5 minute read
“Overal zag ik dat meisjes tussen wal en schip vallen”
Sudan, Haïti, Oekraïne en Myanmar, het zijn nog maar een paar van de landen waar Plan International noodhulp verleent. Helaas is noodhulp de laatste jaren een steeds groter deel van ons werk geworden, door alle crises die nu spelen in de wereld. Sam de Greve, manager van het noodhulpteam in Nederland, vertelt over de gevaren voor meisjes in dit soort crisissituaties, over hoe Plan International noodhulp verleent en over de emotionele gevolgen die dit werk met zich meebrengt: “Ik heb dingen meegemaakt die je thuis niet kunt uitleggen.”
Een aardbeving, een gewapend conflict, een overstroming of droogte. Als er een ramp gebeurt in een land waar Plan International werkt, dan komt ons noodhulpteam direct in actie. Zowel in het land zelf als in Nederland doen we er alles aan om mensen die getroffen zijn te ondersteunen: “We hebben de ethische plicht om er te zijn als er crisis is.”
Kun je uitleggen hoe het in zijn werk gaat als er ergens een crisis uitbreekt?
“Als er een crisis uitbreekt in een land waar we werken, maken we altijd direct een behoefteanalyse. Wat zijn de noden, waar zijn de noden, wie heeft de grootste noden? Dat moet snel en rigoureus gebeuren. Je moet van tevoren al een beetje een idee hebben van wat mensen nodig hebben na een ramp. Materialen die we al op voorraad moeten hebben en die snel beschikbaar moeten zijn. En je moet zorgen dat je weet waar de mensen zich bevinden die het hardst geraakt zijn. Daar gaan we als eerst naartoe, waar ze ook zijn. In de analyse kijken we bovendien heel gericht naar de risico’s en knelpunten voor jonge meiden. En naar wat wij als Plan International daaraan kunnen doen.”
Welke gevaren zijn er dan specifiek voor meisjes en jonge vrouwen?
“Dat hangt natuurlijk heel erg af van het soort crisis, elke ramp brengt andere risico’s met zich mee. Bij mijn vorige werkgever heb ik heel veel rampen van dichtbij gezien, zoals tyfoons, overstromingen, de ebola-uitbraak en gewapende conflicten. Overal zag ik dat meisjes en jonge vrouwen tussen wal en schip vallen. Ze hebben nauwelijks spreekrecht, hun mening wordt niet gevraagd. Ze staan in de schaduw van hun ouders, verzorgers of grootouders. Hun hele sociale leven valt weg, scholen gaan dicht, ze kunnen hun vrienden niet meer zien en op straat is het gevaarlijk. Meisjes worden hierdoor vaak in isolement gehouden, terwijl jongens wel naar buiten en naar school mogen.
Aan de andere kant zie je juist dat jonge meiden in crisissituaties, in tegenstelling tot hun broertjes, vaak taken krijgen zoals hout of water halen. Hierdoor moeten meisjes vaak lange afstanden afleggen, terwijl ze juist onderweg kwetsbaar zijn. Ze kunnen worden overvallen, misbruikt, ontvoerd en uitgebuit.”
Wat doet Plan International om ervoor te zorgen dat meisjes veilig zijn in zo’n situatie?
“Bij rampen die we aan zien komen of bij langdurige crisissituaties, zoals droogte, werken we bijvoorbeeld aan het voorkomen van kindhuwelijken door te zorgen dat meisjes naar school blijven gaan. Op school hebben ze een toekomst.
In vluchtelingenkampen gaat het ook om meer traditionele noodhulp, zoals het bouwen van latrines en waterputten. Wij kijken gericht of voorzieningen goed en veilig zijn voor meiden. Ik heb vluchtelingenkampen gezien waar veel te weinig douches waren, die vrouwen en mannen moesten delen. Die staan allemaal in de rij, tot ‘s avonds laat als het donker is. Voor meisjes is zo’n situatie heel gevaarlijk.”
Soms lijken crises wel eeuwig te duren, zoals nu bijvoorbeeld in Ethiopië. Word je daar nooit moedeloos van?
“Er zal nooit genoeg geld zijn om het allemaal op te lossen. Maar het verschil dat je al voor één meisje kunt maken... Ik zie mensen die hun leven kunnen herstarten, de ramp hebben overleefd en er goed zijn uitgekomen dankzij hun eigen veerkracht en ondersteuning van Plan International. Niks doen is nooit een optie.”
Niet iedereen kan ondersteund worden, zoals je al zei. Wat was voor jou het meest confronterende moment in je werk tot nu toe?
“Ik vind dat een moeilijke vraag om te beantwoorden. In dit vak ontkom je er niet aan om dingen mee te maken en te zien die zó verschrikkelijk zijn dat je ze thuis niet eens kan uitleggen, je kunt het jezelf niet eens uitleggen. Ik zal een voorbeeld geven uit Ethiopië. Ik werkte daar in een vluchtelingenkamp en daar moet om de zoveel tijd het aantal nieuwe graven geteld worden, om te registreren hoeveel mensen er in de afgelopen maanden zijn overleden. Ik kreeg een stok mee, van 1,10 meter lang. En dan loop je dus over een terrein van vier, vijf voetbalvelden groot, vol met graven. Voor elk graf dat korter was dan mijn stok, moest ik een streepje zetten om zo het aantal overleden kinderen te tellen. Dat is heftig. Dan denk je: drie maanden geleden waren al deze kinderen nog in leven.”
Er zijn hopelijk ook wel mooie momenten?
“Ja, gelukkig wel. Ik heb kinderen ontmoet die gevlucht waren uit Somalië, omdat hun dorp werd aangevallen door rebellen. Onderweg zijn ze hun ouders kwijtgeraakt. Twee jaar lang zijn ze van vluchtelingenkamp naar vluchtelingenkamp gegaan, door het gevaarlijkste gebied van de wereld, om hun moeder te zoeken. Ik was erbij toen ze weer bij elkaar kwamen. Dat was zó mooi. Ik word er nog steeds emotioneel van. En dan zeg ik: een leven redden of een familie bij elkaar brengen, dat is het waard.”