Delft University Press is an imprint of IOS Press
Nederland Maritiem Land serie PUBLICATIE Nr. 32
IOS Press
Deze arbeidsmarktinformatie is niet alleen belangrijk voor de bedrijven, maar ook voor huidige en toekomstige werknemers. Medewerkers met nautische en maritieme technische kennis hebben goede perspectieven voor hun loopbaanontwikkeling, in hun eigen sector dan wel in veel andere sectoren van de Nederlandse Maritieme Cluster.
Dit zal in de komende jaren nog verder toenemen vanwege de uitstroom van babyboomers en de volle orderboeken die tot bedrijfsuitbreidingen zullen leiden. Niet alleen een hoge vervangingsvraag maar ook een uitbreidingsvraag maken een adequate personeelsvoorziening voor de maritieme bedrijven zeer lastig, zo blijkt uit deze studie.
De intersectorale arbeidsmobiliteit in de cluster blijft onverkort hoog en wijzen nog immer op een gemeenschappelijke maritieme arbeidsmarkt, zij het dat de in- en uitstroom profielen zich lijken te wijzigen. Ook valt een verdere inzet van buitenlands personeel op, alsmede de roep om meer flexibel personeel. De arbeidsmobiliteit binnen de individuele sectoren groeit eveneens, hetgeen duidt op een verkrapping van de arbeidsmarkt en dus een gevecht om (elkaars) personeel.
De maritieme arbeidsmarkt in de totale breedte van de maritieme cluster is voor het eerst in kaart gebracht in 2002, op basis van een inventarisatie van een groot aantal sectorstudies. In 2004 is een tweede onderzoek gedaan naar de arbeidsmarkt, nu op basis van gestandaardiseerde definities en meetmomenten. Hierdoor werd het mogelijk de resultaten van de individuele sectoren te vergelijken en de arbeidsmobiliteit binnen dit cluster van sectoren in beeld te brengen. De onderhavige maritieme arbeidsmarkt monitor maakt het mogelijk de ontwikkelingen in de tussenliggende periode te volgen.
2006
MONITOR MARITIEME ARBEIDSMARKT 32
Drs. Ruud van der Aa et al. MONITOR MARITIEME ARBEIDSMARKT 2006
Drs. Ruud van der Aa Drs. Camiel Jansen Drs. Karel Kans Bc. Mirjam Stuivenberg
2006
MONITOR MARITIEME ARBEIDSMARKT
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 Werkgelegenheidscijfers 2005 en vacaturecijfers voorjaar 2006
Drs. Ruud van der Aa Drs. Camiel Jansen Drs. Karel Kans Bc. Mirjam Stuivenberg
Nederland Maritiem Land serie1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
De Nederlandse Maritieme Cluster: literatuuronderzoek en plan van aanpak economische impact studies De Maritieme Arbeidsmarkt: vraag en aanbod van zeevaartkennis De Nederlandse Scheepsbouw- en toeleveringsindustrie: economische betekenis en structuur De Nederlandse Offshoresector: economische betekenis en structuur De Nederlandse Binnenvaartsector: economische betekenis en structuur De Nederlandse Waterbouwsector: economische betekenis en structuur De Koninklijke Marine: economische betekenis en structuur De Nederlandse Visserijsector: economische betekenis en structuur De Nederlandse Watersportindustrie: economische betekenis en structuur De Nederlandse Maritieme Dienstverlening: economische betekenis en structuur De Nederlandse Maritieme Toeleveranciers: economische betekenis en structuur De Nederlandse Zeehavensector: economische betekenis en structuur De Nederlandse Maritieme Cluster: economische betekenis en structuur Het Maritieme Clustermodel: modellering en scenarioanalyse De Nederlandse Maritieme Cluster: beleidsaanbevelingen De Innovativiteit van de Nederlandse Maritieme Cluster Maritieme Websites en E- Business: een verkenning Maritiem Kapitaalforum: onderzoek naar de werking van de kapitaalmarkt in de sector van maritieme toeleveranciers An International Shipping Company in the Netherlands: the tax perspective E-business in de Maritieme Cluster: visies, strategieĂŤn, activiteiten De arbeidsmarkt in de Nederlandse Maritieme Cluster; een overzichtsstudie Leader Firms in de Nederlandse Maritieme Cluster: theorie en praktijk De Koninklijke Marine als maritieme leader firm De Nederlandse maritieme cluster: monitor en dynamiek European Maritime Clusters: Global trends, theoretical framework, the cases of Norway and the Netherlands, policy recommendations a. Rules for Commercial Cruising Vessels b. Voorschriften voor Commercial Cruising Vessels Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 Dutch Maritime Research, Development and Innovation Expenditure European Maritime Policy Conference; Proceedings Dynamic European Maritime Clusters De Nederlandse Maritieme Cluster: Economische Monitor 2006 Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006
Stichting Nederland Maritiem Land De Stichting Nederland Maritiem Land is op 27 juni 1997 opgericht teneinde de Nederlandse maritieme cluster te promoten en te versterken. Het bestuur van de Stichting bestaat uit N. Wijnolst (voorzitter), G.W. Bos (vice-voorzitter), F.G.M. Conyn (secretaris/penningmeester) en verder, in alfabetische volgorde, D. Alewijnse, J.H. Gerson, K. Damen, C.J. van den Driest, C. van Duyvendijk, R. van Gelder, J.W. Kelder, G.J. Kramer, B.J. Odink, T.G. Muller, S.M.T. Schipper, H.N.J. Smits, D.P.M. Verbeek. De directeur van de Stichting is H.P.L.M. Janssens. Het adres van de Stichting Nederland Maritiem Land is Beurs-World Trade Center, Beursplein 37 (bezoekadres), Postbus 30145, 3001 DC Rotterdam., Tel.: 010-205.27.20, fax.: 010-205.53.07, e-mail: info@dutch-maritime-network.nl 1
Zie ook http://forum.dutch-maritime-network.nl, communicatie - NML serie.
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006
in opdracht van Ministerie van Verkeer en Waterstaat in samenwerking met Stichting Nederland Maritiem Land
uitgevoerd door ECORYS
Maart 2007
Gepubliceerd en gedistribueerd onder auspiciĂŤn van de Stichting Nederland Maritiem Land door: IOS Press BV (imprint Delft University Press) Nieuwe Hemweg 6b 1013 BG Amsterdam Tel: 020-688.33.55 Fax: 020-687.00.19 E-mail: info@iospress.nl Internet: www.iospress.nl / www.dupress.nl
Studie uitgevoerd door: ECORYS Arbeid & Sociaal Beleid Postbus 4175 3006 AD ROTTERDAM Watermanweg 44 3067 GG ROTTERDAM Tel.: 010 - 453.88.05 Fax.: 010 - 453.88.34 E-mail: asb@ecorys.com Internet: www.ecorys.com
CIP-Data Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Nederland Drs. Ruud van der Aa, Drs. Camiel Jansen, Drs. Karel Kans, Bc. Mirjam Stuivenberg
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 IOS Press ISBN 978-90-5199-517-6 NUR 781 Trefwoorden: zeevaart, scheepsbouw, maritieme toeleveranciers, offshore, binnenvaart, water- bouw, zeehaven, maritieme dienstverlening, visserij, watersportindustrie, marine, maritieme cluster, arbeidsmarkt, beleid, onderwijs.
Copyright Š 2007 Stichting Nederland Maritiem Land All rights reserved. No part of the material protected by this copyright may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or any information storage and retrieval system without written permission of the owner of this copyright. Permission may be obtained at the following address: Stichting Nederland Maritiem Land, P.O. Box 30145, 3001 DC Rotterdam, the Netherlands; e-mail: info@dutch-maritime-network.nl, website: forum.dutch-maritime-network.nl.
Inhoudsopgave Summary
v
Samenvatting 1
2
3
4
xiii
Inleiding
1
1.1 Aanleiding 1.2 De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 1.2.1 Doel van de monitor 1.2.2 Onderzoeksvragen 1.2.3 Inhoud van de monitor 1.2.4 Aanvullend onderzoek naar buitenlandse werknemers 1.2.5 Dataverzameling en respons 1.3 Leeswijzer
1 2 2 2 2 3 4 6
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid
7
2.1 Inleiding 2.2 Omvang van de werkgelegenheid 2.3 Toekomstverwachting werkgelegenheid 2.3.1 Uitbreidingsvraag 2.3.2 Vervangingsvraag 2.4 Tijdelijke arbeid 2.5 Functieverdeling per sector 2.6 Maritieme werkgelegenheid 2.7 Leeftijdsopbouw en opleidingsachtergrond 2.7.1 Leeftijdsopbouw 2.7.2 Opleidingsachtergrond van het personeel 2.8 Conclusies
7 7 21 21 23 25 31 37 39 39 44 52
In- en uitstroom van personeel
57
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
57 57 66 72 76
Inleiding Instroom en herkomst van personeel Uitstroom en bestemming personeelsverloop Arbeidsmobiliteit binnen de maritieme cluster Conclusies
Vacatures
79
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
79 79 84 86 90
Inleiding Vacatures Moeilijk vervulbare vacatures Knelpunten in de personeelsvoorziening Conclusies
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land i
Inhoudsopgave ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5
Opleiding en scholing 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
6
Inleiding Ontwikkelingen Aanwezigheid van stagiairs in bedrijven Deelname en uitgaven aan opleidingen en cursussen Cursusaanbod Conclusies
93 93 93 96 97 99 100
Inschakeling van buitenlandse werknemers
103
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
103 103 107 108 108
Inleiding Omvang Redenen voor inzet Toekomstverwachtingen Conclusies
Literatuurlijst
111
Bijlage 1
Overzicht van dataverzameling en weegprocedures
113
Bijlage 2
Analyse van de vervangingsvraag (hoofdstuk 2)
121
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land
ii
Voorwoord ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voorwoord Anticiperen op de maritieme arbeidsmarkt dynamiek Op de wereldmarkten gaat het de maritieme bedrijven voor de wind. Toenemende vraag naar zeetransport, naar energie die meer en meer op zee geëxploreerd moet worden, en de vraag naar landaanwinning en kustbescherming doen een groot beroep op de maritieme cluster om producten, faciliteiten en diensten te leveren. Dit resulteert in gezonde orderboeken, een stevige prijsvorming, maar ook in toenemende krapte op de maritieme arbeidsmarkt. Maritieme kennis en dus goed opgeleide medewerkers vormen de basis van de Nederlandse maritieme cluster. Zonder voldoende arbeidspotentieel zullen de maritieme bedrijven - die toch al internationaal opereren – genoodzaakt worden om hun bedrijfsactiviteiten naar andere landen te verplaatsen. Hierdoor zal de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie onnodig wegvloeien en zal op termijn ook de samenhang van de gehele maritieme cluster verstoord worden. De krapte op de maritieme arbeidsmarkt zal snel groter worden door de aankomende grijze golf van pensionerende babyboomers, die in de meeste maritieme sectoren significant aanwezig zijn. De sectoren zullen zich daarom moeten inspannen om het verlies aan medewerkers en kennis zo snel mogelijk goed te maken en tegelijkertijd te werken aan extra instroom om de te verwachten groei te accommoderen. Daarbij moet er voor gewaakt worden dat bedrijven en sectoren dit niet alleen ieder voor zich aanpakken, maar ook in een gemeenschappelijk verband trachten de mogelijkheden te vergroten. Niet alleen vechten om iedere vis, maar ook samen de visvijver te vergroten. Dat vereist meer dan ooit gezamenlijk anticiperen op de aanstormende maritieme arbeidsmarkt uitdagingen. Het boek “Maritieme Arbeidsmarkt 2006”, biedt betrokkenen - bedrijven, branches, onderwijsinstellingen en beleidsmakers - de basis om gefundeerd en tezamen de uitdagingen van de toekomst aan te gaan en bouwt voort op twee eerdere studies. Dit inzicht in de samenhang en de ontwikkelingen op de maritieme arbeidsmarkt is uniek binnen de Europese lidstaten en helpt tevens mee om Nederland als een leidende maritieme natie te profileren. Namens het Bestuur van Nederland Maritiem Land en de Nederlandse Maritieme Cluster wil ik het Ministerie van Verkeer en Waterstaat dank zeggen voor het mogelijk maken van deze Maritieme Arbeidsmarkt Monitor 2006.
Prof.dr.ir. Niko Wijnolst Voorzitter Stichting Nederland Maritiem Land Maart 2007
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land iii
Voorwoord ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------iv Š Stichting Nederland Maritiem Land
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Summary The Monitor of the Maritime Labour Market 2006 provides an overview of characteristics and trends on the labour market in the Dutch maritime cluster. The Dutch maritime cluster consists of eleven maritime sectors being Shipping, Shipbuilding, Offshore, Inland Shipping, Dredging, Ports, Navy, Fishing, Maritime Services, Watersports Industry and Marine Equipment Supply. The study provides relevant information for policy making regarding the Dutch maritime labour market. The Monitor of the Maritime Labour Market 2006 aims to provide information on: Existing labour market data in the maritime cluster; Exploring and explaining trends on the maritime labour market. Labour market forecasts for the maritime sectors, especially as regards the number of seafarers in Shipping, Dredging and fishing. The data on employment in this study refer to the situation on 1 January 2006. The data on vacancies and staffing relate to the second and third quarter of 2006. This study was carried out by ECORYS commissioned by the Directorate General of Transport and Air Traffic of the Dutch Ministry of Transport, Public Works and Water Management (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), in cooperation with Dutch Maritime Network. Size and composition of the employment The total employment in the eleven maritime cluster amounts to around 133.250 persons, working for approximately 11.500 companies. Compared to 2002 (135.600 persons) this is a decrease with over 2.000 people. In 1997 the employment figure was still 141.100 persons. The decrease in employment between 2002 and 2006 is mainly due to the regorganisation of the Dutch Navy and also because of deteroriating developments in Fishing. The other maritime sectors show a stable or slightly increasing employment. Expected employment trends Most employers expect a growth in employment in the coming years. This will be anticipated mainly by making use of temporary workers, except in Shipbuilding and Marine Equipment Supply. The Navy and Fishing expect a decrease in employment, due to the developments mentioned above. Temporary workers Compared to the national Dutch average the maritime sectors often use temporary workers. This especially applies to Shipping and, to a somewhat lesser degree, also for the Offshore and Inland Shipping, although still above average. Compared to 2002 the rate of temporary workers especially has increased in Shipping, Offshore and Shipbuilding.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land v
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Besides temporary workers companies also make use of employees with fixed-term contracts to provide for their need for temporary workforce. Within the maritime cluster this especially applies to Shipping, Offshore, Inland Shipping and Maritime Services. Whereas in recent years the proportion of temporary workers has increased, the proportion of employees with fixed-term contracts has remained stable. Apparantly employers prefer temporary workers to respond to a growing demand for products and services. Impacts of the ageing work force Compared to the national Dutch average (34%) relatively a lot of older workers (above 45 years of age) are employed in Shipbuilding (47%) and Ports. However, looking at the age distribution of the current inflow and outflow of workers, for the period to 2010 a rejuvenation of the workforce is expected. The proportion of workers above 45 will decrease from 36 percent in 2005 to 33 percent in 2010, whereas at the same time the proportion of workers below 25 will increase. This shift in the age distribution is due to the fact that older workers, leaving the sector, are replaced by younger workers. Additionally, the expected growth in employment will put extra pressure on the influx of new workers in the maritime cluster. In the period to 2010 the workforce will grow additionally with 10 percent. Judging by the current inflow and outflow of workers this grow will mainly consist of younger workers. Based on the expected replacement rates and growth rates in employment the number of young workers will increase with 50 percent. If the outflow of students from relevant education and training institutes might be insufficient to meet the demand for new staff, then companies will have to retain their older workers or recruit more older workers. If these older workers are to be found in the maritime cluster, the competition between the companies will be considerable. Trend towards higher qualified staff Compared to the Dutch labour force the maritime cluster contains a relatively high proportion of higher educated people, meaning a degree from a university of applied sciences (HBO) or from a more research oriented university (WO). This observation especially applies to Shipping, Offshore, Dredging, Navy, Maritime Services and Marine Equipment Supply. In some sectors there appears to be a trend in the education background of the workforce, although these observation should be treated with caution. In Shipping there appears to be a growth of lower educated staff, probably due to an increase in the number of mates, mainly working on cruise ships. In Ship Building there appears to be a decrease in the proportion of workers on the intermediate level of vocational education (MBO) and an increase in the proportion of higher educated people (HBO/WO). In Dredging there seems to be an increase in the proportion of staff on the intermediate level (MBO) and also on the level of higher education (HBO/WO). The Maritime services and Watersports Industry show an increase in the use of staff with a qualification on the intermediate level of vocational education (MBO). At the same time these sector make less use of general educated people.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------vi Š Stichting Nederland Maritiem Land
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Personnel need and recruitment The number of job vacancies compared to the total labour force is used as an indicator for the tightness of the labour market. The number of vacancies might be an indicator for staffing problems which might have an impact on the work load for the available staff. Or it might lead to a situation in which the demand for services and products cannot be fully satisfied. Many hard to fulfill vacancies Whereas nationally in the Netherlands the proportion of vacancies is 3 percent, the proportion of vacancies in the maritime sector varies between 3 and 9 percent (reference date 2e/3e quarter 2006). In almost all cases this is a substantial increase compared to 2002. Especially Marine Equipment Supply (9%), Ship Building, Offshore and Inland Shipping (all 6%) have a high proportion of vacancies. With 3 percent, Dredging has the lowest proportion of vacancies, although this is also higher than in 2003. Figure S.1 Proportion of vacancies as rated to total employment in 2003 en 2006 (%) Total Netherlands Marine Equipment Supply Watersports Industry Maritime Services Fishing Navy Ports Dredging Inland Shipping Offshore Ship building Shipping 0
1
2
3
4
5
Proportion of vacancies 2006
6
7
8
9
10
Proportion of vacancies 2003
On average more than half of all vacancies in the maritime cluster appear to be hard to fulfill (meaning not fulfilled within 3 months). This figure is comparable to the finding in 2002. In the Dutch economy as a whole approximately one in every five vacancies is hard to fulfill. In majority the vacancies in the maritime cluster refer to nautical positions (captains, officers) or technical functions (engineers and mechanics). Although Dredging earlier showed a relative low proportion of vacancies, this sector has the highest proportion of hard to fulfill vacancies (77%). Most employers expect that the staffing problems are likely to persist in the coming years. Employers in Maritime Services, Ports and Watersports Industry appear to be less pessimistic on this. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land vii
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figure S.2 Proportion of hard to fulfill vacancies as related to total number of vacancies in 2003 en 2006 (%) Total Netherlands Marine Equipment Supply Watersports Industry Maritime Services Fishing Navy Ports Dredging Inland Shipping Offshore Ship building Shipping 0
10
20
30
40
50 2006
60
70
80
90
100
2003
According to many employers staffing problems are due to problems with the image of the sector. Next to that, according to them, there is also insufficient inflow and outflow of the vocational education and training at the intermediate and higher levels. Furthermore, many employers think that they can avoid serious staffing problems by making use of foreign workers. The sectors Shipping and Fishing also urge to government aid for solving their staffing problems. In this context one could think of favourable tax measures, recognition of foreign training diplomas and so forth. Education and training Besides recruitment of new staff also education and training are mentioned as important ways to improve the staffing of companies, for instance in order to promote career steps of current personnel. Growing need for multitasked and flexible personnel According to the employers multitasking and flexibility are the main trends affecting their qualification demands towards new personnel. Other important developments in this context refer to new technologies, internationalisation of activities and automation of the business organisation. Increased training of employees Compared to 2002 companies have invested substantially more in education and training of personnel in 2005. This is demonstrated by a higher worker participation rate in training as well as a higher training budget per staff member. In 2005 one out of every three staff employees has participated in a training course. Especially Dredging and Offshore had a high rate of training participation in 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------viii Š Stichting Nederland Maritiem Land
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figure S.3 Proportion of employees that participated in a job specific training course, in 2002 and 2005 (%) Total Netherlands Marine Equipment Supply Watersports Industry Maritime Services Fishing Navy Ports Dredging Inland Shipping Offshore Ship building Shipping 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Proportion of employees that participated in a job specific training course in 2002 Proportion of employees that participated in a job specific training course in 2005
In 2005, on average, the available training budget per employee amounted to 500 euros. Relatively high training budgets are found in the Navy and Dredging, whereas in Fishing and Watersports Industry training budgets seem to be relatively low. For Fishing this can be explained by the distressed circumstances of the sector. The Watersports Industry is a relatively young sector with a training structure which is still to be further developed. Figure S.4 Average training budget per employee, in 2002 and 2005 ( in euros) Marine Equipment Supply Watersports Industry Maritime Services Fishing Navy Ports Dredging Inland Shipping Offshore Ship building Shipping 0
100
200
300
400 2002
500
600
700
800
2005
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land ix
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Labour mobility Besides the volume of inflow and outflow of personnel, this study also paid attention to the origin of new personnel and the exit destination of employees leaving their jobs. This kind of information is relevant for the staffing strategies of the sectors. By doing so also the personnel relationships between the sectors can be illustrated. Inflow of new personnel Compared to the Dutch average the inflow of new personnel in 2005 in the maritime cluster has been relatively low, although comparable to the average inflow in the Dutch Industry. The high rate of inflow in Fishing is due to the relatively high labour turnover, whereas in the Watersports Industry the employment growth is the main driving force for this. For all sector in the maritime cluster it is observed that especially the labour mobility within the own sector has increased. Due to economic prosperity employees are more inclined to switch to another job. However, the origin of new personnel varies strongly between the sectors. In most sectors 60 to 80 percent of the new employees in their former job already were employed in the maritime cluster, so not being new in the cluster at all. This implies a considerable competition between companies for recruiting new personnel. So, it appears that many companies are poaching the same market. Shipping and fishing have a relatively high rate of outflow out of the sector. Compared to the Dutch average (19%) in 2005 the inflow of school leavers and graduates has been relatively low in Ports, whereas in Shipping (36%), Dredging (30%) and Navy (90%) the influx of graduates can be considered as high. Workforce turnover Most maritime sectors report a relatively low staff turnover compared to the Dutch average (10%), except Fishing (26%) due to reasons mentioned before. The workforce turnover is relatively low in Shipping, Offshore and Maritime Services (all 3%). Potentially, workforce turnover might mean a loss of competent employees. However, as noticed, many employees find another job within the sector in which they were already employed. The sector loosing most employees to other nonmaritime sectors is the Marine Equipment Supply. Almost one out of every 10 employees changing his job in this sector leaves the maritime cluster. This is probably due to the fact that this sector is closely related to other non-maritime industries with comparable qualification demands. Furthermore it appears that employees in Shipping are most loyal to the maritime cluster: three out of every four employees changing their job remains working in the maritime cluster. Intersectoral labour mobility There appears to be a substantial inflow and outflow of personnel between the maritime sectors. This especially applies to Shipping in which in 2005 a quarter of personnel leaving their job opted for a job in Maritime Services and another 15 percent for a job in the Ports sector.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------x Š Stichting Nederland Maritiem Land
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Also as regards the origin of new personnel mutual relationships between the maritime sectors can be demonstrated. Notably a quarter of newly hired personnel in Dredging and Ports had a former job in Shipping. This relationship can be explained by the affinity of maritime competences in the various maritime sectors. Especially affinity with sailing and the maritime world appear to be important competences, which are highly valued by employers. Although these findings may seem trivial, they are of major importance for recruiting and the training of new workers. Use of foreign labour Due to the international character of the maritime cluster the use of foreign employees is common in most sectors. However, because of staffing problems and the entry of new member states the use of foreign workers is a topical subject. Volume of foreign labour Foreign employees are mainly working in internationally operating sectors. In Dutch Shipping almost three quarters of the labour force is foreign. In Inland Shipping, Maritime Services and the Offshore one out of every four to five employees is foreign. Except for Inland Shipping, most foreign employees come from outside the European Union. In the Ports and Watersports Industry there are hardly any foreigners working. Figure S.5 Proportion of foreign employees per sector, 2006 (%) Marine Equipment Supply Watersports Industry Maritime Services Fishing Navy Ports Dredging Inland Shipping Offshore Ship building Shipping 0
10
20
Total number of foreigners, of which
30
40
50
Originating from EU
60
70
80
Originating from outside EU
Most of the foreigners working in Shipping are mates. The number of mates from outside the EU is approximately ten times higher than the number of Dutch and EU mates together. Among the captains 75 percent is still Dutch. Their number is however declining, whereas the number of captains from other EU countries is rising. Among the officers a similar trend is taking place. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land xi
Summary ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In Inland Shipping and the Offshore there is a trend towards more foreign EU employees. In Dredging there are about 2,700 sea fearers being employed on ships sailing under the Dutch flag. The vast majority of captains and officers has the Dutch nationality. Among the mates approximately 40 percent has the Dutch nationality. In almost all sectors the shortage of Dutch work force is the main reason for employers hiring foreign workers. Other reasons refer to financial motives (cheaper labour), work ethic of foreign workers, or commercial motives (better communication with foreign clients). A small proportion of employers is inclined to increase the number of foreign employees. This especially applies to employers in the Offshore, but also in Ship Building in which so far relatively a small number of foreigners is being employed. As noted, the recruitment of foreign workers was mentioned by employers as part of their strategies to avoid or reduce staffing problems of the companies. If the current staffing problems in the cluster persist, employers might be more inclined to explore this strategy.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------xii Š Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Samenvatting De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 geeft een schets van de arbeidsmarktontwikkelingen in de Nederlandse maritieme cluster. De Nederlandse maritieme cluster is een bundeling van elf sectoren, te weten Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Zeehavens, Marine, Visserij, Maritieme Dienstverlening, Watersportindustrie en de Maritieme Toeleveringsindustrie. De werkgelegenheidscijfers hebben betrekking op de situatie per 1 januari 2006. De actuele gegevens over vacatures en personeelsvoorziening zijn vastgesteld voor het tweede en derde kwartaal van 2006. De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt heeft tot doel: Inzicht geven in actuele kengetallen van de arbeidsmarkt in de sectoren van de maritieme cluster. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt signaleren en verklaren. Prognose geven van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in alle maritieme sectoren, in het bijzonder van de ontwikkeling van het aantal zeevarenden naar functie in de zeevaart, waterbouw en zeevisserij. De studie is uitgevoerd in opdracht van het Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart (DGTL) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, in samenwerking met Stichting Nederland Maritiem Land. Omvang en samenstelling werkgelegenheid De totale werkgelegenheid in de elf maritieme sectoren bedraagt circa 133.250 personen bij ongeveer 11.500 bedrijven. Ten opzichte van 2002 (135.600 werkzame personen) is de werkgelegenheid met ruim 2.000 personen afgenomen. In 1997 bedroeg de totale werkgelegenheid nog 141.100 personen. De daling van de werkgelegenheid in de cluster tussen 2002 en 2006 is vooral gevolg van de reorganisaties bij Defensie en de ontwikkelingen in zeevisserij. De overige sectoren in de cluster vertonen een stabiele tot licht groeiende werkgelegenheid. Verwachte ontwikkeling in werkgelegenheid De meeste sectoren verwachten de komende jaren een groei van de werkgelegenheid. In eerste instantie wordt getracht deze groei vooral op te vangen met ingehuurd personeel, behalve in de scheepsbouw en de maritieme toeleveringsindustrie. Alleen bij De marine (door de reorganisatie die op 1 januari 2007 eindigt) en in de visserij wordt een reductie van de werkgelegenheid verwacht. Tijdelijke arbeid In de maritieme cluster worden in vergelijking met het landelijk gemiddelde relatief vaak uitzendkrachten ingezet. Dit geldt in het bijzonder voor de zeevaart en in mindere mate voor de offshore, waterbouw, scheepsbouw en de binnenvaart, hoewel ook daar het aandeel uitzendkrachten ruim boven het landelijk gemiddelde ligt. In de -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land xiii
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
zeevaart, offshore en scheepsbouw is het aandeel uitzendkrachten ten opzichte van 2002 fors gestegen. Naast uitzendkrachten maken bedrijven ook gebruik van werknemers met een tijdelijk arbeidscontract om in hun behoefte aan flexibel personeel te voorzien. In de maritieme cluster maken vooral de zeevaart, offshore, binnenvaart en de maritieme dienstverlening relatief veel gebruik van tijdelijke arbeidskrachten. Terwijl het aandeel uitzendkrachten in de afgelopen jaren is toegenomen, is het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband, ten opzichte van 2002, vrijwel constant gebleven. Blijkbaar vangen werkgevers een toenemende vraag naar diensten of producten eerder op met uitzendkrachten dan met werknemers op een tijdelijk contract. Gevolgen van vergrijzing In de scheepbouw (47%) en de zeehavens (48%) zijn relatief veel oudere werknemers (boven de 45 jaar) werkzaam in vergelijking met het landelijk gemiddelde (34%). Echter, uitgaande van de huidige instroom- en uitstroomcijfers naar leeftijd, wordt voor de periode 2005 tot en met 2010 een verjonging van de sectoren geconstateerd. Het aandeel werknemers ouder dan 45 jaar neemt af van 36 procent in 2005 tot 33 procent in 2010, een daling van 3 procentpunt. Hier staat tegenover een toename van het aandeel werknemers jonger dan 25 jaar. Deze verschuiving in leeftijdsopbouw komt tot stand doordat oudere werknemers de sector verlaten, waarvoor jongere werknemers in de plaats komen. De verwachte uitbreidingsvraag legt daarnaast een extra druk op de instroom van jonge werknemers in de maritieme sector. Als gevolg van de verwachte groei van de cluster zal in de periode tot en met 2010 het totaal aantal werknemers extra toenemen met 10 procent. Uitgaande van de huidige in- en uitstroom in de sector betreft dit vooral jongeren. Bij de verwachte vervangings- en uitbreidingsvraag zal het aantal jonge werknemers toenemen met 50 procent. Mocht de uitstroom van jongeren uit de relevante opleidingen ontoereikend zijn om hieraan te voldoen dan is het denkbaar dat in de toekomst de bedrijven zich meer inspanningen moeten getroosten om oudere werknemers langer te behouden voor de sector, of te trachten meer oudere werknemers in dienst te nemen. Wanneer deze werknemers uit de maritieme cluster moeten komen, zal de onderlinge concurrentie aanzienlijk zijn. Tendens naar meer mbo- en hbo-personeel In de maritieme cluster werken relatief veel hoger opgeleiden in vergelijking met de werkzame beroepsbevolking in Nederland. Met name in de zeevaart, offshore, waterbouw, marine, maritieme dienstverlening en maritieme toeleveringsindustrie werken relatief veel arbeidskrachten met een hbo of universitaire achtergrond. In sommige sectoren lijkt zich een ontwikkeling in de vooropleiding van het personeel af te tekenen, hoewel voorzichtigheid in interpretatie van de gegevens op zijn plaats is. In de zeevaart blijkt een toename van het aandeel lager opgeleiden, waarschijnlijk als gevolg van de toename van het aantal gezellen (op cruiseschepen). In de scheepsbouw blijkt een afname van het aandeel werknemers met een (beroepsgerichte) mbo-opleiding en een toename van hoog opgeleiden. In de waterbouw lijkt er sprake te zijn van een stijging van het aandeel mbo-gediplomeerden en hoger opgeleiden. De maritieme dienstverlening en de watersport-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------xiv Š Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
industrie maken steeds meer gebruik van mbo-opgeleiden en minder van algemeen opgeleide werknemers (met vbo/mavo). Personeelsbehoefte en werving De vacaturegraad geeft het aantal vacatures weer per 100 arbeidsplaatsen. De vacaturegraad is daarmee een goede indicator voor de krapte op de arbeidsmarkt. Wanneer bedrijven relatief veel openstaande vacatures hebben, dan kan dit duiden op problemen in de personeelsvoorziening. Deze personeelskrapte kan leiden tot overbelasting van het huidige personeel of tot het niet kunnen voldoen aan de vraag naar producten of diensten. Veel vacatures moeilijk vervulbaar De vacaturegraad in de maritieme cluster is in vergelijking met 2003 toegenomen en ligt tussen de 3 en 9 procent (peilmoment 2e/3e kwartaal 2006). Landelijk ligt de vacaturegraad op 3 procent. Met name in de maritieme toeleveringsindustrie (9%), de scheepsbouw, offshore, binnenvaart en visserij (alle 6%) is de vacaturegraad hoog. De waterbouw heeft met 3 procent de laagste vacaturegraad, maar ook die is hoger dan in 2003. Figuur S.1 Vacaturegraad: aantal vacatures ten opzichte van werkgelegenheid in 2003 en 2006 (%) Totaal Nederland Maritieme toeleveringsindustrie Watersportindustrie Maritieme dienstverlening Visserij Marine Zeehavens Waterbouw Binnenvaart Offshore Scheepsbouw Zeevaart 0
1
2
3
4
5
Vacaturegraad 2006
6
7
8
9
10
Vacaturegraad 2003
Gemiddeld genomen is meer dan de helft van de vacatures in de maritieme cluster moeilijk vervulbaar (langer dan drie maanden openstaand). Dit beeld komt overeen met de meting in 2002. Landelijk gezien is ongeveer een op de vijf vacatures moeilijk vervulbaar. Het betreft veelal nautische (kapiteins, stuurlieden en officieren) of technische functies (engineers, werktuigbouwkundigen, monteurs). Hoewel de waterbouw een relatief lage vacaturegraad kent, kent deze sector wel het hoogste aandeel moeilijk vervulbare vacatures (77%). De meeste werkgevers verwachten dat de knelpunten in de personeelsvoorziening de komende jaren zullen aanhouden. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land xv
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitzondering hierop zijn de werkgevers in de maritieme dienstverlening, zeehavens en de watersport, die minder knelpunten verwachten. Figuur S.2 Aandeel moeilijk vervulbare vacatures op totaal aantal vacatures in 2003 en 2006 (%) Totaal Nederland Maritieme toeleveringsindustrie Watersportindustrie Maritieme dienstverlening Visserij Marine Zeehavens Waterbouw Binnenvaart Offshore Scheepsbouw Zeevaart 0
10
20
30
40
50 2006
60
70
80
90
100
2003
De knelpunten in de personeelsvoorziening zijn volgens veel werkgevers te herleiden tot een imagoprobleem. Daarnaast is er onvoldoende instroom in en doorstroom vanuit het middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs. Verder denken veel bedrijven met behulp van buitenlandse arbeidskrachten de knelpunten in de personeelsvoorziening te kunnen oplossen. In de zeevaart en de visserij wordt nadrukkelijk ook naar de overheid gekeken voor het oplossen van de tekorten aan personeel in de toekomst. Men kan daarbij denken aan gunstige belastingfaciliteiten, erkenning van buitenlandse vakdiploma’s en dergelijke. Opleiding en training Naast het werven van nieuw personeel worden ook opleiding en training als belangrijke instrumenten gezien voor kwaliteitsverbetering van de personeelsvoorziening, bijvoorbeeld door interne doorstroom van personeel te bevorderen. Meer behoefte aan multi-inzetbaar en flexibel personeel Multi-inzetbaarheid en flexibiliteit van personeel zijn volgens de werkgevers de belangrijkste ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen die aan het personeel worden gesteld. Andere belangrijke ontwikkelingen in dit verband zijn nieuwe technologieën, de internationalisering van de werkzaamheden en de automatisering van de bedrijfsprocessen. Meer scholing van werknemers In vergelijking met 2002 is door bedrijven in 2005 aanzienlijk meer geïnvesteerd in de scholing en opleiding van het personeel. Dit komt zowel tot uitdrukking in een toename van de scholingsdeelname als van de beschikbare scholingsbudgetten per -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------xvi © Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
werknemer. Een op de drie werknemers heeft in het afgelopen jaar een cursus gevolgd. Vooral in de technische sectoren waterbouw en offshore is in 2005 een hoge scholingsdeelname gerealiseerd. Figuur S.3 Aandeel werknemers dat aan scholing heeft deelgenomen, in 2002 en 2005 (%) Totaal Nederland Maritieme toeleveringsindustrie Watersportindustrie Maritieme dienstverlening Visserij Koninklijke Marine Zeehavens Waterbouw Binnenvaart Offshore Scheepsbouw Zeevaart 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Aandeel werknemers dat functiegerichte cursus volgde in 2002 Aandeel werknemers dat functiegerichte cursus volgde in 2005
Het gemiddeld scholingsbedrag per werknemer bedroeg in 2005 ongeveer 500 euro. Sectoren waar veel wordt geïnvesteerd zijn de marine en de waterbouw, terwijl er in de visserij en in de watersportindustrie relatief weinig wordt geïnvesteerd. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de visserij zich in een situatie van economische malaise bevindt; de watersportindustrie is nog een relatief jonge sector met een weinig ontwikkelde opleidingsstructuur.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land xvii
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figuur S.4 Gemiddeld scholingsbudget per werknemer, in 2002 en 2005 (in euro’s) Maritieme toeleveringsindustrie Watersportindustrie Maritieme dienstverlening Visserij Marine Zeehavens Waterbouw Binnenvaart Offshore Scheepsbouw Zeevaart 0
100
200
300
400 2002
500
600
700
800
2005
Arbeidsmobiliteit Naast de omvang van de in- en uitstroom van personeel, is in deze rapportage uitgebreid stilgestaan bij de herkomst van de instroom en de bestemming van de uitstroom van personeel. Deze informatie is belangrijk voor het wervingsbeleid van de sectoren. Ook kunnen uitspraken gedaan worden over de personele samenhang tussen de sectoren. Instroom van nieuw personeel De instroom van nieuw personeel in de maritieme cluster is relatief laag in vergelijking met het gemiddelde van Nederland, maar komt overeen met de gemiddelde instroom in de industrie. De binnenvaart, visserij en watersportindustrie hebben de hoogste instroom, overeenkomend met het landelijk gemiddelde. De hoge instroom voor de visserij hangt samen met een relatief hoog personeelsverloop in deze sector, terwijl voor de watersportindustrie juist de groei van de werkgelegenheid (uitbreidingsvraag) als belangrijkste oorzaak geldt. Voor alle sectoren in de maritieme cluster geldt dat vooral de arbeidsmobiliteit binnen de eigen sector is toegenomen. Door de aantrekkende economie zijn werknemers sneller geneigd van baan te veranderen. De herkomst van nieuw personeel verschilt echter sterk per sector. Het blijkt dat voor de meeste sectoren geldt dan 60 procent tot 80 procent van de nieuwe werknemers in de vorige baan ook al in de maritieme cluster werkzaam was. Behalve dat dit gegeven duidt op een hoge mate van arbeidsmobiliteit binnen de maritieme cluster als geheel, betekent dit dat er tussen de bedrijven uit de maritieme cluster veel concurrentie bestaat om personeel. Alle vissen in hoge mate uit dezelfde vijver. Sectoren die vooral instroom vanuit de eigen sector kennen zijn de zeevaart en de visserij. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------xviii Š Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het aandeel schoolverlaters onder de nieuwe werknemers is in enkele sectoren, en dan vooral in de zeehavens (2%), erg laag vergeleken met het landelijk gemiddelde (19%). De verschillen tussen de sectoren zijn echter groot. In de zeevaart (36%), de waterbouw (30%) en vooral bij de marine (90%) is de instroom van schoolverlaters juist relatief hoog. Personeelsverloop De meeste sectoren in de maritieme cluster hebben een lage uitstroom van personeel in vergelijking met andere sectoren in Nederland (gemiddeld 10 procent uitstroom). De visserij is hierop echter een uitzondering, met 26 procent uitstroom. De visserij wordt duidelijk geplaagd door de voor deze sector specifieke economische malaise. De sectoren met de minste uitstroom zijn de zeevaart, de offshore en de maritieme dienstverlening (in alle drie de gevallen 3%). Het grootste deel van het verlies aan werknemers per sector wordt veroorzaakt doordat werknemers in een andere maritieme sector een baan vinden. Voor de sector die de werknemer verliest, betekent dit een verlies aan kennis en kunde. Veel kennis blijft echter binnen de cluster bewaard, doordat werknemers in veel gevallen binnen de maritieme cluster hun carrière voortzetten. De sector die het meest werknemers aan niet maritieme sectoren verliest is de maritieme toeleveringsindustrie. Ongeveer een op de vier uitstromende werknemers vertrekt naar een niet-maritieme sector. Aangezien het gaat om een industriële sector, is het waarschijnlijk dat werknemers naar andere industrieën vertrekken waar vergelijkbare competenties gevraagd worden. Verder blijkt dat werknemers uit de zeevaart het meest trouw zijn aan de maritieme cluster: drie van de vier uitstromers gaat aan de slag bij een ander bedrijf binnen de maritieme cluster. Intersectorale arbeidsmobiliteit Wanneer, in navolging van het voorgaande, meer gedetailleerd gekeken wordt naar het personeelsverloop dan blijkt dat er tussen verschillende maritieme sectoren substantiële personeelsstromen bestaan. In het bijzonder geldt dit voor de zeevaart waar in 2005 een kwart van het personeel dat van werkgever veranderde voor een baan koos in de maritieme dienstverlening en 15 procent overstapte naar een werkgever in de zeehavens. Ook naar herkomst van nieuw personeel kan de wederzijdse afhankelijkheid van maritieme sectoren op het personele vlak worden aangetoond. Zo valt op dat ongeveer een kwart van het nieuw aangenomen personeel in de waterbouw en in de zeehavens afkomstig is uit de zeevaart. Deze arbeidsmobiliteit tussen de maritieme sectoren kan voor een deel worden verklaard uit de verwantschap in maritieme competenties die er tussen de maritieme sectoren bestaan. Hierbij gaat het vooral om de affiniteit met het varen en het hebben van inzicht in de maritieme wereld. Voor de maritieme cluster zelf lijken dit wellicht triviale uitkomsten, maar voor het werven en vooral ook inwerken van nieuw personeel zijn dit bijna noodzakelijke basiscompetenties.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land xix
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Buitenlandse arbeid Vanwege het internationale karakter van de cluster is de inschakeling van buitenlandse werknemers gebruikelijk in de sectoren. De personele knelpunten in sommige sectoren en de opening van de grenzen van nieuwe Europese lidstaten maakt de inzet van deze groep werknemers extra actueel. Omvang van de inzet Vooral in de internationaal opererende sectoren zijn buitenlanders werkzaam. In de zeevaart is bijna driekwart van de werknemers buitenlands. In de binnenvaart, de maritieme dienstverlening en de offshore is een op de vier à vijf werknemers buitenlands. Met uitzondering van de binnenvaart betreft het veelal personeel van buiten de EU. In de zeehavens en de watersportindustrie zijn nauwelijks buitenlandse werknemers werkzaam. Figuur S.5 Aandeel buitenlandse werknemers per sector, 2006 (%) Maritieme Toeleveringsindustrie Watersportindustrie Maritieme Dienstverlening Visserij Marine Zeehavens Waterbouw Binnenvaart Offshore Scheepsbouw Zeevaart 0
10
Aandeel buitenlanders, waarvan
20
30
40
afkomstig uit de EU
50
60
70
80
afkomstig van buiten de EU
In de zeevaart is het grootste deel van de buitenlandse arbeidskrachten gezel. Het aantal gezellen van buiten de EU is ongeveer tien keer zo groot als het aantal Nederlandse en EU-gezellen bij elkaar. Onder de kapiteins is nog steeds driekwart Nederlands. Hun aantal is echter wel dalende. Steeds meer kapiteins komen uit andere EU-landen. Onder de officieren vindt een vergelijkbare ontwikkeling plaats. In de binnenvaart en de offshore blijkt een groei van vooral werknemers uit de EU. In de waterbouw werken in totaal zo’n 2.700 zeevarenden op de schepen onder Nederlandse vlag. Van zowel de kapiteins als de officieren in de waterbouw heeft het overgrote deel de Nederlandse nationaliteit. Bij de gezellen heeft ongeveer 40 procent een niet-Nederlandse nationaliteit.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------xx © Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In vrijwel alle sectoren is de belangrijkste reden om buitenlandse arbeidskrachten in te zetten het gebrek aan aanbod van Nederlandse arbeidskrachten. Daarnaast worden andere redenen aangegeven, die per sector verschillen. Te denken valt aan de werkethiek van de buitenlandse werknemers, financiële redenen en commerciële reden (communicatie met buitenlandse klanten). Er bestaat onder bedrijven uit de maritieme cluster een (lichte) neiging om in de toekomst meer buitenlandse werknemers in dienst te nemen. Deze neiging is het sterkst aanwezig in de offshore, maar ook in de scheepsbouw, waar nu nog vrij weinig buitenlanders werkzaam zijn, verwacht bijna de helft van de werkgevers buitenlandse arbeidskrachten in dienst te gaan nemen. Zoals opgemerkt is de inschakeling van buitenlandse arbeidskrachten voor veel werkgevers onderdeel van hun strategie om personeelsproblemen te verminderen of te voorkomen. Wanneer de huidige personeelstekorten strcutureel van aard blijken, lijkt de kans reëel dat zij de mogelijkheden hiervan verder zullen verkennen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land xxi
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 geeft een schets van de arbeidsmarkt en de ontwikkelingen daarop in de maritieme cluster in Nederland in 2005 (peildatum 1 januari 2006). De monitor is uitgevoerd door ECORYS in opdracht van het Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart (DGTL) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, in samenwerking met Stichting Nederland Maritiem Land. De monitor heeft betrekking op de totale maritieme cluster, bestaande uit de sectoren Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Zeehavens, Defensie2 (commando zeestrijdkrachten en het marinebedrijf van de Defensie Materieel Organisatie), Visserij, Maritieme Dienstverlening, Watersportindustrie en de Maritieme Toeleveringsindustrie. De studie dient ter ondersteuning van het arbeidsmarktbeleid van het ministerie en dat van de sectoren. In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 is geconstateerd dat ondanks een groei in omzet en toegevoegde waarde, de werkgelegenheid in de maritieme cluster ten opzichte van 1997 was gedaald met 1,8 procent. Echter, vergrijzing van het personeel lag in de meeste maritieme sectoren op de loer. Ondanks de matige economische ontwikkelingen in die periode, bestond er in de maritieme sectoren nog steeds behoefte aan nieuw personeel, gedeeltelijk als uitbreiding van de werkgelegenheid, maar vooral als gevolg van personeelsverloop. Globaal genomen was de helft van alle vacatures in de maritieme cluster destijds moeilijk vervulbaar. Een belangrijke vraag van de voorliggende studie is in hoeverre deze problematiek voor de maritieme sectoren nog steeds actueel is. Deze vraag krijgt extra relevantie in het licht van de aantrekkende economie, en de daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar het toch al schaarse personeel. Om te kunnen anticiperen op actuele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat de maritieme sectoren gezamenlijk beschikken over adequate arbeidsmarktinformatie. Sinds de oprichting in 1997 heeft Nederland Maritiem Land belangstelling voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het belang van arbeid als productiefactor is door de sectororganisaties onderkend. De arbeidsmarkt is ook onderdeel van het Convenant en de Slotverklaring Maritieme Arbeidsmarkt en Nautisch Onderwijs. Met dit Convenant verplichtten de betrokken partijen (ministers van Verkeer en Waterstaat en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werkgeversen werknemersorganisaties, brancheorganisaties, nautische onderwijsinstellingen en Stichting Nederland Maritiem Land) zich tot een gezamenlijke inspanning voor het behoud van de maritieme werkgelegenheid en een kwaliteitsverbetering van het nautisch onderwijs. De voorliggende studie is het vervolg op de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 (2004) en de overzichtsstudie De arbeidsmarkt in de Nederlandse Maritieme cluster (2002), die beide door ECORYS-NEI in opdracht van Stichting Nederland Maritiem 2
Hiernaar wordt in dit rapport kortheidshalve verwezen als de marine -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 1
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Land zijn uitgevoerd. Door de resultaten van de verschillende rapporten naast elkaar te leggen, worden trends en ontwikkelingen zichtbaar gemaakt.
