E KE NSTE IN Type
Park S/M
Adres Alberdaweg, Tjamsweer Architect huis
-
Architect park
L.P. Roodbaard
Jaar
1827
Opdrachtgever
W. Alberda van Ekenstein
Uitvoering n.t.o. Betaling n.t.o. Huidige eigenaar
particulier (familie Pels)
Reconstructie
Buro Hollema (1995)
Kadastraal minuutplan 1811 - 1832
Topografische Militaire Kaart 1830 - 1850
Topografische Kaart 1850
Topografische Militaire Kaart 1850 - 1864
Bakker-Weenink (2008) Tekening
voorlopig schetsontwerp, Beeldbank Groningen, 874g
schetsontwerp, Beeldbank Groningen, 676
Literatuur
- Aa, van der, A.J., Het aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden - Boschma, C., e.a., Lucas Pieters Roodbaard, architect van
buitengoederen, 1979
- Delden, van, L., Vogelaar, P., Wandelen rond Groninger borgen, 2004
- Formsa, W.J., Luiitjens-Dijkveld Stol, R.A., Pathuis, A., De Ommerlander
borgen en steenhuizen, 1987 - Mulder-Radetzky, R.L.P., L.P. Roodbaard (1782-1851). Een tuinarchitect met schildersogen, 1999 - Mulder-Radetzky, R.L.P., L.P. Roodbaard. Tuinen van de Friese adel,
1992
- Oldenburger-Ebbers, C.S., ‘De geschiedenis van tuinen, parken en buitenplaatsen in Drenthe’, in: Ons Waardeel, (91/6), 1991
- Oldenburger-Ebbers, C.S., De tuinengids van Nederland. Bezoekers
gids en vademecum voor tuinen en tuinarchitectuur in Nederland,
1989
- Oldenburger-Ebbers, C.S., Backer, A.M., Blok, E., Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur, deel Noord, 1995 - Tromp, H.M.J., Ekenstein bij Appingedam, 1982
Lijst van Afbeeldingen
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_818_14870, 1870-1900
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_818_14876, 1890-1910
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_818_14908, 1875-1900
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_1986_9304, 1968
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_1986_9300, 1964
- Beeldbank Groningen: NL-GnGRA_818_14904
- Mulder-Radetzky, L.P. Roodbaard (1782-1851). Een tuinarchitect met
schildersogen, 1999, p 19, p 53
- Google Streetview Historie Ekenstein is de zeventiende eeuw gesticht door Johan Eeck. Het landgoed is sindsdien in handen van verschillende families geweest. In 1754 werd het landgoed gekocht door Onno Joost Alberda van Nijenstein, die zijn naam veranderde in van Ekenstein. Onder deze familie kwam het landgoed opnieuw tot bloei. Het landgoed werd bovendien weer permanent bewoond, in plaats van alleen in de zomermaanden. Hierdoor waren aanpassingen noodzakelijk. In 1772 werd het huis vergroot. Vijftig jaar later was het landgoed in bezit van Willem Alberda en zijn vrouw Catherina de Wendt. Onder dit echtpaar werden wederom wijzigingen doorgevoerd. Willem Alberda liet in 1827 het huis in zijn geheel vernieuwen. In deze periode werd ook Roodbaard ingeschakeld om de tuin in landschappelijke stijl aan te leggen. Roodbaard legde zowel het gebieed direct om het huis aan, als ook het gebied achter het oude borgterrein. Het oppervlak dat bestemd werd als parkgrond groeide hierdoor ten koste van de nutsgronden. Roodbaard heeft - zoals het nu lijkt - slechts twee opdrachten in Groningen gehad. Het is daarmee de vraag hoe het echtpaar Alberda erop kwam Roodbaard de opdracht te geven.
Voorlopig schetsontwerp
goed in stijve klei willen groeien.
Roodbaard heeft twee ontwerptekeningen gemaakt. De eerste ontwerptekening kan gekarakteriseerd
Het einde van de beek moet met een rij dennen beplant worden, zoals de tekening ook al
worden als een voorlopig schetsontwerp. In deze tekening is nog duidelijk de invloed van de formele
aangeeft. Dit levert als voordeel op dat het einde van de beek hierdoor gemaskeerd wordt.
tuin terug te zien. Ook het vrijgekomen borgterrein is nog als afzonderlijk element herkenbaar, door
Ook hier moet de grond verhoogd en goed gemaakt worden.
de strakke contourlijn. Dit correspondeert met het rechtlijnige gebied direct om het huis, dat met een
D:
De open partij op het groen, onder de opgaande populieren kan het best opgevuld worden
grachtenstelsel begrensd wordt.
met de Lombardijse(?), dit geeft namelijk dadelijk lommer. Het zal hierdoor aangenaam
worden voor een zitplaats
Wat opvalt in de tekening is de hoeveelheid tekst. Aan de linkeronderzijde staan aanwijzingen
E:
Een wandeling over de berg kan van beide zijden worden gestart, aangezien dit in de
opgeschreven die verwijzen naar letters in de tekening. Bovendien staan in de tekening zelf ook
wandeling eenvoudig is ingepast
enkele functionele beschrijvingen van stukken grond.
F:
Open groen onder de bomen met een groep dennen en met groene en witte klaver
G:
Open groen onder wilde kastanjes in de open stukken onder het Bos. Dit geeft veel
Het geheel bestaat uit een slingerend padenstelsel, een groot oppervlak perken die ingevuld zijn
genoegen in het wandelen. Verder de wandeling aan de kanten van de paden beplanten
als moestuin, een slingerende waterpartij, een solitaire treurwilg en dichte bossages en bomenrijen
met opgaande bomen naar eigen keuze
afgewisseld in naald- en loofbomen. Interpretatie voorlopig schetsontwerp In deze tekening speelt de landschappelijke stijl met name een rol langs drie zijden van de aanleg. De stijl wordt hier hoofdzakelijk bereikt door het kronkelige padenstel in combinatie met de bebossing, een aantal perken en de kronkelende waterpartij. Het middendeel van het ontwerp bestaat in feite uit een langgerekt vlak dat in drie delen kan worden onderverdeeld. Het deel met het huis is niet ingevuld, en wordt omgrensd door een grachtenstelsel. Hierop volgt een smalle strook waar de moestuin voor vroege groentes en bloemen is getekend. In dit deel is sprake van een verticale indeling. Dit wordt van het bovenste deel begrensd door een sloot en smalle, rechte groenstroken. In dit bovenste vlak is de grote moestuin getekend. Hier is wel een landschappelijk beeld zichtbaar. De basis wordt gevormd door het padenstelsel dat in een grote lus loopt en in verbinding staat met de parkachtige randen van de aanleg. Binnen deze kronkelige lusvorm is een onderverdeling in perken ontstaan. Teksten voorlopig schetsontwerp A:
Een dicht kreupelbos van door elkaar geplant els, eiken en esdoorn zorgt op de klei voor
goed hakhout. Berk is hier niet aan te raden.
B.
Een los waterdeel waarvan de verdwijnende beek overgaat in een sloot die bij de
moestuinen eindigt. In dit deel kan de beek een bruggetje hebben met paaltje met kettingen
of touwen. De glooiingen of wallen van dit waterdeel moeten zeer vlak geglooid worden.
Wanneer de glooiingen klaar zijn moeten ze - zoveel waar mogelijk is - bezaaid worden
met witte klaver. Dit resulteert in de mooiste gazons.
C.:
Hier zou een groep fijne dennen goed staan. De grond moet hiervoor goed omgewoeld
worden en met de beste zachte klei een voet verhoogd worden, omdat de dennen niet Voorlopig schetsontwerp
Schetsontwerp Deze tekening kan eveneens gekarakteriseerd worden als schetsontwerp. In dit geval gaat het waarschijnlijk om het definitieve ontwerp. Ten opzichte van het eerste schetsontwerp valt een aantal verschillen op. Het middengebied is niet langer leeg, maar opgevuld met paden, perken en open groene ruimtes. Een ander groot verschil is de tekenstijl en de mate van detaillering. In het eerste ontwerp zijn bomen afzonderlijk allemaal herkenbaar. In dit ontwerp kunnen we slechts op enkele plekken nog dennen herkennen, de vele andere bomen worden met behulp van tekens weergegeven. Hierdoor heeft de tekening een ander karakter gekregen. Interpretatie schetsontwerp De landschappelijke stijl speelt in dit hele ontwerp een belangrijke rol. Het lege en rechtlijnige middendeel is verruild voor een kronkelig stelsel van paden, waterpartijen en perken. Het hele ontwerp bestaat nu in feite uit twee delen die met elkaar in verbinding staan door de omgevormde grachten. Het terrein dat direct om het huis ligt, heeft een kleinschalig landschappelijk karakter gekregen. Hier hebben de perken en de paden ten opzichte tot het geheel een afwijkende maatvoering. Met name aan de