Schotlands laatste wildernis
Tekst & foto’s: Peter Velle
Voor een vierde trip naar de Highlands hadden we het strakste plan ooit: een inval in de meest afgelegen pub van Groot-Brittannië. Inverie, op het schiereiland Knoydart, is enkel bereikbaar per ferry vanuit Mallaig of te voet, een avontuurlijke tocht van twee dagen langs een pad van 30 kilometer. De laatste wildernis van Schotland heeft een negentigtal inwoners, een wegennet van 11 kilometer dat niet aangesloten is op dat van de rest van het land en geen gsm-bereik. We veroverden het helemaal. En Knoydart ons.
Noordwaarts In Zeebrugge schepen we als voetpassagiers in op de nachtboot naar Hull. Vliegen naar Edinburgh is ook een optie, maar we hebben een beetje een piratenhart. De prijs voor een retourtje Zeebrugge-Hull met een warme hap en kajuit valt verder reuze mee. De rugzakken en proviand worden in Hull in het huurbusje gestapeld. We hebben zeven uur rijden voor de boeg. Voor wie naar Schotland reist is weinig verwarring mogelijk. Een eenvoudig bord met daarop ‘The North’ wijst de weg. In een supermarkt zoeken we nog wat Flapjacks en proberen een voedselpakket naar Mallaig te posten, met de bedoeling het met behulp van een boot halfweg onze trip te pakken te krijgen. Knoydart heeft namelijk geen winkels. Buiten wat hertensteaks en een occasioneel brood valt er weinig te scoren, dus zorgvuldig plannen is aangewezen. De officiële 48 uur verzendtijd blijkt volgens de man in het postkantoor in de praktijk minstens vier dagen te zijn en met een doos gevuld met eten en vers ondergoed stappen we terug buiten. Het busje wordt een rijdend crisiscentrum waarbij we bellen met stations, koerierfirma’s en jeugdherbergen. Wanhopig rennen we het station van Fort William binnen en proberen tevergeefs een spoorman om te kopen. In een ultieme
32
REISKRANT
poging gaan we op de weg naar Mallaig staan in de hoop de doos mee te kunnen geven met iemand die die richting uit rijdt, maar het gegeven ‘dit-is-net-niet-het-einde-van-de-wereld’ begint stilletjes door te sijpelen. We besluiten wat niet essentieel is achter te laten in de auto en de rest wordt meegedragen in de rugzak. We rijden tot Invergarry aan The Great Glen Fault, de nog warme breuklijn die Schotland doormidden snijdt. Tijdens de ijstijden werd de vallei uitgeschuurd en vormden zich diepe meren, waarvan Loch Ness het bekendste is. De uitbater van het Invergarry Lodgehostel rent ultra-marathons in de Highlands en draaft als training dagelijks Ben Nevis op. De hond mag mee. Het Invergarry Hotel aan de overkant van de rivier is 130 jaar oud, belooft een haardvuur, goed bier en lekker eten en is een perfect einde van de dag voor we de wildernis ingaan.
