WORKING EQUITATION
WAT IS WORKING EQUITATION? Working Equita.on (WE), ook wel arbeidspaardrijden genoemd, is ontstaan in Zuid Europa (Portugal, Frankrijk, Italië, Spanje) vanuit het werken met en hoeden van vee. In 1971 ontstond een interna.onale ruiterdiscipline waarbij de Zuid-‐Europese landen wedstrijden organiseerden. Ondertussen is WE wereldwijd uitgegroeid tot een veelzijdige discipline binnen de paardensport, waarin het draait om het verkrijgen van de ul.eme samenwerking tussen ruiter en paard. Ze moeten in vier verschillende wedstrijdonderdelen hun niveau van dressuurafrich.ng tonen, deels in combina.e met prak.jkgerichte hindernissen.
De oorsprong van working eqUItation WE is in eerste instan.e gebaseerd op de Doma Vaquera. Het woord vaquera, is afgeleid van het Spaanse vaca, koe. Doma betekent africhten/trainen/dresseren. Doma vaquera staat voor een eeuwenoude tradi.onele rijs.jl die gebruikt wordt in ‘el campo’, het plaRenland van Spanje. Het wordt tot op de dag van vandaag gebruikt voor het hoeden van het rundvee door de Spaanse herders.
De rijstijl De ruiter rijdt al.jd met één hand: de linker (linkshandigen indien gewenst de rechter). De rechterhand blijU vrij voor andere zaken, zoals om poorten te openen en sluiten, of voor de garrocha, dit is een soort lans die wordt gebruikt om het vee te hoeden. Hierdoor onstaat een zeer dressuurma.ge rijs.jl waarbij men meer stuurt met de zit, het gewicht en de benen dan met de teugels. De paarden dienen voor dit werk gehoorzaam aan de hulpen en wendbaar te zijn. Omdat het een arbeidsrijs.jl is ligt de nadruk op het goed kunnen uitvoeren van de gegeven taak. De samenwerking tussen ruiter en paard primeert.
De 4 onderdelen van Working equitation RUNDER WERK
SPEED TRAIL
STIJLTRAIL
DRESSUUR
De dressuurproef
Dressuur is de basis van de working equita.on. Paarden dienen gehoorzaam aan de hulpen te zijn en omdat zowel snelheid als flexibiliteit belangrijk zijn, is een hoog niveau van verzameling wat je als ruiter wenst te bereiken. Op wedstrijden dient elk niveau een dressuurproef te rijden. De proeven dienen uit het hoofd gereden te worden. Bij voorlezen krijg je strafpunten. De proef wordt ook op muziek gereden. Deze is eerder ondersteunend. Ze moet passen bij je paard, je ouYit,… maar moet niet, zoals in een kür, elke oefening benadrukken. Op de hogere niveau’s (vanaf WE4) ligt de volgorde van de oefeningen vast, maar niet de plaats. Dat wil zeggen dat je net als in een freestyle kür nogal veel vrijheden hebt. De jury kent moeilijkheidswaarderingen toe. Er wordt gekeken naar de uitvoering, de ontspanning en de harmonie van de combina.e. Vanaf WE5 wordt alles (dressuur en trail) met 1 hand gereden.
De trail op stijl
Een trail is een dressuurproef met hindernissen die een ruiter te paard .jdens het werk zou kunnen tegen komen; een hek, een brug, een sprong, een slalom, zelfs een verfrissend drankje in een kruik. Alles dient dressuurma.g zo correct mogelijk gereden worden (vierkant halthouden, s.lstaan, draaien in de juiste buigingen,…) alsof het een dressuurproef tussen hindernissen betreU waarbij de obstakels zo vloeiend mogelijk genomen worden. Controle, harmonie, lichtheid van de hulpen en een paard dat zijn ruiter correct draagt en dus voldoende rug gebruik, aanleuning en nageeflijkheid heeU. Als voorbereiding op het 1-‐handig masterniveau zijn er verschillende oefeningen in de trail waarbij je iets moet vastnemen/vasthouden terwijl je bepaalde hindernissen van het parcours met 1 hand dient af te leggen. Je dient steeds dezelfde hand te gebruiken om je teugels vast te houden en om handelingen te doen. Meestal wordt rechts gebruikt om handelingen te doen (stok vasthouden, poort openen, kruik op.llen,…) en links voor de teugels. Andersom mag ook, maar wisselen eens je bezig bent, mag niet meer.
