Staat van de Unie 1 : Nederlands in de wereld
n°
Voedsel en seks: maaltijdstillevens in het Mauritshuis
P4 09951 / Kantoor van afgifte 8500 Kortrijk / Verantw. uitgever: L. Devoldere, Murissonstraat 260, B-8930 Rekkem
Ivo van Hove, kunstenaar voor stad en wereld
FEB 2017
V L A A M S- N E D E R L A N D S C U LT U R E E L T I J D S C H R I F T V E R S C H I J N T V I E R M A A L P E R JA A R 6 0 S T E JA A R G A N G F E B R UA R I / M E I / AU G US T US / N OV E M B E R
De ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur’ is compleet De vulkanische adem van Natasja Kensmil
FEB 2017
ONS ERFDEEL
V L A A M S- N ED E RL A N D S C ULT URE E L T I J D S CH R I F T
1
V ERS C H I J N T V I ERM A AL PE R JA A R 6 0 S TE JA A RG A N G
F E B RUA RI / M E I / AUG US T US / N OV E M B E R
12
20
60
28
INHOUD
9
“T WIST MET ONS, T WIST MET ONS, T WIST NIET MET MATE”
Bij de zestigste jaargang van Ons Erfdeel
LUC DEVOLDERE
12
IEDER VUURTJE MOET WORDEN A ANGEWAKKERD
Staat van de Unie 1 over Nederlands in de wereld
MA ARTEN DESSING
20
EEN ONMOGELIJK BOEK
Bij de voltooiing van de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur
JO TOLLEBEEK
28
TEKENEN MET DE VERFK WAST
De vulkanische adem van Natasja Kensmil
TINEKE REIJNDERS
38
KUNSTENA AR VOOR STAD EN WERELD
Theaterregisseur Ivo van Hove
JOS NIJHOF
50
HET AIR VAN DE NADERENDE VERR AMSJING
Hoe een auteur alle onverkochte exemplaren van zijn boek opkocht
T HOM A S HEERM A VA N VO S S
60
SCHILDERIJEN OM BIJ TE WATERTANDEN
Maaltijdstillevens in het Mauritshuis
IL JA VELDMAN
72
38
SCHRIJVERS DIE NOG MA AR NAMEN LIJKEN
Het soepele spel met waarheid en verbeelding van Johan Daisne
MICHIEL LEEN
82
LOF VAN DE VERTALING
Zwaai-zwaai! En baai-baai! Robbert-Jan Henkes als Rus B A R B E R V A N D E P O L
86
AUTOBIOGR AFISCH LETTERKUNDIG LEXICON
(ALL, in opbouw) L U D O S I M O N S 3
KUNSTEN
93
ZOEKEN NA AR Z WAKKE PLEKKEN
Dries Verhoeven tussen performance en beeldend werk
E V E LY N E C O U S S E N S
98
HET VERHA AL ONTBREEKT
Museum BELvue in Brussel
RUBEN MANTELS
100
EEN BROEIERIGE HUTSPOT WESTERN
Brimstone van Martin Koolhoven
102
KUNST MET WEERHA AKJES
Het intelligente oeuvre van Sarah & Charles
DOROTHEE CAPPELLE
106
LUCHTIG VERSUS SCHRIJNEND
Theatergroep Suburbia
JOS NIJHOF
108
EEN NIEUWE DEFINITIE VAN DE DOCUMENTAIRE FOTOGR AFIE
Het werk van Max Pinckers
SOFIE CRABBÉ
114
FLEXIBELE FIRMA
Honderd jaar meubilair van Gispen
FR A NK VA N DER PLOEG
4
JOOST BROEREN
93
108
BOEKEN
119
DE GELETTERDHEID VAN EEN SAMENLEVING
Tom Verschaffels boek over de literatuur van de achttiende eeuw in het zuiden
JOEP LEERSSEN
122
EEN TUIN DIE IN DE WERELD LIGT
Over 533. Een dagenboek van Cees Nooteboom
124
128
L I E S E L O T D E TA E Y E
EEN MOEDIG PROJECT
Dichters van het nieuwe millennium zoeken het vooral in de vermenging
126
PIE T GERBR ANDY
ZIJN WIE GE WILT ZIJN IS GODVERDOMME HET MOEILIJKSTE WAT ER IS
Wil van Jeroen Olyslaegers
128
JAN LENSEN
DE GESCHIEDENIS VAN JAN EN ALLEMAN?
