I
ONELIGHT CREATIEVE BELICHTING
Olivier Strobbe
Belichting 10
Technische Benadering 41
Hoe zien camera’s licht? 12 Film 13 CCD/CMOS 13 Licht meten 14 Centrumgerichte meting 14 Centrumgewogen meting 14 Spotmeting 14 Matrix meting 14 Dynamisch bereik 16 Keuzes 16 Niet automatisch? 16 Diafragma 18 Sluitertijd 19 Histogram 20 Analyse 20 Oplossing 20 Lichtkleur 22 Werking 22 Beperking 22 Kleurtemperatuur 24 Enkele bron 24 Verschillende bronnen 26 Meten is weten 26
Automatisme 42 Sluitertijd 44 Synchronisatiesnelheid 44 Omgevingslicht 44 Diafragma 46 Flitssterkte 48 Flitsafstand tot object 50 Gevoeligheid 52
Belichtings Materiaal
29
Losse Flitsers 32 Een must 32 Technisch 32 Accessoires 34 Paraplu 35 Softbox 36 Reflectiescherm 37 Honingraatspot 38 Reflector 39
Praktische Toepassing 54 Ervaring 56 Rook fotograferen 58 Voorbereiding 59 Camera-instelling 60 Fotograferen 62 Nabewerking 64 Omgevingslicht 66 Invulflits 66 Beweging 68 Bereik 69 Kunstlicht 70 Studio 72 Softbox 73 Bare Bulb 74 Honingraatspot 76 Reflector 77
Dankwoord 78
Inleiding Dit naslagwerk wordt samengesteld in opdracht van de Arteveldehogeschool in functie van een opdacht voor het vak ‘Grafische Vormgeving’. Dit werk bevat alle kennis die ik opgedaan heb gedurende mijn zoektocht naar het begrijpen van externe belichting in de digitale fotografie. Binnen deze externe belichting heb ik gekozen voor een OneLight-belichting. Hierbij wordt enkel gebruik gemaakt van één externe lichtbron. Deze kan naargelang het gewenste effect dan beïnvloed worden door zogenaamde ‘light modifiers’. Aangezien de rode draad door dit werk ‘licht vangen’ is, vind ik het niet meer dan normaal om in het eerste deel stil te staan bij de omgang van de camera met licht. Maar ook welke verschillen er zijn in het natuurlijke licht en hun invloed op een belichting met kunstlicht. Daarnaast is het uiteraard ook belangrijk dat de fotograaf een scène kan analyseren en achteraf het resultaat kan beoordelen. Al deze informatie moet de fotograaf in staat stellen betere foto’s te maken door te spelen met licht. Ik vind het zelf enorm belangrijk dat je als fotograaf weet wat er zich afspeelt tijdens dat korte moment waarop de film of sensor het licht opvangt. Fotografie moet meer zijn dan kadreren en afdrukken. Het is bij voorkeur een heel denkproces dat ervoor zorgt dat het beeld in je hoofd bijna exact wordt vastgelegd.
De besproken technieken zijn een mooie basis om aan de slag te gaan. De eerste foto’s vallen uiteraard tegen aangezien alles veel makkelijker lijkt dan dat het daadwerkelijk is. Er moet met zoveel variabelen gelijk rekening gehouden worden. De houding van het model en de technische kant in de hand houden. Dit is zowel voor model als fotograaf niet aangenaam werken. Daarom is het ook aangeraden om de eerste shoots te doen met vrienden of familie. Zij hebben iets meer geduld en snappen makkelijker dat je nog heel wat te leren hebt. Op deze manier kan voldoende ervaring opgedaan worden terwijl de technische kant steeds beter begrepen wordt. Met deze handleiding wil ik beginnende strobisten een inzicht geven in de wereld van belichting. Een wereld die voor mijzelf tot voor kort nog heel wat geheimen had.
OneLight What’s in a name. OneLight is een tak binnen het strobisme waar slechts ÊÊn externe lichtbron wordt gebruikt. Deze lichtbron wordt op verschillende manieren rond de camera geplaatst om saai frontaal licht te vermijden. Op deze manier kan je als beginnende strobist alle eigenschappen van het flitslicht leren kennen. Door creatief te zijn met instellingen en accessoires bereik je een heel groot gamma aan effecten. Een belangrijk gegeven in OneLight fotografie is dat je niet de meest geavanceerde toestellen nodig hebt om tot goede resultaten te komen. Dit maakt het voor iedereen mogelijk om dit zonder al te hoge instapkosten tot een goed einde te brengen. Aangezien het grootste deel van de tijd gewerkt wordt met handmatige instellingen moet er niet veel geld uitgegeven worden aan dure flitsers met geavanceerde belichtingssystemen (TTL e.a.). Elke manueel instelbare flits voldoet in principe aan de eisen.
10
Belichting | OneLight
BELICHTING
Belichting | OneLight
11
12
Belichting | Hoe zien camera’s licht?
Hoe zien camera’s licht? Reeds in de beginjaren van de fotografie werd duidelijk dat een camera het licht heel anders ziet dan het menselijke oog. Ons menselijk oog bouwt een beeld op door snel heen en weer te bewegen over een scène. Hierbij neemt het eerst de meest belangrijke delen op om vervolgens de randinformatie op te vangen. Bij een camera wordt het beeld slechts uit één waarneming opgebouwd. Het is dus niet moeilijk om te begrijpen dat dit beeld heel wat minder gradaties in helderheid zal bevatten. Ook de mengeling van lichtbronnen met een verschillende kleurtemperatuur zorgen in een camera voor problemen. Het is een gekend probleem bij het inflitsen met een lange sluitertijd onder kunstlicht. De twee lichtbronnen zullen duidelijk aanwezig zijn in het beeld. Heel belangrijk hierbij is het grote aanpassingsvermogen van onze ogen. Denk maar aan de korte aanpassingsperiode wanneer je een donkere ruimte binnenstapt of omgekeerd. Je ogen gaan zich langzaam maar zeker aanpassen aan de nieuwe lichtomstandigheden. Dit komt door de chemische werking die zich manifesteert in de kegeltjes en staafjes samen met het groter of kleiner worden van de iris.
Belichting | Hoe zien camera’s licht?
Film
Een film heeft niet zo’n grote lichtgevoeligheid. Gezien de grote verscheidenheid aan lichtomstandigheden is het dus noodzakelijk dat er verschillende filmsoorten ter beschikking zijn. Deze verschillende filmsoorten worden geschikt volgens hun lichtgevoeligheid, of de ISO waarde. De emulsie van een kleurfilm bestaat, net als de kleurgevoelige kegeltjes uit ons oog, uit verschillende lagen die elk gevoelig zijn voor een andere kleurtemperatuur van licht. Zo worden blauw, groen en rood afzonderlijk geregistreerd en weergegeven in hun complementaire kleuren. Vandaar ook de benaming ‘negatief’.
CCD/CMOS
De groene receptoren in het menselijke oog zijn in de meerderheid. In de sensor vinden we dit fenomeen ook terug. Dit wordt de Bayer Filter genoemd. Er zijn hier 50% groene, 25% rode en 25% blauwe sensoren terug te vinden.
Jaren onderzoek heeft uiteindelijk geleidt tot een digitalisering van het fotografieproces. De traditionele film wordt vervangen door een sensor. Er bestaan twee typen sensoren, de CCD (charge-coupled device) en de CMOS (complementary, meta-oxide semiconductor). Ze lezen allebij de informatie ogenblikkelijk, maar converteren deze op een andere manier. Het licht dat doorgelaten wordt tot op de sensor wordt, namelijk omgezet in een elektrische lading. Een sensor bestaat uit verschillende reeksen gevoelige cellen voor rood, groen en blauw. Ook hier is de link naar de staafjes en kegeltjes snel gelegd. Het licht dat op de celletjes valt, wordt omgezet in een spanning die afhangt van de hoeveelheid licht. Deze stroomsignalen worden door de chip ingelezen en omgezet in getallen. Deze getallen zijn de RGB-waarden die je kan terugvinden in je beelden met het pipet in een beelbewerkingsprogramma.
13
14
Belichting | Licht meten
Licht meten Digitale camera’s meten het licht dat weerkaatst wordt door het onderwerp. Deze manier werkt meestal nauwkeurig genoeg. Enkel bij beelden waar een hoog contrast, dus een groot dynamisch bereik, te vinden is, kan problemen geven. Hierbij zal dus de keuze gemaakt moeten worden welk gebied goed wordt weergegeven.
Spotmeting
Het is ook mogelijk het licht zelf te gaan meten. Zo wordt dit niet beïnvloed door het onderwerp. Hier komt opnieuw de grijskaart van pas. Deze techniek wordt vooral in de studio toegepast omdat het belangrijk is dat de belichting gedurende de shoot gelijk blijft. Het grote voordeel van deze techniek is dat de camera storende elementen (wit hemd, donkere jas,...) niet betrekt in de berekening.
Deze meting zal plaatsvinden in een zeer klein gebied. Dit gebied is zelf te selecteren en is meestal gelijk aan het scherpstelpunt. Het is uiteraard ook perfect mogelijk om eerst de lichtmeting uit te voeren, de ontspanknop half ingedrukt te houden, en te herkadreren alvorens af te drukken. Deze techniek is zeer bruikbaar in extreme lichtsituaties waarbij je één bepaald onderwerp goed wil weergeven. Deze techniek wordt dan ook veel gebruikt wanneer men bijvoorbeeld de maan wil fotograferen. Deze is veel feller dan men zou denken. Door de meting uit te voeren op de maan zelf en niet op de hele, meestal volledig donkere, omgeving, komt de maan hier wel goed uit.
Centrumgerichte meting
Matrix meting
De meting vindt plaats in het midden van het beeld. De informatie die zich aan de rand bevindt, wordt niet meegerekend. Hierbij is het bij veel camera’s mogelijk om de diameter van dit gebied aan te passen. Standaard staat dit op 8mm, maar het is ook mogelijk deze op 6mm, 10mm of 13mm te zetten. Afhankelijk van de persoonlijke voorkeur en het soort onderwerp wordt hier een keuze uit gemaakt.
