3 minute read
Gronings onderzoek naar productie van plastic uit suiker
Op het ENTEG-instituut in Groningen wordt de komende drie jaar onderzocht of en hoe plastic efficiënt kan worden gemaakt uit suiker. Als biobased en duurzaam alternatief voor bijvoorbeeld polyethyleen (voedselverpakking), dat uit aardolie wordt gewonnen en verantwoordelijk is voor een enorme CO2-uitstoot en plasticsoep. Als uit het onderzoek blijkt dat kunststof uit suiker inderdaad een efficiënt alternatief is, kan dit niet alleen een enorme impuls zijn voor het milieu, maar ook voor de Noordelijke economie.
Het onderzoek wordt gefaciliteerd door een samenwerkingsverband van de Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool, Wageningen Universiteit en Research, Cosun, Teijin, Senbis, Bioclear Earth en Sanovations, en gesubsidieerd door de EU (EFRO) en door de Provincies Groningen en Drenthe. Onderzoeksleiders zijn de professoren Gert-Jan Euverink (RUG) en Johan Sanders (Sanovations).
Halffabrikaat
Het tweetal nodigt ondernemers uit NoordNederland nu al uit om voorbereid te zijn op deze mogelijk zeer interessante nieuwe tak van de biobased economie. “Onze insteek is dat er straks in het Noorden op efficiënte wijze een biobased en circulaire kunststof als halffabrikaat wordt geproduceerd, met vele toepassingen. Onder meer voor gebruik in de verpakkingsindustrie. Door in te zetten op een halffabrikaat, kunnen we een netwerk creëren dat begint bij de teelt van suikerbieten en eindigt in hoogwaardige kunststof toepassingen, zoals garens bij een bedrijf als Teijin.” Noordelijke ondernemers die in deze hele keten actief zijn, bijvoorbeeld met machines of dienstverlening, kunnen straks meedraaien in dat netwerk.
Maar voordat het zover is, moet eerst uit het onderzoek blijken dat de gedachtegang van de professoren Euverink en Sanders juist is. Beiden zijn al vele jaren gespecialiseerd in de micro- en moleculaire biologie en staan aan het front van de biobased economie. Euverink is onder meer hoogleraar biotechnologie aan de RUG en directeur van het Carbohydrate Competence Center in Groningen. Sanders is directeur van Sanovations BV in Groningen, Em hoogleraar biobased economy aan de Universiteit van Wageningen en was eerder werkzaam als research-leider bij Gistbrocades en AVEBE.
CO2-besparing
Microbiologie en chemie zijn dan ook een belangrijk onderdeel van het komende Groningse onderzoek. “We gaan onderzoeken hoe we zo efficiënt mogelijk de juiste monomeren uit suiker kunnen maken met behulp van anaerobe fermentatie. Vervolgens willen we met die monomeren nieuwe polymeren produceren, die dezelfde of liever betere eigenschappen hebben dan
polyethyleen. Volgens onze berekeningen kan dit een flinke CO2-besparing opleveren, omdat het huidige polyethyleen wordt gewonnen uit aardolie. In het onderzoek proberen we er achter te komen welke monomeren nodig zijn om die nieuwe biobased polymeren te maken. Vervolgens gaan we onderzoeken hoe we met behulp van fermentatie de suiker uit de suikerbieten zo efficiënt mogelijk kunnen omzetten in de benodigde monomeren.”
Efficiënter
Voor Cosun en alle aangesloten akkerbouwers kan het onderzoek leiden tot een nieuwe en hoogwaardige toepassing van de suikerbiet. “Bijkomend voordeel is dat we voor de productie van monomeren geen zuivere suiker nodig hebben, maar een groter deel van de
suikerbiet kunnen gebruiken. Dat maakt het veel efficiënter en goedkoper. Ook kan het qua afzetmarkt interessanter zijn dan de huidige voedingsmiddelenindustrie.”
Voor bedrijven als Teijin en Senbis kan het interessant zijn als uit het onderzoek blijkt dat het economisch interessant is om over te stappen op biobased kunststof voor de productie van garens. Om zo verdere stappen te kunnen zetten in de circulaire economie, alsmede bij te dragen aan de reductie van CO2-uitstoot.
Industrie
Nog interessanter is dit project voor de Noordelijke economie als geheel, als blijkt dat in het hart van het Noordelijke suikerbietenareaal een hoogwaardige biobased chemische industrie kan ontstaan, rondom het uit suiker geproduceerde halffabrikaat, dat het huidige milieuvervuilende polyethyleen kan vervangen en daardoor wereldwijd interessant kan zijn. Dat moet althans over drie jaar uit het onderzoek blijken. Maar het kan voor Noordelijke ondernemers en overheden best slim zijn om zich daar nu alvast op voor te bereiden. <