Geert Mak over de familie Six
JÃœRGEN PIETERS
131
BETROKKEN, MA AR ZONDER BLINDHEID
De biografie van uitgever Rob van Gennep
CYRILLE OFFERMANS
134
OP ZOEK NA AR DE SCHAT DIE TROOST HEET
Twee romans van Bart Koubaa
X AV IER ROELEN S
136
DE IDEOLOGIE VAN GRENSL ANDEN
Olivier Boehme over Europa
M AT H I J S S A N D E R S
138
VERVREEMDING ALS TOENADERING
Yucca van Peter Terrin
140
131
CIN WINDEY
OF HET LICHT UIT MOCHT, ALSJEBLIEFT
Drie dichtbundels van Mischa Andriessen
MAARTEN BUSER
5
BOEKEN
143
WEINIG REDEN TOT NOSTALGIE
De gouden jaren van Vrij Nederland
ROB HARTMANS
146
EEN SOLDA AT ACHTER EEN SCHRIJFMACHINE
De tolk van Java van Alfred Birney
148
JA A P GR AV E
DE PASSIE VAN EEN GEDREVEN POLITICA
De memoires van Paula D’Hondt
MARC HOOGHE
150
HERHA AL ME DAT GEEN MENS WEZENLIJK K AN VER ANDEREN
Grond van Idwer de la Parra
152
BRAM LAMBRECHT
EEN ONRUSTIG BOEK
De biografie van Wannes Van de Velde
P AT R I C K V A N D E N H A N E N B E R G
154
EEN CULINAIRE MOEDERROMAN
Het huis van de zalmen van Marc Reugebrink
156
KEN LAMBEETS
GEEN LITER AIRE MEERWA ARDE
Van vogels en mensen van Margriet de Moor
158
G . F. H . R A AT
NA DE MINNE BLIJFT DE HONGER
Orewoet van Emy Koopman
160
158
LISE DELABIE
DE PIROUETTE IS EEN DOELBEWUSTE BEWEGING
Iets in ons boog diep van Jan Lauwereyns
162
SVEN VITSE
MET PATHOS TEGEN HET NEOLIBER ALE MARKTDENKEN
De eeuw van onze kinderen van Rik Pinxten
6
JA A P VA N HEERDEN
164
TONGZOENEN MET DE TA AL
Dimitri Verhulst doet van zich spreken
FRANK HELLEMANS
167
EEN BOEF BLIJFT EEN BOEF
De boeken van Walter van den Berg
SEBA S TIA AN KOR T
170
172
K ABA AL VAN EEN NIEUWE SOORT
De Nederlandse cultuurgeschiedenis volgens Jacqueline Oskamp
EMANUEL OVERBEEKE
172
ALTIJD GOED!