1.2
De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006
1.2.1 Doel van de monitor Met de ontwikkeling van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt worden de volgende doelen voor de maritieme cluster beoogd: Inzicht geven in actuele kengetallen van de arbeidsmarkt in de sectoren van de maritieme cluster. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt signaleren ten opzichte van eerdere metingen en hiervoor verklaringen geven. Prognose van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in alle maritieme sectoren, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van het aantal zeevarenden naar functie in de zeevaart, waterbouw en zeevisserij.
1.2.2 Onderzoeksvragen De bovenstaande doelstelling leidt tot de volgende onderzoeksvragen: Wat is kwantitatief en kwalitatief de omvang en de samenstelling van het huidige personeelsbestand? Wat is de omvang en de samenstelling van de werkgelegenheid onder zeevarenden die varen onder Nederlandse vlag? Welke ontwikkelingen (trends) in de werkgelegenheid hebben zich voorgedaan en wat zijn daarvoor de oorzaken? Hoe gaat de werkgelegenheid in de zeevaart, waterbouw en zeevisserij zich de komende jaren ontwikkelen? En in het bijzonder, wat is de ontwikkeling van het aantal zeevarenden naar functie? Welke problemen ondervinden de werkgevers in de sectoren bij het voorzien in de personeelsbehoefte (vacature en wervingsproblematiek)? Wat is de omvang en herkomst van nieuw aangenomen personeel (instroom)? Wat is de omvang en aard van de arbeidsmobiliteit (personeelsverloop) in de maritieme cluster en tussen de sectoren in het bijzonder? Wat is aard en omvang van de opleidingsbehoefte en -inspanningen van de werkgevers in de maritieme cluster? 1.2.3 Inhoud van de monitor De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 heeft betrekking op alle elf maritieme sectoren. In de arbeidsmarktmonitor zijn de volgende onderwerpen opgenomen: bestaande werkgelegenheid, onderscheiden naar relevante achtergrondkenmerken als leeftijd, opleidingsniveau, werkervaring et cetera; verwachte ontwikkeling in werkgelegenheid; vacature- en wervingsproblematiek; herkomst van nieuw personeel; personeelsverloop en uitstroombestemming; -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
opleiding en scholing; maritieme competenties. De inhoud van de monitor komt grotendeels overeen met de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003, en met eerdere arbeidsmarktonderzoeken die ECORYS in diverse maritieme sectoren heeft uitgevoerd. Daar waar mogelijk worden de uitkomsten uit de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 vergeleken met eerdere uitkomsten. Hiermee wordt een vervolg gegeven aan het monitoren van arbeidsmarktontwikkelingen, waar in 2003 begonnen is. De monitorvragenlijst bestaat uit: algemene vragen; sectorspecifieke vragen; eventueel aanvullende sectorspecifieke vragen. De algemene vragen van de monitor hebben betrekking op algemene kengetallen voor de arbeidsmarkt als de leeftijdsopbouw van het personeel, het opleidingsniveau, het aantal vacatures en moeilijk vervulbare vacatures. Sectorspecifiek zijn de vragen die betrekking hebben op verdeling van de werkgelegenheid en (moeilijk vervulbare) vacatures naar functies of een bepaalde indeling van bedrijven. Concreet betekent dit dat voor elke sector een specifieke vragenlijst is opgesteld die voor een deel bestaat uit algemene vragen (voor elke sector identiek) en voor een ander deel uit sectorspecifieke vragen. Hiermee is zowel tegemoet gekomen aan de wens van een integrale dataverzameling, leidend tot vergelijkbare uitkomsten, alsook de sectorspecifieke wens om over herkenbare gegevens (bijvoorbeeld betreffende de functieverdeling en de vacatures) voor de eigen sector te beschikken. Zowel het algemene deel als het sectorspecifieke element maken deel uit van de standaard arbeidsmarktmonitor waaraan elke sector heeft deelgenomen. Over deze standaard monitor wordt verslag gedaan in deze integrale rapportage waarin de afzonderlijke sectoren herkenbaar zullen zijn. Voor een aantal sectoren is additioneel een aantal sectorspecifieke vragen in de monitor opgenomen. Het gaat hierbij om vragen of thema’s waarvoor in de betreffende sectororganisatie een informatiebehoefte bestaat. Over deze vragen wordt aan de betreffende sectoren afzonderlijk gerapporteerd. 1.2.4 Aanvullend onderzoek naar buitenlandse werknemers In de studies De arbeidsmarkt in de Nederlandse Maritieme Cluster (ECORYS-NEI, 2002) en Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 (ECORYS-NEI, 2004) is geconstateerd dat flexibele arbeid (werknemers met tijdelijke contracten en uitzendkrachten) een relatief grote rol speelt in de maritieme cluster. Parallel aan deze ontwikkeling is de groeiende rol van buitenlandse werknemers. Zowel om strategische als tactische redenen kan het voor bedrijven aantrekkelijk of noodzakelijk zijn om buitenlands personeel te werven. Vaak worden zij op flexibele basis ingezet.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 3
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de twee bovengenoemde studies is reeds voor vier deelsectoren bij benadering aangeven hoeveel buitenlandse werknemers er zijn. Hieruit blijkt dat met name de zeevaart en, in mindere mate, de binnenvaart een sterk internationaal personeelsbestand hebben. Tegen de achtergrond van de toenemende globalisering, de (aanstaande) opening van de Nederlandse arbeidsmarkt voor de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en maatregelen als de “Versoepeling nationaliteitseis kapiteins op Nederlandse zeeschepen” 3, bestaat bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat de behoefte de rol van buitenlandse werknemers voor alle deelsectoren in kaart te brengen. In hoofdstuk 6 wordt hierop ingegaan. 1.2.5 Dataverzameling en respons De Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is tot stand gekomen door middel van: (i) consultering van de brancheorganisaties; (ii) een arbeidsmarktenquête onder bedrijven; (iii) validering van de uitkomsten Consultering van de branches In het voorjaar van 2006 zijn alle brancheorganisaties benaderd met het verzoek om medewerking te verlenen aan de arbeidsmarktmonitor. Tevens is toen geïnventariseerd met welke ontwikkelingen en relevante arbeidsmarktthema’s de sector wordt geconfronteerd. Waar mogelijk is in de vraagstelling in de enquête hierop ingespeeld. Enquête onder bedrijven De arbeidsmarktmonitor is steekproefsgewijs uitgevoerd door middel van een schriftelijke enquête onder een aantal bedrijven. De bedrijven die niet reageerden op de schriftelijke enquête zijn telefonisch benaderd met het verzoek de vragenlijst alsnog in te vullen. Van de bedrijven die geen schriftelijke vragenlijst hebben ingevuld zijn bij het telefonisch rappel in ieder geval de kengetallen omtrent werkgelegenheid en vacatures in kaart gebracht. De dataverzameling is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de brancheorganisaties. Met elke brancheorganisatie afzonderlijk zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de monitor en de rol van de brancheorganisatie daarin. De brancheorganisaties zijn betrokken geweest bij de aanlevering van adressenbestanden, verzending van enquêtes, opstellen van een begeleidende brief, rappelleren van bedrijven en validering van de uitkomsten (toets op herkenbaarheid). De verzending van enquêtes heeft plaatsgevonden in nauwe samenwerking met de brancheorganisaties van de maritieme sectoren. Een gedetailleerd overzicht van de dataverzameling is opgenomen in bijlage 1. De verzending en inzameling van de enquêtes heeft plaatsgevonden in de periode april-augustus 2006. De bepaling van werkgelegenheidscijfers, onderscheiden naar relevante achtergrondkenmerken als leeftijd en opleidingsniveau, en de gegevens omtrent scholing zijn gebaseerd op de stand van zaken per 31 december 2005. Informatie omtrent vacatures heeft betrekking op het moment van enquêtering. 3
Over deze maatregel wordt door ECORYS apart onderzoek verricht. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4 © Stichting Nederland Maritiem Land
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 1.1 geeft een overzicht van de respons onder de bedrijven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar: de respons in termen van het aantal/aandeel bedrijven dat de enquête heeft ingevuld; de respons in termen van het aandeel van de sectorale werkgelegenheid dat met de ingevulde enquêtes wordt gedekt. Beide geven een indicatie van de dekking en representativiteit van het onderzoek. Tabel 1.1 Responsoverzicht Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 Aantal benaderde
Respons onder bedrijven
bedrijven
Respons in percentage van werkgelegenheid
Aantal Zeevaart Scheepsbouw
Procentueel
130
48
37%
85%
90
60
66%
96%
Offshore
200
65
33%
73%
Binnenvaart
430
152
35%
22%
Waterbouw
111
47
42%
84%
Zeehavens
110
35
32%
19%
1
1
100%
100%
Marine Visserij
a)
460
80
17%
26%
Maritieme dienstverlening
350
96
27%
32%
Watersportindustrie
498
152
31%
14%
Maritieme toeleverings-
511
158
31%
73%
industrie
a) Het betreft hier de kottervisserij. De enquête is ook voorgelegd aan de vier trawlerbedrijven, die alle vier (een aantal) vragen hebben beantwoord. In het rapport zullen de antwoorden van de trawlerbedrijven apart van de kottervissers worden beschreven.
In alle sectoren is sprake van een goede respons, hetgeen duidt op een grote betrokkenheid van de sectoren en bedrijven bij dit arbeidsmarktonderzoek. Met de enquête wordt in het algemeen een aanzienlijk tot groot deel van de werkgelegenheid gedekt. Dit is in mindere mate het geval voor de binnenvaart, zeehavens, visserij en watersportindustrie. Uitgezonderd de zeehavens, zijn dit sectoren waar veel kleine tot zeer kleine bedrijven actief zijn, hetgeen de dataverzameling bemoeilijkt. Door de lage respons onder de zeehavenbedrijven in combinatie met de grote diversiteit van de ondernemingen in de sector, zijn vergelijkingen door de jaren heen lastig te maken. Eveneens moet opgemerkt worden dat in de offshore een andere, grotere groep bedrijven is benaderd in vergelijking met de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 20034, waardoor vergelijkingen met 2003 beperkt mogelijk zijn. De uitkomsten uit de enquête zijn via een wegingsprocedure representatief gemaakt voor de betreffende sectoren (zie bijlage 1 voor verantwoording). De uitkomsten in deze rapportage hebben dan ook een algemene geldigheid voor de onderzochte
4
In 2003 is ervoor gekozen om alleen de maritiem georiënteerde offshore bedrijven te benaderen. In de meting van 2006 is een steekproef getrokken onder alle offshore bedrijven. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 5
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
sectoren. Daar waar dit (op onderdelen) niet het geval is, wordt dit in de tekst of tabel expliciet vermeld.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de omvang, aard en samenstelling van de maritieme werkgelegenheid beschreven. Hierbij bestaat tevens aandacht voor flexibele arbeid, specifiek maritieme werkgelegenheid, leeftijdsopbouw van het personeelsbestand, opleidingsachtergrond en herkomst van het personeel. Afzonderlijk wordt aandacht besteed aan de instroom van buitenlands personeel. Tevens wordt aandacht geschonken aan de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid in de komende jaren. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omvang en aard van het personeelsverloop. Hierbij wordt aandacht besteed aan de uitstroombestemming van personeel, met name die naar de andere maritieme sectoren. In hoofdstuk 4 staat de personeelsvoorziening van de bedrijven centraal. Op basis van vacatures en moeilijk vervulbare vacatures worden de knelpunten in de personeelsvoorziening beschreven. Ook wordt ingegaan op oplossingsrichtingen voor deze knelpunten. Hoofdstuk 5 concentreert zich op opleiding en scholing. Bijzondere aandacht bestaat hierbij voor de organisatorische en technologische ontwikkelingen in de sectoren die de behoefte aan verdere kwalificatieontwikkeling in belangrijke mate bepalen. Voorts wordt aandacht besteed aan de scholingsdeelname van werknemers en de uitgaven die hiermee gemoeid zijn. In hoofdstuk 6 wordt uitgebreid ingegaan op de rol van buitenlandse werknemers in de maritieme sectoren. Elk hoofdstuk begint met een korte vergelijking van de belangrijkste uitkomsten voor de sectoren binnen de totale maritieme cluster. Daarna worden de uitkomsten per maritieme sector kort toegelicht. Hiermee wordt zowel recht gedaan aan de clustergedachte als aan de informatiebehoefte per sector. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting van de belangrijkste uitkomsten. Een uitgebreide managementsamenvatting is te vinden aan het begin van deze publicatie.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk staan de omvang en samenstelling van de werkgelegenheid in de maritieme cluster centraal. In paragraaf 2.2 wordt de omvang van de werkgelegenheid weergegeven. De werkgelegenheidscijfers zijn vastgesteld in nauw overleg met Policy Research Corporation dat vrijwel gelijktijdig met deze monitor een economische analyse van de sector heeft gemaakt.5 Paragraaf 2.3 beschrijft het type dienstverband van het personeel. Paragraaf 2.4 gaat in op de toekomstverwachting van de werkgelegenheid volgens de werkgevers in de maritieme cluster. Paragraaf 2.5 beschrijft voor elke maritieme sector de werkgelegenheid naar functiegroepen. Paragraaf 2.6 laat per sector zien welk deel van de werkgelegenheid betrekking heeft op maritieme activiteiten. Ten slotte wordt in paragraaf 2.7 ingegaan op de leeftijdsopbouw en de opleidingsachtergrond van de werknemers in de maritieme cluster. De belangrijkste uitkomsten worden in paragraaf 2.8 samengevat.
2.2
Omvang van de werkgelegenheid
Maritieme cluster totaal Binnen de maritieme cluster worden elf sectoren onderscheiden, te weten: Zeevaart Scheepsbouw Offshore Binnenvaart Waterbouw Zeehavens Marine Visserij Maritieme dienstverlening Watersportindustrie Maritieme toeleveringsindustrie De totale directe werkgelegenheid in de elf maritieme sectoren bedraagt circa 133.250 personen bij ongeveer 11.500 bedrijven (zie tabel 2.1). Ten opzichte van 2003 (135.600 werkzame personen) is de werkgelegenheid daarmee met ruim 2.000 personen afgenomen. Doordat de totale werkgelegenheid in Nederland in dezelfde periode is toegenomen, is het aandeel werkgelegenheid in de maritieme cluster ten opzichte van de totale werkgelegenheid in Nederland afgenomen tot 1,6 procent (was 1,9% in 2002).
5
H. Webers en Prof. dr. C. Peeters, De Nederlandse Maritieme Cluster, Monitor en Dynamiek, Policy Research Corporation, Nederland Maritiem Land, serie Nr. 24, 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 7
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Kijkend naar de afzonderlijke sectoren valt het volgende op: De sector zeehavens is met ruim 27 duizend werknemers de grootste sector in termen van werkgelegenheid in de maritieme cluster. Bijna één op de vijf werknemers in de maritieme cluster is werkzaam in de zeehavens. Andere grote werkgevers in de cluster zijn de zeevaart (22.000 personen), de offshore (bijna 19.000 personen) en de watersportindustrie (16.000 personen). De waterbouw en de visserij zijn in termen van werkgelegenheid de kleinste sectoren in de maritieme cluster. Hierbij moet opgemerkt worden dat het werkgelegenheidscijfer in de waterbouw alleen betrekking heeft op de werkgelegenheid in Nederland en onder Nederlanders in het buitenland. Een deel van de werkgelegenheid die de waterbouw creëert, wordt echter vervuld door buitenlandse werknemers in het buitenland. De scheepsbouw- en, in mindere mate, de zeehavensector zijn sectoren met relatief veel grote ondernemingen. In de binnenvaart en watersportindustrie zijn relatief veel kleine bedrijven actief. Tabel 2.1 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de maritieme cluster, per 31 december 2005
Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
a)
Werkzame personen in procenten van totale cluster
Gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf
c)
4,5
16
85
10.090
7,4
119
340
18.750
13,7
55
Binnenvaart
3.400
11.500
8,4
3
Waterbouw
275
5.100
3,7
19
Zeehavens
600
27.130
19,8
45
Marine
1
g)
10,5
14.500
Visserij
730
5.190
3,8
e)
690
9.550
6.9
14
4.250
16.040
11,7
4
750
13.140
9,6
18
f)
100,0
Zeevaart Scheepsbouw Offshore
Maritieme dienstverlening Watersportindustrie Maritieme toeleveringsindustrie Totaal
380
b)
11.500
22.068
14.500
133.250
a) b) c)
Het aantal werkzame personen betreft uitsluitend de directe werkgelegenheid. Het gaat hier om geregistreerde bedrijven in de zeevaart. Nederland telt momenteel ongeveer 230 reders. Het werkgelegenheidscijfer in de zeevaart is berekend op basis van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 (ECORYS) en heeft betrekking op zeevarenden met Nederlandse of buitenlandse nationaliteit én het walpersoneel. Voor de zeevaart is door Policy Research Corporation op basis van monsterrolgegevens het aantal zeevarenden bepaald op 6.140 Nederlandse zeevarenden (in 2002 was dit nog 6.470). Dit cijfer is aangehouden voor het berekenen van de totale werkgelegenheid in de cluster, het werkgelegenheidsaandeel van de zeevaart daarin en het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf. d) In de bepaling van het werkgelegenheidscijfer in de visserij is een deel van de handelsactiviteiten (van de bedrijven actief in de grote trawler en kottervisserij) meegenomen. e) Aangezien in de visserij de meeste personen werkzaam zijn via hun eigen maatschap (zzp’ers: zelfstandigen zonder personeel), is de berekening van een gemiddelde bedrijfsomvang hier niet aan de orde. f) Totaaltelling is gecorrigeerd voor dubbeltellingen (overgenomen uit Policy Research, 2006). g) Inclusief burgers en mariniers. Bron: Policy Research, 2006 (bewerking ECORYS).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------8 © Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In het vervolg van deze paragraaf wordt per sector nader ingegaan op de samenstelling van de werkgelegenheid.
Zeevaart De zeevaartsector bestaat uit alle in Nederland gevestigde ondernemingen waarvan de bedrijfsvoering bestaat uit het voor derden verrichten van vervoer met zeeschepen, inclusief zware lading- en zeesleepvaart, bevoorradings- en passagiersvaart ter zee en het verhuren of het voor derden beheren van zeeschepen inclusief bemanning. Het totale werkgelegenheidscijfer heeft betrekking op schepen onder Nederlandse vlag, dan wel schepen onder buitenlandse vlag maar in Nederlands eigendom of onder Nederlands beheer. De omvang van de Nederlandse vloot in verhouding tot de wereldvloot is gering en bedraagt bij benadering 1 procent. Binnen de EU neemt de Nederlandse scheepvaart wel een aansprekende positie in, met 11,5 procent van het aantal in EU-landen geregistreerde schepen.6 De wereldhandel over zee groeide de afgelopen jaren met gemiddeld twee tot drie procent per jaar. Ook de Nederlandse zeevaart heeft geprofiteerd van de groei, zij het dat de groei volgens de KVNR internationaal gezien is achtergebleven. Niet alleen de groei is achtergebleven, ook het aantal schepen onder Nederlandse vlag is de afgelopen jaren gestabiliseerd en mogelijk licht gekrompen7. Dit na een aantal jaren van stevige groei van de Nederlandse vloot, mede dankzij fiscaal concurrerende regelingen. Deze krimp wordt volgens de redersvereniging (KVNR) mede veroorzaakt doordat ons omringende landen het Nederlandse beleid hebben gekopieerd en op onderdelen hebben verbeterd8. Het is de verwachting dat de groei in de zeevaart zich de komende jaren zal doorzetten. De verwachte groei zal verschillen per branche. De meeste sectoren (ferry/cruise/ro-ro, chemicaliĂŤn en chemische producten en speciale vaart) zullen naar verwachting meegroeien met de toename van de wereldhandel en de containervaart groeit naar verwachting zelfs harder dan de gehele wereldzeehandel. De groei in de algemene vrachtvaart en de koel-/vriesvaart zal waarschijnlijk achterblijven in vergelijking met de wereldzeehandel9. Uit tabel 2.2 blijkt dat de totale werkgelegenheid in de zeevaart 22.068 werkzame personen bedraagt (inclusief buitenlandse zeevarenden en walpersoneel). Daarmee is de werkgelegenheid in de zeevaart ten opzichte van 1996 sterk gestegen (15.311). Dit is in belangrijke mate het gevolg van het nieuwe scheepvaartbeleid (geĂŻntroduceerd in 1996), waardoor het aantal reders (onder Nederlandse vlag of onder Nederlands beheer), het aantal schepen per rederij10 en (in de laatste jaren) het aantal opvarenden per schip zijn toegenomen. 6
KVNR, Strategienota 2004-2008, 2004. KVNR, De maritieme paradox, 2004. 8 KVNR, Visienota 2006-2016, 2006. 9 KVNR, Strategienota 2004-2008, 2004. 10 De totale Nederlandse zeevaartvloot bestaat in 2006 uit circa 750 schepen, in 1997 was dit 595. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 9 7
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De stijging van de werkgelegenheid doet zich vooral voor onder zeevarenden. De werkgelegenheid voor walpersoneel is nagenoeg gelijk gebleven in vergelijking met 2002. Tabel 2.2 Werkgelegenheid in de zeevaart per 31 december 1996, 1998, 2002, 2004 en 2005 Zeevarenden
Aantal werkzame personen
Walpersoneel
(incl. stagiairs)
1996
15.311
13.751
1.560
1998
17.732
16.164
1.568
2002
19.850
18.230
1.620
2004
21.419
20.008
1.483
2005
22.068
20.489
1.579
Bron: Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 en 2006, De maritieme arbeidsmarkt: vraag en aanbod van zeevaartkennis, NEI, 1997.
Een deel van de stijging in recente jaren kan worden verklaard door een uitbreiding van het aantal cruiseschepen onder Nederlandse vlag waarop, naast (Nederlandse) officieren, vooral veel buitenlandse gezellen werkzaam zijn. De groei van de werkgelegenheid inclusief de uitbreiding van het aantal cruiseschepen bedraagt in de periode 2002-2005 11 procent, terwijl de groei exclusief de uitbreiding van het aantal cruiseschepen in dezelfde periode 5 procent bedraagt11. De (directe) werkgelegenheid onder zeevarenden met een Nederlandse nationaliteit is tussen 2002 en 2005 licht afgenomen12 (zie tabel 2.3). In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de verdeling van zeevarenden naar functie en nationaliteit. Tabel 2.3 Aantal bedrijven en werkgelegenheid onder Nederlandse zeevarenden (op basis van monsterrolgegevens) in de zeevaart in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal Nederlandse zeevarenden
Nederlandse zeeva-
Gemiddeld aantal
renden in procenten
Nederlandse zeeva-
van totale cluster
renden per bedrijf
a)
1997
364
6.100
4,4
17
2002
400
6.470
4,8
16
2005
380
6.140
4,6
16
a) Het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf is exclusief buitenlandse arbeidskrachten. Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Vrouwen in de zeevaart Het aantal vrouwen in een zeevarende functie is zeer beperkt. Naar schatting werken er in totaal ongeveer 60 vrouwen in een zeevarende functie, het overgrote deel als officier (77%). Het aantal vrouwelijke kapiteins is nagenoeg nihil. Ter vergelijking: in Nederland is ongeveer 44 procent van de beroepsbevolking vrouw. Het lage aantal 11
Dit blijkt uit een nadere analyse van de enquêtegegevens van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 en de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006. 12 De werkgelegenheid betreft hier het aantal Nederlandse zeevarenden in de Zeevaart op basis van monsterrolgegevens. De werkgelegenheid op basis van monsterrolgegevens betreft alle Nederlandse zeevarenden op schepen onder Nederlandse vlag die in een bepaalde periode aangemonsterd zijn geweest. Dit aantal is inclusief stagairs, maar exclusief walpersoneel. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------10 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
vrouwen in de zeevaart kan deels worden verklaard door de al jarenlange lage interesse van vrouwen in technische opleidingen en beroepen. Van de instroom aan technische mbo-opleidingen is 13% vrouw, voor technische hbo-opleidingen ligt dit percentage op bijna 17%.13 Scheepsbouw De scheepsbouwsector behelst de nieuwbouw van grote zeeschepen, reparatie van grote zeeschepen, de conversie van schepen, de nieuwbouw en reparatie van overig zeegaand materieel, nieuwbouw en reparatie van binnenschepen, nieuwbouw van grote jachten (>24 meter) en de nieuwbouw en reparatie van marineschepen. Nederland is op de mondiale markt met een aandeel van zo’n 2 procent een relatief kleine speler. In Europa bezet Nederland wat betreft marktaandeel momenteel de derde plaats, achter Duitsland en Italië. De scheepsbouw is een sector die traditioneel sterk verankerd is in de Nederlandse economie. De afgelopen decennia is de scheepsbouw sterk geïnternationaliseerd, waardoor een deel van de activiteiten naar het buitenland is verplaatst. De scheepsbouw is daardoor een mondiale speler geworden met vestigingen in onder meer Duitsland, Polen, Tsjechië, Roemenië, Oekraïne, Singapore en China. VNSI geeft aan dat in totaal zo'n 10.000 mensen in Nederland en naar schatting 8.000 mensen voor Nederlandse werven in het buitenland werken. De Aziatische werven zijn nu al enige jaren de dominante spelers in de markt. Momenteel gaat het wereldwijd gezien goed met de scheepsbouw. Ook met de Nederlandse scheepsbouw. Hiervoor zijn diverse redenen aan te wijzen. Enerzijds is er een enorme vraag naar schepen, die vooral kunnen worden ingezet op de transport-as China/Verre Oosten – Europa. Er is zoveel vraag dat de relatief goedkope scheepswerven in het Verre Oosten hun orderboeken vol hebben tot ver in 2009. Hiervan profiteren de werven in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië, Polen, Roemenië en Slovenië14. Anderzijds is er bij de Nederlandse scheepsbouwers een rationalisatieslag geweest. Delen van de productie worden uitbesteed, waarbij samengewerkt wordt met buitenlandse (goedkopere) werven voor cascobouw. Bovendien blijkt uit internationaal onderzoek dat de Nederlandse werven zeer goed scoren op het gebied van flexibiliteit, innovatie en technologie15. Daarnaast is er ook sprake van specialisatie. De Nederlandse werven zijn met name sterk op enkele 'niche'-markten, namelijk kustvaart, binnenvaart, patrouilleschepen, bagger- en werkschepen en megajachten. Deze ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de bedrijven in de scheepsbouw het jaar 2005 hebben afgesloten met een recordomzet. Ook zijn de orderportefeuilles voor de komende jaren goed gevuld. Ondanks de opleving in de scheepsbouw is de werkgelegenheid in Nederland de afgelopen jaren licht afgenomen (zie tabel 2.4). Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat de werven de in de economisch slechtere jaren ontstane overcapaciteit 13
ROA/Platform Bèta Techniek, De kenniseconomie: liggen we op koers? Samenvatting technomonitor 2006. November 2006. 14 ABN, Sectorrapportage scheepsbouw, 2004. 15 VNSI, Jaarverslag 2005, 2006 en Dutch Leadership 2015, the power to lead, 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 11
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
kunnen benutten. Hierdoor wordt de toename in de wereldvraag niet vertaald in een groter beroep op de arbeidsmarkt. Anderzijds hebben de Nederlandse scheepsbouwers als gevolg van de samenwerking met buitenlandse (goedkopere) werven voor cascobouw te maken met andere, minder arbeidsintensieve werkzaamheden. Tabel 2.4 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de scheepsbouw in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
101
10.700
7,7
106
2002
90
10.270
7,4
114
2005
85
10.090
7,4
119
Bron: Policy Research, 1997, 2003, 2006.
Offshore De offshore bestaat uit alle ondernemingen met activiteiten voor de exploratie en winning van de in de zee, op de zeebodem en in de ondergrond aanwezige natuurlijke rijkdommen, bestaande uit mineralen en andere niet-levende rijkdommen. Het gaat hierbij zowel om de activiteiten op zee als de activiteiten aan land. Nederland heeft een vooraanstaande positie in de wereldwijde offshore industrie. Na de Verenigde Staten, Japan en de grote Europese landen is Nederland een van de belangrijkere spelers op de wereld-offshoremarkt. Door de afnemende activiteiten op het Nederlands continentaal plat en de Noordzee in zijn algemeenheid blijft de groei van de Nederlandse offshore industrie achter bij de gemiddelde groei van de maritieme cluster. Ook blijft de offshore achter bij de wereldwijde groei. Dit kan verklaard worden door het feit dat de bedrijven in de Nederlandse offshore vooral gericht zijn geweest op de afnemende Noordzee thuismarkt en minder op diep water projecten. De vooruitzichten voor de Nederlandse offshore zijn redelijk gunstig. Enerzijds is door de hoge olieprijs van de laatste jaren de gaswinning op de Noordzee aantrekkelijker16. Anderzijds verleggen de Nederlandse offshore bedrijven hun activiteiten naar nieuwe markten. Zo blijkt er vanaf midden jaren negentig een toenemend aantal ‘ultradiepwater’ projecten (ten minste 3.000 meter) te zijn. Deze projecten vinden hoofdzakelijk buiten de Noordzee plaats17. Ten slotte is de bouw van offshore windturbineparken een nieuwe ontwikkeling binnen de offshore industrie. In 2005 is begonnen met de bouw van het eerste Nederlandse windmolenpark op zee, het offshore windpark Egmond aan Zee met 36 molens. Aangezien de Nederlandse overheid streeft naar een bijdrage van 10 procent duurzame energie van de totale energiebehoefte, kan de bouw en het exploiteren van offshore windturbineparken een belangrijke activiteit op de Noordzee worden.
