Virtueel of magisch realisme? “Massa” van Joost Vandecasteele

Page 1

Gepubliceerd in Ons Erfdeel 2012/4. Zie www.onserfdeel.be of www.onserfdeel.nl.

me raken en waar ik me mee bezighoud, zullen, na het vergaan van de essays, vergaan. Alles hier in deze essaybundel zal bederven. De beelden zullen verdwijnen in beeldenloosheid. Woorden en betekenissen gaan op in woordeloos geluid, in zoemen. Tegen die lichtdovende en woordenwissende beweging in, verzamel ik toch mijn zin.” Het zin geven van poëzie, die voor de zingever Groenewegen (terug)schrijvend een neerslag heeft gekregen, is het resultaat van een permanente dialoog die finaal tot verstomming is veroordeeld. Zingeven betekent hier zowel begrip toekennen aan als “proeven” of zin hebben in. In de tussentijd geeft de auteur zijn lezerspubliek de gelegenheid mee te overwegen en bewegingen in het eigen “leeshoofd” te maken. Het is immers noodzakelijk van mening te kunnen verschillen met Groenewegen en met je lezende ik. YVES T’SJOEN

HANS GROENEWEGEN, Met schrijven zin verzamelen. Over poëzie in de Lage Landen, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2012, 399 p.

[B]

VIRTUEEL OF MAGISCH REALISME? “MASSA” VAN JOOST VANDECASTEELE Of de term “generatie” nog relevant is in de hedendaagse Vlaamse literatuur, betwijfel ik. En of de term “Vlaamse literatuur” nog relevant is voor de hedendaagse generatie, vraag ik me nog meer af. Maar dat Joost Vandecasteele (1979) de Vlaamse literatuur verrijkt met een nieuwe generatie van boeken – zoals je dat ook van computers, telefoons of tablets zegt –, dat weet ik wel zeker. Niet dat er in wezen veel verandert: het blijft gewoon lezen, en naar de houdbaarheidsdatum van wat je leest, heb je zelfs meer dan ooit het raden. Maar wie op deze boekmachines inlogt, krijgt wel onmiskenbaar het gevoel dat hij aansluiting heeft: niet met de staat van de Vlaamse literatuur, maar met een tijd waarin onze vertrouwde wereld verdwijnt onder invloed van internet en globalisering – ideeën als Vlaams, generatie of boek incluis. Welkom in de wereld

171

van het virtuele realisme, een realisme dat er geen is en dat juist daarom verbeeldt hoe we in onze werkelijkheid lijden aan realiteitsverlies door een toenemende – en dus eigenlijk steeds realistischere – “virtualisering”. Perfect functioneert het nog niet, maar in Massa, zijn tweede roman, heeft Vandecasteele zijn kundigheid verfijnd, tegen de achtergrond van actuele massaopstanden en de crisis van het mondiale kapitalisme. Sinds zijn bekroonde verhalendebuut, Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij (2009), heeft Vandecasteele een patent genomen op simulaties van een grootstedelijke werkelijkheid die de alledaagse voorstelling van onze hypertechnologische samenleving net te buiten gaan. Daarmee onthullen ze – zoals dat hoort bij apocalyptische visioenen – iets van het binnenste dat onze beschaving richting catastrofe drijft. De schrijver bouwt onze geglobaliseerde wereld na, maar dan in overdrive, als in een angstwekkend plausibele dystopie, “een waarachtige fantasie op de rand van het geloofwaardige”, meestal met Brussel als (enig) herkenbaar knooppunt. Zoals elk realisme is ook het virtuele van Vandecasteele een moralisme: onder de hoogtechnologische beschavingsconstructies woekeren lage, dierlijke driften. Of nog: Vandecasteeles metropool is een hyperbool waar al het menselijke op instorten staat, een urbane jungle van seks en geweld, bevolkt met ongure types en moreel verdwaalde helden. Precies om die verwarde helden, eenzaam en shellshocked, gaat het in Vandecasteeles romans. Ze belichamen een nieuw soort heroïsche figuur, ze vormen een antwoord op wat filosoof Alain Badiou omschreef als “onze taak (…) om nieuwe symbolische vormen te creëren om collectieve daadkracht weer mogelijk te maken”. Eerder dan om een moreel geruststellende verklaring van onze wereld is het Vandecasteele en zijn helden dan ook om daadwerkelijke “impact” te doen. En die zoekt hij in een nieuwe mythe. In ieder boek bouwt hij aan een fictie die, in al haar buitenissigheid, een antigif biedt voor de ficties waarin we collectief verstrikt zitten. In Opnieuw en opnieuw en opnieuw, zijn eerste roman uit 2010, nam die fictie de mythische vorm aan van een “Neo-Spartaanse hard-boiled liefdestragedie”. Inzet van de geschiedenis, die in “issues” werd verteld alsof het om een comics-magazine ging, was de