Centrumgewogen meting
Niet te verwarren met centrumgerichte meting. Deze meting vindt plaats rond het centrum in een patroon dat past bij het liggende formaat. Bovenaan in het beeld wordt een klein gebied uitgesloten omdat deze ruimte meestal enkel lucht bevat.
Ongetwijfeld één van de meest gebruikte meetmethodes. De beeldzoeker is verdeeld in verschillende zones. Deze zones worden afzonderlijk gemeten. Hier wordt niet zomaar een gemiddelde uit genomen, er wordt ook opgemeten in welke gebieden er extreme waarden aanwezig zijn. Zo wordt er geprobeerd fouten in over- of onderbelichting te vermijden. Het kan zelfs nog iets geavanceerder. Bij sommige systemen wordt het scherpstelpunt gekoppeld aan de lichtmeting. Zo heeft de camera een indicatie van het mogelijk belangrijkste gebied in het beeld.
Belichting | Dynamisch bereik
De meeste camera’s bieden de mogelijkheid om centrumgewogen-, matrix- en spotmeting te kiezen met een handige instelknop. Op bovenstaande foto wordt de instelknop van een Nikon D300 weergegeven.
15
16
Belichting | Dynamisch bereik
Dynamisch bereik In het vorige deel werd besproken dat het menselijk oog altijd meer ziet dan hetgeen je camera kan vastleggen. Hier moet je als fotograaf uiteraard rekening mee houden. Dit maximale lichtcontrast dat je camera in één beeld kan vastleggen wordt ook wel het dynamisch bereik genoemd. Een degelijke digitale camera heeft een contrastomvang van ongeveer vijf stops. Dit betekent dat de camera een helderheidsverschil van vijf diafragmastops kan overbruggen.
Keuzes
Wanneer je bijvoorbeeld een spectaculaire zonsondergang wil vastleggen kom je bijna altijd in de problemen. Het tafereel ziet er op de camera dikwijls minder kleurrijk en speciaal uit. Dit is een gevolg van het zeer grote contrast dat bij dit soort foto’s bestaat. In dit geval zal er afgewogen moeten worden wat er van je beeld verloren gaat en wat er behouden blijft. Het is dus belangrijk om eerst goed te kijken of de donkere delen ofwel de lichte delen zorgen voor het mooie effect.
Niet automatisch?
Een camera zal een foto belichten door middel van een samenwerking tussen diafragma, sluitertijd en lichtgevoeligheid. Dikwijls komt dit automatisch tot een goed einde door de software in de camera. Dit komt doordat een camera de belichting gaat meten aan de hand van een standaard gemiddelde. Dit gemiddelde komt ongeveer neer op een grijswaarde van 18%. Deze waarde is bepaald door bij verschillende taferelen een gemiddelde te berekenen van de lichte en donkere delen in beeld. Deze gemiddelde lichtwaarde is een standaard geworden die tot op vandaag wordt gebruikt. Aangezien er dikwijls uitzonderingen op dit gemiddelde zijn, is een manueel ingrijpen nodig. Een ander probleem hierbij is dat niet alle beelden bestaan uit lichte en donkere delen. Denk bijvoorbeeld aan een sneeuwlandschap. Dit bestaat overwegend uit lichte delen. De camera zal hier verkeerd op reageren aangezien hij denkt dat er in dit beeld veel fel licht aanwezig is. De reactie van de camera is dus het terugbrengen van het beeld naar het gemiddelde van 18%. Hierdoor gaat je beeld er dus zeer grauw uitzien. In tegenstelling tot wat de logica doet vermoeden, kan je hier best overbelichten om toch de typisch witte kleur van de sneeuw te behouden. Net omgekeerd ga je te werk bij het fotograferen van een donkere onweerswolk. In dit geval ga je onderbelichten om toch het gewenste effect te bereiken.
Belichting | Dynamisch bereik
HDR Aangezien een beeld als dit een zeer grote dynamiek bevat, is het onmogelijk dit vast te leggen in één beeld. Hier is dan ook gebruik gemaakt van de HDR (High Dynamic Range) techniek. Er worden verschillende opnamen van hetzelfde onderwerp genomen waarbij telkens een stop meer of minder licht wordt ingesteld. Op deze manier worden zowel de donkere als de lichte delen goed belicht. Softwarematig worden deze dan samengevoegd tot één beeld. Het grote nadeel bij deze techniek is echter de stijging van de hoeveelheid ruis in het beeld. Deze is goed zichtbaar in de donkere delen op bovenstaande foto. Door de belichtingen juist af te stellen kan de ruis toch enigszins beperkt worden.
17
18
Belichting | Dynamisch bereik
Licht controleren Het licht opvangen op de sensor is uiteraard niet voldoende. Er moet een zeker mate van controle zijn bij het vangen van dit licht. Diafragma en sluitertijd bepalen samen hoe de opname belicht wordt. Door de vele verschillende combinaties die mogelijk zijn kunnen talrijke effecten bekomen worden.
Diafragma
Het diafragma is een variabele opening in de lens die zal bepalen hoeveel licht er door kan stromen tot op de sensor. Hoe groter de opening, hoe meer licht er op de sensor valt. De meest voorkomende diafragmaopeningen zijn: 1,4 - 2 - 2,8 - 4 - 5,6 - 8 - 11 - 16 - 22. Hierbij heeft de laagste waarde, de grootste opening. Elke stap is een halvering van het licht, ook wel een stop genoemd. Het diafragma gaat ook invloed hebben op de scherptediepte in het beeld. Dit is het gebied voor en achter het scherptepunt van het onderwerp. Bij een groot diafragma is de scherptediepte tamelijk klein en vice versa. Afhankelijk van je onderwerp maak je hier de juiste keuze. Zo is het bij het fotograferen van een landschap wenselijk een klein diafragma te gebruiken om een groter gebied scherp te krijgen.
F22 Kleinste diafragmaopening. heeft meeste licht nodig en levert het meest scherpe beeld.
F4 Middelmatige diafragmaopening. Voor een grotere DOF dan bij een volledig open diafragma.
F1.8 Grootste diafragmaopening. Beperkt scherptegebied en heeft weinig licht nodig.
Belichting | Dynamisch bereik
Sluitertijd
De sluitertijd zal dan weer bepalen hoe lang het licht de sensor mag bereiken. Hierbij zal ook gebruik gemaakt worden van stops om aan te duiden hoeveel meer of minder licht de sensor zal opvangen. Binnenin de camera bevindt zich een dubbele spleet- of gordijnsluiter. Deze openen of sluiten zich om de duur van de belichting te regelen. Bij de meeste camera’s loopt het sluiterbereik van 30 seconden tot 1/4000 of 1/8000 seconde.
Men moet er echter wel rekening mee houden dat de sluiter niet enkel de belichting regelt. De sluitertijd gaat ook beweging in het beeld vastleggen. De sluitertijd maakt het mogelijk een beeld te bevriezen door een extreem korte sluitertijd te hanteren, maar omgekeerd kan er ook bewegingsonscherpte bereikt worden door voor een langere sluitertijd te kiezen.
19
20
Belichting | Histogram
Histogram Je kan makkelijk controleren of je foto’s goed belicht zijn via het histogram. Dit histogram kan je in elke camera eenvoudig oproepen. Ook de meeste bewerkingssoftware staan toe dit histogram op te roepen.
Analyse
Het histogram ziet eruit als een berglandschap dat aangeeft hoeveel een bepaalde lichtwaarde voorkomt in een foto. Het aantal keer dat een lichtwaarde voorkomt zal dus bepalen hoe het ’berglandschap’ er komt uit te zien. De ene keer heb je te maken met zeer steile pieken, de andere keer verloopt het eerder gelijkmatig. Wanneer je bij het bekijken van je histogram ziet dat er links of rechts een stuk berg afgesneden wordt, wil dit zeggen dat er donkere delen dichtlopen, of dat er hooglichten uitgebrand zijn. Je ontbreekt hier dus informatie die onmogelijk is te recupereren, ook al werk je in RAW. Wanneer je beeld een te hoog contrast bevat, kan het zijn dat je zowel links (donkere delen) als rechts (lichte delen) informatie kwijt bent.
Schaduw
Middentoon
Hooglichten
0 126 255 Zwart Grijs Wit
Oplossing
Je zal hier dan moeten kiezen welke informatie het belangrijkst is en je belichting er naar aanpassen. Je kan ook je beeld aanpassen door felle lichten uit te schakelen, storende lichten buiten beeld te plaatsen, ... Een ander standpunt kan dus wonderen doen. Wat uiteraard ook altijd een oplossing kan zijn, is het toevoegen van een flits, of extra lamp aan je opstelling, die je zelf kan aansturen. Daar zal het verder in dit boek ook allemaal om gaan draaien. Je kan zo het model goed belichten terwijl je ook zorgt voor een mooie achtergrond. In beelbewerkingssoftware kan het een en ander uiteraard nog gered worden. Hierbij is het wel zo dat overbelichting moeilijker terug te dimmen is. Een onderbelichting is iets eenvoudiger te verlichten in nabewerking. Probeer dus eerst en vooral de foto goed te belichten. Wanneer dit niet 100% lijkt te lukken, zorg er dan voor dat het beeld zeker niet overbelicht is aangezien dit moeilijker aan te passen is in nabewerking. Zorg er met andere woorden voor dat je tegen de rechterkant (de lichte delen) van het histogram geen pieken ziet.
In Lightroom worden de onder- en overbelichte gebieden aangeduid door een respectievelijk blauwe en rode kleur.
Belichting | Histogram
In dit voorbeeld is duidelijk te zien hoe het histogram reageert op de verschillende belichtingen. Links is duidelijk sprake van een onderbelichting, de piek bevindt zich dan ook helemaal links. De afbeelding in het midden is vrij evenwichtig belicht, waardoor de piek zich meer in het midden zal bevinden. Rechts is het beeld duidelijk overbelicht wat resulteert in een piek helemaal rechts. Hier gaat, in tegenstelling tot de linkse afbeelding, wĂŠl informatie verloren.
