9 minute read

Friezen in den Vreemde-special: De architect die huizen aan helium-ballonnen wilde hangen

Zomer weer voorbij; die ellendige lange en natte Nederlandse winter komt eraan. Maar niet getreurd; OF begint aan een heus feuilleton: Overwinteren op Mallorca. We gaan op bezoek bij de Fries in den Vreemde Mark Wiersma. Ideeënman pur sang, ras-ondernemer én woonachtig op Mallorca. Hij zat op school in Leeuwarden, liep als jonge ondernemer al behoorlijk binnen met 06-lijnen en had een succesvol bedrijf in Londen. Na vele omzwervingen belandde hij op Mallorca. Daar was hij overigens al één keer eerder geweest toen hij nog maar achttien was. Deel 1 dus van ‘Overwinteren op Mallorca’: hoe de jonge Mark op zoek ging naar een Leeuwarder architect die huizen aan helium-ballonnen wilde ophangen.

‘In 1980 was ik 19 jaar oud en zat in de 5e klas van het VWO. Ik was nog nooit in Zuid- Europa geweest en was toe aan avontuur. Ik was bevriend met Henk van Eldik. Via zijn vader kregen we de kans om naar Mallorca te gaan, waar we konden logeren in een tuinhuisje bij de architect Willem Holtslag. Het verhaal ging dat de ontwerpen van Willem Holtslag zó revolutionair waren dat hij maar weinig opdrachten kreeg. Zo wilde hij huizen ophangen aan helium ballonnen om zodoende het schaarse grondoppervlak in Nederland te ontzien. Het kwam er niet van; reden voor Holtslag om Nederland gefrustreerd te rug toe te keren en naar Mallorca te gaan.

We troffen meneer Holtslag voor het eerst op het vliegveld. Een hippie-achtige man die qua leeftijd onze vader had kunnen zijn. Na een stoffige rit op onverharde wegen kwamen we op de bestemming. “Zo jongens, welkom bij de finca Sa Vinola.”, zei meneer Holtslag. “Hier woon ik met mijn vrouw” en hij wees op het witgepleisterde huis achter hem waar op het dak een zelfgemaakte windmolen langzaam ronddraaide. We liepen door een landgoed met diverse ongewone koepelvormige bouwsels die leken op iglo’s met een rond raam erin, waar een amandelvormig soort kozijn om heen was gemetseld. Het leek duidelijk op een oog. Ik klopte even op de wand van de iglo en hoorde een hol geluid. “Polyester”, zei meneer Holtslag. “We hebben 4 prototypes gemaakt van deze bungalows, iedere bungalow is anders. Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze bungalows in productie worden gemaakt, 250 stuks in totaal. Om de bungalows koel te houden in de zomer stroomt er koud water door een leidingstelsel die tussen de binnen- en de buitenwand zit. In de winter kan je hetzelfde doen met warm water om het binnen op te warmen.”

“Gaat u deze verkopen?”, vroeg Henk. “Nee, we zijn bezig om een bungalowpark aan te leggen achter dit terrein.”

Een onderdeel van de logeerdeal was dat we meneer Holtslag af en toe moesten helpen met klusjes. En het werd ons al snel duidelijk dat er heel erg véél klusjes te doen waren. Maar dat vonden we niet erg. Het snikhete klimaat, de heldere zee; het was voor ons één grote belevenis. We zaten niet ver van de kust, bij Sa Rapita; daar konden we mooi in zee snorkelen. Na een paar dagen kwam meneer Holtslag met het eerste verzoek om hem vanaf de volgende dag te helpen. Afgezien van de 4 iglo’s waren er ook nog een paar normale bungalowtjes. In één van deze huisjes wilde meneer Holtslag de badkamer verbeteren, een betonvloertje storten en de ruimte betegelen. “Ik stel voor dat jullie me in de ochtend helpen en dan kunnen jullie in de middag vakantie vieren. We moeten vroeg beginnen, want ‘s middags is het té heet om iets te doen en moet je eigenlijk siësta houden. Dus ik stel voor om morgenochtend om 6 uur te beginnen, akkoord?” We schrokken hier een beetje van. Zou dit het dagelijkse ritueel worden? Maar we waren te verlegen om er iets van te zeggen. Toen meneer Holtslag was vertrokken toonde Henk voor het eerst zijn wantrouwen. “Ik vertrouw hem niet. Let op mijn woorden: we komen weinig aan vakantie toe vanaf nu.” Zijn voorgevoel bleek juist. We werkten ons vanaf die dag iedere ochtend uit de naad. Tegels sjouwen, beton maken en twee oude waterfietsen proberen te repareren. De vrije middagen waren een verademing.

De situatie verslechterde toen er huurders kwamen in het huisje waardoor wij volgens afspraak moesten verhuizen naar ons tentje in de tuin. Slapen in de tent werd echter een drama. Mieren hadden snel ons eten ontdekt en hoewel de tent in de schaduw stond, was het nog steeds 35 graden. De boter werd vloeibaar en het geluid van de cicaden was ondraaglijk. We sliepen daarom in onze slaapzak onder de sterrenhemel, dat was nog het beste. In de ochtend stond de zon al snel zo hoog dat de temperatuur boven de 30 graden kwam en waren we aan het betonstorten, kruiwagens met zand aan het verplaatsen, of ander zwaar werk aan het doen. Henk was de eerste die dat niet meer zag zitten en dus besloten we meneer Holtslag te vertellen dat we afscheid wilden nemen. Henk nam het woord toen de architect zijn huis uitkwam (we zijn nooit bij hem binnen geweest, hij ging altijd direct naar buiten als we bij hem kwamen). “We hebben besloten om te vertrekken meneer Holtslag. We willen dichter bij de kust zitten, waar het koeler is.”