Leren lezen met Deckwitz en Paris
BA R T VA N DER S T R A E T EN
174
EEN OBEES BOEK – DAT MOEST
Geschiedenis van de literatuur in Limburg
M A R I TA M AT H I J S E N
176
PLEIDOOI VOOR HYGIËNE
Het besmettelijke jargon van de manager
LUC DEVOLDERE
178
DOORHEENSLEEPPERIODES
Jasper en zijn knecht van Gerbrand Bakker
180
DA AN CARTENS
SOCIALIST, FL AMINGANT, ACTIVIST EN L ATER COMMUNIST
Een roman over het leven van Jef Van Extergem
LUDO ABICHT
182
DENKEND A AN HOLL AND
René van Stipriaan over nationale botheid
JÜRGEN PIETERS
184
S T E U N & MECE N A AT
192
C OLOFON
178
7
Vlaanderen en Nederland vormen anno 2017 geen lotsgemeenschap. Of ze ooit eenzelfde lotsbestemming kunnen hebben, weet ik niet. Wat ze wel duidelijk vormen, is een belangengemeenschap
8
“ T W I S T M E T ON S , T W I S T M E T ON S , T W I S T N IE T M E T M AT E ”
(Martinus Nijhoff)
Bij de zestigste jaargang van Ons Erfdeel “Taal is niet politiek.” Dat zei een lid van de Eerste Kamer niet lang geleden tegen me in Den Haag. Ze vergiste zich. Taal is altijd politiek, omdat talen in machtsverhoudingen tegenover elkaar staan, en je die verhoudingen moet regelen. Daar weten Vlamingen iets van. Zij vinden dat taal meer is dan een instrument van communicatie. In die taal van ons gaan we met elkaar het gesprek aan, drukken we de wereld uit. “De natie is een voortdurend gesprek”, zei historicus E.H. Kossmann ooit. Het is met de Lage Landen niet anders. Zolang we spreken, leren we elkaar beter kennen, onze wensen en verlangens beter op elkaar afstemmen, onze verschillen uitspreken. Het laatste deel van de prestigieuze Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur verscheen in december 2016. In tien jaar tijd verschenen zeven delen, negen boeken. In 1997 werd het plan opgevat. De Taalunie maakte het mogelijk. We blijven in dit nummer lang stilstaan bij dat grote project, waarschijnlijk het laatste in zijn soort dat in druk verschijnt. Het toeval heeft gewild dat het laatste boek in de reeks gewijd is aan de Zuidelijke Nederlanden in de achttiende eeuw. In 2013 was het boek over de Republiek in de achttiende eeuw al verschenen. Het concept van een geïntegreerde literatuurgeschiedenis is dus juist voor de beschrijving van deze eeuw doorbroken. In die eeuw en al in de zeventiende ontwikkelde zich namelijk in Noord en Zuid traag maar zeker een nationaal bewustzijn. Ze werden elkaars buitenland. Beschouw deze barst in het project – “There is a crack in everything / That’s how the light gets in” (Leonard Cohen) – als een metafoor voor de positie van Vlaanderen en Nederland vandaag. 9
Zestig jaar geleden richtte de Vlaming Jozef Deleu, die toen twintig was, dit blad op. Vanaf nummer twee, dat in december 1957 is verschenen, waren Nederlanders betrokken bij de redactie. In de loop van de jaren zestig ging het blad zich richten op het hele taalgebied, Vlaanderen en Nederland, maar ook op de “warme delen” van het Nederlandse Koninkrijk. Er is in zes decennia veel veranderd, maar die aandacht voor de Lage Landen is gebleven. Over dat deltagebied aan de Noordzee, een strategisch gelegen hub tussen Noord- en Zuid-Europa, wil Ons Erfdeel blijven informeren, opiniëren en reflecteren. Vlaanderen en Nederland vormen anno 2017 geen lotsgemeenschap. Of ze ooit eenzelfde lotsbestemming kunnen hebben, weet ik niet. Wat ze wel duidelijk vormen, is een belangengemeenschap. Alleen al daarom is samenwerking belangrijk waar het kan, waar het nuttig en nodig is. Vlaanderen en Nederland zijn elkaars dichtste buitenland omdat ze dezelfde taal spreken, een gedeelde geschiedenis hebben van aantrekking en afstoting, en meer verstrengeld zijn dan ze wel denken. Ook al kijken Vlamingen niet meer op naar Nederland, ze hebben er belang bij te blijven kijken. Omgekeerd schreef publicist Paul Scheffer in het opiniestuk ‘Europa begint bij de buren’ (2016) zeker te weten “dat ik Vlaanderen nodig heb om na te denken over de onderwerpen die me bezighouden, of het nu gaat over de grenzen binnen Europa, of het wel en wee van de multiculturele samenleving of de betekenis van literatuur voor het collectieve geheugen”. Het is een voldoende reden om in deze jaargang een “Staat van de Unie” op te maken in belangrijke gebieden van de Vlaams-Nederlandse samenwerking. Samen met het Vlaams-Nederlands Huis deBuren organiseren we vier gesprekken waarvan u hier de neerslag zult vinden. U leest alles over het Nederlands in de wereld in dit nummer. Dat we die taal belangrijk vinden, ook buiten ons taalgebied, zal u niet verwonderen. Het gesprek hierover vond plaats bij deBuren in Brussel op 10 november 2016.