rechterzijde van het huis vormen de perken de structuurbepalende elementen. Het vergraven grachtenstelsel heeft hier een sterke relatie met het huis. Dit wordt benadrukt door de nieuw gevormde zijarm, die ervoor zorgt dat direct uit het huis het water kan worden ervaren. Het vergraven grachtenstelsel zorgt tevens voor de verbinding met het tweede deel van de aanleg. Hier is de opbouw van de eerste ontwerpschets nog zichtbaar in de randen en het middenterrein. Toch is ook dit duidelijker een geheel geworden. Dit komt allereerst door het dubbele padenstelsel dat in verbinding staat met de paden in de moestuin. De paden hebben allemaal afzonderlijk een langgerekte vorm gekregen. De vergraven gracht zorgt eveneens voor deze verbinding. De kleine perken hebben in plaats van een grillige vorm, een vloeiende lijn gekregen. Opvallend is dat de moestuin ten opzichte van de eerste ontwerpschets gespiegeld getekend is. Bovendien is de contourlijn van de moestuin gedeeltelijk afgerond. Gezien de opbouw van het geheel, met een belangrijke esthetische (parkachtige) invulling van de flanken en middendeel waarin nut en esthetiek worden gecombineerd, is er geen sprake van een duidelijke middenas. In dit ontwerp gaat het om de wisselwerking tussen de flanken, waarvan het karakter wordt doorgevoerd in het terrein om het huis, en de gecentreerd gelegen moestuin.
Schetsontwerp
Interpretatie uiteindelijke ontwerp (III) De tweede ontwerptekening is niet eenvoudig te lezen, omdat hier nog enige wijzigingen in aangebracht zijn. Met potlood heeft Roodbaard na de voltooiing van zijn tekening nog veranderingen doorgevoerd. Waarschijnlijk beginnen deze wijzigingen bij de oriëntatie van het huis, deze is gewijzigd van een verticale naar een horizontale oriëntatie. Hierdoor is het directe contact met het water (door de zijarm) verloren gegaan. Het is goed mogelijk dat Roodbaard om deze reden een nieuwe grote waterpartij getekend heeft, die dwars door het complex van moestuinen voert. Met deze aanpassing heeft hij ervoor gezorgd dat vanuit het huis vrij zicht op de waterpartij gehandhaafd is. Bovendien is het ontwerp in zijn geheel nog sterker een eenheid geworden. De aanleg is met deze aanpassing uitgevoerd, zoals blijkt op historische foto’s. Beplanting In de tekst bij de eerste tekening staan diverse planten en bomen aangegeven, zoals: een dicht kreupelbos van els, eiken en esdoorn; groene en witte; fijnen dennen; populieren; wilde kastanjes; beuken en wilgen. In beide tekeningen wordt ook de moestuin weergegeven, waarin diverse vruchten en groenten staan aangegeven zoals: asperges, aalbessen en pruimen, bloeijerie (bloemen), druif en vruchten. Behalve dat er in deze tekening namen worden genoemd van bomen en planten, worden ook aanwijzingen gegeven die betrekking hebben op de plek waar bomen en planten geplaatst moeten worden en welke functie ze hebben (of moeten krijgen). Zo moeten de glooiingen die langs de vijverpartijen ontstaan beplant worden met witte (en eventueel groene) klaver. Dit resulteert in de ‘mooiste gazons’. Op de eerste tekening staat verder beschreven dat aan het einde van de beek een rij dennen geplant moet worden, die het einde van de beek kunnen maskeren. Om ervoor te zorgen dat de dennen het op deze gronden - vol stijve klei - gaan redden, moet de grond voor het planten goed omgewoeld worden en met een hele voet zachte klei worden opgehoogd. Ook de beplanting bij de wandeling is tot in detail uitgedacht. De wandeling kan door dicht beboste gronden gaan. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het genoegen van open stukken. Op plekken langs deze wandeling moeten daarom open plekken worden gecreëerd, waar af en toe solitaire lommerlijke bomen worden geplant met daaronder een zitplaats. In beide tekeningen is ook goed te zien wat de betekenis van de bomenrijen voor het geheel is. Langs elk pad en elke perk is in ieder geval aan een zijde een bomenrij ingetekend. Dit benadrukt de langgerekte kronkelige vormen. Dat de bomenrijen niet voorkomen langs de binnenzijde van perken met open groen is wederom een ontwerpmethode. Hierdoor wordt namelijk de openheid benadrukt en ontstaat er een spel van open en gesloten, licht en donker.