Omgaan met geld
10e herziene druk, februari 2017
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) Postbus 19250 3501 DG Utrecht Grafische vormgeving en ontwerp lay-out DOT bureau voor desktop publishing - Ede www.dotdtp.nl
Š 2017 Nibud, Utrecht Dit boek hebben we zeer zorgvuldig samengesteld. Toch kunnen er eventuele fouten of onvolledigheden in voorkomen. Hiervoor neemt het Nibud geen aansprakelijkheid. Niets uit deze uitgave mag u reproduceren zonder schriftelijke toestemming van het Nibud. Het gaat hierbij om druk, film, fotokopie of op andere manieren.
2
Inhoud Basismodules Een goed begin is het halve werk Inkomsten en uitgaven Kasboek Administratie op orde Uitkomen met je inkomen Haal je voordeel! Schulden oplossen Slimme bespaartips Omgaan met aanbiedingen Verleidingen de baas Verzekeren, sparen, lenen Volhouden! Plan van aanpak
5 7 15 25 37 51 61 71 83 93 105 115
Aanvullende modules Geld en relatie Wisselende inkomsten Kinderen en geld Plussen en minnen
123 133 141 153
3
Een goed begin is het halve werk Welkom bij de cursus Omgaan met geld. We beginnen de cursus met opschrijven wat je met de cursus wilt bereiken. Naar welk doel wil je toewerken? Voorbeelden kunnen zijn: ik wil weten waaraan ik mijn geld uitgeef, ik wil niet meer elke maand geld tekortkomen, of ik wil mijn administratie ordenen. Ik wil het volgende met de cursus bereiken: ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
Misschien is het doel dat je wilt bereiken nog niet heel duidelijk, omdat je nog niet zo goed weet wat je precies wilt. Dat is niet erg. Maar het is gemakkelijker iets te bereiken als je precies weet wat je eigenlijk wilt bereiken. Daarom kijken we of je doel duidelijk genoeg is.
Voorbeeld Een voorbeeld van een doel dat nog niet heel concreet is: Ik wil goed met geld omgaan.
Wat betekent dat dan? Wil je meer geld overhouden, je schulden aflossen, meer leuke dingen kunnen doen? Als je dat opschrijft, wordt het gemakkelijker om straks plannen te maken om het doel te bereiken.
Voorbeeld Een voorbeeld van een concreet doel is: Ik wil per maand 50 euro sparen om ĂŠĂŠn keer per jaar op vakantie te kunnen gaan.
Met een duidelijk doel ben je al een eind op weg, maar het moet ook wel haalbaar zijn. Als je bijvoorbeeld 100 euro per maand wilt gaan sparen, maar je komt elke maand 50 euro tekort, dan is dat doel nu nog niet haalbaar.
5
Uitkomen met je inkomen
37
Voorbeeldhuishouden Anita is een alleenstaande moeder. Ze heeft twee kinderen: Job van 5 jaar en Pien van 3 jaar. Anita, Job en Pien wonen in een huurhuis.
Het jaaroverzicht Elke maand krijg je je salaris of uitkering. Vakantiegeld krijg je maar één keer per jaar. Die maand heb je hogere inkomsten dan in andere maanden. Je bent die maand dus rijker dan in andere maanden. Daartegenover staan ook arme(re) maanden. Ook je uitgaven zijn niet elke maand even hoog. Sommige uitgaven heb je maar één of twee keer per jaar. Voorbeelden zijn lidmaatschap van de sportschool, kleding voor de kinderen, de ouderbijdrage voor school en een jaarkaart voor de bus. Een maand met hoge extra uitgaven is een dure maand. Daartegenover staan gelukkig ook goedkope(re) maanden. In een jaaroverzicht staat bij elke maand van het jaar welke inkomsten je hebt. Ook kun je zien welke uitgaven je die maand moet betalen. Een jaaroverzicht is dus een soort kalender met inkomsten en uitgaven.