verschroeiende liefde tussen de staatsgevaarlijke rebellenleidster Penny (gemodelleerd naar de amazonekoningin Penthesileia) en de mateloos obsessieve politiechef Alex. De combinatie van een quasidocumentair detectiveverhaal en een haast epische liefdesstrijd vol hoogmoed en verval, tegen de achtergrond van een uitdijend Sin City, zorgde voor een pompende mix van tragedie en entertainment. De stijl droeg daartoe bij: tegelijk pijnlijk en hilarisch, verslavend en ontnuchterend – zij het ook vaak slordig en krom. Alleen leidde de overdaad aan overdrijving ook wel tot overkill, waardoor herhaling omsloeg in verveling. In Massa heeft Vandecasteele de epische sfeer achterwege gelaten, en dat is een verademing. Zijn nieuwe heldin heet Margot, een onopvallende vrouw van rond de dertig, met een diploma als communicatiewetenschapster, een mislukte liefde en “een heroïsche zoektocht naar werk” als voornaamste wapenfeiten. Af en toe, wanneer de allochtone poetsvrouw komt, verlaat ze haar appartement en dwaalt ze langs een vast traject, als “een schim in een stad van spoken”. Verder mijdt ze de massa in de Brusselse straten en geeft ze

Joost Vandecasteele, Foto Koen Broos.

zich over aan uitstapjes op het nachtelijke internet, wanneer dat “onbeschaamd de benen spreidde voor iedere bezoeker” en er websites verschijnen “die overdag verborgen bleven”. Dat klinkt leeg en eenzaam. Maar, aldus de omnipresente commentaarstem, onze gedeelde wereld is dan ook uit elkaar geslagen: “In één generatie waren we onze realiteit kwijtgeraakt, maar niemand leek dit erg te vinden.” Reden blijkt een evolutionaire mutatie van het internet, dat circa 2010 de onafhankelijkheid was gaan opeisen: “Het werd een virtuele staat naast de onze, met een eigen economie” en met “websites die uit het niks verschenen, zonder dat iemand ze gecreëerd had”. Gaat het om “nieuw en zelfregulerend virtueel leven” of om “een fout van een onaf systeem”? In ieder geval: Margot is er perfect aan aangepast. Precies daarom wordt ze op een nacht door Blurred Inc benaderd, een schimmige firma die uit de restjes van multinationals opnieuw bedrieglijk mooi en winstgevend materiaal maakt. Haar vage opdracht bestaat erin “schoonheid te scheppen uit cijfers, memo’s, jaarverslagen, PowerPointpresentaties en andere droge materie”. Margot blijkt al snel een grandioos talent voor dit soort “financiële kunst” te hebben. En daarom wordt ze door de onzichtbare hand achter de organisatie meegezogen in een levensbedreigend complot van planetaire omvang. Het voert haar mee naar Hongkong, China en Singapore, in een zone waar hoogkapitalisme, dat op niets dan verzinsels gebaseerd is, raakt aan de groezelige wereld van gamers mét reële impact – ziedaar de mix van hoog en laag die deze roman aandrijft. Dat leidt tot een jachtige queeste naar de “onlinemessias” Hyun-Ki, een losgeslagen internetprofeet en een cyborg in de lijn van sciencefictionschrijver William Gibson. Maar het heeft geen zin om al de peripetieën hier te herhalen, daarvoor zijn er te veel – al houdt de schrijver zijn verteldrift beter in de hand dan vroeger. Wat telt, is de allegorische uitwerking van het casinokapitalisme. Terwijl Margot een gokverslaving ontwikkelt en haar bestaan ziet verdwijnen in de mist van Blurred Inc, nadert dat systeem (en de virtuele realiteit die het stutte) zijn cataclysme en komt wereldwijd de massa op straat. De meeste critici vinden, met sympathie voor zijn ambitie, dat Vandecasteele veel te veel wilde met

