak) is de restauratiefocus gericht op de zelfde aandacht voor authenticiteit. Er zijn originele meubels en er is graffiti ontdekt in nog ongerepte toiletten en wasruimtes. Geen enkel Block is momenteel opgenomen in de rondleidingen, maar het museum hoopt dit in de toekomst, als de werken klaar zijn, te faciliteren. Bijna 72 jaar na de bevrijding door de Sovjettroepen in 1945, blijven de twee kampen nog steeds hun geheimen onthullen. Conserveringteams hebben tijdens reparatiewerkzaamheden in de twee barakken liefst 30 voorwerpen gelokaliseerd: aantekeningen, gouden munten, horloges, knopen, zakmessen en sieraden. “Ze waren niet begraven, maar verstopt. Toen wij stenen en hout verwijderden, hebben we ze gevonden”, aldus Kamil Będkowski. deze nieuwe ontdekkingen zullen toegevoegd worden aan de duizelingwekkende museumcollectie, waaronder 110.000 schoenen, 40 kilogram brillen, 12.000 potten en pannen, 4.500 kunstwerken en bijna twee ton menselijk haar, afgeschoren van de hoofden van de gevangenen. Het documentenarchief van het museum heeft een lengte van 250 meter en bevat 39.000 fotonegatieven, 70.000 overlijdensakten, 13.000 brieven en 16 delen van personeelsdossiers van gevangenen. De misschien wel meest bekende en emotionele collectie van het museum zijn de 3.800 koffers van verschillende grootte, kleur en vorm. Ze zijn individueel als hun eigenaars. Veel koffers zijn voorzien van de handgeschreven namen van degenen die ze hebben meegenomen naar Auschwitz, om daar, nadat ze eerst beroofd werden van hun meest dierbare en persoonlijke bezittingen, tenslotte van hun leven beroofd te worden. Ik kijk naar personeel dat in stilte meer dan zes koffers, ijverig en doelgericht schoonmaakt, iedereen uitgerust met een wattenstaafje, om

van elke koffer zeven decennia aangekoekt vuil te verwijderen. Experts hebben hier bijna een jaar gewerkt om honderd koffers te restaureren die, in de best mogelijke conditie, naar een nieuwe, speciaal ontworpen opslagruimte zullen worden gebracht. Kamil Będkowski:“Gevangenen probeerden waardevolle spullen in hun koffers te verbergen, daarom werden deze bij aankomst in Auschwitz opengesneden en losgetrokken” Een expert in het restaureren en behouden van schilderijen legt hartstochtelijk uit dat het museum zich tot niemand had kunnen wenden met betrekking tot technieken voor het behoud van objecten uit de 20ste eeuw. “Dit zijn geen kunstwerken”, legt hij uit: “Dit zijn alledaagse voorwerpen. Maar hier in Auschwitz zijn veel alledaagse voorwerpen - bijvoorbeeld een tandenborstel - van bijzondere waarde. Dat moeten we herstellen en behouden voor volgende generaties. Het is zeer moeilijk om manieren voor het behoud van moderne kunststoffen te vinden. Op deze manier is ons werk baanbrekend, ongehoord.” Mijn bezoek vandaag is lang en surrealistisch geweest. Als ik later door oświęcim loop en alles wat ik gezien heb probeer te verwerken, stuit ik op een lachende sneeuwballen gooiende groep jonge bewoners. Kijkend naar deze kinderen die door de sneeuw dartelen, realiseer ik me de ware betekenis van het werk dat in een museum - slechts enkele honderden meters verderop - wordt uitgevoerd. Het is het verhaal om bewijsmateriaal van de Holocaust te behouden, zodat deze jongens en meisjes nooit zullen vergeten hoeveel mensenlevens hier verloren zijn gegaan en hun stadje voor altijd heeft veranderd. Dat de verschrikkingen die zich hier hebben afgespeeld nooit meer herhaald worden. Het is moeilijk om een belangrijker baan te bedenken dan wat nu plaatsvindt, steen voor steen, in de buurt van dit door sneeuw bedekte stadje in Polen “Het houdt nooit op,” vertelde Kamil Będkowski; “Auschwitz-Birkenau is een nooit eindigend project”.