21
22
Belichting | Lichtkleur
Lichtkleur Het licht dat we kunnen waarnemen met het blote oog, maar ook datzelfde licht dat de camera opvangt op de film of sensor, is een onderdeel van het electromagnetisch spectrum. Dit, voor de mens, zichtbare gedeelte loopt van 800 nanometer tot 390 nanometer. Binnen dit bereik van zichtbaar licht worden de afzonderlijke golflengten door het oog als afzonderlijke kleuren onderscheiden. Al deze kleuren samen leveren wit licht op. Dit maakt van de lichtkleur een zeer complex verschijnsel dat wordt bepaald door de golflengte van de lichtbron en het teruggekaatste licht door het oppervlak. De kleur van het licht zal ook veranderen wanneer het door een bepaald object heen gaat zoals een doorschijnende stof of iets dergelijks. Uiteraard wordt dit ook nog deels be誰nvloed door de menselijke waarneming ervan. Kleur is dus wat de mens er zelf van maakt en wordt dus ervaren als iets prettig of correct, of net omgekeerd.
Werking
Zoals eerder vermeld wordt het licht in het oog opgevangen door de kegeltjes (gevoelig voor rood, blauw of groen) en de staafjes (ongevoelig voor kleur, gevoelig voor helderheid). De drie soorten kegeltjes geven samen met de staafjes een gelijkmatige verdeling. Zonder staafjes zou groen trouwens de overhand hebben.
Beperking
De staafjes en kegels zorgen er voor dat onze ogen zich opmerkelijk goed aanpassen aan het soort licht dat waargenomen wordt. Fotografie heeft het hier een stuk moeilijker mee. De opvallendste voorbeelden zijn terug te vinden bij lichtbronnen zoals tl-, natrium-, of kwikdamplampen. Deze hebben hiaten in hun spectra. Onze ogen en hersenen vullen deze ontbrekingen aan, terwijl dit in de camera een kleurzweem geeft aan de foto.
Belichting | Kleurtemperatuur
23
24
Belichting | Kleurtemperatuur
Kleurtemperatuur De kleurtemperatuur is een indicatie de mate waarin een kleur afwijkt van het witte licht. De kleur wordt hierbij vergeleken met de temperatuur van verschillende verbrandingen: de zon, kaarsen, gloeilampen en een hele reeks fotolampen. De meest warme kleuren worden aangeduid als blauwe kleuren. Licht met een lagere temperatuur zal dan weer aangeduid worden met een roodoranje kleur. Deze kleur geeft enkel een indicatie van de gehanteerde kleurtemperatuur. Om de kleurtemperatuur duidelijker weer te geven wordt deze uitgedrukt in graden Kelvin (K)
Enkele bron
De kleurtemperatuur is in het leven geroepen om de camera te helpen bij het zien van de juiste kleuren. Onze ogen doen dit, zoals eerder vermeld, automatisch. Vele camera’s beschikken over een automatische witbalans instelling die onze ogen en hersenen probeert na te bootsen om de foto zo neutraal mogelijk weer te geven. Dit gaat dikwijls ten koste van de creativiteit. Denk maar aan die mooie zonsondergang die een zeer vlak resultaat geeft op je vastgelegd beeld. Naast deze automatische stand hebben veel camera’s een ingebouwde reeks keuzemogelijkheden voor de meest voorkomende lichtsituaties. Zo zijn er specifieke witbalans instellingen voor daglicht, bewolking, schaduwen, gloeilamp, flits, enzovoort. Zo weet de camera in welke lichtomstandigheden de foto gemaakt wordt en kan hij hier op anticiperen. De camera zal in een scène met gloeilampen de oranje gloed tegengaan door
extra blauw toe te voegen aan het beeld. Deze instellingen kunnen creatief gebruikt worden om een bepaalde sfeer in je beeld te leggen. Zo kan er bijvoorbeeld binnenshuis gewerkt worden met een instelling voor daglicht. Op deze manier komt een gele gloed tevoorschijn die bijdraagt tot een gezellige sfeer. Wanneer je in RAW fotografeert kan je in nabewerking je witbalans nog perfect afstellen. Hou dit zeker in je achterhoofd. Onderstaande foto is op de middag genomen, op het moment dat de zon wit licht afgeeft. Daarom is de instelling voor daglicht hier een juiste keuze. Daglicht: 5500K
Belichting | Kleurtemperatuur
In de fotografie variĂŤren de meeste lichtbronnen van blauw tot oranje. De blauwe kleur refereert naar het blauwe hemellichaam en schaduwen, oranje naar de kleur van gloeilampen of kaarslicht. 10000K 5000K 1930K
Bewolkt: 6500K
Schaduw: 7500K
Kunstlicht: 2850K
Fluorescerend: 3800K
Flits: 5500K
Auto: 4900K
25
26
Belichting | Kleurtemperatuur
Verschillende bronnen
Deze voorinstellingen werken allemaal naar behoren wanneer er sprake is van lichtbronnen die allemaal dezelfde kleur uitstralen. Wanneer er echter sprake is van een extra lichtbron met een andere kleurtemperatuur wordt, het lastig om het beeld correct weer te geven. Er zijn dan drie mogelijke werk- en/of denkwijzen. Ten eerste is het mogelijk een compromis te sluiten en zo een gemiddelde witbalans in te stellen. Geen enkele kleur is zo juist weergegeven, maar alles blijft wel tamelijk goed in balans. Dit komt neer op de automatische instelling van de camera. Een andere optie houdt in dat je één kleurtemperatuur kiest die je dan goed gaat belichten. Dit is meestal de dominante kleur in het beeld. De andere kleuren schuiven dan mee navenant de instellingen die toegepast worden om die ene kleur neutraal weer te geven. De laatste optie is het selectief aanpassen van een bepaald kleurgebied, terwijl de rest van het beeld onaangeroerd blijft. Dit kan alleen in nabewerking gebeuren waarbij de resultaten uiteraard afhangen van de softwarekennis van de uitvoerder.
Meten is weten
De kleurtemperatuur is perfect meetbaar. Hiervoor wordt een 18% grijskaart gebruikt. Deze kaart maakt het mogelijk, de juiste witbalans voor de specifieke omstandigheden te vinden, waarin de fotograaf zich op dat moment bevindt. Deze neutrale kaart wordt als referentie gebruikt door de
camera. Hierdoor ziet de camera duidelijk welk licht er weerkaatst wordt en kan er zo voor een hele reeks foto’s in dezelfde omstandigheden een juiste kleurtemperatuur ingesteld worden. Ook hier kan creatief mee omgesprongen worden. Door de witbalans op te meten met een ietwat gekleurde kaart gaat de camera dit proberen compenseren door de complementaire kleur toe te voegen. Zo ontstaat er een kleurzweem die in heel wat, vooral abstracte, beelden leuke effecten kan opleveren. Wanneer je de witbalans gaat controleren is het niet onbelangrijk om eens stil te staan bij de kleurtemperatuur die de mens verwacht. In bepaalde omstandigheden is door jarenlang onnauwkeurig gebruik van de witbalans een bepaalde verwachting ontstaan bij sommige soorten licht. Zo zal men er bijna altijd van uitgaan dat een winkelruimte een ietwat groene schijn zal bevatten van het aanwezig TL-licht. Maar het voorbeeld dat dit perfect illustreert is ongetwijfeld de zonsondergang. Niemand gaat de witbalans aanpassen zodat deze rode gloed verdwijnt. Dit is net wat je wil vastleggen. Een lichte kleurzweem kan dus perfect overwogen worden om een bepaalde sfeer/verwachting te creëren of in te vullen. Door de digitale evolutie is het makkelijker achteraf alles aan te passen waardoor er minder aandacht gaat naar de juiste sfeer en het gevoel bij een foto. Witbalans kan hier een grote rol in spelen.
Belichting | Kleurtemperatuur
Op beide foto’s is een mengeling van verschillende lichtbronnen te zien. Hier wordt sfeer belangrijker dan de kleurechtheid. Mensen hebben tenslotte jaren gekeken naar beelden waar de witbalans niet perfect juist stond.
27
28 Belichtings Materiaal | Kleurtemperatuur
Belichtings Materiaal | Kleurtemperatuur
BELICHTINGS MATERIAAL
29
30 Belichtings Materiaal | Kleurtemperatuur
Belichtings Materiaal | Kleurtemperatuur
In het vorige deel is de basis van belichting uitgebreid aan bod gekomen. De camera en zijn visie op licht zijn nu gekend. Bij OneLight is het echter de bedoeling af te wijken van de traditionele belichting bij natuurlijk licht. Daar waar het voor de camera moeilijk wordt om zowel voor- als achtergrond goed te belichten, kan een goed uitgekozen hulpmiddel soelaas bieden. In het volgende deel wordt het gebruikte materiaal uitgebreid besproken. Waar op letten bij aankoop en de belangrijkste eigenschappen van de hulpmiddelen zullen hier onder andere aan bod komen.
31
32
Belichtings Materiaal | Losse Flitsers
Losse Flitsers Een must
Elke camera is tegenwoordig wel voorzien van een ingebouwde flits. Zelf de meest recente GSMtoestellen kunnen een korte flits afgeven. Deze standaardflits bevindt zich echter altijd dicht tegen de lens waardoor je met lastige schaduwen en rode ogen te maken krijgt. Wanneer je met een DSLR werkt, heb je meer mogelijkheden. Je kan de flits om te beginnen al richten. Dit geeft je de mogelijkheid om de lichtbundel te laten ‘bouncen’ op een groot oppervlak. Op deze manier spreidt het licht zich meer en zijn harde schaduwen nergens meer te bespeuren. Dit is echter nog niet voldoende. Doordat het object een directe stoot licht krijgt, gaan de driedimensionale eigenschappen verminderen. Dit is een van de belangrijkste redenen om de flits los te gaan gebruiken. Zo komt de vorm van het onderwerp veel beter uit. Samen met verschillende accessoires biedt een losse flits een massa extra mogelijkheden.