Op zoek naar Peter Pan De rit van Invergarry naar het startpunt van onze trek brengt ons op ‘the longest cul-de-sac of Great-Britain’ een doodlopende weg van 35 kilometer over Tomdoun naar Kinloch Hourn, nergens heen, een beetje zoals het leven volgens sommigen. Tot de jaren 50 was het de
voornaamste verbinding naar het eiland Skye en andere eilanden. Door een groots opgezet programma van waterkrachtcentrales kwam een gedeelte van de weg onder water te staan en kreeg de A87 een bypass om de meren heen. Het oude stuk wordt enkel nog bereisd door liefhebbers van verkeersarcheologie, een handjevol vissers, zalm- en schapenboeren en trekkers. Honderden bewoners van de vruchtbare vallei langs de River Gary namen al eind 18de eeuw de wijk naar Canada, waar de plaatsnamen op de kaart en vlag van Nova Scotia nog altijd laten zien van waar de wind de gasten bracht. Op 15 maart 1915 werd in Sint-Elooi bij Ieper hard gevochten. Tijdens een briefing trof een kogel van een sluipschutter de jonge Engelse onderluitenant George Llewelyn-Davies. George Davies stierf onmiddellijk en werd begraven in Voormezele. Peter Pan was dood. Samen met zijn broertjes stond Davies model voor ‘The Boy Who Wouldn’t Grow Up’, het toneelstuk uit 1904 van de Schotse auteur J.M. Barrie. Barrie werd na een vroeg overlijden van de ouders pleegvader van de kinderen van de familie Llewelyn-Davies en hield zielsveel van zijn ‘Lost Boys’. Zijn Peter Pan zou voor altijd 31 blijven. Met de achterblijvende jonge Michael en Nicolas en een hoop te verwerken verdriet trok de schrijver naar Glengarry. Hij verbleef er in een hotel in Tomdoun, een plek waar veedrijvers, vissers, jagers, avonturiers,… terecht konden voor een bed en maaltijd. We rijden de oprijlaan op. Ik wist dat het Victoriaanse hotel uit 1893 een jaar geleden verkocht werd en hoopte voor we vertrokken stiekem dat ik er binnen ging kunnen sluipen om het houten interieur te besnuffelen. Het gebouw blijkt helemaal in de stellingen te hangen voor een grondige verbouwing tot privéwoning, maar het geschilderde houten bordje met ‘Hotel’ er op is nog te zien. Voorbij het hotel draait de oude ‘Road to the Isles’ aan een oude kerk en aftandse rode telefooncel het bos in om nog verderop helemaal onder te duiken in Loch Loyne. Wij rijden verder naar de boorden van Loch Quoich.
Monsters, koningen en outlaws Ik loop niet wild van stuwmeren, levenloos en verstikkend water dat benauwend aan de lippen van de omliggende heuvels reikt. Ook Loch Quoich heeft kale grijs-wit gestreepte oevers en een sombere, lelijke betonnen dam en een monster. In 1933, het jaar waarin het Monster van Loch Ness Kardashiaanse allures kreeg, verschenen in de pers de eerste berichten. ‘Een serpent met het hoofd van een paard’. ‘Lichtgeel’, volgens een plaatselijke ouderling. ‘Zoals het vel van een kameel’. Of een restje Whisky in een veel te lege fles…
In het kale, ruwharige, bruin-gele landschap met besneeuwde bergtoppen priemen enkel een reeks pylonen. Tot we aan een bosje met wild groeiende rododendrons komen. Wanneer ‘s zomers het waterniveau in het meer daalt zouden hier nog de torentjes te zien zijn van Glenquoich-Lodge, een schitterend 19de eeuws jachtpaviljoen. Oorspronkelijk gebouwd als een eenvoudig bemeubeld onderkomen, werd het eind 19de eeuw een populair oord voor jagers en van hemd en das voorziene sportievelingen. Het dik gevulde gastenboek wordt bewaard in de National Library. De koningen Edward VII, George V en enkele Russische prinsen hadden het er uitstekend naar hun zin. Paviljoen, bijgebouwen en een stuk van het landschap verdwenen in mei 1955 onder 30 meter water. Wat resterende bomen en de naar boven vluchtende streep struikgewas en dennen kleuren de herinnering. Onder het wateroppervlak van Loch Quoich schuilt een legendarische vrijbuiter. Ewan MacPhee werd geboren rond 1785, door zijn Landlord naar het leger gestuurd, belandde in Spanje in een Napoleontische oorlog, had het er uitstekend naar zijn zin met de Spaanse guerilla, vermoordde er zijn overste, vluchtte terug naar het huis van zijn zus in Glengarry, werd er gearresteerd, ontsnapte van het stoomschip waarop hij vastgeketend was, bouwde op een eilandje in Loch Quoich een hut van turf en berkenhout, vond het daar een beetje eenzaam, ontvoerde in Knoydart een 14-jarig kind, bezwangerde haar vijf keer en leefde verder in peis en vree van stroperij, geitenkweek, zelfgestookte whisky en primitieve veterinaire kunsten voor de buren. MacPhee, altijd in kilt gekleed en met dolk in de sokken, werd even geliefd als gevreesd. Wie de rust van het gezinnetje verstoorde werd kordaat beschoten door MacPhee of zijn wederhelft. Rond 1850 stal hij een schaap te veel, werd gearresteerd en door een troep soldaten naar Fort William gebracht, waar ‘Scotland’s last great outlaw’ kort nadien overleed. Eiland en hut verdwenen bij de onderwaterzetting van Loch Quoich. Wat verderop komen we de eerste herten tegen. We stappen uit en proberen dichterbij te komen. Eentje blijft stoer met het gewei in de lucht voor ons staan, maar volgt uiteindelijk toch de kudde de heuvels in.