10
Over het kranten- en weekbladenlandschap in Noord en Zuid willen we het hebben op 8 februari in het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam en over boeken in de Nottebohmzaal van de Erfgoedbibliotheek in Antwerpen op 31 mei. Het gedrukte en digitale woord, de kwaliteitsvolle journalistiek gaan ons als bladenmakers ter harte. In september buigen we ons dan over de Oude Meesters die we gemeenschappelijk hebben. Als de Lage Landen voor iets bekend zijn in de wereld, dan wel voor hun sterke picturale traditie. Tot slot ben ik blij Tomas Vanheste (1968) te kunnen voorstellen als de nieuwe Nederlandse adjunct-hoofdredacteur van alle publicaties van Ons Erfdeel vzw en dus ook van dit blad. Hij volgt Frits Niessen op, die eind 2016 afscheid nam. Tomas Vanheste studeerde een combinatie van toegepaste wiskunde en wijsbegeerte en promoveerde bij de vakgroep wetenschapsgeschiedenis aan de Universiteit Twente. Hij werkte als redacteur bij De Bezige Bij, als onderzoeker bij de gemeente Utrecht en als journalist bij Vrij Nederland. Hij is nu journalist bij De Correspondent, waar hij over Europa schrijft. Samen met hem maakt de redactie van Ons Erfdeel zich sterk u een zestigste jaargang aan te bieden die te denken geeft. In een nieuwe vormgeving, op papier en voor het eerst ook volledig digitaal te lezen. Maar vooral met diepgang, nuancering en kritische zin. En laat ons dan twisten met elkaar.
LU C D E V O L D E R E H o o f d r e d a c t e u r
P.S.: Met het vertrek van Frits Niessen verhuist ook de Nederlandse Stichting Ons Erfdeel. U vindt die nu in Den Haag, Smidswater 27, 2514 BW. Telefoonnummer: 070 820 91 15.
11
IEDER V UU R TJ E MOE T W OR DEN A A NG E WA K K E R D Staat van de Unie 1 over Nederlands in de wereld Liefde voor het Nederlands hebben buitenlandse sprekers van de taal zeker, zo bleek op het eerste Ons Erfdeel colloquium ter gelegenheid van het zestigjarige bestaan van het tijdschrift. Maar er zijn voldoende middelen nodig om liefhebbers om te vormen tot promotoren van het Nederlands.
V oor de Indonesische masterstu-
dente Amalia Astari was het de afwijzing van de faculteit rechten. Toen ging ze maar Nederlands studeren in Jakarta. “Wie weet opent deze taal een deur naar een interessant avontuur in de toekomst”, dacht ze destijds. Het bleek aanvankelijk helemaal niet moeilijk – met al die leenwoorden in het Indonesisch, zoals “parkeren” (parkir) en “boontjes” (buncis). Naarmate ze steeds meer Nederlandstalige boeken las, ging ze zich ook meer thuis voelen in de taal. Nadat ze in Nederland was geweest voor een zomercursus wist ze het zeker: in deze taal ligt haar toekomst, te beginnen in 2017 als docent aan de Universitas Indonesia. Voor de Servische hoogleraar en vertaler Jelica Novakovic´ was het de carrière van haar vader. Als dochter van een diplomaat kwam ze, drieëneenhalf jaar oud, in Den Haag terecht. “Nederlands was de eerste vreemde taal waarmee ik in aanraking kwam. En als je vaak van woonplaats en vriendenkring wisselt, heb je behoefte aan continuïteit. Het Nederlands bood me dat. Ik heb altijd mijn best gedaan om contact te houden met de taal en via de taal met de cultuur. Zo heb ik al vroeg leren kijken door een Nederlandstalige bril, wat een meerwaarde gaf aan mijn denkvermogen. Dat is wat taal doet. Iedere taal geeft een andere visie op de werkelijkheid.” Voor de Australische schrijver en vertaler David Colmer was het de mengeling van onvrede met zijn woonplaats en een ontmoeting met een Nederlandse. Het beviel hem niet in Londen, maar omdat hij geen zin had om terug te gaan naar zijn geboorteland trok hij naar Berlijn. Om Duits te leren. Hij vond het immers maar niets dat hij, 26 jaar oud inmiddels, alleen maar Engels kon spreken. “Ik heb in een heel korte tijdsspanne Duits 12