Technisch
De flits los van de camera gebruiken kan op heel wat verschillende manieren. Hier worden enkele mogelijkheden besproken. Ingebouwd draadloos systeem De meeste moderne DSLR cameras beschikken over een ingebouwd systeem dat een flitser los van de camera kan aansturen. De ingebouwde flits stuurt dan één of meerdere losse flitsunits aan. Dit is een vrij eenvoudige manier om de flits los van toestel te gebruiken. Er zijn geen extra accessoires bij nodig. Het nadeel is wel dat er sprake kan zijn van een storende reflectie, afkomstig van de inbouwfllits. Deze kunnen vermeden worden door een van de volgende accessoires te gebruiken. Sync kabel Wanneer flits en camera niet ver van elkaar verwijderd zijn, is het mogelijk gebruik te maken van een flitskabel. De kabel verzorgt dan de verbinding tussen je camera en flits. Hét grote voordeel aan deze kabelverbinding is eenvoudig: het werkt altijd. Deze kabels zijn ook helemaal niet duur in aankoop. Het nadeel is dan weer dat je beperkt bent in je bewegingsvrijheid en dat de kabels wel eens in de weg durven liggen.
Belichtings Materiaal | Losse Flitsers
De ingbouwde flits kan gebruikt worden om de losse flits aan te sturen. Hier kan echter storing optreden wanneer het gezichtsveld wordt verstoord. In dat geval kan een flitskabel aangesloten worden. Deze kabel zorgt dan voor de communicatie tussen flits en camera.
Infrarood Dit zijn triggers waarbij het signaal wordt doorgegeven doormiddel van een infraroodstraal. Je plaatst de zender op de flitsschoen van de camera terwijl de flits voorzien wordt van een ontvanger. Bij deze methode ben je beperkt in het bereik aangezien zender en ontvanger elkaar moeten kunnen zien. Dit kan bijvoorbeeld problemen geven wanneer de flits in een softbox wordt geplaatst. Draadloos Deze systemen werken volgens dezelfde opstelling als een infraroodzender met dat verschil dat er hier radiosignalen gebruikt worden ipv infraroodstralen. Deze geven een enorm voordeel qua bereik. Binnen deze categorie zijn er verschillende alternatieven. Veel fotografen zijn het erover eens dat pocketwizards hÊt draadloze systeem zijn. Hier hangt uiteraard een prijskaartje aan vast. Het kan ook met iets minder, er zijn genoeg varianten op de markt. Voor de foto’s in dit boek heb ik gebruik gemaakt van het Cactus V4 systeem. Dit werkt naar behoren, al is het bereik soms net iets te kort.
Er kan met zenders gewerkt worden die het signaal via radiogolven doorsturen. Er is een tamelijk groot bereik aangezien zender en ontvanger elkaar niet hoeven te zien.
33
34
Belichtings Materiaal | Accessoires
Accessoires Het licht uit een ‘naakte’ flits is zeer hard en direct. Er zijn ondertussen heel wat accessoires ontwikkeld die de lichtbundel gaan beïnvloeden. Zo zijn er systemen die het licht heel diffuus maken, terwijl anderen het licht net gaan bundelen. Al deze accessoires zijn geïnspireerd op het natuurlijke zonlicht. Het zonlicht wordt ook beïnvloed door verschillende factoren, denk maar
aan het zachte licht op een bewolkte dag en de harde schaduwen op een zonovergoten dag. Wolken gaan werken als een soort diffusor die voor de zon wordt geplaatst. Met een softbox wordt dit verschijnsel in de studio nagebootst. Hier kan het effect beter gecontroleerd worden dan buiten Op volgende pagina’s volgt een overzicht van enkele ‘light modifiers’ met hun specifiek effect.
Belichtings Materiaal | Accessoires
Paraplu
De flitsparaplu’s zijn een van de meest voorkomende accessoires bij strobisten. Deze modifiers zijn op 2 manieren te gebruiken. Meestal worden deze gebruikt als reflector waar de binnenzijde van de paraplu dan is voorzien van een zilveren of gele reflectielaag. Door de vorm en de reflecterende eigenschappen van de paraplu wordt het licht fel, maar verspreid afgevuurd op je onderwerp. De paraplu bestaat ook in een uitvoering waarbij de stof het licht doorlaat ipv het te reflecteren. Op deze manier wordt het licht extra zacht doordat je de lichtbron aanzienlijk vergroot. Deze opstelling zorgt er ook voor dat de lichtbundel
Let er op dat een paraplu veel wind vangt wanneer je buiten fotografeert. Verstevig je statief in dit geval d.m.v. een zandzak.
geconcentreerder is dan bij de reflecterende modus. Hier is het ook mogelijk de paraplu dichter bij het onderwerp te plaatsen aangezien de stang niet in de weg zit. Door de paraplu dichter of verder van de flits te schuiven wordt de grootte van de lichtbron aangepast. Hoe dichter tegen elkaar, hoe kleiner de lichtbron. Zo heeft het flitslicht minder ruimte om zich te verspreiden en levert dit gerichter en scherper licht op. Wanneer de paraplu verder van de flits wordt geschoven, krijg je een grotere lichtbron omdat het licht hier de ruimte krijgt om heel de paraplu te vullen. Deze grotere lichtbron zorgt voor een zeer zacht en verspreid licht.
35
Belichtings Materiaal | Accessoires 36 36
Softbox
Een softbox werkt ongeveer volgens het principe van een paraplu in doorzichtmodus. Het verschil tussen deze twee accessoires ligt in het richten van de lichtbundel. Een softbox staat de fotograaf toe de richting van het licht te regelen. Het licht gaat enkel die kant op waarnaar de softbox gericht is. Daarnaast vangt zo’n softbox minder wind, wat hem aantrekkelijker maakt om buiten te gebruiken. Er zijn heel wat verschillende formaten en vormen beschikbaar. De kleinere softboxen vinden hun toepassing vooral bij kleine objecten en hoofd- en schouderportretten. Wanneer de onderwerpen echter groter in beeld moeten komen, is een grotere softbox nodig. Daarbij komt nog eens het effect van een grote lichtbron op de ‘zachtheid’ van het licht. De flits wordt achteraan met een speciale beugel aan de softbox bevestigd. Sommige uitvoeringen werken met het paraplusysteem. Hier staat de flits in de softbox zelf, naar achter gericht.
Door de softbox zeer dicht bij het model te plaatsen, verkrijg je een donkere achtergrond omdat het licht ervan wordt afgeschermd.
Belichtings Materiaal | Accessoires
Reflectiescherm
Zonder scherm
37
Reflectieschermen worden meestal gebruikt om schaduwen in te vullen en hooglichten te verzachten. Op deze manier zal het beeld sneller in het dynamisch bereik van de camera passen.
De kracht van het reflectiescherm is afhankelijk van drie dingen: de afstand tot het onderwerp, de kleur en de structuur van het reflecterende oppervlak (mat of glanzend).
Door het licht te laten reflecteren op het scherm, wordt dit be誰nvloed door het reflectieoppervlak. Het reflectiescherm is verkrijgbaar in verschillende stoffen. Een gele reflectielaag voor zonlicht, een zilveren reflectielaag voor flitslicht en een transparante stof die het licht zacht zal weerkaatsen of doorlaten.
Het grote probleem bij reflectiepanelen is dat ze groot moeten zijn om goed te werken. Dit houdt in dat er meestal met een of meerdere assistenten moet gewerkt worden.
Het licht dat weerkaatst wordt kan vrij fel ervaren worden door het model. Zorg ervoor dat dit niet storend werkt.
Goud Scherm
Zilver scherm
38 Belichtings Materiaal | Accessoires
Honingraatspot
Een honingraatspot bestaat uit een schijf met daarin een reeks gaatjes in de vorm van een honingraat. Deze filter wordt bovenop een spot geplaatst om het licht te bundelen in de richting waarin de lamp gericht staat. De schijf heeft een bepaalde hoogte. De buisjes zorgen ervoor dat het licht zeer geconcentreerd blijft. Hoe langer de buisjes, en dus hoe hoger de schijf, hoe sterker de lichtstralen gebundeld worden. Het raster zorgt ervoor dat het licht onder een hoek wordt tegengehouden. Er zijn ook honingraatspots op de markt waarvan de buisjes niet recht t.o.v. de lichtbron zitten. Deze rasters zorgen voor een zachter licht. Het is een handig hulpmiddel wanneer je een specifieke plek in je beeld wil belichten. De spot kan ook gebruikt worden om higlights te accentueren. Bij deze techniek moet je wel rekening houden met hard licht en dus ook harde schaduwen. Wanneer je met slechts ĂŠĂŠn licht werkt kan dit storend werken. Probeer de spot in dit geval op een creatieve manier te gebruiken.
Op deze foto is het effect van de spot goed weergegeven. Let op voor harde schaduwen in het beeld.
Belichtings Materiaal | Accessoires
Reflector
Door een reflector op de lichtbron te plaatsen wordt het licht vernauwd in de richting van de flitskop gestuurd. Een studioflits is meestal voorzien van een reflector aangezien de lamp anders een heel groot gebied zou verlichten. De lengte en de vorm van de reflector bepalen de mate van vernauwing. Zo zal een 45° reflector langer zijn dan een 70° reflector. De maten van de verspreiding van het licht wordt hier dus aangegeven in graden. Ook het materiaal waaruit een reflector is opgebouwd gaat het licht beïnvloeden. Glimmend zilver zal het meeste licht doorgeven, maar dit licht is vrij hard. Mat zilver zal zachter licht verspreiden, maar heeft ook een relatief zwakke bundel. De reflectoren worden ook gebruikt voor het monteren van een honingraatspot. Deze spot wordt op de reflector bevestigd.
Het licht uit een matte reflector is zachter. Je ziet hier een duidelijk verschil met het harde licht in de foto op vorige pagina.
39
40
Belichtings Materiaal | Accessoires
Technische Benadering | Accessoires
TECHNISCHE BENADERING
41
42
Technische Benadering | Automatisme
Automatisme Bij het fotograferen met een externe lichtbron is kennis van het materiaal en de techniek van groot belang. De juiste instellingen vinden in verschillende situaties mag niet teveel tijd in beslag nemen. Zo is het essentieel te weten welk effect sluitertijd, diafragma, lichtgevoeligheid, flitssterkte en afstand tot het onderwerp op de belichting hebben. In het eerste deel zijn deze onderdelen reeds aan bod gekomen. Nu is het de bedoeling de algemene kennis te linken aan het werken met een losse flits. Na veel oefenen moeten deze technische gegevens zodanig goed gekend zijn dat je vooraf reeds de geschikte instellingen kan voorspellen voor een bepaalde situatie. In het volgende deel worden de vijf belangrijkste variabelen duidelijk en uitgebreid besproken. Wanneer u deze perfect beheerst, kan u de creatieve kant opgaan.