16
CPB, Gas exploration and production at the Dutch Continental Shelf: an assessment of the Depreciation at Will, 2004. 17 Prof.dr.ir. J.H. Vugts, Innovatie in de offshore industrie, 2003. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12 © Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ten opzichte van de eerdere metingen in 1997 en 2002 is de omvang van de werkgelegenheid in de offshore licht afgenomen (met 3% sinds 1997). Het aantal bedrijven is in diezelfde periode nagenoeg gelijk gebleven. Ook het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf is gelijk gebleven (zie tabel 2.5). Tabel 2.5 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de offshore in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
343
19.300
13,8
56
2002
340
19.080
13,7
56
2005
340
18.750
13,7
55
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Binnenvaart De sector binnenvaart omvat de exploitatie van binnenschepen. Hieronder valt onder andere het vervoer van goederen met binnenschepen, de verhuur van binnenschepen met bemanning, het voor derden beheren van binnenschepen, de hijs-, sleep- en duwdiensten en de passagiersvaart. Nederland beschikt over een uitgebreid hoofdvaarwegennet dat de belangrijkste economische kerngebieden, het onderliggend vaarwegennet en het Trans-Europese vaarwegennet met elkaar verbindt. De binnenvaartsector neemt in Nederland ruim 40 procent van het vervoer van goederen voor haar rekening (in tonkilometers). Dit komt neer op een jaarlijks aandeel van circa 300 miljoen ton. Ook vervoert de binnenvaart meer dan eenderde van de gevaarlijke stoffen.18 Nederland heeft ongeveer de helft van alle schepen in de EU. De Nederlandse binnenvaartschepen hebben in Europa op deelmarkten als de containervaart en de petrochemie een marktaandeel van gemiddeld 50 procent of meer19. De (inter)nationale binnenvaart is volop in beweging. De laatste 25 jaar is de WestEuropese binnenvaartvloot drastisch veranderd. Het aantal schepen is sterk afgenomen, van 23.000 naar 11.000 schepen. Dit is een vermindering van ruim 50 procent. Echter het gemiddelde laadvermogen van een schip is met 66 procent gestegen. De Nederlandse schepen zijn gemiddeld qua grootte verdubbeld in tonnage20. Door deze ontwikkeling neemt het aantal bedrijven met werknemers toe. Toch blijft de binnenvaart een sector met veel gezinsbedrijven. Het goederenvervoer in Europa is in de afgelopen 30 jaar meer dan verdubbeld en de verwachting voor de komende jaren is dat deze groei zich zal voortzetten. Vooral de containerbinnenvaart heeft zich in de afgelopen jaren sterk en succesvol ontwikkeld als een modaliteit die onmisbaar is voor het containervervoer van en naar het achterland. Het containervervoer over de binnenwateren zal naar verwachting in 2020 zo'n 6 miljoen teu zijn, een verdubbeling ten opzichte van de huidige situatie. Zelfs een groei naar 7,5 miljoen teu in 2020 wordt door de brancheorganisatie CBRB 18
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Nota mobiliteit, 2004. www.cbrb.nl. 20 Rabobank, Sectorverkenning containerbinnenvaart, 2004. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 13 19
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
niet uitgesloten. Uitgaande van het scenario European Coordination 2020 van het Centraal Planbureau neemt het vervoerde volume in het bulktransport tot 2020 met ruim 40 procent toe, wat neerkomt op bijna 2 procent per jaar21. Niet voor alle deelmarkten zijn de vooruitzichten positief. Er is een reëel gevaar dat de continuïteit in het zand- en grindvervoer op termijn gevaar loopt. De belangrijkste oorzaak is dat er bijna het hele jaar door overcapaciteit van schepen bestaat. Hierdoor worden de schippers gedwongen lage tarieven te hanteren. Ook in de tankvaart is er sprake van overcapaciteit. Er wordt vaak onder de kostprijs gevaren. En door de stijging van de brandstofprijzen zijn veel ondernemers in de rode cijfers terechtgekomen. Omdat de markt de komende jaren naar verwachting krimpt, is herstel van het prijsniveau in de genoemde deelmarkten niet te verwachten22. Uit tabel 2.6 blijkt dat het aantal bedrijven ten opzichte van 2002 verder is afgenomen tot 3.400 (-3%). De werkgelegenheid in de binnenvaart is daarentegen ongeveer gelijk gebleven (11.500 personen). Dit beeld komt overeen met de eerder gesignaleerde trend tot schaalvergroting. Door het grote aantal kleinere ondernemingen in de sector, is het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf nog steeds laag (3). Tabel 2.6 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de binnenvaart in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
4.110
13.300
9,5
3
2002
3.510
11.600
8,3
3
2005
3.400
11.500
8,4
3
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Waterbouw De waterbouwsector is de verzameling van bedrijven die actief zijn in bagger- kusten oeverwerken of aanverwante activiteiten in de natte waterbouw. De sector is onder te verdelen naar aannemers en nautische dienstverleners. De aannemers houden zich hoofdzakelijk bezig met activiteiten als baggeren en kust- en oeverwerken. Het dienstverlenende deel van de sector bestaat uit beunschepen (voornamelijk zandvervoer) en sleep- en duwboten (voornamelijk het uitvoeren van peilingen en survey-opdrachten, het vervoer van werknemers naar baggerschepen en sleep- en duwtaken voor baggerprojecten). In de waterbouwsector zijn nationale en regionale overheden de belangrijkste opdrachtgevers. In Nederland moet men daarbij denken aan Rijkswaterstaat, waterschappen, havenbedrijven, provincies en gemeenten. De ontwikkelingen op de binnenlandse markt worden dan ook voornamelijk bepaald door de budgetten van deze partijen. In het Infrastructuurfonds 2006 worden de middelen verantwoord die het rijk voor de periode tot en met 2010 beschikbaar heeft voor de aanleg en het 21
CBRB, Toekomstperspectief containerbinnenvaart, 2003. CBRB, 2006. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------14 © Stichting Nederland Maritiem Land 22
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
onderhoud van infrastructuur. Dit fonds laat voldoende mogelijkheden zien voor de Nederlandse waterbouw. Internationaal gezien is Nederland één van de belangrijkste spelers op de markt. Met name de grote spelers (Boskalis Westminster en Van Oord) halen een groot deel van hun opdrachten uit het buitenland. Hieronder zijn enkele megaprojecten, zoals in de Verenigde Arabische Emiraten (Dubai), Qatar en Singapore. De verwachting is dat er ook de komende jaren internationaal voldoende opdrachten zijn. Deze verwachting is alleen al gebaseerd op de wereldwijde groei van het vervoer van containers over water. Veel havens, zoals de Bremerhaven en Wilhelmshaven breiden hun capaciteiten uit voor containeroverslag, wat waarschijnlijk veel werk oplevert voor de waterbouw. De eerder gemaakte opmerking bij de binnenvaart over de slechte ontwikkeling in de markt voor het zand- en grindvervoer, zijn ook voor de waterbouwsector van belang. Het zandvervoer is voor de dienstverleners in de waterbouwsector die werken met beunschepen een kernactiviteit. Deze activiteit staat onder druk doordat gedurende bijna het hele jaar overcapaciteit van schepen bestaat. Schippers worden hierdoor gedwongen lage tarieven te hanteren. In Nederland zijn er 275 ondernemingen in de waterbouw actief (zie tabel 2.7). Deze ondernemingen bieden werk aan ongeveer 5.000 personen. De werkgelegenheid in de waterbouw is de afgelopen jaren nagenoeg gelijk gebleven23. Het aantal ondernemingen is in de laatste jaren wel teruggelopen. Dit heeft vooral te maken met een aantal grote fusies in de afgelopen jaren. Hierdoor is ook het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf toegenomen van 17 in 2000 tot 19 in 2005. Tabel 2.7 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de waterbouw in 2000, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
2000
296
5.000
3,6
17
2002
290
5.170
3,7
18
2005
275
5.100
3,7
19
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Zeehavens De zeehavens zijn van groot belang voor de Nederlandse economie; ze staan garant voor € 12,8 miljard directe toegevoegde waarde aan het BNP en € 9,3 miljard indirecte toegevoegde waarde24. Alleen de Rotterdamse havenregio heeft al een bijdrage van 8 procent aan de Nederlandse economie25.
23
De werkgelegenheidscijfers voor de waterbouw hebben alleen betrekking op het personeel dat werkzaam is in een waterbouwtechnische functie. Voorts gaat het om personeel dat zowel in Nederland werkt als in het buitenland, maar op voorwaarde dat zij werken op projecten die vanuit Nederland aangestuurd worden. De medewerkers die in zelfstandige buitenlandse vestigingen werkzaam zijn, zijn niet meegeteld. 24 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2 november 2004. 25 CBS, Conjunctuurbericht woensdag 29 juni 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 15
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De zeehavensector is gedefinieerd als het geheel van economische activiteiten gericht op de fysieke afhandeling van maritieme lading. Daaronder vallen alle kadegebonden activiteiten alsmede activiteiten van cargadoors en expediteurs (exclusief het achterlandvervoer), loodswezen, vastmakers en het havenbeheer. Industriële productie gelegen in de zeehavens alsook wegvervoer, spoorvervoer, luchtvervoer en waardetoevoeging aan de goederen elders in Nederland maken geen deel uit van de maritieme zeehavensector. De twee belangrijkste zeehavens in Nederland zijn Rotterdam en Amsterdam. De afgelopen jaren kenmerken zich door een sterke groei van de internationale handel. Als gevolg van die sterke groei is de overslag in de Rotterdamse haven tussen 2003 en 2005 met gemiddeld zo’n 6 procent gestegen, tot 370 miljoen ton in 200526. Internationaal gezien heeft Rotterdam haar marktaandeel daarmee weten te stabiliseren. Het grootste deel van de overslag wordt gerealiseerd in aardolie en aardolieproducten (39%), de belangrijkste groei komt echter van de containeroverslag. Door sterk te zijn in containeroverslag profiteert Rotterdam van de groeiende wereldhandel, vooral van de handel met China. Ramingen van eind 2004 geven aan dat voor de Rotterdamse haven de groei van de goederenstromen tot 2009 3,2 procent per jaar zal bedragen. Geraamd wordt dat tot 2009 60 procent van de groei van de overslag in de haven voor rekening van het containervervoer zal komen27. De komende jaren zullen de zeehavens bij hun uitbreidingen steeds meer te maken krijgen met de beperkingen die hun omgeving en de maatschappij daar aan stelt. In dit kader spelen de aanleg van de Tweede Maasvlakte in Rotterdam en de sluis in Amsterdam een belangrijke rol. De aanleg van de Tweede Maasvlakte moet starten in januari 2008 en het eerste schip moet in 2013 aan de kade liggen. De Tweede Maasvlakte moet een verdrievoudiging van de containeroverslag mogelijk maken. Ook de Amsterdamse haven heeft de afgelopen jaren goede resultaten geboekt. De totale overslag bedroeg zo’n 75 miljoen ton in 2005, een groei van 2,3 procent, het jaar daarvoor. In 2004 werd zelfs een groei van 12,7 procent geboekt.28 De Zeeuwse havens Vlissingen en Terneuzen zijn samen goed voor ongeveer 30 miljoen ton, in Delfzijl en de Eemshaven werd bij elkaar ongeveer 7 miljoen ton overgeslagen. Uit tabel 2.8 blijkt dat zeehavens met ruim 27 duizend werknemers de grootste werkgever in de maritieme cluster zijn en dit aandeel is als gevolg van de groei van de wereldhandel verder toegenomen (van 19,1% in 2001 tot 19,8% in 2005). Hierbij zorgen de havens van Rotterdam en Amsterdam voor het grootste deel van de werkgelegenheid. Aangezien het aantal ondernemingen in de havens is afgenomen en de werkgelegenheid is toegenomen, stijgt het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf (van 42 personen per bedrijf in 2001 tot 45 personen in 2005). Met name de werkgelegenheid bij de cargadoors, stuwadoors en expediteurs is toegenomen.
26
Havenbedrijf Rotterdam, Jaarverslag 2005. Havenbedrijf Rotterdam, Bedrijfsplan HbR 2006-2010 Klant in beeld, land in zicht, en CBS, Conjunctuurbericht woensdag 29 juni 2005. 28 Haven Amsterdam, Jaarverslag 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------16 © Stichting Nederland Maritiem Land 27
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.8 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de zeehavens in 2001, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen in
Gemiddeld aantal
procenten van totale
werkzame personen
cluster
per bedrijf
2001
639
26.600
19,1
42
2002
620
26.750
19,2
43
2005
600
27.130
19,8
45
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Marine In dit onderzoek wordt ook naar de werkgelegenheid bij het ministerie van Defensie gekeken, voor zover het maritieme georiënteerde werkzaamheden betreft, in het bijzonder het Commando Zeestrijdkrachten en het marinebedrijf van de Defensie Materieel Organisatie (DMO), tezamen voorheen de Koninklijke Marine. Hieraan wordt in deze studie gerefereerd als de marine. De zeestrijdkrachten is een militaire organisatie die opereert op het water met oppervlakte schepen, onder water met onderzeeboten en boven water met helikopters en vliegtuigen. Daarnaast is het Korps Mariniers actief op de grens van land en water. De vloot is gevestigd in Den Helder, waar het grootste deel van het personeel gevestigd is. De politiek heeft als gevolg van veranderende taken in de afgelopen jaren besloten tot een herziening van de krijgsmacht. De aandacht verschuift van gevechtstaken in militaire zin naar het deelnemen aan de bestrijding van ernstige vormen van grensoverschrijdende criminaliteit, humanitaire operaties en andere taken in een omgeving van andere dan militaire dreiging. Als gevolg hiervan zijn er twee herstructureringsprogramma’s ingezet: Operatie Samson: het aanpassen van de defensieorganisatie aan wat in de maatschappij als het totaal product van defensie ervaren wordt. Een voorbeeld is het samenvoegen van de afzonderlijke directies materieel tot één gezamenlijke directie (DMO). Integratie Defensie Plan: de diensten van defensie zien als totaalproduct in plaats van driedeling water, land, lucht. De veranderende rol van Defensie, en in het bijzonder de zeestrijdkrachten, van grote conflicten naar transporten (expeditionair vermogen), heeft gevolgen voor de te gebruiken scheepstypen en uitrusting. Hierdoor is enerzijds minder personeel nodig en anderzijds heeft het personeel ander competenties nodig29. De werkgelegenheid bij de marine is sinds 2001 gedaald van 18.000 naar 14.500 werknemers (zie tabel 2.9). Hiermee is de marine nog wel de grootste individuele werkgever in de Nederlandse maritieme cluster.
29
Brink, van den M e.a., Visie op de toekomstige oppervlakte vloot van de Koninklijke Marine, CCSS, 2004. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 17
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.9 Aantal bedrijven en werkgelegenheid bij de marine in 2001, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
2001
1
18.000
12,9
18.000
2002
1
16.110
11,5
16.110
2005
1
14.500
10,5
14.500
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Visserij De visserij richt zich op de productie, in het bijzonder de vangst van vis en het oogsten van schelpdieren. De sector bestaat voornamelijk uit kottervissers en een klein aantal trawlerrederijen. Met uitzondering van de rederijen zijn er in de visserijsector met name maatschappen, dat wil zeggen dat de meeste werkzame personen in de kottervisserij een positie als zzp’er hebben (zelfstandige zonder personeel). De visserijsector heeft het tij tegen, dit ondanks de toename van de visconsumptie en stijging van de verkoopprijzen30. De sector wordt geconfronteerd met een aantal ontwikkelingen die de bedrijvigheid negatief beïnvloeden. Ten eerste zijn er ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, zoals vangstbeperkingen, beperken van de effecten op niet-doelsoorten, voedselveiligheid, et cetera. Een belangrijk thema in het overheidsbeleid van de laatste jaren voor de visserij is de eis dat de sector duurzaam moet zijn. In dat licht zijn er per 2005 geen vergunningen voor de kokkelvisserij in de Waddenzee meer uitgegeven. Deze vorm van visserij is daarom inmiddels uit de Waddenzee verdwenen. De mosselvisserij daarentegen heeft wel voldoende toekomst. Ten tweede worden de visserijen geconfronteerd met de hoge brandstofprijzen, die gezien de beperkte marges in de visserij relatief zwaar drukken op de winst. Ten slotte wordt bij ruimtegebrek op het land steeds meer naar de zee gekeken (windmolenparken, Maasvlakte 2, mariene natuurreservaten). Hierdoor verliest de visserij een deel van zijn visgronden31.. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de afgelopen jaren het aantal bedrijven afgenomen, van bijna 800 in 2001 naar 730 in 2005 (zie tabel 2.10). Ook het aantal werkzame personen is afgenomen en wel met 8 procent in vergelijking met 2001. Naast een afname van het aantal bedrijven en werknemers, lijkt er ook sprake te zijn van schaalvergroting. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de kottervisserij (afname van 20%). De deelsectoren binnen de visserij waar de vooruitzichten minder slecht zijn, zijn de trawlervisserij (grotere schepen die in verre, buiten-Europese wateren vissen) en de mosselvisserij. Ook in deze sectoren is de werkgelegenheid afgenomen, zij het minder sterk (respectievelijk 4 en 5%). 30
Toekomstverkenning Productschap Vis, november 2005. Jaarverslag Productschap Vis 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------18 Š Stichting Nederland Maritiem Land 31
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.10 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de visserij in 2001, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
2001
795
5.670
4,1
a)
2002
795
5.650
4,1
a)
2005
730
5.190
3,8
a)
a)
Het gemiddeld aantal werknemers bij de vier trawlerbedrijven bedraagt 150, voor de zzp'ers is een gemiddeld aantal werknemers per bedrijf niet aan de orde. Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Maritieme dienstverlening De sector maritieme dienstverlening omvat de ondernemingen (of herkenbare onderdelen ervan) die aan maritieme kernsectoren niet-havengebonden diensten leveren, waarbij specifieke kennis van de maritieme sector nodig is. Het betreft voornamelijk dienstverlening ten behoeve van het gebruik van schepen. De maritieme dienstverlening is een sector met een grote diversiteit. Bedrijven uit deze sector zijn onder andere bergingsbedrijven, duikbedrijven, verzekeringsagenten, scheepsfinanciers, scheepsmakelaars, et cetera. Onder de maritieme dienstverlening vallen ook de kennisinstituten zoals Marin, TNO en de TU Delft. Een duidelijke ontwikkeling in de sector is dat traditionele indelingen steeds meer beginnen te vervagen. Dat wil zeggen dat steeds meer bedrijven in de sector zich naast hun (oorspronkelijke) kernactiviteiten steeds meer gaan toeleggen op andere dienstverlenende activiteiten32. In de maritieme dienstverlening zijn ongeveer 9.500 persoenen werkzaam in bijna 700 ondernemingen. Zowel het aantal bedrijven als de omvang van de werkgelegenheid in de maritieme dienstverlening is sinds 2002 nagenoeg gelijk gebleven. Tabel 2.11 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de maritieme dienstverlening in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
728
9.100
6,5
13
2002
700
9.560
6,8
14
2005
690
9.550
6.9
14
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
Watersportindustrie De watersportindustrie heeft betrekking op de bouw en het gebruik van jachten en de pleziervaart. Hieronder vallen de jachtbouw, de groothandel, de detailhandel, de jachthavengerelateerde dienstverlening, de scheepsgerelateerde dienstverlening en de recreatiegerelateerde dienstverlening. 32
NDC / NADO, 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 19
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ondanks de matige economische conjunctuur van de afgelopen jaren is het aantal bedrijven in de watersport toegenomen, met 250 in de periode 2002 tot en met 2005 (zie tabel 2.12). Deze groei van de watersportindustrie heeft vooral te maken met de toename van de hoeveelheid vrije tijd enerzijds en de stijging van de aantrekkelijkheid van de watersport als vrijetijdsbesteding anderzijds. Inmiddels doet ongeveer de helft van de Nederlanders boven de 16 jaar minstens 1 keer per jaar aan waterrecreatie. Ook de werkgelegenheid is verder toegenomen, van 15.310 in 2002 tot 16.040 in 2005. Met name in de (kleine) jachtbouw is de werkgelegenheid toegenomen. Opgemerkt moet worden dat de brancheorganisaties HISWA en NJI (Nederlandse jachtbouwindustrie) de groei in de branche niet herkennen. Door de internationalisering, die eerder ook al voor de scheepsbouw is geconstateerd (zie paragraaf 2.2), bestaat hier de indruk dat activiteiten, met name in de bouw van stalen schepen, naar het buitenland zijn verplaatst en er dus juist geen groei van het aantal bedrijven heeft plaatsgevonden. Tabel 2.12 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de watersportindustrie in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
3.851
11.200
8,0
3
2002
4.000
15.310
9,5
4
2005
4.250
16.040
11,7
4
Bron: Policy Research, 1999, 2003,2006.
Maritieme toeleveringsindustrie De maritieme toeleveringsindustrie bestaat uit bedrijven die aan de maritieme cluster ofwel eindproducten, halffabrikaten, subsystemen en productiemiddelen leveren, dan wel de reparatie en service van de eindproducten verzorgen. In de gevallen waarbij deze bedrijven naast de maritieme activiteiten ook nog andere industriÍle activiteiten ontplooien, wordt de werkgelegenheid die het gevolg is van de maritieme activiteiten meegeteld. De Nederlandse maritieme toeleveringsindustrie wordt gedomineerd door het midden- en kleinbedrijf met een sterke positie in bepaalde segmenten, zoals bagger, kustvaart, binnenvaart en jachtbouw. Wat betreft hun werkzaamheden zijn deze bedrijven vooral sterk in complexe technische installaties en een aantal andere specialisaties en niche specifieke applicaties. De maritieme toeleveringsindustrie is sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de andere deelsectoren in de maritieme cluster, met name van de scheepsbouw, maar ook van de zeevaart, binnenvaart en visserij. Zo spelen de maritieme toeleveranciers een belangrijke rol in de scheepsbouw; een groot deel van het werk dat vroeger binnenshuis op de werf werd gedaan hebben zij overgenomen. Nederlandse maritieme toeleveranciers zijn niet alleen in de Nederlandse markt actief. De wereldmarkt voor scheepsbouw wordt gedomineerd door Aziatische -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------20 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
landen, met name Korea, China, Japan en Vietnam. De gemiddelde exportquote van de maritieme toeleveranciers ligt anno 2006 tussen de 50 en 60 procent. Aangezien de internationale scheepsbouwsector goede economische vooruitzichten heeft, zijn de verwachtingen voor de maritieme toeleveringsindustrie ook gunstig. De groei van de wereldvloot heeft ook positieve gevolgen voor de reparatie- en onderhoudsmarkt. De conversie- en upgrademarkten vormen een klein potentieel voor de toeleveranciers; hier wordt een dalende trend voorzien. In de maritieme toeleveringsindustrie zijn 750 bedrijven actief die aan meer dan 13.000 mensen werk bieden. Zowel het aantal bedrijven als de werkgelegenheid is in de periode 2002 tot en met 2005 stabiel gebleven. Tabel 2.13 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de maritieme toeleveringsindustrie in 1997, 2002 en 2005 Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
Werkzame personen
Gemiddeld aantal
in procenten van
werkzame personen
totale cluster
per bedrijf
1997
622
12.300
8,8
20
2002
750
13.190
9,5
18
2005
750
13.140
9,6
18
Bron: Policy Research, 1999, 2003, 2006.
2.3
Toekomstverwachting werkgelegenheid
In deze paragraaf wordt ingegaan op de toekomstverwachting van de werkgelegenheid. Getracht wordt inzicht te krijgen in de toekomstige personeelsbehoefte. Hierbij wordt allereerst ingegaan op de uitbreidingsvraag. Hierbij wordt een beeld geschetst van ontwikkeling van de totale werkgelegenheid volgens de werkgevers. Vervolgens wordt ingegaan op de vervangingsvraag. Concreet speelt hierbij de vraag hoeveel personen die momenteel werkzaam zijn in de maritieme cluster, in 2007, 2008 en 2010 nog steeds werkzaam zijn in de cluster.
2.3.1 Uitbreidingsvraag In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is aan de werkgevers gevraagd naar hun inschatting van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de komende jaren (2007, 2008 en 2010). Deze vraag moet een inschatting geven van de ontwikkeling van de uitbreidingsvraag. Hierbij is onderscheid gemaakt naar ontwikkeling van het aantal werknemers in eigen dienst en naar de ontwikkeling van het aantal ingehuurde arbeidskrachten. Uit tabel 2.14 en tabel 2.15 blijkt dat: Over het geheel genomen wordt in de meeste sectoren een groei van de werkgelegenheid verwacht, zowel voor de werknemers in eigen dienst als voor het ingehuurd personeel. Wanneer de verwachte ontwikkeling van het aantal -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 21
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
werknemers in eigen dienst als een min of meer robuuste indicator van de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling wordt opgevat, dan zijn vooral de bedrijven in de zeevaart, scheepsbouw, zeehavens, watersportindustrie en maritieme dienstverlening optimistisch gestemd. Doorgaans overstijgt de groei van het ingehuurd personeel de groei van de werknemers in eigen dienst. Zoals opgemerkt geldt dit vooral de offshore en de waterbouw waar de groei van de werkgelegenheid primair wordt opgevangen met een ruimere inzet van uitzendkrachten. In tegenstelling tot de meeste sectoren wordt bij de marine en in de visserij een reductie van de werkgelegenheid verwacht. De reorganisatie bij Defensie moet op 1 januari 2007 afgerond zijn. Bij de scheepsbouw en de maritieme toeleveringsindustrie verwachten de werkgevers de komende jaren minder ingehuurd personeel in te zetten. Wat betreft de scheepsbouw is dit in overeenstemming met de eerder gesignaleerde overcapaciteit.
Maritieme toeleve-
Watersportindustrie
94
101
108
82
95
101
105
107
2008
111
110
102
102
102
112
82
77
105
109
112
2010
113
115
104
109
103
119
81
75
111
118
121
ringsindustrie
Zeehavens
101
Maritieme
Waterbouw
103
Visserij
Offshore
108
Marine
Scheepsbouw
2007
Binnenvaart
Zeevaart
dienstverlening
Tabel 2.14 Ingeschatte ontwikkeling van het aantal werknemers in eigen dienst voor 2007, 2008 en 2010, volgens de werkgevers in de maritieme sectoren, (indexcijfers, 2006=100)
113
2008
107
83
122
99
123
104
100
2010
116
81
160
107
133
129
100
a)
toeleveringsindustrie
Maritieme
Watersportindustrie
dienstverlening
100
85
Maritieme
Marine
100
103
Visserij
Zeehavens
115
2007
a)
99
Waterbouw
Binnenvaart
Offshore
Scheepsbouw
Zeevaart
Tabel 2.15 Ingeschatte ontwikkeling van het aantal ingehuurde arbeidskrachten voor 2007, 2008 en 2010, volgens de werkgevers in de maritieme sectoren, (indexcijfers, 2006=100)
106
112
92
a)
113
119
89
a)
127
145
83
Te weinig ingehuurd personeel om een ontwikkeling te kunnen aangeven.
Voor de zeevaart is de ontwikkeling van de werkgelegenheid uitgesplitst naar functie. Hierbij is alleen gekeken naar de verwachte personeelsbehoefte in 2008. In 2008 hebben de rederijen naar eigen verwachting behoefte aan 9 procent meer kapiteins, 4 procent meer officieren en 13 procent meer gezellen dan nu in dienst zijn. Concreet betekent dit dat er behoefte is aan ongeveer 100 kapiteins, 180 officieren en 1.800 gezellen in de komende twee jaren (tot 2008). Deze aantallen zijn exclusief de vervangingsvraag. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------22 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.3.2 Vervangingsvraag In de vorige paragraaf is de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de maritieme cluster bekeken ten gevolge van de groei van de sectoren, de uitbreidingsvraag. Daarnaast heeft de cluster te maken met het normale verloop van personeel, als gevolg van mobiliteit van medewerkers binnen en buiten de sector en van pensionering. Dit wordt de vervangingsvraag genoemd. De uitstroom van werknemers uit de maritieme cluster zal in de komende jaren toenemen als gevolg van de vergrijzing in de sectoren. Bij een verwachte positieve vervangingsvraag zal in ieder geval aan de ontstane vervangingsvraag moeten worden voldaan om het werkgelegenheidsniveau op peil houden. Hiertoe zullen nieuwe werknemers moeten worden aangetrokken. De gemiddelde leeftijd van de groep die instroomt is echter verschillend van de groep die uitstroomt. De instroom van nieuw personeel is in het algemeen beduidend jonger dan de uitstroom. Hierdoor zal de samenstelling van het personeelsbestand in de maritieme sector veranderen. Dit wordt geĂŻllustreerd in tabel 2.16.
Maritieme Dienstverlening
Watersportindustrie
14
3
6
20
9
8
10
6
8
66
50
61
46
52
52
55
55
66
55
45 jaar en ouder (in %)
30
47
29
36
36
48
28
39
37
35
28
36
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Jonger dan 25 (in %)
7
11
6
17
5
7
23
12
9
12
8
10
25 tot 45 jaar (in %)
65
47
67
53
64
47
56
56
56
57
68
57
45 jaar en ouder (in %)
27
42
27
30
31
45
21
32
35
31
24
33
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Werknemers x 1.000
15,4
9,4
13,9
9,3
4,7
26,3
9,9
5,2
7,1
14,1
12,2 127,5
Totaal
Koninklijke Marine
5
44
Visserij
Zeehavens
9
64
Waterbouw
Binnenvaart
6
25 tot 45 jaar (in %)
Scheepsbouw
Jonger dan 25 (in %)
Zeevaart
Offshore
Maritieme Toeleveringsindustrie
Tabel 2.16 Effect vervangingsvraag op leeftijdsverdeling vast personeel maritieme sector, 2005 en 2010
2005
totaal 2010
Tabel 2.16 toont de ontwikkeling van de samenstelling van het personeelsbestand naar leeftijd in 2005 en 2010, waarbij alleen rekening gehouden wordt met de invloed van de vervangingsvraag op het personeelbestand. Dit betekent dat de totale omvang van het personeelsbestand gelijk blijft. Dit is te zien in de onderste rij van de tabel.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 23
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitgaande van de huidige instroom- en uitstroomcijfers naar leeftijd voor de periode 2005 tot en met 2010 wordt een verjonging van de sector geconstateerd.33 Het aandeel werknemers ouder dan 45 jaar neemt af van 36 procent in 2005 tot 33 procent in 2010, een daling van 3 procentpunt. Hier staat tegenover een toename van het aandeel werknemers jonger dan 25 jaar, van 8 procent in 2005 tot 10 procent in 2010 en een toename onder de 25 tot 45 jarigen van 55 naar 57 procent.
Totaal
Maritieme Toeleveringsindustrie
Watersportindustrie
Maritieme Dienstverlening
Visserij
Marine
Zeehavens
Waterbouw
Binnenvaart
Offshore
Zeevaart
Scheepsbouw
Tabel 2.17 Groei van personeel naar leeftijdscategorie (in %), 2005 tot en met 2010
Vervangingsvraag Totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Jonger dan 25
22
38
14
23
200
19
15
20
0
21
29
24
25 tot 45 jaar
2
7
1
6
3
3
8
7
3
4
2
4
45 jaar en ouder
-9
-11
-8
-18
-12
-6
-25
-15
-4
-12
-12
-11
Totaal
14
15
4
10
4
19
-19
-25
10
18
21
10
Jonger dan 25
89
63
43
31
0
131
-30
-80
50
71
157
50
Uitbreidingsvraag
25 tot 45 jaar
12
20
3
11
3
24
-20
-26
10
18
19
11
45 jaar en ouder
2
2
0
-3
0
1
-11
-15
0
2
0
-1
Vervangingsvraag + uitbreidingsvraag Totaal
14
15
4
10
4
19
-19
-25
10
18
21
10
Jonger dan 25
111
100
57
54
200
150
-15
-60
50
93
186
74
25 tot 45 jaar
14
27
4
17
7
27
-12
-19
13
22
21
14
45 jaar en ouder
-7
-9
-8
-21
-12
-5
-36
-30
-4
-10
-12
-11
Er kan nu bekeken worden wat dit betekent voor de toename van het aantal werknemers binnen een leeftijdsgroep in de periode 2005 tot en met 2010. Dit geeft inzicht in de omvang van de instroom in de komende jaren. Met betrekking tot de vervangingsvraag zal het aantal jonge werknemers toenemen met 24 procent, terwijl het aantal oudere werknemers zal afnemen met 11 procent. Per saldo neemt dan het totaal aantal werknemers niet toe. De extreme groei van het aandeel jongeren in de waterbouw (200%) is een gevolg van het feit dat in deze sector op dit moment weinig jongeren onder de 25 jaar werkzaam zijn (volgens opgave van de werkgevers) De verwachte uitbreidingsvraag legt een extra druk op de instroom van jonge werknemers in de maritieme cluster. Als gevolg van de verwachte uitbreidingsvraag zal het totaal aantal werknemers extra toenemen met 10 procent (zie tweede blok tabel 2.17). Uit de tabel blijkt verder dat dit vooral jongeren betreft. Het aandeel 33
Zie bijlage 2 voor een toelichting op de gehanteerde rekenmethode -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------24 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
ouderen daalt met 1 procent. Dit laatste wordt veroorzaakt door de verwachte afname van personeel bij de marine. Bij de verwachte uitbreidingsvraag zal het aantal jonge werknemers toenemen met 50 procent. Ten opzichte van de vervangingsvraag moeten dus nog eens twee keer zoveel jongeren instromen. Omdat veel van de jonge instroom afkomstig is uit de opleidingen, zou het interessant zijn om de verwachte groei van de werkgelegenheid te confronteren met de uitstroom van jongeren uit de opleidingen. Dit geeft een inzicht in mogelijke discrepanties tussen vraag en aanbod die in de nabije toekomst kunnen gaan optreden. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat de verwachte groei van de werkgelegenheid het saldo betreft van in- en uitstroom van jonge werknemers. De werkelijke instroom ligt derhalve nog hoger. Mocht de uitstroom van jongeren van de opleidingen ontoereikend zijn om te voldoen aan de verwachte groei van de werkgelegenheid dan is het denkbaar dat in de toekomst het beleid zich er meer op zal moeten richten oudere werknemers langer te behouden voor de sector, of te trachten meer oudere werknemers in dienst te gaan nemen. Wanneer deze werknemers uit de andere sectoren van de maritieme cluster moeten komen, zal de onderlinge concurrentie aanzienlijk zijn.
2.4
Tijdelijke arbeid
Veranderingen in externe omstandigheden kunnen leiden tot een variĂŤrende optimale personeelsbezetting. Organisaties spelen hierop in door flexibele arbeid in te zetten. Dit kan intern (bijvoorbeeld door het aanwezige personeel over te laten werken) of extern (door gebruik te maken van uitzendkrachten of door het inzetten van mensen met een tijdelijk contract). In deze paragraaf wordt voornamelijk naar de inschakeling van uitzendkrachten en personeel met een tijdelijk arbeidscontract gekeken. In Nederland maakt ongeveer eenderde van de organisaties gebruik van uitzendkrachten. Ongeveer 6 procent van de totale arbeid wordt door uitzendkrachten verricht34. De totale inzet van uitzendkrachten is toegenomen van 4 procent in 2002 naar 6 procent in 2006. In de maritieme cluster worden in vergelijking met het landelijk gemiddelde relatief vaak uitzendkrachten ingezet. Uit tabel 2.18 blijkt het volgende: Met name in de zeevaart, offshore en in mindere mate in de waterbouw, de scheepsbouw en de zee- en binnenvaart worden veel ingehuurde arbeidskrachten ingezet. Dit beeld komt overeen met het beeld van de eerdere arbeidsmarktmonitor 2003. In de visserij worden in vergelijking met het landelijk gemiddelde relatief weinig uitzendkrachten ingezet. Meer dan de helft van de werkgevers in Nederland heeft werknemers met een tijdelijk arbeidscontract in dienst. Het percentage tijdelijke werknemers is tussen 2000 en 2003 gestegen van 8 naar 10 procent van het personeelsbestand. 34
CBS, 2006. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 25
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de maritieme cluster wordt in de helft van de sectoren relatief veel gebruik gemaakt van tijdelijke dienstverbanden (zie tabel 2.18), te weten de zeevaart, offshore, binnenvaart en de maritieme dienstverlening. Ook bij de marine zijn tijdelijke contracten standaard, met name om jongeren aan hun opleiding te laten beginnen. Voor militairen geldt dat zij als BBT-er aangenomen worden. In de bedrijven in de zeehavens, de scheepsbouw, de waterbouw en de maritieme toeleveringsindustrie wordt relatief weinig gebruik gemaakt van tijdelijke dienstverbanden.
Eigen personeel
b)
Eigen personeel in vaste dienst
4
11
8
Totaalb)
-
Transportb)
Visserij
7
toeleveringsindustrie
Marinea)
21
Maritieme
Zeehavens
17
Watersportindustrie
Waterbouw
27
dienstverlening
Binnenvaart
19
Maritieme
Offshore
71
Nederland
7
3
6
29
81
73
83
79
93
100
96
89
92
93
97
94
70
93
74
81
93
97
68
100
74
88
93
86
90
30
7
26
19
7
3
32
-
26
12
7
14
10
c)
Eigen personeel in tijdelijke dienst
a) b) c)
Scheepsbouw
Ingehuurd b)
Zeevaart
Tabel 2.18 Aard van het dienstverband in 2006 (percentages)
c)
Inclusief burgers. Bron voor Transport en Nederland: Bron: Statline, CBS, 2005. Bron voor Transport en Nederland: Bron: Trendrapport: vraag naar arbeid 2005, OSA, 2005.
In het vervolg van deze paragraaf wordt per maritieme sector de ontwikkeling weergegeven van het aandeel tijdelijke arbeidskrachten en ingehuurd personeel. Zeevaart In de zeevaart wordt relatief veel gebruik gemaakt van flexibele arbeid (zie tabel 2.19). Ongeveer 70 procent van de ingezette arbeidskrachten is ingehuurd. Ook het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband is in vergelijking met het landelijk gemiddelde hoog (respectievelijk 30% om 10%). Sinds 1997 is de inzet van flexibele arbeid aanzienlijk toegenomen, vooral als gevolg van de toename van het aantal gezellen. Uit tabel 2.19a blijkt dat vooral gezellen vaak ingehuurd worden. De kapiteins zijn veelal in eigen dienst bij de reder. Tabel 2.19 Aard van het dienstverband in de zeevaart 1997, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst 9
a)
28
72
2002
61
39
74
26
2006
71
29
70
30
a)
91
a)
1997
Uitsluitend zeevarenden: ontleend aan KVNR, De beleving van het maritiem beroep, 2000.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------26 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.19a Aard van het dienstverband in de zeevaart naar functie in 2006 (percentages) Ingehuurd
Kapiteins
21
Eigen dienst
79
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
a)
a)
Officieren
44
56
a)
a)
Gezellen
74
26
a)
a)
a)
Geen gegevens.
Scheepsbouw Eind 2005 werd 19 procent van alle arbeidskrachten in de scheepsbouw ingehuurd (zie tabel 2.20). Het aandeel ingehuurde krachten is gestegen ten opzichte van 2002 (6%) en bevindt zich weer op het niveau van 1997 toen 14 procent van het personeel werd ingehuurd via uitzend- en detacheringsbureaus. De sterke toename van het aantal ingehuurde arbeidskrachten is het resultaat van het herstel van de sector. Hierbij zal naast een volledige bezetting van de eigen personeelscapaciteit, zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van uitzend- en detacheringsconstructies. Het aandeel werknemers met een tijdelijk arbeidscontract is licht afgenomen ten opzichte van 2002, namelijk van 9 naar 7 procent. Tabel 2.20 Aard van het dienstverband in de scheepsbouw in 1997, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
1997
14
86
96
4
2002
6
94
91
9
2006
19
81
93
7
Offshore Net zoals bij de vorige metingen in 2001 en 2002 blijkt dat in de offshore veel gebruik gemaakt wordt van flexibele arbeid (zie tabel 2.21). Dit is vooral een gevolg van het sterk projectgebonden karakter van veel bedrijfsactiviteiten. Zowel het aandeel ingehuurd personeel (27%) als het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband (26%) is hoger dan het landelijk gemiddelde. Wel is het aandeel ingehuurd personeel afgenomen. Daarentegen is het aandeel werknemers met een tijdelijk contact toegenomen. Tabel 2.21 Aard van het dienstverband in de offshore in 2001, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
2001
31
69
84
16
2002
45
55
83
17
2006
27
73
74
26
Binnenvaart Ook in de binnenvaart maakt men, in overeenstemming met de landelijke tendens, steeds vaker gebruik van flexibele arbeid (zie tabel 2.22). Het gaat dan met name om een toename van het ingehuurd personeel. Waar in 2000 nog 8 procent van het totaal aantal werkzame personen was ingehuurd, blijkt in 2006 dit aandeel toegenomen tot -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 27
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
17 procent. Overigens maakt men in de binnenvaart nog altijd minder dan in de andere ‘varende’ sectoren (zeevaart, offshore en waterbouw) gebruik van ingehuurd personeel. Ongeveer één op de vijf werknemers in de binnenvaart heeft een tijdelijk dienstverband. Tabel 2.22 Aard van het dienstverband in de binnenvaart in 2000, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
8
92
70
2002
14
86
84
16
2006
17
83
81
19
a)
30
a)
2000
Inclusief uitzendkrachten (3%) en werknemers zonder contract (6%).