Meneer Holtslag keek verbaasd naar Henk en toen naar mij. “Is dit jouw idee om weg te gaan?” Hij was duidelijk onaangenaam verrast door onze mededeling en hij keek mij vooral aan, terwijl Henk het woord had. “Het is onze beslissing meneer Holtslag”, zei ik, hoewel het eigenlijk meer door Henk kwam dat we weg wilden. “Waar gaan jullie dan naar toe? Weten jullie dat je officieel niet mag kamperen op het eiland? Het is te gevaarlijk met het oog op brand. Er zijn ook geen campings.” “We willen naar Ses Covetes gaan.”, antwoordde Henk. “Nou ja. Het blijft illegaal om te kamperen, maar daar heb ik nog nooit politie gezien. Hou je wel gedeisd, raad ik jullie aan.” “Prima, dan gaan we daarnaartoe”, zei Henk. “Dan gaan we onze rugzakken pakken. We willen u wel ontzettend bedanken voor de gastvrijheid.”

We liepen richting onze tent, toen meneer Holtslag me terugriep: “Kan ik jou even onder vier ogen spreken Mark?” Ik vond het raar dat hij me terugriep, maar zei tegen Henk: “Ga jij maar vast, ik kom snel, ben benieuwd wat hij heeft te zeggen.” Holtslag keek me strak aan en stak van wal: “Ik weet dat het jouw idee is om weg te gaan, ik zie het in je ogen. Je kunt dit ontkennen, maar ik geloof je toch niet. Ik doe aan iriscopie, ik zie dingen in je ogen en ik wil je een goede raad geven, vind je dat goed?” Ik wist niet wat ik moest zeggen, maar kreeg nu ook een ongemakkelijk gevoel bij deze man. Gevoelsmatig ging ik volledig in de verdediging en op een cynische toon vroeg ik: “Wat voor goede raad mag dat dan zijn?” “Precies hoe je nu reageert, dát is jouw probleem. Je ben dwars, onwillig, tegenwerkend en geen team-player. Dat moet je veranderen en doe je dat niet dan sla je een verkeerde weg in. Ik zie in je dat je de potentie hebt om een goed mens te worden en het zal waarschijnlijk om wel goed met je komen op den duur. Maar jij moet dat inzien en jij moet dat willen. Ik zeg dit niet om je naar beneden te halen, maar omdat ik je wil helpen. Het is aan jou om er iets mee te doen.” Zijn advies kwam voor mij volledig uit de lucht vallen en kon niet anders reageren dan een ‘dank je wel voor de goede raad’, waarop ik me omdraaide en naar onze iglo liep. De rest van de vakantie moest ik toch vaak denken aan wat hij zei, vooral ook omdat ik me totaal niet herkende hoe hij me neerzette.

We trokken dus naar de kust. Daar zagen we een pijnboombosje, waar we onze tent gingen opzetten. Na één nacht wisten we dat het een slecht idee was geweest. Naast het pijnbomenbos was de vuilstort van Sa Rapita en overal in dit bos hing een sterke geur van rottend vlees. Waar konden we naar toe? Onze vakantie was super low budget. Zelfs voor het goedkoopste nul-sterren-hostal hadden we geen geld. En dus gingen we als geslagen honden weer terug naar meneer Holtslag. Of we misschien in zijn half afgebouwde garage mochten verblijven. De architect vond het goed, maar zei dat hij nét van plan was daar een betonvloer te storten; daar zouden we dan bij moeten helpen. Dat vonden we wel érg toevallig, maar we deden het tóch maar. Twee dagen lang hebben we emmers met beton de trap opgetild. Toen waren we écht op en besloten ook écht te vertrekken.

We hadden nog een mooie tijd op Mallorca, maar door geldgebrek erg kort. Met meneer Holtslag was er nog een summier contact en zo vernamen we later dat de bouw van het beoogde bungalowpark definitief was stil gelegd. Een Duitse partner van hem had de gehele infrastructuur al aangelegd en op het terrein stond nog steeds een groot bord: ‘Hier ensteht Bungalow Park “Sa Vinola.’ Volgens Holtslag was echter bij de aanvraag van een banklening duidelijk geworden dat deze Duitser in de Tweede Wereldoorlog bij de SS had gezeten, waardoor de financiering niet doorging.

Inmiddels woon ik op Malllorca. In een latere editie hierover meer. Maar ik vertel nu nog even over mijn oude vriend Henk, die twee jaar geleden bij me op bezoek kwam. We hadden elkaar dertig jaar niet gezien en zijn naar Sa Rapita gegaan met het idee om Holtslag te zoeken. Het was al moeilijk om zijn finca Sa Vinola te vinden, maar het is uiteindelijk gelukt. De poort was dicht maar niet op slot. We liepen naar binnen en er leek niemand te zijn, ook geen honden.

Je kon aan de afwerking van sommige gebouwtjes zien dat het niet langer dan een paar jaar geleden was dat eraan gewerkt was. De ronde vormen van de iglo’s die ik nog zo goed kende uit mijn jeugd kwamen nu terug in het dak van een huisje. Buiten het terrein spraken we iemand aan en vroegen of Willem Holtslag nog leefde. Hij bleek een paar jaar overleden te zijn. Dat vond ik dan wel jammer. Want ik had tóch het idee dat deze aparte man met zijn uitzonderlijke ideeën zijn tijd op een of andere manier ver vooruit was geweest.

This article is from: