Peter Velle
Fifty Shades Brown
of
FOTO’S: © PETER VELLE
Ons hele nest is zwaar fan van Game of Thrones. Een wekelijkse appetijtelijke hap intriges, geweld en vozen in het woeste landschap van het fictieve werelddeel Westeros. Het Schotse en veel kleinere Wester Ross hoeft niet onder te doen voor zijn bijna-naamgenoot uit de serie. Pijn is er zonder meer fijn. Op stap door vijftig tinten bruin. Vanuit de haven van Hull is het over Inverness nog zo’n 10 uur rijden naar Kinlochewe. In de schemering glijden we door Glen Torridon het nationaal natuurreservaat van Beinn Eighe binnen. De zorgvuldig uitgekozen brok reisliteratuur, What Lies Between van Charlena Miller, heb ik ondertussen half uit. Rechts van ons ligt een langgerekt kamvormig massief. Links enkele prachtige meren, wat heuvels en grazende hertensteaks. Vanuit de minibus wordt goedkeurend naar buiten geloerd. De ovens in de keuken van de jeugdherberg worden meteen aangezet voor de thuis klaargemaakte cassoulet met gekonfijte eendenbouten en hammetjes. Er wordt een fles wijn ontkurkt en lokaal bier ge proefd. Op het keukeneiland staat een gemberlimoen chocoladetaart klaar. Iemand schreef met kleurige viltstiften op een briefje de aan beveling om het gebak vooral te proeven. We lappen er nog pudding met speculoos bij. Wat overblijft vindt vlot zijn weg naar de staff van de jeugdherberg en we zijn meteen de populaire jongens van de klas.
Dinosauruskoeken De volgende morgen treffen we Arjen, de Nederlandse teamleider van de lokale bergreddingsdienst. Het Torridon Mountain Rescue Team heeft in de jeugdherberg haar hoofdkwartier en traint er elke
36
REISKRANT
zondagmorgen. We overlopen de routes nog een keer, sjorren de rugzakken op en beginnen de tocht langs Loch Torridon. Naast de weg staat een klein monument voor Duncan Darroch, de eigenaar van het landgoed die in 1910 in het nabijgelegen Torridon House overleed. Honderd mannen uit de streek droegen, op hun eigen uitdrukkelijke verzoek, de kist met het dode lichaam van de geliefde Darroch van het huis naar deze plaats, vanwaar het naar de familiale begraafplaats in Goudrock bij Glasgow gebracht werd. Aan de brug over de kloof met een onstuimig dansende Abhainn Coire Mhic Nobuil wandelen we het gletsjerdal in. Links ligt Beinn Alligin, het wit bepoederde en gewillige Juweel van Torridon. In de berg gaapt een diepe spleet, gekend als Eag Dhubh na hEigheachd, de ‘diepe kloof van het gehuil’. De legende gaat dat een schaapherder die de kloof introk om de oorsprong van het gehuil te zoeken, nooit teruggevonden werd. Rechts zien we tussen laaghangende wolken Liathach, de hoogste en onhandelbaarste van de Torridonpieken. De rotsen langs het pad zijn bedekt met kleine lappendekens van korstmossen. Het zijn prachtige blinde land en zeekaarten, een samenspel van algen en schimmels. Beiden kunnen niet zonder elkaar. De schimmel groeit op de algen, die suikeralcohol voor de schimmel aanmaakt. De schimmels helpen de algen bij het opnemen van mineralen en beschermen ze tegen intensief zonlicht. Een verstandshuwelijk in een ruige buurt.
Wanneer we op het einde van het dal de westelijke flank van Sail Mhor (grote hiel) opklimmen krijgen we het dieper gelegen, uitgestrekte prehistorische landschap achter Beinn Dearg te zien. Groots en onvatbaar in zijn verlatenheid. Met niet eens zoveel verbeelding zie je de dino’s zo krijsend door de lucht vliegen. Sommige hopen rots lijken ook verdacht vers, maar blijken bij nader onderzoek echt gewoon rots te zijn.
door de sneeuw op ruw terrein, zonder hulp van helikopters of voertuigen. Aan de voet van de Triple Buttress vonden ze enkel brokstukken. Het nodige materiaal om in sneeuw en ijs de plaats van de crash te bereiken was niet voorhanden. Pas twee weken later slaagden de mannen, allemaal kennissen van de bemanning, erin vier van de acht lichamen van de twintigers terug te vinden. Het zou nog tot 28 augustus duren voor alle slachtoffers met hulp van pony’s konden worden geborgen.
De tragedie van de Triple Buttress
De bijstand van streekbewoners, die eerst afgewezen werd, leidde tot de oprichting van het lokale bergreddingsteam dat vandaag nog actief is. In een rotsspleet zit nog een van de verwrongen propellers vast die door klimmers in Fuselage Gully gebruikt wordt als ankerpunt. In 2009 redde de propeller het leven van twee vallende klimmers toen ze tijdens een lawine aan het brokstuk bleven haperen...
We gaan de hoek om en banen ons een weg over stromen en water vallen. Een hevige mist komt opzetten. Iemand fluistert hees “There can only be one.”. We horen het gekletter van de zwaardvechtende Connor en Ramirez uit Highlander. Sean Connery en Christopher Lambert werden hier in 1985 met een helikopter gedropt om de zwaardtrainingscène voor de film op te nemen. Loch Coire Mhic Fhearchair trekt langzaam haar witte zijden kleed uit en kijkt ons kil aan. Het water is glashelder groenblauw, maar doods. Het is de bedoeling om ergens aan de oevers kamp te maken, maar er is werkelijk geen plek te vinden waar het water niet naar beneden gutst of waar we niet in de zompige grond wegzakken. Pas wanneer de mist helemaal optrekt zien we het komvormige gletsjerdal waar we ons in bevinden in zijn volle omvang. Het is een van de meest monumentale corries van Schotland. Op het einde ervan rijst de Triple Buttress als een gigantisch kerkorgel in een nog grotere kathedraal de hoogte in. Aan de voet, net voorbij het gletsjermeer, vinden we een droge plaats om de tenten op te slaan. In het riviertje dat het meer voedt ligt een stuk verhakkeld aluminium. Vanaf het kamp zien we een glimp van een kolossaal wiel. We klimmen over besneeuwde rotsen naar boven. Overal liggen brokstukken, twee stevige rubberen wielen, Rolls Royce-motorblokken, stukken van de vleugels, een propeller met een gedenkplaatje aangeschroefd en wat zijden poppies errond... We gaan er stil zitten.
We maken wat te eten en kruipen voor acht uur in de slaapzakken. ‘s Nachts sluip ik even in mijn ijskoude schoenen voor een plasje. Alleen in het donker in een reusachtig keteldal staan waarvan je de rotswanden bijna niet kunt zien geeft een bizar effect.
The Rise... Na de ontbijtpap en een korte scan van de route vatten we met volle bepakking in relatief helder weer de klim naar de top aan. De route staat er om bekend moeilijk begaanbaar te zijn door een massa losse keien, waarbij je voor elke twee stappen vooruit er een terug naar beneden zakt. Af en toe wordt geroepen wanneer grote stukken naar beneden rollen en we houden wat afstand van elkaar. Op de plekken waar de sneeuw nog niet verdween klimmen we wat vlotter. De indrukwekkend steile Triple Buttress blijft rechts van ons. We horen het doffe geklepper van een helikopter. Het toestel verschijnt boven de top en blijft een half uur de besneeuwde berg verkennen. We gooien op een punt waar we later zullen terugkeren de rugzakken af, nemen een reep en klimmen elk op eigen tempo verder naar de top van Ruadh stac Mhor, de roodgrijze, kale en hoogste uitloper van het massief. Dit is voor een paar van ons de eerste officiële ‘Munro’, één van de 284 Schotse toppen van minstens 3000 voet of 914,4 meter. We bereiken het hoofd op de brede rode bult in de mist. Het lijkt ons niet makkelijk te vatten, maar op de Celtman! Extreme Scottisch Triathlon staan hier checkpoints, tenten en cameraploegen die met de helikopter gedropt worden. Een sneeuwgorsje vliegt heel sierlijk een paar meter boven ons.
Op 14 maart 1951 vloog hier een Lancaster bommenwerper tegen de Triple Buttress. Het gebeurde om 2 uur ‘s nachts, een half uur voor het toestel na een trainingsvlucht op Cape Wrath en de Faroër ging landen in Kinloss. Pikdonker. Een strakke noordenwind. IJselijk weer waarin navigeren bijna onmogelijk was. Het toestel raakte Beinn Eighe vijftien meter onder de top en spatte uit mekaar. Op dat moment keek een jongen in Torridon uit zijn slaapkamerraam. Boven de bergen zag hij een rode lichtflits, maar vergat dat snel. Drie dagen lang werd niks van de bemanning vernomen. Krantenkoppen deden bij het kereltje een belletje rinkelen en de plaatselijke postbode werd verwittigd. Een verkenningsvliegtuig kon het wrak lokaliseren. Militairen met wat klimervaring reisden vanuit Kinloss af naar Kinlochewe. Vanuit het Noorden raakte de groep moeizaam tot in Coire Mhic Fhearchair, vijftien kilometer
... and Fall We keren terug om de rugzakken op te pikken en stappen verder naar het plateau van Coinneach Mhor waar het bij helder weer fantastisch slapen moet zijn. We doen een Lion Kingske voor de foto. Over een behoorlijk smalle richel klauteren we naar de top van Beinn Eighe waar we in een sneeuwbui terechtkomen. Wat verderop loopt een pad naar beneden. Alleen is de route door de sneeuw en mist niet echt te zien. Onder een drie meter brede witte deken ligt een passage met gras. Ik besluit me de paar meter over de sneeuw zonder ijspikkel op mijn achterwerk naar beneden te laten glijden. Snel. Het gras op de helling blijkt nog gladder dan de sneeuw. Nog sneller. Er wordt geroepen en gevloekt. Ik hoor
REISKRANT
37
helemaal niks. Pas na 20 meter slaag ik er in me om te draaien op mijn buik en net voor een rotsig stuk te stoppen. Mijn jas en broek zijn gescheurd. Mijn cool plots ook. Ik blijf een paar minuten in koud zweet liggen om te bekomen. “Dat was zonder enige twijfel het dómste wat ik je ooit zag doen” krijg ik te horen wanneer we elkaar terugvinden. Mijn nieuwe blinkende rode ijspikkel diende vooral om wc-putten te graven en wordt ‘s avonds officieel herdoopt als de ‘shite-axe’. Op slappe benen zoeken we een goeie route tot we op makkelijker begaanbaar terrein komen. We dalen duizend meter tot aan de weg. Onderweg passeren we een prachtige waterval. De intensiteit van het groen van het mos geeft een schitterend contrast met de grijsbruine omgeving. Aan de weg neemt Buurman de eerste lift om het busje op te halen. Er wordt geklonken. De slok whisky uit de heupfles is meer dan welkom.
De ellebogen van de duivel De voorbije twee dagen waren best wel heftig. Een van de jongens moet naar de dokter met een keelontsteking en we besluiten de volgende dag een busritje onder Loch Torridon door te maken en het schiereiland Applecross te verkennen. De naam bijt als een krokant stuk fruit, maar daar heeft het volstrekt niks mee te maken. Frisgroen is het hier nu ook niet echt. Dit is het grote bruinzwarte Niets. We zien een fietser. Des, een fietsende collega uit de jeugdherberg! Wanneer we hem passeren brullen we door de open ramen uitgelaten “Go Go Go! Pure Dead Brilliant!”. Dat had hij ons de avond voordien mooi geleerd.
38
Het wordt geen plezierritje. Bij helder weer is het hier fantastisch, maar in de mist is het er doodeng rijden. Op de weg kunnen amper drie schapen naast elkaar stappen en is het uitkijken voor tegenliggers. Nick Cave en Agnes Obel spelen gewillig mee in het intens donkere drama. Iedereen in de auto wordt er behoorlijk stil van. We denken aan de arme Des die dit straks met de fiets in de kou en dikke soep moet afhaspelen.
Een Publiek Geheim
Bealach na Bà (‘Pas van het vee’) ligt op een weg die het gebied helemaal doorkruist. Bij Tornapress duidt een druk bestickerd bord het begin van de oude veedrijversweg aan. Beginnende chauffeurs worden afgeraden om verder te rijden. Het lijkt een echte alpenweg, razend steil met flink wat haarspeldbochten: de Devil’s elbows.
Aan de monding van de River Applecross wordt de kustlijn terug zichtbaar. Wat toeristen met kinderen stappen door de brede baai. In de lente van 2008 streken tv-maker en marinebioloog Monty Halls en zijn viervoeter Reuben wat verderop neer in Sand Bay. Halls wordt gezien als de opvolger van Richard Attenborough, maar dan in de Action Man-uitvoering. Zes maanden lang werden ze door BBC2 gevolgd tijdens een Great Escape, waarbij Halls een oude stenen hut renoveerde en als ‘crofter’ probeerde te overleven van wat visvangst en kleinschalige landbouw.
Dit is de derde hoogste weg van Schotland, vereeuwigd in 777 Go Pro-filmpjes op YouTube. De lancering van de North Coast 500-route in 2015, zorgt er voor een forse toevloed van toeristen. De 500 mijl (805 kilometer) lange route laat van en terug naar Inverness fietsers, auto- of mototoeristen de mooiste kusten van de noordelijke Highlands en plaatsen als Ullapool, Durness, John O’Groats, Dornoch zien. De NC500 is zo’n beetje het Schotse antwoord op de Amerikaanse Route 66, maar nu al wordt door sommigen gegromd over een te groot aantal toeristen, evenementen en kapotgereden stukken wegdek.
Sand Bay ligt er vandaag donkerrood en somber bij. Er is een oude archeologische site waar 10.000 jaar geleden al bewoning was. Op het strand liggen grote zeesterren en schelpen. Beachcomber Cottage lijkt helemaal verlaten en het is niet duidelijk wat er nu mee gebeurt. In contrast met het tijdelijk eenvoudige bestaan van Halls, ligt vlakbij een hypermodern en ook wel een beetje geheimzinnig testcentrum voor onderzeeërs. Een Coastguard met helm en lamp op het hoofd waarschuwt ons niet te ver over de rotsen in het water te stappen en verklapt ons het hele verhaal. Tussen dit stuk Schotse vasteland en de eilanden Raasay en Rona ligt de Inner Sound: een strook water
REISKRANT
betaald. De nieuwe inwoners kregen er een goeie vaste prijs voor hun vis, tolvrij zout, wat land om te bewerken en een nieuwe weg om Shieldaig te verbinden met Kishorn en Lochcarron. Op het kleine markante eiland in de baai werden dennenbomen aangeplant om gebruikt te worden op de oorlogsschepen. Nu huizen er zeearenden en ander bijzonder gevogelte. Na de verbanning van Napoleon naar Elba werd de basis een rustig vissersdorpje. Tot ook hier de Clearances de zaak schoonveegden en er plaats moest geruimd worden voor schapenteelt en hertenjacht. Vandaag wonen er amper 90 mensen, maar toch heeft het dorp een kerk, een lagere school, een winkel en een leuk café. Op het strandje liggen onder het wier een massa kreukeltjes. Die gaan ‘s avonds met een court-bouillon de pot in als aperitiefhap. Een grijze zeehond zwemt nieuwsgierig heen en weer. Platte keien vragen om een wedstrijd keilen op het water. van bijna drie kilometer lang en vierhonderd meter breed. Dit zijn de donkerste Britse territoriale wateren, meer dan 300 meter diep. Het is de enigste plek in Schotland waar duikboten op volle snelheid kunnen getest worden en af en toe wat geschoten wordt. Voorbij de eilanden is de Trotternish Ridge op Skye te zien. Wanneer we wegrijden zien we nog net een zwarte onderzeeër wegduiken. Langs de kant van de weg staat een kudde Highlandrunderen. Met hun lange haar en vervaarlijk scherpe hoornen zien ze er indrukwekkend uit, maar ze zijn gekend als behoorlijk zacht van aard. Ik geef een van de harige monsters een stevige rugmassage en ze lijkt het best wel fijn te vinden. In ruil lepelt ze mijn ogen er niet uit. Ardheslaig en andere gehuchten zijn oorden waar we onszelf zo aan de slag zien gaan als vissers.
Het trainingspak voor de broek van Napoleon Langs een kleine afslag rijden we Shieldaig binnen. Ben Shieldaig ligt als een vijfhonderd meter hoge hoop van een mol die je niet tegen het lijf wil lopen in de achtertuin van het dorp. De huizen liggen er met de voeten in het water tegenaan genesteld. We stappen uit aan een oud stenen piertje. De geur van blaaswier dat bij eb bloot komt te liggen is altijd thuiskomen. Altijd. Ik haal diepe teugen zilte lucht op en loop kinderlijk blij over de glibberige rotsen naar beneden. Het gezelschap gniffelt. Op de keien ligt een vlot dat door een paar andere kinderen in mekaar geknutseld werd. Shieldaig, ‘Haringbaai’ in het oud-Noors, ontstond in 1800, als trainingsbasis voor marinesoldaten die zouden ingezet worden in de strijd tegen Napoleon. Scheepstimmermannen werden er dik
We duiken de Shieldaig Bar and Coastal Kitchen in. Op de toog staat een bokaal met gepekelde hardgekookte eieren. Op de schoorsteen ligt een album met foto’s van álle locals. Binnenkort komt vanuit het Limburgse Bocholt een lading Belgische ‘Heverlee’-pils toe, weten ze ons te vertellen. “Because it’s cheap.” Het biertje blijkt in zowat vierduizend pubs in Schotland een bescheiden succes te zijn. Wij kappen een kloek glas An Teallach, wat verderop gebrouwen bij Loch Broom, naar binnen. Een langoustinevisser drinkt er een mee. Op een goeie dag haalt ie op de traditionele manier, met kooien die hij in het water laat zakken, tot honderd kilo langoustines naar boven. Een lieve oude man komt met beide handen gespreid op het tafelblad bij ons staan. John is gepensioneerd opticien en herstelde vandaag al twee brillen. “Ik heb een Belgisch kanon in mijn tuin staan. Ik woon wat verderop aan het water, kom straks als je wegrijdt maar een keertje kijken.” Het verhaal klinkt heerlijk en we slaan het aanbod niet af.
In het hol van de draak We slaan in het lokale Smokehouse nog een struise gerookte zalm en een potje dillemosterd in en gaan op zoek naar het huis aan de waterkant. Bij een grote lariks zien we het kanon staan. John komt meteen uitgelaten naar buiten en is blij ons te zien. We gaan rond zijn kanon staan: een klein ding dat op zee gericht staat. Ooit streek in Shieldaig een gepensioneerde Belgische diplomaat neer. Zijn dame, Claire, ook uit België, is er 92 en rijdt er nu nog rond in een blitse Minicooper. De man viste het kanon ooit op langs de Congo-rivier. Na zijn dood erfde John het geschut en plaatste het onder de boom, gericht op Shieldaig Bay om, mocht Napoleon alsnog opduiken, hem een pak voor de broek te geven. We worden
REISKRANT
39
uitgenodigd om binnen te komen en kennis te maken met zijn dame, “also known as The Dragon” monkelt hij. “Toast in de morgen zonder broodrooster.” Jill onthaalt ons warm en hartelijk. Het is er piepklein. Rook. Zelfgerold. Het ruikt naar Pepé en Memé. We gaan zitten waar we kunnen. Op de tafel staat een potig Hoegaardenglas. “Mijn glas. Niemand anders mag hier uit drinken.”. We weten nu al wat we hem zullen opsturen zodra we thuis zijn. Er worden kleinere glazen uitgehaald. Gevuld met whisky. Geklonken. En nog eens. Aan de muur hangt een grijs portret van zijn ondertussen overleden beste vriend met een al even dode haas. Er wordt gepraat over met je auto tegen plots opduiken de herten aanknallen (“noseethums”), hier ouder worden. Over hoe iedereen hier iedereen helpt. “We leven hier ver van alles. Maar dicht bij elkaar.” Over wanneer het echt niet meer zou gaan. Eutha nasie in Zwitserland. Twee poppies liggen voor het venster. We vragen waarom. Jill vertelt over haar grootoom en oom, de ene gesneuveld in de Eerste Wereld oorlog aan de Somme, de andere in de Tweede in de Middellandse zee. Elk jaar gooit ze met kerstdag twee poppies voor het huis in zee. Hun pleegdochter overleed twee weken geleden. Ze kijkt weg en huilt. Wij ook een beetje. Of net niet. Bij het afscheid toont John ons nog fier een prachtig gegraveerde sabel, een geweer van het Indisch koloniaal leger en het nest van de roodborstjes die in
40
REISKRANT
zijn schuurtje huizen. We beloven hem wat opzoekingen te doen over zijn schiettuig en vertrekken met het gevoel iets bijzonders meegemaakt te hebben.
Gered van Liathach Wanneer we terugkeren aan de jeugdherberg blijkt het voertuig van de bergreddingsdienst de deur uit. Wat later horen we de helikopter van de Coastguard en rijden de witte Landrover en een politiewagen de laan op. De gigantische Sikorsky landt op een veldje en spuwt twee bemanningsleden in oranje overalls en drie verkleumde tieners met rugzakken en oorbeschermers uit. Bij een kop hete thee worden ze ondervraagd. Op Liathach kwamen ze zonder gps of goed navigatiemateriaal hele maal vast te zitten, belden hun vrienden in Kinlochewe die op hun beurt politie en de reddingsdiensten alarmeerden. Met behulp van het team van Arjen werden ze naar een punt op de berg geloodst waar de helikopter ze kon winchen en veilig naar beneden brengen. Voor ze naar hun kampplaats gebracht worden krijgen ze nog een flinke bolwassing van Arjen. Kostprijs van de heli voor het uitstapje: 13.000 euro, maar in Schotland hoef je voor je redding niet te beta len. Wij krijgen nog een rondleiding in het kantoor van het team en gaan met ze aan de aperitief en de sterke verhalen.
De bad-ass van de week Van aan een meertje aan Ling Hut vertrekken we terug richting Coire Fionnaraich. Het regent afwisselend water en ijs. Het lichten kleurenspel door de afwisselende bewolking, regen en zon is adembenemend. Hogerop liggen grote plakken verweerd olifanten vel. Het gaat een stuk padloos over rivieren en een rotsveld tot we in Coire Fionnaraich komen, een lang dal. Je hoort de gletsjer die er ooit lag nog schuren en knarsen. Bijna op het einde staat de bothy waar we willen overnachten. Op de lagere stukken is het pad helemaal overspoeld en na een tijd doen we zelfs geen moeite meer om droge stukken op te zoeken. Aan onze linkerkant duikt een grote rechtopstaande witte steen op. Het is geen menhir. Fionn Mac Cumhaill (Finn McCool voor de vrienden) was een drie meter grote blonde Ierse bad-ass. Het Isle of Man bestaat enkel en alleen doordat Fionn tijdens een rel een stuk van Ierland afbrak om dat naar het hoofd van een tegenstander te slingeren. Ook de Giants Causeway, de rotsformatie met basaltzuilen aan de Ierse noordoostkust staat op het cv van de aannemer van alle werken. Op een dag maakte de reus vanuit Ierland de oversteek naar Schotland om weer iemand een pandoering te geven. Omdat er niemand in de buurt was om zijn honden Bran en Sceolang in bedwang te houden bond hij ze met de leiband aan de steen vast. Finn didn’t give a shite. De Clach nan Con-fionn heeft dan misschien ook niet toevallig iets weg van een voor eeuwig uitgestoken middenvinger.
Night in a Bothy In de gietende regen en op de vlucht voor McCool en zijn keffers rennen we de stenen bothy, een oud jachtverblijf, binnen. Het moet een lange geschiedenis hebben, want zelfs de helling achter het huis draagt op de kaart de naam Leathaid an aon bhothain, de helling van het ene huisje. Binnen hangt een oud portret uit 1913 van de huisbewaarder. Wat achtervolgers zwemmen er ook binnen om te drogen. We installeren het slaapgerief op de bovenverdieping en gaan een flinke voorraad water scheppen in de rivier. We brachten
elk een blok hout mee om de primitieve kachel aan te stoken. Het wordt er snel warmer, maar drogen wordt moeilijk. Het eten wordt weer uit zakken geserveerd en heel snel duiken we de dooieeendenjas in. ‘s Nachts wordt gesnurkt, gevloekt en omwille van dat eerste verhuisd naar een ander deel van de zolder. ‘s Morgens om 7.30 uur vliegen na het ontbijt drie doornatte wandelaars à la Française en helemaal op speed binnen. Belgen uit Nijvel. Ze haspelden gisteren vijftig en vandaag veertig kilometer af. Leiden we af uit hun geratel. Ze eten een appel en zijn weer weg voor we het goed en wel beseffen. We voelen ons weer helemaal lid van de mietjesclub. Om het goed te maken klimmen we in record tempo een pas over. Dit is een ideaal speelterrein voor wie hier op korte tijd wat lagere toppen op zak wil steken. Rechts stijgt een pad in potdichte mist naar de top van Maol Cheandearg, kaal rood hoofd in Gaelic. Voor ons ligt An Ruadh Stac, ook iets roods. Liefhebbers kunnen hier dus op een kluitje een Munro (+ 914 meter), een Marylin (+ 150 meter), een Graham (+ 610 meter) en een Corbett (+ 762 meter) beklimmen. Peak- en Munrobagging zijn in Schotland een echte sport, waarbij elke beklommen piek van je lijst afgestreept wordt. Verboden te lachen met wie terechtkomt op de officiële lijst van Compleatists. En daarna opnieuw begint voor a second round... Op een keienstrandje aan Loch an Eoin gaan Buurman en ik in de regen liggen en drinken we melk uit een kokosnoot. Hallucineren. We stoppen nog wat loodzware roodbruine zandstenen in de rugzak als souvenir. De rotsformaties van het Torridonian, en dus ook de stenen die we meeslepen, zijn 1000 miljoen jaar oud, van de oudste ter wereld. Met het grijze en de helft jongere kwartsiet op de pieken als de sprinkles on top. Bijna op het einde van de tocht krijgen we van bovenaf een schitterend zicht op het hoofd van Upper Loch Torridon, waar schapen grazen op met donkere getijdengeulen dooraderde groene grasbanken. Het mag een wonder heten dat de beesten niet omvervallen van de geur die we met ons meedragen. De serveerster van de Torridon Inn doet dat ook niet en zelfs zwaar meurend naar zweet en met modderige bottines zijn we er meer dan welkom voor een sandwich en een glas bier.
REISKRANT
41
De Hairy Baker van Diabaig Ik wil absoluut nog naar Lower Diabaig, een kleine vissershaven op een eind rijden langs de andere kant van de baai. We trekken droge kousen aan, droppen het jonge geweld in afwachting van de opening van de deuren van de jeugdherberg aan de Torridon General Store and CafĂŠ en rijden de heuvels in. Diabaig is een plaatje, gelegen aan een diepe baai, bijna helemaal omarmd door Loch Torridon. Wisten ook de makers van de film Loch Ness, die het dorp gebruikten als hoofdlocatie voor de (flut) film met Ted Danson (Sam Malone in Cheers). Op het strand ligt het wrak van de Dayspring, dat sinds een tiental jaar langzaam uit elkaar valt. De oude stenen pier met scheepsbel geeft zin om uren te blijven zitten en zeelucht snuiven. Wisten Koningin Victoria en Mr. Brown al. Het oude schoolgebouw, een tijdlang loods voor een zalmkwekerij, werd pas vorig jaar gerenoveerd. Gille Brighde is de nieuwe naam en de sticky toffee pudding is er redelijk bovenaards. Net zoals alle andere gerechten en dranken die er in een eigentijds, maar warm interieur geserveerd worden door Hairy Baker Aart Lastdrager en zijn dame Amanda. Wanneer we buiten op een bankje in de zon nagenieten, stappen vier frisse zeventigers de tuin in. Of we een manier weten om vlot terug in Torridon te raken, want ze wandelden kilometers naar hier langs een wild kustpad. We hebben plaats zat. Een dame in het gezelschap is jarig, 73 en
42
REISKRANT
er wordt gezoend. In het busje gaat de fles Ardbeg uit het deurvak vlot het hele gezelschap rond en we hopen luidop dat we het op die leeftijd ook nog op die manier mogen meemaken. Pure Dead Brilliant.
Praktisch Wij namen in Zeebrugge als voetpassagiers de nachtboot naar Hull, goedkoop en comfortabel, www.poferries.com. Huur busje in Hull: www.readyrentacar.co.uk.