Opdracht Op bladzijde 42 en 43 staat het jaaroverzicht van Anita. Bij de inkomsten staat haar uitkering: 934 euro netto per maand. Anita krijgt huur- en zorgtoeslag en kindgebonden budget. In mei krijgt ze vakantiegeld. Beantwoord de volgende vragen: Hoe hoog is het inkomen van Anita in september? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
38
Huiswerk Wanneer ben je rijk? Bij dit werkschrift krijg je een jaaroverzicht. Hiermee ga je onderzoeken wat je rijke en wat je arme maanden zijn. Kijk eerst welke inkomsten je hebt. Zoek daarna de bedragen op. Die staan op de afschriften van je bankrekening. Schrijf de bedragen op je jaaroverzicht, bij de maand(en) dat je ze krijgt. Tel voor elke maand op hoe hoog je inkomsten die maand zijn. Beantwoord daarna de volgende vragen: Wat is je rijkste maand? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ Hoe komt dat? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ Wat zijn je arme maanden? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ Hoe komt dat? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
46
Huiswerk Los de Woordzoeker op Op deze bladzijde staat een puzzel. Het is een zogenoemde Woordzoeker. Hieronder staat een rijtje woorden die allemaal te maken hebben met omgaan met geld. Die woorden zijn verstopt in de puzzel. Ze staan van links naar rechts en van rechts naar links, van boven naar beneden en van beneden naar boven, en diagonaal. Los de Woordzoeker op. arbeidskorting bijzonderebijstand combinatiekorting heffingskorting huurtoeslag O N H S C W I I A Q A E O S J I D A A O E L M R M C Q
C P M L P E C W N R W T E V W E E K B A Q Y I M T E O
O N E D S T H P Q D B X B I O I D J E T T I E L E N O
M A R P C S E A O U D E R K O R T I N G R T D Y P E L
B E R A K O E R T T E G I S Z F L R G D R J G L E Z B
kinderbijslag schoolkosten kortingskaart tegemoetkoming kwijtscheldingheffingen zorgtoeslag ouderkorting participatiefonds I T E R W S S P V F J R Q D T L G N I C M C F S N N L
N Y S T O K I N D E R B I J S L A G E N Y N G F S E L
A E U I E P Z K O R T I N G S K A A R T R C Z M G M V
T F K C E I X F L H M G D C E E O I E E T D O S O E Z
I T P I S A F P Y Y F U P U G C E R D O E W R E L E Z
E A I P I B U K W J N E Q H T C U R T Y D D G U O D M
K L T A R O N S P D B F U O F E V E C I U E T C D F E
O M V T B I J Z O N D E R E B I J S T A N D O Z J A H
R K W I J T S C H E L D I N G H E F F I N G E N I C D
T E G E M O E T K O M I N G S C H O O L K O S T E N H
I E G F H E F F I N G S K O R T I N G L Q S L O E R H
N R B O E S B R D P H U U R T O E S L A G W A E K N I
G T F N D N U M M I E R M A N Q I S X I T R G N R R C
D Z N D S Q S Q S E E L Q J N H F A H W T V P T A L R
V B A S L A E I D I R R I I I P I A S S I U J S F S F
57
Je doelen Wat heb je al bereikt? Je bent nu op de helft van de cursus; zijn er zaken waarin je al beter bent geworden? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ Wat ga je voor de volgende bijeenkomst doen? En welk doel stel je jezelf? Voor de volgende bijeenkomst heb ik het volgende gedaan: ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
58
Schulden oplossen
61
Opdracht Bedenk vijf tips hoe het gezin van Jeffrey en Bianca kan besparen op de vaste lasten. ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
Bedenk vijf tips waardoor het gezin kan besparen op de overige uitgaven. ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
Uitgaven omlaag Waarop zou jij kunnen bezuinigen? Er zijn veel mogelijkheden. De ĂŠĂŠn zal een tijdje minder roken of snoepen, de ander koopt een paar maanden minder kleding. Weer anderen bellen minder, rijden minder auto, of kopen minder cadeautjes en extraatjes. Er zijn ook mensen die abonnementen opzeggen of bepaalde uitgaven uitstellen.
