2 OVER DE CURSISTEN
In dit hoofdstuk staan de cursisten centraal:
> Wat is de doelgroep van deze cursus? (2.1);
> Herkomst van de cursisten (2.2);
> Kenmerken van de cursisten en aandachtspunten voor de trainers (2.3);
> Laat de cursus aansluiten bij de cursisten (2.4).
2.1 WAT IS DE DOELGROEP VAN DEZE CURSUS?
De doelgroep van deze cursus is asielzoekers die een verblijfstatus hebben gekregen. Zij worden statushouders genoemd. Maar in deze docentenhandleiding spreken we bij voorkeur van cursisten.
2.2 HERKOMST VAN DE CURSISTEN
In 2020 stonden de volgende herkomstlanden in de top 3 van aanvragen: Syrië, Eritrea, Turkije.
2.3 KENMERKEN VAN DE CURSISTEN EN AANDACHTSPUNTEN VOOR DE TRAINERS
Waarin verschillen statushouders van asielzoekers?
Vluchtelingen die in Nederland asiel aanvragen worden opgevangen en geregistreerd. Zij worden dan asielzoeker genoemd. Wie na onderzoek van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland mag blijven, ontvangt een tijdelijke verblijfsvergunning voor een periode van vijf jaar. Zij hebben daarmee een (legale) verblijfstatus en worden dan statushouder.
We geven een overzicht van de kenmerken van de cursisten uit deze doelgroep. Deze kenmerken hebben invloed op de effectiviteit van de cursus. En zijn dus aandachtspunten voor de trainers.
De kenmerken zijn gevonden in de literatuur of bekend uit de praktijk (focusgroep, expertteams, trainers Nibud budgetcursus). Ze gelden nooit allemaal voor elke cursist. Maar ze bieden hulp als je wilt weten wat er speelt bij een cursist. De trainer beoordeelt iedere cursist in de eerste bijeenkomst. En houdt er rekening mee tijdens de cursus.
© Nibud 2021 5 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Aandachtspunt 1: Taal
De taalbarrière Moedertaal - Nederlands maakt het leerproces natuurlijk moeilijker. Ook verschillende talen binnen een groep cursisten maken het leerproces ingewikkelder. Het Nederlands van de meeste cursisten is beperkt. In het Asielzoekerscentrum (AZC) leren zij meestal nog geen Nederlands. Sommigen spreken (een beetje) Engels.
Aandachtspunt 2: Het gezin
Het is belangrijk om tijdens de cursus rekening te houden met een andere man/vrouw verhouding dan in Nederland. Ook zorgen om het gezin kunnen de effectiviteit van de cursus beïnvloeden. Vluchtelingen zijn vaak jonge mannen. Soms hebben zij een gezin dat zij hebben achtergelaten. Als zij een status krijgen, mogen zij hun partner en eventuele kinderen via gezinshereniging naar Nederland laten komen. Dat duurt vaak enige tijd. Tot die tijd maken zij zich veel zorgen om hun gezin. En is er weinig ruimte om over andere zaken na te denken.
Aandachtspunt 3: Persoonlijke omstandigheden
Stress en/of psychische problemen komen veel voor: de cursisten hebben voor en tijdens hun vlucht vaak nare dingen meegemaakt.
> De cursisten zijn vaak gericht op overleven, niet op de toekomst. Ook omdat zij niet weten hoe de toekomst eruitziet en of deze toekomst in Nederland ligt (de tijdelijke verblijfsvergunning is in eerste instantie meestal voor 5 jaar).
> De cursisten hebben meestal nog geen sociaal netwerk/vangnet opgebouwd. Zij zijn dan afhankelijk van vrijwilligers en/of hulpinstanties. Maar soms is er een netwerk van statushouders uit hetzelfde herkomstland die elkaar steunen (soms ook financieel).
Aandachtspunt 4: Persoonlijke ontwikkeling
Het ontwikkelingsniveau van de cursisten varieert van hoogopgeleid tot analfabeet. Dit hangt vaak samen met het beroep en de sociale omgeving (stedelijk/platteland) van de cursist in het land van herkomst. De trainer maakt een individuele inschatting van de vaardigheden en de kennisbehoefte (zie ‘Over de cursus’).
> Sommige cursisten hebben voldoende reken- en leesvaardigheden om de cursus te kunnen volgen. Anderen zullen meer moeite hebben met de cursus. Deze cursisten vragen meer aandacht en ondersteuning. De trainer moet dit vaststellen (en de cursist eventueel doorverwijzen naar andere cursussen).
> Sommige cursisten hebben voldoende digitale vaardigheden. Bij de overige cursisten is het belangrijk deze digitale vaardigheden te stimuleren (en de cursist eventueel door te verwijzen naar andere cursussen).
> Sommige cursisten kunnen goed met geld omgaan. Zij hebben vooral behoefte aan meer inzicht in het Nederlandse financiële systeem.
Aandachtspunt 5: Onderwijszaken
Sommige cursisten zijn gewend aan een klassiek systeem van leren: klassikaal en veel lesuren. Zij moeten wennen aan het Nederlandse onderwijs: huiswerk maken en zelf aan de slag gaan, met veel nadruk op zelfstandigheid en eigen verantwoording. Het helpt de cursisten als de trainer dit uitlegt.
Aandachtspunt 6: Geldzaken
Als cursisten net zijn aangekomen, leven ze meestal van een uitkering. Dus hebben zij weinig te besteden. Dit kan een groot verschil zijn met hun situatie in het land van herkomst. Daar hadden zij bijvoorbeeld een goede baan.
© Nibud 2021 6 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Beginnende schulden
Soms zijn er beginnende schulden. De cursist heeft bijvoorbeeld:
> Geld geleend om de vlucht te betalen;
> Een inrichtingskrediet van de gemeente gekregen (verschilt per gemeente, een krediet voor meubels.
Gezinshereniging
De financiële situatie verandert wanneer de gezinshereniging is gelukt. Soms wordt de gezinshereniging niet goed doorgegeven aan instanties. Denk hierbij aan de Belastingdienst die de juiste gezinssituatie wil weten voor het correct berekenen van de toeslagen.
Familiebanden
Ook familiebanden kunnen de financiële situatie van de cursisten beïnvloeden. Ze kunnen een grote sociale druk voelen om familie te helpen, hier en in het herkomstland. Het familiebelang gaat vaker boven het eigenbelang dan in Nederland. En de cursisten lenen ook vaker onderling dan in Nederland.
Overgang van AZC naar gemeente
De overgang van het AZC naar een gemeente verloopt niet altijd soepel. In het begin zijn er vaak wisselende inkomsten omdat het even duurt voordat alle toeslagen/inkomsten zijn geregeld. Soms wordt het aanvragen van toeslagen geregeld in het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), in samenwerking met VluchtelingenWerk. Dit is een goede zaak, maar de cursisten leren daarmee niet hoe het systeem werkt in Nederland.
Aandachtspunt 7: De nieuwe inburgeringswet
Met ingang van 1 januari 2022 is de nieuwe inburgeringswet van kracht. Het doel van de wet is om inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk te laten meedoen in de Nederlandse samenleving, het liefst met betaald werk. De regie van de uitvoering van deze wet ligt bij de gemeenten. Het taalniveau is verhoogd van A2 naar B1. Met de nieuwe inburgeringswet is de gemeente verplicht om de statushouder financieel te ontzorgen. Dit bestaat uit het betalen vanuit de bijstandsuitkering van de huur, de rekeningen voor gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering. Deze regeling duurt minimaal zes maanden en gaat in op het moment dat het recht op bijstand ontstaat. Hiermee wordt het risico op schulden in de beginfase beperkt.
Aandachtspunt 8: Bancair systeem
In sommige landen van herkomst is contant geld het gangbare betaalmiddel. Een bancair systeem waarbij geld op de bank staat is niet gebruikelijk. De cursisten moeten dus wennen aan ons bancaire systeem. Sommige cursisten halen aan het begin van de maand al hun geld van de bankrekening om het contant te hebben.
Aandachtspunt 9: Contact met instanties
De cursisten hebben vaak weinig vertrouwen in instanties. Veel cursisten vinden het moeilijk om in Nederland de juiste instantie te vinden. En ze vinden het moeilijk om hulp te vragen. Bovendien zijn ze soms gewend om met instanties op persoonlijke basis te onderhandelen. Ze moeten wennen aan de Nederlandse regels. Ze kunnen sneller boos worden als hulpverleners ‘nee’ zeggen en het ‘nee’ blijft. Ze vatten dit persoonlijk op en denken: ‘Het kan wel, maar je wilt het niet voor mij doen’.
© Nibud 2021 7 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
3 OVER DE CURSUS
In dit hoofdstuk staat de cursus centraal:
> De algemene leerdoelen van de cursus (3.1);
> Een nieuwe benadering voor de cursus, gebaseerd op onderzoek (3.2);
> De werkwijze (3.3);
> De bijeenkomsten (3.4);
> Het cursusmateriaal (3.5); en
> De trainer (3.6).
3.1 DE ALGEMENE LEERDOELEN VAN DE CURSUS
Het doel van de cursus is dat de cursisten:
> Inzicht krijgen in het financiële systeem en de financiële gebruiken in Nederland;
> Zelfstandig de geldzaken kunnen afhandelen die ze aankunnen;
> Kunnen bepalen wat zij niet weten of niet zelf kunnen doen;
> Weten waar hulp ze hulp kunnen krijgen en hoe ze deze hulp tijdig kunnen inschakelen.
In de cursus werken de cursisten aan het vergroten van hun financiële redzaamheid. Zij leren hoe financiële zaken in Nederland geregeld zijn. Daarnaast werken zij aan voor hen haalbare financiële vaardigheden. Een deel van de cursisten kon in het thuisland prima met geld omgaan. Het doel van deze cursus is dus niet (alleen) beter leren omgaan met geld, maar vooral kennismaken met het financiële systeem in Nederland.
3.2 EEN NIEUWE BENADERING VOOR DE CURSUS, GEBASEERD OP ONDERZOEK
Wageningen University & Research (WUR) en de Hogeschool Utrecht (HU) onderzochten de effectiviteit van de traditionele budgetcursus van het Nibud: Omgaan met Geld. Zij vergeleken de effectiviteit van die cursus met die van een cursus gebaseerd op nieuwe gedragswetenschappelijke inzichten. Bij dit onderzoek waren het Nibud en organisaties uit verschillende gemeenten betrokken. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is deze cursus in 2019 geheel vernieuwd.
De cursisten bepalen de inhoud
De Budgetcursus Statushouders is gebaseerd op de Budgetcursus Omgaan met geld. Dat betekent bijvoorbeeld dat cursisten de inhoud van de cursus zelf bepalen. Het programma staat niet tevoren vast. Dat maakt iedere cursus en iedere les uniek. Het cursusmateriaal is geschreven in begrijpelijke taal en bevat veel visueel materiaal.
© Nibud 2021 9 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
3.3 DE WERKWIJZE
De werkwijze ziet er in grote lijnen zo uit:
> Stel de individuele leerdoelen van de cursisten vast;
> Zoek individuele motivators;
> Bepaal de thema’s en de onderwerpen (modules) van de cursus;
> Pas micro-leren toe;
> Pas de meest recente gedragswetenschappelijke Inzichten toe.
De eerste drie onderdelen van deze werkwijze vinden plaats in de eerste bijeenkomst. De laatste twee gelden voor alle bijeenkomsten.
Stel de individuele leerdoelen van de cursisten vast
In deze cursus staan de leerdoelen van de cursisten centraal. Hiermee wordt:
> De bereidheid om te leren vergroot;
> De al aanwezige ervaring van de cursist meegenomen;
Door deze werkwijze ervaart de cursist autonomie en voelt zich betrokken bij de inhoud en de uitvoering. In de eerste bijeenkomst geven de cursisten individueel hun leerdoelen aan. Daarna bespreekt de trainer deze doelen in de groep.
Zoek een individuele motivator
Tijdens de eerste bijeenkomst is het noodzakelijk om voor iedere cursist een zogenoemde motivator te vinden. Een motivator is een verder liggend doel, van waaruit kleinere doelen worden opgesteld. Concrete voorbeelden zijn:
> ‘Ik wil een eigen huis kopen’;
> ‘Ik wil een eigen onderneming starten’;
> ‘Ik wil gaan studeren’.
Bepaal de thema’s en de onderwerpen (modules) van de cursus
Op het werkblad Wolken staan de vijf thema’s van de cursus en de onderwerpen (modules) binnen die thema’s, zie Bijlage 1) Als de motivator duidelijk is, bespreekt de trainer de vijf thema’s en de onderwerpen binnen de thema’s.