Technische Benadering | Automatisme
43
44
Technische Benadering | Sluitertijd
Sluitertijd De sluitertijd controleert het omgevingslicht zonder effect te hebben op de flitssterkte. Door te bepalen hoelang het licht mag binnenkomen in de camera, wordt bepaald hoe licht of donker je foto is. Hou er ook rekening mee dat de sluitertijd invloed heeft op beweging in het beeld. Bij het gebruik van een losse flitser is het heel belangrijk om te weten dat de sluitertijd het omgevingslicht gaat beheren, zoals de lucht, licht door een raam, kaarslicht,... . Licht afkomstig van een flits zal hier geen effect op hebben. Dit komt doordat een afgevuurde flits zeer kort duurt. In feite maakt het dan helemaal niet uit hoe lang de sluiter openstaat.
Synchronisatiesnelheid
Het enige effect dat de sluitertijd heeft op het inflitsen, is de synchronisatiesnelheid. Bij veel flitsen ligt dit rond 1/250 seconde. Dit is de snelste sluitertijd waarbij het flitslicht op tijd wordt afgevuurd en dus zichtbaar is in het beeld. Ga niet hoger dan 1/250 aangezien hier problemen met het flitslicht optreden. Zoals reeds eerder aangehaald in dit boek, beschikt een sluiter over twee ‘gordijnen’ die de belichting op de senor regelen. De tijd die nodig is om het eerste gordijn volledig te openen bepaalt de synchronisatiesnelheid. Wanneer er sneller dan 1/250 gefotografeerd wordt, is het gordijn nog niet genoeg geopend en zie je een donkere band op je foto: de gordijn.
Er zijn mogelijkheden om deze synchronisatiesnelheid te omzeilen. Hierbij gaat de flits een reeks korte flitsen afgeven. Dit gaat wel ten koste van de flitssterkte. Bij een OneLight, of gelijk welke andere opstelling met externe flitsen, is het dus belangrijk eerst te bepalen in welke mate het omgevingslicht mee mag spelen.
Omgevingslicht
In een studio gaat omgevingslicht zo goed als nooit aanwezig zijn en wordt de sluitertijd dus ingesteld op een aangename snelheid om beweging te voorkomen. Let hierbij wel nog steeds op de synchronisatiesnelheid. Wanneer de shoot buiten plaatsvindt, is het wel vrij belangrijk rekening te houden met het aanwezige omgevingslicht. Midden op de dag wordt het moeilijk om al het licht uit te sluiten door problemen met de synchronisatiesnelheid. Een sluitertijd van 1/250 is meestal niet voldoende om het licht van de felle zon te elimineren. Bij het fotograferen onder zacht avondlicht kan je wel heel wat kanten uit met de sluitertijd. Een sluitertijd van maximum 1/250 kan het late avondlicht voldoende afzwakken zodat het geen grote overbelichte vlek wordt. De flits zorgt in dit geval voor een correcte belichting van het model. Zo kan je een mooie ondergaande zon perfect combineren met een goed belicht model door in te flitsen.
Technische Benadering | Sluitertijd
Deze foto’s zijn op hetzelfde tijdstip genomen. Toch is er een groot verschil in de belichting van de achtergrond. Door respectievelijk een sluitertijd van 1 seconde en 1/6 seconde te nemen krijg je dus een groot verschil in sfeer.
45
46
Technische Benadering | Diafragma
Diafragma Wijzigingen aan het diafragma zorgen voor verschillende effecten. In tegenstelling tot de sluitertijd, heeft het diafragma wel invloed op de flitsterkte. Dit komt doordat het diafragme aanduidt hoeveel licht er naar de sensor vloeit. Wanneer dit wordt dichtgeknepen kan er een veel minder grote hoeveelheid licht de sensor bereiken, onafhankelijk van de sluitertijd. Het diafragma heeft ook invloed op de scherptediepte, of de grootte van het gebied dat scherp wordt weergegeven in een foto. Dit is te beïnvloeden door de lensopening aan te passen. De mate waarin de lens open of dicht is, bepaalt de intensiteit van het invallende licht, ook wel de lichtsterkte genoemd. Hier moet dus sterk op gelet worden wanneer het diafragma gebruikt wordt om het flitslicht te regelen. Het is aangeraden om eerst af te wegen wat de beste optie is: flitssterkte op de flits zelf wijzigen, of diafragma aanpassen afhankelijk van het gewenste resultaat. Wanneer er gewerkt wordt met een losse flits is het uiteraard eenvoudiger de flitssterkte te beheren vanop de camera via het diafragma i.p.v. telkens naar de flits toe te lopen om de instellingen aan te passen. Dit kan je perfect doen als het scherptegebied geen al te grote rol speelt in het beeld.
Beide foto’s op volgende pagina zijn gemaakt met eenzelfde flitssterkte. Bij de ene foto is echter een kleiner diafragma gebruikt dan bij de andere. Hier is duidelijk de invloed van het diafragma op de flitssterkte te merken. Het linkse beeld is genomen op f6,3 dat veel licht op de sensor toelaat. In dit geval zorgt dit voor overbelichting van het model. Om niet steeds de moeilijk bereikbare flits in te stellen, is het diafragma dichter geknepen naar f11. Het resultaat van deze verandering is voorgesteld in het rechtse beeld. Hier is geen sprake meer van overbelichting. Aangezien de scherptediepte in dit shot niet van belang was, is dit een perfecte oplossing voor de overbelichting gebleken.
Foto’s met dezelfde flitssterkte, maar een ander diafragma. Dit illustreert duidelijk de invloed van het diafragma op de flitssterkte. links: f6.3 rechts: f11
Technische Benadering | Diafragma
47
48
Technische Benadering | Flitssterkte
Flitssterkte Om de volledige controle te hebben over de flits wordt er best gewerkt in ‘manual mode’. Hier is alles handmatig in te stellen zodat je niet voor verrassingen komt te staan. Veel flitssystemen beschikken namelijk over een automatisch systeem dat verschillende situaties analyseert en er dan een ‘technisch correcte’ belichting voor kiest. Dit geeft echter geen consistente manier van werken. Wanneer we manueel werken en de flits instellen op 1/4 van de kracht, dan kunnen we ook zeker zijn dat dit de lichtsterkte is die elke keer wordt afgegeven. Het is de bedoeling dat je zelf leert de juiste flitssterkte te vinden door vaste regels, maar vooral door ervaring op te doen.
Gradaties
Een flits is in te stellen in verschillende flitssterktes, waarbij 1/1 de meest krachtige lichtflits zal afvuren. Vanaf 1/1 kan je afbouwen naar minder sterke flitsen. Dit verloopt in een vast patroon waarbij elke halvering van het licht wordt aangeduid als een stop. Meestal gaat dit verloop van 1/1 tot 1/128 waarbij per stop telkens de helft minder licht wordt afgevuurd. Wanneer je van volle kracht naar halve kracht gaat, heb je dus een lichtopbrengst die de helft minder krachtig is.
Combinaties
Wanneer je een juiste belichting hebt met volle flitskracht bij een diafragma van f16 en je past de flitssterkte aan naar 1/4 van de kracht, dan wordt er een lichtverlies van 3 stops overbrugt. Om de lagere lichtopbrengst te compenseren moet voor een gelijke belichting ook je diafragma met 3 stops verlagen. Dit is een eenvoudige regel die je ongetwijfeld zal helpen bij het zoeken van een juiste belichting. Het is namelijk onnodig om op volle kracht te flitsen met een klein diafragma als dit technisch (i.f.v. scherpte) niet nodig is. Je verbruikt onnodig veel energie waardoor de batterijen snel hun kracht zullen verliezen. Het is dan beter om de de flitsterkte en het diafragma op elkaar af te stemmen bij een lagere flitskracht. Het is hierbij niet onbelangrijk dat we manueel werken. We kunnen nu makkelijk onze lichtsterkte aanpassen. Bij een automatische modus zou dit niet mogelijk zijn aangezien de flits de kracht zelf zal kiezen. Door deze constante flitssterkte kunnen we er zeker van zijn dat we steeds dezelfde hoeveelheid licht opvangen indien het diafragma gelijk blijft.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de samenwerking tussen flitssterkte en het diafragma. Flitssterkte
1/1
1/2
1/4
1/8
1/16
1/32
Diafragma
16
11
8
5,6
4
...
1/64
1/128
Technische Benadering | Flitssterkte
Het omgekeerde verhaal is ook mogelijk, maar ligt een pak moeilijker (lees: is duurder). Om een stop meer licht te verkrijgen, moet er nu dubbel zoveel licht toegevoegd worden. Wanneer je bijvoorbeeld een object op volle kracht correct belicht met een diafragma van f5.6 zal je dubbel zoveel licht nodig hebben om dit object te verlichten bij f8. Nu heb je dus twee flitsen op volle kracht nodig. Wil je hetzeldfe object met f16 belichten, dan heb je 4
flitsen nodig. Dit kan wel eens zeer duur uitvallen wanneer je een heel krachtige lichtbron nodig hebt. Dit is dan ook de reden waarom studioflitsers meer kosten dan de gewone opzetflits. Ze leveren een veel krachtigere lichtbundel.