MAARTEN VAN VOORST DEED UITGEBREID ONDERZOEK NAAR HET RECENT UITGEKOMEN BOEKOORLOGSOUDERS EN TOONDE A AN DAT DIT OP ESSENTIËLE PUNTEN UIT VERDICHTSELS BESTAAT. EEN VOORGENOMEN PRESENTATIE VAN HET BOEK DOOR DE SCHRIJVER IN HERINNERINGSCENTRUM KAMP WESTERBORK WERD AFGELAST. IN ONDERSTAANDE BIJDRAGE GAAT VAN VOORST, NA AR AANLEIDING VAN HET BOEK, IN OP HET MEER ALGEMENE ASPECT VAN ‘NIVELLERING VAN DE SHOAH’ DAT ER AAN TEN GRONDSL AG LIGT.

HERFSTTIJ DERHERINNERING

In april 1933 eiste de wereldberoemde historicus Johan Huizinga dat de Duitse publicist Johann von Leers de Universiteit van Leiden zou verlaten, omdat hij tijdens een conferentie antisemitisch materiaal had verspreid. Deze terechtwijzing leidde tot een rel en Huizinga mocht, onder andere, Duitsland niet meer bezoeken. Von Leers maakte carrière onder het nazibewind en stierf in 1965 in Cairo. Hij liet een krankzinnig oeuvre na dat bijna geheel gewijd was aan Jodenhaat.

SteedS alert Blijven Deze nu lang vergeten affaire deed me recent denken aan het belang steeds alert te blijven op het gevaar van antisemitisme en andere vormen van racisme. Men moet meteen in actie komen. Nu heb ik zelf het geluk gehad nog mijn beide grootvaders gekend en van hen hun oorlogsverhalen gehoord te hebben. De herinnering aan hun omgekomen familieleden en vrienden leefde in ons gezin. Mijn ouders waren er eveneens op bedacht hun kinderen over de Jodenvervolging en de naziterreur voor te lichten. Ze namen ons al vroeg mee naar kampen als Natzweiler en Westerbork. Later schreef ik recensies over het onderwerp ‘genocide’, en in verband met werk bracht ik enige tijd door in Jeruzalem. Het is vaak door een blik in de achteruitkijkspiegel dat men ziet hoe kleine invloeden en ervaringen zich later tot een groter motief samenvoegen. In mijn geval leidde het ertoe, dat dit voorjaar, tijdens het lezen van Oorlogsouders van Isabel van Boetzelaer, mijn verontwaardiging zodanig groeide dat ik besloot het boek nader te onderzoeken. Oorlogsouders ontpopte zich als een kluwen van historische onzin en nivellerende uitspraken. Deze verontwaardiging bleek ik te delen met de schrijfster Chaja Polak, die een tijdje eerder al een boze brief naar de nrc had gestuurd naar aanleiding van een bedenkelijke bijdrage van die krant over Van Boetzelaer. Nog los van het leeftijdsverschil liggen er werelden tussen de ervaringen en de achtergrond van mevrouw Polak en mij. Haar familiegeschiedenis is getekend door de Shoah, de mijne niet. Maar wat ons verbindt is een diepe verontwaardiging alsook het verlangen onrecht te bestrijden. Wij zagen ons beiden genoodzaakt te handelen; de rel om Oorlogsouders was geboren.

feitenvervagen Nu het herfsttij der herinnering is aangebroken en de directe familiebanden met het oorlogsverleden langzaam vervagen, zien we steeds meer dat ook de kennis over dit ijkpunt in de geschiedenis dreigt te vervagen. Ja, er verschijnen nog steeds nieuwe studies over de Shoah. Ja, er komen nog steeds nieuwe aspecten van deze erfzonde aan het licht. Ja, de lijvige boeken van Hilberg, Friedländer, Presser en anderen staan nog steeds overeind. Helaas vertaalt deze kennis zich niet per sé in een groter historisch besef. Evelien Gans diagnosticeerde al jaren geleden dat er sprake was van nivellering. In 2001 verscheen Chris van der Heijdens Grijs Verleden. In 2012 woedde er de heftige discussie rond Bart van der Booms boek Wij weten niets van hun lot. In datzelfde jaar ontstond er commotie over een jeugdige die op 4 mei op de Dam een gedicht voor zijn oudoom – een gesneuvelde ss’er – wilde reciteren. ‘Is het dan nu niet genoeg geweest met al dat herdenken?’, dat verontrustende zinnetje hoorde men nu met enige regelmaat. Maar wie zijn verleden niet kent – of vaak: niet wìl kennen – kent het heden niet en ook zichzelf niet. Wanneer we niet meer in staat zijn het onderscheid te maken tussen feit en fictie, zetten we de deur wagenwijd open voor charlatans, fantasten en revisionisten om de Shoah-geschiedenis te herschrijven en te vervalsen. We dreigen in een tijdperk van nepnieuws en alternatieve feiten te belanden.