Met betrekking tot de inzet van flexibele arbeid in de binnenvaart moet worden opgemerkt dat veel bedrijven in de binnenvaart nog steeds geen personeel hebben. Het gaat hier om eenmanszaken met in veel gevallen meewerkende gezinsleden. Waterbouw In tegenstelling tot meeste andere sectoren en de landelijke trend neemt het aandeel flexibele arbeid in de waterbouw af (zie tabel 2.23). Het aandeel ingehuurd personeel ligt nog wel hoger dan het landelijk gemiddelde, namelijk 21 procent om 6 procent. Het aandeel werknemers met een tijdelijk contact ligt lager dan het landelijk gemiddelde, 7 procent om 10 procent. Deze ontwikkeling heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de tegenvallende economische conjunctuur in de waterbouw in de afgelopen jaren. In slechtere tijden maken bedrijven immers minder gebruik van flexibele arbeid. Tabel 2.23 Aard van het dienstverband (waterbouwtechnisch personeel) in de waterbouw, 2000, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
2000
a)
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
24
76
82
18
2002
22
78
91
9
2006
21
79
93
7
Zeehavens Uit tabel 2.24 blijkt dat in de zeehavens in 2006 ongeveer net zoveel flexibele arbeid ingezet wordt als in 2001. In de zeehavens wordt ongeveer net zoveel ingehuurd personeel ingezet (7%) als in de watersportindustrie en de maritieme toeleveringsindustrie. Het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband is laag, zowel in vergelijking met de andere maritieme sectoren als in vergelijking met het landelijk gemiddelde.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------28 © Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.24 Aard van het dienstverband in de zeehavens, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
2001
8
92
95
5
2002
17
83
83
17
2006
7
93
97
3
Marine De marine heeft nauwelijks ingehuurde werknemers (zie tabel 2.25). Van alle werknemers in eigen dienst heeft bijna eenderde een tijdelijk dienstverband. Het hoge aandeel tijdelijke contracten wordt verklaard door het feit dat veel jongeren tijdens hun opleiding een tijdelijk dienstverband hebben. Het aandeel tijdelijke dienstverbanden is afgenomen ten opzichte van 2002 (van 38 naar 32%), maar is nog altijd hoger dan in 2001 (23%). Opgemerkt moet worden dat deze gegevens uitsluitend betrekking hebben op het maritieme personeel, dus exclusief burgerpersoneel. Tabel 2.25 Aard van het dienstverband bij de marine, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
2001
a)
100
77
23
2002
a)
100
62
38
2006
a)
100
68
32
a)
Minder dan een half procent.
Visserij In de visserij bestaan veel maatschappen. Elke maat brengt zijn arbeidskracht in als kapitaal in de maatschap, waarna de opbrengsten verdeeld worden over de leden van de maatschap. Het gaat in de visserij, en vooral in de kottervisserij, dan ook met name om zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Dit verklaart het hoge aandeel personeelsleden in eigen dienst (zie tabel 2.26), die bovendien een vast dienstverband hebben (met zichzelf). Slechts een klein deel van alle werknemers is ingehuurd (4% in 2006). Dit aandeel is in vergelijking met 2002 licht gestegen. Tabel 2.26 Aard van het dienstverband in de visserij, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
2001
5
95
100
-
2002
3
97
100
-
2006
4
96
100
-
In tegenstelling tot de kottervissers maken de trawlerbedrijven wel relatief vaak gebruik van ingehuurd personeel, namelijk 26 procent. Het betreft hier meestal de gezellen. Kapiteins en stuurlieden worden nauwelijks ingehuurd.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 29
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Maritieme dienstverlening Uit tabel 2.27 blijkt dat in de maritieme dienstverlening in 2006 ongeveer ĂŠĂŠn op de tien werknemers werd ingehuurd. Dit aandeel ligt lager dan in de varende sectoren, maar is wel hoger dan het landelijk gemiddelde. In de maritieme dienstverlening is men sinds 1997 (steeds) meer gebruik gaan maken van flexibele arbeid. Dit geldt voor zowel ingehuurde krachten (11% in 2006 om 3% in 1997) als voor het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband (26% in 2006 om 15% in 2002). Net zoals in de meeste maritieme sectoren is er dus ook in de maritieme dienstverlening sprake van een flexibiliseringstendens. Tabel 2.27 Aard van het dienstverband in de maritieme dienstverlening, 1997, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
1997
3
Eigen dienst
97
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
a)
a)
2002
7
93
85
15
2006
11
89
74
26
a)
Geen gegevens.
Watersportindustrie In de watersportindustrie wordt relatief weinig gebruik gemaakt van flexibele arbeid (zie tabel 2.28). Toch wordt ook in de watersport nog altijd vaker flexibele arbeid ingezet dan landelijk. In tegenstelling tot de landelijke trend is het aandeel flexibele arbeid niet toegenomen, maar blijft dit nagenoeg gelijk in vergelijking met 2002. Naar de toekomst toe wordt wel een toename van ingehuurd personeel verwacht: een stijging van bijna 50 procent in 2010 ten opzichte van 2006 (zie tabel 2.15). Tabel 2.28 Aard van het dienstverband (watersporttechnisch personeel) in de watersportindustrie, 1998, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
1998
7
93
93
7
2002
8
92
86
14
2006
8
92
88
12
Maritieme toeleveringsindustrie Net zoals in de watersportindustrie en de zeehavens maken de werkgevers in de maritieme toeleveringsindustrie in vergelijking met de werkgevers in de andere maritieme sectoren relatief weinig gebruik van flexibele arbeid (zie tabel 2.29). Het aandeel ingehuurde krachten (7%) is vrijwel gelijk aan het landelijk gemiddelde (6%). Het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband (7%) is lager dan het landelijk gemiddelde (10%).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------30 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.29 Aard van het dienstverband in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Ingehuurd
Eigen dienst
Waarvan in vaste
Waarvan in
dienst
tijdelijke dienst
2001
8
92
93
7
2002
6
94
93
7
2006
7
93
93
7
2.5
Functieverdeling per sector
In deze paragraaf worden de maritieme functies in de sectoren beschreven. Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt ten opzichte van eerdere jaren. Zeevaart Van het varende personeel in de zeevaart is 6 procent kapitein, 23 procent officier en 71 procent gezel (zie tabel 2.30). Als de verdeling van de zeevarenden vergeleken wordt met eerdere jaren (2002 en 1997), dan valt op dat het relatieve aandeel kapiteins en officieren daalt. Deze ontwikkeling kan verklaard worden doordat enerzijds de zeeschepen steeds groter worden, waardoor relatief minder kapiteins en officieren nodig zijn, en anderzijds door de toename van het aantal cruiseschepen, waar relatief veel gezellen werkzaam zijn. Tabel 2.30 Verdeling naar functie onder zeevarenden in de zeevaart, 1997, 2002 en 2006 (percentages) Kapiteins
Officieren
Gezellen
Totaal
1997
9
44
47
100
2002
7
26
67
100
2006
6
23
71
100
Scheepsbouw Binnen zowel de scheepsbouw als de scheepsreparatie is het leeuwendeel van het personeel werkzaam in een productiefunctie (zie tabel 2.31). Hierbinnen vormen de metaal-/ijzerwerkers, lassers, voormannen en bankwerkers de grootste groepen. Binnen de ondersteuning zijn de meest voorkomende functies projectleider, werkvoorbereider, inkoper en CAD-/technisch tekenaar. Het geschetste beeld komt grotendeels overeen met de functies zoals beschreven in het in 1998 uitgevoerde arbeidsmarktonderzoek in de scheepsbouw en -reparatie35 en de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003.
35
V.C.A. van Polanen Petel, R.L. Tollenaar, R. van der Aa en P.A. Donker van Heel, De toekomstige behoefte aan opleiding en scholing in de Nederlandse scheepsbouw en scheepsreparatie, Nederlands Economisch Instituut, Rotterdam, maart 1998. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 31
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.31 Verdeling naar functiesoort in de scheepsbouw en scheepsreparatie (percentages) Functiegroep
Scheepsbouw
Productie
65
Ondersteuning Management Totaal
Scheepsreparatie
Overig
71
61
20
7
19
15
22
20
100
100
100
Offshore Verreweg het grootste deel van het personeel in de offshore is operationeel personeel of (senior) engineer (zie tabel 2.32). Ongeveer 1 op de 12 personeelsleden vervult een staf- of managementfunctie. Door een verschil in de ondervraagde bedrijven is een vergelijking met 2002 niet mogelijk. Tabel 2.32 Verdeling van maritiem georiĂŤnteerd personeel naar functie in de offshore, 2006 (percentages) Functie
2006
Operationeel personeel
47
(senior) Engineer
37
Staf/management
8
(senior) Surveyor
2
Schipper
2
Crewing
2
Superintendent
1
Client representative
1
Totaal
100
Binnenvaart Uit tabel 2.33 blijkt dat het leeuwendeel van de werkzame personen in de binnenvaart een nautische functie vervult (73%). Ongeveer een kwart van de werknemers heeft geen nautische functie. De meest voorkomende nautische functies zijn kapitein (19%), matroos (16%), schipper en stuurman (beide 12%). In vergelijking met 2000 en 2002 zijn er weinig veranderingen in de functieverdeling. De verdeling van de werkzame personen naar functie is voor de meeste deelsectoren nagenoeg gelijk. Uitzondering is de passagiersvaart, waar relatief weinig nautisch personeel en veel ondersteunend personeel werkzaam is. In de tankvaart en de sleepen duwvaart is relatief veel walpersoneel werkzaam.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------32 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.33 Verdeling naar functie in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2006 (percentages) Totaal
Totaal
Totaal
2000
2002
2006
Lichtmatroos
4
Matroos
3
19
12
Vrachtvaart
Tankvaart
Sleep- en duwvaart
5
6
3
0
16
16
18
18
Passagiersvaart en veerdiensten 7 12
6
11
7
12
6
1
3
Stuurman
17
12
12
14
12
19
3
Machinist
2
10
4
1
2
10
4
Volmatroos
Schipper
14
9
12
18
14
2
6
Kapitein
18
22
19
21
28
26
5
3
9
8
3
16
17
5
Overig
17
13
19
9
0
6
54
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
Walpersoneel
Waterbouw Tabel 2.34 geeft een overzicht van de functieverdeling van waterbouwtechnisch personeel bij grote en middelgrote aannemers in de waterbouw. Ruim 80 procent van de werkgelegenheid is geconcentreerd bij de grote en middelgrote aannemers. Bijna een kwart van alle functies is een staffunctie. Sinds 2000 is het aandeel staffuncties afgenomen, namelijk van 37 procent tot 24 procent. Onder de staffuncties komt de functie van uitvoerder het meest voor. De meest voorkomende maritieme functie bovendeks is die van stuurman, gevolgd door kapitein. Baggerfuncties bovendeks zijn vooral baggermeester, pijpoperator en (hoofd) schipper. Benedendeks is werktuigbouwkundige/machinist verreweg de belangrijkste functie. Van de functies in de kust- en oeverwerken is machinist de meest voorkomende functie. Tabel 2.34 Functieverdeling van waterbouwtechnisch personeel bij grote en middelgrote aannemers in de waterbouw. 2000, 2002 en 2006 (percentages) Functies
2000
2002
2006
Staffuncties
37
32
24
Maritiem bovendeks
16
14
21
Baggerfuncties bovendeks
12
15
13
Functies benedendeks
18
15
22
Overige baggerfuncties
1
2
1
12
17
8
4
5
10
100
100
100
Functies kust- en oeverwerken Overige functies Totaal
Bij de kleine aannemers in de waterbouw (nautische dienstverleners) is kapitein/ schipper verreweg de meest voorkomende functie (40%). Daarnaast zijn matroos waterbouw (13%) en stuurman waterbouw (10%) veel voorkomende functies. Staffuncties zijn, zoals te verwachten bij de kleine aannemers in veel mindere mate aanwezig dan bij de grote en middelgrote aannemers (respectievelijk 11% en 24%). -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 33
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Zeehavens Uit tabel 2.35 blijkt dat een groot deel van de functies in de zeehavens nautisch kan worden getypeerd (47%). Het betreft hier met name de functies van schipper/kapitein en stuurman op sleepboten, en loodsen en dergelijke. Iets minder dan een kwart van de medewerkers in de zeehavens is stuwadoor/operationeel medewerker. Daarnaast is ongeveer ĂŠĂŠn op de 10 medewerkers roeier (vastmaker). Tabel 2.35 Functieverdeling in de zeehavens, gewogen gemiddelde 2002-2006 (percentages) a) Functies
2002/2006
Nautische functies
47
Stuwadoors/operationeel medewerker
22
Roeiers
11
Werktuigbouwkundige/operationele techniek
3
Management/staf
2
Havenbeheer
2
Cargadoor
1
Kwaliteit en controle
1
Overig
11
Totaal
100
a)
Vanwege een onevenwichtige verdeling van de steekproef is voor de verdeling van het personeel naar functie een gewogen gemiddelde berekend over de gegevens van 2002 en 2006.
Marine In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is voor het eerst gevraagd naar een functieverdeling van het militaire personeel bij de marine. Hieruit blijkt dat bijna de helft van het militaire personeel onderofficier is (45%). Ongeveer een derde van het personeel is matroos. Tabel 2.36 Functieverdeling van militair personeel bij de marine, 2006 (percentages) Functies
2006
Officieren zeedienst
10
Officieren technische dienst (inclusief elektro)
5
Overige officieren
7
Onderofficieren wapentechnische dienst scheepsystemen
5
Onderofficieren technische dienst werktuigtechniek (inclusief elektro)
7
Overige onderofficieren
33
Matroos operationele dienst
6
Matroos technische dienst
4
Matroos wapentechnische dienst scheepsystemen
1
Overige matrozen Totaal
21 100
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------34 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Visserij Binnen de visserijsector worden 4 deelsectoren onderscheiden: grote zeevisserij (visserij met vistrawlers in veelal ver weg gelegen gebieden); kottervisserij (zeevisserij en kustvisserij); binnenvisserij (IJsselmeervissers en randmeervissers); schelpdierproductie (mosselcultuur, oestercultuur, et cetera). Het grootste deel van het personeel concentreert zich in de kottersector. In deze sector is de meest voorkomende functie schipper (zie tabel 2.37). Dit beeld wijkt af van 2002, waar de meest voorkomende functies matroos/gezel en stuurman waren. Het verschil is mede te verklaren doordat, in tegenstelling tot de andere maritieme sectoren, de enquête niet afgenomen is onder bedrijven maar onder personen (maten). Hierdoor bestaat de kans dat de gevraagde functie niet de daadwerkelijke functie is, maar de perceptie van de respondent op zijn functie. De functieverdeling uit 2002 was gebaseerd op een schatting van het Productschap Vis, gebaseerd op een analyse van de schepen en de taken aan boord. Tabel 2.37 Verdeling naar functie in de kottervisserij, 2002 en 2006 (percentages) a)
Functie
2002
Schipper
10
2006
Matroos/gezel
44
19
Stuurman
30
17
Machinist
12
8
55
b)
Overig
4
1
Totaal
100
100
a) Bron: schatting Productschap Vis, 2004. b) Inclusief stuurlieden, matrozen en machinisten met de nevenfunctie van schipper of alleen vaarbevoegdheid.
Maritieme dienstverlening Uit tabel 2.38 blijkt dat net als in 2002 het grootste deel van de functies (45%) in de maritieme dienstverlening nautisch is (kapitein, schipper, et cetera). Naast nautisch personeel is ook veel technisch personeel werkzaam in de maritieme dienstverlening (13%). Ongeveer één op de twaalf personen heeft een staffunctie en ongeveer één op twintig personen houdt zich bezig met consultancy/advies. Tabel 2.38 Verdeling naar functiesoort in de maritieme dienstverlening, gewogen gemiddelde 2002-2006 (percentages) a) Functie
2002/2006
Nautisch personeel
49
Consultant/adviseur
9
Staf/manager
9
Engineer
4
Technisch personeel Ontwerper
10 3
Overig
16
Totaal
100
a) Vanwege een onevenwichtige verdeling van de steekproef is voor de verdeling van het personeel naar functie een gewogen gemiddelde berekend over de gegevens van 2002 en 2006. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 35
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Watersportindustrie De watersportindustrie bestaat uit ruim 17 verschillende deelsectoren: van jachthavens tot jachtarchitect, van sloepenbouwer tot stoffeerderij en van makelaar in pleziervaartuigen tot megajachtbouwer. Deze grote diversiteit aan activiteiten komt ook tot uiting in de functieverdeling (zie tabel 2.39). De functies zijn in tien groepen geclusterd. De meest werknemers zijn werkzaam in de bouw en afbouw (28%) en in ondersteunende, administratieve en leidinggevende functie (26%). Ten opzichte van 1998 en 2002 is gekozen voor een andere, voor de sector meer herkenbare functie-indeling. Hierdoor is een vergelijking met voorgaande metingen niet goed mogelijk. Tabel 2.39 Verdeling naar functiecluster, 2006 (percentages) Functiecluster
2006
Bouw en afbouw (met name hout, metaal, installaties, tuigage (alle 18%), maar ook motoren, schilderwerk (beide 10%, kunststof (7%))
28
Algemeen ondersteunend (46%), administratief en leidinggevend (beide 27%)
26
Groothandel (80%) en Detailhandel (20%)
15
Reparatie & Onderhoud
9
Makelaardij (75%) en Expertise (25%)
4
Havens
4
Recreatie (verhuur (75%) en zeil/vaarschool (25%))
4
Ontwerp
3
Export
0
Anders
7
Totaal
100
Maritieme toeleveringsindustrie Overeenkomstig de meting in 2002 is bijna een kwart van alle werknemers in de maritieme toeleveringsindustrie monteur (tabel 2.40). Daarnaast zijn (service) engineer (21%) en verkoper (14%) veel voorkomende functies binnen de maritieme toeleveringsindustrie. EĂŠn op de twaalf arbeidskrachten bezet een staf- of managementfunctie.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------36 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.40 Verdeling van functiesoort in de maritieme toeleveringsindustrie, 2002 en 2006 (percentages) Functiecluster
2002
2006
Monteur
24
23
(Service) Engineer
18
21
Verkoper
14
14
Montagemedewerker
8
7
Project engineer
7
6
Ontwerp en ontwikkeling
6
4
Logistiek medewerker
6
4
Service medewerker
6
5
Staf/management
6
8
Overig
5
8
Totaal
100
100
2.6
Maritieme werkgelegenheid
Evenals in de eerdere arbeidsmarktstudies in de maritieme cluster is in de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 bij de meeste sectoren een vraag gesteld over de betrokkenheid van het personeel bij maritieme werkzaamheden. Maritieme werkzaamheden zijn alle werkzaamheden waarvoor maritieme kennis en vaardigheden nodig zijn. Onder maritieme kennis en vaardigheden wordt verstaan alle scheepsgebonden kennis en vaardigheden die nodig zijn om schepen te laten varen en hun transportfunctie mogelijk te maken. Meer in het bijzonder gaat het hierbij om kennis en vaardigheden op het gebied van36: navigatiekennis en -kunde; scheepselektronica en automatisering; scheepsbouwkunde; maritieme werktuigbouw; installatietechniek; scheepsontwerp; stuwage en belading van schepen; de scheepvaartmarkt; financiering van schepen; economische exploitatie van schepen; bemanning van schepen; verzekering van schepen, scheepsladingen en scheepstransporten; scheepsladingen en scheepstransporten; overige direct scheepsgebonden activiteiten. In enkele sectoren is de hiervoor genoemde definitie anders gehanteerd. Zo betreffen maritieme werkzaamheden in de zeevaart en de binnenvaart alleen de nautische 36
Het betreft hier een enigszins aangepaste definitie van het begrip ‘zeevaartkennis’ zoals eerder gebruikt in de studie De Maritieme Arbeidsmarkt: vraag en aanbod van zeevaartkennis (NEI/Policy Research 1997). -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 37
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
werkzaamheden. In de watersportindustrie is een ruimere definitie gehanteerd, namelijk watersportgerelateerde kennis en vaardigheden. Gelet op het brede karakter van de definitie dienen de gegevens in tabel 2.41 als indicatief te worden opgevat. Exacte uitspraken zijn niet mogelijk. Ook over ontwikkelingen in de tijd kunnen geen harde uitspraken worden gedaan. Tabel 2.41 geeft een schatting van het aandeel maritieme werkgelegenheid in de diverse sectoren. De gegevens van de eerste meting hebben betrekking op metingen uit de periode 1997 tot en met 2001; het precieze jaar verschilt per sector. De tweede meting betreft de gegevens uit de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003. Uit de tabel blijkt het volgende: Net zoals in de vorige metingen is het grootste aandeel personeelsleden dat zich bezighoudt met maritieme werkzaamheden, bijna vanzelfsprekend, te vinden in de zeevaart (92%) en de visserij (99%). In beide sectoren houden (meer dan) 9 van de 10 werknemers zich bezig met maritieme werkzaamheden. Ook in de binnenvaart, waterbouw, marine en de watersportindustrie is een meerderheid van de personeelsleden betrokken bij maritieme werkzaamheden. In de scheepsbouw zijn relatief gezien de minste werknemers betrokken bij maritieme werkzaamheden. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat een ruime meerderheid van het personeel in de scheepsbouw een sectorspecifieke opleiding heeft gevolgd voor de scheepsbouw- en scheepsreparatie, zoals opleidingen voor metaalbewerking, constructie, technisch tekenen en ontwerp. Als gevolg van de gehanteerde definitie van “maritieme kennis en vaardigheden zijn deze opleidingen in het onderzoek waarschijnlijk onderbelicht37.
Maritieme toeleveringsindustrie
9
Watersportindustrie
92
Maritieme dienstverlening
2006
Visserij
9
Marine
a)
92
16
83
75
46
72
95
35
66
37
b)
78
69
45
a)
96
43
44
46
37
79
60
35
53
99
38
56
40
66
Waterbouw
90
2002
werkzaamheden
Binnenvaart
Scheepsbouw
1997-2001
maritieme
Offshore
Zeevaart
Bezig met
Zeehavens
Tabel 2.41 Aandeel maritieme werkgelegenheid per maritieme sector, 1997-2001, 2002 en 2006 (percentages)
a) Geen gegevens. b) Opgemerkt moet worden dat bij het bepalen van het aandeel maritieme werkgelegenheid in de offshore in tegenstelling tot de meting in 2001 en 2006, in 2002 alleen is uitgegaan van maritieme werkgelegenheid van maritiem georiĂŤnteerde ondernemingen. Dit resulteert in een aanzienlijk groter aandeel personeelsleden dat betrokken is bij maritieme werkzaamheden.
37
Wanneer deze opleidingen ook zouden worden meegerekend, dan zou het aandeel maritieme werkgelegenheid volgens de sectororganisatie VNSI minimaal op het niveau van de maritieme toeleveranciers (40%) en de offshore (37%) liggen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------38 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2.7
Leeftijdsopbouw en opleidingsachtergrond
Om goed inzicht te krijgen in de samenstelling van de werkgelegenheid worden in deze paragraaf de achtergrondkenmerken van het personeel besproken. Deze achtergrondkenmerken zijn leeftijd en opleidingsniveau. De leeftijdsopbouw is belangrijk om in het personeelsbeleid te kunnen anticiperen op leeftijdsgerelateerde thema’s als loopbaanbeleid, bijscholing en uitstroom als gevolg van vergrijzing. Met name dit laatste punt is de afgelopen jaren zeer actueel. Het opleidingsniveau is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van het menselijk kapitaal waarover men beschikt. Ook geeft dit een indicatie voor de inrichting van het scholingsbeleid van de sectoren. Benadrukt moet worden dat de informatie omtrent leeftijdsverdeling en opleidingsachtergrond van het personeel afkomstig is van de werkgevers, die een (soms globale) schatting hebben gegeven. De kans op toevallige afwijkingen in vergelijking met de vorige meting is hierdoor relatief groot. Verschillen tussen de uitkomsten uit de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 met eerdere uitkomsten dienen dan ook niet als absoluut te worden geïnterpreteerd38. Om dezelfde reden kunnen verschillen in uitkomsten tussen de huidige en vorige meting niet zonder meer als ontwikkeling worden geïnterpreteerd.
2.7.1 Leeftijdsopbouw Maritieme cluster totaal Kijkend naar de leeftijdsopbouw van het personeel in de maritieme cluster, dan kan het volgende gesteld worden (zie tabel 2.42): In de scheepbouw (47%) en de zeehavens (48%) zijn relatief veel oudere werknemers werkzaam. Het gevaar dat vergrijzing in deze sector(en) leidt tot knelpunten in de personeelsvoorziening is dan ook groot. Dit risico is aanzienlijk minder in de offshore, bij de marine en in de maritieme dienstverlening, waar het aandeel ouderen relatief klein is. Ook in de binnenvaart, waterbouw, visserij, maritieme dienstverlening en watersportindustrie werken relatief veel oudere arbeidkrachten. In de binnenvaart (14%) en bij de marine (20%) werken relatief veel jongeren. Bij de marine werken vooral veel jongeren in militaire functies.
38
Daadwerkelijk betrouwbare informatie over individuele kenmerken (leeftijd, opleiding e.d.) van werknemers kan alleen worden verkregen door dit op individueel niveau te bevragen bij een representatieve selectie van werknemers. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 39
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Transport en opslag
Maritieme toeleveringsindustrie
Watersportindustrie
3
6
20
9
8
10
6
7
8
12
50
61
46
52
52
55
55
66
55
55
54
45 jaar en ouder
30
47
29
36
36
48
28
39
37
35
27
38
37
34
Visserij
Totaal
14
66
Industrie
5
44
Marine a)
9
64
Zeehavens
6
25 tot 45 jaar
Waterbouw
Jonger dan 25
Zeevaarta)
Binnenvaart
Maritieme dienstverlening
Nederland
Offshore
Scheepsbouw
Tabel 2.42 Leeftijdsverdeling van personeel in de maritieme sectoren per 1 januari 2006, vergeleken met landelijke cijfers (percentages)
a) Alleen nautisch personeel. b) Inclusief burgers. Bron: Voor Industrie, Transport en opslag en Nederland totaal: CBS, 2002.
Zeevaart In vergelijking met 1997 is de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand nauwelijks veranderd (zie tabel 2.43). Er lijkt er geen sprake te zijn van vergrijzing. Het aandeel jongeren is toegenomen van 2 naar 6 procent. Opgemerkt wordt dat de hier gepresenteerde leeftijdsverdeling betrekking heeft op alle werknemers op schepen onder Nederlandse vlag en op schepen onder buitenlandse vlag maar vanuit Nederland beheerd. De leeftijdsverdeling wordt hierdoor in aanzienlijke mate beïnvloed door de buitenlandse gezellen. In de vorige arbeidsmarktmonitor is geconstateerd dat het Nederlandse personeel aanzienlijk ouder is. Tabel 2.43
Leeftijdsverdeling van het zeevarend personeel in de zeevaart, 1997, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
1997
2
67
31
2006
6
64
30
Verder bestaan er grote verschillen tussen de verschillende functiegroepen voor wat betreft de leeftijdsopbouw. Uit tabel 2.44 blijkt dat onder de kapiteins wel duidelijk sprake is van een vergrijsd personeelsbestand. Bijna de helft van de kapiteins is 45 jaar en ouder. In de groep gezellen, die vooral uit buitenlanders bestaat, bevinden zich relatief weinig jongeren (jonger dan 25 jaar) én weinig oudere werknemers (ouder dan 45 jaar). Tabel 2.44 Leeftijdsverdeling van personeel naar functie in de zeevaart, 2006 (percentages) Kapiteins
Officieren
Gezellen
Overig niet
Walpersoneel
nautisch personeel Jonger dan 25
0
9
4
0
5
25 tot 45 jaar
53
64
69
0
56
45 jaar en ouder
47
27
27
100
39
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------40 © Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Scheepsbouw In het eerste deel van deze paragraaf is reeds geconcludeerd dat in vergelijking met de werkzame Nederlandse beroepsbevolking de oudere werknemers (45 jaar en ouder) binnen de scheepsbouw oververtegenwoordigd zijn. Uit tabel 2.45 blijkt dat ten opzichte van 2002 het personeelsbestand niet verder is vergrijsd. Dit blijkt ook uit een nadere analyse van de enquêtegegevens, waarbij naar voren komt dat net zoals in 2002 één op de vijf werknemers zich in de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder bevindt. Tabel 2.45
Leeftijdsverdeling van personeel in de scheepsbouw, 1997, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
1997
a)
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2
44
54
2002
9
44
47
2006
9
44
47
a)
Afwijkende leeftijdscategorieën: respectievelijk 15-19 jaar, 20-40 jaar en 40 jaar en ouder.
Offshore In de offshore zijn in vergelijking met het landelijk gemiddelde weinig ouderen én jongeren werkzaam (zie tabel 2.46). Er lijkt geen specifiek vergrijzingsprobleem te bestaan. Tabel 2.46 Leeftijdsverdeling van personeel in de offshore, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2001
9
61
30
2002
6
49
45
2006
5
65
29
Binnenvaart De leeftijdsverdeling van het personeelsbestand in de binnenvaart is redelijk stabiel en komt nagenoeg overeen met de werkzame Nederlandse beroepsbevolking (zie tabel 2.41). Net zoals het landelijke beeld blijkt ook in de binnenvaart een lichte toename van het aandeel werknemers in de leeftijdscategorie 45 jaar en ouder (zie tabel 2.47). Tabel 2.47 Leeftijdsverdeling van personeel in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2002
11
55
34
2006
14
50
36
Waterbouw Uit tabel 2.48 blijkt dat het aandeel jongeren in de waterbouw is afgenomen in vergelijking met 2000 en 2002. VBKO wijt deze daling van het aandeel jongeren aan de matige economische situatie in de branche de afgelopen jaren, waardoor relatief weinig nieuw personeel is aangenomen. Hierdoor is de aanvoer van jongere -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 41
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
werknemers gestagneerd. Het aandeel werknemers in de leeftijdscategorie 45 jaar en ouder is weliswaar licht gestegen, maar is niet hoger dan het landelijk gemiddelde. Tabel 2.48 Leeftijdsverdeling van personeel in de waterbouw, 2000, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2000
11
56
36
2002
11
55
34
2006
3
61
36
Zeehavens Net zoals in 2001 en 2002 is het aantal jongere werknemers (onder de 25 jaar) in 2006 in de zeehavens beperkt. De zeehavens hebben te maken met een vergrijsd personeelsbestand. De vergrijzing doet zich zowel in de havens van Amsterdam als Rotterdam voor. Tabel 2.49 Leeftijdsverdeling van personeel in de zeehavens, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2001
6
58
36
2002
7
50
43
2006
6
46
48
Marine Ondanks dat in vergelijking met 2002 het aandeel jongeren bij de marine is afgenomen, is dit aandeel met 20 procent relatief hoog (zie tabel 2.50). Hiermee neemt de marine samen met de binnenvaart een uitzonderingspositie in binnen de maritieme cluster. Het lagere aandeel jongeren wordt geweten aan de reorganisatie waardoor sprake is van minder instroom, wat weer leidt tot minder jongeren. Het aandeel ouderen is sinds 2002 sterk toegenomen. Tabel 2.50 Leeftijdsverdeling van personeel a) bij de marine, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2001
20
54
26
2002
31
51
18
2006
20
52
28
a)
Burgers en militairen.
Visserij Het personeelsbestand in de visserij is snel aan het verouderen (zie tabel 2.51). In 2002 was er nog sprake van een lichte oververtegenwoordiging van jongeren onder de 25 jaar, inmiddels ligt het aandeel jongeren onder het landelijk gemiddelde. Het aandeel ouderen is in dezelfde periode toegenomen tot licht boven het landelijk gemiddelde. Deze ontwikkeling is vooral het gevolg van de slechte economische situatie in de sector, waardoor met name de jongere maten kiezen voor een andere carrière.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------42 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.51 Leeftijdsverdeling van personeel in de visserij, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2001
18
62
20
2002
15
59
27
2006
9
52
39
Maritieme dienstverlening De opbouw van het personeelsbestand in de maritieme dienstverlening is redelijk in lijn met de opbouw van de totale Nederlandse beroepsbevolking (zie tabel 2.52). In tegenstelling tot de trend in de maritieme cluster en Nederland als geheel is het aandeel ouderen iets afgenomen sinds de meting in 2002. Tabel 2.52 Leeftijdsverdeling van personeel in de maritieme dienstverlening, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2002
7
52
40
2006
8
55
37
Watersportindustrie Net als in de binnenvaart en de maritieme dienstverlening is het personeelsbestand in de watersportindustrie redelijk in lijn met de opbouw van de totale Nederlandse beroepsbevolking (zie tabel 2.53). In vergelijking met de meting in 1998 en 2002 is het aandeel ouderen fors toegenomen. Tegenover de toename van het aandeel ouderen staat de afname van het aandeel jongeren (van 15% in 1998 naar 10% in 2006). De branche dient derhalve rekening te houden met de gevaren van vergrijzing, het verdwijnen van kennis uit de branche en moeilijkheden bij het vervullen van vacatures (zie paragraaf 4.3 en 4.4). Tabel 2.53 Leeftijdsverdeling van personeel in de watersportindustrie, 1998, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
1998
15
61
24
2002
14
64
22
2006
10
55
35
Maritieme toeleveringsindustrie De geĂŤnquĂŞteerde ondernemingen in de maritieme toeleveringsindustrie geven aan relatief weinig gebruik te maken van arbeidskrachten jonger dan 25 en arbeidskrachten ouder dan 45 jaar (zie tabel 2.54). In tegenstelling tot de landelijke trend is het aandeel oudere werknemers in de periode 2002 tot en met 2006 afgenomen, namelijk van 33 naar 27 procent.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 43
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.54 Leeftijdsverdeling van personeel in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2002 en 2006 (percentages) Jonger dan 25
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
2001
11
64
25
2002
7
61
33
2006
6
66
27
2.7.2 Opleidingsachtergrond van het personeel Net zoals in de eerdere arbeidsmarktrapportages voor de maritieme cluster is ook in 2006 naar het opleidingsniveau van het personeel in de elf maritieme sectoren gevraagd. Het gaat hierbij om de hoogst afgeronde opleiding. Ook hier geldt, evenals bij de opleidingsachtergrond van het personeel, dat deze informatie is verkregen via de werkgevers en derhalve een globale schatting betreft die onderhevig kan zijn aan min of meer toevallige afwijkingen. Verschillen tussen de uitkomsten uit de huidige monitor en de eerdere uitkomsten dienen dan ook niet als absoluut te worden geĂŻnterpreteerd, maar geven een indicatie van het opleidingsniveau en de ontwikkelingen die zich hierin voordoen. Maritieme cluster totaal Kijkend naar het opleidingsniveau van het personeel in de maritieme cluster, kunnen de volgende conclusies worden getrokken (zie tabel 2.55): Over het geheel genomen werken in de maritieme cluster relatief veel hoger opgeleiden in vergelijking met de werkzame beroepsbevolking in Nederland. Met name in de zeevaart, offshore, waterbouw, de marine, maritieme dienstverlening en maritieme toeleveringsindustrie werken relatief veel arbeidskrachten met een hbo of universitaire achtergrond. De visserij kent een tamelijk eenzijdig personeelsbestand. Verreweg de meeste personen hebben een opleiding op mbo- (voorheen leerlingstelsel-) niveau. In de zeevaart en de zeehavens komen relatief veel werknemers voor met alleen basisonderwijs. Met uitzondering van de zeehavens werken in de maritieme cluster relatief weinig arbeidskrachten met alleen een havo / vwo diploma. De werkgevers in de maritieme cluster hebben blijkbaar duidelijk een voorkeur voor arbeidskrachten met een afgeronde beroepsopleiding op mbo- of hbo-niveau.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------44 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Basisonderwijs
16
5
1
9
2
12
0
Nederland totaal
Maritieme toeleveringsindustrie
Watersportindustrie
Maritieme dienstverlening
Visserij
Marine a) b)
Zeehavens
Waterbouw
Binnenvaart
Offshore
Scheepsbouw
Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de maritieme sectoren, vergeleken met landelijke cijfers (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand), 2006
Zeevaart
Tabel 2.55
2
4
7
3
5
Vmbo/lbo/mavo
20
38
15
40
33
25
25
7
11
34
14
27
Mbo/leerlingstelsel
32
27
23
36
36
26
53
89
38
36
35
35
5
11
16
8
3
27
1
1
17
12
18
23
Havo/vwo Hbo/universitair Totaal
27
19
45
7
26
10
21
1
30
11
30
10
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
a) Inclusief afgestudeerden van het KIM. Bron: Voor Nederland totaal, CBS, 2005.
In de vorige arbeidsmarktmonitor (Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003) is aandacht besteed aan de vraag welk deel van het personeel een nautische of een maritiem georiënteerde opleiding heeft gevolgd. Tabel 2.56 geeft een overzicht van de resultaten uit de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003. Een nautische opleiding is een opleiding waarin de deelnemer het navigeren met schepen of de bediening en het onderhoud van de aan boord aanwezige machinerieën wordt geleerd. De verkregen diploma’s geven recht op een vaarbevoegdheidsbewijs. Van een maritiem georiënteerde opleiding is sprake indien de opleiding geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op kennis over schip, bemanning of de transportfunctie van schepen inclusief financiering, verzekering, bevrachting, ladingbehandeling, en dergelijke39. Vooraf dient te worden benadrukt dat beide soorten opleidingen elkaar niet hoeven uit te sluiten. Voornamelijk in de visserij, zeevaart, zeehavens en binnenvaart, maar ook in de maritieme dienstverlening werken veel arbeidskrachten met een nautische opleiding en zijn derhalve in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs. Bij de marine, bij bedrijven in de zeehavens, de offshore en de watersportindustrie werken relatief veel personen met een maritiem georiënteerde opleiding. In de scheepsbouw beschikken relatief weinig werknemers over een maritiem georiënteerde of een nautische opleiding40. Ook de waterbouw en de maritieme 39
Voorbeelden van maritiem georiënteerde opleidingen zijn: vakman scheepsbouw, jacht- en scheepsbouwkundige, cargadoor, havenlogisticus, stuwadoor, medewerker havenoperaties en medewerker watersportindustrie. 40 In Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 is geconstateerd dat een ruime meerderheid van het personeel in de scheepsbouw een sectorspecifieke opleiding heeft gevolgd voor de scheepsbouwen scheepsreparatie, bestaande uit opleidingen voor metaalbewerking, constructie, technisch tekenen en ontwerp. Als gevolg van de gehanteerde definitie van “maritiem georiënteerd” zijn deze opleidingen in het onderzoek waarschijnlijk onderbelicht. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 45
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
toeleveringsindustrie kennen relatief weinig personeel met een specifiek nautische of maritieme achtergrond. Zo bestaat voor de maritieme toeleveringsindustrie geen sectorspecifieke opleiding. Vanuit de sector wordt opgemerkt dat voor de hogere functies veel werknemers met maritieme werkervaring en maritieme opleiding worden geworven.