Onderstaande illustratie geeft weer hoe je ĂŠĂŠn stop meer licht kan bekomen.
f5.6
f8
f11
49
50
Technische Benadering | Flitsafstand tot object
Flitsafstand tot object Dit onderwerp kan niet besproken worden zonder het te hebben over de ‘Inverse Square Law’. Dit is een natuurkundige regel die het verval van licht over een bepaalde afstand beschrijft. Volgens de inverse square law neemt de intensiteit van het licht omgekeerd proportioneel af ten opzichte van de oppervlakte bij een verdubbeling van de afstand. Een hele mond vol. Eigenlijk wil dit gewoon zeggen dat wanneer de afstand tussen de lichtbron en het onderwerp verdubbelt, de hoeveelheid licht 2 x 2 keer (kwadraat van verdubbelde afstand) vermindert. Dus wanneer je de flitsafstand tot het onderwerp verdubbelt, vermindert het licht dat op je onderwerp valt met 1/4.
groot is, ga je vermijden dat er een groot verschil in belichting is. Daarnaast heeft de ‘Inverse Square Law’ ook een invloed op de belichting van de achtergrond. Zo is de belichting van de achtergrond afhankelijk van de plaats van het onderwerp. Wanneer het onderwerp ver van de achtergrond verwijderd is, treedt er een groot lichtverval op en is de achtergrond dus donkerder. Wordt het onderwerp dichter bij de achtergrond geplaatst, dan is de achtergrond bijna gelijk belicht met het onderwerp.
Een voorbeeld kan hier vast meer duidelijkheid scheppen: wanneer je het onderwerp eerst 3 meter van de lichtbron plaatst en daarna 6 meter, dan zal je 4 keer zoveel licht nodig hebben om dezelfde belichting te krijgen. Deze regel moet uiteraard niet letterlijk toegepast worden om een goede belichting te verkrijgen. In de praktijk wordt deze regel vrij vertaald naar de wereld van de fotografie. We gaan hier niet rekenen aan de hand van de afstand, maar aan de hand van de gemeten lichtsterkte. Zo zien we dat de afstand bij 1 stop (halvering lichthoeveelheid) minder licht steeds groter wordt. Dit wetende is het vanaf nu geen probleem meer om een groep personen gelijkmatig belicht te krijgen. Door de groep in een gebied te plaatsen waarin de afstand tussen één stop minder licht zeer
Door onderwerp en lichtbron verder van de achtergrond te verwijderen, wordt deze heel wat donkerder. In dit voorbeeld is er nog een klein beetje densiteitsverschil tussen de achtergrond en het haar.
Technische Benadering | Flitsafstand tot object
De persoon die het dichtst bij de lichtbron staat is duidelijk feller belicht. Het contrast met de belichting van de andere bandleden is hier veel groter wat een onaangename sfeer geeft. Aangezien de groep zo dicht bij de lichtbron staat, gaat het lichtverval veel sneller optreden, wat resulteert in dit hoge contrast.
f2.8
Het verschil in afstand tussen ĂŠĂŠn stop lichtverval wordt groter wanneer men zich verder van de lichtbron verwijdert. Gebruik dit gegeven om meerdere personen gelijkmatig te belichten.
f4
De lichtbron is hier verder van de groep geplaatst waardoor het contrast in dit beeld veel lager is. Dit geeft een aangenamer en natuurlijker licht. De inverse square law is hier gebruikt om de bandleden vrij gelijkmatig belicht te krijgen. Door de lichtbron verder van de onderwerpen te plaatsen gaat het lichtverval veel trager optreden met een minder contrastrijk beeld als gevolg.
f5.6
f8
f11 f16
51
Technische Benadering | Gevoeligheid
Gevoeligheid De lichtgevoeligheid van de camera is te vergelijken met de verschillende ISO-waarde van de vroegere films. Dit is nog steeds van toepassing, maar nu kan dit met eenzelfde camera, zonder van film te hoeven wisselen. Hoe hoger de ISO-waarde, hoe makkelijker de camera licht gaat opvangen. Het nadeel bij een hoge ISO-waarde is wel dat de kwaliteit van het beeld erop achteruit gaat. Een hogere lichtgevoeligheid maakt het beeld ook veel gevoeliger voor ruis. Deze ruis vervuild het beeld waardoor er scherpte verloren gaat. Bij het flitsen kan je de ISO-waarde dus best zo laag mogelijk houden aangezien je zelf de hoeveelheid licht gaat regelen. Op deze manier worden de meest zuivere beelden gemaakt. Wanneer je echter dikwijls met hoge kracht moeten flitsen, kan er wel overwogen worden de ISO-waarde omhoog te gooien. Wanneer je bijvoorbeeld bij ISO 100 een goede belichting bereikt op volle kracht, dan bereik je hetzelfde effect door de ISO te verdubbelen naar ISO 200. De flits moet nu slechts op halve kracht werken om hetzelfde effect te krijgen. Tegenwoordig kunnen de meeste camera’s goed omgaan met ruis en kan je gerust hogere ISOwaarden gaan gebruiken. Let toch nog steeds op voor ruis en de negatieve invloed ervan op je beelden.
ISO-instelling
100
200
400
800
1/1
f8
f11
f16
f22
1/2
f5.6
f8
f11
f16
1/4
f4
f5.6
f8
f11
1/8
f2.8
f4
f5.6
f8
1/16
f2
f2.8
f4
f5.6
Flitssterkte
52
Via bovenstaande tabel wordt duidelijk weergegeven wat het effect van een andere lichtgevoeligheid is op het diafragma. Wanneer de iso gevoeligheid van ISO 100 naar ISO 200 wordt aangepast, kan je met de helft van de eerste flitssterkte dezelfde belichting bekomen. Wanneer er gewerkt wordt met een batterijvoeding voor de flits, is het altijd te overwegen de gevoeligheid iets omhoog te halen om zo de batterijduur te verlengen. Dit trapje loopt uiteraard verder. Bij een stop minder flitslicht en een stop meer in de gevoeligheid, blijft de diafragmaopening gelijk.
Technische Benadering | Gevoeligheid
Door de lichtgevoeligheid omhoog te halen ontstaat er ruis in het beeld. Dit werkt meestal storend. Toch geeft het in zwart-wit soms iets extra.
53
54
Praktische Toepassing | Gevoeligheid
PRAKTISCHE TOEPASSING
Praktische Toepassing | Gevoeligheid
I
55
56
Praktische Toepassing | Ervaring
Ervaring Wanneer de voorgeschotelde technische informatie in de eerste helft van het boek grondig doorgenomen is, is het tijd om volop aan de slag te gaan in het veld. Door voldoende te oefenen en vooral door veel te experimenteren met alle technische informatie in het achterhoofd, gaan al deze zaken automatisch toegepast worden. De aanzet kan moeilijk lijken. Een gezonde portie doorzettingsvermogen zorgt er ongetwijfeld voor dat mooie resultaten niet snel op zich laten wachten. In dit tweede deel van het boek zal de technische informatie getoetst worden aan praktijkvoorbeelden. Aan de hand van voorbeelden, voorzien van de nodige technische informatie, wordt duidelijk gemaakt hoe het beeld tot stand is gekomen. Hier zal dikwijls verwezen worden naar technische gegevens uit het eerste deel. Het is niet de bedoeling dat u de besproken opstelling minitieus gaat nabootsen. Laat het vooral een inspiratiebron zijn en geef uw eigen creativiteit de volledige vrijheid.
Praktische Toepassing | Ervaring
57
58
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Rook fotograferen Rook, voor velen een dagelijks fenomeen, anderen koesteren er een grote angst tegenover. Toch heeft rook een zeer mooie kant die je enkel in een foto kan ontdekken. Aangezien rook zeer vluchtig en onvoorspelbaar is, krijg je zeer mooie abstracte beelden. Geen enkele opname zal identiek zijn, wat het extra speciaal maakt. Een nodige dosis geduld is echter geen overbodige luxe net door het onvoorspelbare karakter van de rookpluimen. Wees niet te snel teleurgesteld wanneer een hele reeks foto’s niet voldoen aan je verwachtingen. Eens de opstelling goed ingesteld staat ontdek je snel wat wel en niet werkt. Het is een zeer experimentele tak in de strobist fotografie waar reeds vele fotografen je in zijn voorgegaan juist omdat het zo goed als altijd uitdraait op leuke en stuk voor stuk unieke beelden.
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Voorbereiding
Omdat rook zo vluchtig is, is het belangrijk om in een tochtvrije ruimte te fotograferen. Toch is het ook belangrijk om voldoende verluchting te hebben zodat er geen mist ontstaat in de ruimte. Zorg er dus voor dat de fotosessies niet te lang duren, of verlucht tussendoor de kamer terwijl je de eerste reeks foto’s bekijkt. Na de locatiekeuze kan je beginnen aan de opstelling. Veel duur materiaal is helemaal niet nodig. Het is echter wel belangrijk dat je camera het toe laat handmatig de belichting en scherpstelling aan te passen. Verder heb je nog een losse (externe) flits nodig en een donker doek als achtergrond. De rook creëren kan best met behulp van wierookstokjes. Ze geven een dikke rook en ruiken ook nog eens lekker, wat niet onbelangrijk is als je hier langdurig aan wordt blootgesteld.
Links het instellicht, rechts de flits voorzien van een snoot. Dit is zeker geen dure opstelling. Met eenvoudige middelen kunnen prachtige foto’s gemaakt worden.
Wanneer je alle benodigdheden hebt verzameld, kan de opstelling gemaakt worden. Bevestig het doek tegen een muur of hang het ergens op zodat je een wierookstok voor het doek kan plaatsen. De wierookstok komt uiteraard tussen de camera en het doek. Je kan de camera op een statief plaatsen of los uit de hand bedienen.
Dit is een keuze die je voor jezelf moet maken. Zelf vind ik het handiger om vanop statief (manueel) scherp te stellen. Uit de hand kan je dan weer eenvoudiger en sneller composities maken, wat niet slecht is bij dit onvoorspelbare onderwerp. Probeer dus gerust beide methodes uit om te ontdekken wat je zelf de meest aangename werkwijze vindt. Om het scherpstellen zo eenvoudig mogelijk te maken, gebruik je best een instellicht. Dit kan een gewone bureaulamp zijn die je links of rechts van de wierook opstelt. Zorg ervoor dat je het achtergronddoek niet meebelicht om een zo groot mogelijk contrast te behouden tussen de rook en de achtergrond. Een hoog contrast zal ervoor zorgen dat scherpstellen een stuk makkelijker verloopt. Het volgende element dat toegevoegd wordt aan de set is de flits. Deze zet je ook best schuin, eventueel rechtover de bureaulamp, ten opzichte van de wierookstok. Je kan de flits altijd voorzien van een snoot. De snoot zorgt voor een gebundeld licht, zo ga je de achtergrond niet mee belichten en blijft deze dus diepzwart zodat het hoge contrast in de foto’s behouden blijft.