Het Meer van de Hel Kinloch Hourn, aan het einde van de berijdbare weg, op een knooppunt van paden, is een kleine nederzetting aan het hoofd van Loch Hourn. Wanneer we uitstappen ruiken we onmiddellijk zeewier. Het ‘meer van de hel’ is een fjord van 21 kilometer lang, met hevige, strakke winden en stromingen, een toegangspoort naar
REISKRANT
33
de onderwereld volgens sommigen. Een pad loopt via de noordkant naar Glenelg. Het is een stuk van de eeuwenoude ‘Highland Drove Road’. Langs de route werd vee van het eiland Skye, dat aan Kylerhea zwemmend de oversteek maakte, meer dan 300 km ver gedreven om verkocht te worden op de markt van Crieff. We krijgen meteen zin om zelf met een langharige kudde op pad te gaan. Honderd jaar geleden was er op het meer een bloeiende haringvisserij, maar die is helemaal verdwenen. Een klein droogdokje is een maritiem restant. We leggen het busje voor vijf dagen te slapen aan wat ooit een herberg en school was, betalen de huisbewaarder een paar pond parkeergeld, laten weten wanneer we terugkeren, sjorren de rugzakken aan en trekken dieper Knoydart in, richting Barisdale. Het ruwe pad langs het meer baant zich een weg langs een jungle van rododendrons, gaspeldoorn, hulst, steile kliffen met helder turquoise water en klimt en daalt onafgebroken. Onderweg stoten we op een eerste kadaver van een dood hert. In de gehuchten Skiary en Runival langs de oevers van het meer blijft telkens nog één woning over, enkel bereikbaar per boot. Van bovenaf gezien lijken ze kleine paradijsjes, omringd door prachtige oude grove dennen, die met hun armen wijd naar het omringende landschap reiken.
Het Beest van Barisdale Een aalscholver verwelkomt ons met open vleugels in de brede baai van Barisdale. De zon schijnt, maar er waait een strakke wind. Over de met schelpen bedekte golfjes in het natte zand en de watervlakte met schuimkopjes heen, zien we rondom besneeuwde bergtoppen en in de verte Skye. De kleine oude kerk heeft geen dak meer. Op 9 augustus 1853 werden driehonderddertig streekbewoners, waarvan ongeveer de helft van Barisdale, hun huizen uitgezet, het schip
34
REISKRANT
‘Sillery’ op gejaagd en verscheept naar Canada. Schapenteelt en de jacht op herten moesten voor grootgrondbezitters voortaan voorrang krijgen op minder lucratieve landbouw en wat visvangst door kleine ‘crofters’. Hun verhaal werd bekend als ‘The Clearances’, waarbij 150.000 van de 260.000 highlanders gedeporteerd werden. Elf families in Barisdale weigerden. Hun huizen werden afgebrand en tot de grond afgebroken. Wie toch bleef, ging schuilen in grotten aan de rand van het meer of in snel opgebouwde schuilplaatsen, die op hun beurt vernield werden. De beschrijvingen van de kaalslag en uitdrijving zijn hartverscheurend. Weinig laat vermoeden dat dit ooit een levendig dorp was, want buiten het oude kerkgebouwtje, boothuis en een oud landhuis is er bijna niks meer. Op een klein getijdeneiland in de baai rusten 114 lichamen van vrouwen, kinderen en enkele mannen die er voor de Clearances leefden. Het is laag water, we stappen er over het strand naartoe en maken een korte klim naar waar een kleine grasvlakte tussen de rotsen en wat rechtopstaande grafstenen de plaats aangeven. Wind, water, zand en grazende schapen wisten de namen weg. We stappen langs een smalle strook met zand en keien die boven water uitsteekt naar het oude kleine haventje. Ik gooi er van op de rotsen een hengeltje uit in de hoop op wat verse makreel, maar de vis zit in deze tijd van het jaar wellicht nog wat dieper. We maken heel kort kennis met de beheerders van ‘the estate’ zoals dat heet. Grote delen wildernis zijn in Schotland eigendom van eigenaars die veraf wonen en worden beheerd door ‘estate managers’ en ‘stalkers’ die zorgen voor het beheer van het wildbestand, begroeiing, paden en eventuele bothy’s (slaaphutten) We verwonderen er ons over dat de herten zo dicht komen en vragen waarom het jagen dagenlang strategisch sluipend in camouflagekledij en met verrekijkers gebeurt. “Ze weten het perfect wanneer je een geweer in je handen hebt”, is het lachende antwoord.