geleerd. Dat was fantastisch. En toen ik een Nederlandse vrouw ontmoette die ook in Berlijn woonde, heb ik er Nederlands bij gedaan. Inmiddels woon ik al vijfentwintig jaar in Amsterdam en kan ik eigenlijk alleen nog Duits lezen.” T O E VA L
Zo is het voor iedere buitenlander toeval geweest dat hij of zij Nederlands ging leren. Maar kan de positie van het Nederlands in de rest van de wereld louter afhangen van toeval? Wie eenmaal de keuze voor de taal heeft gemaakt, moet haar ook optimaal kunnen leren en gebruiken. Ieder vuurtje moet worden aangewakkerd. Zoals David Colmer vertelde: “Ik volgde in 1996, toen ik al werkte als vertaler, de eerste zomercursus literair vertalen, gesponsord door wat nu het Nederlands Letterenfonds heet. Dat was voor mij een enorme stimulans. Bijna alle vertalers uit de generatie na mij hebben diezelfde zomercursus gedaan.” En dan gaat het eigenlijk nog verder. Want hoe succesvol zou Colmer – winnaar van onder meer de Vondel Translation Prize – zijn geweest als de letterenfondsen in Vlaanderen en Nederland geen subsidies beschikbaar stelden aan buitenlandse uitgevers als tegemoetkoming in de vertaalkosten? Wat als er geen Vertalershuizen stonden in Amsterdam en Antwerpen, met respectievelijk vijf en twee plekken, waar vertalers zich kunnen onderdompelen in de Nederlandse taal? Er moet beleid zijn voor het Nederlands in de wereld. Er moeten middelen voor worden vrijgemaakt. En daar moet goed over worden nagedacht. Daarom organiseerde Ons Erfdeel ter gelegenheid van zijn zestigjarige bestaan, samen met het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, een debat over dit belangrijke thema. Deze goed bezochte bijeenkomst – het eerste van vier colloquia over verschillende domeinen van de Vlaams-Nederlandse samenwerking – vond op 10 november 2016 plaats bij deBuren in Brussel. In zijn openingswoord legde Luc Devoldere, hoofdredacteur van alle publicaties van Ons Erfdeel vzw, het belang van een goede zorg voor de taal uit. Talen staan in machts13
verhoudingen tegenover elkaar, stelde hij. Die verhoudingen moet je regelen. “Als talen met elkaar in contact komen, kunnen ze met elkaar in conflict komen. Je neemt niet ongestraft het woord in je eigen taal als je gesprekspartner die taal niet spreekt, laat staan begrijpt. Stel je voor dat je dat in een gesprek blijft doen: verwondering wordt dan onbegrip, onbegrip wordt irritatie, irritatie eindigt met weglopen of op de vuist gaan.” Welke taal is in een dergelijke botsing dominant? Dat is niet automatisch de taal met het grootste aantal sprekers. Ook politieke, economische en culturele macht speelt een rol. En prestige. Maar het belangrijkste element is wellicht het belang dat de sprekers zélf aan hun taal hechten. “Van de zesduizend talen die vandaag op deze planeet worden gesproken, zullen er ongeveer drieduizend verdwijnen deze eeuw. Of een taal blijft bestaan als aparte taal, hangt uiteindelijk af van de taalgebruikers die hun taal de moeite waard moeten blijven vinden om ze in al haar functies te behouden.” In Vlaanderen – dat deel uitmaakt van het meertalige België – wordt dat begrepen, in Nederland niet. Waarom zou de Frankfurter Allgemeine tijdens de Frankfurter Buchmesse van 2016, waar Nederland en Vlaanderen samen gastland waren, anders bevreemd opmerken dat het Engels in het Nederlandse hoger onderwijs wel erg ver oprukt? “Bij sommige literatuurstudies worden zelfs de Nederlandstalige werken niet meer in het origineel maar in het Engels gelezen.” Devoldere: “In Nederland was de staat er eerst, en de natie en de taal ontwikkelden zich binnen de reeds bestaande staat. Aangezien Nederlands er vanzelfsprekend is, speelt het geen belangrijke rol in de Nederlandse zelfbepaling. In Vlaanderen daarentegen was de natie er eerst, en ze was bijna uitsluitend gebaseerd op taal, op een taal waarvoor moest worden gevochten: ‘De tael is gansch het volk.’” Het is dan ook niet voor niets dat Nederland zijn taal niet heeft achtergelaten in zijn kolonie en België wél – al was dat dan de andere officiële taal, het Frans. Die botsing tussen Vlaamse overgevoeligheid en Nederlandse onverschilligheid leidt nog altijd met regelmaat tot wrevel. “Toen Harry Mulisch in 1995 de Prijs der Nederlandse Letteren ontving, deed hij in het koninklijk paleis in Brussel in het bijzijn van de toenmalige koning Albert II nogal laatdunkend over de toekomst van het Nederlands: zijn dochter sprak al meer Engels dan Nederlands, en binnen twee generaties was het gedaan met dat taaltje aan de Noordzee. Hij zei dat uitgerekend in een paleis waar de huistaal nooit het Nederlands is geweest. De aanwezige Vlamingen konden er niet mee lachen.” HARDE CIJFERS
Bijzonder is dat Nederland en Vlaanderen ondanks die verschillende opvattingen over hun taal in 1980 tóch een Taalunie hebben opgericht, memoreerde Devoldere nog maar eens. “Wees blij dat ze bestaat, want vandaag zou ze niet meer opgericht worden.” Welk beleid staat deze instelling voor om het Nederlands in het buitenland vorm te geven? Welke middelen maakt zij daarvoor vrij? Of beter gezegd: wat doet de Taalunie om de beleidsmakers die haar koers uitzetten te overtuigen om beleid te maken en geld beschikbaar te stellen? 14
David Colmer
Daarover sprak waarnemend algemeen secretaris Maya Rispens. Persoonlijke getuigenissen zoals van Astari, Novakovic´ en Colmer zijn niet meer genoeg, legde ze uit. “Wij dachten altijd: dit zijn zulke overtuigende verhalen, daar hebben de ministers wel oren naar. De conclusie moet zijn: dat is niet zo. Dat weerhoudt ons er niet van om ze te blijven vertellen. Testimonials blijven belangrijk – ook van bijvoorbeeld een directeur van Shell die uitlegt dat hij Nederlandstaligen aanneemt omdat die bepaalde vaardigheden Jelica Novakovic´ hebben. Maar we moeten ook andere elementen op tafel leggen om opnieuw de interesse te wekken van de mensen die beslissen.” Die elementen zijn harde cijfers. De Taalunie is daarom een meerwaarde-onderzoek begonnen naar het Nederlands in de wereld. Waar en hoe is het Nederlands aanwezig in het buitenland, zowel in geografisch opzicht als in economische en maatschappelijke sectoren? Welke kwalitatieve en kwantitatieve meerwaarde levert de aanwezigheid van het Nederlands in het buitenland? In economisch opzicht, maar ook cultureel, sociaal of met betrekking tot imago en prestige. En: hoe kunnen de aanwezigheid en de meerwaarde verder opgevolgd en gestuurd worden? Hieruit moet kansen en mogelijkheden worden gedestilleerd. Rispens verklapte meteen de conclusie: Nederlands télt internationaal. “Maar wees gerust: het is wel degelijk de bedoeling dit te onderzoeken, gegevens te verzamelen en een ernstige bewijsvoering op te stellen die beleidsmensen in Nederland en Vlaanderen zal 15
Amalia Astari
Beleidsmakers moeten daar oog voor hebben: het belang van irrationaliteit bij het verspreiden van het Nederlands in de wereld. Je kunt niet alleen centen tellen
