8 minute read
Heiligdom Symbolen
Controverse
Hoofdstuk 8 Luther voor de Rijksdag
Een nieuwe keizer, Karel V., had de troon van Duitschland beklommen, en de afgezondenen van Rome haastten zich, hem hun gelukwensen aan te bieden, en de vorst over te halen om zijn macht tegen de Hervorming te gebruiken. Aan de andere kant smeekte hem de keurvorst van Saksen, aan wie Karel voor een groot deel zijn kroon te danken had, geen stappen tegen Luther te nemen, v r hij hem een onderhoud toegestaan zou hebben. Dit bracht de keizer in grote verwarring en verlegenheid. Niets minder dan een keizerlik edikt, dat Luther ter dood veroordelen zou, kon de pausgezinden tevreden stellen. De keurvorst had vastberaden verklaard, dat “noch zijn keizerlike majesteit, noch iemand anders hem nog getoond had, dat de geschriften van de her-vormer wederlegd waren;” daarom verzocht hij, “dat Doktor Luther voorzien zou worden van een vrijgeleide, opdat hij zich zou kunnen verantwoorden voor een rechtbank van geleerde, vrome, en onpartijdige rechters.”
De aandacht van alle partijen vestigde zich nu op de vergadering van de Duitse Staten, die kort na de troonsbeklimming van Karel te Worms zou gehouden worden. Er waren grote politieke vragen en belangen, die door deze volksvergadering overwogen moesten worden; voor de eerste maal zouden de prinsen van Duitschland hun jeugdige vorst ontmoeten om als een vergadering met hem te raadplegen. Van alle delen van het vaderland waren de hoge beambten van kerk en staat bijeengekomen. Wereldlike overheden van hoge geboorte, machtig, en naijverig op hun erfrechten; prinselike geesteliken, opgeblazen door het bewustzijn van hun meerdererangen macht; hoffelikeridders enhun gewapende volgelingen, en afgevaardigden uit vreemde en verre landen allen verzamelden zich te Worms. Toch was het onderwerp, dat deze grote vergadering het meest belang inboezemde, de zaak van de Saksiese hervormer.
Karel had de keurvorst vooruit gelast, Luther met zich mede te brengen naar de Rijksdag, onder verzekering van bescherming, en belofte van vrije bespreking van de strijdvragen met bevoegde personen. Luther was verlangend om voor de keizer te verschijnen. Zijn gezondheid was in die tijd zeer lijdende; toch schreef hij aan de keurvorst: “Indien ik de reis naar Worms niet in goede welstand kan doen, zal ik daarheen gedragen worden, zo ziek als ik ben. Want als de keizer me geroepen heeft, kan ik er niet aan twijfelen, dat het de roepstem van God zelf is. Indien ze van plan zijn geweld tegen me te gebruiken, hetgeen waarschijnlik wel het geval is (want het is zeker niet om inlichting te verkrijgen, dat ze van me vorderen dat ik v r hen zal verschijnen), zo plaats ik de zaak in de hand des Heren. Hij, die de drie jongelingen in de vurige oven bewaarde, leeft en regeert nog. Indien het Zijn wil niet is, mij te redden, dan is mijn leven van weinig betekenis. Laten we slechts zorg dragen, dat het evangelie niet blootgesteld wordt aan de spot van de god-delozen, en laten we liever ons bloed ervoor vergieten, uit vrees dat zij mochten zegevieren. Het staat niet aan mij om te belissen of mijn leven of wel mijn dood het meest zal bijdragen tot heil van allen. . . . Verwacht liever alles van mij dan vlucht of herroeping. Vluchten kan ik niet; her-roepen nog minder.”
Heiligdom Symbolen
Controverse
Toen de tijding zich te Worms verspreidde, dat Luther voor de Rijksdag zou verschijnen, heerste er algemene opgewondenheid. Aleander, de pauselike legaat, aan wie de zaak in het biezonder was opgedragen, was verontrust en woedend. Hij zag in, dat het gevolg noodlottig zijn zou voor de pauselike belangen. Een onderzoek in te stellen naar iets, waar de paus reeds zijn veroordeling over had uitgesproken, was niet anders dan het gezag van de regerende opperpriester met verachting behandelen. Bovendien was hij bevreesd, dat de welsprekende en krachtige argumenten van deze man vele van de prinsen van de zaak van de paus zouden aftrekken. Daarom trachtte hij Karel op de dringendste wijze te overtuigen, dat Luther niet te Worms moest verschijnen. Ongeveer om deze tijd werd de bul uitgevaardigd, die Luther vogelvrij verklaarde; en dit feit, verbonden met hetgeen de afgevaardigde hem voorhield, bracht er de keizer toe, om toe te geven. Hij schreef aan de keurvorst, dat, indien Luther niet herroepen wilde, hij te Wittenberg moest blijven.
Niet tevreden met deze overwinning, gebruikte Aleander al de macht en geslepenheid, die hem ten dienste stonden, om Luthers veroordeling te bewerken. Met een volharding, een beterezaakwaardig,dronghijhetgevalopaan deaandachtvandevorsten,prelaten,enandere leden van de vergadering, de hervormer beschuldigende van “verleiding, opstand, goddeloosheid, en lastering.” Maar de heftigheid en hartstocht, die de afgevaardigde aan de dag legde, openbaarde maar al te duidelik, wat geest hem dreef. “Haat en wraakzucht,” was de algemene opmerking, “zijn zijn beweegredenen, veel meer dan ware godsdienstijver.” De meerderheid op de Rijksdag was meer dan ooit geneigd, Luthers zaak gunstig te beoordelen.
Met verdubbelde ijver drong Aleander er bij de keizer op aan, dat hij zijn plicht zou doen in het uitvoeren van de pauselike edikten. Maar onder de Duitse wet kon dit niet gedaan worden zonder de toestemming van de vorsten, en, ten laatste voor de overlast zwichtende, die de afgevaardigde hem aandeed, gelastte Karel hem, zijn zaak voor de Rijksdag te leggen. “Het was een roemvolle dag voor de afgezant. De vergadering was groot, de zaak nog groter. Aleander zou voor Rome pleiten, ... de moeder en het hoofd van alle kerken.” Hij zou de vorstelike macht van Petrus voor de vergaderde hoofden van de Christenheid handhaven. “Hij bezat de gave der welsprekendheid, en het gewicht van de gelegenheid bezielde hem. De Voorzienigheidhadhet z beschikt, dat Rome vertegenwoordigdwordenen pleiten zou door zijn bekwaamste spreker, in tegenwoordigheid van de doorluchtigste rechtbank, eer het veroordeeld werd.” Met een enigszins angstig voorgevoel wachtten zij, die de hervormer gunstig gezind waren, het gevolg van Aleanders toespraak af. De keurvorst van Saksen was er niet bij tegenwoordig, maar op zijn bevel waren er enige van zijn raadsleden, om aantekeningen te maken van de rede van de afgezant.
Met al de macht der geleerdheid en welsprekenheid zette Aleander er zich toe om de waarheid omver te werpen. Aan-klacht na aanklacht slingerde hij Luther naar het hoofd, als ware hij een vijand van kerk en staat, van levenden en doden, van geestelikheid en leken, van raadsvergaderingen en private Christenen. “Er is genoeg in de dwalingen van Luther,” verklaarde hij, om het verbranden van “honderd duizend ketters te rechtvaardigen.” Tot
Heiligdom Symbolen
Controverse besluit trachtte hij de aanhangers van het hervormde geloof verachtelik te maken. “Wat zijn al deze Lutheranen? Een gemengd samenraapsel van overmoedige opvoedkundigen, verdorven priesters, losbandige monniken, onwetende wetgeleerden en vervallen edelen, met het gemene volk, dat ze bedrogen en bedorven hebben. Hoe ver staat de Katholieke partij in aantal, kennis en macht boven hen! Een eenstemmig dekreet van deze doorluchtige vergadering zal de ogen van de eenvoudigen openen, de onvoorzichtigen hun gevaar aantonen, de wankelenden doen besluiten, en de zwakken sterken.”
Met dergelijke wapenen zijn de voorstanders van de waarheid door alle eeuwen heen aangevallen geworden. Dezelfde argumenten worden nog gebruikt tegen allen, die in tegenstellingvandeaangenomendwalingen,deeenvoudigeenduidelikeleervanGodswoord durven voordragen.“ Wie zijn deze predikers van nieuwe leerstellingen?” roepen degenen uit, die naar een populaire godsdienst haken. “Ze zijn ongeleerd, weinigen in getal, en van geringe stand. Toch beweren ze de waarheid te hebben, en Gods verkoren volk te zijn. Onwetend zijn ze en verleid. Hoe ver staat onze kerk boven hen in aantal en invloed! Hoe veel grote en geleerde mannen zijn er onder ons! Hoeveel meer macht is er aan onze zijde!” Dat zijn de argumenten, wier invloed bij de wereld geldt; doch ze betekenen tans even weinig als in de dagen van de hervormer.
De Hervorming is niet, gelijk velen veronderstellen, met Luther geëindigd. Hij zal voortgezet worden tot aan het einde van de geschiedenis van deze wereld. Luther had een groots werk te doen met het licht, dat God op hem had laten schijnen, op anderen te doen weerkaatsen; toch ontving hij niet al het licht, dat aan de wereld gegeven zou worden. Van die tijd af tot op heden is er voortdurend nieuw licht over de Schriften opgegaan, en hebben zich gedurig nieuwe waarheden ontvouwd.
