2 minute read
Heiligdom Symbolen
Controverse
Hoofdstuk 14 Latere Engelse Hervormers
Terwijl Luther een gesloten Bijbel voor het Duitse volk opende, werd Tyndale door Gods geest gedreven,om hetzelfde voor Engeland te doen. Wycliffe’s Bijbel was een vertaling van de Latijnse tekst, waar veel fouten in waren. Hij was niet in druk verschenen, en de kosten van geschreven kopieën waren z groot, dat weinigen behalve de rijken of edellieden ze konden aanschaffen; daarenboven was hij slechts in enge kring verspreid geworden, daar de kerk het gebruik ervan streng verboden had. In 1516, een jaar v r de verschijning van Luthers stellingen, had Erasmus zijn Griekse en Latijnse uitgave van het Nieuwe Testament gepubliceerd.Nuvoor deeerste maalverscheenGodswoordin deoorspronkelike taalin druk. In dit werk waren een groot aantal fouten van vorige uitgaven verbeterd, en was de zin duideliker uitge-bracht. Het leidde velen onder de opgevoede klasse tot een betere kennis van de waarheid, en gaf aan het werk van de hervorming een nieuwe vlucht. Het lagere volk echter was grotendeels nog verstoken van het woord Gods. Tyndale zou Wycliffe’s werk ten einde brengen, en de Bijbel aan zijn landslieden geven.
Een vlijtig student en ernstig zoeker naar de waarheid zijnde, had hij het evangelie leren kennen door Erasmus’ Griekse Testament. Onbevreesd predikte hij zijn overtuiging, erop aandringende, dat alle leerstellingen aan de Schriften moesten worden getoetst. Op de bewering van de Roomsen, dat de kerk de Bijbel gegeven had, en de kerk alleen hem kon uitleggen, antwoordde Tyndale: “Weet gij, wie de arenden hun prooi heeft leren vinden?
Diezelfde God leert Zijn hongerige kinderen hun Vader vinden in Zijn woord. Verre van ons de Schriften gegeven te hebben, hebt ge ze voor ons verborgen ; gij zijt het, die degenen verbrandt, die ze leren; en kondt ge het, ge zoudt de Schriften zelve eveneens verbranden.”
Tyndale’s prediking wekte grote belangstelling op; velen namen de waarheid aan. Maar de priesters waren op de loer; en niet zodra had hij de streek verlaten, of ze trachtten zijn werk ongedaan te maken door dreigementen en verkeerde voorstellingen. Maar al te dikwels gelukte hun dit. “Wat kan er gedaan worden?” riep hij uit. “Terwijl ik op de ene plaats zaai, vernielt de vijand de akker, die ik juist verlaten heb. Ik kan niet overal zijn. O, indien de Christenen deHeilige Schriftmaarinhuneigen taalbezaten,zokonden zedezedrogredenaars zelven weerstand bieden. Zonder de Bijbel is het onmogelik, de leken vast te maken in de waarheid.”
Hij vatte nu een nieuw plan op. “Het was in de taal van Israël,” zei hij, “dat de psalmen gezongen werden in Jehova’s tempel; en zal niet het evangelie in de taal van Engeland in ons midden spreken? . . . Behoort de kerk minder licht op de middag te hebben, dan bij het aanbreken van de dag? ... De Christenen moeten het Nieuwe Testament in hun moedertaal lezen.” De geleerden en de leraars van de kerk verschilden onder elkander. Door de Bijbel alleen konden de mensen de waarheid vinden. “De een houdt zich aan deze doktor, en de ander aan die Nu weerspreekt ieder van deze schrijvers de ander. Hoe kunnen we onderscheiden wie gelijk heeft, en wie ongelijk? . . . Hoe? . . . Wel, door het woord van God.”