Het koppel woont er sinds juni en heeft een harde winter achter de rug. De enige communicatiemogelijkheid is een radioverbinding, want Knoydart is een ‘dead spot’. De hond lijkt dolenthousiast wat buitenstaanders te zien. Een keer per week varen ze om boodschappen, maar voor de rest zijn ze aangewezen op elkaar. De dame is gekleed in een dikke zeiloverall en vertelt me met iets wat op gemengde gevoelens lijkt dat het er toch een beetje overleven is. De avond valt. Elk geluid zorgt voor giswerk wat de bron ervan zou kunnen zijn. Herten grazen rond de tent. Vanaf 1845 werd aan de oevers van Loch Hourn een verschrikkelijk gebrul waargenomen. Wanneer het kwam aanrollen doken honden jankend en met rechtopstaande haren tussen de benen van hun baasjes. Een jonge keukenmeid verdween, krankzinnig van schrik, voor zestien jaar in een instelling in Inverness. Een boer die de turf van zijn voeten aan het wassen was, sloeg op de vlucht en kon zijn deur nog net dichtgooien tegen het kwijlende, laag hangende bakkes van het klauwende Biast Mhór Bhàrasdail: zo groot als een ezel, maar met de manen en staart van een paard, vleugels, drie poten en een platte brede kop als van een wild zwijn, maar dan zonder snuit. Het vreselijke gebrul werd de laatste keer gehoord in 1903, maar snurkende Belgen in tentjes houden de legende na vandaag wellicht een stukje verder in leven.
The Seven Men of Knoydart We verstoppen een voorraad eten in het generatorschuurtje van de bothy en zetten koers naar Inverie. Ladhar Bheinn (1020 m.) is een prachtberg in de vorm van een hoefijzer, maar die laten we omwille van de sneeuw, felle wind en de te zware bepakking, rechts liggen. Links steken Meall Buidhe en Luinne Bheinn hun besneeuwde stompe koppen op.
In 1948 voerden zeven veteranen van WO II een raid uit op Knoydart, toen eigendom van Lord Brocket, voor WO II nog huisvriend van Hitler. Het monument voor Brocket lijkt van veraf heel toepasselijk op een pinhelm. De zeven eisten, volgens een wetgeving ingevoerd bij de terugkeer van soldaten uit WO I, ongebruikt land op om te bewonen en bewerken en paalden een stuk van het estate af. Met een even ferm “Get of my land” spande Lord Brocket een rechtszaak aan. De aristocratie won en de zeven moesten afdruipen. ‘The Seven Men of Knoydart’ kregen wel een monument en een paar hymnen die nog altijd gezongen worden. In 1999 werd de historische fout enigszins rechtgezet door de Knoydart Foundation, een partnerschap tussen bewoners, eigenaars van enkele estates, de provincie en wat trusts. Samen kochten ze het grootste deel van het schiereiland op, beheren het en zorgen er voor huisvesting, groene energie, natuurbehoud, bos- en wildbeheer, logies en een gemeenschappelijke groentetuin We stappen langs de door de Knoydart Foundation gebouwde waterkrachtcentrale en de kleine begraafplaatsen op Kilchoan Estate, eigendom van de Waalse familie Delwart. De rechthoekige begraafplaats is van katholieke signatuur. Honderd meter verderop rusten de protestantse overledenen binnen een cirkelvormige muur. De langharige highland-runderen zijn zachte reuzen en lijken maar matig geïnteresseerd in onze passage. Het begint te regenen en dat zal het 36 uur lang doen…
Work hard, Play hard We introduceren ons bij aankomst in het Bunkhouse in Inverie als ‘The Seven Men of Flanders’. In de shop van de Foundation en de Knoydart Pottery & Tea-room kopen we wat hertenvlees, bonen in
REISKRANT
35
blik en twee lekkere broden. ‘s Avonds worden we in The Old Forge verwelkomd door 1.90 meter Ardennees. Jean-Pierre, ‘JP’ voor de locals, werd verliefd op Knoydart en nam er in 2013 ‘the most remoted pub on British mainland’ over. Belgische stagiairs en chefs serveren er Schots en Belgisch lekkers. De bezoekers zijn een mix van toeristen en locals in jachtkledij. Buiten hangt een bordje dat je vriendelijk verzocht wordt peuken niet op de grond te gooien omdat het anders wel heel moeilijk wordt om ze terug op te steken. Schotse humor. Er wordt flink gehesen. Eentje heeft ‘KILL’ op de kneukels getatoeëerd, maar de liefde blijkt groot. In gesprekken over de redenen om hier te komen wonen vallen knipgebaren, afgegooide rugzakken met een verleden in en “Work hard, play hard”’s.