Het is een bedenkelijke ontwikkeling die nog eens door het internet wordt versterkt. Antisemitische rancuneleren en fantasieen woekeren er ongebreideld. Eeuwenoud obscurantisme, samenzweringstheorieën en ontkenning keren in steeds weer nieuwe gedaante terug. De waarheid dreigt het onderspit te delven. In Nederland komt daar nog eens het onvermogen bij enigszins kritisch te kijken naar de eigen rol tijdens de Jodenvervolging. Een rol die als een smet op ons nationaal geweten en geheugen rust en die we liever kwijt dan rijk zijn.

GESCHIEDKUNDE,JOURNALISTIEK,

POLITIEK Hier nu is een belangrijke taak weggelegd voor de geschiedkunde. Men moet objectiviteit nastreven, processen van waarheidsvinding door onderzoek en discussie steeds weer toetsen, verfijnen en bijstellen. In deze processen kan men zich echter nooit neutraal opstellen. Sommigen willen het alleen als geschiedenis zien. Het idee bijvoorbeeld om met dezelfde afstandelijke lens te kijken naar de Shoah als naar een middeleeuwse veldslag kan alleen uitmonden in onachtzaam schrijven en denken. En uiteindelijk in een afgestompte ethiek. Zo kon men bijvoorbeeld recent de nonchalante zin lezen: ‘wie besloot op de trein naar Polen te stappen…’ Niet neutraal zijn maar duidelijk kleur bekennen. Dat lijkt mij een voorwaarde voor solidariteit, een ethiek gebaseerd op het mens zijn, een plichtsbesef ook naar de vreemdeling toe. Dat is niet alleen de taak voor de geschiedkunde, maar ook voor journalistiek en politiek.

hetperSoonlijKe verhaal Nog belangrijker is dat Shoah-overlevenden en hun nazaten door het vertellen van hun persoonlijke verhaal - in het klaslokaal, in lezingen of bij bezoeken aan Westerbork - de herinnering in stand kunnen houden en daarmee ook voor begrip, identificatie en verbondenheid zorgen. En dat laatste concept lijkt mij in dit vraagstuk van cruciaal belang. Wie meer over zijn buren weet, wie begrip kan tonen voor hun levenswijze, hun ervaringen en hun verhaal, wie zich verbonden voelt, zal sneller geneigd zijn het voor zijn medemens op te nemen. Sociale fragmentering van de samenleving daarentegen – door de socioloog Abram de Swaan compartimentalisering genoemd – waarbij groepen bewust als ‘anderen’ weggeplaatst en uitgesloten worden, is volgens hem een typisch kenmerk voor maatschappijen waarin genocide plaatsvindt.

KLOKKENLUIDERS Het zou zeer wenselijk zijn dat ook niet-Joodse mensen meer solidariteit vertonen. In de discussies die ik eerder aanhaalde zijn het steeds weer dezelfden die zich als klokkenluiders opwerpen. Zij moeten zich vanuit een defensieve positie verzetten tegen nivellering en antisemitische geluiden. Het Auschwitz Comité doet veel werk om over de Shoah voor te lichten en houdt de herdenking ervan in stand. Mensen als Evelien Gans, Anet Bleich en Ies Vuisje schrijven artikelen en boeken. Talloze anderen werken hard achter de schermen om de herinnering in leven te houden en de waarheid over de Shoah tegen aanvallen te beschermen. De meesten voelen zich geroepen dit te doen vanuit een familiaire achtergrond die getekend is door de Jodenvervolging. Zij zijn steeds alert genoeg het gevaar vroegtijdig te zien en hebben ook de moed onmiddellijk protest te laten horen. Dat verdient alle lof en respect, maar niettemin is dit meer dan zeventig jaar na dato ook enigszins teleurstellend. In het land waar ruim 100.000 Joodse burgers vermoord zijn heerst tegenwoordig bij andere delen van de bevolking blijkbaar een onverschilligheid of desinteresse wanneer Joodse medemensen zich weren tegen geschiedvervalsing, tegen onverschilligheid, tegen wraakzucht, tegen de trap na.