Zeevaart
Scheepsbouw
Offshore
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
Tabel 2.56 Aandeel werknemers met een nautische of een maritiem georiënteerde opleiding (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) (2002)
Nautische opleiding
92
3
7
51
19
44
6
82
37
31
14
Maritiem georiënteerde
22
5
44
26
11
50
53
nb
13
40
14
opleiding
NB: percentages tellen niet op tot 100% aangezien het om twee soorten opleidingen gaat die elkaar gedeeltelijk kunnen overlappen.
Uitgaande van de gegevens uit 2002 is voor deze monitor berekend hoe het personeel met een nautische of een maritiem georiënteerde opleiding verdeeld is over de sectoren. Figuur 2.1 en 2.2 laten zien in welke sectoren respectievelijk het personeel met een nautische opleiding en het personeel met een maritieme opleiding actief zijn. Het nautisch personeel werkt vooral in de zeevaart (36%), de zeehavens (21%) en de binnenvaart (10%). Het personeel met een maritiem georiënteerde opleiding werkt vooral in de zeehavens (29%), offshore (17%) en bij de marine (16%). In de watersportindustrie wordt ervaren dat het hebben van een maritieme of nautische opleidingsachtergrond niet automatisch betekent dat de aansluiting met de arbeidsmarkt goed is.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------46 © Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figuur 2.1 Verdeling van het personeel met een nautische opleiding over de maritieme cluster (2002)
9%
3%
6% 36% 8% 2% 1% 21%
2% 2%
Zeevaart Offshore Waterbouw Defensie Maritieme dienstverlening Maritieme toeleveringsindustrie
10% Scheepsbouw Binnenvaart Zeehavens Visserij Watersportindustrie
Figuur 2.2 Verdeling van het personeel met een maritieme georiĂŤnteerde opleiding over de maritieme cluster (2002) 4% 13%
10% 1%
3%
17%
16% 6% 1% 29%
Zeevaart Offshore Waterbouw Defensie Watersportindustrie
Scheepsbouw Binnenvaart Zeehavens Maritieme dienstverlening Maritieme toeleveringsindustrie
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 47
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Zeevaart Het personeelsbestand in de zeevaart is, ten opzichte van de werkzame Nederlandse beroepsbevolking, relatief hoog opgeleid (zie tabel 2.57). Het aandeel hoger opgeleiden (hbo/ universiteit) ligt in 2006 iets hoger dan in 2002 (27% ten opzichte van 22%). Het aandeel werknemers met alleen basisonderwijs is in dezelfde periode toegenomen van 11 procent naar 16 procent. Deze ontwikkeling is waarschijnlijk het gevolg van de relatieve toename van het aantal gezellen die over het algemeen laag opgeleid zijn (zie ook tabel 2.58). Tabel 2.57 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de zeevaart, 1997, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
1997
10
23
28
9
30
2002
11
19
35
12
22
2006
16
20
32
5
27
In 2006 is aan de ondernemers in de zeevaart ook gevraagd naar het opleidingsniveau naar functie. De resultaten zijn opgenomen in tabel 2.57. Uit de tabel blijkt dat vooral de kapiteins en officieren hoger opgeleid zijn. Ook het walpersoneel is in vergelijking met het landelijk gemiddelde relatief hoog opgeleid. De gezellen hebben doorgaans een lager opleidingsniveau. In meer dan de helft van de gevallen hebben zij alleen basisonderwijs gevolgd. Tabel 2.58 Opleidingsniveau van personeel naar functie in de zeevaart, 2006 (percentages) Kapiteins
Officieren
Gezellen
Overig niet
Walpersoneel
nautisch personeel Basisonderwijs
0
0
56
1
0
Vmbo/lbo/mavo
2
2
38
85
17
49
41
6
13
47
7
5
0
1
11
42
51
0
0
25
Mbo / leerlingstelsel Havo/vwo Hbo/universitair
Scheepsbouw In lijn met de meeste andere maritieme sectoren werken er relatief veel hoger opgeleiden in de scheepsbouw (zie tabel 2.59). Daarnaast hebben in vergelijking met de werkende beroepsbevolking veel werknemers in de scheepsbouw een vmbo opleiding (38% tegenover 27% landelijk). Er lijkt zich een daling af te tekenen van het aandeel werknemers met een mbo-opleiding. Aangezien het opleidingsniveau is vastgesteld op basis van schatting door de werkgevers, is enige voorzichtigheid op zijn plaats.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------48 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.59 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de scheepsbouw, 1997, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
1997
2
34
48
2
14
2002
11
37
34
6
12
2006
5
38
27
11
19
Offshore Als gekeken wordt naar het opleidingsniveau van het personeelsbestand in de offshore springt vooral het hoge aandeel hoger opgeleiden (hbo/universiteit) in het oog (zie tabel 2.60). Werkzame personen met alleen basisonderwijs komen nauwelijks voor onder de geĂŤnquĂŞteerde bedrijven. Dit beeld komt globaal overeen met de uitkomsten van de eerdere arbeidsmarktonderzoeken. Tabel 2.60 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de offshore, 2001, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2001
1
17
35
7
2002
0
2
43
5
40 50
2006
1
15
23
16
45
Binnenvaart In vergelijking met de andere maritieme sectoren werken er in de binnenvaart relatief weinig hoger opgeleiden (zie tabel 2.61). Het aandeel lager opgeleiden (basisonderwijs en vmbo/lbo/mavo) is ten opzichte van de werkzame beroepsbevolking hoog. Daarbij moet opgemerkt worden dat het aandeel werkzame personen met alleen basisonderwijs een dalende trend vertoont, namelijk van 14 procent in 2000 naar 9 procent in 2006. Tabel 2.61 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2000
14
51
23
10
2
2002
12
39
32
11
6
2006
9
41
36
8
7
Waterbouw In de waterbouw zijn ten opzichte van de totale werkzame Nederlandse beroepsbevolking relatief veel hoger opgeleiden (hbo/universiteit) werkzaam. Deze hoog opgeleide arbeidskrachten zijn veelal werkzaam bij de grote en middelgrote aannemers. Ten opzichte van 2000 en 2002 lijkt het opleidingsniveau verder gestegen. Dit kan verklaard worden doordat het aandeel van de grote en middelgrote aannemers in de werkgelegenheid in de sector verder is gestegen. Grotere bedrijven hebben over het algemeen meer hoger (management) personeel in dienst.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 49
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.62 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de waterbouwa), 2000, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2000
11
35
27
8
19
2002
14
30
30
7
18
2006
2
33
36
3
26
a)
Uitsluitend waterbouwtechnisch personeel.
Zeehavens De zeehavens beschikken over een personeelsbestand waarin het basisonderwijs (12%) oververtegenwoordigd is in vergelijking met de Nederlandse werkzame beroepsbevolking. De meeste arbeidskrachten in de zeehavens hebben een opleiding op voortgezet onderwijs (vmbo, lbo, mavo: 25%), mbo/leerlingwezen (26%) of havo/ vwo niveau (27%). Tabel 2.63 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de zeehavens, 2001 en 2002 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
3
28
2002
6
2006
10
2001
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
23
34
12
39
33
10
12
27
26
27
10
a)
a)
Uitsluitend maritiem personeel.
Marine Het opleidingsniveau van het personeel bij de marine kent in vergelijking met het Nederlands gemiddelde relatief veel middelbaar en hoger opgeleiden (mbo/ leerlingstelsel en hbo/universiteit) (zie tabel 2.64). Dit is inclusief de medewerkers die een vijfjarige opleiding bij het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) hebben afgerond. Ten opzichte van voorgaande jaren is de opbouw van het personeelsbestand nagenoeg ongewijzigd. Tabel 2.64 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) bij de marine, 2001, 2002 en 2006a) (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2001
26
53
1
20
2002
26
53
1
20
2006
25
53
1
21
a)
a)
Inclusief afgestudeerden van het KIM.
Visserij In de visserijsector beschikken verreweg de meeste personen over een diploma op het niveau mbo/leerlingstelsel (zie tabel 2.65). Het gaat hierbij meestal om sectorspecifieke nautische opleidingen als SW6, SW5 en SW4. Hoger opgeleid personeel komt in de visserij nauwelijks voor. Het beeld in 2006 is nagenoeg gelijk aan het beeld in 2002. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------50 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 2.65 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de visserij, 2001, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2001
35
8
57
2002
3
14
2006
2
7
81
1
1
89
1
1
Maritieme dienstverlening Zoals in de meeste maritieme sectoren kent het personeelsbestand in de maritieme dienstverlening relatief veel hoger opgeleiden (zie tabel 2.66). Daarentegen zijn er in vergelijking met de meeste maritieme sectoren relatief weinig arbeidkrachten met alleen basisonderwijs of vmbo/lbo/mavo. Tabel 2.66 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de maritieme dienstverlening, 1997, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Havo/vwo
Hbo/universiteit
1997
1
29
Mbo/leerlingstelsel 27
16
27
2002
5
10
30
15
40
2006
4
11
38
17
30
Watersportindustrie De samenstelling van het personeel naar opleidingsniveau in de watersportindustrie komt grotendeels overeen met de Nederlandse werkzame beroepsbevolking, al is ook in deze sector het aandeel arbeidskrachten met een havo/vwo diploma ondervertegenwoordigd (zie tabel 2.67). Ten opzichte van de eerdere metingen is een lichte verschuiving waarneembaar van werknemers met vmbo/lbo niveau, naar mbo niveau 3 en 4 (voorheen leerlingstelsel). Dit past in een landelijke trend waarbij de complexiteit van uitvoerende technische functies toeneemt. Het aandeel werknemers op hbo/wo niveau neemt niet toe. Vanuit de branche wordt opgemerkt dat het aandeel werknemers ook op dit niveau zal moeten toenemen, wanneer de branche haar positie op internationaal terrein wil behouden. Door de internationalisering wordt steeds meer geconcurreerd op kwaliteit en efficiency. Tabel 2.67 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de watersportindustrie, 1998, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
1998
7
47
22
13
11
2002
6
31
30
20
12
2006
7
34
36
12
11
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 51
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Maritieme toeleveringsindustrie Meer nog dan in de eerdere arbeidsmarktonderzoeken in 2001 en 2002 naar voren kwam, werken er in de maritieme toeleveringsindustrie relatief veel hoger opgeleiden (zie tabel 2.68). Net zoals in de maritieme dienstverlening en de zeehavens werken er in tegenstelling tot de andere maritieme sectoren relatief veel mensen zonder beroepsopleiding, en dan vooral arbeidskrachten met een havo/vwo diploma. Tabel 2.68 Opleidingsniveau van het personeel (volgens de werkgevers) in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2002 en 2006 (uitgedrukt in percentages van het totale personeelsbestand) Basisonderwijs
Vmbo/lbo/mavo
Mbo/leerlingstelsel
Havo/vwo
Hbo/universiteit
2001
3
33
35
10
19
2002
5
29
35
14
18
2006
4
14
35
18
30
2.8
Conclusies
In dit hoofdstuk is ingegaan op de omvang en samenstelling van de werkgelegenheid in de maritieme cluster. De resultaten zijn waar mogelijk vergeleken met de resultaten van eerder arbeidsmarktonderzoek in de maritieme cluster. Omvang van de werkgelegenheid De totale directe werkgelegenheid in de elf maritieme sectoren bedraagt circa 133.250 personen bij ongeveer 11.500 bedrijven. Ten opzichte van 2003 (135.600 werkzame personen) is de werkgelegenheid daarmee met ruim 2.000 personen afgenomen. In 1997 bedroeg de totale werkgelegenheid nog 141.100 personen. De werkgelegenheid in de zeevaart is de afgelopen jaren gestaag toegenomen van 15.311 in 1996 tot 22.068 in 2006. Deze stijging is in belangrijke mate een gevolg van het in 1996 geïntroduceerde nieuwe scheepvaartbeleid, waardoor het aantal reders (onder Nederlandse vlag of onder Nederlands beheer), het aantal schepen per rederij en het aantal opvarende per schip zijn toegenomen. Een deel van de stijging in recente jaren kan worden verklaard door een uitbreiding van het aantal cruiseschepen onder Nederlandse vlag waarop, naast (Nederlandse) officieren, vooral veel buitenlandse gezellen werkzaam zijn. De groei inclusief de uitbreiding van het aantal cruiseschepen bedraagt in de periode 2003-2006 11 procent, terwijl de groei exclusief de uitbreiding van het aantal cruiseschepen in dezelfde periode 5 procent bedraagt. Onder invloed van een sterke vraag naar schepen op de wereldmarkt heeft de Nederlandse scheepsbouw de afgelopen jaren een sterke groei doorgemaakt. Ondanks deze opleving is de werkgelegenheid de afgelopen jaren afgenomen van 10.700 personen in 1997 naar 10.090 in 2006. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de werven hun overcapaciteit aan personeel benutten om de groeiende marktvraag te beantwoorden. Daarnaast hebben de Nederlandse scheeps-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------52 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
bouwers als gevolg van samenwerking met buitenlandse (goedkopere) werven voor cascobouw te maken met minder arbeidsintensieve werkzaamheden. Ten opzichte van de eerdere metingen in 1997 en 2002 is de omvang van de werkgelegenheid in de offshore licht afgenomen tot 18.750 in 2006 (daling van 3% sinds 1997). Nederland heeft een vooraanstaande positie in de wereldwijde offshore industrie. Door de afnemende activiteiten op het Nederlands continentaal plat en in de Noordzee in het algemeen blijft de groei van de Nederlandse offshore industrie achter bij de gemiddelde groei van de maritieme cluster. Mede door de hoge olieprijs zijn de vooruitzichten voor de Nederlandse offshore niettemin gunstig. Het aantal bedrijven in de binnenvaart vertoont een dalende trend. Terwijl er in 1997 nog 4.110 bedrijven werden geteld, waren dat er in 2002 3.510 en in 2005 3.400. Ten opzichte van 2002 is de werkgelegenheid in 2005 niet verder gedaald (11.500 personen). Dit beeld bevestigt de eerder gesignaleerde trend tot schaalvergroting. Niet voor alle deelmarkten zijn de vooruitzichten positief. Voor het zand- en grindvervoer en de tankervaart is er sprake van overcapaciteit. Terwijl het aantal ondernemingen in de waterbouw de afgelopen jaren is teruggelopen van 296 in 2000 tot 275 in 2005 is de werkgelegenheid nagenoeg gelijk gebleven (5.100). Naast de uitvoering op dit moment van enkele megaprojecten in het buitenland is de verwachting dat er ook de komende jaren voldoende opdrachten zijn. Deze verwachting is onder andere gebaseerd op de wereldwijde groei van het vervoer van containers over water, waardoor veel havens hun capaciteit moeten uitbreiden. Met ruim 27 duizend werknemers vormen de zeehavens de grootste werkgever in het maritieme cluster. Hierbij zorgen de havens van Rotterdam en Amsterdam voor het grootste deel van de werkgelegenheid. Aangezien het aantal ondernemingen in de havens is afgenomen en de werkgelegenheid is toegenomen, stijgt het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf (van 42 personen per bedrijf in 2001 tot 45 personen in 2005). Met name de werkgelegenheid bij de cargadoors (+3%) en expediteurs (+2%) is toegenomen. De veranderende rol van de marine waarbij expeditionair vermogen steeds belangrijker wordt, heeft gevolgen voor de te gebruiken scheepstypen en uitrusting. Hierdoor is minder personeel nodig, maar ook personeel met andere competenties. Door deze ontwikkelingen is de werkgelegenheid bij de marine gedaald van 18.000 werknemers in 2001 naar 14.500 werknemers op de peildatum 1 januari 2006. Hiermee is de marine nog wel de grootste individuele werkgever in de Nederlandse maritieme cluster. De visserijsector heeft het tij tegen, dit ondanks de toename van de visconsumptie en stijging van de verkoopprijzen. De sector wordt geconfronteerd met vangstbeperkingen die de bedrijvigheid negatief beïnvloeden. Deze ontwikkelingen worden in de hoofdtekst nader besproken. Als gevolg van deze ontwikkelingen is het aantal bedrijven afgenomen, van bijna 800 in 2001 naar 730 in 2005. Het aantal werkzame personen van 5.670 in 2001 tot 5.190 in 2005. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 53
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de maritieme dienstverlening zijn ongeveer 9.500 personen werkzaam in bijna 700 ondernemingen. Zowel het aantal bedrijven als de omvang van de werkgelegenheid in de maritieme dienstverlening zijn sinds 2002 nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks de matige economische conjunctuur van de afgelopen jaren is het aantal bedrijven in de watersport toegenomen van 4.000 in 2003 naar 4.250 in 2005. Deze groei is zowel een gevolg van de toename van de hoeveelheid vrije tijd als van toegenomen belangstelling van de watersport als vrijetijdsbesteding. Ook de werkgelegenheid is verder toegenomen, van 15.310 in 2002 tot 16.040 in 2005. Met name de (kleine) jachtbouw laat een stijging van werkgelegenheid zien. In de maritieme toeleveringsindustrie zijn anno 2005 750 bedrijven actief die aan ongeveer 13 duizend mensen werk bieden. Zowel het aantal bedrijven als de werkgelegenheid is in de afgelopen periode stabiel gebleven. De maritieme toeleveringsindustrie is sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de andere deelsectoren, met name de scheepsbouw, maar ook de zeevaart, binnenvaart en visserij. Aangezien de internationale scheepsbouwsector goede economische vooruitzichten heeft, zijn de verwachtingen voor de maritieme toeleveringsindustrie ook gunstig. Verwachte ontwikkeling in werkgelegenheid De meeste sectoren verwachten de komende jaren een groei van de werkgelegenheid. In eerste instantie wordt deze groei vooral opgevangen met ingehuurd personeel, behalve in de scheepsbouw en de maritieme toeleveringsindustrie. In tegenstelling tot de meeste sectoren wordt bij de marine (door de reorganisatie die op 1 januari 2007 eindigt) en in de visserij een reductie van de werkgelegenheid verwacht. Naast een beperkte uitbreidingvraag kennen de sectoren ook een vervangingsvraag als gevolg van de uitstroom van personeel, naar andere bedrijven, sectoren, arbeidsongeschiktheid of vut/pensioen. Een analyse van de bestaande in- en uitstroompatronen naar leeftijd laat zien dat de vervanging van vertrekkende werknemers voor een groot deel moet worden opgevangen door jongere werknemers aan te trekken. Aangezien veel sectoren op dit moment een beperkte instroom van jongeren kennen, zal dit een zware wissel trekken op de wervingskracht van de sectoren. Tijdelijke arbeid In de maritieme cluster worden in vergelijking met het landelijk gemiddelde relatief vaak uitzendkrachten ingezet. Dit geldt in het bijzonder voor de zeevaart, en in mindere mate voor de offshore de waterbouw, de scheepsbouw en de binnenvaart. In de zeevaart, offshore en scheepsbouw is het aandeel uitzendkrachten ten opzichte van 2002 fors gestegen. Naast het inhuren van uitzendkrachten maken bedrijven ook gebruik van werknemers met een tijdelijk arbeidscontract om in hun flexibele behoefte aan personeel te voorzien. In de maritieme cluster zijn het vooral de zeevaart, offshore, binnenvaart en de maritieme dienstverlening die relatief veel gebruik maken van tijdelijke dienstverbanden. Ook bij de marine zijn tijdelijke contracten zeer gangbaar, met name om jongeren aan hun opleiding te laten beginnen. Vooral in militaire functies is -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------54 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
het aantal jongeren groot. In tegenstelling tot het inhuren van uitzendkrachten is het aandeel werknemers met een tijdelijk dienstverband vrijwel constant gebleven. Blijkbaar vangen werkgevers een toenemende vraag naar diensten of producten eerder op met uitzendkrachten dan met werknemers op een tijdelijk contract. Leeftijdsopbouw In de scheepbouw (47%) en de zeehavens (48%) zijn relatief veel oudere werknemers (boven de 45 jaar) werkzaam in vergelijking met het landelijk gemiddelde (34%). Het gevaar dat vergrijzing in deze sector leidt tot knelpunten in de personeelsvoorziening is dan ook groot. Ook in de binnenvaart, waterbouw, visserij, maritieme dienstverlening en watersportindustrie werken relatief veel oudere arbeidkrachten, zij het dat de verdeling daar meer vergelijkbaar is met het landelijke beeld. Alleen in de binnenvaart en bij de marine wordt dit gecompenseerd door een relatief groot aandeel jongeren (respectievelijk 14% en 20%). Ten opzichte van de eerdere metingen valt er voor de meeste sectoren geen duidelijke ontwikkeling in de leeftijdsopbouw te herkennen. Opleidingsniveau Over het geheel genomen werken in de maritieme cluster relatief veel hoger opgeleiden in vergelijking met de werkzame beroepsbevolking in Nederland. Met name in de zeevaart, offshore, waterbouw, marine, maritieme dienstverlening en maritieme toeleveringsindustrie werken relatief veel arbeidskrachten met een hbo of universitaire achtergrond. Naar opleidingsniveau kent de visserij een tamelijk eenzijdig opgebouwd personeelsbestand. Verreweg de meeste werkzame personen in deze sector hebben een opleiding op mbo/leerlingstelsel niveau. In sommige sectoren lijkt zich een ontwikkeling in de vooropleiding van het personeel af te tekenen, hoewel voorzichtigheid in interpretatie hier op zijn plaats is. In de zeevaart blijkt een toename van het aandeel lager opgeleiden, waarschijnlijk als gevolg van de relatieve toename van het aantal gezellen (op cruiseschepen). In de scheepsbouw is er een afname van het aandeel werknemers met een (beroepsgerichte) mbo-opleiding en een toename van hoog opgeleiden. In de waterbouw lijkt er sprake te zijn van een stijging van het aandeel mbo-gediplomeerden en hoger opgeleiden. De maritieme dienstverlening en de watersportindustrie maken steeds meer gebruik van mbo-opgeleiden en minder van algemeen opgeleide werknemers (met vbo/mavo). Ook de maritieme toeleveringsindustrie laat een afname van het aandeel algemeen opgeleide werknemers zien (vbo/mavo).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 55
Omvang en samenstelling van de werkgelegenheid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------56 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3
In- en uitstroom van personeel
3.1
Inleiding
De vraag naar personeel (instroom) komt tot stand door een combinatie van uitbreidings- en vervangingsvraag. In geval van uitbreidingsvraag neemt het aantal werknemers daadwerkelijk toe, terwijl in geval van vervangingsvraag het aantal werknemers in het bedrijf min of meer constant blijft. De vervangingsvraag bestaat uit het verloop onder het personeel als gevolg van pensionering, vervroegde uittreding, het vinden van werk in een ander bedrijf, en dergelijke. Daarmee is het personeelsverloop een belangrijke factor voor de personeelsbehoefte van de bedrijven in de maritieme cluster. Immers, indien het personeelsverloop relatief hoog is, zal de personeelsbehoefte en daarmee de kans op vacatureproblemen groter zijn. Maar niet alleen de omvang van het personeelsverloop is hierop van invloed; ook de aard van het verloop is hiervoor bepalend, vooral de uitstroombestemming van het personeel. Wanneer zij kiezen voor een bedrijf buiten de maritieme cluster gaan kennis en ervaring voor de cluster verloren. In dit hoofdstuk worden de omvang van de in- en uitstroom binnen de maritieme cluster per sector beschreven. Het gaat hierbij om de in- en uitstroom op bedrijfsniveau41. Tevens wordt gekeken naar de herkomst van het ingestroomde personeel en de uitstroombestemming van het vertrokken personeel. De laatste paragraaf brengt de bewegingen van personeel binnen de maritieme cluster in beeld. Geconstateerd wordt dat de in- en uitstroomgegevens die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden niet zonder meer kunnen worden gesaldeerd om daarmee uit te komen tot de verandering in de werkgelegenheid die in hoofdstuk 2 is beschreven. De in hoofdstuk 2 genoemde groei en krimp van de werkgelegenheid hebben namelijk betrekking op de periode sinds 2003, terwijl de gegevens uit dit hoofdstuk slaan op het jaar 2005.
3.2
Instroom en herkomst van personeel
Evenals in de vorige arbeidsmarktmonitor is in de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 gekeken naar zowel de instroom van nieuw personeel in de bedrijven als ook naar de herkomst van het nieuwe personeel. De instroom van nieuw personeel wordt uitgedrukt als een percentage van de totale sectorale werkgelegenheid. Dit geeft inzicht in de mate waarin sectoren verschillen of overeenkomen in het aannemen van nieuw personeel. Het aannemen van nieuw personeel kan zowel een gevolg zijn van een groei van de werkgelegenheid (uitbreidingsvraag) als van personeelsverloop (vervangingsvraag). De herkomst van het personeel wordt onderscheiden naar 41
Om diverse inhoudelijke redenen kunnen op basis van de hier gepresenteerde in- en uitstroomgegevens geen conclusies worden getrokken over de ontwikkeling van de werkgelegenheid. De belangrijkste reden hiervoor is dat de gegevens betrekking hebben op de geregistreerde bedrijven, verlies van werkgelegenheid als gevolg van bijvoorbeeld faillissementen is niet meegenomen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 57
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
personeel vanuit (i) bedrijven binnen de eigen sector, (ii) vanuit bedrijven buiten de eigen sector, (iii) schoolverlaters, (iv) werkloosheid en (v) anders. Maritieme cluster totaal In deze paragraaf wordt de instroom van nieuw personeel besproken. Hierbij worden vergelijkingen gemaakt met de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003. Ruim de helft van de bedrijven heeft nieuw personeel in dienst genomen. Vooral bedrijven in de scheepsbouw, de zeehavens en de zeevaart hebben relatief vaak nieuw personeel in dienst genomen, in deze sectoren ongeveer driekwart van de bedrijven. Opgemerkt moet worden dat in deze sectoren relatief veel grote bedrijven zijn, die op jaarbasis dus al snel iemand in dienst nemen. Vergeleken met de monitor uit 2003 is het aandeel bedrijven dat nieuw personeel in dienst neemt iets gestegen. Deze stijging is met name in de sectoren zeehavens en zeevaart tot stand gekomen. De instroom van nieuw personeel ten opzichte van de bestaande werkgelegenheid is voor de meeste sectoren relatief laag in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde (zie tweede rij in tabel 3.1). Zoals reeds opgemerkt kan dat zowel een gevolg zijn van een beperkte werkgelegenheidsontwikkeling als van een beperkt personeelsverloop. De instroom in de meeste sectoren van de maritieme cluster komt overeen met die in de industrie. De binnenvaart, visserij en watersportindustrie hebben de hoogste instroom. Deze komt overeen met het landelijk gemiddelde. Zoals nog zal blijken, hangt de hoge instroom voor de visserij waarschijnlijk samen met een relatief hoog personeelsverloop (vervangingsvraag), terwijl voor de watersportindustrie juist de groei van de werkgelegenheid (uitbreidingsvraag) als belangrijkste oorzaak geldt (zie tabel 2.12). In vergelijking met de monitor uit 2003 is het percentage nieuw personeel in ongeveer de helft van de sectoren gestegen. In de zeehavens is de groei van het aandeel nieuw personeel relatief het grootst. In de waterbouw en de watersportindustrie is het aandeel nieuw personeel op het totale personeel het meest gedaald. Toch kent deze laatste sector nog steeds een relatief hoog aandeel nieuw personeel. Het relatief kleine aantal bedrijven dat nieuw personeel heeft aangenomen in de waterbouw en de watersportindustrie (in beide gevallen ruim eenderde) in combinatie met de relatief grote instroom van nieuw personeel, wijst erop dat een relatief klein aantal bedrijven een relatief groot beroep op de arbeidsmarkt heeft gedaan. De scheepsbouw (4%) de zeevaart en de waterbouw (beide 5%) kennen de laagste instroom van nieuw personeel.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------58 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
64
36
43
76
100
47
37
35
45
5
4
8
12
5
8
7
11
6
11
8
Totaal
Offshore
79
Transport
Scheepsbouw
75
Nederland
Industrie
Zeevaart
Tabel 3.1 Gemiddelde instroom van nieuw personeel op jaarbasis bij bedrijven in de maritieme sectoren in 2005, vergeleken met landelijke cijfers (percentages)
7
11
12
Aandeel bedrijven dat nieuw personeel heeft aangenomen Instroom van nieuw personeel t.o.v. totale werkgelegenheid
Bron voor Nederland: Trendrapport Vraag naar Arbeid 2004, OSA (2005).
Om inzicht te krijgen in de herkomst van nieuw personeel én tevens de mogelijkheid te creëren om dit in de toekomst te kunnen monitoren is in de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 gevraagd naar de herkomst van de laatst aangenomen werknemer in 2005. Deze vraag is ook gesteld in de eerdere arbeidsmarktmonitor. De reden om de vraagstelling te beperken tot de laatst aangenomen medewerker is dat langs deze weg een nauwkeuriger beeld kan worden verkregen van de herkomst van het personeel. Met betrekking tot de herkomst van nieuw personeel kunnen de volgende algemene conclusies worden getrokken (tabel 3.2): Opvallend is dat in vergelijking met de monitor uit 2003 alle sectoren een grotere instroom aan personeel vanuit de eigen sector kennen. Dit duidt op een toenemende onderlinge concurrentie om gekwalificeerd personeel. Sectoren die vooral instroom vanuit de eigen sector kennen zijn de zeevaart en de visserij. Kijkend naar de instroom vanuit de eigen sector en de instroom uit andere maritieme sectoren daarbij optellen, dan blijkt dat 60 procent tot 80 procent van de instroom uit één van de maritieme sectoren afkomstig is. Uitzonderingen hierop zijn de watersportindustrie (44%), binnenvaart (52%), en de maritieme toeleveringsindustrie (50%). Het hoge aandeel nieuw aangenomen personeel vanuit maritieme sectoren is een duidelijke indicatie voor de arbeidsmobiliteit binnen de maritieme cluster (zie ook paragraaf 3.4). De sectoren die het meest buiten de maritieme cluster werven zijn de maritieme toeleveringsindustrie (1 op de 4 nieuwe werknemers komt van buiten de cluster) en de zeehavens (1 op de 5). Het aandeel nieuwe werknemers van buiten de maritieme cluster is over de gehele linie gedaald ten opzichte van 2003. Het aandeel schoolverlaters onder de nieuwe werknemers verschilt behoorlijk per sector. In de zeehavens zijn er relatief weinig schoolverlaters (2% van het nieuw aangenomen personeel) vergeleken met het landelijk gemiddelde (19%), terwijl het er in de zeevaart (26%) en de waterbouw (30%) relatief veel schoolverlaters ingestroomd zijn. Bij de marine zijn zelfs negen van de tien nieuwkomers schoolverlaters. Deze nieuwkomers stromen vooral in in militaire functies. In de meeste maritieme sectoren wordt niet tot nauwelijks een beroep gedaan op het werklozenbestand voor het aantrekken van nieuw personeel. Dit heeft vooral -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 59
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
te maken met het specialistische karakter van de werkzaamheden. Alleen in de scheepsbouw en de watersportindustrie is overeenkomstig het landelijk gemiddelde een beroep gedaan op werklozen.
Transport
Totaal
55*
65*
56*
landbouw
15
Nederland
Industrie en
38
toeleveringsindustrie
27
Maritieme
Zeehavens
33
Watersportindustrie
Waterbouw
45
dienstverlening
Binnenvaart
29
Maritieme
Offshore
35
Visserij
Scheepsbouw
64
Marine
Zeevaart
Tabel 3.2 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in 2005 (volgens de werkgevers) in percentages, vergeleken met landelijke cijfers
Van ander bedrijf binnen
70
21
de sector Van ander bedrijf buiten
0
38
50
18
35
70
9
53
23
61
0
24
36
7
35
51
9
47
6
35
36
10
14
19
30
3
18
21
11
9
12
15
19
-
7
-
5
-
-
-
-
8
-
13
10
7
de sector - waarvan maritiem Vanuit het onderwijs Vanuit werkloosheid Anders Totaal
90
-
10
7
13
2
-
10
3
5
20
15
20
10
18
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
a) Verreweg het grootste deel van de instroom bij de marine bestaat uit schoolverlaters. b) De resultaten voor de offshore zijn gebaseerd op een klein aantal waarnemingen en daardoor niet representatief. * Instroom uit andere baan, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen sectoren. Bron voor Nederland: Trendrapport Vraag naar Arbeid, OSA, 2003.
In het vervolg van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de ontwikkeling in herkomst van nieuw ingestroomd personeel per sector. Zeevaart In de zeevaart is ongeveer 5 procent van het totale personeelsbestand in 2005 nieuw ingestroomd. Dit is evenveel als in 2002. Een steeds groter deel van de nieuw aangenomen zeevarenden is afkomstig van een ander bedrijf uit de zeevaart (was 39% in 2002, in 2005 64%). Tabel 3.3 laat bovendien zien dat de daling in de instroom van zeevarenden vanuit het onderwijs tussen 1997 en 2002, zich in 2005 hersteld heeft. De instroom van schoolverlaters is vergeleken met het landelijk gemiddelde hoog.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------60 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.3 Herkomst van nieuw aangenomen zeevarenden in de zeevaart, 1997 en 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
1997
a)
45
9
2
36
2002
b)
39
32
17
2005
b)
64
0
0
Anders
-
10
17
-
13
36
-
-
a) Gemiddelde van alle werknemers (NEI, WerknemersenquĂŞte, 1997). b) Uitsluitend zeevarenden.
Van alle in 2005 aangenomen personeelsleden was 13 procent kapitein. Ten opzichte van de totale werkgelegenheid onder kapiteins is dit 6 procent. Tachtig procent van de nieuw aangenomen kapiteins had de Nederlandse nationaliteit. Van alle in 2005 aangenomen zeevarenden is ongeveer een kwart voor het eerst als officier aangemonsterd. Van het walpersoneel is het merendeel afkomstig uit een andere sector, vooral uit andere maritieme sectoren. Scheepsbouw In de scheepsbouw is ongeveer 4 procent van het totale personeelsbestand in 2005 nieuw ingestroomd. Dit is minder dan het aandeel nieuwe werknemers in 2002 (8%). Ook is het percentage bedrijven dat nieuw personeel in dienst neemt licht gedaald (van 84 naar 79%). De meeste bedrijven in de scheepsbouw werven binnen de eigen sector of binnen de maritieme cluster. In 2005 werd ongeveer eenderde van het nieuwe personeel binnen de eigen sector geworven. Deze ontwikkeling is in lijn met de verbeterde economische omstandigheden: bedrijven groeien en halen goed opgeleid personeel bij elkaar weg. Opvallend is wel dat het aandeel schoolverlaters onder nieuwe werknemers sinds 1997 sterk is afgenomen42. Tabel 3.4 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de scheepsbouw, 1997, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
1997
19
17
a)
60
3
1
2002
-
75
37
17
-
8
35
38
24
10
7
10
2005
a)
Anders
Geen gegevens.
Offshore De offshore kent een relatief lage instroom ten opzichte van de meeste andere maritieme sectoren. Sinds 2002 is het aandeel instromers ten opzichte van de totale werkgelegenheid in de sector gestegen van 5 naar 8 procent in 2005. Tabel 3.5 laat de verdeling van de instroom naar herkomst zien. De instroom uit onderwijs is in 2005 in lijn met het landelijke gemiddelde. 42
Tussen 1999 en 2006 daalt het aantal leerlingen in technische mbo-opleidingen (o.a. metaal, elektrotechniek, wtb) van niveau 1 t/m 4 in de regio Rijndelta, waar zich een groot deel van de Nederlandse scheepsbouw bevindt. Het aantal leerlingen in de mbo-scheepsbouw stabiliseert. Bron: ECORYS-NEI, Techniek barometer Rijnmond 2005/2006, 2006. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 61
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.5 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de offshore, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
Anders
2001
31
45
32
4
-
20
2002
-
33
-
33
-
33
2005
29
50
36
14
-
7
Binnenvaart De instroom van nieuw personeel in de binnenvaart is in verhouding tot het totale personeelsbestand tussen 2002 en 2005 gestegen van 8 naar 12 procent. Hiermee vertoont de binnenvaart grote gelijkenis met het landelijke beeld en met de transportsector (zie tabel 3.1). Het grootste aandeel van de ingestroomde werknemers is afkomstig uit de binnenvaart zelf (45%). De binnenvaart is wat betreft de instroom van personeel een tamelijk stabiele sector, er doen zich geen grote wijzigingen in de instroom voor. Het aandeel nieuwe werknemers dat rechtstreeks vanuit het onderwijs instroomt, is weliswaar ten opzichte van 2000 gedaald, maar met 19 procent in lijn met het Nederlands gemiddelde. Tabel 3.6 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
2000
40
12
a)
31
10
7
2002
38
27
15
18
-
16
2005
45
18
7
19
5
13
a)
Anders
Geen gegevens.
Waterbouw In de waterbouw heeft 43 procent van de ondernemingen in 2005 nieuw personeel in dienst genomen. Dit is een relatief laag aandeel van de bedrijven, maar het zijn er iets meer dan in 2002. Het zijn vooral de grotere ondernemingen die personeel hebben aangenomen. Ook het aandeel nieuwe werknemers in het totale personeelsbestand is laag: slechts 5 procent. Ten opzichte van 2005 zijn er relatief weinig nieuwkomers in de sector (zie tabel 3.1). Het aantal instromers uit niet-maritieme sectoren is tussen 2000 en 2005 gedaald en is momenteel vrijwel nihil. Er wordt steeds meer in de eigen sector geworven. Daarnaast valt op dat er relatief steeds meer schoolverlaters onder de instromers zijn. Het lage aandeel schoolverlaters dat in 2002 de sector instroomde was blijkbaar van tijdelijke aard.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------62 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.7 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de waterbouw, 2000, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
Anders
2000
26
46
25
24
3
1
2002
25
56
52
9
2
7
2005
33
35
35
30
-
2
Zeehavens De instroom van nieuwe werknemers in de zeehavens is toegenomen, van 3 procent in 2002 naar 8 procent in 2005. Deze instromers zijn voor een veel groter deel dan in het verleden afkomstig van andere bedrijven uit dezelfde sector. Daarnaast worden steeds meer werknemers van buiten de sector geworven. Hierbij is ook het aandeel instromers vanuit niet-maritieme sectoren toegenomen. Deze ontwikkeling gaat ten koste van de instroom vanuit het onderwijs. In 2005 bestond bij benadering slechts 3 procent van de instroom uit schoolverlaters. Blijkbaar is of het aanbod aan schoolverlaters onvoldoende, of missen schoolverlaters de voor de sector zeehavens vereiste competenties. Tabel 3.8 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de zeehavens, 2001 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
Anders
2001
6
57
40
24
3
10
2002
6
67
64
5
-
22
2005
27
70
51
3
-
-
Marine De instroom van nieuw personeel in de marine is gedaald van 11 naar 7 procent, en is laag vergeleken bij het landelijk gemiddelde. Negen van tien instromers is schoolverlater. Dit is vergelijkbaar met de instroom in 2001 en 2002. Van de marine kan dus gezegd worden dat de schoolverlaters een belangrijke bron vormen voor de instroom van nieuw personeel. Gedetailleerde gegevens over de instroom uit andere sectoren ontbreken. Visserij De visserij kent van alle maritieme sectoren de hoogste instroom van nieuw personeel (11%), hoewel deze wel gedaald is ten opzichte van 2002 (16%). De instroom ligt nu op het landelijk gemiddelde van 12 procent (zie tabel 3.1). De ingestroomde werknemers zijn veelal afkomstig uit de visserij zelf (zie tabel 3.9). In 2005 gaat het om ongeveer 70 procent van het nieuwe personeel. Het aandeel schoolverlaters ligt ongeveer op het landelijk gemiddelde. In de visserij lijkt steeds meer gekozen te worden voor ervaren krachten die reeds binnen de sector werkzaam zijn.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 63
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.9 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de visserij, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
2001
20
10
a)
67
3
-
2002
64
11
6
14
-
11
2005
70
9
9
18
0
3
a)
Anders
Geen gegevens.
Driekwart van de bedrijven in de trawlervisserij heeft in 2005 nieuwe personeelsleden aangetrokken. Het instroompercentage bij de trawlerbedrijven is lager dan het landelijk gemiddelde en het gemiddelde in de kottervisserij, namelijk 7 procent. Maritieme dienstverlening De instroom in de maritieme dienstverlening is met 6 procent relatief laag vergeleken met het landelijk gemiddelde, maar overeenkomstig de meeste sectoren in de maritieme cluster (zie tabel 3.1). Ook het aandeel schoolverlaters onder de instromers neemt toe, en ligt nu boven het landelijk gemiddelde. De instroom van buiten de maritieme cluster is afgenomen (van 20 naar 6%). Tabel 3.10 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de maritieme dienstverlening, 1997, 2002 en 2005 (percentages)
1997
Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
a)
2002
5
64
44
15
2005
21
53
47
21
a)
Anders
15 -
5
Gegevens onbekend.
Watersportindustrie De instroom van nieuw personeel in de watersportindustrie is tussen 2002 en 2005 gedaald van 16 naar 11 procent. De instroom is in lijn met het landelijk gemiddelde, maar relatief hoog ten opzichte van de andere maritieme sectoren (zie tabel 3.1). Het feit dat deze instroom wordt gerealiseerd door eenderde van de ondernemingen, wijst erop dat de vraag naar arbeid in 2005 zich concentreert bij een selecte groep bedrijven. Als gekeken wordt naar de herkomst van nieuw personeel (tabel 3.11), dan valt op dat de instroom van personeel uit andere bedrijven in de watersportindustrie geleidelijk toeneemt. De groei van de sector maakt blijkbaar een toenemende arbeidsmobiliteit binnen de sector mogelijk. De instroom van buiten de sector neemt daarentegen af, wat overigens ook geldt voor de instroom vanuit het onderwijs. Het is aannemelijk dat de sector door zijn groei steeds meer ervaren krachten met sectorspecifieke competenties nodig heeft. Anderzijds bestaat er een risico voor de sector als het personeel voornamelijk bij collegabedrijven geworven wordt. De grote vraag naar personeel kan de loonkosten doen stijgen. De beperkte instroom van vers bloed kan de vergrijzing doen toenemen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------64 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.11 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de watersportindustrie, 1998, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
1998
19
65
a)
10
6
-
2002
24
48
22
22
3
4
38
23
6
11
8
20
2005
a)
Anders
Geen gegevens.
Maritieme toeleveringsindustrie De instroom van nieuw personeel in de maritieme toeleveringsindustrie is in 2005 8 procent, evenals in 2002. De maritieme toeleveringsindustrie is dus niet meegegaan in de dalende tendens van de instroom die voor de gehele Nederlandse industrie en voor de sector scheepsbouw in het bijzonder geldt (zie tabel 3.1). Aan deze laatste sector is de maritieme toeleveringsindustrie sterk verwant. In vergelijking met de overige sectoren is het opvallend dat weinig personeel binnen de sector zelf wordt geworven. Er bestaat naar verwachting relatief weinig concurrentie tussen bedrijven om goed personeel. Een kwart van de instroom komt van buiten de maritieme cluster, wat in vergelijking met de andere maritieme sectoren vrij veel is. Het aandeel schoolverlaters in de instroom neemt na een aanvankelijke daling in 2002 weer toe, maar blijft onder het landelijk gemiddelde. Tabel 3.12 Herkomst van nieuw aangenomen personeel in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Vanuit de
Van buiten de
Waarvan
Vanuit
Voorheen
sector
sector
maritiem
onderwijs
werkloos
Anders
2001
9
72
42
17
2
2002
10
76
46
4
3
7
2005
15
61
35
9
-
15
Schoolverlaters Zoals uit tabel 3.2 bleek, bestaat een fors deel van de instroom aan nieuw personeel uit schoolverlaters. In tabel 3.13 wordt het opleidingsniveau van de instromende schoolverlaters bekeken. Hierbij vallen de volgende zaken op: De meeste aangenomen schoolverlaters hebben een beroepsopleiding afgerond, bij voorkeur mbo 3/4 en hbo. Voornamelijk in de zeehavens (64%), maar ook bij de marine (34%) en de watersportindustrie (42%) worden relatief veel schoolverlaters aangenomen op vmbo niveau. Vooral in de waterbouw (28%), maritieme dienstverlening (17%) en scheepsbouw (13%) worden relatief veel schoolverlaters met een universitaire opleiding aangenomen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 65
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
0
19
0
Mbo 3/4
72
17
27
Havo/Vwo Hbo Universitair
a)
0
1
0
13
38
8
64
34
6
9
21
3
21
43
36
16
5
18
38
28
4
Maritieme toeleveringsindustrie
25
0
8
Watersportindustrie
2
Mbo 1/2
Maritieme dienstverlening
Vmbo
Visserij
2
Marine
0
Zeehavens
Offshore
0
Waterbouw
Scheepsbouw
Basisonderwijs
Binnenvaart
Zeevaarta)
Tabel 3.13 Opleidingsniveau van instromende schoolverlaters in de maritieme cluster verdeeld naar sector, 2005 (percentages)
0
0
6
42
11
0
11
8
23
34
1
6
2
0
0
16
19
-
6
0
7
25
20
58
9
27
9
4
-
39
24
35
0
13
11
0
28
2
4
-
17
0
5
Betreft alleen de zeevarende schoolverlaters.
In de zeevaart heeft de helft van de schoolverlaters die in een walfunctie terecht is gekomen een opleiding op mbo niveau 3/4 gevolgd (niet in de tabel opgenomen). Ongeveer ĂŠĂŠn op de vijf heeft een hbo opleiding gevolgd.
3.3
Uitstroom en bestemming personeelsverloop
In de vorige paragraaf is geconstateerd dat in vergelijking met 2002 meer bedrijven personeel in dienst nemen, maar dat de totale instroom van nieuw personeel in de maritieme cluster relatief laag is ten opzichte van de landelijke instroom. De instroom in de maritieme cluster is wel vergelijkbaar met de instroom van personeel in de industrie. Een deel van de behoefte aan nieuw personeel wordt veroorzaakt door het vertrek van personeel (vervangingsvraag). Op het personeelsverloop en de uitstroombestemming van vertrekkende werknemers wordt in deze paragraaf ingegaan. Maritieme cluster totaal Als gekeken wordt naar het personeelsverloop in de maritieme cluster dan valt het volgende op (zie tabel 3.14): De meeste maritieme sectoren hebben een relatief laag personeelsverloop in vergelijking met het gemiddelde in Nederland (10%). Vooral de sectoren zeevaart, offshore en maritieme dienstverlening kenmerken zich door een zeer laag personeelsverloop (alle 3%). De visserij heeft een relatief hoge uitstroom (26%), deze is zelfs verdubbeld ten opzichte van 2002. Dit heeft vooral te maken met de slechte economische situatie in de sector.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------66 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
64
35
47
59
100
54
35
28
31
3
7
3
9
7
4
10
26
3
6
5
Totaal
Offshore
73
Transport en opslag
Scheepsbouw
68
Nederland
Industrie
Zeevaart
Tabel 3.14 Gemiddeld personeelsverloop op jaarbasis in de maritieme sectoren in 2005, vergeleken met landelijke cijfers
8
10
10
Aandeel bedrijven met personeelsverloop Uitstroom van personeel t.o.v. totale werkgelegenheid
Tabel 3.15 geeft een overzicht van de uitstroombestemming van de laatst vertrokken werknemer in 2002. Deze informatie is relevant vanuit een oogpunt van arbeidsmobiliteit en het verlies van ervaren arbeidskrachten dat hiervan het gevolg kan zijn. De belangrijkste uitkomsten voor de maritieme cluster als geheel zijn: De meeste werknemers die bij hun bedrijf vertrekken blijven werkzaam binnen de eigen sector of een andere maritieme sector. Vooral werknemers uit de zeevaart (75%) en de binnenvaart (65%) blijven in de maritieme cluster werkzaam. Werknemers uit de maritieme toeleveringsindustrie stromen relatief vaak uit naar niet-maritieme sectoren (28%). In de maritieme cluster komt personeelsverloop naar werkloosheid of arbeidsongeschiktheid in vergelijking met de landelijke gemiddelden relatief weinig voor. Benadrukt wordt echter nogmaals dat het hier om indicaties gaat. Andere databronnen, zoals die van het UWV, zijn in dit opzicht betrouwbaarder. In een aantal sectoren ligt de uitstroom naar VUT en pensionering relatief hoog. Het gaat dan vooral om de scheepsbouw en de zeehavens, sectoren die te kampen hebben met een sterk vergrijsd personeelsbestand.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 67
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
16
12
29
22
34
34
32
38
44
33
35
17
4
14
34
26
32
20
14
Werkloos
-
4
-
6
-
10
0
-
12
Arbeidsongeschikt
-
-
-
-
1
-
3
6
0
17
35
8
7
22
33
5
25
8
4
8
-
17
33
20
-
42
25
13
26
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
waarvan binnen maritieme cluster
VUT/pensioen Anders Totaal
100
Totaal
23
23
opslag
34
4
Transport en
46
33
Nederland
Industrie
toeleveringsindustrie
Zeehavens
42
43
Maritieme
Waterbouw
Watersportindustrie
Binnenvaart
18
33
ning
Offshore
42
Werk buiten sector
Visserij
Scheepsbouw
Werk binnen sector
Marine a)
Zeevaart
Maritieme dienstverle-
Tabel 3.15 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de maritieme sectoren (percentages). 2005
37¹
44¹
52¹
4
13²
5²
11²
0
7
3
3
20
11
9
a) Bij de marine wordt de uitstroombestemming niet geregistreerd. *) Niet bekend. 1) Percentage personen dat vrijwillig is vertrokken en niet valt in andere uitstroomcategorieën. Uitgangspunt is dat het overgrote deel zal zijn vetrokken vanwege het vinden van een andere baan. 2) Gedwongen ontslagen. Het overgrote deel zal als werkloze zijn uitgestroomd.
Zeevaart Het personeelsverloop in de zeevaart is vergelijkbaar met dat in 2002 (3%). De economische opleving heeft in 2005 blijkbaar nog niet geleid tot een toename van de arbeidsmobiliteit in de sector. Hoewel er nauwelijks sprake is van personeelsverloop in de zeevaart, is er relatief veel verloop onder jonge officieren43. Van de uitstromers vinden steeds meer zeevarenden een baan in een andere sector, het zijn echter wel altijd maritieme sectoren waar zij terecht komen (zie tabel 3.16. De verbondenheid met de maritieme cluster is dus sterk. Dit kan te maken hebben met de sectorspecifieke competenties van het personeel. Tabel 3.16 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de zeevaart, 1997, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschik
pensioen
Anders
a)
t 1997
33
18
3
-
2002
51
10
10
-
-
14
24
2005
42
33
33
-
-
17
8
a)
13
36
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
Het walpersoneel stroomt voornamelijk uit richting de maritieme dienstverlening of gaat met (vervroegd) pensioen (aparte vraag, niet in de tabel opgenomen).
43
A.W. Veenstra, De loopbaan van zeevarenden, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------68 © Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Scheepsbouw Het personeelsverloop binnen de scheepsbouw blijft licht toenemen, van 4 procent in 1997 naar 6 procent in 2002, naar 7 procent in 2005. Het grootste deel van het uitgestroomde personeel gaat in één van de andere maritieme sectoren werken. Daarnaast is er de afgelopen jaren een grote uitstroom naar (vervroegd) pensioen. Dit is consistent met de eerdere constatering dat de scheepsbouw een relatief groot aandeel oudere werknemers heeft. Tabel 3.17 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de scheepsbouw, 1997, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
1997
b)
b)
b)
b)
b)
48
52
2002
3
43
37
9
-
36
9
2005
18
43
35
4
-
35
-
a)
a) De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend. b) Geen gegevens.
Offshore Het personeelsverloop is in 2005 in vergelijking met het landelijk gemiddelde laag, namelijk 3 procent44. Hiermee behoort de offshore tot de sectoren met het laagste personeelverloop van de maritieme cluster. Een groot deel van het verloop vindt binnen de sector plaats; 16 procent stroomt uit naar een sector buiten de maritieme cluster. In vergelijking met andere maritieme sectoren is de uitstroom naar VUT/pensioen tamelijk laag (8%). Het personeelsbestand in de offshore is ook minder vergrijsd dan in de andere maritieme sectoren (zie hoofdstuk 2). Tabel 3.18 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de offshore, 2001, 2002 en 2005 (percentages)
2001 2002 2005
b)
Binnen de
Buiten de
Waarvan
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
sector
sector
maritiem
42
29
21
-
16
3
33
67
67
-
-
-
-
42
33
17
-
-
8
17
a)
a) De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend. b) Vanwege de lage respons zijn de antwoorden voor de offshore niet representatief.
Binnenvaart Waar in 2002 (7%) nog sprake was van een daling van de uitstroom in vergelijking met de eerdere meting in 2000 (23%), bedraagt de uitstroom in 2005 9 procent. Zestig procent van de uitgestroomde werknemers vindt opnieuw werk in de binnenvaart (zie tabel 3.19). De uitstroom richting VUT/pensioen ligt op het landelijk gemiddelde en is daarmee laag vergeleken met de andere maritieme sectoren.
44
In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 was een aanzienlijk hoger personeelsverloop geconstateerd. Dit was evenwel gebaseerd op een niet-representatieve groep bedrijven die niet te veralgemeniseren is naar de totale populatie. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 69
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 3.19 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan maritiem
sector
sector
2000
56
25
2002
36
2005
60
a) b
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
b)
3
1
1
52
44
2
2
5
3
5
5
8
-
9
13
a)
14
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend. Geen gegevens.
Waterbouw De waterbouw kent in 2005 evenals in 2002 een relatief laag personeelverloop (7%). Het aandeel vertrokken werknemers dat binnen de waterbouw werk vindt, is vrij hoog; van elke tien werknemers die hun bedrijf verlaten, blijven er drie binnen de waterbouw werkzaam. Daarnaast is de uitstroom naar VUT/pensioen fors, ruim één op de vijf uitstromers gaat met VUT/pensioen. Dit is vergelijkbaar met de uitstroom naar VUT/pensioen in de industrie. Tabel 3.20 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de waterbouw, 2000, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
2000
30
44
10
1
2
15
8
2002
-
82
59
-
-
-
18
2005
34
23
14
-
1
22
20
a)
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
a)
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
Zeehavens Het personeelsverloop in de zeehavens is evenals in 2002 relatief laag (4%). Bijna een kwart van de uitstromers blijft werkzaam binnen de zeehavensector (zie tabel 3.21). Eenderde stroomt uit naar andere sectoren, maar dit zijn wel allemaal maritieme sectoren. Hiermee blijven kennis en vaardigheden voor de cluster behouden. Voorts gaat een eenderde van de groep uitstromers met VUT/pensioen, wat relatief hoog is. Het aandeel uitstromers naar VUT/pensioen is sinds 2001 sterk gestegen. Dit is het gevolg van de sterke vergrijzing van het personeel in de sector zeehavens, met name in Rotterdam. Tabel 3.21 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de zeehavens, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
2001
5
42
27
11
8
18
16
2002
54
15
15
-
-
19
12
2005
23
34
34
10
-
33
-
a)
a)
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------70 © Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Marine Het personeelsverloop bij de marine bedraagt 10 procent, dit is vergelijkbaar met de uitstroom 3 jaar geleden. Er zijn geen cijfers bekend over uitstroomrichtingen. Visserij De relatieve stijging in uitstroom van personeel in de visserij, die al tussen 2001 (8%) en 2002 (13%) werd waargenomen, heeft zich in de periode tot 2005 doorgezet (nu 26%). Bleef in 2002 een groot deel van de uitstromers nog werkzaam in de sector (ruim 40%), in 2005 blijkt de belangrijkste uistroom in de categorie ‘Anders’ (42%). Dit zijn voornamelijk vissers (‘maten’) die gestopt zijn. Redenen daarvoor hebben te maken met de hoge olieprijzen en het steeds stringentere visserijbeleid, met name de vangstquota. De verwachting is dat deze uitstroom zal doorzetten, aangezien op verscheidene gebieden van de visserij het beleid verder zal worden aangescherpt (zoals in 2006 de kokkelvisserij). Van de overige vissers die de visvaart achter zich laten, blijft een fors deel werkzaam binnen de maritieme cluster. Tabel 3.22 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de visserij, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
2001
20
42
21
-
2002
42
45
25
-
2
4
8
2005
16
34
26
-
3
5
42
a)
29
Anders
a)
9
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
Het uitstroompercentage voor de trawlerbedrijven bedraagt 7 procent en is daarmee in lijn met de kottervissers. Maritieme dienstverlening De maritieme dienstverlening kent, net zoals de zeevaart en de offshore, een relatief laag personeelsverloop van 3 procent. Het aantal werknemers dat bij een ander bedrijf in de sector gaat werken was in 2005 in vergelijking met de andere maritieme sectoren laag, namelijk 12 procent (zie tabel 3.23). In eerdere jaren was dit hoger. Tegelijkertijd blijkt een toename van het aantal werknemers dat buiten de sector, maar wel binnen de cluster, een andere baan vindt. Tabel 3.23 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de maritieme dienstverlening, 1997, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de sector 1997
Buiten de
Waarvan
sector
maritiem
52
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
38
-
Anders
pensioen 25
23
2002
26
52
15
-
-
7
15
2005
12
31
31
-
6
25
25
a)
a)
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 71
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Watersportindustrie Het personeelsverloop in de watersportindustrie is na een lichte stijging in 2002 (9%), licht gedaald naar 6 procent in 2005. Ongeveer een kwart van alle vertrekkende werknemers blijft werkzaam in de watersportindustrie (zie tabel 3.24). Meer dan eenderde (36%) vindt een baan buiten de watersportindustrie; een klein deel hiervan blijft werkzaam in de maritieme cluster. Tabel 3.24 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de watersportindustrie, 1998, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
1998
29
64
b)
2002
27
36
13
2005
29
38
20
Werkloos -
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
3
2
2
4
-
14
19
12
-
8
13
a)
a) De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend. b) Geen gegevens.
Maritieme toeleveringsindustrie In vergelijking met 2002 (7%) is het personeelsverloop in de maritieme toeleveringsindustrie in 2005 iets lager (5%). Zowel vergeleken met de maritieme cluster als het landelijk gemiddelde is dat laag. Een groot deel (44%) van de uitgestroomde werknemers vindt werk buiten de maritieme toeleveringsindustrie, 28 procent zelfs helemaal buiten de maritieme cluster. Waarschijnlijk komt dit omdat zij over (technische) competenties beschikken, waarmee zij ook goed in andere (industriële) sectoren uit de voeten kunnen. Overigens is het aantal uitstromers dat uit de sector verdwijnt kleiner geworden sinds 2002. Tabel 3.25 Uitstroombestemming van personeelsverloop in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2002 en 2005 (percentages) Binnen de
Buiten de
Waarvan
sector
sector
maritiem
Werkloos
Arbeids-
VUT/
ongeschikt
pensioen
Anders
2001
13
38
7
2
12
1
34
2002
8
55
25
11
-
17
9
2005
23
44
16
0
4
4
8
a)
3.4
a)
De percentages in de categorie ‘Anders’ betreffen ook (een deel) onbekend.
Arbeidsmobiliteit binnen de maritieme cluster
In de vorige paragraaf is geconstateerd dat het merendeel van de uitgestroomde werknemers binnen de maritieme cluster werkzaam blijft. In sectoren waarbij minder dan helft van de uitstromende werknemers binnen de eigen of een andere maritieme cluster blijft werken, wordt dit vaak veroorzaakt door vergrijzing (c.q. een grote uitstroom naar VUT/pensioen). In paragraaf 3.2 is tevens geconstateerd dat een -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------72 © Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
substantieel deel van de nieuw aangenomen werknemers binnen de maritieme cluster wordt gerekruteerd. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de arbeidsmobiliteit binnen de maritieme cluster. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen instroommobiliteit en uitstroommobiliteit. Instroommobiliteit heeft betrekking op de werknemers die door de bedrijven in een bepaalde sector in 2005 nieuw in dienst zijn genomen. Uitstroommobiliteit heeft betrekking op de werknemers die de bedrijven in een bepaalde sector in 2005 hebben verlaten, vanwege een andere baan of anderszins. Er wordt expliciet gekeken naar de mobiliteitsstromen tussen de maritieme sectoren. De mobiliteitsstromen zijn berekend op basis van informatie van de werkgever over de herkomst van de laatst aangenomen werknemer en uitstroombestemming van de laatst vertrokken werknemer. De kwantitatieve basis is hierdoor beperkt, waardoor de uitkomsten een indicatie geven van de mobiliteitstromen. Om deze reden zijn de vermelde percentages afgerond. Figuur 3.1 toont de instroommobiliteit in de maritieme cluster. De pijlen laten zien waar een sector zijn nieuwe personeel vandaan haalt. In de figuur zijn alleen de personeelsstromen opgenomen die enige substantie vertegenwoordigen. Voor de zeevisserij zijn in de meting over 2005 geen substantiĂŤle personeelsstromen met andere maritieme sectoren gemeten, hetgeen niet betekent dat er op incidentele basis personeel over en weer is gegaan. Wellicht ten overvloede merken wij op dat nieuw personeel voor een bepaald bedrijf geen nieuw personeel voor de sector behoeft te zijn. De cirkelvormige pijlen laten zien welk deel van het nieuw aangenomen personeel uit de eigen sector afkomstig is. Deze gegevens zijn identiek aan die van de eerste rij in tabel 3.2. Vooral in de zeevaart en de zeevisserij bestaat een grote concurrentie om het beschikbare personeel; relatief veel nieuwe medewerkers zijn afkomstig van andere bedrijven in de sector.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 73
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figuur 3.1 Instroommobiliteit in de maritieme cluster (2005) Instroommobiliteit binnen de sector Instroommobiliteit tussen sectoren 64% 45%
27% Zeevaart 25%
Binnenvaart
Zeehavens
10%
10% 10%
Maritieme dienstverlening 21%
Marine 5%
?%
15% Scheepsbouw
10%
35% offshore 29%
10% 25% Maritieme toeleveranciers
5% Waterbouw
15% Watersport industrie
33%
Zeevisserij 38% 70%
Wanneer gekeken wordt naar instroom van nieuw personeel uit de andere maritieme sectoren, dan valt op dat de zeevaart een belangrijke leverancier van personeel is aan de waterbouw en de zeehavens. Bij benadering een kwart van het nieuw aangenomen personeel in 2005 in beide sectoren was afkomstig uit de zeevaart. Daarnaast wordt geconstateerd dat de maritieme dienstverlening een relatief belangrijke personeelsleverancier is aan de maritieme toeleveranciers. De overige personeelsstromen tussen de maritieme sectoren zijn beperkter van aard. Figuur 3.2. toont de uitstroommobiliteit in de maritieme cluster. De pijlen laten de sector zien waar de medewerkers die een bedrijf verlaten terechtkomen. De cirkelvormige pijlen laten zien welk deel van het vertrokken personeel in de eigen sector werkzaam blijf. Deze gegevens zijn identiek aan die van de eerste rij in tabel 3.15. Daar werd reeds geconstateerd dat vooral in de zeevaart, binnenvaart, offshore en waterbouw relatief veel personeel van werkgever binnen de eigen sector verandert.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------74 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Figuur 3.2 Uitstroommobiliteit in de maritieme cluster (2005)
Uitstroommobiliteit binnen de sector Uitstroommobiliteit tussen sectoren 42% 23%
47%
Zeevaart 15%
Binnenvaart
Zeehavens
10%
10%
25%
10%
10% Maritieme dienstverlening
12%
?% Marine 10%
10%
18% Scheepsbouw
47%
10% offshore 10% Maritieme toeleveranciers
22%
Waterbouw Watersport industrie 34%
Zeevisserij 29% 16%
Wanneer vervolgens gekeken wordt naar de arbeidsmobiliteit tussen de maritieme sectoren dan kan worden geconstateerd dat de meeste intersectorale mobiliteitsstromen in 2005 relatief beperkt waren; in de meeste gevallen vertrok ten hoogste 10 procent van het vertrekkende personeel naar een aanverwante maritieme sector. Een uitzondering hierop vormde de zeevaart waarvan in 2005 een kwart van het personeel dat van werkgever veranderde voor een baan koos in de maritieme dienstverlening; 15 procent stapte over naar een werkgever in de zeehavens. De hier gesignaleerde arbeidsmobiliteit tussen de maritieme sectoren kan voor een deel worden verklaard uit de verwantschap in maritieme competenties die er tussen de maritieme sectoren bestaan. In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 is hieraan expliciet aandacht besteed45. Daaruit kwam naar voren dat er in alle maritieme sectoren groot belang wordt gehecht aan houding en gedrag als essentiĂŤle basiscompetenties voor een goed functioneren in maritieme functies. Hierbij ging het vooral om de affiniteit met het varen en het hebben van inzicht in de maritieme wereld. Voor de maritieme cluster zelf lijken dit wellicht triviale uitkomsten, maar voor het werven en vooral ook inwerken van nieuw personeel zijn dit bijna noodzakelijke basiscompetenties.
45
R. van der Aa e.a., Monitor maritieme Arbeidsmarkt 2003, ECORYS, 2004 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 75
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3.5
Conclusies
In dit hoofdstuk is ingegaan op de in- en de uitstroom van bedrijven in de maritieme cluster. Naast de omvang van de in- en uitstroom van personeel, is uitgebreid stilgestaan bij de herkomst van de instroom en de bestemming van de uitstroom van personeel. Deze informatie is belangrijk voor het wervingsbeleid van de sectoren. Het geeft aan waar een sector sterk is in de werving, en waar mogelijk kansen liggen. Ook kunnen uitspraken gedaan worden over de samenhang tussen de sectoren binnen de cluster voor wat betreft arbeidsmobiliteit. Instroom van nieuw personeel De instroom van nieuw personeel in de maritieme cluster is relatief laag in vergelijking met het gemiddelde van Nederland, maar komt overeen met de gemiddelde instroom in de industrie. Ruim de helft van de bedrijven heeft in 2005 nieuw personeel in dienst genomen. De verschillen zijn echter groot per sector. In ongeveer de helft van de sectoren is ook daadwerkelijk het percentage nieuw ingestroomd personeel ten opzichte van het volledige personeelsbestand toegenomen. De binnenvaart, visserij en watersportindustrie hebben de hoogste instroom. Deze komt overeen met het landelijk gemiddelde. De hoge instroom voor de visserij hangt samen met een relatief hoog personeelsverloop in deze sector (vervangingsvraag), terwijl voor de watersportindustrie juist de groei van de werkgelegenheid (uitbreidingsvraag) als belangrijkste oorzaak geldt. Vooral de scheepsbouw, de zeevaart en de waterbouw zijn sectoren met een lage instroom aan nieuw personeel. Herkomst van nieuw personeel Voor alle sectoren in de maritieme cluster geldt dat de instroom aan personeel vanuit de eigen sector hoger is dan in 2003. Dit duidt op een toegenomen arbeidsmobiliteit: door de aantrekkende economie zijn werknemers sneller geneigd van baan te veranderen. Het aandeel schoolverlaters onder de nieuwe werknemers is in enkele sectoren, en dan vooral in de zeehavens (2%), erg laag vergeleken met het landelijk gemiddelde (19%). De verschillen tussen de sectoren zijn echter groot. In de zeevaart (36%), de waterbouw (30%) en vooral bij de Koninklijke Marine (90%) is de instroom van schoolverlaters hoog. Personeelsverloop De vraag naar personeel valt uiteen in een uitbreidingsvraag en een vervangingsvraag. De vervangingsvraag wordt onder andere veroorzaakt doordat werknemers met pensioen gaan, maar ook doordat zij van betrekking veranderen. Een hoge vervangingsvraag kan daarom duiden op een vergrijsd personeelsbestand, maar ook op problemen van een sector om personeel vast te houden. Vacatureproblemen kunnen ontstaan doordat de uitstroom groter is dan de instroom, of doordat de instroom niet aansluit bij de vacatures die de uitstromers achterlaten. De meeste sectoren uit de maritieme cluster blijken een lage uitstroom van personeel te kennen in vergelijking met andere sectoren in Nederland (gemiddeld 10 procent uitstroom). De visserij is hierop echter een uitzondering, met 26 procent uitstroom. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------76 Š Stichting Nederland Maritiem Land
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De visserij wordt duidelijk geplaagd door de voor deze sector specifieke economische malaise. De sectoren met de minste uitstroom zijn de zeevaart, de offshore en de maritieme dienstverlening. Intersectorale arbeidsmobiliteit Kenmerkend voor de maritieme sectoren is dat een aanzienlijk deel van het uitstromende personeel binnen de eigen sector werkzaam blijft. Dit betekent omgekeerd ook dat een aanzienlijk deel van het personeel dat door bedrijven in dienst wordt genomen uit andere bedrijven binnen de eigen sector afkomstig is. Daarnaast blijkt echter dat ook het personeel dat de eigen sector verlaat in veel gevallen binnen de maritieme cluster, maar in een andere sector, emplooi vindt. Kijkend naar het personeelsverloop dan blijkt dat er tussen verschillende maritieme sectoren substantiĂŤle personeelsstromen bestaan. In het bijzonder geldt dit voor de zeevaart waar in 2005 een kwart van het personeel dat van werkgever veranderde voor een baan koos in de maritieme dienstverlening en 15 procent overstapte naar een werkgever in de zeehavens. Ook wanneer gekeken wordt naar de herkomst van nieuw personeel kan de wederzijdse afhankelijkheid van maritieme sectoren op het personele vlak worden aangetoond. Zo valt op dat ongeveer een kwart van het nieuw aangenomen personeel in de waterbouw en in de zeehavens afkomstig is uit de zeevaart. Daarnaast wordt geconstateerd dat de maritieme dienstverlening een relatief belangrijke personeelsleverancier is aan de maritieme toeleveranciers. De hier gesignaleerde arbeidsmobiliteit tussen de maritieme sectoren kan voor een deel worden verklaard uit de verwantschap in maritieme competenties die er tussen de maritieme sectoren bestaan. Hierbij gaat het vooral om de affiniteit met het varen en het hebben van inzicht in de maritieme wereld. Voor de maritieme cluster zelf lijken dit wellicht triviale uitkomsten, maar voor het werven en vooral ook inwerken van nieuw personeel zijn dit bijna noodzakelijke basiscompetenties.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 77
In- en uitstroom van personeel ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------78 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
4
Vacatures
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de personeelsvoorziening. In het bijzonder wordt hierbij aandacht besteed aan het aantal vacatures (paragraaf 4.2) en de mate waarin deze moeilijk vervulbaar zijn (paragraaf 4.3). Wanneer bedrijven in verhouding tot de werkgelegenheid veel openstaande vacatures hebben, kan dit duiden op personeelskrapte. Personeelskrapte kan leiden tot overbelasting van het huidige personeelsbestand of, in het uiterste geval, het niet kunnen voldoen aan de vraag naar producten of dienstverlening van de klant. De afgelopen jaren is geconstateerd dat, als gevolg van de economisch slechtere conjunctuur, de vacaturegraad (aantal vacatures per honderd arbeidsplaatsen) in Nederland als geheel en in de meeste maritieme sectoren is teruggelopen. Inmiddels is er weer sprake van een opgaande conjunctuur, waardoor het aantal vacatures in Nederland sterk is toegenomen. Ten opzichte van 2004 is het aantal vacatures in 2006 zelfs verdubbeld46. De vraag is of de vacaturegraad in de maritieme cluster eveneens (sterk) is toegenomen. De vacaturecijfers worden, waar mogelijk, vergeleken met de vacaturecijfers uit eerdere arbeidsmarktonderzoeken en met de vacaturecijfers in de sectoren Industrie en Transport en van het Nederlandse bedrijfsleven.
4.2
Vacatures Maritieme cluster totaal Tabel 4.1 geeft het aantal bedrijven met vacatures weer in het 2e en 3e kwartaal van 2006. Het aandeel bedrijven met vacatures is echter een beperkte indicator voor de spanning op de arbeidsmarkt. Hier moet worden gecorrigeerd voor de omvang van de werkgelegenheid in de bedrijven. Een nauwkeuriger indicator voor de spanning op de arbeidsmarkt is de vacaturegraad, waarbij het aantal vacatures wordt gerelateerd aan de totale werkgelegenheid in de sector. Daarom is tevens in tabel 4.1 de vacaturegraad weergegeven. De vacaturegraad is het aantal vacatures ten opzichte van de totale werkgelegenheid in de sector (in procenten). In de maritieme cluster is de vacaturegraad in 2006 hoger dan bij de vorige meting in 2003, hetgeen te verwachten viel op basis van de verbeterde economische conjunctuur. In vergelijking met 2003 is in alle sectoren, met uitzondering van de binnenvaart, het aandeel bedrijven met vacatures gestegen. In de zeevaart, scheepsbouw en offshore heeft in 2006 zelfs meer dan driekwart van de ondernemingen vacatures openstaan.
46
Bron: CBS, Vacature-enquête, 2006. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 79
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de binnenvaart, visserij en watersportindustrie hebben relatief weinig ondernemingen vacatures openstaan. In de binnenvaart en watersportindustrie heeft dit vooral te maken met het karakter van de sector; veel kleine bedrijven met weinig werknemers. In de visserij heeft het lage aantal bedrijven met vacatures vooral te maken met de matige vooruitzichten in de sector. De vacaturegraad is ten opzicht van de vorige meting (in 2003) in alle sectoren gestegen. Daarbij is de vacaturegraad in de maritieme cluster ook hoger dan de vacaturegraad in het hele Nederlandse bedrijfsleven. Vooral in de maritieme dienstverlening is de vacaturegraad relatief hoog (9%). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de maritieme cluster momenteel een relatief groot beroep doet op de arbeidsmarkt.
2
3
3
1
5
6
6
6
3
Totaal
2
Transport en opslag
50
Industrie
34
Maritieme toeleveringsindustrie
24
Watersportindustrie
77
Maritieme dienstverlening
Zeehavens
78
Visserij
Waterbouw
75
Nederland
Marine
Binnenvaart
Vacaturegraad
Offshore
met vacatures
Scheepsbouw
Aandeel bedrijven
Zeevaart
Tabel 4.1 Aandeel ondernemingen met vacatures en de vacaturegraad (aantal vacatures per 100 arbeidsplaatsen) in de maritieme sectoren, vergeleken met landelijke cijfers (percentages), 1e/2e kwartaal 2006
a)
20
40
20
50
1
4
3
4
1
1
1
2
4
6
5
5
9
2
3
3
2003 Vacaturegraad 2006
NB: De vacaturegraad is het aantal vacatures ten opzichte van de totale werkgelegenheid in de sector (in procenten). a) De niet bezette formatieplaatsen bij de marine worden in principe weer aangevuld, waar er per saldo geen vacatures zijn. Bron voor Nederland: CBS, tweede kwartaal 2006.
In de rest van deze paragraaf zal per sector de vacaturegraad vergeleken worden met de vacaturegraad uit de eerdere arbeidsmarktonderzoeken. Zeevaart Uit tabel 4.2 blijkt dat zoals in alle andere maritieme sectoren ook in de zeevaart de vacaturegraad fors is gestegen (van 2% in 2002 naar 5% in 2006). Er staan vooral veel vacatures open voor officieren (57% van alle vacatures) en, in mindere mate, walpersoneel (26% van alle vacatures).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------80 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 4.2 Vacaturegraad in de zeevaart, 1997, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 1997
1
2003
2
2006
5
Scheepsbouw Mede door het groeiende aantal orders voor Nederlandse scheepbouwers is de vacaturegraad in de scheepsbouw gestegen van 3 procent in 2003 naar 6 procent in 2006. De meeste vacatures zijn voor algemene productiefuncties (31% van alle vacatures), metaal/ijzerwerker (11% van alle vacatures), bankwerker en CAD/ technisch tekenaar (beide 8% van alle vacatures). Tabel 4.3 Vacaturegraad in de scheepsbouw in 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2003
2
2006
6
Offshore De vacaturegraad in de offshore is in vergelijking met 2003 gestegen, maar is nog altijd lager dan in 2001. Meer dan de helft van de openstaande vacatures is voor de functie van (senior) engineer (54%). Tabel 4.4 Vacaturegraad in de offshore, 2001, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2001
8
2003
3
2006
6
Binnenvaart De vacaturegraad in de binnenvaart is in vergelijking met 2003 gestegen maar ligt vooralsnog lager dan in 2001. Van een zeer krappe arbeidsmarkt, zoals in 2001, lijkt derhalve nog geen sprake. De meeste vacatures zijn voor nautische functies (82% van alle vacatures), met name voor de functie matroos (22% van alle vacatures), kapitein (20%) en lichtmatroos (16%). Tabel 4.5 Vacaturegraad in de binnenvaart, 2000, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2000
13
2003
3
2006
6
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 81
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Waterbouw Ook in de waterbouw is de vacaturegraad gestegen, maar in tegenstelling tot de meeste overige maritieme sectoren ligt de vacaturegraad in de waterbouw niet boven het landelijk gemiddelde (beide 3%). Behalve bij de grote aannemers is, in tegenstelling tot in 2002, ook het aantal vacatures bij de kleine aannemers en de beunschippers toegenomen. In 2002 waren er nauwelijks vacatures bij de kleine aannemers en de beunschippers. Bij de aannemers zijn de meeste vacatures voor de functies (hoofd) werktuigkundige/machinist (15% van alle vacatures) en schipper (13%). Bij de kleine aannemers en de beunschippers zijn relatief veel vacatures voor matrozen waterbouw (47% van alle vacatures) en kapiteins (39%). Dit is in overeenstemming met de samenstelling van het personeelsbestand. Tabel 4.6 Vacaturegraad in de waterbouw, 2000, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2000
5
2003
1
2006
3
Zeehavens De helft van de bedrijven in de zeehavens heeft momenteel vacatures openstaan. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren, waarbij vooral als gevolg van personeelsoverschotten in de Rotterdamse haven, slechts een klein aantal bedrijven vacatures had. Inmiddels lijkt de tijd van personeelsoverschotten voorbij en is men in de zeehavens weer volop op zoek naar personeel. Vacatures zijn er vooral voor de functies operationeel medewerker (16% van alle functies), nautische functies en werktuigbouwkundigen (beide 11%). Tabel 4.7 Vacaturegraad in de zeehavens, 2001, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2001
a)
2
2003
1
2006
4
a)
Uitsluitend maritiem personeel.
Marine De marine heeft momenteel enkele onbezette formatieplaatsen, in de onderbouw bij matrozen en korporaals en bovenin bij jonge officieren. Hiervoor worden bij voorkeur technisch opgeleiden geworven.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------82 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tabel 4.8 Vacaturegraad bij de marine, 2001, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2001
7
a)
2003
-
2006
7
a) Het gaat hier om niet-bezette formatieplaatsen (exclusief niet beschikbaarheid vanwege ziekte, opleiding en dergelijke).
Visserij Uit tabel 4.1 bleek dat 20 procent van alle bedrijven in de visserij openstaande vacatures heeft. De vacaturegraad in de visserij is 6 procent (zie tabel 4.9). Daarmee is het aantal vacatures per werkende ondanks de matige economische situatie in de visserij toch toegenomen in vergelijking met 2003 (4%). Verreweg de meeste vacatures zijn voor de functie van matroos/gezel (64% van alle vacatures). Eén op de vijf vacatures is voor een stuurman. Tabel 4.9 Vacaturegraad in de visserij, 2001, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2001
10
2003
4
2006
6
In de trawlervisserij heeft driekwart van de bedrijven momenteel vacatures openstaan. In vergelijking met de kottervisserij is de vacaturegraad aanzienlijk lager, namelijk één procent. Maritieme dienstverlening Uit tabel 4.10 blijkt dat de ingezette stijging van de vacaturegraad in de maritieme dienstverlening zich doorzet. In 1997 was de vacaturegraad nog 2 procent, inmiddels is de vacaturegraad toegenomen tot 5 procent. Het grootste deel van de vacatures heeft betrekking op nautische functies (70% van alle vacatures). Daarnaast is men in de maritieme dienstverlening vooral op zoek naar onderzoekers (7%) en engineers (6%). Tabel 4.10 Vacaturegraad in de maritieme dienstverlening, 1997, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 1997
2
2003
3
2006
5
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 83
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Watersportindustrie De vacaturegraad in de watersportindustrie is de afgelopen jaren vrijwel stabiel op 4 à 5 procent (zie tabel 4.11). Opgemerkt moet worden dat de inventarisatie van de vacatures in het tweede kwartaal van 2006 heeft plaatsgevonden, precies tijdens de seizoenspiek in de personeelsvraag. De meeste vacatures zijn voor de functie van allround watersport medewerker (22% van alle vacatures). Ook zijn er relatief veel vacatures voor de functies die betrekking hebben op onderhoud en reparatie van motoren (10%) en installaties (12%). Tabel 4.11 Vacaturegraad in de watersportindustrie, 1998, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 1998
5
2003
4
2006
5
Maritieme toeleveringsindustrie De vacaturegraad in de maritieme toeleveringsindustrie is in 2006 hoog in vergelijking met het landelijk gemiddelde, namelijk 9 procent (zie tabel 4.12). Daarmee is de vacaturegraad in de maritieme toeleveringsindustrie het hoogst van alle maritieme sectoren. In vergelijking met 2003 is de vacaturegraad sterk toegenomen. Voor de functie van (service) monteur mbo-niveau zijn de meeste vacatures (27% van alle vacatures). Ook voor de functies van verkoper (14%), engineer hbo/tuniveau (11%) en projectengineer (10%) worden relatief vaak nieuwe arbeidskrachten gezocht. Tabel 4.12 Vacaturegraad in de maritieme toeleveringsindustrie, 2001, 2003 en 2006 (percentages) Vacaturegraad 2001
5
2003
1
2006
9
4.3
Moeilijk vervulbare vacatures Wanneer een vacature voor een langere periode openstaat (langer dan drie maanden), dan wordt deze vacature als ‘moeilijk vervulbaar’ gezien. Het aandeel moeilijke vervulbare vacatures in het totaal aantal vacatures is daarmee een belangrijke indicator voor de spanning op de arbeidsmarkt. Uit het arbeidsmarktonderzoek uit 2001 bleek dat de oorzaak van de moeilijk vervulbaarheid van de vacatures met name ligt in het feit dat er onvoldoende sollicitanten zijn (onvoldoende aanbod van arbeidskrachten) en dat de sollicitanten die er wel zijn onvoldoende werkervaring -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------84 © Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
hebben. Naar de achtergrond van de moeilijke vervulbaarheid van sommige vacatures is in de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 niet gevraagd. Maritieme cluster totaal Wat betreft moeilijk vervulbare vacatures in de maritieme cluster geldt het volgende: In het merendeel van de maritieme sectoren is anno 2006 meer dan de helft van de vacatures moeilijk vervulbaar. Uitzonderingen zijn de zeevaart, binnenvaart, zeehavens en watersportindustrie. Dit beeld komt overeen met 2002, waarin eveneens de meeste maritieme sectoren veel moeilijk vervulbare vacatures hadden. Met name de waterbouw en maritieme dienstverlening hebben met relatief veel moeilijk vervulbare vacatures te maken. In vergelijking met Nederland als geheel, maar ook met de industrie en de transport en opslag, kent de maritieme sector relatief veel moeilijk vervulbare vacatures.
Maritieme toeleveringsindustrie
Watersportindustrie
Maritieme dienstverlening
86
9
-
a)
56
53
93
35
16
22
32
77
26
-
a)
62
47
55
27
17
18
Totaal
33
58
Transport en opslag
100
51
Industrie
Waterbouw
58
46
Visserij
Binnenvaart
26
2006
Marine
Offshore
2003
Zeehavens
Scheepsbouw
Nederland
Zeevaart
Aandeel moeilijk vervulbare vacatures
Tabel 4.13 Het aantal moeilijk vervulbare vacatures als percentage van het totaal aantal vacatures in 2006 (percentages)
a) Geen gegevens (niet gemeten). Bron voor Nederland: CBS, 2005.
Voor de individuele sectoren geldt het volgende: In de zeevaart zijn vooral de vacatures voor kapiteins (67%) en officieren (65%) moeilijk vervulbaar. In de scheepsbouw is 50 procent van alle vacatures moeilijk vervulbaar (zie tabel 4.13). In vergelijking met de andere sectoren is dit niet hoog. Toch is er een groot aantal functies waarbij meer dan 80 procent van de vacatures moeilijk vervulbaar is. Deze functies zijn: voorman, metaal/ijzerwerker, lasser, onderhoudsmonteur, elektricien, werkvoorbereider, constructeur scheepsbouwkunde en constructeur werktuigbouwkunde. Ook voor de functies CAD/technisch tekenaar (78%) en bankwerker (77%) is het lastig personeel te vinden. De werkgevers in de offshore geven aan dat er momenteel nauwelijks (senior) surveyors te vinden zijn. Ook voor de functies crewing (71%) en (senior) engineer (54%) is moeilijk personeel te vinden. De werkgevers in de binnenvaart geven aan dat vooral de vacatures voor volmatroos/matroosmotordrijver, machinist en schipper (100%) moeilijk vervulbaar zijn.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 85
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bij de grote aannemers in de waterbouw blijken de vacatures voor schipper (100%), scheepselektronicus (100%) en (hoofd) werktuigkundige / machinist (80%) lastig te bezetten. Bij de kleine aannemers en de beunschippers zijn voornamelijk de functies voor kapitein/schipper (39%) en matroos waterbouw (47%) moeilijk vervulbaar. In de zeehavens zijn relatief weinig moeilijk vervulbare vacatures (26%, zie tabel 4.13). Ondanks dat er niet veel moeilijk vervulbare vacatures zijn, blijken er toch twee functies lastig te vervullen. Het gaat hierbij om cargadoors en functies in het havenbeheer (beide 100% moeilijk vervulbaar). Naast het kleine aantal onbezette formatieplaatsen, geeft de marine aan dat ze moeilijk (voldoende) artsen, tandartsen, vliegers en arbo- en milieufunctionarissen kunnen krijgen. In de maritieme dienstverlening is het momenteel moeilijk om voldoende nautisch en technisch personeel te krijgen. Dit geldt vooral voor de functies kapitein, stuurman en engineer. Hoewel in de watersport de meeste vacatures zijn voor allround watersportmedewerkers (zie paragraaf 4.2), blijken deze vacatures niet moeilijk te vervullen (22%). Wel blijken de functies in de administratie (100%), groothandel (100%), schilderwerk (83%) en installatie (81%) moeilijk vervulbaar. In de maritieme toeleveringsindustrie is het vooral voor de medewerker ontwerp en ontwikkeling lastig om nieuw personeel te vinden (100% moeilijk vervulbaar). Opgemerkt moet worden dat het hierbij om een betrekkelijk klein aantal vacatures gaat. Ook de vacatures voor de functies (service) monteur hbo/tuniveau (91%) en (Service) Monteur mbo-niveau (73%) zijn moeilijk vervulbaar. De trawlerbedrijven geven aan dat 83 procent van de vacatures moeilijk vervulbaar is. Het gaat hierbij vooral om gezellen.
4.4
Knelpunten in de personeelsvoorziening
Toekomstige knelpunten in de personeelsvoorziening In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is aan de werkgevers in de maritieme cluster gevraagd wat zij voor de komende 5 jaar verwachten als het gaat om tekorten of overschotten aan personeel. Aan de werkgevers die tekorten verwachten, is ook gevraagd hoe deze knelpunten in de personeelvoorziening naar hun mening kunnen worden opgelost. Deze informatie biedt zowel de brancheverenigingen als het onderwijsveld inzicht in de toekomstige knelpunten op de arbeidsmarkt. Voor de toekomst verwachten de meeste werkgevers in de zeevaart vooral een probleem bij het werven van officieren (75%). Ongeveer een derde van de werkgevers verwacht een probleem bij het werven en aanstellen van kapiteins. Knelpunten in de personeelsvoorziening voor gezellen worden niet verwacht. De werkgevers in de scheepsbouw verwachten vooral problemen bij het werven en aanstellen van metaal/ijzerwerkers (39%), projectleiders (30%), constructeur scheepsbouwkunde (27%) en bankwerkers (24%).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------86 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De meeste werkgevers in de offshore verwachten knelpunten voor de functievervulling van (senior) engineer (59%). Ook bij de vervulling van managementfuncties verwacht één op de vijf werkgevers een probleem. In de binnenvaart worden vooral problemen verwacht bij de functievervulling van matroos (33%) en kapitein (27%). Voor walpersoneel worden geen knelpunten in de personeelsvoorziening verwacht. De werkgevers in de waterbouw verwachten vooral problemen bij het vervullen van vacatures in staffuncties (51%) en functies maritiem bovendeks (42%). In de zeehavens verwacht één op de drie werkgevers geen knelpunten in de personeelsvoorziening in de komende 5 jaar. Degenen die wel knelpunten verwachten denken vooral een tekort te krijgen aan operationeel medewerkers (30%) en stuwadoors (20%). Voor de komende jaren verwacht de marine een tekort aan artsen (officieren) en wapentechnisch personeel (onderofficieren met een elektronicaopleiding op mboniveau). In de visserij verwacht meer dan de helft van de werkgevers in de nabije toekomst een onvoldoende groot aanbod van matrozen (58%). Ook voor machinisten worden door één op de drie werkgevers knelpunten in de personeelsvoorziening verwacht. In de trawlervisserij worden problemen in de personeelsvoorziening verwacht voor de functie van kapitein en voor stuurlieden en werktuigbouwkundigen. In de maritieme dienstverlening verwacht 40 procent van de werkgevers geen problemen in de personeelsvoorziening. De rest van de werkgevers verwacht voor consultant/adviseur (10%) en kapitein (8%) problemen als het gaat om de vervulling van openstaande vacatures. Net zoals in de maritieme dienstverlening en de zeehavens verwachten ook de werkgevers in de watersport geen knelpunten te ervaren in de personeelsvoorziening (45%). Problemen worden verwacht voor de functies in de installatie (16%), onderhoud en reparatie van motoren (17%) en reparatie en onderhoud algemeen (18%). Door de branchevereniging wordt opgemerkt dat de vele kleinere bedrijven waaruit de branche bestaat misschien onvoldoende met hun personeelbeleid bezig zijn, waardoor zij toekomstige knelpunten slecht zien aankomen. Een oplossing om de werving te verbeteren zou kunnen zijn het imago van de branche te verbeteren door te focussen op het lifestyle-aspect van de branche.47 Ongeveer een kwart van alle werkgevers in de maritieme toeleveringsindustrie verwacht in de komende 5 jaar een tekort aan engineers (hbo/tu-niveau), (service) monteurs (mbo-niveau) en verkopers. Overigens verwacht ook bijna een kwart van de werkgevers in de maritieme toeleveringsindustrie geen knelpunten in de personeelsvoorziening.
47
Interview HISWA. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 87
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Opvallend is dat in nagenoeg geen enkele sector een overschot aan personeel wordt verwacht. Slechts een enkel bedrijf geeft aan voor een bepaalde functie een overschot te verwachten, veelal als gevolg van verandering van werkzaamheden (bijvoorbeeld als gevolg van uitbesteding). Alleen in de binnenvaart verwachten enkele werkgevers een overschot aan lichtmatrozen. Oplossingen voor knelpunten in de personeelsvoorziening Tabel 4.14 geeft een overzicht van de oplossingsrichtingen die de werkgevers voor ogen staan bij het verhelpen van de knelpunten in de personeelsvoorziening. Uit de tabel komt nadrukkelijk naar voren dat de meeste werkgevers in de maritieme cluster vinden dat er een imagoprobleem is. Bovendien verloopt de doorstroom vanuit het onderwijs niet goed (genoeg). Hierbij wordt opgemerkt dat het hier om een subjectieve beleving van de werkgevers gaat. Zoals eerder geconstateerd bestaan er ‘objectieve’ verschillen tussen de sectoren in de mate waarin zij schoolverlaters aannemen (zie paragraaf 3.2). Ook denken veel bedrijven met behulp van de inzet van buitenlandse arbeidskrachten de knelpunten in de personeelsvoorziening op te kunnen lossen. In de waterbouw denkt men meer gebruik te maken van uitzendkrachten om de knelpunten op te kunnen lossen. In de zeevaart en de visserij verwacht men ook vooral een bijdrage van de overheid (bijvoorbeeld door middel van belastingfaciliteiten of erkennen van buitenlandse vakdiploma’s waardoor eenvoudiger buitenlands personeel ingezet kan worden) bij het oplossen van de tekorten aan personeel in de toekomst. In de visserij ziet men ook een hogere beloning als middel tegen de toekomstige problemen. Ook in de watersport en offshore wordt deze oplossingsrichting relatief vaak genoemd. In de maritieme toeleveringsindustrie wordt relatief vaak product- en procesinnovatie genoemd als oplossing voor toekomstige knelpunten. De marine heeft aangegeven dat een beter imago, hoger salaris, het voorkomen van uitstroom en het vergroten van de instroom en betere interne doorstroommogelijkheden de knelpunten in personeelsvoorziening kunnen verhelpen. Echter, het idee lang van huis te zijn wat nadelig is voor het gezinsleven, blijft de marine parten spelen bij de werving. In de trawlervisserij (niet in de tabel opgenomen) worden als oplossingsrichting aangegeven: hoger salaris, betere arbeidsomstandigheden, inzet buitenlandse krachten, ondersteuning door overheid.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------88 © Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
11
21
100
6
10
9
5
16
4
6
7
0
7
1
2
5
15
23
34
5
30
13
8
15
55
28
58
21
8
17
24
32
42
32
22
8
12
18
21
20
34
0
0
5
6
0
0
0
2
2
0
Inzet WAO’ers
0
0
0
2
0
0
0
0
5
1
Ouderenbeleid
0
0
0
2
0
7
4
2
2
3
13
3
9
0
0
0
3
2
0
3
38
27
36
32
25
12
5
4
4
21
0
3
0
0
0
7
3
6
10
14
0
9
14
0
0
2
4
2
3
18
16
24
9
11
17
8
1
4
6
12
22
9
23
3
42
8
0
6
1
7
47
6
18
14
8
7
47
12
8
13
0
3
0
3
0
0
1
2
0
0
0
0
0
6
0
0
3
2
2
1
6
12
5
18
0
7
42
8
5
4
Waterbouw
17
55
Binnenvaart
42
Offshore
100
Scheepsbouw
36
Zeevaart
Zeehavens
Tabel 4.14 Oplossingsrichtingen volgens de werkgevers voor de knelpunten in de personeelsvoorziening (percentages) (2006)
Beter imago van de sector
28
52
14
31
49
Hoger salaris
13
15
27
8
8
7
6
6
23
8
0
0
15
5
5
53
21
36
25
55
34
Inzet werklozen
Betere arbeidsomstandigheden Betere inzet van huidige werknemers Voorkomen uitstroom van werknemers Betere doorstroom vanuit
100
het onderwijs Meer instroom in het onderwijs
100
Verhuizen bedrijfsactiviteiten naar buitenland Inzet buitenlandse arbeidskrachten Procesinnovatie (b.v. automatisering) Productinnovatie Interne doorstroom bevorderen Inzet uitzendkrachten
100
Ondersteuning door overheid (bijv. belastingfaciliteiten) Stoppen met de bedrijfsactiviteiten Kunnen niet worden opgelost Anders, namelijk
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 89
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
4.5
Conclusies
In dit hoofdstuk is ingegaan op de personeelsvoorziening van de bedrijven. Hierbij is gekeken naar het aantal vacatures in vergelijking met de totale werkgelegenheid (vacaturegraad) en de mate waarin deze vacatures moeilijk vervulbaar zijn. Een vacature is moeilijk vervulbaar als hij voor een langere periode (langer dan drie maanden) openstaat. Wanneer bedrijven relatief veel openstaande vacatures hebben, dan kan dit duiden op problemen in de personeelsvoorziening. Deze personeelskrapte kan leiden tot overbelasting van het huidige personeel of tot het niet kunnen voldoen aan de vraag naar producten of diensten. Vacatures De vacaturegraad is in de maritieme cluster toegenomen in vergelijking met de vorige meting in 2003, en ligt tussen de drie en negen procent. Landelijk ligt de vacaturegraad op 3 procent. In meeste maritieme sectoren is er sprake van een relatief hoge vacaturegraad in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Met name in de maritieme toeleveringsindustrie (9%), de scheepsbouw, offshore, binnenvaart en visserij (alle 6%) is de vacaturegraad relatief hoog. De waterbouw heeft met een vacaturegraad van 3 procent het minst aantal openstaande vacatures ten opzichte van de totale werkgelegenheid. Moeilijk vervulbare vacatures Gemiddeld genomen is meer dan de helft van de vacatures in de maritieme cluster moeilijk vervulbaar. Dit beeld komt overeen met de meting in 2003, waarin eveneens de meeste maritieme sectoren veel moeilijk vervulbare vacatures hadden. In vergelijking met het landelijk gemiddelde (18%) hebben de bedrijven in de maritieme cluster veel problemen met het vinden van geschikt personeel. Het betreft veelal nautische (kapiteins, stuurlieden en officieren) of technische functies (engineers, werktuigbouwkundigen, monteurs). Met name in de waterbouw blijkt dat, ondanks het kleine aantal vacatures, de vacatures die er zijn lastig te vervullen (77%van alle vacatures). In de binnenvaart (32%) en de zeehavens (26%) zijn de vacatures in vergelijking met de andere maritieme sectoren relatief eenvoudig te vervullen. Knelpunten in de personeelsvoorziening In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is aan de werkgevers in de maritieme cluster gevraagd wat zij voor de komende 5 jaar verwachten als het gaat om tekorten of overschotten aan personeel. Hieruit komt naar voren dat de meeste werkgevers voor de komende jaren knelpunten in de personeelsvoorziening verwachten. Uitzondering hierop zijn de werkgevers in de maritieme dienstverlening, zeehavens en de watersport.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------90 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De werkgevers verwachten knelpunten in lijn met de huidige knelpunten in de personeelsvoorziening, vooral voor nautische (kapiteins, stuurlieden en officieren) of technische functies (engineers, werktuigbouwkundigen, monteurs). Opvallend is dat in nagenoeg geen enkele sector een overschot aan personeel wordt verwacht. Slechts een enkel bedrijf geeft aan voor een bepaalde functie een overschot te verwachten, veelal als gevolg van verandering van werkzaamheden (bijvoorbeeld als gevolg van meer uitbesteding). Oplossingen voor knelpunten in de personeelsvoorziening Ten slotte is gekeken naar de oplossingsrichtingen die de werkgevers voor ogen staan bij het verhelpen van de (verwachte) knelpunten in de personeelsvoorziening. De meeste werkgevers in de maritieme cluster vinden dat er een imagoprobleem is. Bovendien zijn ze van mening dat de doorstroom vanuit het onderwijs niet goed verloopt. Ook denken veel bedrijven met behulp van de inzet van buitenlandse arbeidskrachten de knelpunten in de personeelsvoorziening op te kunnen lossen. In de zeevaart en de visserij wordt nadrukkelijk ook naar de overheid gekeken voor het oplossen van de tekorten aan personeel in de toekomst. Men kan daarbij denken aan gunstige belastingfaciliteiten, erkenning van buitenlandse vakdiploma’s en dergelijke. Een hogere beloning om het werken in de sector financieel aantrekkelijker te maken, is voor de werkgevers in de meeste sectoren niet of nauwelijks een optie. Alleen in de visserij en, in mindere mate de watersport en offshore wordt deze oplossingsrichting relatief vaak genoemd.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 91
Vacatures ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land
92
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5
Opleiding en scholing
5.1
Inleiding
Kwalificatieontwikkeling, opleiding en scholing zijn essentieel voor zowel de bedrijfsvoering en de arbeidsproductiviteit van de werknemers als voor de verdere loopbaanontwikkeling van werknemers. Onderzoek wijst uit dat scholingsdeelname van het personeel een duidelijk positief effect heeft op zowel de winst per medewerker, de ‘return on sales’ als de gemiddelde productiviteit per werknemer48. In dit hoofdstuk wordt allereerst gekeken naar ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen die gesteld worden aan de werknemers (paragraaf 5.2). Vervolgens wordt ingegaan op de betrokkenheid van werkgevers bij opleiding en scholing. Om een beeld te krijgen van de investeringen van werkgevers in opleiding en scholing wordt gekeken naar het aantal stagiairs (paragraaf 5.3), het aandeel werknemers dat een beroepsopleiding of cursus volgt en de uitgaven van werkgevers aan opleiding en scholing per werknemer (paragraaf 5.4). Vervolgens wordt kort ingegaan op het cursusaanbod. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende paragraaf (paragraaf 5.6).
5.2
Ontwikkelingen
Er zijn diverse ontwikkelingen gaande binnen de maritieme cluster die invloed hebben op de eisen die aan werknemers in de maritieme cluster worden gesteld. Door een overzicht te geven van de belangrijkste ontwikkelingen, kan het aanbod van opleidingen en cursussen hierop worden afgestemd. Maritieme cluster totaal Tabel 5.1 geeft een overzicht van de ontwikkelingen die volgens de werkgevers van invloed zijn op de eisen die zij stellen aan (toekomstige) werknemers. Uit tabel 5.1 blijkt het volgende: De meest genoemde ontwikkelingen in de sector zijn de toenemende behoefte aan zowel multi-inzetbaar als flexibel personeel49. De groeiende behoefte aan multi-inzetbaar personeel bleek bij de vorige meting ook al een belangrijke ontwikkeling; naar flexibel personeel is toen niet gevraagd. Deze tweede behoefte is minstens even belangrijk. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn nog steeds nieuwe technologieën, de internationalisering van de werkzaamheden, en automatisering van de bedrijfsprocessen.
48
J. van Loo, A. de Grip, Loont het investeren in personeel?, ROA, Maastricht, 2003. Flexibel personeel heeft vooral betrekking op uitzendkrachten. Multi-inzetbaar personeel betreft personeel dat in diverse functies en taakgebieden (snel) inzetbaar is. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 93 49
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De ontwikkeling die tijdens de vorige meting als belangrijkste werd genoemd, strengere veiligheids- en milieueisen, wordt nu minder vaak genoemd dan de bovengenoemde ontwikkelingen, maar is nog steeds belangrijk.
Offshore
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
3
24
18
4
9
5
2
18
15
Co-makership
0
12
5
1
0
0
0
0
6
41
22
36
16
17
7
10
6
17
28
22
27
7
10
26
100
24
10
40
38
32
9
10
0
44
100
24
18
26
53
34
45
16
12
25
100
26
19
42
47
29
36
34
24
47
100
18
28
16
0
17
0
2
0
0
0
5
9
13
37
18
3
4
7
14
8
36
31
54
45
19
20
41
100
26
33
49
47
54
50
40
34
44
100
33
44
50
13
29
32
7
4
17
22
15
19
13
20
14
21
9
38
10
17
21
3
0
0
7
0
7
6
1
15
Internationalisering van het
Visserijb)
Scheepsbouw
Uitbesteding van werk
Marine
Zeevaarta)
Tabel 5.1 Ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen voor medewerkers (percentages), 2006
personeel Internationalisering van werkzaamheden Automatisering van bedrijfsprocessen Nieuwe technologieën Strengere veiligheids- en milieueisen Meer inkoop van bijvoorbeeld casco’s of halffabrikaten Meer projectmatig werken Meer behoefte aan multi inzetbaar personeel Meer behoefte aan flexibel inzetbaar personeel Meer specialisatie Meer zelfsturende teams/delegeren van verantwoordelijkheden Anders
100
a) Het betreft hier alleen de ontwikkelingen voor het zeevarend personeel. b) Niet gevraagd.
Hieronder worden per sector kort de belangrijkste ontwikkelingen geschetst die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen die aan werknemers worden gesteld. Zeevaart Ten eerste is in de zeevaart de komst van nieuwe technologieën van belang voor de kwalificatie-eisen. Daarnaast worden de behoeften aan flexibel inzetbaar personeel en de strengere veiligheids- en milieueisen als belangrijkste ontwikkelingen genoemd. Deze laatste ontwikkeling wordt beduidend minder vaak genoemd dan tijdens de vorige meting. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------94 © Stichting Nederland Maritiem Land
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De behoefte aan flexibel personeel uit zich volgens de redersvereniging onder andere in een toenemende behoefte aan officieren op mbo-niveau. Voor het walpersoneel in de zeevaart zijn de automatisering van de bedrijfsprocessen, nieuwe technologieën en strengere veiligheids- en milieueisen de belangrijkste ontwikkelingen. Scheepsbouw In de scheepsbouw bestaat een toenemende behoefte aan multi-inzetbaar en aan flexibel personeel. Ook in deze sector worden de strengere veiligheids- en milieueisen minder vaak genoemd. Offshore De toenemende behoefte aan zowel flexibel als multi-inzetbaar personeel zijn de belangrijkste ontwikkelingen binnen de offshore. De toenemende internationalisering van het personeel blijkt minder belangrijk dan bij de vorige meting. Binnenvaart De binnenvaart heeft vooral een groeiende behoefte aan flexibel personeel. Daarnaast wordt de binnenvaart wel nog steeds gekenmerkt door een toenemend belang van strengere veiligheids- en milieueisen. Waterbouw De behoefte aan flexibel personeel en de strengere veiligheids- en milieueisen zijn de belangrijkste invloeden op de kwalificatie-eisen in de waterbouw. Zeehavens De ontwikkelingen die in de zeehavens spelen, zijn enigszins asymmetrisch aan de algemene ontwikkelingen in de sector. Hier worden de strengere veiligheids- en milieueisen juist belangrijker, terwijl de behoefte aan multi-inzetbaar personeel juist is afgenomen. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn de automatisering van de bedrijfsprocessen en de behoefte aan flexibel personeel. Marine Een nieuwe ontwikkeling bij de marine die niet eerder werd genoemd is het belang van de groeiende behoefte aan flexibel personeel. Maritieme dienstverlening In de maritieme dienstverlening zijn vooral de toenemende behoefte aan flexibel en multi-inzetbaar personeel, en de nieuwe technologieën die van invloed zijn op de toekomstige kwalificatie-eisen voor het personeel. Watersportindustrie De toenemende multi-inzetbaarheid en flexibiliteit van het personeel zijn in de watersportindustrie vooral van belang. Deze trend werd eind jaren negentig al eerder -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 95
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
geconstateerd in de vorige arbeidsmarktstudie die ECORYS-NEI (1999) voor HISWA Vereniging heeft uitgevoerd. Door HISWA wordt overigens opgemerkt dat het opvallend is dat slechts weinig werkgevers de internationalisering van werkzaamheden en personeel noemen, terwijl volgens de vereniging juist daar kansen voor de sector liggen. Blijkbaar is men zich daar niet goed van bewust. Maritieme toeleveringsindustrie Voor de maritieme toeleveringsindustrie geldt hetzelfde als voor de watersportindustrie: het gaat om de flexibiliteit en multi-inzetbaarheid van het personeel. Daarnaast spelen nieuwe technologieĂŤn een rol. Er hebben zich hierin geen noemenswaardige veranderingen voorgedaan sinds de vorige meting.
5.3
Aanwezigheid van stagiairs in bedrijven
Een belangrijk en actueel thema is de mogelijkheid voor leerlingen en studenten om een stageplaats te krijgen. Het blijft van groot belang dat werkgevers aan leerlingen en studenten de mogelijkheid bieden om een stage te volgen. Praktijkervaring is tenslotte een zeer belangrijk onderdeel tijdens de voorbereiding van toekomstige werknemers op de beroepspraktijk. Deze paragraaf gaat in op het percentage stagiairs in de maritieme cluster ten opzichte van de totale werkgelegenheid en het aantal eventueel extra te plaatsen stagiairs per onderneming (zie tabel 5.2). In de maritieme cluster zijn bij benadering 3.000 stagiairs werkzaam (gebaseerd op tabellen 2.1 en 5.2) In de maritieme cluster zijn er gemiddeld twee stagiairs per honderd werknemers. Over het algemeen komt het aanbod aan stageplaatsen in de maritieme sector redelijk overeen met het landelijk gemiddelde.50 Dit wijst op betrokkenheid en commitment bij de opleiding van jongeren. De marine kent het grootst aantal stagiairs: acht op de honderd werknemers. Dit zijn vooral stagiairs van de mbo-opleiding Vrede en Veiligheid. Ook in de offshore (zes per honderd) en in de zeehavens (vijf per honderd) bevinden zich relatief veel stagiairs op de werkvloer. Het grote aantal stagiairs dat de watersportindustrie in 2002 kende (7%), is afgenomen: deze sector kent nu nog 4 procent stagiairs. In de trawlervisserij (niet in de tabel opgenomen) bedraagt het percentage stagiairs ten opzichte van de totale werkgelegenheid ongeveer 2 procent, waarmee het in lijn ligt met de overige maritieme sectoren. In de meeste ondernemingen in de maritieme sectoren met stagiairs bestaat de mogelijkheid tot plaatsing van 1 tot 2 (extra) stagiairs. Met name bij de marine en in de zeevaart blijkt relatief veel ruimte te bestaan voor extra stagiairs, gemiddeld 4 extra stageplaatsen per bedrijf. 50
Uit de barometer voor de stageplaatsen- en leerbanenmarkt van COLO uit oktober 2006 blijkt dat er in Nederland 180.000 stageplaatsen en leerbanen zijn. Op een werkzame beroepsbevolking van ruim 7 miljoen is dit ongeveer 2,5%. COLO merkt op dat er voor de sectoren metaal en elektrotechniek, scheepvaart en transport en logistiek ruim voldoende stageplaatsen zijn. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------96 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Zeevaart
Scheepsbouw
Offshore
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
Tabel 5.2 Aantal stagiairs en aantal eventueel nog te plaatsen stagiairs, absolute aantallen gemiddeld (standcijfer 2e kwartaal 2006)
2
2
0
2
2
2
2
a)
3
7
3
2
2
6
3
2
5
8
a)
2
4
4
4
2
1
1
<0,5
<0,5
8
a)
<0,5
2
1
Percentage stagiairs ten opzichte van de totale werkgelegenheid in 2003 Percentage stagiairs ten opzichte van de totale werkgelegenheid in 2006 Aantal eventueel extra te plaatsen stagiairs per onderneming
a)
5.4
Geen gegevens beschikbaar. In de visserij zijn wel erkende stagebedrijven aanwezig.
Deelname en uitgaven aan opleidingen en cursussen
In deze paragraaf wordt ingegaan op het aandeel werknemers dat een beroepsopleiding of cursus volgt en de uitgaven van werkgevers aan opleiding en scholing per werknemer. Maritieme cluster totaal De werkgevers is gevraagd hoeveel werknemers in het afgelopen jaar (2005) hebben deelgenomen aan een functiegerichte cursus waaraan de onderneming heeft meebetaald. De uitkomsten hiervan worden vergeleken met de gemiddelden in de sectoren industrie en transport, en met het landelijk gemiddelde uit 2004. Verder is hen gevraagd naar het aantal werknemers dat een (deeltijd) beroepsopleiding volgt. Het gaat hierbij om meerjarige beroepsopleidingen waarvan een aanzienlijk deel in de beroepspraktijk wordt gevolgd (werkend leren). Met betrekking tot de deelname aan scholing en opleiding in de maritieme sectoren valt het volgende op (tabel 5.3): Bijna een op de drie werknemers in de maritieme cluster heeft een functiegerichte cursus gevolgd (zie tabel 2.1 en 5.3). In 2002 was dit nog ongeveer een op de vijf. Het aandeel werknemers dat een functiegerichte cursus volgt, komt in de meeste sectoren redelijk overeen met het landelijke gemiddelde, en met de gemiddelden voor de sectoren industrie en transport en opslag. In de technische sectoren waterbouw en offshore worden door vrij veel werknemers cursussen gevolgd. In beide sectoren is het relatieve aantal werknemers dat functiegerichte cursussen -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 97
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
volgt fors toegenomen ten opzichte van de vorige meting. In de maritieme dienstverlening volgt relatief het kleinste aantal werknemers functiegerichte cursussen. Het aandeel werknemers dat een meerjarige beroepsopleiding volgt, verschilt sterk tussen de sectoren. Vooral in de binnenvaart wordt door veel werknemers een beroepsgerichte opleiding gevolgd. In de zeevaart, de waterbouw en de zeehavens wordt door weinig werknemers een beroepsopleiding gevolgd. Vooral voor de zeehavens geldt dat het aantal werknemers dat een beroepsopleiding volgt sterk gedaald is ten opzichte van 2002. De opleidingen die worden genoten zijn in de meeste gevallen werkend-leren trajecten via de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) of een duale opleiding in het mbo. Tabel 5.3 Aandeel werknemers dat een (meerjarige) beroepsopleiding volgt en aandeel werknemers dat een functiegerichte cursus heeft gevolgd in 2005 (percentages)
Zeevaart
Scheepsbouw
Offshore
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
Industrie
Transport en opslag
Totaal
Nederland
<0,5
4
2
8
1
1
a)
a)
3
2
4
-
3
1
*
2
5
a)
a)
2
3
3
24
30
45
32
48
33
100
26
19
36
27
23
33
31
23
18
11
27
18
39
100
17
22
25
32
27
31
33
Aandeel werknemers dat een beroepsopleiding volgt in 2006 Aandeel werknemers dat een beroepsopleiding volgt in 2003 Aandeel werknemers dat functiegerichte cursus volgde in 2005 Aandeel werknemers dat functiegerichte cursus volgde in 2002
a) Geen gegevens/onbekend. Bron voor Nederland: Trendrapport Vraag naar Arbeid, OSA, 2005.
Tabel 5.4 toont de bedragen die in 2005 gemiddeld per werknemer uitgegeven zijn aan opleiding en cursussen. Deze bedragen zijn exclusief de bijdragen aan sectorale scholingsfondsen. Ter vergelijking: in 1999 werd in Nederland per werknemer gemiddeld € 810 aan scholing besteed51. Dit bedrag vormt een indicator voor de mate waarin er geïnvesteerd wordt in de competenties van het totale personeelsbestand. In de maritieme cluster wordt per werknemer gemiddeld ongeveer € 500 uitgegeven aan functiegerichte cursussen (gebaseerd op tabellen 2.1 en 5.4). Dit is beduidend minder dan het landelijke gemiddelde van 1999. Wel is het geïnvesteerde bedrag per werknemer toegenomen ten opzichte van 2002. Met name in de waterbouw en bij de marine wordt ten opzichte van de andere sectoren relatief veel in de scholing van werknemers geïnvesteerd. 51
CBS, Enquête Bedrijfsopleidingen, 1999. Helaas is hier geen actuelere informatie over bekend. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------98 © Stichting Nederland Maritiem Land
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de visserij en de watersportindustrie wordt door de bedrijven per werknemers relatief gezien het minst geïnvesteerd in scholing.
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme
toeleveringsindustrie
Waterbouw
310
434
460
434
275
722
602
a)
523
282
380
2005
360
575
550
510
650
475
620
266
366
300
370
Maritieme
Binnenvaart
Watersportindustrie
Offshore
dienstverlening
Scheepsbouw
2002
werknemer
Zeevaart
Gemiddeld bedrag per
Tabel 5.4 Gemiddeld bedrag dat per werknemer aan opleidingen en cursussen is uitgegeven in 2005 (in euro’s )
a) geen gegevens.
5.5
Cursusaanbod
Uit de vorige paragraaf bleek dat ongeveer één op de drie werknemers in de maritieme cluster in 2005 een functiegerichte cursus heeft gevolgd. In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is aan de werkgevers in de maritieme sectoren gevraagd of er cursussen in het opleidingsaanbod ontbreken. Gemiddeld geeft één op de zes werkgevers in de maritieme cluster aan dat er bepaalde cursussen ontbreken. Dit zijn vooral de werkgevers in de zeevaart, scheepsbouw, offshore, binnenvaart, visserij en de maritieme dienstverlening. In de overige sectoren wordt sporadisch opgemerkt dat er iets in het cursusaanbod ontbreekt. Gelet op het kleine aandeel werkgevers dat aangeeft cursussen te missen, lijken zij op het eerste gezicht tevreden over het cursusaanbod.