Knoydart - Zillebeke Ik raak aan de praat met de wellicht oudste inwoner van Knoydart, die er 57 jaar woont en er als jongen van op de Buiten-Hebriden belandde, samen met zijn vader die er kwam werken als jachtopziener. Ik vertel hem van mijn plan de volgende morgen een monument op te gaan zoeken op een afgelegen stuk moerasland, een Keltisch kruis, uitkijkend over zee naar Skye. Zijn waterige ogen lichten wat op. Hij weet onmiddellijk wat ik bedoel. “Op Mary-Ann’s-point”, gromt een andere gast van tussen zijn baard, “met een mooie inscriptie”, die zonder verpinken geciteerd wordt. To the glory of God and in loving memory of Geoffrey Vaux Salvin Bowlby. Captain Royal Horse Guards. Born Decr. 1st 1883. Killed in action near Ypres May 13th 1915. This cross is erected by his wife. Home is the sailor, home from the sea and the hunter, home from the hill. Het hele schiereiland Knoydart en Inverie House waren kort voor en na WOI een tijdlang in het bezit van de familie Bowlby. De weduwe van Bowlby, amper een jaar bevallen, liet nabij Bellewaerde, waar hevig gevochten werd, een kruis plaatsen en schonk drie stoelen aan
36
REISKRANT
de St. Georges Memorial Church in Ieper. In 1948 liet ze ook op Knoydart een Keltisch kruis plaatsen. Bowlby staat op de Menenpoort vermeld als één van de 55.000 militairen van wie het lichaam nooit teruggevonden werd. Ook de broer van Bowlby zou een jaar later vallen en rust op Bedford Cemetary, Zillebeke. Het is vreemd om een monument dicht bij huis, dat we al veel vroeger kenden, plots gelinkt te weten aan deze afgelegen plek. Ik wil de volgende morgen een fiets huren en er het laatste behoorlijk zware stuk naartoe stappen, maar het weer en tijdsgebrek gooien roet in het eten. We stappen door het duister terug naar het Bunkhouse. We zijn net vertrokken wanneer een Landrover stopt. We herkennen de bestuurder uit de pub en hij vraagt ons of we mee willen. We kruipen de jeep in. Het ding is met zeven man in de laadbak totaal stuurloos en zwémt over de weg tot aan de jeugdherberg, maar we liggen helemaal plat en zijn blij met de lift. De volgende morgen maken we een kleine Schot dolgelukkig met wat confituurtjes, choco en een Babybel. We stappen langs Inverie house, residentie van de opeenvolgende eigenaars van Knoydart, naar de pier. Het oude landhuis staat er verkommerd bij. Tijdens WOII werden er (tot groot chagrijn van Lord Brocket) spionnen getraind in ‘silent killing’, wapentechnieken en alles wat nodig was om veilig gedropt te worden achter de vijandelijke linies.