73
De spelregels voor lenen zijn: De lening moet passen in je budget. De looptijd van de lening mag niet langer zijn dan de levensduur van het artikel waarvoor je leent. Dus: leen je voor een auto waarin je twee jaar wilt rijden? Dan moet je de lening voor die auto binnen twee jaar kunnen aflossen. Vraag meerdere offertes aan voordat je een lening afsluit.
Soorten leningen De twee belangrijkste soorten leningen zijn de persoonlijke lening en het doorlopend krediet. Persoonlijke lening Het voordeel van een persoonlijke lening is dat je precies weet wanneer je je lening helemaal hebt afbetaald. Ook weet je precies welk bedrag je per maand moet afbetalen. Doorlopend krediet Bij een doorlopend krediet kun je geld dat je al hebt terugbetaald, steeds weer opnemen. Dat is een groot nadeel, omdat je nooit precies weet wanneer je je lening helemaal hebt afbetaald.
Klantenkaarten Bij sommige winkels kun je een klantenkaart krijgen. Vaak kun je ermee betalen zonder dat je geld bij je hebt. Dat is ook meteen het risico. Je koopt gemakkelijk iets waarvoor je het geld niet hebt. Met een klantenkaart leen je dat geld. Betaal je contant, dan is je portemonnee op een bepaald moment leeg. Betaal je met je klantenkaart, dan heb je een schuld…
Op afbetaling kopen In veel winkels kun je spullen op afbetaling kopen. Je sluit dan een lening af bij de winkel. Kopen op afbetaling is duur. Vaak moet je meer dan 60 maanden (5 jaar!) aflossen en betaal je erg veel rente: 16 procent rente is heel gewoon. Een tv die je koopt voor 450 euro, kost je dan ineens 600 euro!
109
Huiswerk Lees de tekst op bladzijde 134. Stel nu voor jezelf vast hoeveel geld je nodig hebt voor de uitgaven die moeten. Hieronder staat een schema met uitgavenposten. Stel eerst vast welke uitgaven jouw moetenuitgaven zijn. Daarna ga je na welk bedrag je nodig hebt voor elke uitgavenpost die moet. Als je al die bedragen bij elkaar optelt, weet je hoeveel je minimaal per maand nodig hebt om rond te kunnen komen. Uitgaven
VASTE LASTEN Huur of hypotheek Gas, elektriciteit en water Heffingen gemeente en waterschap Telefoon, tv, internet Zorgverzekering Verzekeringen (inboedel, opstal, aansprakelijkheid en begrafenis) Vaste kinderopvang School- en studiekosten Abonnement(en) op krant en/of tijdschrift Contributies Autokosten (verzekering, wegenbelasting, onderhoud en benzine) Openbaar vervoer Alimentatie Afbetaling lening of schuld HUISHOUDELIJKE UITGAVEN Voeding Persoonlijke verzorging Schoonmaakartikelen Diversen Zakgeld
138
Moeten of mogen?
Bedrag per maand
Voorbeeldhuishouden Peter en Sabrina wonen pas samen. Gelukkig houden ze van klussen, want er moet nog veel worden gedaan in hun huis. Ook hebben ze nog een paar meubels en apparaten nodig.
Goed met geld omgaan, betekent dat je moet kunnen rekenen. Rekenen doe je bijvoorbeeld als je: betaalt in de winkel wilt uitrekenen hoe hoog je inkomen per maand is wilt weten of een aanbieding écht voordelig is de prijs van twee producten met elkaar vergelijkt gaat sparen gaat lenen of iets op afbetaling koopt. Rekenen doe je dus elke dag!
Opdracht 1 Peter heeft boodschappen gedaan bij de supermarkt. Hij wil controleren of het bedrag op de kassabon klopt. Daarvoor moet hij de bedragen op de kassabon bij elkaar optellen. Kassabon De plaatselijke supermarkt € € € € € € € € €
4,17 12,33 0,88 0,88 37,02 2,33 25,00 24,95 3,11
€
***,**
+
Wat denk je: is het bedrag op de kassabon hoger of lager dan 100 euro? ____________________________________________________________ ____________________________________________________________
154