Maritieme
15
17
16
toeleveringsindustrie
Watersportindustrie
4
4
dienstverlening
3
16
Maritieme
17
-
Visserij
Marine
0
7
Waterbouw
3
18
Binnenvaart
3
6
Offshore
16
0
Scheepsbouw
17
11
Zeevaart
14
16
ontbreken
17
2006
werkgevers dat
2003
Percentage
Zeehavens
aangeeft dat cursussen
Tabel 5.5 Aandeel werkgevers dat aangeeft dat er cursussen in het aanbod ontbreken, 2006 (percentages)
De cursussen die werkgevers missen in het aanbod, zijn over het algemeen praktijk/beroepsgericht en van technische aard. Daarnaast worden taalvaardigheidscursussen genoemd (Engels en Duits), commerciële en managementcursussen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 99
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5.6
Conclusies
In dit hoofdstuk staat de scholing van werknemers centraal. Er is achtereenvolgens gekeken naar ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen die gesteld worden aan de werknemers; het aantal stagiairs dat in de branche werkzaam is; de mate waarin functiegerichte cursussen en beroepsopleidingen worden gevolgd door werknemers; de betrokkenheid van werkgevers bij opleiding en scholing. Ontwikkelingen Multi-inzetbaarheid en flexibiliteit van personeel zijn de belangrijkste ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwalificatie-eisen die aan het personeel worden gesteld. Multi-inzetbaarheid werd in de vorige meting ook al als een van de belangrijkste punten genoemd. Naar flexibiliteit werd toen nog niet gevraagd, maar het belang dat hieraan wordt gehecht is in overeenstemming met het in paragraaf 2.4 geconstateerde belang van flexibele arbeid. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn nieuwe technologieÍn, de internationalisering van de werkzaamheden en de automatisering van de bedrijfsprocessen. Een ontwikkeling die relatief minder belangrijk is geworden wordt gevormd door de strengere veiligheids- en milieueisen, hoewel dit absoluut nog steeds een belangrijke ontwikkeling is. Stagiairs Hierbij is gekeken naar het aantal stagiairs dat in de bedrijven werkzaam is. Het aanbod van stageplaatsen is ook op nationaal niveau en in de politiek een belangrijk thema, omdat praktijkervaring van groot belang is voor de voorbereiding van toekomstige werknemers op de beroepspraktijk. Naar schatting zijn in de maritieme cluster ongeveer 2 op de 100 werknemers stagiair. Dit komt redelijk overeen met het nationale beeld. In de meeste sectoren van de maritieme cluster is ruimte om extra stagiairs te plaatsen. Bij de marine en in de offshore zijn relatief de meeste stagiairs werkzaam. In de zeevaart en bij de marine zijn nog veel extra stagiairs te plaatsen. Functiegerichte cursussen en opleidingen Voor wat betreft het aantal werknemers dat functiegerichte cursussen volgt, valt op dat sinds de meting van 2003 dit aantal is toegenomen. Een op de drie heeft in het afgelopen jaar een cursus gevolgd. Vooral in de technische sectoren waterbouw en offshore wordt veel van functiegerichte cursussen gebruik gemaakt. Daarnaast worden door werknemers duale beroepsopleidingen gevolgd. Dit komt vooral veel voor in de binnenvaart, en juist weinig in de zeevaart, de waterbouw en de zeehavens. Betrokkenheid van werkgevers De betrokkenheid van werkgevers bij de scholing van hun personeel kan worden afgemeten aan bedragen die zij hieraan uitgegeven. Het gemiddeld bedrag dat aan -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------100 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
scholing wordt uitgeven bedraagt ongeveer 500 euro per werknemer. Dit bedrag is vrij laag in vergelijking tot het landelijk gemiddelde. Sectoren waar veel wordt geĂŻnvesteerd zijn de marine en de waterbouw, terwijl er in de visserij en in de watersportindustrie relatief weinig wordt geĂŻnvesteerd. De oorzaak hiervan kan zijn dat de visserij zich in een situatie van economische malaise bevindt, terwijl de watersportindustrie nog een relatief jonge sector is met een weinig ontwikkelde opleidingsstructuur. De werkgevers in de gehele cluster lijken overigens wel tevreden met het cursusaanbod aan, ze hebben weinig suggesties tot verbetering.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 101
Opleiding en scholing ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land
102
Inschakeling van buitenlandse werknemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
6
Inschakeling van buitenlandse werknemers
6.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van buitenlanders in het personeelsbestand. Vanwege het internationale karakter van de cluster is de inschakeling van buitenlandse arbeidskrachten voor de meeste sectoren zeer gebruikelijk. Zowel om strategische als tactische redenen kan het voor bedrijven aantrekkelijk of noodzakelijk zijn om buitenlands personeel te werven. Zo is bekend dat in een aantal sectoren de knelpunten in de personeelsvoorziening een belangrijke rol spelen in de beslissing om buitenlandse arbeidskrachten in te zetten. Allereerst wordt in paragraaf 6.2 ingegaan op de omvang van de inzet van buitenlandse arbeidskrachten in de maritieme cluster. In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt is voor de eerste keer integraal voor de maritieme cluster de inzet van buitenlandse arbeidskrachten in kaart gebracht. Voor een aantal sectoren is onder andere in de arbeidsmarktmonitor 2003 reeds ingegaan op de inschakeling van buitenlandse werknemers. In deze sectoren zal ook een vergelijking gemaakt worden met eerdere jaren. Vervolgens (paragraaf 6.3) wordt ingegaan op de redenen om buitenlandse arbeidskrachten in te zetten. Ten slotte wordt in paragraaf 6.4 ingegaan op de verwachtingen omtrent de toekomstige inzet van arbeidskrachten uit het buitenland.
6.2
Omvang
Uit tabel 6.1 wordt duidelijk dat de inzet van buitenlandse werknemers in de maritieme cluster sterk verschilt per sector. Logischerwijs is vooral in de internationaal opererende sectoren een grote aanwezigheid van buitenlandse arbeidskrachten. Met name in de zeevaart (72%) en in minder mate de binnenvaart (24%), offshore (20%), maritieme dienstverlening (21%) en waterbouw (16%) worden relatief veel buitenlandse arbeidkrachten ingezet. Met uitzondering van de binnenvaart betreft het veelal personeel van buiten de EU. In de zeehavens (1%) en watersportindustrie (3%) worden nauwelijks buitenlandse arbeidskrachten ingezet. Bij de marine is het onmogelijk om met een andere dan de Nederlandse nationaliteit aan de slag te gaan.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 103
Inschakeling van buitenlandse werknemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
0
4
5
2
2
1
1
16
1
3
Zeehavens
5
Waterbouw
3
Binnenvaart
21
Offshore
de EU
5
72
4
20
24
16
1
7
3
9
22
2
65
1
11
2
14
afkomstig uit de EU afkomstig van buiten
-
Scheepsbouw
waarvan
Zeevaart
Aandeel buitenlanders,
Marine
Tabel 6.1 Aandeel buitenlanders in de maritieme sectoren in 2006 (in eigen dienst en ingehuurd van derden) (percentages)
In de trawlervisserij is 29 procent van de arbeidskrachten van buitenlandse komaf. Hiervan is het merendeel (18 van de 29%) afkomstig uit de EU. Alle ondervraagde ondernemingen geven aan dat op de schepen onder Nederlandse vlag (nagenoeg) alleen maar Nederlandse kapiteins en officieren varen. Onder de gezellen op schepen onder Nederlandse vlag bevinden zich wel een aantal buitenlanders, maar ook dit aantal is beperkt. In het vervolg van deze paragraaf wordt voor vier maritieme sectoren ingegaan op de ontwikkelingen van het aandeel buitenlands personeel. Uit tabel 6.2 blijkt dat het aandeel buitenlanders in de zeevaart nagenoeg gelijk is aan het aandeel in 2002. Het aandeel buitenlanders afkomstig uit de EU is weliswaar toegenomen, maar dit heeft vooral te maken met de uitbreiding van de EU in 2004. Tabel 6.2 Aandeel buitenlandse zeevarenden in de zeevaart, 1997, 2002 en 2006 Aandeel buitenlanders, waarvan: afkomstig uit de EU afkomstig van buiten de EU
1997
2002
2006
44
73
72
8
3
7
36
70
65
Noot: Het betreft hier alleen de zeevarenden.
In tabel 6.3 is wordt gekeken naar de verdeling van de werkgelegenheid onder zeevarenden naar functie en nationaliteit. Kijkend naar de kapiteins valt op dat het aantal Nederlandse kapiteins sinds 2002 is gedaald. Ook het aantal Nederlandse officieren is in dezelfde periode afgenomen. Het aantal EU officieren is sinds 2002 weliswaar toegenomen, maar dit kan grotendeels verklaard worden door de uitbreiding van de EU.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------104 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Inschakeling van buitenlandse werknemers -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Tabel 6.3 Verdeling van de werkgelegenheid onder zeevarenden naar functie en nationaliteit in 2002, 2004 en 2006 2002
2004
2006
1.070
1.027
934
51
50
109
146
123
120
2.786
2.553
2.382
176
805
829
Overige buitenlandse officieren
1.601
1.142
1.168
Nederlandse Gezellen
1.002
566
862
291
334
370
10.641
12.933
12.895
Nb
111
128
EU overig niet maritiem personeel aan boord
Nb
17
75
Overig niet maritiem personeel aan boord
Nb
16
66
321
217
248
1
21
11
144
93
293
18.230
20.008
Nederlandse kapiteins EU-kapiteins
a)
Overige buitenlandse kapiteins Nederlandse Officieren EU-officieren
EU-gezellen
a)
a)
Overige buitenlandse gezellen Nederlands niet maritiem personeel aan boord
Nederlandse Stagiaires EU-stagiairs
a)
Overige buitenlandse stagiaires Totaal
20.489
b)
a)
De ontwikkelingen in aantallen EU bemanningsleden is voor een deel een gevolg van de uitbreiding van de EU in 2004. b) In deze tabel is het walpersoneel buiten beschouwing gelaten. Hierdoor ligt het werkgelegenheidscijfer voor de sector ongeveer 1.500 lager dan in tabel 2.1.
Uit tabel 6.4 blijkt dat in de offshore ongeveer één op de vijf werknemers van buitenlandse afkomst is. Ongeveer de helft daarvan is afkomstig uit de EU. Hoewel de stijging waargenomen in vergelijking met 2002 voornamelijk te maken heeft met een verschil in de onderzoekspopulatie, wordt ook in vergelijking met 1997 een toename van het aandeel buitenlandse arbeidskrachten geconstateerd. Tabel 6.4 Aandeel buitenlanders in de offshore, 1997, 2002 en 2006 1997 Aandeel buitenlanders, waarvan:
a)
2002
2006
14
7
20
afkomstig uit de EU
a)
3
9
afkomstig van buiten de EU
a)
4
11
Niet bekend.
Het aandeel buitenlandse arbeidskrachten in de binnenvaart is sinds 2000 fors toegenomen (zie tabel 6.5). Het merendeel van de buitenlandse arbeidskrachten is afkomstig uit de EU. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de sterke oriëntatie op Europa, in tegenstelling tot de zeevaart, offshore en waterbouw die een (groot) deel van de werkzaamheden buiten de EU hebben.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 105
Inschakeling van buitenlandse werknemers -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Tabel 6.5 Aandeel buitenlanders in de binnenvaart, 2000, 2002 en 2006 (percentages) Aandeel buitenlanders, waarvan:
2000
2002
2006
10
20
24
afkomstig uit de EU
4
9
22
afkomstig van buiten de EU
6
11
2
Net zoals in de offshore, binnenvaart is ook in de waterbouw het aandeel buitenlandse werknemers toegenomen. Het merendeel van de buitenlandse arbeidskrachten is afkomstig van buiten de EU. Tabel 6.6 Aandeel buitenlanders in de waterbouw, 2000, 2002 en 2006 (percentages) 2001 Aandeel buitenlanders, waarvan:
a)
2002
2006
8
6
16
afkomstig uit de EU
a)
a)
2
afkomstig van buiten de EU
a)
a)
14
Onbekend.
In totaal werken zo’n 2.700 zeevarenden op de schepen onder Nederlandse vlag in de waterbouw (zie tabel 6.7). Kijkend naar de verdeling van de werkgelegenheid onder zeevarenden op de schepen onder Nederlandse vlag in de waterbouw naar functie en nationaliteit dan valt op dat nagenoeg alle kapiteins afkomstig zijn uit Nederland. Ook de officieren zijn vaak afkomstig uit Nederland. Bij de gezellen heeft ongeveer 40 procent een niet-Nederlandse nationaliteit. Tabel 6.7 Verdeling van de werkgelegenheid onder zeevarenden op de schepen onder Nederlandse vlag in de waterbouw, naar functie en nationaliteit in 2004 en 2006 2004 Nederlandse kapiteins EU-kapiteins
b)
Overige buitenlandse kapiteins Nederlandse Officieren EU-officieren
a)
2006
228
166
3
7
8
-
1.322
766
39
94
51
56
815
655
50
25
Overige buitenlandse gezellen
604
403
Nederlands niet maritiem personeel aan boord
170
261
Overige buitenlandse officieren Nederlandse Gezellen EU-gezellen
EU overig niet maritiem personeel aan boord
53
26
Overig niet maritiem personeel aan boord
42
248
3.450
2.707
Totaal
a) De cijfers uit 2004 betreffen een ruwe schatting als gevolg van het ontbreken van één grote onderneming in de respons. Deze onderneming zit in de meting van 2006 wel in de responsgroep, wat de betrouwbaarheid van de gegevens uit 2006 ten goede komt. b) Inclusief kapiteins uit een van de landen van de Europese Economische Ruimte (EER).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------106 © Stichting Nederland Maritiem Land
Inschakeling van buitenlandse werknemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
6.3
Redenen voor inzet
In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2006 is aan de werkgevers gevraagd wat de redenen zijn om buitenlandse arbeidskrachten (vaker) in te zetten. Tabel 6.8 geeft een overzicht van de antwoorden. Uit de tabel blijkt dat in nagenoeg alle sectoren onvoldoende aanbod van Nederlandse arbeidskrachten een belangrijke reden is om buitenlandse arbeidskrachten in te zetten. Uitzondering hierop zijn de bedrijven in de zeehavens, waarbij vooral de werkethiek van de buitenlandse werknemers een belangrijke reden voor inschakeling van de arbeidskrachten is (29%). Voor de bedrijven in de maritieme dienstverlening (33%), zeevaart (32%) waterbouw (31%) en scheepsbouw (26%) spelen financiĂŤle redenen ook een belangrijke rol bij de inschakeling van buitenlandse werknemers. Een kwart van de werkgevers in de zeehavens (25%) en de maritieme toeleveringindustrie (24%) geeft aan buitenlandse arbeidskrachten vooral in te zetten vanwege een commerciĂŤle reden (om beter met de klanten te kunnen communiceren).
Zeevaart
Scheepsbouw
Offshore
Binnenvaart
Waterbouw
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
Tabel 6.8 Redenen voor de inzet van buitenlandse arbeidskrachten, 2006 (percentages)
52
61
72
53
47
17
-
67
67
19
62
0
4
11
0
7
25
-
0
0
-
24
32
26
0
2
31
0
-
13
33
5
7
7
9
11
37
15
29
-
7
0
10
0
9
0
6
8
0
29
-
13
0
66
7
Onvoldoende aanbod Nederlandse arbeidskrachten Buitenlandse arbeidskrachten kunnen beter communiceren met de klanten Buitenlandse arbeidskrachten zijn goedkoper Buitenlandse arbeidskrachten werken harder Anders
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 107
Inschakeling van buitenlandse werknemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
6.4
Toekomstverwachtingen
Ten slotte wordt ingegaan op de verwachting van werkgevers over de toekomstige inzet van buitenlandse arbeidskrachten (zie tabel 6.9). Over het geheel genomen zijn de werkgevers in de maritieme cluster enigszins geneigd (meer) buitenlandse arbeidskrachten in te zetten. Met name in de offshore (63%) denken veel werkgevers vaker een beroep te doen op buitenlandse arbeidskrachten. In de scheepsbouw, waar momenteel relatief gezien niet veel buitenlandse arbeidskrachten rondlopen, verwacht 43 procent van de werkgever vaker buitenlanders in te gaan zetten. Met name in de watersportindustrie (7%), maar ook in de maritieme dienstverlening (12%) en de visserij (17%) zijn de werkgevers relatief behoudend in hun plannen om buitenlandse krachten in te schakelen. Opgemerkt moet worden dat de trawlerbedrijven in tegenstelling tot de kottervissers allemaal aangeven vaker gebruik te zullen maken van buitenlandse arbeidskrachten.
Zeehavens
Marine
Visserij
Maritieme dienstverlening
Watersportindustrie
Maritieme toeleveringsindustrie
buitenlandse
Waterbouw
van
Binnenvaart
inzet
Offshore
toekomstige
Scheepsbouw
de
Zeevaart
Tabel 6.9 Verwachting van werkgevers over arbeidskrachten, 2006 (percentages)
21
19
27
13
10
5
-
6
4
1
4
17
24
36
20
13
24
-
11
8
6
37
26
41
32
38
39
53
-
41
54
66
50
36
16
5
29
38
18
-
42
33
28
10
Gaat zeker meer arbeidskrachten uit buitenland inzetten Gaat waarschijnlijk meer arbeidskrachten uit buitenland inzetten Gaat waarschijnlijk niet meer arbeidskrachten uit buitenland inzetten Gaat zeker niet meer arbeidskrachten uit buitenland inzetten
6.5
Conclusies
In dit hoofdstuk stonden de buitenlandse werknemers in de cluster centraal. Vanwege het internationale karakter van de cluster is de inschakeling van buitenlandse werknemers gebruikelijk in de sector. De personele knelpunten in sommige sectoren en de opening van de grenzen van nieuwe Europese lidstaten maakt de inzet van deze groep werknemers extra actueel. Aandacht is besteed aan de omvang van de inzet, de redenen van de inzet en de verwachtingen omtrent de toekomstige inzet van buitenlandse werknemers. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------108 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Inschakeling van buitenlandse werknemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Inzet van buitenlandse arbeidskrachten Vooral in de internationaal opererende sectoren zijn anoo 2006 buitenlanders werkzaam. In de zeevaart is bijna driekwart van de werknemers buitenlands. In de binnenvaart, de maritieme dienstverlening en de offshore is een op de vier à vijf werknemers buitenlands. Met uitzondering van de binnenvaart betreft het veelal personeel van buiten de EU. In de zeehavens en de watersportindustrie zijn nauwelijks buitenlandse werknemers werkzaam. In de zeevaart is het grootste deel van de buitenlandse arbeidskrachten gezel. Het aantal gezellen van buiten de EU is ongeveer tien keer zo groot als het aantal Nederlandse en EU-gezellen bij elkaar. Onder de kapiteins is nog steeds driekwart Nederlands. Hun aantal is echter wel dalende. Steeds meer kapiteins komen uit andere EU-landen. Onder de officieren vindt een vergelijkbare ontwikkeling plaats. In de binnenvaart en de offshore blijkt een groei van vooral werknemers uit de EU. In de waterbouw werken in totaal zo’n 2.700 zeevarenden op de schepen onder Nederlandse vlag. Van zowel de kapiteins als de officieren in de waterbouw heeft het overgrote deel de Nederlandse nationaliteit. Bij de gezellen heeft ongeveer 40 procent een niet-Nederlandse nationaliteit. Redenen van de inzet In vrijwel alle sectoren is de belangrijkste reden om buitenlandse arbeidskrachten in te zetten het gebrek aan aanbod van Nederlandse arbeidskrachten. Daarnaast worden andere redenen aangegeven, die per sector verschillen. Te denken valt aan de werkethiek van de buitenlandse werknemers, financiële redenen en commerciële reden (communicatie met buitenlandse klanten). Toekomstverwachtingen Er bestaat onder bedrijven uit de maritieme cluster een (lichte) neiging om in de toekomst meer buitenlandse werknemers in dienst te nemen. Deze neiging is het sterkst aanwezig in de offshore, maar ook in de scheepsbouw, waar nu nog vrij weinig buitenlanders werkzaam zijn, verwacht bijna de helft van de werkgevers (meer) buitenlandse arbeidskrachten in dienst te gaan nemen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 109
Inschakeling van buitenlandse deelnemers ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------110 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Literatuurlijst ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Literatuurlijst Aa, R. van der, C. Jansen, M. Stuivenberg, Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003, ECORYS, Nederland Maritiem Land serie Nr., 27, 2004. Aa, R. van der, M. van der Ende, I. de Ridder, De arbeidsmarkt in de Nederlandse Maritieme Cluster, een overzichtsstudie, ECORYS-NEI, Nederland Maritiem Land serie Nr. 21, 2002. R. van der Aa, P.A. Donker van Heel, A. Gelderblom, V.C.A. van Polanen Petel i.s.m. C. Peeters, P. Vandendriessche en H. Webers (PRI), De maritieme arbeidsmarkt: vraag en aanbod van zeevaartkennis. Deelrapport II: Technisch rapport, Nederland Economisch Instituut, Rotterdam, november 1997. ABN, Sectorrapportage scheepsbouw, 2004. Bossche, M. van den. P. van Donselaar, H. van Haselen, R. Piers, M. van der Poel, De Nederlandse Maritieme Dienstverlening. Economische betekenis en structuur, uitgave Stichting Nederland Maritiem Land, Serie Nederland Maritiem Land, Publikatie Nr. 10, Delft, 1999. Brink, van den M e.a., Visie op de toekomstige oppervlakte vloot van de Koninklijke Marine, CCSS, 2004. CBRB, Toekomstperspectief containerbinnenvaart, 2003. CBS, Conjunctuurbericht woensdag 29 juni 2005. CBS, Een kwartier meer vrije tijd per dag, 2005. CBS, Enquête Bedrijfsopleidingen, 1999. COLO, Colo-barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt, oktober 2006 CPB, Gas exploration and production at the Dutch Continental Shelf: an assessment of the Depreciation at Will, 2004. Haven Amsterdam, Jaarverslag 2005. Havenbedrijf Rotterdam, Jaarverslag 2005. Havenbedrijf Rotterdam, Bedrijfsplan HbR 2006-2010 Klant in beeld, land in zicht. KVNR, Strategienota 2004-2008, 2004. KVNR, De maritieme paradox, 2004. KVNR, Visienota 2006-2016, 2006. KVNR, Strategienota 2004-2008, 2004. Loo, J. van, A. de Grip, Loont het investeren in personeel?, ROA, Maastricht, 2003. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Š Stichting Nederland Maritiem Land 111
Literatuurlijst ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Nota mobiliteit, 2004. OSA, Trendrapport vraag naar arbeid, 2005. Polanen Petel, V.C.A. van, R.L. Tollenaar, R. van der Aa en P.A. Donker van Heel, De toekomstige behoefte aan opleiding en scholing in de Nederlandse scheepsbouw en scheepsreparatie, Nederlands Economisch Instituut, Rotterdam, maart 1998. Productschap Vis, Toekomstverkenning productschap Vis, november 2005. Productschap Vis, Jaarverslag Productschap Vis 2005. Rabobank, Sectorverkenning containerbinnenvaart, 2004. ROA/Platform Bèta Techniek, De kenniseconomie: liggen we op koers? Samenvatting technomonitor 2006. November 2006. Veenstra, A.W., De loopbaan van zeevarenden, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2004. CBS, vacature-enquête, 2006. Velden, J.J. van et al., Techniekbarometer Rijnmond. Ontwikkeling en spanning op de arbeidsmarkt en in het technisch onderwijs – 2006, Jaarrapportage, ECORYS, Rotterdam i.s.m. Kennisinfrastructuur Mainport Rotterdam, november 2006. VNSI, Jaarverslag 2005, 2006 en Dutch Leadership 2015, the power to lead, 2005. Vugts, Prof.dr.ir. J.H., Innovatie in de offshore industrie, 2003 Webers, H. en Prof. dr. C. Peeters, De Nederlandse Maritieme Cluster, Economische Monitor 2006, Policy Research, Nederland Maritiem Land, serie Nr. 31, 2006. Webers, H. en Prof. dr. C. Peeters, De Nederlandse maritieme Cluster. Monitor en Dynamiek, Policy Research, Nederland Maritiem Land, serie Nr. 24, 2003
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------112 © Stichting Nederland Maritiem Land
Bijlage 1
Overzicht van dataverzameling en weegprocedures
Inleiding Het doel van de gegevensverzameling bij bedrijven is om een kwantitatief en representatief beeld te geven van de (ontwikkelingen in de) maritieme cluster. De uitkomsten uit de enquête zijn via een wegingsprocedure representatief gemaakt voor de gehele maritieme cluster. Er wordt gebruik gemaakt van een wegingsprocedure om afwijkingen in de responderende groep ten opzichte van de totale populatie te corrigeren. Parallel aan het wegen worden de uitkomsten opgehoogd naar de totale populatie. Aan de ophoogprocedure ligt de veronderstelling ten grondslag dat het gemiddeld antwoordpatroon van de responderende bedrijven in een bepaalde groep niet afwijkt van het antwoordpatroon van de bedrijven die niet hebben deelgenomen in de desbetreffende groep. Bij de ophoogprocedures is er in alle gevallen van uitgegaan dat er geen sprake is van selectieve non-respons. Hieronder staat voor alle sectoren de ophoogprocedure beschreven. Zeevaart In samenwerking met de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) zijn in totaal 130 reders (uit KVNR-ledenbestand) met een enquête benaderd. Hiervan hebben 48 ondernemingen de enquête geheel of gedeeltelijk ingevuld. In totaal dekken deze bedrijven ruim 85 procent van de werkgelegenheid in de sector. Uit de analyse van de respons blijkt dat met name de grote en middelgrote rederijen oververtegenwoordigd zijn in vergelijking met de respons van de kleinere rederijen. De ophoogprocedure komt grotendeels overeen met de procedure in het kader van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003. De ophoogprocedure valt uiteen in drie stappen: 1. In de eerste stap is een onderscheid gemaakt naar type activiteiten. De onderscheiden typen zijn shortsea containervaart, feedering, stukgoedlijndiensten, veerdiensten, vervoer van droog massagoed en stukgoed, gespecialiseerde vaart (zoals vervoer van chemicaliën, gassen, vee), projectmatige vaart (zoals zwareladingvaart, zeesleepvaart), commercieel beheer, operationeel beheer en overige activiteiten. 2. In de tweede stap wordt een schatting gemaakt van de gemiddelde bemanning (bovenrol en onderrol) per schip per activiteit. Bij het aantal zeevarenden per schip worden ook de ondersteuning (in de vorm van het walpersoneel) en stagiairs in beschouwing genomen. 3. Ten slotte is voor de ontbrekende schepen en rederijen bepaald welke activiteiten zij uitvoeren. Vervolgens wordt afhankelijk van de activiteiten een gemiddelde bemanningscoëfficiënt berekend, om zo tot een schatting te komen van de totale werkgelegenheid.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 113
Tabel b1.1 Weegfactoren voor de zeevaart
Vrachtvaart Veerdiensten Specialistische vaart Projectmatige vaart Anders
Weegfactor 1,3 1,0 1,5 1,8 9,0
Scheepsbouw In samenwerking met de Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie (VNSI) zijn 90 ondernemingen in de scheepsbouw en scheepsreparatie (uit ledenbestand VNSI) aangeschreven. In totaal hebben 60 ondernemingen gereageerd. Deze ondernemingen dekken ongeveer 96 procent van de totale werkgelegenheid. Uit analyse van de bestanden blijkt dat er een oververtegenwoordiging is van de grotere bedrijven in de sector. De wegingsprocedure onderscheidt twee typen bedrijven, te weten: kleine en middelgrote ondernemingen (<100 werknemers); grote ondernemingen (>100 werknemers). Voor elke van deze twee typen ondernemingen is een aparte wegingsfactor berekend. De wegingsfactor is gebaseerd op het aantal bedrijven van een bepaalde grootte dat in de steekproef aanwezig is, vergeleken met het aantal bedrijven van dezelfde grootte in de totale populatie. Tabel b1.2 Weegfactoren voor de Scheepsbouw
Kleine en middelgrote ondernemingen Grote ondernemingen
Weegfactor 1,03 1,00
Offshore In samenwerking met de Branchevereniging voor de Nederlandse Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie (IRO) zijn ongeveer 200 bedrijven aangeschreven. Daarvan hebben 65 ondernemingen gereageerd. Deze 65 ondernemingen dekken 73 procent van de totale werkgelegenheid in de sector. De groep in de steekproef bevat voornamelijk middelgrote en grote ondernemingen. Er is, vanwege het ontbreken van goede populatiecijfers, gekozen voor een ophoging van de absolute aantallen op basis van de gemeten werkgelegenheid onder de ondernemingen in de steekproef in vergelijking met de totale werkgelegenheid zoals deze is berekend door Policy Research Corporation. Binnenvaart In samenwerking met het Centraal Bureau Rijn- en Binnenvaart (CBRB) en Kantoor Binnenvaart zijn 430 ondernemingen in de binnenvaart aangeschreven. In totaal -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------114 Š Stichting Nederland Maritiem Land
hebben 152 ondernemingen gereageerd. Deze ondernemingen dekken ongeveer 22 procent van de totale werkgelegenheid. De ophoging voor de binnenvaart is gebeurd op basis van type vaart. Hieraan ligt de veronderstelling ten grondslag dat het type vaart de bezetting (in personeelsleden) bepaalt. Daarnaast is er een grote groep bedrijven zonder personeel in loondienst. De wegingsprocedure voor de ondernemingen met personeel in loondienst onderscheidt vijf typen vaarten, te weten: Vracht- en containervaart (N=78) Tankvaart (N=26) Sleep-, hijs- en duwdiensten en bijzondere vaart (N=7) Passagiersvaart (N=9) Overige (N=21) Voor elke van deze vijf vaarten is een aparte wegingsfactor berekend. De wegingsfactor is tot stand gekomen door het aantal bedrijven van een bepaalde groep in de totale populatie te delen door het aantal responderende bedrijven van deze groep. Tabel b1.3 Weegfactoren voor de Binnenvaart
Vracht- en containervaart Tankvaart Sleep-, hijs- en duwdiensten en bijzondere vaart Passagiersvaart Overige
Weegfactor 10,9 1,9 10,0 12,1 0,3
Waterbouw In samenwerking met de Vereniging van Waterbouwers in Bagger- Kust- en Oeverwerken (VBKO) is aan 209 ondernemingen een enquête gestuurd. Hiervan hebben 83 ondernemingen de enquête ingevuld. Deze ondernemingen beslaan ongeveer 33 procent van de totale werkgelegenheid in de sector. De uitkomsten uit de enquête zijn via een wegingsprocedure representatief gemaakt voor de gehele waterbouwbranche. Voor de wegingsprocedure zijn verschillende groepen bedrijven onderscheiden: De twee grootste aannemers die wereldwijd actief zijn. De overige (grote) aannemers met activiteiten in Nederland en België. De kleinschalige aannemers. De beunschippers. De sleep- en duwbootdiensten.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 115
Tabel b1.4 Weegfactoren voor de Waterbouw
De drie grootste aannemers die wereldwijd actief zijn Overige aannemers met activiteiten in Nederland en België De kleinschalige aannemers De beunschippers De sleep- en duwbootdiensten
Weegfactor 1,00 2,18 2,51 2,50 4,75
Zeehavens In samenwerking met Deltalinqs (Rotterdam), het Havenbedrijf Amsterdam en ORAM (Amsterdam) zijn 110 havenbedrijven in de Zeehavens (Rotterdam en Amsterdam) aangeschreven. In totaal hebben 35 ondernemingen gereageerd. Deze ondernemingen dekken in totaal ongeveer 19 procent van de werkgelegenheid in de Zeehavens. Er is, vanwege de geringe respons, gekozen voor een ophoging van de absolute aantallen op basis van de gemeten werkgelegenheid onder de ondernemingen in de steekproef in vergelijking met de totale werkgelegenheid zoals deze is berekend door Policy Research Corporation. Visserij In samenwerking met het Productschap Vis zijn 460 maatschappen in de Visserij aangeschreven. In totaal hebben 80 maatschappen de enquête ingevuld. Deze bedrijven beslaan ongeveer 26 procent van de totale werkgelegenheid in de Visserij. Daarnaast is ook aan de vier trawlerbedrijven een werkgelegenheidsenquête gestuurd. Alle vier bedrijven hebben de enquête geheel of gedeeltelijk ingevuld. De ophoging gebeurt op basis van het aantal ondernemingen in de sector. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de trawlerbedrijven en de kottervissers. Voor de trawlerbedrijven is niet opgehoogd, aangezien de gegevens van de volledige populatie bekend zijn. Voor de kottervissers geldt dat opgehoogd is op basis van het totaal bedrijven in de totale populatie in vergelijking met het aantal responderende bedrijven. Maritieme Dienstverlening Voor de Maritieme Dienstverlening is geen centrale brancheorganisatie beschikbaar waardoor een centraal adressenbestand niet beschikbaar was. Hierdoor is, in vergelijking met de andere maritieme sectoren, een aparte procedure gevolgd. Als vertrekpunt is gekozen voor een (elektronisch) adressenbestand uit een eerder onderzoek in de Maritieme Dienstverlening dat in 1999 door ECORYS-NEI is uitgevoerd52. Dit bestand is eerder in 2003 in het kader van de Monitor Maritieme M. van den Bossche, P. van Donselaar, H. van Haselen, R. Piers, M. van der Poel, De Nederlandse Maritieme Dienstverlening. Economische betekenis en structuur, uitgave Stichting Nederland Maritiem Land, Serie Nederland Maritiem Land, Publikatie Nr. 10, Delft, 1999. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------116 © Stichting Nederland Maritiem Land
52
Arbeidsmarkt 2003 ge-update. Het gaat hierbij om de volgende categorieën bedrijven: Bergings- & duikwerk Bunkering en scheepsleveranciers Keuring & controle Verzekeringen & schade-expertise Maritiem onderzoek & consultancy Overige zakelijke maritieme diensten Niet-zakelijke maritieme dienstverlening Met behulp van het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) is vervolgens gecontroleerd welke bedrijven nog bestaan. Hiervoor is voor alle bedrijven nagegaan of de bedrijfsnaam en vestigingsgegevens klopte met de gegevens van de KvK. Op deze manier is het bestand opgeschoond. Vervolgens is het adressenbestand aangevuld met behulp van het ledenbestand van BMOC (Brancheorganisatie Maritiem Onderzoek en Consultancy) en de Dirkszwager Dutch Port Guide 2005. Langs deze weg zijn in totaal 350 bedrijven in de Maritieme Dienstverlening aangeschreven. In totaal hebben 96 ondernemingen gereageerd. Hiermee wordt ongeveer 32 procent van de totale werkgelegenheid in de sector gedekt. De uitkomsten uit de enquête zijn via een wegingsprocedure representatief gemaakt voor de gehele Maritieme Dienstverlening. De wegingsprocedure onderscheidt twee typen bedrijven, te weten: kleine en middelgrote ondernemingen (<100 werknemers); grote ondernemingen (>100 werknemers). Voor elk van deze twee typen ondernemingen is een aparte wegingsfactor berekend. De wegingsfactor is gebaseerd op het aantal bedrijven van een bepaalde grootte die in de steekproef aanwezig is vergeleken met het aantal bedrijven van dezelfde grootte in de totale populatie. In de steekproef waren enkele “uitbijters” (d.w.z. bedrijven met uitzonderlijk hoge werkgelegenheid die het gemiddelde werkgelegenheidscijfer sterk zouden beïnvloeden). Deze zijn buiten de ophoogprocedure gelaten en apart meegeteld. Tabel b1.5 Weegfactoren voor de Maritieme Dienstverlening Weegfactor Kleine en middelgrote ondernemingen
4,92
Grote ondernemingen
4,95
‘Uitbijters’
1
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 117
Watersportindustrie In totaal zijn 498 ondernemingen in de Watersportindustrie aangeschreven. In totaal hebben 152 bedrijven gereageerd. Met de werkgelegenheid van deze bedrijven wordt ongeveer 14 procent van de totale werkgelegenheid in de Watersportindustrie gedekt. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de adressenbestanden van de HISWA. De bedrijven uit dit bestand die niet tot de bedrijfstak horen zijn ook niet meegenomen in de ophoogprocedure. Verder zijn alleen in Nederland gevestigde ondernemingen meegenomen in de analyse. Er worden bij de weegprocedure acht groepen ondernemingen onderscheiden. Te weten: Bouw van (jacht)schepen Toelevering aan jachtbouw Detailhandel Groothandel Jachthaven gerelateerd Recreatie gerelateerd Scheep gerelateerd Overig Voor elk van deze acht groepen ondernemingen is een aparte wegingsfactor berekend. De wegingsfactor is gebaseerd op het aantal bedrijven van een bepaalde grootte die in de steekproef aanwezig is vergeleken met het aantal bedrijven van dezelfde grootte in de totale populatie. Hierbij is uitgegaan van de populatiegegevens op basis van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003, die geactualiseerd zijn met de bestanden van de HISWA. Tabel b1.6 Weegfactoren voor de Watersportindustrie Weegfactor Bouw van (jacht)schepen
4,2
Toelevering aan jachtbouw
2,9
Detailhandel
16,0
Groothandel
26,9
Jachthaven gerelateerd
8,1
Recreatie gerelateerd
13,4
Scheep gerelateerd
16,2
Overig
3,7
Maritieme Toeleveringsindustrie In totaal zijn 511 bedrijven in de Maritieme Toeleveringsindustrie aangeschreven. In totaal hebben 158 bedrijven gereageerd. Hiermee wordt ongeveer 73 procent van de totale werkgelegenheid in de Maritieme Toeleveringsindustrie gedekt. De uitkomsten uit de enquête zijn via een wegingsprocedure representatief gemaakt voor de gehele Maritieme Toeleveringsindustrie. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------118 Š Stichting Nederland Maritiem Land
De wegingsprocedure onderscheidt drie typen bedrijven, te weten: kleine ondernemingen (<10 werkzame personen); middelgrote ondernemingen (<100, maar >10 werkzame personen); grote ondernemingen (>100 werkzame personen). Voor elk van deze drie groepen ondernemingen is een aparte wegingsfactor berekend. De wegingsfactor is gebaseerd op het aantal bedrijven van een bepaalde grootte die in de steekproef aanwezig is vergeleken met het aantal bedrijven van dezelfde grootte in de totale populatie. In de steekproef waren enkele ‘uitbijters’. Deze zijn buiten de ophoogprocedure gelaten en apart meegeteld. Tabel b1.7 Weegfactoren voor de Maritieme Toeleveringsindustrie Weegfactor Kleine ondernemingen
1,5
Middelgrote ondernemingen
1,4
Grote ondernemingen
1,2
‘Uitbijters'
1
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 119
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------120 Š Stichting Nederland Maritiem Land
Bijlage 2
Analyse van de vervangingsvraag (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 zijn de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de maritieme cluster in kaart gebracht waarbij rekening is gehouden met zowel de vervangingsvraag als de uitbreidingsvraag. In deze bijlage wordt kort ingegaan op de gehanteerde rekenmethode. Tabel b2.1 Verdeling van de instroom en de uitstroom naar leeftijd Tot 25 jaar
25 tot 45 jaar
45 jaar en ouder
Totaal
Instroom (in %)
40
55
5
100
Uitstroom (in %)
31
48
21
100
Bron: CBS enquête beroepsbevolking 2004
De verjonging in de cluster is het gevolg van het feit dat relatief oude uitstroom wordt opgevuld door relatief jonge instroom. In deze is gebruik gemaakt van instroom- en uitstroompercentages naar leeftijd en bedrijfsklasse uit de Enquête beroepsbevolking van het CBS uit 2004 (zie tabel 1). Omdat het CBS alleen gegevens naar bedrijfsklasse rapporteert, is verondersteld dat in de gehele maritieme cluster de instroom en uitstroom gelijk is aan die in de industrie. Dit betekent per saldo dat gemiddeld ongeveer 40 procent van de nieuwe instroom bestaat uit werknemers jonger dan 25 jaar, 55 procent is tussen 25 en 45 jaar en 5 procent is ouder dan 45 jaar. Onder de uitstroom is 30 procent jonger dan 25 jaar, 50 procent is tussen 25 en 45 jaar en 20 procent is ouder dan 45 jaar. Uit tabel 3.14 blijkt de uitstroom als percentage van de totale werkgelegenheid. Er wordt verondersteld dat die gelijk blijft tot 2010 en dat bovendien de gehele uitstroom zal worden vervangen door nieuw personeel. Dit is dus de omvang van de vervangingsvraag. Daarnaast blijkt uit tabel 2.14 de verwachte uitbreidingsvraag tot 2010. Gevoegd bij de leeftijdsverdeling van de instroom en de uitstroom en de leeftijdsverdeling van de (vaste) werknemerspopulatie (zie tabel 2.40) kan nu berekend worden hoe de werkgelegenheid in de periode 2005 tot en met 2010 zal ontwikkelen, rekening houdend met de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag53.
53
Ook zijn we er van uitgegaan dat het beroep op uitzendpersoneel niet zal toenemen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------© Stichting Nederland Maritiem Land 121
Tabel b2.2
Effect vervangingsvraag en uitbreidingsvraag op leeftijdsverdeling werkgelegenheid (in %)
Tot 25 jaar
25 tot 45
45 jaar
jaar
en ouder
Totaal
Jaar 1 Aantal werknemers naar leeftijd
900
5600
3500
10000
(leeftijdsverdeling (in %))
(9)
(56)
(35)
(100)
uitstroom door vervangingsvraag
5
-155
-240
-105
-500
instroom door vervangingsvraag
5
200
275
25
500
instroom door uitbreidingsvraag
3
120
165
15
300
Aantal werknemers naar leeftijd
1065
5800
3435
10300
(leeftijdsverdeling (in %))
(10)
(56)
(33)
(100)
Jaar 2
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------122 Š Stichting Nederland Maritiem Land