Zure leugens De ‘ferry-terminal’ van Knoydart is een afdak van twee bushaltes groot. Een kleine boot brengt ons naar Sourlies aan Loch Nevis, het ‘hemelse meer’ dat maakt dat Knoydart gesandwicht ligt tussen Hel (Loch Hourn) en Hemel (Loch Nevis). We worden gedropt aan de pier van het Camusrory Estate. Wat verderop sommeert een bordje ons de onverharde weg te verlaten en een pad te volgen waar we kniediep wegzakken in de modder. Wanneer we toch de weg nemen komt een quad aangestoven met een haantje er op dat ons op dreigende wijze
duidelijk maakt dat het voor onze eigen veiligheid en gezondheid beter is toch maar het pad te nemen en van zijn erf weg te blijven. In Schotland bestaat zoiets als een ‘right of way’, dus we grommen iets onwelvoeglijks over een Fisher-Price-brommertje en stappen toch maar door. Even verderop blijkt het haantje ook nog sluikstorter te zijn. In een poel liggen de kadavers van schapen, sloopafval en andere rotzooi. Ons rechtvaardigheidsgevoel helpt bij het besluit er bij thuiskomst toch maar een vervolgje aan vast te knopen. Wat verder steken we over een gammele hangbrug de rivier over en strompelen een paar kilometer de moerassige baai door. Het regent zo hard dat het water er in fonteintjes uit de grond komt. Het rondslingerend zwerfvuil geeft ons een wrang gevoel. Dit is meer dan door zee aangespoeld afval. Hoopjes lege verpakkingen van energy-bars en gels zijn blijven liggen na de laatste doortocht van een highland-marathon. Het gebied smeekt om een grote opruimbeurt. Sourlies als ongerepte wildernis blijkt, toch voor een stukje, een zure leugen te zijn. Over de rotsen klauteren we naar Sourlies Bothy. Tegen de gevel staan vier mountainbikes. Een beetje vreemd op een plek waar je je te voet een weg moet vechten om er te geraken. We gaan binnen en er zit een viertal waarvan er op zijn minst twee doornat en onderkoeld zitten te rillen in hun slaapzakken. We helpen ze met wat trailmix met noten en M&M’s. Ons geroosterd hertenvlees met sausje van cranberry’s helpt hun moraal er wellicht niet op vooruit, maar er is een vuur, kaarslicht en een oude gitaar. De bothy is met alle drogende kleren zo vochtig dat we besluiten buiten de tenten te pitchen. Wanneer we ‘s morgens de hoofden buiten steken is het droog en lijken de watervallen flink verminderd. Ik neem voor we afscheid nemen van het rillende viertal nog een foto van een plastic viskist van de Zeebrugse visveiling die op wonderbaarlijke wijze over zee haar weg vond naar dit afgelegen gat. Een ander flink gat in een broek wordt hersteld met duct-tape, naast de blauwe Nivea-doos een essentieel ingrediënt op trektocht, al zouden we de tape niet aanbevelen voor rectaal gebruik. Het terugtrekkende water onthult de mosselen die we gisterenavond tevergeefs zochten. Ook hier liggen op een eilandje de lichamen van bewoners die er in de eerste helft van de 19de eeuw leefden. Dit keer lopen we makkelijk langs de rivier op turf- en grasbanken naar de hangbrug en lopen verder het binnenland in. Het landschap is adembenemend. Een brede vallei maakt plaats voor een kloof, waar de rivier langs een honderd meter hoge rotswand een natuurlijk zwembad maakte. Een steile padloze klim brengt ons net onder de sneeuwgrens op Mam Undalain en het pad naar Barisdale. Iedereen gaat minstens een keer tegen de grond. Modder en mos plakt in mijn baard. We steken aan Barisdale gekloven en doorweekte voeten in het ijskoude water van de rivier en besluiten dat het welletjes geweest is. Warme rijstpap is de culinaire finale van de tocht door Knoydart.
Terug naar het einde ’s Morgens staan we vroeg op en maken in schitterend weer de terugtocht naar Kinloch Hourn. Het meer is zo glad dat de weerspiegeling van de bergen aan de overkant een duizelingwekkende afgrond lijkt: het eindplaatje van een tocht die ook nu weer doet verlangen naar een volgende. Dus toch maar (n) ergens heen weer. (Knoydart, april 2015)
REISKRANT
37