4 minute read
Heiligdom Symbolen
Controverse
paktenzichomhemsamen,en schenen hemvanGod te scheiden. Hij hijgde naarverzekering, dat de Heer der Heirscharen met hem zou zijn. In grote zielsangst wierp hij zich met het aangezicht ter aarde, en uitte gebroken en hartverscheurende kreten, die God alleen ten volle kon verstaan.
“O almachtige, eeuwige God,” zo pleitte hij, “hoe vreselik is deze wereld! Zie, hij heeft zijn mond geopend om me te verslinden, en hoe klein is mijn geloof in U! . . . Als het alleen de kracht van deze wereld is, waar ik op moet vertrouwen, dan is alles voorbij. . . . Mijn laatste ure is gekomen, mijn vonnis is uitgesproken ... o, mijn God, help Gij me tegen al de wijsheid van deze wereld. Doe dit . . . Gij alleen; . . . want dit werk is het mijne niet, maar het Uwe. Ik heb hier niets te doen; ik heb geen twist met de groten van deze aarde. . . . Maar het is Uw zaak. O, Heer, help me! Getrouwe en onderveranderlike God, ik stel mijn vertrouwen niet op de mens. ... Al wat van de mens is, wankelt; wat uit hem voortkomt, schiet te kort. . . . Gij hebt me gekozen voor dit werk. . . . Sta me ter zijde, ter wille van Uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus, mijn beschermer, mijn schild, en mijn hoog vertrek.”
De alwijze Voorzienigheid had het zo beschikt, dat Luther zijn gevaar zou inzien, opdat hij niet op eigen kracht zou steunen, noch zich vermetel in gevaar begeven. Toch was het niet de vrees voor persoonlik lijden, angst voor marteling of dood, die hem onmiddellik scheen te dreigen, welke hem met schrik vervulden. Hij was tot het keerpunt gekomen, en gevoelde zijn ontoereikendheid om staande te blijven. Door zijn zwakheid zou de zaak van de waarheid schade kunnen lijden. Niet voor eigen veiligheid, maar om de zege van het evangelie worstelde hij met God. De angst en strijd van zijn ziel waren gelijk die van Israël in de worsteling van die nacht aan de oever van de eenzame beek. Gelijk Israël overmocht hij bij God. In zijn uiterste hulpeloosheid vestigde zijn geloof zich op Christus, de machtige Verlosser. Hij werd versterkt door de verzekering, dat hij niet alleen voor het koncilie zou verschijnen. Vrede keerde in zijn ziel terug, en hij verheugde er zich in, dat het hem vergund was, Gods woord omhoog te houden voor de heersers van het volk.
In de geest op God steunend bereidde Luther zich voor op de strijd, die v r hem lag. Hij overdacht de wijze van antwoorden, doorliep gedeelten uit zijn eigen geschriften, en nam uit de Heilige Schrift passende bewijzen omzijn stellingen te steunen. Daarna, zijn linkerhand op het heilige boek, dat v r hem open lag, leggende, hief hij zijn rechterhand op naar de hemel, en deed de gelofte, dat hij zich “getrouw aan het evangelie zou vasthouden, en zijn geloof met vrijmoedigheid zou belijden, zelfs al zou hij geroepen worden, om zijn getuigenis met zijn bloed te bezegelen.”
Toen hij opnieuw in de tegenwoordigheid van de Rijksdag geleid werd, droeg zijn gelaat geen spoor van angst of ver-legenheid. Kalm en vredig, en toch verheven, moedig en edel, stond hij als Gods getuige onder de groten van de aarde. De keizerlike beambte eiste nu te horen wat zijn besluit was, en of hij zijn leerstellingen wenste te herroepen. Luther gaf zijn antwoord op onderworpen en nederige toon, zonder heftigheid of drift. Hij gedroeg zich stil
Heiligdom Symbolen
Controverse en eerbiedig; toch openbaarde hij een vertrouwen en een vreugde, waarover de vergadering zich verwonderde. “Doorluchtigste keizer, hoogedele vorsten, genadigste lieren,” sprak Luther, “ik verschijn heden v r u volgens het bevel, me gisteren gegeven; en bij de barmhartigheid Gods smeek ik Uw Majesteit en uw doorluchtige hoog- heden, met goedwilligheid te willen luisteren naar de verdediging van een zaak, waarvan ik me overtuigd houd, dat hij rechtvaardig is en goed. Indien ik me door onwetendheid niet zou houden aan de gebruiken en passende regelen van het hof, verzoek ik dat me zulks vergeven worde; want ik ben niet grootgebracht in de paleizen van koningen, maar in de afzondering van een klooster.”
Daarna tot de vraag komende, zei hij, dat zijn werken niet alle hetzelfde karakter droegen. Insommigehadhijgehandeldovergeloofengoedewerken,enzelfszijnvijandenverklaarden dat die niet alleen schadeloos, maar nuttig waren. Die te herroepen, zou waarheden veroordelen zijn, welke alle partijen beleden. De tweede soort bestond uit geschriften, die het bederf en de misbruiken van het pausdom aan het licht stelden. Die te herroepen, zou zijn de tirannie van Rome te versterken, en een wijdere deur te openen voor vele en grote goddeloosheden. In de derde soort boeken had hij personen aangevallen, die bestaande misbruiken hadden verdedigd. Wat deze betrof, moest hij vrijuit toegeven, dat hij heftiger was geweest, dan hempaste. Hij beweerde geenszins zonder fouten te zijn; maar zelfs deze boeken kon hij niet herroepen, want zulk een handelwijze zou de vijanden van de waarheid slechts te stouter maken,enzezoudenervoordeeluittrekken,doorGodsvolk met noggroterwreedheid te verdrukken.
“Maar daar ik slechts een mens ben, en niet God,” vervolgde hij, “zo zal ik me verdedigen, gelijk Christus gedaan heeft, die zei: ‘Indien Ik kwalik gesproken heb, betuig van het kwade.’ Bij de genade Gods bezweer ik u, doorluchtigste keizer, en u, hoogverheven vorsten, en edelen uit iedere stand, om me uit de geschriften van de profeten en apostelen te be-wijzen, dat ik gedwaald heb. Zo spoedig ik hiervan overtuigd zal zijn, zal ik onmiddellik al mijn dwalingen herroepen, en de eerste zijn om mijn boeken in het vuur te werpen.
“Wat ik daareven gezegd heb, toont, naar ik hoop, duidelik aan, dat ik de gevaren zorgvuldig overwogen en bedacht heb, waaraan ik me blootstel; maar verre van er door ontsteldte zijn,verheug iker meover,dat ik magzien,dat hetevangelieheden,als invroegere tijden, een oorzaak van moeite en verdeeldheid is. Dit is het karakter en de bestemming van Gods woord. ‘ Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard,’ heeft Jezus Christus gezegd. God is wonderlik en vreselik in Zijn raadslagen; wacht u, dat gij door te trachten om onenigheden te voorkomen, niet bevonden wordt in strijd te komen met het heilige woord Gods, en over uw hoofden een schrikkelike vloed van onoverkomelike gevaren, tegenwoordig onheil, en eeuwige rampzaligheid brengt. ... Ik zou veel voorbeelden kunnen aanvoeren, uit de Godspraken genomen. Ik zou kunnen spreken van de Farao’s, van de koningen van Babylon, en die van Israël, welke nimmer hun eigen ondergang meer in de hand