De thema’s hebben elk een eigen kleur en icoon:
Nederland leren kennen;
Je geldzaken op orde (overzicht en inzicht);
Rondkomen;
Denken aan je toekomst;
Omgaan met mogelijke risico’s.
© Nibud 2021 10 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Voor ieder onderwerp is cursusmateriaal uitgewerkt in een module. Samen met de cursisten wordt bepaald welke thema’s en modules aansluiten bij de motivator. De motivator is de kapstok. De trainer hangt samen met de cursisten de gekozen onderwerpen aan deze kapstok. Bijvoorbeeld het maken van een begroting of hoe de Belastingdienst werkt in Nederland. Een cursist kan ook zelf onderwerpen inbrengen. Zo wordt in de eerste bijeenkomst bepaald welke onderwerpen (modules) in de volgende bijeenkomsten worden behandeld.
Pas micro-leren toe
We hebben het cursusmateriaal geschikt gemaakt voor micro-leren (micro learning). De lesstof is in kleine behapbare brokken verdeeld en voldoet aan de vereisten voor micro-leren:
> Goed vindbaar;
> Direct bruikbaar.
De modules zijn overzichtelijk. De trainer kan ingewikkelde onderwerpen in kleine stapjes behandelen en de theorie is meteen bruikbaar. Er wordt verwezen naar online tools en instanties in de gemeentes.
Pas de meest recente gedragswetenschappelijke Inzichten toe Omdat de cursisten zelf de leerdoelen formuleren en zelf de thema’s en de onderwerpen van de cursus kiezen, zijn ze zeer gemotiveerd. Ze gaan aan de slag met modules die aansluiten bij hun leerdoelen. De cursisten willen graag leren, omdat ze het nut ervan inzien.
Soms is het cursusmateriaal gericht op bewustwording van eigen gedrag. Dat geldt bijvoorbeeld voor de module Veilig bankieren of het onderdeel Financiële gebruiken in het land van herkomst en in Nederland. Het doorbreken van gewoontegedrag verloopt in een aantal stappen, waarbij terugval in de oude gewoonte altijd kan voorkomen. Door herhaling ontwikkelen de cursisten uiteindelijk nieuw gedrag.
De volgende gedragselementen zijn verwerkt in de cursus:
1. Doel & actieplan: de cursisten formuleren leerdoelen. Bij iedere module denken ze na over de acties die ze gaan uitvoeren om het leerdoel te halen.
> Ik werk aan ... (doel)
> Ik ga aan de slag met ... (actie)
2. Volhouden! Gedurende de cursus kijken de cursisten samen met de trainer naar hun gedrag. Hoe gaat het? Wat lukt (nog) niet? Wat heb je nodig?
3. Belangrijke vaardigheden worden steeds herhaald, zoals het stellen van doelen, het bijhouden van een kasboek en het onderzoeken waar men hulp kan vinden. Bijvoorbeeld door het bekijken van de sociale kaart van de betrokken gemeente.
3.4 DE BIJEENKOMSTEN
De cursus bestaat uit 5 bijeenkomsten van 2,5 uur. De vernieuwde opzet voor de eerste bijeenkomst staat vast. Dat is samen met de cursisten overeenstemming krijgen over de thema’s en de onderwerpen.
© Nibud 2021 11 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Dit doe je door:
> inventarisatie van de leerdoelen van de cursisten; en
> het kiezen van de meest relevante thema’s en modules voor het behalen van die leerdoelen.
De uitkomsten bepalen de bijeenkomsten 2 tot en met 5. Bedenk hierbij dat thema’s en onderwerpen in meer dan één leerdoel kunnen voorzien.
Bijeenkomst 1
Opzet
Voor de eerste bijeenkomst zijn een aparte module en een PowerPointpresentatie gemaakt. Deze staan in de Nibud Academie. Als trainer spreek je tijdens de eerste bijeenkomst met de cursisten over hun leerdoelen en het nut van de deelname aan de cursus.
> Voorkomt het volgen van de cursus een probleem?
> Lost het volgen van de cursus een probleem op?
> Biedt het de cursist een kans? Zo ja, welke?
> Maakt het (persoonlijke) groei mogelijk?
De antwoorden op deze vragen zijn van invloed op de bereidheid tot het volgen van de cursus.
Structuur
> Bespreken programma
> Voorstellen trainer
> Verschillen Nederland en herkomstland
> Voorstelronde cursisten
> Pauze
Introductie van de cursus
> Waarom wil ik leren?
> Wat wil ik leren?
> Leerdoelen formuleren
Je eigen cursus maken
Zie voor de werkwijze 3.3 hierboven:
> Stel de individuele leerdoelen van de cursisten vast
> Zoek een individuele motivator
> Bepaal de thema’s en de onderwerpen (modules) van de cursus.
Bijeenkomsten 2 tot en met 5
Opzet
De cursisten hebben tijdens de eerste bijeenkomst hun leerdoelen geformuleerd. Daarna hebben zij de onderwerpen aangekruist waarover zij meer willen leren. Dit vormt de basis van de andere bijeenkomsten van de cursus. In de Nibud Academie staan voor alle onderwerpen (modules) docentenbladen met verschillende werkvormen. Daarnaast is er ook voor elke module een meeneemblad voor de cursisten en een PowerPointpresentatie.
© Nibud 2021 12 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Sommige modules vragen meer tijd dan andere. Per bijeenkomst kun je 2 à 3 modules behandelen. Hoewel iedere bijeenkomst anders is, hebben de bijeenkomsten wel een vaste structuur:
Structuur
> Opening
> Terugkijken op vorige les - doelen stellen
> Behandeling module X
> Pauze
> Behandeling module Y
> Behandeling module Z (optioneel)
> Leerdoelen
> Sociale kaart (zie 3.5)
> Benoemen van de onderwerpen (modules) in de volgende bijeenkomst, op basis van de onderwerpen die in de eerste les zijn bepaald.
> Afsluiting
Interesse in een terugkombijeenkomst?
Het organiseren van een terugkombijeenkomst, een aantal maanden na de laatste bijeenkomst, is erg waardevol. De cursisten kunnen tijdens deze terugkombijeenkomst met elkaar delen wat ze na de cursus hebben gedaan. En waar ze nog tegenaanlopen.
3.5 HET CURSUSMATERIAAL
We hebben per onderwerp lesmateriaal ontwikkeld: de modules. De trainers maken daarvan gebruik voor de bijeenkomsten. Daarnaast kunnen ze zelf lesmateriaal samenstellen. Ze kunnen bijvoorbeeld antwoorden zoeken op vragen van de cursisten. Of zelf video’s zoeken of een presentatie maken. Ze kunnen ook gastlessen organiseren: bijvoorbeeld iemand uitnodigen van het Juridisch Loket. Of een ondernemer uit de doelgroep vragen om over zijn ervaringen te komen vertellen.
Opbouw van het cursusmateriaal
Op het werkblad Wolken staan vijf thema’s met verschillende onderwerpen (zie ook bijlage 1).
In de Nibud Academie is voor ieder onderwerp een module ontwikkeld met cursusmateriaal. Elke module heeft een:
> Docentenblad
> PowerPointpresentatie met beeldmateriaal
> Meeneemblad voor de cursisten
Docentenblad
Het docentenblad bevat:
> Leerdoelen: aan welke leerdoelen werkt deze module;
> Een overzicht van de werkvormen, de benodigde materialen en een tijdsindicatie;
> De werkvormen uitgeschreven;
> De logo’s die bij de module horen (ook te vinden in de PowerPointpresentatie);
> De inhoudelijke informatie over de module.
© Nibud 2021 13 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Werkvormen
In elke module is een aantal werkvormen uitgewerkt. Deze zijn niet verplicht. De trainer kiest uit deze of andere werkvormen. De keuze is gebaseerd op de leerdoelen van de cursisten en het niveau van de groep. Elke werkvorm is gericht op andere leerdoelen. Als niet alle werkvormen worden gebruikt, dan komen misschien niet alle leerdoelen aan bod. Dat is geen probleem. Als de cursus maar aansluit bij de individuele leerdoelen van de cursisten. Sommige modules hebben een bijlage met aanvullend materiaal, bijvoorbeeld een voorbeeldbrief of een ingevulde begroting. Als een module een bijlage heeft, dan staat dit vermeld op het docentenblad. Deze bijlage met aanvullende materialen vind je bij de betreffende module.
PowerPointpresentaties
De PowerPointpresentatie voor de eerste bijeenkomst staat in de Nibud Academie. Daarnaast is er voor elke module een aantal sheets gemaakt met ondersteunend materiaal voor de verschillende werkvormen. Denk hierbij aan foto’s, casusbeschrijvingen en linkjes naar video’s. De trainer kan voor een bijeenkomst de sheets uit de verschillende modules combineren tot één PowerPointpresentatie. Voor dat doel is er één basispresentatie gemaakt.
Meeneembladen voor de cursisten
Voor elke module is er een meeneemblad voor de cursisten. Elk meeneemblad heeft dezelfde opbouw. Op de meeneembladen zijn de onderdelen duidelijk herkenbaar weergegeven met een icoon.
Op het meeneemblad staan de volgende elementen:
> Logo
> Doel-actie plan
Ik werk aan ... (doel)
Ik ga aan de slag met ... (actie)
> Sociale kaart
Organisaties
Familie/vrienden/kennissen
> Tips
Doel-actie plan
Voor iedere module is een meeneemblad voor de cursisten gemaakt. Op dit meeneemblad kunnen de cursisten per onderwerp aangeven wat hun doel is (ik werk aan ... ) en wat hun acties zijn (ik ga aan de slag met ... ). We raden de trainers aan om deze leerdoelen en acties te bespreken met de cursisten en in de volgende bijeenkomst samen na te lopen welke acties zijn uitgevoerd en hoe dit is gegaan. Hieronder staan een aantal voorbeeldvragen die je kan gebruiken:
> ‘Naam deelnemer’, jij gaf vorige week aan ‘beschreven actie’ te doen. Hoe is dat gegaan?
> Wie wil vertellen wat hij/zij afgelopen week heeft gedaan?
Sociale kaart
De cursisten formuleren eerst hun doelen en acties. Daarna vullen ze op het meeneemblad in bij wie zij hulp kunnen vragen voor het uitvoeren van de acties. Er wordt onderscheid gemaakt tussen formele hulp (organisaties) en informele hulp (vrienden, familie of kennissen).
In de eerste bijeenkomst hebben de deelnemers allemaal een blad gekregen met een lege sociale kaart. Het is de bedoeling dat zij dit blad elke bijeenkomst meenemen en aanvullen met
© Nibud 2021 14 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
de onderwerpen die op de bijeenkomst zijn besproken. Je kunt deze oefening na elke module doen, maar het is aan te raden om als afsluiting van de bijeenkomst de kaart in een keer voor alle behandelde onderwerpen in te vullen. Op die manier dient het ook gelijk als samenvatting van de bijeenkomst.
Vraag de deelnemers welke instanties of wie uit hun persoonlijke kring hen bij vragen over dit onderwerp zou kunnen helpen. De deelnemers kunnen het onderwerp bij de juiste instanties op hun eigen sociale kaart schrijven.
3.6 DE TRAINER
We gaan ervan uit dat je als trainer voldoende financiële basiskennis hebt. Het is daarnaast mogelijk om de cursus in duo’s te geven, bijvoorbeeld met een tolk of met een getrainde vrijwilliger. Denk bijvoorbeeld aan een taalvrijwilliger samen met een financieel vrijwilliger.
Basishouding trainer
Sommige trainers zijn niet gewend les het geven aan deze doelgroep. Daarom hebben we na de trainersbijeenkomsten in de onderzoeksfase deze checklist gemaakt:
> Gebruikt simpele taal;
> Verdeel de informatie in kleine brokjes;
> Vraag de cursisten de informatie terug te vertellen, als check;
> Houd rekening met verschillen in cultuur, achtergrond en gebruiken;
> Neem een open houding aan en luister naar de cursisten;
> Beweeg mee met de cursisten en de groep;
> Wees enthousiast;
> Improviseer! Improviseren is heel belangrijk;
> Wees creatief;
> Leg verbanden tussen alles wat ter sprake komt.
Competenties van de trainer
Na de evaluaties van de vernieuwde cursus zijn de competenties van de trainer bepaald. Een trainer dient idealiter te beschikken over deze vier belangrijke competenties:
> Faciliteren van leren;
> Begeleiden van groepsprocessen;
> Presenteren van leerstof en werkvormen;
> Kennis van het financiële systeem in Nederland.
Werken met groepen
De cursus wordt gegeven in groepen. Het is belangrijk dat de cursisten zich veilig voelen in de groep. Daarom moet de trainer in de eerste bijeenkomst benadrukken dat alles dat wordt besproken binnen de groep blijft.
Voordelen van groepsonderwijs
Groepsgewijs werken heeft verschillende voordelen, bijvoorbeeld dat een taboe wordt doorbroken doordat geldzaken bespreekbaar te maken.
© Nibud 2021 15 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
Wij-gevoel
Als de cursisten zich voorstellen en hun situatie globaal schetsen tijdens de eerste bijeenkomst, dan ontstaat er een wij-gevoel. Cursisten herkennen elkaars verhalen en zien elkaar als gelijkgestemden. De cursisten worden open naar elkaar. En soms ontstaan er vriendschappen. Ook werkt een groep drempelverlagend om hulp te zoeken, tips met elkaar te delen en inkomensondersteuning aan te vragen.
Committeren aan de groep
De trainer kan op vele manieren gebruik te maken van de groep. Uit de literatuur blijkt, bijvoorbeeld, dat mensen hun gedrag graag in overeenstemming brengen met wat ze eerder hebben gezegd. Als je cursisten dus laat benoemen aan welke doelen zij thuis gaan werken, dan committeren zij zich aan de groep. Daarmee wordt de kans groter dat zij daadwerkelijk hun geplande acties gaan uitvoeren.
Cursisten koppelen
Het kan een goed idee zijn om cursisten te koppelen, zodat ze elkaar helpen. En je kan gevorderde cursisten wat extra uitzoekwerk geven, zodat zij zich betrokken blijven voelen bij de cursus.
Wisselend taalniveau Nederlands
Zoals eerder beschreven, is het niveau van het Nederlands wisselend per deelnemer en per cursusgroep. Soms geef je de cursus samen met een tolk. Cursisten kunnen elkaar ook helpen tijdens de cursus door voor elkaar te vertalen. Daarom kan het praktisch zijn cursisten die dezelfde taal spreken bij elkaar te laten zitten.
Groepsgrootte
De ideale groepsgrootte is afhankelijk van de achtergrond van de cursisten. Als cursisten dezelfde taal spreken, dan is een groep van acht tot tien cursisten haalbaar. Het kan ook zijn dat cursisten een andere achtergrond hebben en andere talen spreken. Dan houd je de groep liever kleiner.
Kweek zelfvertrouwen
Voor veel cursisten is het Nederlandse financiële systeem nieuw en voor velen heel spannend. Daardoor kan het vertrouwen in eigen kunnen laag zijn. De trainer kan meer zelfvertrouwen kweken. Laat de cursisten bijvoorbeeld benoemen op welke punten ze vooruitgang hebben geboekt. Door de groep hierbij te betrekken, draag je verder bij aan toename van het zelfvertrouwen van de cursisten.
Checklist en Handreiking financiële redzaamheid statushouders
Het is vaak lastig om te weten of iemand zich financieel kan redden. Zeker als iemand de taal niet goed spreekt en hij nog maar kort in Nederland is. Het Nibud biedt daarom een Checklist financiële redzaamheid en een Handreiking financiële redzaamheid statushouders. Deze zijn bedoeld om begeleiders te ondersteunen bij het maken van een inschatting over de hulp die een statushouder nodig heeft om zijn geldzaken te kunnen regelen. Met behulp van de checklist kan de begeleider in kaart brengen wat iemand al heeft geregeld, wat hij al kan, en waar nog uitdagingen liggen.
© Nibud 2021 16 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS
COLOFON
Dit lesmateriaal is gemaakt door:
Anne-Ruth van Leeuwen, Tamara Madern en Eline Maussen van de Hogeschool Utrecht.
In samenwerking met:
Marion Weijers, Brigitte ter Laak, Sandra Schoenmakers en Pauline Mulder-Hiltmann
Oktober 2021
© Nibud, Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, Utrecht
Vormgeving:
Cunera Joosten
Redactie:
André Doesburg, Words at Work Bedrijfscommunicatie
We hebben dit lesmateriaal zeer zorgvuldig gemaakt. Als er fouten in zitten, is het Nibud hiervoor niet aansprakelijk.
Als je iets uit dit lesmateriaal wilt overnemen, moet je toestemming vragen aan het Nibud. Het gaat om elke vorm van overname, digitaal, gedrukt, op film, als fotokopie, etc.
© Nibud 2021 17 Docentenhandleiding BUDGETCURSUS STATUSHOUDERS