De speedtrail
Daar waar het in de s.jltrail om de vloeiendheid, de details en de afwerking gaat, gaat de speedtrail om 1 ding: snelheid! Daarom worden ook bepaalde hindernissen aangepast om een op.male snelheid te garanderen. Natuurlijk dienen de hindernissen correct genomen te worden. Voor het omverwerpen van hindernisdelen of het overslaan ervan, krijgt met strafseconden die bij je gereden .jd wordt opgeteld. Weigeringen en aarzelingen straffen zichzelf. Natuurlijk neem je met een hoge snelheid ook meer risico want je moet op .jd kunnen afremmen voor de hindernissen. Als je geen fouten maakt, krijg je ook geen extra .jd en kun je met een langzamere race toch winnen. Let dus goed op de knelpunten bij de s.jltrail. An.cipeer op de manier dat je paard toen reageerde. Tussen de hindernissen kun je snel doorrijden en wat bochten afsnijden, maar ook in de hindernis kun je aardig wat .jd winnen door kleinere bewegingen te maken. Bij de slalom hoef je niet meer in de goede galop te ziRen en bij de barrels kun je net als een barrelracer heel kort om de ton heen draaien. Natuurlijk al.jd zorgen dat je niets omgooit, aanraakt of voorbijvliegt, want dan krijg je weer straUijd. Wie op het einde de snelste .jd heeU, wint. De speedtrail wordt gereden vanaf niveau WE2.
Het runderenwerk
Het runderwerk is eigenlijk de bestaansreden van WE. Alle andere oefeningen en hindernissen zijn de voorbereiding tot werken met vee. Het werken met runderen is te vergelijken met western team penning. Ruiters, meestal een team van 4, moeten samenwerken om een kalf uit de kudde te halen en vervolgens in een paddock te drijven. Wie dit snel en correct kan, wint. Runderwerk wordt normaal gezien gereden op wedstrijd vanaf niveau WE2. Maar in België zijn er vaak geen runderen voorhanden waardoor dit deel van WE helaas moet inboeten.
WORKING EQUITATION DRESSUUR De verschillende proeven vanaf 2017.
WORKING EQUITATION HINDERNISSEN Een overzicht van de meest voorkomende hindernissen.
De houten brug Deze hindernis bestaat uit een brug in houten planken die moet worden overgestoken in stap. Twee overgangen kunnen eventueel gevraagd worden (één in elke rich.ng ). Enkel in de speed trail wordt de brug overgstoken in galop.
Picture KM
De sprong De sprong bestaat normaal uit een reeks strobalen, al dan niet met een balk erop (of een hindernis van max. 50 cm). Het gaat enkel om het vloeiend overwinnen van de hindernis en niet om het springvermogen. Het paard moet de hindernis benaderen en erover springen op een natuurlijke manier en zonder aarzelen.
Picture Lotje Moerdijk
De slalom De rich.ng van de slalom is bepaald op het omloopplan. De hindernis wordt genomen in draf (WE1) of galop (vanaf WE2). Bij elke boog, wordt een stelling-‐ of galopwissel gevraagd. De galop (linker of rechter) moet overeenstemmen met de rich.ng van de boog uitgeoefend door de ruiter). De eenvoudige of worker galopwissel wordt niet bestraU in de WE1 of WE2. De stelling-‐ of galopwissel moet uitgeoefend worden op het middelpunt tussen de paaltjes.
Dubbele Slalom Het paard maakt halve cirkels rond de paaltjes, in de volgorde van de aangeduide nummers op de paaltjes (1 tot 7) en in de zin die wordt aangegeven op het omloopplan. De ruiter rijdt een soort van slangevolte door de paaltjes heen, elke wending ongeveer hetzelfde als de andere. De ruiter wendt scherp om de paaltjes en rijdt niet al te grote bogen. De halve voltes om de paal dienen een doorsnee te hebben van 6 meter, teneinde op de goede lijn naar de overzijde uit te komen. De galopwissels en omstelling moeten worden uitgevoerd telkens het paard de middenlijn kruist die de paaltjes denkbeeldig verbindt. In de WE1 wordt de hindernis in draf genomen met correcte omstellingen. In de WE2 is galop verplicht maar mogen de wissel eenvoudig of worker zijn. Vanaf WE3 zijn vliegende wissels verplicht.