De aanspraak van de afgevaardigde maakte een diepe indruk op de Rijksdag. Er was geen Luther tegenwoordig om met de klare en overtuigende waarheden van Gods woord de pauselike kampvechter te verslaan. Geen poging werd aangewend om de hervormer te verdedigen. Er openbaarde zich een algemene neiging om niet alleen hem en de leer, die hij predikte, te veroordelen, maar zo mogelik de ketterij uit te roeien. Rome had de gunstigste gelegenheid gehad om zijn zaak te bepleiten. Alles wat het tot zijn eigen rechtvaardiging aanvoeren kon, was gezegd. Doch de schijnbare overwinning was het teken van nederlaag. Van nu aan zou het kontrast tussen waarheid en dwaling duideliker aan het licht treden, daar ze nu openlik in botsing waren. Van die dag aan zou Rome nooit meer zo veilig staan, als het gestaan had.
Terwijl de meesten van de leden van de Rijksdag niet geaarzeld zouden hebben om Luther aan de wraak van Rome over te geven, zagen en betreurden velen van hen het heersende bederf in de kerk, en wensten de misbruiken te onder- drukken, waaronder het Duitse volk leed, ten gevolge van de verdorvenheid en geldgierigheid van de priesterschap. De afgevaardigde had de pauselike regering in het gunstigste licht gesteld. Nu bewoog de Heer
Heiligdom Symbolen
Controverse
een lid van de Rijksdag om een ware beschrijving te geven van de gevolgen van de pauselike tirannie. Met edele standvastigheid stond Hertog George van Saksen in die prinselike vergadering op, en legde met schrikkelike juistheid de verleidingen en afschuwelikheden van het pausdom, en de afgrijselike gevolgen ervan bloot. Aan het einde sprak hij:
“Dit zijn slechts enige van de misbruiken, die om hervorming van Rome roepen. Alle schaamte is afgelegd, en slechts één doel wordt standvastig in het oog gehouden . . . geld, geld, geld, . . . zodat de predikers, wier plicht het is, de waarheid te onderwijzen, niets dan leugen uiten, en toch niet alleen geduld, maar zelfs beloond worden, want hoe groter hun leugens, hoe groter hun winst. Dat is die onzuivere bron, waaruit zoveel vuile beken vloeien. Losbandigheid en gierigheid gaan hand aan hand. . . . Helaas! het is de ergernis, door de geestelikheid veroorzaakt, die zoveel arme zielen in het eeuwig verderf stort. Een algemene hervorming moet tot stand gebracht worden.”
Een betere en krachtiger blootlegging van de pauselike misbruiken had zelfs Luther niet kunnen geven; en het feit, dat de spreker een beslist vijand van de hervormer was, zette zijn woorden meer gewicht bij. Waren de ogen van de vergadering open geweest, ze zouden Gods engelen in hun midden gezien hebben, die stralen licht deden schitteren door de duisternis der dwaling heen, en verstanden en harten ontsloten tot aanname van de waarheid. Het was de kracht van de God der waarheid en wijsheid, die zelfs van de tegenstanders van de Hervorming beslag nam, en alzo de weg baande voor het grote werk, dat er verricht zou worden. Martijn Luther was niet tegenwoordig; maar de stem van Eén groter dan Luther werd in die vergadering gehoord.
Een komitee werd onmiddellik door de Rijksdag aangesteld om een lijst op te maken van de pauselike verdrukkingen, waaronder het Duitse volk zo zwaar gebukt ging. Deze lijst, die honderd en één zaken aantoonde, werd aan de keizer aangeboden met verzoek, dat hij dadelik stappen zou nemen om die misbruiken te doen opheffen. “Welk een verlies van Christenzielen,” zeiden de ondertekenaars van het verzoekschrift, “wat plundering, wat afpersing als gevolg van de schandelike handelingen, waarmede het geestelik hoofd van de Christenheid omringd is! Het is onze plicht, de ondergang en ontering van ons volk te voorkomen. Wij smeken u daarom nederig, maar zeer dringend, een algemene Hervorming te bevelen, en de doorvoering ervan op u te nemen.”
Nu eiste het koncilie, dat de hervormer voor hen verschijnen zou. Niettegenstaande de beden, tegenwerpingen en be-dreigingen van Aleander, stemde de keizer ten laatste toe, en werd Luther gedagvaard om voor de Rijksdag te verschijnen. Met de dagvaarding werd een vrijgeleide uitgevaardigd, waarbij zijn terugkeer naar een veilige plaats verzekerd werd. Deze werden naar Wittenberg gezonden met een heraut, aan wie opgedragen was, hem naar Worms te begeleiden. Luthers vrienden waren verschrikt en verontrust. Het vooroordeel en de vijandschap kennende, die er tegen hembe-stonden, vreesden ze, dat zelfs zijn vrijgeleide niet geacht zou worden, en smeekten hem, zijn leven niet in gevaar te stellen. Hij antwoordde: