5 minute read
Richard Luyts: 34.000 kilometer op de fiets
WIELERLIEFHEBBER RICHARD LUYTS
34.000 KILOMETER OP DE FIETS, OP ÉÉN JAAR TIJD
Advertisement
RETIE/GEEL — Richard Luyts (69) is een gepensioneerd politieagent die vroeger ook als voetballer en voetbaltrainer actief was in onze regio. Toch ontdekte hij als dertiger een compleet nieuwe liefde: de fiets. Een liefde die nooit meer zou roesten. Vorig jaar maalde hij zo maar liefst 34.041 kilometer af op zijn koersfiets. Wij gingen bij hem langs op zoek naar het ultieme geheim van zijn dagelijkse fietstochten.
Hoe komt een voetballende politieagent op de fiets terecht? Richard Luyts: “Ik werkte toen in Merksem en ik had nog wat tijd over, dus kocht ik een koersfiets. Ik reed daar heel graag mee. En de files werden altijd maar langer dus besloot ik al snel om met de fiets te gaan werken. Ik vertrok dan rond 5 uur om om 7 uur daar te zijn.”
Je kwam ook bij WTC De Spinters in Ten Aard terecht. Hoe ging dat? “Ik kwam onderweg eens een andere wielertoerist tegen die een truitje droeg met ‘Electro Smets’ erop. Die reed zowat mijn tempo. (lacht) Ik zei dat tegen mijn vrouw en zij kende iemand die daar in de winkel werkte. En zo kwam ik al snel bij De Sprinters terecht. Die sponsoring is trouwens nog altijd niet veranderd.” (glimlacht)
Hoe verliep de coronaperiode voor het samen rijden in clubverband? “Dat was niet altijd gemakkelijk. Het sociale van samen rijden en dan iets kunnen drinken op een terras hebben we lang moeten missen. We zijn vaak met vier gaan rijden. Met meer mocht niet. Vroeger was het ook makkelijker om ergens naartoe te rijden waar iets te zien was. Dan las ik in de krant dat er ergens heel veel huizen waren versierd voor het WK met de Rode Duivels en reed ik daar langs om eens te gaan kijken. Het laatste jaar was er natuurlijk weinig te doen. Ik heb trouwens intussen een busje gekocht. Als corona een keer moest verdwijnen, ga ik dat af en toe beginnen gebruiken. Dan kan ik de fiets opladen en ergens anders een tocht gaan maken.” “Dat valt nog wel mee. De eerste twintig kilometer rond mijn huis, die ken ik inderdaad wel vanbuiten. En Scherpenheuvel en De Achelse Kluis, die liggen wel eens vaker op mijn weg. Maar als je zo ver rijdt als ik, zo’n 120 kilometer per dag, dan is er nog wel variatie mogelijk. Ik probeer altijd andere wegen te nemen of een tocht die ik leuk vond eens in tegengestelde richting te rijden. Het voorbije jaar mochten we niet altijd de grens over. In Postel ben ik wel eens tegengehouden omdat ze dachten dat ik Nederland in wou. Dan moest ik uitleggen dat ik nog net binnen de grens zou blijven. Ik rij wel graag in Nederland hoor, daar zijn de fietspaden iets beter. Als alles overgewaaid is, ga ik dat zeker terug vaker doen.”
Hoe geraakt een mens op een jaar tijd aan meer dan 34.000 kilometers op de fiets? “Door er een gewoonte van te maken om elke dag te rijden. Net zoals ik vroeger elke dag ging werken. Ik ben gepensioneerd, ik heb tijd. En mijn vrouw kan daar redelijk goed tegen. (lacht) Je hebt er vast ook die zeggen: ik rij mee of jij moet thuisblijven! Dan heb ik geluk thuis. Ach, ik rij veel met de fiets, maar ik ben meestal maar een uur of vijf weg. Vroeger, toen ik ging werken, was ik veel langer van huis. Het is niet zo dat ik geen vrije tijd meer over heb. Ik ben vorig jaar eigenlijk heel stevig begonnen om in vorm te zijn voor enkele buitenlandse fietstripjes die gepland stonden met Govaka&Pasar, waar ik af en toe mee meega. En ik had te laat door dat ik aan de 35.000 kon geraken. (lacht) Tussen kerst en nieuwjaar heb ik nog een tandje bijgestoken maar uiteindelijk ben ik gestrand net boven de 34.000 kilometer. Ook niet slecht, toch?”
Zeker niet slecht! Geniet je dan voldoende van de omgeving? Of probeer je zo snel mogelijk die kilometerteller te zien oplopen? “Pure snelheid zegt me niks. Ik heb nooit wedstrijden gereden, ook niet voor wielertoeristen. Ik vind de afwisseling tussen fietsreizen, rijden met de club en zelf op pad gaan ideaal. Ik rij gemiddeld 27 kilometer per uur. Ik beul me dus zeker niet af. Sinds 2011 heb ik 252.400 kilometer gereden. Daar heb ik 7.264 uur voor nodig gehad. Ik schrijf dat af van mijn gps.” (lacht)
Hoe vaak stop je onderweg? “Zelden of nooit. Met de club soms, maar als ik alleen weg ben, bijna nooit. Ik stop ook niet om te eten, want dat doe ik nooit onderweg. Soms neem ik een droge wafel mee. Maar meestal heb ik niks op zak. Alleen het water in mijn bidon. En die is nooit helemaal leeg als ik weer thuis ben. Ik zou dat misschien wat meer moeten doen, onderweg drinken. Maar op de fiets ben ik daar niet mee bezig.”
Ga je echt élke dag de baan op? Door weer en wind? “Ik probeer één keer per week thuis te blijven. Dan werk ik wat in de tuin of doe ik wat klusjes die nog moeten gebeuren. Als het écht te hard regent, blijf ik ook thuis. Dat het koud is, maakt mij minder uit, maar nat is vervelend. Het is anders als je bijvoorbeeld met een groep in het buitenland bent. Dan moet je verder, door weer en wind. Onlangs kwam ik in Nijlen terecht en toen begon het me daar te sneeuwen, niet normaal! Ik heb drie kwartier in een bushokje moeten schuilen. Toen was de regen wél mijn redding zodat de sneeuw weer verdween.”
Hoe bepaal je waar je naartoe gaat? “Ik maak zelf ritten op een gps. Of ik zie iemand op Strava een tocht rijden en neem die rit over. Ik weet wel graag waar ik naartoe rijd, helemaal willekeurig, dat doe ik niet. Ik probeer altijd eerst de wind op kop te hebben, dan gaat het makkelijker als ik weer naar huis rijd.” (lacht)
Droom je nog van grote cols en straffe beklimmingen? (resoluut) “Nee, helemaal niet! Ik rij niet graag bergop. (lacht) En ik durf niet bergaf. (lacht nog iets harder) Ik heb dat wel eens gedaan hoor. Maar ik droom er zeker niet van. Ik zit hier goed in de vlakke Kempen.”
En dit jaar? Je record proberen te verbreken? “Nee, dat gaat er niet inzitten. Ik zit achter op mijn schema van vorig jaar. Het is toen ook mooier weer geweest. Dus een nieuw record is zeker geen doel dit jaar.”