De camera is ook rechtstreeks verbonden met de computer. Zo kunnen de beelden direct in het groot bekeken worden.
59
60
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Camera-instelling
Zoals bij elke shoot met een losse flits is het zeer belangrijk camera- en flitsinstellingen op elkaar af te stemmen. Denk maar aan de verschillende combinatiemogelijkheden die in het eerste deel besproken werden. Elke instelling en het nut hiervan wordt in de volgende puntjes besproken. Sluitertijd De sluitertijd wordt gekozen aan de hand van de synchronisatiesnelheid van je flits. Bij de meeste externe flitsen ligt dit rond de 1/250 seconde. Op deze manier ga je ook het licht van de bureaulamp niet door laten komen. Dit is zeer belangrijk aangezien er anders een lastige kleurzweem kan ontstaan en het hier tenslotte om foto’s gaat met één enkele beïnvloedbare lichtbron. Diafragma Met het diafragma controleren we, zoals reeds eerder aangehaald, de scherptediepte in een foto. Kies daarom een tamelijk klein diafragma zodat een groot deel van de foto scherp wordt gehouden terwijl de rook heen en weer danst. In mijn voorbeeldfoto’s heb ik een diafragma tussen f8 f11 gebruikt. Vergeet niet dat het diafragma ook de flitssterkte zal gaan beïnvloeden. Lichtgevoeligheid Aangezien we in een studio-omgeving aan het werk zijn, is het perfect mogelijk een zo laag mogelijke ISO-waarde te hanteren. Dat zorgt voor een beperkte hoeveelheid korrel/ruis in de beelden wat zal bijdragen tot de scherpte. Rook heeft van nature trouwens ook al een bepaalde korrel die we zeker niet willen versterken.
Scherpstelling Met behulp van het instellicht is het mogelijk de autofocus te gebruiken. Toch zal dit niet altijd feilloos werken door de onvoorspelbare en continue beweging van de rookpluim. Dat is dan ook de reden waarom ik liefst vanop statief werk in dit soort situaties. Ik stel eerst zeer zorgvuldig handmatig scherp en neem dan foto’s zonder opnieuw te hoeven scherpstellen. Door het kleine diafragma zal een groot deel van de rookpluim scherp blijven. Bij het herkadreren wordt uiteraard opnieuw scherpgesteld. Flits Door het kleine diafragma en de lage ISO-waarde ben je bijna verplicht de flits veel licht te laten produceren. De afstand tot het onderwerp gaat hier ook van belang zijn. Plaats dus je flits zo dicht mogelijk bij je rookpluim. Test gerust enkele opstellingen uit totdat het juiste deel van de rookpluim mooi belicht is.
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Let op mooie abstracte vormen in de rookontwikkeling
61
62 Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Fotograferen
Dim tijdens het fotograferen zoveel mogelijk omgevingslicht, om onvoorziene storende reflecties te voorkomen. Enkel het instellicht is meestal voldoende om te werken.
foto’s te controleren op het display. Zorg ervoor dat je de rookpluim voldoende belicht, zonder te overbelichten. Eens de instellingen goed staan, kan je rustig verder fotograferen.
Begin niet in het wilde weg de rook te fotograferen. Bekijk eerst rustig op welke hoogte de meest toffe vormen ontstaan. Stel hier dan op scherp en laat je gaan. Bij de eerste foto’s is het aangewezen de
Wanneer de rook te weinig ‘danst’, kan je zacht blazen of met de hand voor luchtverplaatsing zorgen om wat uitgebreide vormen te creëren.
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Experimenteer ook met kleurfilters voor je flits. Zo krijg je al kleurrijke beelden zonder nabewerking. Plaats een gekleurd transparant materiaal op de helft van de snoot. Op deze manier krijg je een verschillende kleur boven en onderaan in de rookpluim.
63
64
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
Nabewerking
Het is uiteraard niet aangewezen elke foto te bewerken. Kies de meest interessante vormen uit de reeks en laat de rest voor wat het is. Wanneer alles goed ingesteld is, zal er niet veel nabewerking nodig zijn. Wat echter dikwijls een vast ritueel is in de nabewerking bij dit soort foto’s, is het wegwerken van vlekjes. De flits verlicht rondvliegende stofdeeltjes die in de foto als witte lichtpuntjes weergegeven worden. Dit kan in Photoshop of Lightroom heel eenvoudig weggewerkt worden. Via de Levels of Curves kan er ook gezorgd worden voor een volledig zwarte achtergrond. Met Dodge en Burn kunnen vervolgens respectievelijk de highlights en schaduwen bijgewerkt worden. Nu zijn de beelden technisch perfect, maar het blijft misschien een saai eentonig beeld wat kleur betreft. Ook hier is een legio aan mogelijkheden voorhanden om wat meer kleur te geven aan het beeld. De rook kan perfect gekleurd worden met een ‘Hue/Saturation’ aanpassingslaag. Zorg ervoor dat ‘Colorize’ aangevinkt is en experimenteer erop los met de schuifbalken tot je het gewenste kleurrijke plaatje verkrijgt. Tot slot wil ik nog meegeven dat het inverteren van de opnames ook een zeer leuk effect kan hebben. In photoshop kan je dit zeer eenvoudig bekomen via Cmd/Ctrl - i. Zo verkrijg je een negatief beeld waarbij niemand nog gaat denken aan een rookpluim. Dit negatief beeld kan je opnieuw kleuren met de ‘Hue/Saturation’ aanpassingslaag.
Praktische Toepassing | Rook fotograferen
De rook kan perfect gekleurd worden met een ‘Hue/Saturation’ aanpassingslaag. Zorg ervoor dat ‘Colorize’ aangevinkt is en experimenteer erop los.
65
66
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Omgevingslicht Natuurlijk licht kan zeer mooi en uniek zijn. Maar het vastleggen ervan is niet altijd eenvoudig. Het felle licht boven de horizon is een veel te groot contrast tegenover de donkere partijen in de voorgrond. Het dynamisch bereik van de camera kan dit contrast niet aan. Om dit probleem op te lossen kunnen verschillende technieken gebruikt worden. Zo kan er een HDR gemaakt worden van het beeld zoals in het vorige ter sprake kwam. Door verschillende belichtingen samen te brengen in één beeld kunnen zowel donkere als lichte delen goed weergegeven worden. Aangezien dit werk over OneLight gaat, is het uiteraard ook logisch dat dit onderwerp hier uitgebreid wordt toegepast.
Invulflits
De losse flits gaat gebruikt worden om het contrast tussen voorgrond en lucht te verkleinen. Door in te flitsen op de voorgrond wordt deze extra belicht en kan deze ongeveer gelijk gesteld worden met het felle licht aan de horizon. De juiste balans vinden vraagt wel wat oefening. Hier is niet alleen de kracht van de flits belangrijk, maar ook de kleur die de flits afvuurt. Bij zonsondergang is het licht veel warmer dan pakweg tijdens het middaguur. Flitslicht wordt ongeveer gelijkgesteld aan daglicht (5500K) en gaat tijdens een zonsondergang zorgen voor een onnatuurlijk invullicht.
Dit probleem is op te lossen door de flits te voorzien van een gel. Deze gel zal de kleurtemperatuur van de flits beïnvloeden. Aangezien het flitslicht door de gel moet, verlies je ongeveer een stop licht. De warme kleur van de dalende zon, of van een met gloeilamp verlichte ruimte worden dan nagebootst met de flits. Op deze manier ziet het beeld er veel natuurlijker uit. Het late zonlicht is ideaal om een OneLight shoot in te houden aangezien de lucht voldoende onder controle is te houden door te spelen met de sluitertijd.
Nikon D300 - 1/250 - f5.0 - ISO 100 transparante paraplu - kracht 1/1 - rechts van camera
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Nikon D300 - 1/60 - f6.3 - ISO 200 transparante paraplu - kracht 1/1 -links van camera
Op deze manier kan het diafragma zo groot mogelijk blijven wat de flitssterkte uiteraard ten goede komt. Wanneer midden op de dag zou gefotografeerd worden is het veel moeilijker om het natuurlijke licht voldoende uit te schakelen. Het diafragma sluiten is hier meestal een oplossing wanneer de sluitertijd niet voldoende licht kan elimineren. De flits moet dan wel een krachtigere lichtbundel afvuren waardoor batterijen sneller zullen verslijten. Het felle daglicht kan ook op een creatieve manier vermeden worden. Door dekking te zoeken tusssen gebouwen bijvoorbeeld. De reflecties in het glas zijn minder fel dan de blote hemel zelf. Hierdoor is het perfect mogelijk deze goed in beeld te brengen.
Nikon D300 - 1/250 - f5.0 - ISO 200 transparante paraplu - kracht 1/2 -links van camera
67
68
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Beweging
Wanneer de zon reeds enige tijd onder de horizon is gezakt, is er nog steeds licht waar te nemen. Dit zwakke licht vastleggen vraagt dan weer een tragere sluitertijd. Een trage sluitertijd brengt echter beweging met zich mee. In deze omstandigheden snel bewegende onderwerpen fotograferen is om problemen vragen.. of panning. Panning is een techniek waarbij je blijft meevolgen met het onderwerp tijdens het afdrukken. Dat kan lastig zijn omdat het beeld in de zoeker uitgeschakeld wordt aangezien de spiegel opklapt tijdens het fotograferen. Wanneer je deze techniek meester bent, kan dit een leuk dynamisch effect opleveren. De foto rechts is hier een goed voorbeeld van. Om nog voldoende licht van de achtergrond mee te krijgen, moest een langere sluitertijd gekozen worden. Omdat het onderwerp snel beweegt is het aangeraden om de beweging mee te volgen tijdens het afdrukken, wat een zeer leuk resultaat opleverde. Omdat het hier om bewegende objecten gaat, heb ik er bewust voor gekozen mijn diafragma niet te vergroten om meer licht binnen te laten. Wanneer het diafragma vergroot, beperk je de scherptediepte die in dit geval wel wenselijk is.
Nikon D300 - 1/60 - f6.3 - ISO 200 transparante paraplu - kracht 1/2 -rechts van camera
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Bereik
Bij grotere groepen moet er rekening gehouden worden met de ‘Inverse Square Law’. Bij de foto links is de paraplu zo ver mogelijk naar links geplaatst om in een zo gelijkmatig mogelijke belichting te voorzien. Het gebruik van een standaard losse flits kan hier wel eens een zwak punt blootgegeven hebben. Door de grote afstand wordt het licht snel afgezwakt en is het bijna verplicht om op volle kracht te werken. Op deze manier kom je in de problemen wanneer het diafragma niet meer lager ingesteld kan worden. De flits moet dan noodgedwongen dichter bij de modellen geplaatst worden. De persoon rechts is hierdoor enkele stops minder belicht, terwijl de frontman net iets te licht is. In nabewerking is hier natuurlijk nog heel wat meer uit te halen, maar het is toch de bedoeling de foto’s zo goed mogelijk te maken tijdens het fotograferen zelf. Vele extra uren nabewerking worden zo vermeden.
Nikon D300 - 1/100 - f4.0 - ISO 200 transparante paraplu - kracht 1/1 -links van camera
69
70
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Kunstlicht
Fotograferen onder kunstlicht brengt heel wat moeilijkheden met zich mee. Om te beginnen is de kleurtemperatuur met 2850K heel wat lager dan het flitslicht. Ook hier kunnen gels, mits een stop minder licht, de oplossing bieden. Daarnaast geeft kunstlicht geen felle lichtbundel af waardoor korte sluitertijden uit den boze zijn. Om genoeg omgevingslicht binnen te laten, is een lange sluitertijd nodig. Bij het fotograferen van een statisch tafereel of een poserend model moeten zowel fotograaf als model
perfect stil staan. De lange sluitertijd bemoeilijkt dit proces uiteraard enorm. Wanneer sluitertijden van enkele seconden worden gehanteerd, is het voor het model zeer moeilijk om stil te blijven staan. De fotograaf kan beroep doen op een statief om de omgeving scherp in beeld te krijgen. De foto onderaan deze pagina is hier een mooi voorbeeld van. Om de achtergrond goed belicht te krijgen was een sluitertijd van 2 seconden nodig. De flits ‘bevriest’ het model wel grotendeels, toch is het oppassen voor ‘ghosting’ ofte spookbeelden. Deze ontstaan indien het model beweegt wanneer de sluiter nog geopend is.
Nikon D300 2 sec - f6.3 - ISO 200 reflecterende paraplu kracht 1/8 rechts van camera
Praktische Toepassing | Omgevingslicht
Wanneer de sluitertijd te lang dreigt te worden, kan de lichtgevoeligheid aangesproken worden. De foto rechts werd gemaakt vanop een hele afstand om de diepte beter weer te geven. Door deze grote afstand moest een tele-zoomlens gebruikt worden op 150mm. Dit maakt het geheel extra gevoelig voor beweging. Om een langere sluitertijd nog min of meer te beperken, werd er beslist de lichtgevoeligheid met ĂŠĂŠn stop te verhogen. Hierdoor werd de originele sluitertijd van rond de 4 seconden teruggebracht naar 2,5 seconden. Op deze manier krijgen model en fotograaf weer iets meer bewegingsvrijheid. Al zijn 2 seconden nog steeds zeer lang. Om zoveel mogelijk trilling te voorkomen kan er gewerkt worden met de ingebouwde timer van de camera. Bij het afduwen zal er zo geen beweging waargenomen worden.
Nikon D300 - 2,5 sec - f6.3 - ISO 400 flits - kracht 1/8 -rechts van camera
71
72
Praktische Toepassing | Studio
Studio Werken in een studio is werken met gecontroleerd licht. Studiolichten zijn gestandardiseerd en vuren flitsen af met een kleurtemperatuur van 5500K.
Alle volgende foto’s zijn gemaakt met slechts 1 lichtbron, volledig volgens de eenvoudige regels van een OneLight belichting.
Meestal wordt in een studio met meerdere lichten tegelijk gewerkt. Op deze manier worden ongewenste schaduwen ingevuld en kan het onderwerp losgemaakt worden van de achtergrond doormiddel van een haarlicht of rim light.
Door verschillende accessoires te gebruiken, zijn de mogelijkheden, zelfs met één enkele lichtbron, enorm. Softboxen, bare bulb, reflector & gridspots zijn enkele tools die op volgende pagina’s praktisch toegepast worden.
Praktische Toepassing | Studio
Softbox
Indien zeer zacht en gericht licht nodig is, wordt best een softbox gebruikt. Door het grote lichtoppervlak wordt het model zeer zacht belicht. Het sturen van het licht kan, samen met de afstand, de belichting van de achtergrond be誰nvloeden. Door de softbox zeer dicht bij het model te plaatsen en af te wenden van de achtergrond krijg je een belichting waarbij de achtergrond op een natuurlijke manier donker gemaakt wordt. Zo krijg je geen pikzwarte achtergrond, maar een grijsbruine gloed die een leuk sfeertje meegeeft aan de foto. Aangezien de lichtbron hier zeer dicht bij het model staat, moet de lichtintensiteit zeer laag zijn. Krachtige studioflitsen leveren op de laagste stand nog steeds te veel licht om een groot diafragma te gebruiken. Een foto met een beperkte DOF zit er met deze opstelling niet in. Een losse flits daarentegen levert wel een lage flitssterkte waardoor dit mogelijk zou zijn.
Nikon D300 - 1/250 sec - f7.1 - ISO 100 Softbox - kracht laagste instelling -links van camera
73
74
Praktische Toepassing | Studio
Bare Bulb
Studioflitsers zijn meestal voorzien van een reflector. Wanneer deze gedemonteerd wordt, is de flitslamp zichtbaar. Het licht wordt nu niet gestuurd door de reflector en wordt dus over 360° verspreid. Dit maakt het mogelijk om een heel fijn effect toe te passen met slechts één lichtbron. De flitskop wordt achter het model geplaatst en vuurt zeer krachtige lichtflitsen af. Hierdoor wordt de achtergrond volledig witgebrand aangezien deze het dichtst bij de lichtbron staat. Via alle oppervlakken in ruimte wordt het licht weerkaatst. Doordat dit weerkaatste licht een langere afstand moet afleggen is het afgezwakt en zal het model goed belicht worden. In een open ruimte zou dit niet werken aangezien de voorkant van het model dan niet belicht zou raken. Door de uitgebrande achtergrond is het eenvoudig om een collage te maken van een band wanneer de leden niet allemaal samen op de foto kunnen wegens een te smalle achtergrond.
Nikon D300 - 1/160 sec - f6.3 - ISO 100 Bare Bulb - kracht: hoogste instelling - achter model
Praktische Toepassing | Studio
75
76 Praktische Toepassing | Studio
Honingraatspot
Wanneer het model in de spotlights moet staan, is een honingraatfilter de ideale oplossing. Dit accessoire wordt bovenop de reflector geplaatst en zorgt zo voor een sterk, gebundeld licht. Het nadeel aan dit accessoire is de harde schaduw. Door het model vlak voor zijn of haar schaduw te plaatsen zal dit minder storend zijn. Plaats de flitskop ook zo hoog mogelijk om een leuk effect met de schaduw te verkrijgen. In het voorbeeld rechts was dit echter niet mogelijk door een beperking in de hoogte. De flits is hier lager geplaatst om een sterk natuurlijk vignet te creĂŤren rond het model. Bij een belichting met meerdere lichtbronnen wordt de spot meestal gebruikt om de achtergrond wat leven in te blazen. Het model zelf wordt dan zo goed als niet belicht door de spot waardoor harde schaduwen vermeden worden.
Nikon D300 - 1/250 sec - f6.3 - ISO 100 Honingraatspot - kracht: middelmatig - boven camera
Praktische Toepassing | Studio
Reflector
Wanneer een honingraatspot een te harde schaduw geeft, kan een eenvoudige reflector wel eens helpen. Het licht kan zich iets meer verspreiden waardoor het beeld minder harde schaduwen zal bevatten. Door gebruik te maken van het groothoekeffect komt de frontman duidelijker naar voor in de foto links. Het licht werd zo hoog mogelijk geplaatst om een beredere lichtbundel te verkrijgen. Door zelf een hoger standpunt in te nemen kan de hele groep makkelijker gefotografeerd worden op het te kleine doek. Terwijl het hier om zachter licht gaat, zijn er nog steeds schaduwen terug te vinden in de achtergrond.
Nikon D300 - 1/250 sec - f8 - ISO 100 Reflector - kracht: middelmatig - linksboven camera
77
Dankwoord Graag wil ik nog enkele personen bedanken. Zonder hen zou dit werk niet de vorm hebben dat het nu heeft. Ten eerste wil ik graag de mensen bedanken die model geweest zijn voor de foto’s in dit boek. Studio Delro voor de begeleiding en het ter beschikking stellen van hun studiomateriaal. Ook de mensen die mij hebben begeleid bij het maken van deze handleiding ben ik zeer dankbaar voor hun correcties en terechte opmerkingen. Tot slot wil ik de Arteveldehogeschool bedanken voor de opdracht waarvan deze handleiding het rechtstreekse gevolg is. Door deze opdracht heb ik mij eindelijk volledig op belichting kunnen storten, iets waar ik in mijn vrije tijd niet de moeite voor zou nemen.
ONELIGHT Deze handleiding is het resultaat van uitgebreid onderzoek naar de samenwerking en de mogelijkheden tussen fotocamera’s en licht. Het onderzoek is zowel duidelijk uitgeschreven als praktisch voorgesteld. Met deze handleiding wil ik beginnende fotografen aanzetten tot het creatief belichten van hun onderwerpen. Door af te stappen van de automatische instellingen, zowel voor flits als camera, kan de creativiteit de vrije loop gaan. Aan de hand van voorbeelden volgens een OneLight belichting wordt de technische kant duidelijk voorgesteld. Het praktische gedeelte achteraan biedt de lezer een duidelijk overzicht van de verschillende mogelijkheden met een eenvoudige losse flits of een enkele studioflits.