172


deze roman. Mateloosheid is echter een integraal bestanddeel van zijn poëtica, misschien is het zelfs zijn thema. Ik ben daarom van oordeel dat het tegendeel waar is. Ondanks het overtal aan filmische scènes en de suggestie van verwarrende gelijktijdigheid – elk hoofdstuk begint met “Ondertussen ergens…” – wil Vandecasteele juist te weinig. Dit boek blijft een klassiek lineair verhaal, met een alwetende verteller, gecentreerd op één personage (omgeven door typetjes) en gedrenkt in een stroom aan verwijzingen naar actuele fenomenen (de hackersgroep Anonymous, Julian Assange van WikiLeaks, computergigant Apple …) die te oppervlakkig in de fictie zijn verwerkt. Daardoor biedt het boek te weinig kritische duiding bij de verheviging van onze geschifte wereld die het ensceneert. Niet dat ik op een les of moraal zit te wachten – want die schuilt hier juist wel: de wereld draait door, the worst is yet to come. Ik heb het over duiding die volgt uit de vorm, in zoverre die de consequentie is van de inhoud: een gevoel (van inzicht) met een impact. Naar aanleiding van Louis Paul Boons eeuwfeest merkte diens biograaf Kris Humbeeck op dat hij in Vandecasteele de traditie van Boon zag voortleven. Ik kan dat volgen: Vandecasteele schrijft duistere allegorieën over de moderne mens en zijn waanconstructies, opgetrokken uit brokstukken van onze actuele realiteit, urgent en met een uitdagende humor. Maar als hij niet oplet, is het virtuele realisme van Vandecasteele misschien eerder het lot beschoren van Hubert Lampo’s magisch realisme: onverwacht snel uit de tijd. Als de stand-upcomedian, theaterman en schrijver Vandecasteele de high impact man van onze letteren wil worden, moet hij het experiment opstarten waar zijn materiaal om smeekt: een stap zetten in de richting van een echte multimediale literatuur, waar lezen, kijken en surfen samenkomen. Een nieuwe generatie wacht. TOM VAN IMSCHOOT

JOOST VANDECASTEELE, Massa, De Bezige Bij Antwerpen, 2012, 304 p.

173

[B]

“VOORGEPROGAMMEERDE SUKKEL DIE IK WAS”. DRIE DETERMINISTISCHE ROMANS VAN STIJN VAN DER LOO De in Eindhoven geboren schrijver en theatermaker Stijn van der Loo (1963) was aanvankelijk vooral als zanger succesvol met enkele theaterprogramma’s en als maker van korte films. Relatief laat, in 2004, begon hij met het schrijven van romans. In 2012 verscheen zijn jongste boek, Slopers. Het is een onvervalste neonaturalistische roman waarin de jaren van de Nederlandse wederopbouw worden geschetst. Het verhaal speelt zich af in 1955, in het denkbeeldige dorpje Mortel, niet ver van de Duitse grens. De Werdegang van twee broers en hun sloopbedrijf “Gebroeders Pek in sloop en terrazzo” staat centraal. Vader is in de oorlog verdwenen in de Arbeitseinsatz en moeder is vijf jaar na de bevrijding gestorven. De jongens worden dus op jonge leeftijd al hard geconfronteerd met de moeilijke jaren van wederopbouw. Ze huren een dijkhuisje van Perrer, de machtigste man van het dorp. Hij beheert de lokale gelden van de Marshallhulp en is vermoedelijk de biologische vader van Pek, de jongste van de twee broers. Voor de oorlog was moeder Perrer enkele malen seksueel ter wille geweest, zo ontdekken de jongens op een gegeven ogenblik. Pek droomt van verandering en niet voor niets hangt de volgende levensspreuk thuis aan de wand, naast een foto van hun vader: “Als my Fortuijn tot hoogheydt voert, so laet ick gheen dreck ongheroert.” Pogingen van sukkelaars om uit hun moerassige bestaan te kruipen, zo laat Van der Loo op niet mis te verstane wijze doorschemeren, zijn echter tot mislukken gedoemd. In dit aardse bestaan is de mens een speelbal van erfelijkheid en milieu. Als er al iets zal veranderen, wellicht met dank aan de Marshallhulp, dan bepalen de boeren wie daarvan mag profiteren en niet de schlemielen van het dorp. Maar dan wordt het dorp tijdens de jaarlijkse kermis getro¤en door enkele dramatische gebeurtenissen. Het past bij de realistische, naturalistische aanpak van de auteur dat een en ander flink wordt opgeschud, maar er uiteindelijk niet veel verandert. De reputatie van “helden” als Perrer, die zo flink waren om zich pas aan het eind van de oorlog aan te sluiten bij het verzet en die


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.