3 minute read
Ensel en Liander in gesprek over Netcongestie
De stijgende elektriciteitsvraag matcht niet met de capaciteit op het stroomnet. Het gevolg is netcongestie. Bedrijven kunnen niet uitbreiden en nieuwe bedrijven kunnen geen aansluiting krijgen. Hartog Ensel, directeur-eigenaar van Ensel Staalkonstrukties, is lid van een werkgroep hierover op bedrijventerrein Betterwird in Dokkum. Hij ging in gesprek over mogelijke oplossingen met Renée Barbilion, relatiemanager Liander in Friesland.
Hartog Ensel: “We hoorden dat het elektriciteitsstation in Dokkum aan zijn maximum zit en er pas in 2031 een nieuw station is. Klopt dit? En wat kunnen we in de tussentijd doen?”
Renée Barbilion: “De planning is inderdaad eind 2031. Of we dat halen hangt af van allerlei factoren, waaronder beschikbaarheid van ruimte, mensen en materiaal. Het is nog niet bekend of we een nieuw station bouwen, of dit station uitbreiden. Met NuLelie (zie kader, red.) werken we intussen aan het versterken van het middenspanningsnet in Friesland.”
Ensel: “Eind 2031… Is het mogelijk om dat te versnellen?”
Barbilion: “Een nieuw station bouwen kost ongeveer twee jaar, maar de voorbereiding duurt veel langer. Voor een nieuw station is 2,5 tot 3 hectare ruimte nodig. Bovendien moeten wij er ondergrond met middenspanningskabels naartoe, TenneT moet datzelfde bovengronds doen met hoogspanningskabels. Dit vergt allerlei vergunningsaanvragen en mogelijke wijzigingen van bestemmingsplannen. Tijdens dit traject kunnen er bovendien bezwaren worden ingediend. Die kunnen het proces vertragen.”
Ensel: “Hoe kun je mogelijke bezwaren voorkomen, om het proces in elk geval niet te vertragen? Is er een vorm van risicomanagement mogelijk?”
Barbilion: “Participatie is belangrijk: dat iedereen onderdeel is van het verhaal en de urgentie begrijpt. We roepen gemeenten op mensen en organisaties daarin mee te nemen. We bouwen stations veelal op industrieterreinen of ergens buitenaf, met een geschikte landschappelijke inpassing en duurzaam beheer. Maar bezwaar maken is een recht dat iedereen heeft.”
Ensel: “Wij willen zelf ook aan de slag. We onderzoeken met de werkgroep of we samen een batterij kunnen aanschaffen om zelf opgewekte energie op te slaan en uit te wisselen.”
Barbilion: “Wij hebben vier pilots lopen waarbij we samen met de betrokken bedrijven kijken naar de mogelijkheid om de pieken in het gebruik te verlagen, waardoor er meer capaciteit beschikbaar komt. We verwachten eind van het jaar de uitkomsten en, als het succesvol blijkt, kunnen we dit mogelijk als product aanbieden. Dit geldt overigens alleen als er sprake is van capaciteitsproblemen.”
Ensel: “Wat zijn intussen mogelijke andere oplossingen?”
Barbilion: “Een energiemanagementsysteem levert inzicht op in het eigen energieverbruik en piekmomenten, waardoor het verbruik beter verdeeld kan worden over de dag. De netbeheerder doet aan congestiemanagement. We hebben bijvoorbeeld met een grote bloemenkweker afgesproken dat hij ’s middags een paar uur zijn lampen uitzet. Hij maakt zo bijna 1 Megawatt aan stroom vrij, waardoor negen bedrijven in de buurt toch een aansluiting kunnen krijgen. Hier staat een vergoeding tegenover. We onderzoeken ook of we bedrijven, net als zonneparken, op onze ‘vluchtstrook’ kunnen aansluiten en ze hiervoor vergoeden. Alle stations hebben een reservetransformator en overal liggen dubbele kabels: de ‘vluchtstrook’. Het is nog niet zover hoor, dit idee heeft veel consequenties.
We maken dit jaar bovendien met de vier ANNOgemeenten een analyse met de verwachte elektriciteitsvraag voor de toekomst. Daarbij betrekken we ook de uitvraag die we jaarlijks bij ondernemers doen. We hebben elkaar hard nodig om samen tot oplossingen te kunnen komen.”
Ensel: “Dat de beschikbaarheid van energie niet meer vanzelfsprekend is, daar moeten we aan wennen. Maar we moeten zeker niet afwachten. Ik neem de bevindingen uit dit gesprek mee naar de werkgroep.”