overtuigen. Het moet ons bijvoorbeeld de kapstok bieden om aan de minister uit te leggen dat het weliswaar klopt dat Nederlandse bedrijven in het buitenland vaak in het Engels communiceren, maar dat ze nog steeds jonge studenten Nederlands van de schoolbanken plukken omdat ze interculturele inzichten hebben meegekregen die onmisbaar zijn in zakelijk verkeer.” De hoofdschotel van de bijeenkomst was het gesprek van vier Nederlandstaligen uit het buitenland – naast de al genoemde Clairy Polak drie ook de Ierse Annie Fletcher, hoofdconservator van het Van Abbemuseum in Eindhoven – over hun liefde voor het Nederlands. Want dat iedereen op het podium de liefde deelde, dat had Novakovic´ direct gezien. “Dit gesprek wordt één zucht van verliefdheid”, zei ze tegen gespreksleider Clairy Polak. “Ook met mijn studenten begint het vaak met liefde. Beleidsmakers moeten daar oog voor hebben: het belang van irrationaliteit bij het verspreiden van het Nederlands in de wereld. Je kunt niet alleen centen tellen.” Novakovic´ gaf eerlijk toe niet precies te weten waarom jonge Serviërs voor Nederlands kiezen. Uit de jaarlijkse enquête onder beginnende studenten blijkt dat ze vaak positieve stereotypen over Nederland hebben. “Dat komt neer op wat zij verstaan onder onbeperkte vrijheid.” Maar misschien was het wel toeval of het gerucht dat de faculteit zulke leuke feestjes organiseert. “En dan is het aan ons docenten om pragmatisch te zijn en ook te laten zien dat er voor de twintig nieuwe studenten ieder jaar werk is. Als tolk of vertaler of zeg maar: taaldienstverlener.” 16
Met name Colmer bracht zijn liefde voor het Nederlands nuchter naar voren. Hij corrigeert buitenlanders die onze taal een kleine taal noemen. “Het is een middelgrote Europese taal. Er zijn allerlei talen in Europa met maar twee of drie miljoen sprekers. Het Nederlands heeft er bijna 25 miljoen.” En hij laat zich niet verleiden om de taal te vergelijken met het Engels of het Duits – ook al is het zijn werk, zou je kunnen zeggen, om talen te vergelijken. “De schoonheid van een taal ligt in de taal zelf. Buitenlanders zeggen vaak: al die harde g’s, vreselijk. Maar je moet in de taal kijken.” Hij vindt het dan ook een slechte zaak dat het Nederlands in eigen land wordt weggeduwd door het Engels. “Nederlanders zijn niet zo goed in het Engels als ze denken en zeker niet zo goed als ze in het Nederlands zijn. Toen ik voor mijn dochter een middelbare school zocht, zag ik op internet een filmpje van een tweetalige school. Het Engels op dat filmpje was zo bedroevend dat ik ervan overtuigd was dat het Engels van mijn dochter daar alleen maar achteruit gaat. Er is blijkbaar niemand op die school, ook de leraren Engels niet, die dat in de gaten heeft.” Toch zat met Fletcher ook iemand in het panel voor wie het leren van Nederlands instrumenteel is. Zij verhuisde twintig jaar geleden naar dit taalgebied met het idee dat Nederland een kosmopolitisch, multicultureel land is waar zij zich met haar eigen taal prima kan redden. Bovendien zijn niet woorden haar instrument, maar “beelden, kunst, symbolen”. Ze kan de lokale beeldende kunst prima begrijpen zonder kennis van het Nederlands. Net zo goed als ze kan werken met de Russische avant-gardewerken in de collectie van het museum zonder Russisch te spreken. Waarom gaf zij zich dan toch op voor een taalcursus? “Ik miste veel. Ik had maar een heel oppervlakkig beeld van de cultuur en de maatschappij waarin ik leefde.” Het spijtige is alleen dat ze daarbij niet geholpen werd door het land en haar inwoners zelf – hoewel het gebrek aan trots op de eigen taal wel is afgenomen. Het onderwijs dat Fletcher aan kunstacademies geeft, kon ze altijd in het Engels geven. “En als ik op straat als WestEuropese witte vrouw Nederlands probeerde te spreken, lachten ze me uit. Ze lachten echt. Ze vonden mijn accent superschattig, maar vonden het niet nodig om met mij Nederlands te praten. Het kon toch ook in het Engels?” Colmer herkent dat. “Ik had het geluk dat ik zo’n zwaar Duits accent had dat niemand met mij Engels wilde spreken. Maar alle andere Engelstaligen merken dat Nederlanders je niet willen helpen. Als je in Italië drie woorden Italiaans spreekt zeggen ze: ‘o, wat goed’, herhalen ze ieder woord desnoods vijf keer, laten ze met mimiek weten wat het betekent. Je krijgt spontaan taalles. Dat heb je in Nederland bijna nooit.” DUBBELE AMBASSADEURS
En toch is het belangrijk buitenlanders te stimuleren Nederlands te leren. Al was het maar voor de buitenlanders zelf, vindt Novakovic´. “Ik kom uit een land dat vast is blijven zitten in één manier van kijken. Misschien is het een oplossing als we leren dat je op verschillende manieren naar hetzelfde kunt kijken. Misschien gaat er dan een lampje branden en kun je de zaken beter aanpakken. Taal is daarvoor cruciaal, omdat bepaalde waarden van 17
de cultuur van die taal daarin zijn geïncorporeerd. En dan krijg je dankzij het Nederlands contact met twéé culturen: de Nederlandse en de Vlaamse.” Een voorbeeld: “Ik heb Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan vertaald. Een prachtig boek over homoseksualiteit, iets waar men in Servië nog lang niet zo welwillend tegenover staat als in Nederland. Wie dit menselijke verhaal leest, kan daarna toch van mening veranderen over mensen met een andere geaardheid. Dat vind ik heel belangrijk. En dat boek is in het Nederlands ontstaan. Niet in het Engels of Duits, maar in het Nederlands.” Het beleid waarmee Nederland en Vlaanderen de eigen taal stimuleren is goed. Geen van de aanwezigen op het podium kon concrete aanbevelingen doen aan de overheden van beide landen of kritiek uiten op de instellingen die het beleid uitvoeren. Colmer: “Als de Taalunie haar meerwaardeonderzoek doet, zullen de resultaten voor de Nederlandse literatuur in het Engels geweldig zijn. Het niveau van de vertalingen is heel hoog, dankzij de inzet op professionalisering van de letterenfondsen. Ik hoor van Britse uitgevers dat uit het Nederlands vertaalde boeken kunnen concurreren met de rest van het aanbod omdat de teksten niet door het gordijn van een slechte vertaling heen hoeven te schijnen.” Alleen: de bezuinigingen. Hoe moeten buitenlandse neerlandici, vertalers en studenten daarmee omgaan? Dat is een serieuze worsteling. Hoe serieus, bleek uit het verhaal van Astari. “Tijdens mijn vorige stage als assistent van de docent aan de Universitas Indonesia kon ik nog zeggen: leer goed Nederlands, dan kun je een beurs krijgen om naar Nederland of België te gaan. Ook voor mij was dat zeer aantrekkelijk geweest. Maar nu wordt dat verblijf niet meer volledig vergoed. Ik ken een studente: heel slim, maar niet uit een rijke familie. Zij kon het zich niet permitteren om naar Nederland te gaan.” Daar komt nog bij dat verschillende taalstudies in met name Nederland ophouden te bestaan. Indonesisch, slavistiek. Nederland en Vlaanderen worden daardoor pas echt afhankelijk van Indonesiërs en Oost-Europeanen die Nederlands spreken voor het onderlinge contact, nog meer dan mogelijk nu al het geval is. Alleen zij spreken beide talen. “Eigenlijk moeten wij nu een dubbele taak op ons nemen”, zei Novakovic´. “Wij zijn ambassadeurs voor Nederlands in Servië, maar ook ambassadeurs voor Servië in Nederland. En toch worden wij alleen door de Servische overheid betaald. Dat is pas een meerwaarde voor Nederland.” Dan kunnen er nog zo veel mensen door wat voor toeval ook een liefde voor de taal opvatten, bij gebrek aan voldoende financiële steun is het beleid om die liefhebbers om te vormen tot ware promotoren voor het Nederlands onhoudbaar.
18
MAARTEN DESSING
Freelance literair journalist
Foto’s: deBuren