Picture WEU
Garrocha uit ton De ruiter nadert de ton die de garrocha (een stok van 2 à 3m) bevat en neemt deze garrocha zonder enige reac.e te veroorzaken bij het paard. In de WE1 is de garrocha nemen in stap of draf toegestaan. Vanaf WE2 dient hij in een vloeiende beweging in de galop genomen te worden. Er mag een volte om de ton gereden worden. De bovenkant van de garrocha (meestal aangeduid met een opvallende kleur) dient naar voren te wijzen.
Ring steken Met behulp van de garrocha ringsteken of een bal of plankje omstoten. Eventueel meerdere malen na elkaar. In de hogere klasses is het mogelijk dat meerdere hindernissen van het parcours met de stok genomen dienen te worden (eenhandig dus), vooraleer de stok terug geplaatst kan worden.
Garrocha in ton Deze hindernis verloopt hetzelfde zoals de garrocha uit de ton nemen. Het enige verschil is dat de stok in de ton wordt geplaatst met de achterzijde eerst. Wanneer de stok op de bodem van de ton staat, wordt deze oefening beschouwd als geslaagd. De garrocha kan terug geplaatst worden in de oorspronkelijke ton, of een andere ton verder in het parcours. Wanneer de ton omvervalt, de stok niet correct of helemaal niet in de ton terug geplaatst wordt, wordt dit bestraU. De 3 fasen met de garrocha kunnen als één hindernis, of als 3 aparte hindernissen beschouwd worden.
Beker veplaatsen Het paard moet halthouden op de denkbeeldige lijn die de 2 paaltjes met elkaar verbindt. De ruiter neemt het voorwerp (met de rechterhand) dat zich bevindt op het linker of op het rechter paaltje en verplaatst het voorwerp naar het andere paaltje. De beker (of hoed, jas…) mag niet worden verwisseld van hand. Na het verplaatsen gaat de ruiter voorwaarts verder.
Picture PetraSPictureS
Beker veplaatsen In de hogere klasses kan deze oefening ook gereden worden tussen meerdere paaltjes. De combina.e gaat dan door de gang tot de laatste 2 paaltjes, neemt de beker en gaat dan achterwaarts tot de laatste paaltjes en plaatst daar de beker op het paaltje voorgeschreven op het omloopplan (meestal aan de tegenovergestelde kant dan het eerste paaltje). Het achterwaarts gaan kan recht, of in slalom tussen de paaltjes langs 1 kant. achterwaarts, recht of slalom.
Picture PetraSPictureS
De vaste poort Volgens het plan van de omloop moet de poort links of rechts geopend worden en voorwaarts of achterwaarts. Het paard galoppeert naar de hindernis maar nadert deze in stap. Het paard komt recht naar de hindernis, in het midden van de poort. Dan verplaatst het paard de achterhand naar de scharnierkant van de poort. Met de rechterhand maakt de ruiter de poort open. Zonder het poortje los te laten, begeeU hij zich naar de andere kant van de poort door eerst voorwaarts en vervolgens achterwaarts te gaan. Om te eindigen, sluit hij de poort. De poort kan tweemaal gevraagd worden, een in elke rich.ng, waarbij in 1 van de rich.ngen het paard eerst achterwaarts door de poort dient te gaan, gezien de ruiter steeds de rechterhand dient te gebruiken. Tijdens het uitvoeren van deze oefening mag de rechterhand de poort niet loslaten. Picture PetraSPictureS
De touwpoort Deze is volledig hetzelfde als een vaste poort, maar is makkelijker te nemen, omdat er meer speling is op het touw. In de speedtrail wordt deze vaker gebruikt omdat hij sneller kan genomen worden en het veiligheidsaspect groter is. Indien de ruiter het touw zou loslaten, moet hij het opnieuw oprapen (langs de staander waar het vasthangt) en de oefening verder afwerken tot de poort opnieuw gesloten is.
Picture PetraSPictureS
De bel Het paard benadert de hindernis in stap, hij stapt de gang in tot op het einde waar hij halthoudt. De ruiter rinkelt de bel terwijl het paard s.l blijU staan. Het paard verlaat de gang achterwaarts totdat de voorbenen uit de gang zijn. Vanaf WE3 kan de gang ook in galop worden gereden tot aan de bel. Voor WE1 wordt meestal de rechte gang gevraagd, vanaf W2 kan een L-‐vormige gang gebruikt worden.
Picture V. Dubus
Live stock pen Deze hindernis bestaat uit een omheinde ruimte met een in/uitgang, waar zich binnenin een andere omheinde ruimte bevindt met kleine levende dieren (bv kippen) of surrogaat dieren. Het paard moet binnenkomen in deze eerste ruimte en een volledige ronde maken volgens de tekening rond het hok met de dieren. Aanstoten of omverwerpen wordt bestraU. Er kan één ronde gevraagd worden volgens het omloopplan of beide rich.ngen kunnen gevraagd worden. In dat geval rijdt de ruiter na het verlaten een keertwending om de achterhand of kleine volte en draait opnieuw de cirkel in de pen de andere kant op. In de lagere klasse wordt deze hindernis in stap genomen. In de hogere klassen in galop (of stap mits puntenaUrek).
Picture V. Dubus
De kruik De ruiter moet de tafel benaderen, halthouden, de kruik nemen, de kruik boven het hoofd .llen en daarna de kruik terug op de tafel zeRen.
Picture V. Dubus
Side pass Het paard nadert de hindernis en plaatst zich loodrecht ten opzichte van de boomstam of balk. Daarna beweegt het paard zich zijdelings, de boomstam tussen de voor-‐ en de achterbenen latend. De hindernis kan naar een kant of naar beide kanten gevraagd worden. In de lagere niveau’s ligt deze gewoon op de grond, maar hij kan ook verhoogt worden. De boomstam mag niet geraakt worden. Aanstoten of omverwerpen wordt bestraU. Er kunnen 2 balken naast elkaar gelegd worden om een side pass langs beide kanten te vragen. Om de oefening te verzwaren kan de side pass ook in een “L”, “U” of “Z” vorm gelegd worden.
Picture Laurent Vilbert
De 8 De hindernis bestaat uit 2 tonnen die zich bevinden op een bepaalde afstand. Het paard galoppeert tussen de 2 tonnen en maakt daarna een cirkel rond de ene ton. Op het einde van deze cirkel, wanneer het paard op het tussenliggend punt van de 2 tonnen komt, moet deze van hand veranderen (eenvoudige of vliegende galopwissel) of van buiging veranderen in draf en draait het paard een cirkel om de andere ton. Op het einde van deze cirkel galoppeert het paard opnieuw tussen de 2 tonnen en verlaat de hindernis. De 2 cirkels dienen even groot te zijn. De nummering geeU aan welke ton het eerste genomen wordt. Picture Laurent Vilbert
3 tonnen Het paard komt binnen in galop, tussen de tonnen langs de zijde aangeduid op het omloopplan. Hij draait rond de rechterton (of de linker, volgens de nummering) en verplaatst zich in de rich.ng van de volgende ton en oefent een stelling/galopwissel uit op de denkbeeldige lijn die de 2 tonnen verbindt, hij maakt een (bijna) volledige cirkel rond de tweede ton. Daarna verplaatst hij zich naar de laatste ton en oefent weer een stelling/galopwissel uit op de denkbeeldige lijn tussen de tweede en de derde ton en maakt opnieuw een volledige cirkel rond de laatste ton. Hij verlaat de hindernis langs dezelfde weg als bij het binnenkomen. In WE1 mag de hindernis in draf genomen worden, waarbij de jury let op de correcte omstelling en de regelma.ge gang. In WE2 is een eenvoudige (dmv stap) of worker (dmv draf) wissel toegestaan. Vanaf WE3 worden vliegende wissels gevraagd. Ook hier dienen de 3 cirkels even groot te zijn.
Het parcours
Heb je alle hindernissen onder de knie? Dan worden ze gecomibeerd tot een parcours of een trail. Het parcours vraagt zowel een dressuurma.ge als een technische basis. Tussen de hindernissen hoor je in galop te rijden. Dit vergt al de nodige discipline en snelheidscontrole. Oefen dus veel overgangen van stap naar galop, galop naar stap, vanuit galop halthouden, vanuit halthouden aangalopperen. Hierdoor krijgt je paard een lekkere accelera.e en kun je makkelijk schakelen tussen de hindernissen. Vooral het Iberische paard en de Quarter kunnen mooi vanuit die achterhand vertrekken en terugkomen, maar elk paard kan op verzameling getraind worden en is welkom in WE. Gedurende de trail mag je niet door hindernissen rijden die nog niet aan beurt zijn gekomen. ⇒ Op het voorbeeld hiernaast mag je dus niet van de bel (nr 1) tussen de slalom (nr 5) naar de side pass (nr 2 & 3), maar moet je erlangs. Verder dien je de volgorde van de hindernissen te respecteren, de aangegeven rijrich.ng en eventuele extra instruc.es op te volgen. Voor de wedstrijd wordt de trail normaal te voet doorgelopen en wordt bij elke hindernis uitgelegd wat er moet gebeuren. Dit is belangrijk, want kan dus verschillend zijn per wedstrijd en per s.jl-‐ en speedtrail.
Hoe door het parcours gaan?
In het parcours wordt de rich.ng van de hindernissen aangegeven met wit voor links en rood voor rechts. Dien je een rich.ng te kiezen (zoals bij de 8 of de 3 tonnen) dan draai je eerst in de rich.ng waar het hindernisnummer staat. Bloemen, plantjes, tuinkabouters, ea. worden ook gebruikt om aan te geven in welke rich.ng men eerst dient te draaien bij hindernissen indien er geen nummers zijn. Staat er geen rich.ng aangegeven (zoals bij de lifestock pen), mag je zelf de rich.ng kiezen. Of je dient beide rich.ngen te nemen (dit moet gespecifieerd worden door de jury of de parcoursbouwer).
WORKING EQUITATION WEDSTRIJDEN
WE-‐wedstrijden verschillen van de klassieke dressuurwedstrijden, en niet enkel omdat er 2 tot 4 onderdelen zijn. Op de lagere niveau’s (WE0 & WE1) wordt enkel dressuur en de trail op s.jl gereden. Vanaf WE2 komt daar de speedtrail bij en ayankelijk van de mogelijkheden ook runderwerk. Picture V. Dubus
Enkele Wedstrijdregels Er zijn enkele specifieke regels, omdat bij WE het arbeids-‐aspect en de harmonie van de combina.e het belangrijkst is. * WE kent geen showkleding, dus je mag een ouYit kiezen. Zorg ervoor dat je netjes bent en vooral aarde.nten doen het goed. * Niet enkel je dressuurproef is op muziek, maar ook de trails mag je van je favoriete nummers voorzien. * Er is geen verplichte optoming (stang & trens, sporen,…), je mag zelfs bitloos deelnemen. Een zweep wordt in de trail zelden gebruikt omdat het moeilijk wordt als je met 1 hand rijdt. Onnodig hard omgaan met je paard (bloedsporen,…) wordt echter wel bestraU. * Beenbescherming is toegelaten .jdens trails en runderwerk. * Check telkens bij de organisa.e voor het volledige reglement als je niet zeker bent.
DANKWOORD Deze publica.e kwam tot stand door Petra Steenput, met dank aan Lotje Moerdijk voor de .ps. De fotos worden gebruikt voor niet commerciële, educa.eve doeleinden. Wie bezwaar heeU tegen het fotogebruik of een naamsvermelding wil, gelieve contact op te nemen met wepajoRenland@outlook.com. Voor meer info over WE wedstrijdencheck www.workingequita.on.nl/2017.htm Hopelijk heeU deze publica.e je zin gegeven deze prach.ge sport te ontdekken.
En vergeet nooit het allerbelangrijkste in WE, voor jezelf en je paard:
have FUN!
WEP Petra Steenput