Een ‘honnête homme’, een eerlijk en oprecht mens zijn, dat was het ideaal dat Johan Huizinga voor ogen had. Twee duizend jaar eerder gaf Hillel al een soortgelijk advies, dat ik hier in licht gewijzigde vorm weergeef: ‘op een plek waar geen mensen zijn, streef ernaar een mens te zijn’. Dat klinkt hoogdravend en idealistisch. Als we de herinnering aan de Shoah levend willen houden, als we het gif van antisemitisme en verdeeldheid de kop in willen drukken, als we banden van solidariteit en betrokkenheid willen smeden, dan zijn dit de hoopvolle idealen waar we ons aan vast moeten houden. Idealen die we vervolgens assertief en pragmatisch moeten uitdragen, in de kranten, in het klaslokaal, aan familie, vrienden, buren. Maar vooral ook aan onbekenden.

Maarten van Voorst tot Voorst (1981) studeerde aan de Radboud Universiteit en de London School of Economics. Hij heeft gewoond en gewerkt in Jeruzalem, Londen en Luxemburg.

Historicus Arnoud-JanBijsterveld ging de geschiedenis na van zijn huis in Tilburg en kwam uit op het bewogen verhaal van de oorspronkelijke bewoners, van de Joodse gemeenschap in Tilburg voor en tijdens de oorlog, en van de verspreide familie na die tijd. Een geschiedenis ‘om mensen in contact te brengen met hun verleden en zodoende met elkaar’.

HISTORISCHESENSATIE

Zeventien jaar geleden kochten wij een huis in Tilburg zonder de geschiedenis ervan te kennen. Het huis moest stevig opgeknapt worden dus haalde ik bij het gemeentelijk bouwarchief de bouwtekeningen. Daaruit bleek dat het huis in 1927 was gebouwd in opdracht van een zekere M.H. Polak. Dat was het begin van een jarenlange zoektocht waarin bij stukken en beetjes het verhaal van het huis en vooral van de familie Polak boven water kwam. Als historicus was ik bekend met het begrip historische sensatie: een gevoel als het ware teruggeprojecteerd te zijn in een andere tijd. Die ervaring kende ik van archiefonderzoek en van opgravingen waarbij ik als eerste na zoveel eeuwen een object weer in handen had. De ontdekking dat ons huis bewoond was geweest door een Joodse familie, ongetwijfeld met een bewogen geschiedenis, bracht me hetzelfde gevoel. Vanaf 2010 – toen ik een struikelsteen bestelde – ben ik me intensiever gaan bezighouden met deze familiegeschiedenis en heb ik uiteindelijk geen bron onbekeken gelaten. Uiteindelijk is dit uitgemond in het leggen van een struikelsteen in 2011, in een film – uitgekomen in 2012 – en in een dik boek met het hele verhaal, verschenen in december 2016.

defamilie in 1940-1945 De familie Polak bestond uit vader Hans, zijn vrouw Bertha – die al in 1931 zou overlijden – en vier kinderen. De oudste was Bertram en dan volgden drie dochters: Floortje en de tweeling Leonie en Wiesje. Twee huizen verder woonde de broer van Hans, Alfred Polak, met zijn echtgenote Fien en hun drie dochters Adah, Edith en Judith. De broers runden in Tilburg een florerende handel in huiden, die leverde aan de talrijke, vaak door Joden gedreven leerlooierijen in de regio rond Tilburg. Hans, Alfred en zijn vrouw Fien speelden een actieve rol in het maatschappelijk leven. Hans was penningmeester van de plaatselijke kille en de armenkas; Alfred was, evenals zijn vrouw, nauw betrokken bij het zionisme. In de jaren dertig waren ze de drijvende krachten achter de opvang van Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oost-Europa. Beide gezinnen slaagden erin op 11 mei 1940 Amsterdam te bereiken en zelfs om op 14-15 mei vanuit IJmuiden over te steken naar Engeland. Een hachelijk avontuur en een traumatische ervaring. Voor de zes dochters van beide gezinnen was er een

leven voor en na de vlucht. De enige die ontbrak was zoon Bertram; hij vocht mee in het Nederlandse leger en trof na terugkeer uit krijgsgevangenschap een leeg huis aan. Tweeentwintig jaar oud stond hij er alleen voor en trachtte, zo goed en zo kwaad als het ging, het familiebedrijf voort te zetten, totdat de Verwalter hem in november 1941 naar huis stuurde. Inmiddels was ook het huis ingepikt en was hij ingetrokken bij de huisarts Fred de Wit. Met hem en het bevriende echtpaar Bobby en Tineke Spier-Bendien heeft hij vervolgens geprobeerd naar Engeland over te steken, maar de vlucht bleek verraden. De mannen werden, na gevangenschap in Scheveningen en kamp Amersfoort, op 16 juli 1942 naar Auschwitz afgevoerd, waar ze binnen een maand stierven. Tineke stierf in maart 1945 na gevangenschap in Ravensbrück en Mauthausen.

— door arnoud-jan BijSterveld

Links—De koperen bruiloft van Hans en Bertha Polak-Cohen, met de vier grootouders en de vier kinderen in de tuin van het huis, juni 1929 (foto: collectie familie Polak)

Op de achtergrond—Het huis in 1927 (foto: Alfred Piel)

onuitgeSproKen ver

TROUWEN In 2010 kwam ik in contact met de familie: de drie dochters van Alfred en Fien Polak waren er alle drie nog. Zij kwamen in 2011 naar Tilburg voor het leggen van een struikelsteen voor Bertram. Zijn zuster Floortje was een week tevoren aan dementie overleden. Aanwezig waren verder Bertrams halfzus Connie, in 1941 in New York geboren, en een twintigtal verwanten uit de erop volgende generatie. In al mijn naïviteit was ik ervan uitgegaan dat al deze mensen elkaar en ook de familiegeschiedenis kenden. Maar ook deze familie had de ervaringen niet gedeeld. Onuitgesproken bleek dat ik het vertrouwen kreeg om die geschiedenis uit te zoeken en vast te leggen. Bij de struikel

steenlegging hadden we een filmcrew uitgenodigd en zonder dat we daarover afspraken hadden gemaakt, vertelde ieder zijn verhaal. ‘Vandaag mag je me alles vragen’, zei de 91-jarige Adah.

Behalve een historische sensatie ervoer ik nu ook een opdracht – bijna een missie – om het hele verhaal bloot te leggen. Na de première van de film slaagde ik er in de nakomelingen en verwanten van Bertrams drie vrienden te vinden en ook hun verhaal ging ik na. Al doende bleek dat het verhaal van de familie Polak en de drie vrienden een prima mogelijkheid bood om de geschiedenis te vertellen van de Tilburgse Joodse gemeenschap, ongeveer 150 mensen in 1930, rond de 400 in 1940. Doordat de familie Polak hierin zo’n centrale plaats innam, maar ook aan de hand van het lot van Bertram en van de firma Polak, heb ik voor mijn gevoel het hele verhaal van voor en tijdens de oorlog kunnen reconstrueren. Bovendien mocht ik van de familie ook de naoorlogse geschiedenis opschrijven, waardoor we hen kunnen volgen tot op de dag van vandaag. Voor mij, van huis uit gespecialiseerd in de middeleeuwse geschiedenis, was dit een heel nieuwe piste, die me vaak verrast en geregeld verbijsterd heeft.

Terugkijkend op mijn zoektocht, vind ik het belangrijkste dat het achterhalen van deze tragische geschiedenis ook geleid heeft tot iets moois: familieleden die over generaties heen elkaar vonden en beter konden begrijpen. Leden van de verschillende families die bevriend raakten met elkaar, ondanks of misschien wel dankzij de gedeelde ervaring. Mijn echtgenoot en ik zijn als ‘verre neven’ in de familie opgenomen. Ons huis is een geliefd reisdoel geworden van de kinderen en kleinkinderen en ook wij hebben hen in Israël en de Verenigde Staten inmiddels al heel wat keren opgezocht. Meer dan ooit ben ik me bewust van de taak van historici: mensen in contact brengen met hun verleden en zodoende met elkaar.

De auteur (geboren 1962) is historicus en bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan Tilburg University. Hij heeft deze geschiedenis speciaal voor de grotendeels niet Nederlands-sprekende familie in een Engelstalig boek gepubliceerd:

ARNOUD-JAN BIJSTERVELD, House of Memories. Uncovering the Past of a Dutch Jewish Family, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2016, 488 blz., DVD, ISBN 978-90-8704-604-0, € 39

This article is from: