THUIS IN DE BUURT
Een onderzoek naar en verspreiding van kennis ten aanzien van methodieken/projecten/voorbeelden die bijdragen aan de integratie van kwetsbare mensen in de wijk.
In opdracht van de provincie Noord-Holland Primo nh December 2009
2
Inhoudsopgave Thuis in de buurt
5
Deel I: Inleiding
7
Deel II: Goede voorbeelden
11
Goede voorbeelden gericht op vrije tijd 1. Maatjesproject SamSam 2. Kwartiermaker 3. Gemixt Talent 4. Jippie 5. Potje van Otje 6. Niemand buitenspel 7. G sportactiviteiten
11 11 12 13 14 14 15
Goede voorbeelden gericht op werk/activering 8. Juma 9. Fermento 10. Opleiding: Je weg vinden in de samenleving 11. Restaurant cafĂŠ Ridderikhoff 12. Jongerenwerkplaats Van Speijk 13. De Groote Modderkolk
16 16 17 17 18 18
Goede voorbeelden op wijkniveau: activering wijk 14. Appartementencomplex Wognum 15. PAK: project alledaagse kansen 16. Project integreren in de wijk 17. Project ik en de samenleving 18. Resto VanHarte 19. Buurtzorg 20. Zeg het ons! WMO 21. Buurthulpcentrale
19 19 20 20 21 21 22 23
Deel III Impressie expertmeeting Miks Welzijnsorganisatie Stichting Prisma Prinsenstichting Advies
25 25 26 27 29
Bijlage Casus I: Martijn en zijn voetbalvrienden Casus II: Wens van Anne Casus III: Wens van Fred Casus IV: Wens van Jane
31 31 32 33
3
4
Thuis in de Buurt ‘Thuis in de buurt’ is de naam van één van de projecten binnen de programmalijn Vitaal Wonen van PRIMO nh. Het project ‘Thuis in de buurt’ richt zich op het scheppen van voorwaarden in de woon- en leefomgeving waardoor kwetsbare mensen al dan niet zelfstandig in de wijk kunnen wonen en zich er ook echt thuis kunnen voelen. Thuis in de buurt doet onderzoek naar en verspreidt kennis ten aanzien van methodieken/projecten/voorbeelden die bijdragen aan de integratie van kwetsbare mensen in de wijk. De focus is in 2009 komen te liggen op het verzamelen en verspreiden van methodieken/projecten/voorbeelden die de sociale integratie van mensen met een verstandelijke 1 beperking in de buurt bevorderen. De nadruk hierbij is komen te liggen op het verzamelen van methoden/projecten/voorbeelden in Noord-Holland en daar buiten. Hierbij zijn we op drie manieren te werk gegaan: deskresearch, via publicaties en websites, bevragen van PRIMO nh adviseurs en benaderen van organisaties in Noord-Holland en daar buiten. In deze rapportage vindt u de verschillende onderdelen terugkomen. Deel I is de inleiding en zal enige theorie verwerken om de thematiek van verschillende kanten te belichten. Deel II zal de verschillende goede voorbeelden die PRIMO nh verzameld heeft aan bod laten komen. Deel III geeft een weergave van de expertmeeting, met o.a. praktijkvoorbeelden van een zorginstelling waarin de meerwaarde om te participeren vanuit het gezichtspunt van een cliënt aan de orde komt. Dit deel wordt afgesloten met succes- en faalfactoren van de good practices. Tenslotte vindt u in de bijlage vier casussen waarin de meerwaarde van maatschappelijke participatie gezien vanuit de cliënt en vanuit de persoonlijke begeleider beschreven wordt
1
Deze groep bestaat uit ongeveer 112.000 mensen en dat aantal blijft naar verwachting de komende 15 jaren stabiel volgens SCP, Zorg voor verstandelijke gehandicapten. Ontwikkelingen in de vraag. 2005
5
6
DEEL I Zoals reeds gezegd doet Thuis in de buurt onderzoek naar en verspreidt kennis ten aanzien van methodieken/projecten/voorbeelden die bijdragen aan de integratie van kwetsbare mensen in de wijk. De sociale integratie vindt plaats op de volgende terreinen: 1. werk, betaald of vrijwilligerswerk, of dagbesteding; 2. vrije tijd; In de inventarislijst zullen beide terreinen in relatie staan tot de buurt. De achterliggende gedachte is indien mensen met een verstandelijke beperking zich op deze vlakken integreren, zij prettig kunnen wonen in de buurt, en zich daar kunnen thuis voelen. 3. integratie op wijkniveau. Er zijn projecten die de link leggen met de wijk of buurt. Wat betekent het toch eigenlijk je thuis voelen in de buurt? Je voelt je thuis in de buurt als je jezelf kan identificeren met de buurt en dezelfde woonopvattingen deelt met de andere bewoners. Kritische vraag hierbij is of het zelfstandig wonen in de buurt ook leidt tot het zich thuis voelen in de buurt. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal er eerst gekeken moeten worden naar wat dat inhoudt: je thuis voelen in de buurt. Dhr P. van Soomeren heeft onderzoek gedaan naar dit 2 onderwerp. Het thuis voelen in de buurt kan op de volgende manieren ‘gemeten’ worden. : • • • •
Contact en ontmoeting; Sociaal netwerk, soms samen dingen doen; Hulprelaties op praktische / instrumentele of op sociaal – emotioneel vlak; Gezamenlijke activiteiten in / voor de buurt.
In datzelfde rapport worden enkele tips gegeven waar je op kan letten wanneer iemand met een verstandelijke beperking (zelfstandig) in de buurt wil komen wonen: 1) er is veel winst te behalen bij het matchen van de woonbehoefte van mensen met een verstandelijke beperking en de mogelijke woonomgeving, veel mensen wonen graag in de buurt van familie; 2) zie de samenleving of buurt niet als een sociaal vangnet, de inzet van andere buurtbewoners kent zijn grenzen, ga er niet van uit dat iedereen maar klaar staat en hulp biedt; 3) de blijvende inzet van professionals is een vereiste; 4) het welzijnswerk moet meer zichtbaar worden voor de doelgroep en intermediairs (persoonlijke begeleider en/of familielid); 5) zoek de samenwerking op (gemeente met de wijkaanpak en het sectoraal werken (welzijn/zorg)).
Wanneer we bovenstaande punten uit het onderzoek betrekken op onze verzameling van good practices dan komen we tot de volgende bevindingen:
2
Onderzoek UvA en DSP-groep: Onder de mensen; de buurt een plek voor iedereen? Nabije steun voor kwetsbare mensen in de buurt, P. v. Soomeren www.nicis.nl/webwinkel/indez/welzijnintegratie.html 2 Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking: participatiemonitor 2007, NIVEL 2008
7
1) Een veronderstelling van ons voordat we aan het onderzoek begonnen was dat wanneer je zelfstandig gaat wonen in een buurt dat de participatie vanzelf op gang komt (omdat je je buurt en buurtbewoners nodig zal hebben). Uit het onderzoek van P. van Soomeren blijkt dat het zelfstandig wonen van mensen met een verstandelijke beperking niet automatisch leidt tot (grotere) participatie en dat de buurt nauwelijks een rol van betekenis speelt voor deze mensen. Zo wonen velen in een woonwijk samen met meerdere mensen met een verstandelijke beperking. Ze werken vaak bij of via een sociale werkvoorziening en de helft van de mensen die actief zijn in hun vrije tijd nemen deel aan activiteiten speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking. Veel mensen maken gebruik van speciaal 2 vervoer terwijl het gebruik van het openbaar vervoer laag is, namelijk 25 %. Wanneer we kijken naar de diverse good practices die we hebben beschreven in ons onderzoek, dan valt ons op dat er veel projecten zijn voor mensen met een verstandelijke beperking maar dat niet veel projecten een duidelijke link leggen naar de wijk waarin die mensen wonen. Uit de theorie en de interviews blijkt dat de tevredenheid over de woonsituatie en dan met 1 name zelfstandig wonen voor een belangrijke mate bijdraagt tot geluk. De steun vanuit de sociale netwerken voor mensen met een verstandelijke beperking wordt, gezien de voorkeur van hen, gevormd door familie en de hulpverlener. Het huisvestigingsbeleid zal hier gestalte aan kunnen geven door hen in een wijk te plaatsen waar al familie woont. Zo hoeven mensen met een verstandelijke beperking indien zij hulp of advies nodig hebben, geen beroep te doen op de buurtbewoners maar kunnen ze bij hun familie terecht. Op deze manier gebruik je de samenleving niet als een sociaal vangnet. 2) In ons onderzoek richten de projecten zich meer op wat mensen met een verstandelijke beperking kunnen betekenen voor de buurt en niet andersom. In hoeverre een buurt klaar wil staan voor deze mensen is dus niet door ons onderzocht. 3) Van Soomeren geeft aan dat de blijvende inzet van professionals een vereiste is en dat is ook gebleken uit ons onderzoek. Veel mensen hebben behoefte aan een persoonlijke begeleider van de instelling (categorale zorg) en/of begeleiding van de familie omdat hen dat een veiliger gevoel geeft. Zelfs wanneer mensen wel deel willen nemen aan reguliere activiteiten in de buurt is de rol van de persoonlijke begeleider ontegenzeggelijk. De begeleider kan hen helpen om de eerste contacten te leggen en te bekijken wat er allemaal te doen is. Het ontbreekt de persoonlijke begeleider echter vaak aan tijd en kennis (welke activiteiten zijn er) om er met hen op uit te gaan en de contacten die gelegd worden met buurtbewoners te blijven onderhouden. Hier kan echter een grote rol zijn weggelegd voor vrijwilligers, bijvoorbeeld wanneer we kijken naar het maatjesproject SamSam. Hier wordt een intensieve één op één begeleiding gegeven aan mensen door vrijwilligers. 4) Dat het welzijnswerk meer zichtbaar moet worden is één van de bevindingen uit het onderzoek van Van Soomeren. De good practices uit ons onderzoek komen onder andere vanuit welzijnsorganisaties. Zij hebben hun eigen netwerken en websites. In hoeverre zij nog meer mensen zouden kunnen bereiken is niet onderzocht. De vraag is echter of het echt nodig is dat welzijnsinstellingen projecten krijgen met een groot bereik en naamsbekendheid. Juist kleinschalige initiatieven kunnen erg persoonlijk zijn en de doelgroep aanspreken en dus succesvol zijn. Als voorbeeld zien we het project Potje Van Otje. 5) Welzijn zal zich meer bezighouden met de vermaatschappelijking van zorg in het kader van WMO. In de praktijk vindt het inmiddels schoorvoetend plaats. Je kunt je afvragen hoe die twee werksoorten, zorg en welzijn, zich tot elkaar verhouden. De zorg zal verschuiven van persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken naar regietaken, het omgaan met problemen en verdriet, en het aangaan en onderhouden van 3 sociale contacten.
3
onderzoek SCP en hogeschool Avans, Meedoen is gelukkig zijn? Een verkennend onderzoek naar de participatie van mensen met een verstandelijke beperking of chronisch psychiatrische probleem, M.H. Kwekkeboom, C.M.C. van Weert. Den Haag augustus 2008.
8
Op deze items (omgaan met emoties en sociale weerbaarheid) kunnen ook cursussen of trainingen gegeven worden door bijvoorbeeld zelforganisaties, zie het voorbeeld van Zet Net uit onze good practices. Maar ook het welzijnswerk en/of de zorg zelf zal training kunnen geven op het thema sociale redzaamheid. Een voorbeeld uit ons onderzoek dat de samenwerking tussen zorg en welzijnswerk illustreert is de Kwartiermaker, vanuit de zorg ontstaan. De kwartiermaker weet goed wat er te doen is in de buurt met name op het gebied van het welzijnswerk. In onze zoektocht naar good practices zijn we voornamelijk ingegaan op de welzijn- en zorginstellingen. De rol van de gemeente is bij veel projecten van faciliterende aard, toch zijn er goede initiatieven waarin de gemeente een actieve rol aanneemt, zoals in ‘Zeg het ons! WMO’
Eén van de conclusies uit het rapport van P. van Someren luidt: ‘Extramuralisering achter de voordeur is top, maar buiten de voordeur is het vooral nog veel tobben. De rozige wolk van beleidstaal over participatie, integratie, meedoen, burenhulp en steun in de buurt blijkt voor verreweg de meeste kwetsbare mensen die wij interviewden, gebakken lucht te zijn.’ Wij onderschrijven deze conclusie. Mensen met een verstandelijke beperking ervaren het als heel prettig om zelfstandig te kunnen wonen, in plaats van in een zorginstelling te wonen. Echter: het hele verhaal dat als mensen in de wijk wonen de participatie vanzelf op gang komt zien wij niet terug in ons onderzoek. Velen vinden het alsnog prettig om met hun lotgenoten om te gaan, en dicht bij hun familie te zijn. Meedoen aan reguliere activiteiten is niet iets wat iedereen nastreeft. Aan de andere kant zien we ook dat de buurt niet als sociaal vangnet gezien en gebruikt kan worden. Mensen hebben hun eigen leven, en er kan niet verwacht worden dat de integratie als vanzelf gaat. Integratie tot een bepaalde hoogte, niet alles kan geïntegreerd worden gedaan. Op het gebied van sporten bijvoorbeeld kent de integratie zijn grenzen en dan niet alleen op puur lichamelijk vlak. Spelregels die wellicht aan mensen met een verstandelijke beperking vaker uitgelegd moeten worden dan aan anderen, kunnen zorgen voor irritatie binnen de groep. Integratie gaat niet vanzelf: daar is blijvende inzet nodig van de mensen zelf en de mensen in de buurt. Wat erg belangrijk blijft, is de blijvende inzet van de professionals. Zij zijn de drijvende kracht achter de participatie in de samenleving van mensen met een verstandelijke beperking. Zij zijn de mensen die een grote rol kunnen spelen in het verbinden van mensen, en er daarna ook zorg voor dragen dat de gelegde contacten blijven voortbestaan.
9
10
DEEL II In dit deel zullen de goede voorbeelden die PRIMO nh verzamelt heeft aan de orde komen. In de eerste reeks vindt u goede voorbeelden die gericht zijn op vrije tijd, in de tweede reeks vindt u goede voorbeelden gericht op werk/activering en de derde reeks tenslotte vindt u goede voorbeelden gericht op activering wijk.
Goede voorbeelden gericht op vrije tijd. 1. Maatjesproject SamSam Oorsprong: Het blijkt dat mensen met een licht verstandelijke beperking en/of moeilijk lerenden weinig sociale contacten hebben en het ook moeilijk vinden om sociale contacten te leggen. Vereenzaming is een risico dat op de loer ligt, aangezien ze vaak de aansluiting missen om met een groep mee te doen en ook niet meteen mee willen doen met specifieke activiteiten voor verstandelijk gehandicapten. Categorie: Het project bemiddelt in sociaal contact tussen vrijwilligers (maatjes) en mensen met een licht verstandelijke beperking en/of moeilijk lerenden. Uitvoerders: Het project wordt uitgevoerd door Humanitas afdelingen in samenwerking met MEE Noord-West Holland en Stichting Thuiszorg Gehandicapten. Doel: Het Maatjesproject heeft als doel de sociale en maatschappelijke structuren van mensen met een licht verstandelijke beperking en moeilijk lerenden te versterken en integratie in de maatschappij te bevorderen. Het project wil een bijdrage leveren aan het tot stand brengen van vriendschappelijke contacten en de eenzaamheid bij de doelgroep verminderen. Doelgroep: Het project richt zich op vrijwilligers en mensen met een licht verstandelijke beperking en/of moeilijk lerenden. Hierbij richt SamSam zich op tieners, jongvolwassenen en volwassenen, in de leeftijd van grofweg 15 tot 25 jaar.
Werkwijze: De coördinator van SamSam maakt zo goed mogelijke combinaties van deelnemers en maatjes die zich voor het project hebben aangemeld. SamSam brengt mensen bij elkaar van ongeveer dezelfde leeftijd, met dezelfde interesses en die zo dicht mogelijk bij elkaar in de buurt wonen. SamSam legt het contact, biedt een basistraining en biedt de maatjes ondersteuning. Succesfactoren: Dat jongeren met een licht verstandelijke beperking in hun eigen omgeving en met leeftijdsgenootjes wat kunnen ondernemen. Geen belerende oudere die op hen let, maar gewoon een vrijwilliger van hun eigen leeftijd die ze meeneemt winkelen of naar de disco. De vrijwilligers komen uit eigen beweging via de site of van mond op mondreclame en er komen ook jongeren van de opleiding SPW en SPH op af. Wellicht in de toekomst maatschappelijke stages op de HAVO en het VWO? Wanneer: gestart in februari 2007 Waar: Alkmaar en omstreken., Kop van Noord-Holland, district Noordwest, Midden en Zuid Kennemerland. Verder Informatie: zoek via Google op Ketenaanpak LVG – Maatjesproject Samsam.
2. Kwartiermaker Oorsprong: Het doel van het project is dat mensen met een verstandelijke beperking net als andere buurtbewoners gebruik kunnen maken van voorzieningen en activiteiten in hun eigen buurt. Categorie: Kwartiermaker richt zich op de bevordering van geïntegreerde samenwerking om mensen met een verstandelijke beperking aan (reguliere) vrijetijdsbesteding te laten deelnemen. Het project vindt plaats in diverse stadsdelen van Amsterdam. Uitvoerders: Het project wordt door de projectleider van Prisma gecoördineerd en het wordt aangestuurd door een stuurgroep waarin het betreffende stadsdeel, de welzijnsinstelling en stichting
11
Prisma vertegenwoordigd zijn. De uitvoering van het project wordt gedaan door projectmedewerkers van Prisma in samenwerking met medewerkers van welzijns- en zorginstellingen. Doel: ervoor zorgen dat mensen met een beperking zoveel mogelijk in hun eigen buurt kunnen deelnemen aan activiteiten en voorzieningen die voor alle buurtbewoners bedoeld zijn. Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking Werkwijze: Allereerst wordt er een behoefteonderzoek uitgevoerd, er wordt in kaart gebracht wat de vrijetijdsbehoeften zijn van buurtbewoners met een verstandelijke beperking. Dan wordt er een lokaal samenwerkingsnetwerk neergezet; een lokale welzijnsorganisatie gaat om de tafel zitten met lokaal opererende zorginstellingen en andere maatschappelijke organisaties. Er wordt draagvlak gecreëerd voor geïntegreerde vrijetijdsbesteding, onder andere door middel van het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor medewerkers van welzijns- en zorginstellingen en voor buurtbewoners met een verstandelijke beperking. Vervolgens worden er een aantal pilots neergezet gericht op samenwerking tussen bovengenoemde partijen rondom wijkgerichte vrijetijdsbesteding voor buurtbewoners met een verstandelijke beperking. Belangrijk is het borgen van pilots binnen het stadsdeel. In het kader van het Kwartiermakersproject zijn reeds enkele projecten opgezet, zoals de Schinkelbende (een muziekactiviteit voor jongeren met een verstandelijke beperking) en de Boerderijclub, waar volwassenen een keer in de twee weken langskomen om te helpen met de verzorging van de dieren en de boerderij. Succesfactoren: Er wordt uitgegaan van de vraag van de doelgroep. Er is een duidelijk afgebakend tijdspad, per stadsdeel komt dit neer op een periode van één tot anderhalf jaar. Wat verder een succesfactor is, is dat de lokale welzijns- en zorgorganisaties er vanaf het begin tot aan het eind actief bij worden betrokken. Dit komt de continuïteit en borging ten goede. Wanneer: Het project loopt sinds 2005. Waar: Elk anderhalf jaar verschuift het project naar een ander stadsdeel. Kwartiermaker is begonnen in Oud-Zuid, daarna in Oud-Westen op dit moment loopt het project in OostWatergraafsmeer onder de titel ‘Samen in Oost’. Verdere informatie: www.stichtingprisma.nl/kwartiermaker.htm
3. Gemixt Talent, voortgezet in De levende wijk Oorsprong: Veel mensen met een beperking hebben een schraal en vrij eenzijdig netwerk. Contacten met hulpverleners worden door veel cliënten als hun meest belangrijke contacten beschouwd. Werken aan netwerken betekent daarom actief op zoek gaan naar anderen in de samenleving, naar mensen met dezelfde hobby's interesses, ideeën of belangen. Een netwerk is belangrijk bij het krijgen van toegang tot de samenleving. Als we spreken over integratie in de samenleving, dan spelen sociale netwerken een cruciale rol. Werken aan netwerken betekent ook bewuster omgaan met de contacten die je al hebt: familieleden, vrienden, kennissen. Hoe zorg je ervoor dat mensen in je netwerk blijven? Categorie: Ondersteuning bieden in de sociale integratie van mensen met een verstandelijke beperking. Er wordt gewerkt met twee sporen: aan de ene kant wordt het individu centraal gesteld en wordt er een individueel traject opgezet. Aan de andere kant wordt er gekeken naar de buurt, de wijk, hoe organisaties benaderd kunnen worden. Uitvoerders: Zorgaanbieder Talant en Miks-Welzijn, welzijnsorganisatie Skarsterlan en het studenten van het Friesland College. Doel: Het toeleiden van mensen met een verstandelijke beperking naar activiteiten op het terrein van vrijetijdsbesteding met behulp van vrijwilligers. Het idee is: creëer ontmoeting. Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking Werkwijze: Werken aan netwerken is maatwerk. Het project Gemixt Talent neemt daarom het individu als uitgangspunt. In het hele traject worden rond elke deelnemende cliënt een aantal stappen gezet: • Interview met cliënt over zijn huidige netwerk (netwerkkaart), interesses en wensen, mogelijkheden (ook praktisch en financieel). Dit interview wordt gedaan door de welzijnswerker. Dit gesprek levert tal van aanknopingspunten en ideeën op. • Gesprek tussen welzijnswerker, cliënt en persoonlijk begeleider waarin doelen gekozen worden waar men de komende tijd mee aan de slag gaat. • Welzijnswerker brengt cliënt en de persoonlijk begeleider in contact met mensen/verenigingen in Joure, aansluitend op wens van cliënt.
12
• Overdracht: de persoonlijke begeleider en cliënt gaan aan de slag: welzijnswerker is op afroep beschikbaar. • Evaluatie en bijstellen doelen of vaststellen nieuwe doelen na drie maanden. Wijkactiviteiten die in het kader van het project worden opgezet zijn bijvoorbeeld het organiseren van bingoavonden of voetbaltoernooien. Nu is het idee geboren om met behulp van twee aangepaste fietsen gezamenlijke fietstochten te maken. Nieuwe contacten met de kerk worden gelegd om in contact te komen met meerdere (groepen) vrijwilligers. Succesfactoren: Ontzettend grote en niet-aflatende inzet van vrijwilligers. Iedere plaats waar dit project uitvoering heeft, heeft zijn eigen opzet en zijn eigen manier van werken gevonden. In de ene plaats heeft de student echt de leidende rol op zich genomen, waar dat in de andere plaats de vrijwilliger is. Door het organiseren van allerlei activiteiten zoals het voetbaltoernooi komen mensen weer in contact met elkaar en wordt men weer ‘gezien’. Affiniteit is zeer belangrijk bij het werken met de meest kwetsbare doelgroepen, zij hebben blijvende ondersteuning nodig bij het onderhouden van vriendschappen. Wanneer: Het project is van start gegaan in 2003 en loopt nog steeds Waar: Het is begonnen in Zuiderveld, een wijk in Joure. Inmiddels kent het project al drie locaties, te weten Joure, Wolvega en Heerenveen. Verdere informatie: http://www.zetnet.nl/zetnet3/netwerk.php?id=86&uitgave=8, http://www.mikswelzijn.nl/pivot/entry.php?id=45&t=entrypage_template.html www.levendewijk.nl (wordt verwacht rond oktober!)
4. JIPPIE Oorsprong: Kinderen in Amsterdam sporten te weinig. Stichting Prisma zag dat er wel aan reguliere sportondersteuning aandacht werd gegeven, maar niet aan sportstimulering voor mensen met een verstandelijke beperking. Om deze reden is dit project opgestart, dat ook kinderen met een beperking hun weg naar sportclubs kunnen vinden. Voor kinderen in het speciaal onderwijs is het echter niet altijd zo makkelijk. Onder andere het vervoer, niet goed weten waar je kan sporten en de financiën zorgen ervoor dat deze kinderen te weinig sporten. Categorie: JIPPIE richt zich op het stimuleren van deelname aan sport in verenigingsverband voor kinderen met een verstandelijke beperking Uitvoerders: PRISMA, sinds 2008 valt deze zelfstandige stichting onder Cordaan Groep. Zij werken hierbij samen met enkele sportverenigingen en scholen. 80% van de kinderen die deelnemen aan het project zijn van buitenlandse afkomst en beheersen de Nederlandse taal niet altijd goed. Om ook deze mensen te kunnen bereiken staat Prisma in contact met Stichting MEE, die consulenten in dienst hebben die bijvoorbeeld Berbers kunnen spreken. Doel: Met JIPPIE speciaal willen stichting Prisma en de gemeente Amsterdam kinderen uit het speciaal onderwijs in de leeftijd van zes tot en met 20 jaar kennis laten maken met verschillende takken van sport. Doelgroep: Kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking in de leeftijd van zes tot en met 20 jaar. Werkwijze: Prisma fungeert als een spin in het web en brengt de verschillende partijen met elkaar in aanraking. Hierbij nemen ze een faciliterende, begeleidende en ondersteunende rol in. Het project bestaat uit een aantal fases waarin de kinderen kennis maken met de tak van sport. Eerst worden er enkele gymlessen georganiseerd, en daarna gaan de kinderen naar naschoolse sportactiviteiten. Vervolgens is er de doorstroming naar reguliere sportverenigingen. Vijf tot tien procent van de kinderen melden zich na het project aan bij de sportvereniging. Het project blijft steun bieden aan school, vereniging en aan de kinderen en hun ouders. Zaken als het vervoer worden geregeld; tegen een kleine vergoeding van de ouders worden kinderen naar en van de sportclub vervoerd, ook wanneer het project afgelopen is en kinderen lid zijn geworden bij de sportclub. Succesfactoren: Kinderen kunnen voor het eerst kennis maken met de sport binnen de ‘veilige’ omgeving van hun eigen schoolgebouw, waarna de lat steeds iets hoger wordt gelegd. De drempel om lid te worden bij een vereniging wordt zo in kleine stapjes opgedeeld, waardoor meer kinderen lid worden. Prisma blijft ondersteuning bieden (bijvoorbeeld in de vorm van vervoer), ook wanneer het project afgelopen is. Men is nu bezig met de zogenoemde combifuncties, waarbij onderwijzers van scholen tevens op een sportvereniging actief kunnen zijn en les kunnen geven. Wanneer: Het project loopt al vanaf 2007 en schoolseizoen 2008-2009 worden er verschillende activiteiten op diverse locaties uitgevoerd. Waar: Amsterdam
13
Verdere informatie: www.stichtingprisma.nl
5. Potje van Otje Oorsprong: De wijk Vijfhoek is een VINEX-locatie waar relatief veel mensen met een verstandelijke beperking wonen. Er waren nog niet echt veel hechte sociale banden in de wijk. Zo kwam het idee dat mensen uit de wijk samen zouden gaan koken en eten, een leuke bezigheid waarbij je elkaar echt kan leren kennen. Categorie: ontmoeting tussen buurtbewoners met en zonder verstandelijke beperking. Uitvoerders: welzijnswerk Raster in samenwerking met zorginstelling J.P van den Bent Stichting Doel: mensen ontmoeten elkaar en door de activiteiten (samen koken en samen eten) leert men elkaar kennen en waarderen. Doelgroep: mensen met een beperking, kinderen van negen tot twaalf jaar en hun gasten. Wijkbewoners, en met name senioren worden uitgenodigd de bijeenkomsten mede vorm te geven en een hapje mee te eten. Werkwijze: Sessie bestaat uit acht bijeenkomsten, wekelijks kookt een vaste club mensen van vier buurtbewoners met een beperking en vier kinderen tussen negen en twaalf jaar samen een maaltijd. Ze dekken ook de tafel en bedienen de acht gasten. De kokers nodigen iedere week acht andere mensen uit. Na de acht bijeenkomsten wordt de kookgroep ververst met dezelfde formule Succesfactoren: De wijkgerichte aanpak van dit project is erg succesvol gebleken. Men is letterlijk bij de vraag zelf gestart en heeft van daaruit een project ontwikkeld. Wat verder een groot succes is, is het koppelen van mensen met een verstandelijke beperking aan kinderen in de leeftijdsgroep negen tot twaalf jaar, deze kinderen vinden het samenwerken eigenlijk heel normaal en leuk. Volwassenen worden tevens bij dit project betrokken doordat zij door de koks uitgenodigd worden voor de maaltijd. Wanneer: de eerste serie bijeenkomsten vonden plaats tussen 8 februari 2008 en 11 april 2008 en Potje van Otje is nu als activiteit opgenomen in “Onbeperkt Actief”. Waar: Deventer in de wijk Vijfhoek Verdere informatie: http://www.jpvandenbent.nl/archive-detail.asp?news_id=8 Potje van Otje, koken als bindmiddel in Deventer
6. Niemand buitenspel Oorsprong: ‘Vreemd’ gedrag/uiterlijk en onbekendheid houdt veel kinderen op afstand van verstandelijk gehandicapte kinderen. In sommige gevallen kan dit ook leiden tot pestgedrag. Dit project is erop gericht om drempels weg te nemen. Categorie: sporten en integratie van kinderen met een verstandelijke beperking Uitvoerders: Sportservice Noord-Holland in samenwerking met basisscholen, sportverenigingen, ZMLK scholen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. Doel: Het doel is de integratie van kinderen met een verstandelijke beperking te vergroten. Doelgroep: Kinderen op de basisscholen en verstandelijk gehandicapte kinderen. Werkwijze: Niemand Buitenspel! confronteert leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs direct met de leefwereld van het verstandelijk gehandicapte kind. Enerzijds door drie theorielessen met onder andere een korte film over dit onderwerp, anderzijds door de praktijkles waarbij zij kennis maken met verstandelijk gehandicapte kinderen middels sport- en beweegactiviteiten. De eerste theorieles van Niemand Buitenspel wordt verzorgd door een gastdocent van Sportservice Noord-Holland, tijdens deze theorieles krijgen de leerlingen een tweetal filmpjes te zien. Hiervoor maakt de school op voorhand een keuze uit een drietal filmpjes. Film één gaat over René, een jongen met een hele zichtbare beperking (Down Syndroom), ze zien hem in zijn thuis situatie en op het voetbalveld. Film twee gaat over Michelle, een meisje met een licht verstandelijke beperking. Zij zit op een reguliere basisschool en tijdens deze film wordt er verteld over vriendschappen. Film drie gaat over de Aventurijn, een gewone basisschool, waar ook kinderen met een meervoudige beperking komen. Naar aanleiding van de filmpjes wordt er een korte discussie of quizronde met de leerlingen gehouden. Vervolgens wordt er in gegaan op het onderdeel sporten samen met kinderen met een verstandelijke beperking. De invulling van de praktijklessen is elke keer anders. Dit is mede afhankelijk van de mogelijkheden in de regio. Zo zijn er voorbeelden waarbij de leerlingen tijdens een training van een G-team bij een
14
sportvereniging mee doen. Daarnaast hebben er ook praktijklessen plaatsgevonden in samenwerking met ZMLK scholen, waarbij bijvoorbeeld een atletiekochtend werd gehouden. Ook heeft er een praktijkles plaatsgevonden in samenwerking met een wooninstelling, waarbij de leerlingen eerst een rondleiding over het terrein kregen en vervolgens samen met de cliënten gingen voetballen. In principe wordt het project voor de scholen kosteloos aangeboden, echter van de kinderen wordt een tegenprestatie verwacht in de vorm van een sponsoractie die ten goede komt aan het aangepast sporten in Noord-Holland. Succesfactoren: Tijdens de pilotfase hebben wij voorafgaand aan de lessen een nulmeting gehouden onder de leerlingen, aan de hand hiervan werd duidelijk hoe de leerlingen dachten over de doelgroep. Na afloop werden tijdens de evaluatie dezelfde vragen gesteld en hierdoor waren wij in staat om te meten in hoeverre er een wijziging in het denkbeeld van de leerlingen heeft plaatsgevonden. Bij de scholen waar het project heeft gedraaid is zeker een positieve verandering zichtbaar in de beeldvorming van de leerlingen. Wanneer: Niemand Buitenspel is in 2007 ontwikkeld en in het schooljaar 2007-2008 heeft het project in vier regio’s een pilot gedraaid op in totaal 14 scholen. Scholen kunnen zich het hele jaar door aanmelden voor Niemand Buitenspel Waar: in heel Noord-Holland. De provincie is opgedeeld in acht regio’s. In zes regio’s is een medewerker aangepast sporten van Sportservice Noord-Holland werkzaam. Verdere informatie: www.sportservicenoordholland.nl, www.aangepastsporten.info
7. G sportactiviteiten Oorsprong: Het initiatief is ontstaan vanuit ontmoetingscentrum De Drogerij. Vanwege de vele aanmeldingen is uiteindelijk de G-sport in 1997 onder gebracht bij SV Koedijk. Categorie: vrije tijd/sport Uitvoerders: SV Koedijk. Doel: Aanbieden trainingen en competitiewedstrijden/toernooien voor voetbal- en handbal. Sporten geeft zelfvertrouwen, plezier en daardoor een beter functioneren in de maatschappij. Doelgroep: Voor mensen met een verstandelijke beperking, hun familie en vrienden of hun begeleiders. Werkwijze: Gedurende het seizoen worden er diverse sporten aangeboden, zoals: voetbal en handbal. Verder biedt SV Koedijk deze verschillende takken van sport aan voor zowel voor mensen met en zonder een verstandelijke beperking. Succesfactoren: van SV Koedijk zijn: - sporters zijn opgenomen in de vereniging met doel te laten zien dat zij meer kunnen dan wat de maatschappij denkt. Bijvoorbeeld zij voeren taken uit als scheidsrechter, onderhoud, kantine etc. - Voorwaarde is een professionele organisatie en vele vergaderingen vooraf; - Samenwerking met de Werkvoorziening Noord Kennemerland en de gemeente. Wanneer: in 1997 zijn de verschillende sportmogelijkheden uitgebreid met G sport. Waar: Alkmaar Verder Informatie: www.svkoedijk.nl
15
Goede voorbeelden gericht op werk/activering 8. JUMA Oorsprong: Ongeveer vijftien jaar geleden werd er begonnen aan het idee van een stukje integratie midden in de samenleving. Dit werd vormgegeven door een soort van buurtwinkel te beginnen, dit werkte echter niet. Tien jaar geleden werd besloten om een echte winkel midden in het centrum te beginnen, een volwaardige winkel, waarbij het belangrijk is dat er echt gewerkt wordt, dat er omzet wordt gedraaid, dat alles kostendekkend is en de winkel bestaansrecht heeft. Categorie: werk en dagbesteding van onderwijs, stages tot het activeren naar werk. JUMA is een voorbeeld van een professionele speelgoed- en cadeauwinkel. Uitvoerders: De Hartekampgroep, Stichting A.D.V. Doel: het bevorderen van actieve deelname aan de maatschappij. Cliënten worden volwaardig winkelmedewerker, iedereen heeft zijn eigen taken en de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers staat voorop. Doelgroep: mensen met een (verstandelijke) beperking Werkwijze: Iedere medewerker heeft een eigen functie en eigen taken in de winkel. De een helpt de klant met het uitzoeken van een cadeautje, de ander pakt het in, staat achter de kassa of in het magazijn. De bedrijfsleiding is er op gericht de medewerkers zo zelfstandig mogelijk te laten werken en iedereen zijn talenten te laten ontwikkelen. Er kunnen wekelijks cursussen gevolgd worden waarin men kan leren omgaan met de kassa of kan leren omgaan met klanten in een winkel. Iedere medewerker heeft een persoonlijke begeleider en de mate van ondersteuning wordt per persoon bekeken, wat iemand nodig heeft. Succesfactoren: In de winkel wordt naast de bekende speelgoedmerken, ook eigengemaakt speelgoed verkocht. Dit speelgoed wordt op meerdere werkplekken en dagcentra van de Hartekampgroep gemaakt door gedreven medewerkers. Enkele van die werkplekken zijn bijvoorbeeld de Kaarsenmakerij in dagcentrum De Maere en de Houtwerkplaats in Heemskerk. Een sterk punt van JUMA is dat het een volwaardige winkel is, waar mensen echt hun eigen functie hebben. Echte integratie komt alleen tot stand als je er daadwerkelijk instapt: mensen moeten de ruimte krijgen om fouten te maken, dat hoort er bij. Niet elke handeling of beweging van medewerkers wordt gecontroleerd, men heeft zelf verantwoordelijkheden. Cliënten kunnen verder zelf aangeven waar ze nog verder in geschoold willen worden, bijvoorbeeld op het gebied van boekhouding, voorraadbeheer etc. Een ander belangrijk gegeven is dat de organisatie kritisch naar zichzelf kijkt, je moet goede voorwaarden scheppen en eerlijk zijn naar cliënten om een project als deze goed te laten slagen. Wanneer: Ongeveer vijftien jaar geleden van start gegaan. Waar: Heemskerk Verdere informatie: www.dehartekampgroep.nl
9. Fermento Categorie: het bieden van werk, variërend van werken in een korenmolen tot bakkerswinkel, van banketbakkerij tot lunchroom. Uitvoerders: Fermento is onderdeel van Scorlewald, een woon en werkgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking in Schoorl. Fermento biedt aan ongeveer 45 mensen met een verstandelijke beperking op locatie dagactiviteiten aan, waarvan drie in Alkmaar en één in Oterleek. De mensen kunnen werken in een bakkerij/lunchroom, een bakkerij/winkel, een korenmolen en grutterij. Enthousiaste vakmensen helpen het vak te leren zodat iedereen zijn steentje bij kan dragen. Doel: door het werk aan te passen aan de mogelijkheden die de deelnemers hebben, zijn zij zeer goed in staat om hun steentje bij te dragen aan het productieproces en zijn zij mede de drijvende kracht van Fermento. Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking maar er werken ook mensen met een niet aangeboren hersenletsel. Er is ook plek voor meerdere stagiaires.
16
Werkwijze: Fermento is van mening dat mensen bij hun werken en noemen het daarom geen dagactiviteit. Ze proberen iedereen stapje voor stapje de desbetreffende werkzaamheden aan te leren. De medewerkers werken samen met de doelgroep. Succesfactoren: Er wordt voor 95% gewerkt met biologische producten, de werkwijze is ambachtelijk en transparant en er wordt een constante kwaliteit geleverd voor een goede prijs kwaliteit verhouding. ‘We werken met gemotiveerde mensen met een verstandelijke beperking.’ Wanneer: Fermento bestaat met de lunchroom al twaalf jaar. In het begin was het een samenwerking met de “sociale werkplaats”, later werd het zelfstandig. Sinds twee jaar opereert Fermento onder de paraplu van Scorlewald. Zes jaar geleden kwam de korenmolen het Roode Hert er bij. Dit kwam omdat de molenaar het niet meer zelfstandig kon bolwerken en Fermento er mogelijkheden in zag. Drie jaar geleden werd de Lindenlaan hieraan toegevoegd, dit kwam omdat het in de bakkerij van de Laat veel te druk werd. Er werd een pand gezocht voor een broodbakkerij en zodoende kwam er ook een winkeltje bij. Afgelopen januari kwam locatie vier, de korenmolen, bakkerij, bakkerswinkel de Otter. Dit laatste project loopt nog niet commercieel, maar in de loop van de jaren is dit wel de bedoeling. Waar: Alkmaar en Otterleek Verdere informatie: www.raphaelstichting.nl/
10. Opleiding ”Je weg vinden in de samenleving” Categorie: Het is een opleiding gericht op volwassenen met een verstandelijke beperking die nu of in de toekomst (begeleid) zelfstandig gaan wonen of gewoon graag verder willen leren. Deze opleiding is tevens gericht op mensen met een verstandelijke beperking die betaald of vrijwillig werk gaan doen of op het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben gezeten en graag verder willen leren. Uitvoerders: ROC Kop van Noord-Holland Doelgroep: Volwassenen met een verstandelijke beperking Werkwijze: Deelnemers kunnen op meerdere momenten per jaar instromen en worden na aanmelding zo snel mogelijk geplaatst. Wanneer groepen vol zijn wordt er een wachtlijst gehanteerd. De cursisten werken in overleg aan één of meer thema’s, zoals sociale vaardigheden, digitale vaardigheden, taalvaardigheid en rekenen. De deelnamekosten bedragen €4,- per week. Wanneer: Het onderwijs wordt verzorgd in Den Helder gedurende tien weken op dinsdagavond. In Schagen wordt het onderwijs aangeboden op de maandagavond, gedurende dertig weken. Verdere informatie: www.rockopnh.nl
11. Restaurant café Ridderikhoff Oorsprong: in het centrum van Hoorn kwam een monumentaal pand leeg, De gemeente wilde het een maatschappelijke functie geven. Philadelphia bood zich aan met het idee om een restaurant café te starten met als personeel mensen met een verstandelijk beperking. Categorie: werk, dagbesteding Uitvoerders: zorginstelling Philadelphia Doel: mensen met een beperking een volwaardige werkplek te bieden in de maatschappij Doelgroep: mensen met een beperking, maar ook mensen die autistisch zijn Werkwijze: mensen worden aangemeld door hun school of door de instelling waar ze wonen, dan wordt bekeken welke capaciteiten diegene heeft en welke mogelijkheden/vacatures er op dat moment zijn. Als ze er eenmaal werken (verschillende functies van het schoonmaken van het restaurant, keuken, atelier en kantine tot het wassen van het linnengoed tot koken en bedienen) staan ze onder begeleiding van koks, gastheren, gastvrouwen en de begeleider. Er is ook een jobcoach die biedt interne training, maar kijkt ook naar het toekomstperspectief. Succesfactoren: een zinvolle tijdsbesteding, een werkplek onder mensen en eigen verantwoordelijkheid. Een enkele keer vindt er doorstroming plaats naar regulier werk. Wanneer: het restaurant is in 2003 geopend Waar: Hoorn Verdere informatie: www.philadelphia.nl t.brink@philadelphia.nl
17
Interview: gesproken met mevr. Brink, zij wijst op andere succesvolle dagbestedings- activiteiten, zoals: het Weeshuis Monnickendam (horeca, touwslagerij en glasatelier) en hertenkamp, camping in Enkhuizen.
12. Jongerenwerkplaats Van Speijk Oorsprong: maart 2008 Categorie: toeleidingsproject naar school of werk Uitvoerders: stichting Ecosol Doel: reïntegreren naar school, werk of zorgtraject Doelgroep: jongeren met een laag IQ of met een verstandelijke beperking Werkwijze: door de verschillende activiteiten van o.a. fotograferen tot fietsen repareren of naar het Fijnhouttheater doen de jongeren ervaring op en ontdekken ze waar hun talenten en voorkeuren liggen. Hierdoor worden ze gestimuleerd om een adequate opleiding of werk te zoeken. Succesfactoren: zeer laagdrempelig en speciaal aangepast programma voor LVB problematiek met als rode draad: het leren van sociale vaardigheden en werknemersvaardigheden d.m.v. trainingen Wanneer: per 1 maart 2008 Waar: Amsterdam Verder Informatie: www.ecosol.nl
13. De Groote Modderkolk Oorsprong: Zo’n tien, twaalf jaar geleden had Natuurmonumenten dringend behoefte aan een centraal gelegen werklocatie, en vond deze in Loenen. Een groep ouders van kinderen die op de Michaelshoeve woonachtig waren wilden hun kinderen liever niet in een te grootschalige woongemeenschap hebben wonen, en waren op zoek naar een alternatief en hebben een projectgroep opgestart. Deze projectgroep kwam op een receptie iemand van Natuurmonumenten tegen, die op hun beurt graag wilde aansluiten bij de plaatselijke gemeenschap en dit heeft uiteindelijk geleid tot het samenwerkingsverband met Verdandi. Categorie: Woon- en werklocatie voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Zes jongens en vier meiden in de leeftijd van 16 tot 26 jaar wonen en werken hier. Dagelijks komen nog eens vijftien mensen van alle leeftijden werken op de boerderij. Wat belangrijk is, is dat mensen werk kunnen verzetten op de boerderij, dat wordt zeer serieus genomen, en men ziet de mensen ook groeien van de taken die ze toebedeeld krijgen. Uitvoerders: Stichting Verdandi en Vereniging Natuurmonumenten. Doel: Op antroposofische basis een onderkomen realiseren voor en een zinvolle tijdsbesteding bieden aan een groep jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Doelgroep: jonge mensen met een verstandelijke beperking Werkwijze: De bewoners van de boerderij voeren diverse werkzaamheden uit op de woon-, werk- en zorgboerderij. Er zijn vijf verschillende werkgebieden te onderscheiden waar in principe iedereen werkzaam is, enkele uitzonderingen daargelaten. De vijf terreinen zijn: - De biologische groentetuin; - De theeschenkerij, hieronder valt ook het verzorgen van de koffie, thee en lunches wanneer de vergaderruimte wordt gebruikt door externe partijen; - Het erf met de dieren verzorgen, schoonmaken, onderhouden; - Afdeling bos en hout, waar zorg wordt gedragen voor houtkap, het schoonmaken van wegwijzerborden, de parkeerplaats schoonmaken etc;. - De boerderij zelf, werkzaamheden als schoonmaken en koken. Elke week wordt er gerouleerd zodat iedereen alle taken eens doet en het werk afwisselend blijft voor zowel de bewoners als de mensen van buiten die komen werken op de boerderij. Succesfactoren: De boerderij wordt echt ‘gedragen’ door iedereen die er aan meewerkt met veel enthousiasme. Er werken vijftien betaalde krachten en vijftien vrijwilligers mee met het dagelijks reilen en zeilen van de organisatie. Wat erg belangrijk wordt gevonden bij de Groote Modderkolk is dat er wordt gekeken naar de mogelijkheden van mensen in plaats van naar de beperkingen. Wat kan iemand wel in plaats van wat kan iemand niet (meer). Wat verder nog noemenswaardig is, is dat de boerderij zijn eigen energie opwekt door middel van zonneschermen en dat er gebruik wordt gemaakt van aardwarmte. Ook het regenwater blijft niet
18
onbenut: dit wordt opgevangen in meerdere grote tanks van 30.000 liter en wordt gebruikt voor bijvoorbeeld de toiletten doorspoelen. Wanneer: gestart in 2003 Waar: Loenen Verdere informatie: www.apeldoorn.nl, www.verdandi.nl, www.degrootemodderkolk.nl
Goede voorbeelden op wijkniveau: activering wijk 14. Appartementencomplex Wognum Oorsprong: juni 2006 opgeleverd Categorie: woningen; appartementencomplex Uitvoerders: o.a. zorginstelling Leekerweide Doel: mensen met een beperking (zorgwoningen) en mensen zonder een beperking (gemeentewoningen) wonen in hetzelfde complex, zodat men elkaar ontmoet. Door de bouw is de gemeenschappelijke tuin in het midden gesitueerd. De verdiepingen zijn met elkaar verbonden door de centrale trappenhuis en de loopbruggen. De functies zorg en wonen worden geïntegreerd in het appartementencomplex; de activiteitenruimte is gelegen aan de binnentuin. Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking Werkwijze: het appartementencomplex wordt in een U vorm rond een hof gerealiseerd. Waar: Wognum Verdere informatie: www.leekerweide.nl Documenten: www.bouwcollege.nl/Pdf/ Ontwerpaspecten/Leekerweide%20Wognum.pdf
15. PAK: project alledaagse kansen Oorsprong: PAK heeft zijn oorsprong in 2006, in één van de twee herstructureringswijken van Deventer, namelijk de Rivierenwijk (als onderdeel van het sociale programma). Naast de behoorlijke investering op de fysieke kant (bouwen van nieuwe huizen en voorzieningen, aanpassen van de inrichting van de wijk, etc.) wordt er ook flink geïnvesteerd op de sociale kant, oftewel de bewoners van de Rivierenwijk. Beide investeringen maakt het mogelijk om van de Rivierenwijk een krachtwijk te maken. Categorie: vanuit het welzijnswerk worden bewoners begeleid door talentmakelaars om hun droom te realiseren. De bewoner gaat op basis van een plan van aanpak en een zelf aangewezen coach (uit eigen netwerk) werken aan de realisatie van zijn/haar droom. Uitvoerders: opbouwwerk in opdracht van woningcorporatie Doel: activeren en ondersteunen van bewoners met grote achterstand, in het ontwikkelen van hun talenten en het overwinnen van obstakels en deze in te zetten voor zichzelf en voor hun omgeving. Om zo bewoners sterker te maken opdat zij sociaal en maatschappelijk kunnen stijgen. Doelgroep: bewoners met grote achterstand Werkwijze: Er wordt gewerkt volgens de PAK methodiek. Een intensieve manier van begeleiden; o.a. daadwerkelijk de bewoner willen leren kennen, oog voor detail, willen werken in het tempo van de bewoner, healing (heel maken wat stuk is) en building (richt zich op leren en ontwikkelen). Succesfactoren: succes is o.a. afhankelijk van kennis van de buurt en het vertrouwen van de mensen, maar ook van draagvlak bij gemeenten en bij de instellingen i.v.m. doorverwijzing. Wanneer: Ontstaan in 2006 in de Rivierenwijk, per 2008 is PAK onderdeel geworden van het project Sterrenvinder (loopperiode: 2008 tot 2012) met als opdrachtgever gemeente Deventer, afdeling Werk en Inkomen. Waar: Deventer in de Rivierenwijk. PAK wordt nu ook uitgevoerd in wijk 2 in Deventer in opdracht van de gemeente Deventer. Verdere informatie: Raster Welzijn Deventer Tamara Maulany (projectmanager), t.maulany@rastergroep.nl of mobiel: 06-12626600
19
Meer informatie: www.sterrenvinder.nl www.rivierenpakhuis.nl
16. Project integreren in de wijk Categorie: belangenbehartiging gericht op de wijk Uitvoerders: belangenorganisatie Zet Net. Zet Net: net voor en door mensen met een verstandelijke beperking Doel: informeren over sociale netwerken en goede voorbeeldprojecten Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking Werkwijze: project integreren in de wijk, met als doel mensen in de wijk bewust te maken van hun omgeving en hun eigen mogelijkheden. In een wijk met elkaar in gesprek komen, waardoor de 3 beeldvorming gaat veranderen en er gelijkwaardigheid ontwikkeld wordt. Bijvoorbeeld door het organiseren van wijkbijeenkomsten door mensen met een (verstandelijke) beperking. Er worden ook diverse cursussen georganiseerd waarin allerlei praktische vaardigheden aan bod komen die zij nodig hebben bij zelfstandig wonen. Zo oefenen ze in rollenspellen hoe je met de buren kunt kennismaken. Waar: provincie Groningen, Friesland en Drenthe Verdere informatie: www.zetnet.nl
17. Project ik en de samenleving Oorsprong: Er is in 2006 een onderzoek gehouden door Zeg het ons in het Noorden, voor en door gehandicapten. Uit onderzoek is gebleken dat mensen eenzaamheid als het grootste probleem ervaren. Met deze uitkomst is het idee van dit project ontstaan en heeft LFB via fondswerving en prijsvragen de financiering kunnen regelen. Uiteindelijk hebben de fondsen VSB, Skan en NSGK het toegezegd het project te willen financieren. Categorie: belangenbehartiging Uitvoerders: belangenvereniging LFB Noordoost (landelijke federatie belangenvereniging onderling sterk) komt op voor mensen met een verstandelijke beperking Doel: informeren over goede voorbeeldprojecten, over het activiteitenaanbod en actuele ontwikkelingen Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking en hun omgeving. Werkwijze: het project ik en de samenleving (www.ikendesamenleving.nl ) heeft als doel mensen in de wijk bewust te maken van hun omgeving en hun eigen mogelijkheden. Dit komt tot stand door in een wijk met elkaar in gesprek te gaan, waardoor de beeldvorming gaat veranderen en er gelijkwaardigheid wordt ontwikkeld. Concreet betekent dit dat op lokaal niveau verschillende Verenigingen van Onderling Sterk worden opgezet, die de activiteiten en het gedachtegoed van dit project gaan continueren. Via deze Verenigingen kunnen andere wijkbewoners een voorlichting krijgen over hun verstandelijk beperkte buren. En dan gaat het niet alleen over hun beperkingen, maar vooral over wat ze wel allemaal kunnen. Succesfactoren: - Mensen met een verstandelijke beperking kunnen zelf iets doen; - Het idee komt van henzelf; - Het geld voor de projecten komt bij de mensen met een verstandelijke beperking - Voordat mensen met een verstandelijke beperking het project gaan uitvoeren, vindt er coaching plaats van LFB, bijv. een cursus als ‘overwinning op jezelf’ en de cursus ‘Die ken ik’
3
daarnaast: - een betere integratie van mensen met een beperking in de wijk; - een positieve beeldvorming van mensen in de wijk; - mensen met een beperking meer gaan meedoen in de wijk; - minder eenzaamheid onder kwetsbare groepen; - meer samenhang in de wijk, dus een leefbaardere wijk
20
Wanneer: Het project is gestart in 2006 en loopt nog steeds. Ze gaan het project voor 2010 opnieuw aanvragen omdat ze de fondsen nodig hebben om veel meer mensen met een verstandelijke beperking te leren meedoen in de samenleving. Het project werkt samen met zorginstellingen en gemeenten, soms wordt een gedeelte door een van deze twee gefinancierd. Waar: In Noord Oost Nederland, zie verder de website www.lfb.nu Verdere informatie: De heer W. Kwakkel en mevr. R. Oomen, tel.nr. 0561-693135, e-mail: w.kwakkel@ lfb.nu en r.oomen@lfb.nu
18. Resto VanHarte Oorsprong: VanHarte is opgericht door enkele grondleggers van Artsen Zonder Grenzen, een Rotterdams gemeenteraadslid en een aantal betrokken ondernemers en kunstenaars. Het eerste Resto VanHarte is eind 2004 in Den Haag geopend. Categorie: laagdrempelig restaurant voor wijkgenoten om elkaar te ontmoeten Uitvoerders: Resto VanHarte Doel: de strijd aan te gaan tegen sociale uitsluiting en isolement. Bewoners kunnen elkaar ontmoeten en voor weinig geld een driegangen menu krijgen. Doelgroep: alle wijkgenoten zijn van harte welkom. Werkwijze: Resto VanHarte werkt samen met instanties en organisaties in de wijk, zoals de huisarts, de dominee, de imam, de ouderenconsulent en de wijkagent. Er zitten mensen aan tafel aan wie u vragen kunt stellen. Er zijn ook muziek- en dansoptredens, spelavonden en u krijgt informatie over activiteiten in uw buurt. De restaurants van Resto VanHarte zitten meestal in een buurthuis, een wijksteunpunt of in een ROC. Ieder Resto heeft twee medewerkers in vaste dienst (Resto Manager en een horeca coördinator) verder werkt er een enthousiaste groep vrijwilligers. Succesfactoren: het terugdringen van isolement en uitsluiting van mensen en groepen die sociaal geïsoleerd zijn, doordat de mensen gezamenlijk aan tafel zitten komen er gesprekken op gang. De mensen voelen zich door Resto’s meer thuis in hun wijk. Er worden dit jaar nog vier Resto’s geopend, hieruit blijkt dat er behoefte is in Nederland om nader tot elkaar te komen. Wanneer: twee tot drie keer in de week open Waar: Alkmaar in wijkcentrum Mare Nostrum, Amsterdam (Noord, Slotermeer en Zuidoost) en Den Helder/Julianadorp. Verdere informatie: www.restovanharte.nl of bij mevrouw J. Kamper, e-mail: J.kamper@restovanharte.nl
19. Buurtzorg Oorsprong: De basis voor deze bijzondere vorm van bewonersparticipatie is vanaf 2005 gelegd in ‘Buurtzorg’ een landelijk project waaraan IJburg meedeed als pilot-locatie. Categorie: buurtzorg; op het snijvlak van zorg, welzijn en wonen. Uitvoerders: CIVIQ en de Hogeschool van Utrecht Doel: iedereen kan zich thuis voelen in de wijk waar hij/zij woont via laagdrempelige activiteiten ontstaan vanzelfsprekende ontmoetingen tussen buurtbewoners onderling om sociale samenhang in de buurt te vergroten. Doelgroep: alle bewoners dus bewoners met en zonder beperking zijn op basis van gelijkwaardigheid bij het initiatief betrokken. De methodiek richt zich op beleidsmakers en professionals in de sectoren zorg en welzijn, inclusief vrijwilligersorganisaties. Werkwijze: Het project kent 3 fases: - Voorbereidingsfase: onderzoek, draagvlak en inrichting van Buurtzorg - Interventiefase: Buurtzorg voor en door buurtbewoners - Borgingsfase: Buurtzorg op eigen benen. Succesfactoren: - Laagdrempelige activiteiten kleinschalig beginnen; - Simpel opzetten;
21
-
Slim benutten van sleutelfiguren, bijv. het initiatief laten bij het steunpunt vrijwilligerswerk. Voorwaarden goed regelen: - Goede voorbereiding: aanknopingspunten vinden, deze langzamerhand uitbouwen en het mobiliseren van het zelforganiserend vermogen van de buurt; - Zorgvuldige afbakening van de buurt, men moet elkaar nog wel kennen en groot genoeg voor aanwezigheid van zelforganiserend vermogen of om dit te mobiliseren; - Coördinator met competenties en enthousiasme, bijvoorbeeld duidelijkheid geven over de manier van ondersteuning, de grenzen ervan en wat je van buurtbewoners verwacht; - Communicatie tussen alle betrokken organisaties. Wanneer: dit project heeft een looptijd van 4 jaar. Waar: stadsdeel IJburg, Amersfoort en Almelo. Verdere informatie: MOVISIE bij Anita Peters Documenten: Bouwen aan buurtzorg; handboek voor het versterken van vrijwillige inzet door en voor buurtbewoners. (MOVISIE 2007)
20. Zeg het ons! WMO Oorsprong: Veel gemeenten hebben de laatste jaren geïnvesteerd in het contact met kwetsbare burgers. Dit i.v.m. de invoering van de WMO waaraan negen prestatievelden gekoppeld zijn. In de lokale WMO-raden (panels van cliëntvertegenwoordigers) zitten echter zelden mensen met een verstandelijke beperking. Deze groep burgers is vaak lastig te bereiken en gemeenten hebben geen ervaring met het communiceren met deze groep. Categorie: communicatie tussen mensen met een beperking en de gemeente. Gemeenten krijgen een goed beeld van hun inwoners met een verstandelijke beperking. Uitvoerders: Zeg het ons! WMO. Dit is ondergebracht bij Vilans. Doel: Burgers met een beperking betrekken bij gemeentelijk beleid en het leven in de lokale samenleving. Doelgroep: mensen met een verstandelijke beperking. Werkwijze: Samen met MEE, Onderling Sterk en eventueel een zorgaanbieder zoekt Zeg het ons! 30 respondenten. Op vier zaterdagen vinden de interviews plaats, dan is er ook altijd een coach van Zeg het ons aanwezig voor eventuele problemen. Niet alleen de respondenten maar ook de interviewers zijn mensen met een verstandelijke beperking. De interviewers zijn getraind door Zeg het ons! De interviewvragen hebben te maken met de volgende thema’s: Wonen, werken, sociale contacten, ontwikkeling en emotionele welbevinden. In de praktijk blijkt dat de helft van het aantal betrokkenen bij het interview (ongeveer 15 tot 20 mensen) enthousiast raakt en betrokken wil blijven bij deze onderwerpen. Als de onderzoeksresultaten zijn verwerkt vindt er een nabespreking plaats met alle betrokkenen, waarin o.a. besproken wordt welke knelpunten men ervaart. Ook bedenken ze oplossingen, tips en aanbevelingen en geven antwoord op de volgende vragen: - Wat kun je er zelf aan doen? - Wat kan de gemeente eraan doen? - Wat kunnen anderen eraan doen? Het traject wordt afgesloten met een slotmanifestatie dan wordt het eindrapport overhandigd aan de burgermeester of wethouder. Deze reageert en geeft haar visie op het vervolgtraject. Succesfactoren: - interviews voor en door mensen met een verstandelijke beperking; - gemeente commiteert zich aan dit project Wanneer: pilot is gestart in 2005 in Zwolle Waar: In Purmerend heeft zo’n onderzoek in 2008 plaatsgevonden. Verder Informatie: www.vilans.nl/smartsite.dws?id=129731
22
21. Buurthulpcentrale Oorsprong: Bij de vrijwilligerscentrale werd gemerkt dat er vraag was naar mensen die kleine klusjes konden doen en dat er ook mensen waren die dat graag wilden doen. Categorie: De buurthulpcentrale brengt mensen bij elkaar die een keer hulp kunnen gebruiken bij een klusje als boodschappen doen, of de hond uitlaten, en mensen die hen daarbij willen helpen. Uitvoerders: Welzijnswerk Welsaen in Zaanstad in samenwerking met de woningbouwcorporatie Parteon. Doel: mensen zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen en het verstevigen van het lokale vrijwilligerswerk. Doelgroep: oudere buurtbewoners en mensen met een beperking uit Zaanstad Werkwijze: Mensen kunnen zich aanmelden als vrijwilliger bij de Buurthulpcentrale en kunnen zelf aangeven voor welke klussen, hoe vaak en op welke momenten ze beschikbaar zijn. De vrijwilligers krijgen vanuit de organisatie begeleiding en training. Succesfactoren: De rol van de professional is cruciaal voor het leggen van contacten en voor de continuering van het project, een goede pr van het project, goede bereikbaarheid van buurthulpcentrale, de randvoorwaarden van het project, zoals: ondersteunend computersysteem, functiebeschrijving van vacatures (vrijwilligers receptie, vrijwilligers klusjes en vrijwilligers intake) en communicatieplan, vrijwilligers die een klus doen krijgen deskundigheidsbevordering, twee maal in het jaar een contactavond en een Nieuwsbrief Wanneer: november 2007 was het operationeel op twee locaties. Later is er een derde bij gekomen. Waar: Zaanstad. Verdere informatie: www.welsaen.nl of bij de heer O. Wurth e-mail: otto.wurth@welsaen.nl
23
24
DEEL III In dit deel wordt een impressie gegeven van de expertmeeting die PRIMO nh heeft georganiseerd voor onder andere de professionals of vrijwilligers (zelforganisaties) van de goede voorbeelden uit deel II. In de inleiding wordt een link gemaakt met de Wet op Maatschappelijke Ondersteuning. Zo wordt er in veel beleidsplannen uitgegaan van de kracht en zorgzaamheid van de samenleving. De Wet op Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is hier een goed voorbeeld van. De gedachte van de Wmo is dat iedere burger de mogelijkheid moet hebben om volwaardig in de maatschappij te kunnen participeren. Dit houdt onder andere in dat burgers zo lang mogelijk zelfstandig moeten/kunnen wonen. Extramuralisering en vermaatschappelijking van zorg gaan van dezelfde gedachte als de Wmo uit. Iedere burger moet zo lang mogelijk op een normale plek kunnen wonen, hierbij ondersteunt door de directe leefomgeving. Waar vroeger burgers met een psychische of lichamelijke beperking in een instelling afgezonderd van de maatschappij woonden is bij extramuralisering en vermaatschappelijking de gedachte dat deze burgers beter af zijn als ze in een “gewone” wijk tussen “gewone” burgers wonen. Uit onderzoek blijkt dat het zelfstandig wonen van burgers met een beperking in een “gewone” wijk hun zelfredzaamheid vergroot. Natuurlijk is dit wel afhankelijk van de beperking. Maar ook wanneer mensen nog voor een groot deel afhankelijk zijn van formele zorg, blijkt hun zelfredzaamheid groter te zijn wanneer zij zelfstandig of in een kleinschalige woonvorm wonen, dan wanneer zij in een instelling wonen. De bewoners in een buurt waar de kwetsbare bewoners komen te wonen krijgen een belangrijke rol toebedeeld. Tenminste men verwacht dat deze een grote rol kunnen en gaan spelen in het leven van hun kwetsbare buren. Van de bewoners wordt verwacht dat ze hun kwetsbare buren uit gaan nodigen om mee te doen aan activiteiten in de buurt en misschien kunnen ze ook wel een bijdrage leveren aan de ondersteuning van hun kwetsbare buurman of buurvrouw. Vervolgens wordt de link gelegd met de goede voorbeelden die PRIMO nh verzameld heeft. Zo dragen de projecten die PRIMO nh heeft verzameld bij aan de sociale integratie van mensen met 4 een verstandelijke beperking, aangezien mensen geactiveerd worden iets te ondernemen. Of dat nou op het gebied van werk, dagbesteding of vrije tijd is. Interactie met andere mensen in hun directe leefomgeving zorgt ervoor dat mensen met een verstandelijke beperking niet in een sociaal isolement raken, of alleen maar contact hebben met directe familieleden of hulpverleners of met andere mensen met een beperking. Op deze manier kunnen ook deze mensen volwaardig deel uitmaken van de samenleving en prettig wonen en leven in hun wijk.
Miks Welzijnsorganisatie, Joure De opbouwwerker van Miks Welzijnsorganisatie in Joure heeft o.a. het project de Levende Wijk. De opbouwwerker probeert het netwerk van mensen met een verstandelijke beperking te vergroten in samenwerking met welzijnswerk. Het project richt zich op wijkactiviteiten en wijkbewoners. Wijkactiviteiten die in het kader van dit project zijn opgezet zijn bijvoorbeeld het organiseren van bingoavonden. Ook zijn er duofietsen aangeschaft, zodat er gezamenlijke fietstochten gemaakt kunnen worden. Er is geen infrastructuur voor vrijwilligersbeleid in de buurt zelf. Er zijn wel vrijwilligersorganisaties, maar die worden provinciaal aangestuurd. Nu worden wijkactiviteiten vaak ondergebracht bij wijkorganisaties.
4
Deze groep bestaat uit ongeveer 112.000 mensen en dat aantal blijft naar verwachting de komende 15 jaren stabiel volgens SCP, Zorg voor verstandelijke gehandicapten. Ontwikkelingen in de vraag. 2005
25
Het traject dat zich richt op wijkbewoners bestaat uit 4 stappen, waarbij de cliënt als uitgangspunt wordt genomen zodat men maatwerk kan leveren. De eerste fase bestaat uit een wensgesprek bij de cliënt thuis. De opbouwwerker stapt altijd onbevangen dit gesprek in en kijkt niet naar de beperking van de cliënt maar naar de mogelijkheden. Hij luistert naar de interesses en wensen van de cliënt en brengt samen met de cliënt zijn huidige netwerk in kaart. De tweede stap bestaat uit een gesprek tussen de opbouwwerker, de cliënt en zijn persoonlijk begeleider waarin doelen worden besproken en een plan wordt opgesteld. Aan de hand van deze twee gesprekken zoekt de opbouwwerker in de derde fase contact met mensen waar de cliënt werkzaam kan zijn als vrijwilliger, deelnemer of toeschouwer. Tijdens dit gesprek neemt hij een foto van de cliënt mee tijdens een buurtactiviteit. Het blijkt dat buurtbewoners, maar ook organisaties vaak vooroordelen hebben. Ze krijgen dan een beeld van wie er komt en dit neemt soms de vooroordelen weg. Als het contact is gelegd vindt de vierde en tevens laatste fase plaats: de overdracht. De begeleiding ligt bij de persoonlijk begeleider van de cliënt. Toch blijkt vaak dat zorgorganisaties en de begeleiders het als extra taak zien. Ze geven aan dat het hoofd en de agenda vol is en dat ze er geen extra taak aan willen hebben. Na 3 maanden neemt de opbouwwerker contact op met de cliënt en de persoonlijk begeleider om te horen of alles nog goed verloopt. In het begin (het project bestaat sinds 1995) werden ze gefinancierd door fondsen en gemeente. Aankomend jaar stelt de gemeente geen extra financiën beschikbaar voor het welzijnswerk vanuit de Wmo. De Provincie stopt de financiering, maar Miks Welzijnsorganisatie gaat het project in eigen organisatie voortzetten. Het wensgesprek zal de opbouwwerker dan niet meer zelf doen, maar hij blijft wel beschikbaar als bruggenlegger, want in de loop der jaren heeft hij een breed netwerk opgebouwd. Succesfactoren - Bekendheid van de welzijnswerkers over de infrastructuur binnen de wijk - Rechtstreeks contact met begeleider en cliënt om te activeren en te inspireren - Wensgesprek om vervolgens naar vertaling te zoeken (maatwerk) - Buurtbewoners met beperking worden door een welzijnswerker benaderd i.p.v. door de zorg, hierdoor ontstaan er nieuwe gezichtspunten en worden er nieuwe koppelingen gemaakt - Individuele succesvolle koppeling met andere individuen in de wijk - Onbevangen interviews - Gebruik maken van de expertise van het welzijnswerk (lokale organisatie) - Laagdrempelig - Naar de mensen zelf toegaan
Faalfactoren - Input zorg minimaal - Greep op langer termijn is er niet - Organisatorische problemen (vervoer etc.) - Hoofd en agenda vol van begeleiders - Continuering staat onder druk - Onbekendheid van de wijk/bewoners/activiteiten omdat cliënten en begeleiders passief zijn. - Vooroordelen - Ontbreken van een contactpersoon/coördinator voor vrijwilligers
Stichting Prisma, Amsterdam Stichting Prisma organiseert activiteiten, vrije dagbesteding, vakantie en uitstapjes voor mensen met een verstandelijke beperking. Hierbij richten zij zich op 4 clusters: innovatie, sport, recreatie en dagactiviteiten. Het project Kwartiermaker valt onder innovaties. Kwartiermaker is op bestuurlijk niveau gefuseerd met Cordaan. De medewerkers staan onder contract bij Cordaan, maar worden geattacheerd aan Stichting Prisma, waardoor ze hun eigen naam kunnen behouden. Ze krijgen subsidie vanuit de Wmo (gemeente Amsterdam) en fondsen. In 2005 is het project Kwartiermaker gestart. Elk anderhalf jaar verschuift het project naar een ander stadsdeel van Amsterdam en moet er opnieuw subsidie worden aangevraagd. Kwartiermaker is begonnen in Oud-Zuid, daarna in OudWest en op dit moment loopt het project in Oost-Watergraafsmeer onder de titel ‘Samen in Oost’. Bij de eerste 2 projecten hebben ze geleerd dat het belangrijk is om van het begin af aan welzijnsorganisaties en het stadsdeel erbij te betrekken en mee te laten denken. Om deze reden
26
hebben ze voordat ‘Samen in Oost’ van start ging een stuurgroep samengesteld, bestaande uit Prisma, welzijnsorganisaties en het stadsdeel. De stuurgroep heeft een plan opgesteld voor de komende 1,5 jaar en een intentieovereenkomst getekend. Na anderhalf jaar laat Prisma het over aan de welzijnsorganisaties. Een struikelblok hierbij is dat door te weinig financiële middelen het project nog niet altijd volledig is ingebed. Het doel van het project is dat mensen met een verstandelijke beperking net als alle andere buurtbewoners gebruik kunnen maken van voorzieningen en activiteiten in hun eigen buurt. Kwartiermaker zorgt ervoor dat de samenleving er klaar voor is dat er mensen met een verstandelijke beperking, maar ook GGZ cliënten, in de buurt komen wonen en deelnemen aan activiteiten. Het gaat om de gastvrijheid van de samenleving. Kwartiermaker richt zich op activiteiten die organisatorisch en volledig zijn geïntegreerd. Voorbeelden van organisatorische geïntegreerde activiteiten zijn een G-team bij een voetbalclub en de Schinkelbende. Dit is een band die bestaat uit verstandelijke beperkte mensen. Kwartiermaker heeft contact gezocht met een buurthuis, zodat ze daar konden optreden. Nu worden ze vaker gevraagd door het buurthuis en treden ze ook op bij andere activiteiten in de buurt. Ook is er een fitnessactiviteit opgezet. Degene die deze les geeft, heeft kennis van de doelgroep en kijkt naar de mogelijkheden in plaats van naar de beperkingen van de mensen, maar daarbij worden er wel duidelijke grenzen gesteld. Verder is er een documentaire gemaakt waarin jongeren met een verstandelijke beperking hun dromen en wensen kenbaar maakten. Deze documentaire is vertoond in het buurthuis, dit nam de vooroordelen bij de “gewone” mensen uit de buurt weg waardoor de jongeren zich nu welkom voelen in de buurt. Voorbeelden van volledig geïntegreerde projecten zijn het maatjesproject en activiteiten die georganiseerd worden in het buurthuis. Mensen met een verstandelijke beperking worden samen met een vrijwilligers uitgenodigd om deel te nemen aan activiteiten. De vrijwilligers worden geworven bij vrijwilligerscentrales en welzijnsorganisaties. Het doel van Kwartiermaker is bereikt als alle activiteiten voor iedereen toegankelijk zijn. Hiervoor moet men wel buiten de kaders kunnen denken, maar dit is lastig. Daarbij is er ook steeds minder tijd om aandacht te schenken aan de participatie van de cliënt in de samenleving. Er is dus nog een lange weg te gaan. Succesfactoren - Bekendheid bij wethouders - Duidelijke afspraken met welzijnsorganisaties en stadsdeel (intentieovereenkomst) - Duidelijke pilots - samenstellen van een stuurgroep (Prisma, welzijnswerk en stadsdeel) - Voortzetting van projecten - Samenwerking zorg en welzijn / welzijnsinstellingen erbij betrekken - Blad (krantje) dat in de buurt wordt verspreid - Startbijeenkomst (netwerken onder professionals) - Direct contact met cliënten - Inventarisatie bij de mensen wat ze zelf willen
Faalfactoren - Werkdruk bij instellingen - Inbedding: wat gebeurt er met project als kwartiermaker weggaat? - Geen structurele financiering - Persoonsgebonden (elke persoonlijk begeleider heeft zijn eigen stijl) - Tijd van 1,5 jaar - Onkunde, hoe vind ik de weg in de wijk? - Onbekend maakt onbemind (bij buurtbewoners en cliënten)
Prinsenstichting, Purmerend De persoonlijke begeleider bij de Prinsenstichting is vrijgesteld van de directe zorg. Ze heeft de opdracht gekregen om de participatie van cliënten in kaart te brengen, maar dit is geen primaire taak waardoor er niet voldoende tijd aan wordt besteed. Hierdoor wordt het vaak te summier in kaart gebracht. Zelf geeft de persoonlijke begeleider gastlessen op basisscholen samen met een cliënt over de Prinsenstichting. Het directe contact maakt de drempel lager en vaak ontstaat er leuk contact. Ook blijkt dat veel kinderen in hun omgeving wel iemand kennen die verstandelijk beperkt is. Door de gastlessen wordt dit opeens een onderwerp en komen er leuke verhalen naar boven.
27
Binnen de Prinsenstichting is er een professional die zich bezighoudt met vrijetijdsbesteding en participatie. De komende jaren zal er bij de Prinsenstichting steeds meer sprake zijn van omgekeerde integratie. De cliënten zullen zoveel mogelijk gaan wonen in een woonwijk in plaats van in een zorginstelling. Om nu al meer sympathie te krijgen en vooroordelen weg te nemen vinden naast de gastlessen, in samenwerking met een middelbare school activiteiten in een centrum locatie plaats. Rond Kerst dit jaar gaan bijvoorbeeld brugklassers samen met mensen met een verstandelijke beperking, dansen, zingen en rolstoel duwen. Het blijkt dat cliënten hierdoor minder gepest worden, omdat men onderling aan elkaar gewend raakt. Landelijk heeft er een onderzoek plaatsgevonden (SPAR) naar het sociaal participeren van mensen met een verstandelijke beperking in hun eigen buurt. Uit dit onderzoek is gebleken dat mensen met een verstandelijke beperking nu meer wonen dan leven in hun wijk, ze een klein netwerk hebben en ze zich over het algemeen eenzaam voelen. Bij de Prinsenstichting proberen ze nu n.a.v. dit onderzoek het netwerk van de cliënt in kaart te brengen en samen met de cliënt te kijken hoe en waar ze dit bestaande netwerk kunnen versterken. Als de professional mensen of organisaties benaderd doet ze dit altijd persoonlijk. Ze benoemt de voor- en nadelen, want ze heeft gemerkt dat eerlijk zijn het beste werkt. Daarnaast werken ze ook clubgericht. De medewerkers worden gefinancierd door de Prinsenstichting. Op dit moment is de instelling blij dat ze er zijn. De medewerkers doen dan ook alles, ze leggen contacten, zetten projecten op en beheren vrijwilligers. Maar mocht de financiering ooit in de toekomst worden stopgezet, dan betekent dit dat er een heel sociaal netwerk wegvalt. Succesfactoren - Investeren op lange termijn - Direct betrokken bij zorg - Goede bekendheid met wijk - Voorlichting basisscholen en samenwerking met middelbare scholen: groot bereik jongeren waardoor de beeldvorming wordt beïnvloed. - Individuele benadering - Doen! - Beleid! (stroomlijnen van vrijwilligers is onderdeel van het beleid) - Contactpersoon vrijetijdsbesteding - Gaan naar de mensen toe
Faalfactoren - Kwetsbaarheid personele inzet (als de instelling voor een ander beleid kiest) - Continuering toekomst (hoe kijkt instelling hier tegen aan?) - Vooroordelen buurtbewoner - Bedreiging bezuinigingen?
In de bijlage vindt u vier casussen waarin de meerwaarde van maatschappelijke participatie gezien vanuit de cliënt en vanuit de persoonlijke begeleider beschreven wordt. Hierna geeft PRIMO nh de succes- en faalfactoren die naar voren komen in de inventarisatie van de good practices Thuis in de Buurt: Succesfactoren: - Serieus genomen worden, dit heeft betrekking op mogelijkheid om te kunnen laten zien wat de doelgroep kan. Mensen zijn zelf verantwoordelijk en worden ook geacht die verantwoordelijkheid te nemen, zoals op tijd op je werk verschijnen. Hierbij is wel belangrijk dat fouten maken mag, van fouten kun je leren. Er is verder sprake van ontwikkeling c.q. groei in de ontwikkeling van de doelgroep. - Positief: er wordt uitgegaan van wat de doelgroep kan wat deze nodig heeft; kijken naar de mogelijkheden in plaats van de beperkingen, uitgaan van het positieve en daar op inspelen. - Wederkerigheid; - Gelijkwaardigheid. Duidelijk te zien bij bijvoorbeeld het maatjesproject Samsam. Proberen aan te sluiten bij de belevingswereld van de mensen. Dus als een jongen van 16 jaar zich aanmeldt, probeer daar iemand bij te zoeken van dezelfde leeftijd, zodat zo’n jonge vent niet op stap hoeft met een vrouw van 50+!
28
-
-
Inventariseren bij mensen met een beperking waar zij behoefte aan hebben; uitgaan van de ‘cliënt’ en geen kant-en-klare oplossingen bieden. Maatwerk! Ondersteuning van professionals om de continuïteit te garanderen, met name fasering en borging; Eisen aan professionals: enthousiasmerend, kijken over de grenzen van zijn oorspronkelijk werkveld. En de grootste succesfactor, maar misschien overbodig om nog eens te noemen is dat de buurt bij het project betrokken wordt en raakt. Laat het geen dagbesteding worden in een achterafkamertje; maar laat mensen met een verstandelijke beperking in contact komen met hun buurtbewoners, en vice versa! Kleinschalig starten.
Faalfactoren: - Wanneer aan bovenstaande punten onvoldoende aandacht wordt gegeven (dit is natuurlijk per project weer verschillend. Het punt van gelijkwaardigheid kan natuurlijk weer niet gelden op bijvoorbeeld een zorgboerderij waar sommige mensen echt minder kunnen dan anderen en waar je als begeleider soms ook streng als baas moet optreden. Gelijkwaardigheid moet in dit soort projecten meer worden gezien als respectvol met elkaar omgaan en elkaar in je waarde laten); - Wanneer het project onvoldoende gedragen wordt door de organisatie; - Professionals gaan weg, geen vervanging, geen continuïteit en borging waardoor een project ondersneeuwt of in de vergetelheid raakt; - Wanneer men niet (op tijd) rond komt met subsidies en sponsoring.
Advies: Tot slot wordt de expertmeeting afgerond door een advies te geven met betrekking tot participatie van mensen met een verstandelijke beperking aan respectievelijk: Gemeenten: -
-
Geef meer structurele subsidie. Verstandelijk beperkte mensen zijn kwetsbaar en komen niet snel voor zichzelf op. Ze weten vaak niet wat mogelijk is, ze hebben dus hulp / ondersteuning nodig. Organisaties, maar ook bewoners meer informeren / voorbereiden over deze doelgroep door middel van voorlichting, bijeenkomsten, scholenprojecten, Maatschappelijke stages.
Welzijnsinstellingen: -
-
Licht verstandelijk beperkte mensen willen graag vrijwilligerswerk doen. Bijvoorbeeld in beleid meenemen dat verplicht 5% van de vrijwilligers binnen de instelling een verstandelijke beperking heeft. In samenwerking met andere organisaties rekening houden met verschillen in scholingsniveau.
Zorginstellingen: -
Zij zijn in principe verantwoordelijk voor het netwerken. Fondsenwerving meer actief gericht specifiek voor participatie. Het netwerken van een persoonlijk begeleider moet in het takenpakket komen.
Buurtbewoners: -
Dit is en blijft een lastig punt. Er moet eerst affiniteit gekweekt worden door gemeenten, welzijns- en zorginstellingen voordat men iets kan eisen van buurtbewoners. Het is belangrijk dat buurtbewoners positieve ervaringen hebben met mensen met een verstandelijke beperking.
29
30
BIJLAGE Casus I: Martijn en zijn voetbalvrienden (geschreven door de persoonlijke begeleider) Martijn wil graag in zijn vrije tijd met vrienden leuke dingen doen zonder dat zijn begeleiders daarbij zijn. Martijn vindt het echter moeilijk om contact te onderhouden en heeft hier hulp bij nodig. Martijn heeft één hele goede vriendin die heel belangrijk voor hem is, Elke genaamd. Hij kent haar al jaren en deze vriendschap gaat heel goed. Martijn en Elke kennen elkaar van de voetbal. In zijn huidige voetbalteam zitten een aantal jongens waar Martijn het goed mee kan vinden. Af en toe met hen afspreken zou hij heel leuk vinden. Begeleiders maken daarom een plan zodat Martijn zelfstandig naar de voetbal kan gaan en langer kan nazitten met zijn teamgenoten. Maar na een paar wedstrijden geeft Martijn aan dat hij niet op de fiets naar de voetbal wil, eigenlijk is dit teveel gevraagd voor hem. Maar ook de andere teamgenoten blijven niet langer nazitten, bijna iedereen gaat tegelijk met de begeleiders van voetbal weg. Eigenlijk is het hele plannetje mislukt……. Maar doordat de begeleiders van Martijn meer aandacht hebben voor zijn sociale contacten helpen zij hem meer om afspraken met zijn voetbalvrienden te maken. Op dit moment heeft Martijn buiten voetbal om al een paar keer afgesproken met zijn voetbalvrienden samen met Elke. Ze zijn een keer bij hem thuis geweest om te voetballen en Martijn is een paar keer bij één van de jongens thuis geweest om een filmpje te kijken. Ook oud en nieuw heeft hij met hen gevierd, dit vond hij helemaal geweldig! Begeleiders blijven het doel behouden om Martijn veel meer te ondersteunen bij het maken van afspraken. Zij stimuleren hem en helpen hem met het plannen en achteraf bespreken ze met elkaar hoe het geweest was. Martijn vertelt dat hij heel blij is dat hij af en toe wat met zijn vrienden afspreekt en wil dit graag zo houden. Opvallend is dat het hele gemaakte plan rondom voetbal niet is geslaagd maar door de bewustwording bij begeleiding is er meer aandacht voor Martijn en zijn sociale contacten. Hierdoor is hij meer tevreden met de leuke dingen die hij af en toe doet zonder zijn begeleiders.
Casus II: wens van Anne (geschreven door Anne) Mijn wens………..ach mijn leven kent zijn beperkingen Ik weet heus wel dat ik een broze lichamelijke conditie heb, die mij behoorlijk beperkt in mijn mogelijkheden. Ik weet zelf ook echt wel dat ik 24 uur per dag ademhalingsondersteuning nodig heb. Ik weet ….. , maar verdorie …. Ik wil ook LEVEN! Ik wil naar de disco en naar feestjes. Ik wil de vriendin zijn van mijn vriend. Ik wil ook graag op bezoek bij mijn familie. Help mij om een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds het zo optimaal houden van mijn gezondheid, maar anderzijds ook om mijn leven te kunnen leven. Ik vind dit zelf reuze moeilijk, want ik wil zo graag meer dan goed voor mij is, terwijl ik de consequenties hiervan als geen ander voel. De keuzes die ik gedwongen moet maken omdat mijn lijf het af laat weten vind ik vaak lastig te maken. Dat zijn echte dilemma’s voor mij (en ook voor mijn omgeving ). In het afgelopen jaar is er voor mij t.a.v. ‘invloed op mijn eigen leven’ erg veel veranderd, gekoppeld aan mijn wens om ‘jong’ te zijn en leuke dingen te doen met andere mensen: Ik heb mijn eigen scootmobiel (en training ontvangen). Mijn mobiliteit is daarmee voor 80% toegenomen en daardoor is mijn netwerk uitgebreid. Ik kan zélf naar de winkel rijden, bij mijn moeder langs die in de buurt woont, bij mijn vriend en mijn vriendinnen in de buurt op bezoek. Met mijn trainer verkeersveiligheid, ben ik nu aan het oefenen om zelfstandig naar mijn werk te rijden. Ik
31
vind het fantastisch dat ik ’s avonds niet meer uitsluitend gebonden ben aan mijn eigen kamer, maar ‘op route’ kan. Dit is helemaal nieuw voor mij. Ik heb een nieuwe vriend. Ik kan zelfstandig besluiten en uitvoeren om naar hem toe te gaan en samen kunnen we naar allerlei activiteiten voor jonge mensen. Ik ga nu iedere week naar de avondschool. Ook hier ontmoet ik weer allemaal nieuwe mensen. Mijn leven heeft door het vertrouwen dat mijn begeleiding in mij heeft gesteld een enorme wending genomen. Men geloofde erin dat ik met een scootmobiel kon leren omgaan en hiermee is mijn blik op de wereld en mijn eigen plekje daarin radicaal veranderd. Ik kan zelf bepalen wie ik wanneer en waar wil zien. Voor mij is dat een ongekend gevoel. Ja, dit vertrouwen én dus de scootmobiel hebben mijn leven veranderd.
Casus III: wens van Fred. (geschreven door de persoonlijke begeleider) De wens van Fred, en betreffend werkdoel, is uitbreiding van zijn sociaal netwerk en uitstapjes maken buiten de muren van de Prinsenstichting. Het werkdoel geeft een minimum aan van 1 maal per kwartaal een uitstapje buiten de Prinsenstichting. Het doel staat in ‘plancare’ en is besproken tijdens het werkoverleg. Het doel is tot stand gekomen door te luisteren en te kijken naar Fred. Hij geeft duidelijk aan dat de mensen om hem heen anders zijn dan hij zelf. Hij geeft verder aan een volwassen man te zijn met dito behoeften. Fred gedraagt zich zichtbaar anders bij mannen. Hij geniet van mannenpraat om hem heen. Bijzonderheden in deze casus is het verleden van Fred. Hij heeft een werkzaam verleden en heeft zelfstandig gewoond. In de loop der jaren is Fred lichamelijk en verstandelijk achteruitgegaan, hij is zich dit bewust. Kijkend naar het verleden en de interesses van toen komt Fred te kort. Het aanbod van de Prinsenstichting voor dagbesteding en vrijetijdsbesteding sloot niet aan. Fred zat tussen mensen die ”anders” waren en hij had geen passende dagbesteding en vrijetijdsbesteding. Daarbij komt dat de mensen die in het verleden tot zijn netwerk behoorden niet zijn gebleven. Bij iedere fase in zijn leven hoorden andere mensen. Het netwerk van Fred bestond bij opname binnen de Prinsenstichting uit met name zijn ouders en professionals. De vraag van Fred blijft staan en zal een werkdoel blijven. Het verhuizen naar een woongroep met mensen met niet aangeboren hersenletsel met de daarbij behorende begeleidingsstijl heet Fred wel goed gedaan. Er kan nu ook contact gemaakt worden met mede bewoners en de begeleiding gaat op een manier met de cliënten om als de begeleiders op de woongroep waar Fred eerst woonde (woongroep voor mensen met een meervoudig complexe handicap van zeer laag niveau). Wie deed wat. Door de persoonlijk begeleider is het persoonsbeeld verhelderd en de vraag helder geformuleerd. Er zijn vrijwilligers aangevraagd. Gekeken is naar mannen in de omgeving die geen zorgrelatie hebben met Fred. activiteiten is besproken met verschillende disciplines. Senior cliënt begeleider heeft Activiteiten die aansluiten bij de interesses van Fred zijn geïnventariseerd. Praktische haalbaarheid van deelname aan maandelijks gerapporteerd op het werkdoel en bleef op deze manier bewust van het doel en de noodzaak ervan. Resultaten/uitkomsten. Fred heeft nu twee vrijwilligers die ieder één maal per week met hem eten in het restaurant. Tijdens het eten zit Fred aan tafel met andere mannen. Hij kent nu veel mannen op het terrein en de mensen kennen hem. Het contact, de grappen en het praten met en door de mannen vergroot het zelfbeeld van Fred. Het doel 1 maal per kwartaal een activiteit buiten de Prinsenstichting wordt ruimschoots gehaald. Fred gaat geregeld met de twee vrijwilligers naar muziek festivals, bezoek aan familie, wandelen en andere uitjes. Fred is tijdens zijn vakantie met de woongroep met een begeleider op bezoek geweest bij zijn broer en zijn gezin. Dit vond Fred fantastisch. De winst zit met name in het zien van de zorgvraag door zijn begeleiders. Het idee dat het contact met de begeleiders voldoende voor Fred was, is nu losgelaten. Er wordt breder gekeken naar Fred en men ziet de meerwaarde van het contact met de twee vrijwilligers en Fred.
32
De twee vrijwilligers zijn trouw aan Fred en het contact met andere werknemers binnen de instelling groeit. Fred wordt meer als mens gezien, een man met een verleden die behoeftes heeft. De begeleiders zien nu ook hoe waardevol het voor Fred is om mee te doen en mee te tellen op sociaal vlak. Tijdens een overleg waarin de vele medische problemen werden besproken is vastgelegd dat sociale activiteiten voorrang hebben (mits verantwoord) ook al duurt herstel dan langer. Fred laadt psychisch enorm op van dergelijke activiteiten waardoor hij het ziekteproces makkelijker doorkomt. Wat heb ik geleerd. De aanhouder wint! Vanaf de opname van Fred tot nu ben ik blijven vechten voor een benadering die aansluit bij het zelfbeeld van Fred. Door doelen te benoemen en het steeds op de agenda te zetten is het gelukt. Door verschillende disciplines en verwanten erbij te betrekken is het resultaat behaald met kleine stapjes.
Casus IV: wens van Jane (geschreven door persoonlijke begeleider) Wens van Jane is het uitbreiden van haar netwerk, specifieker gezegd: iemand die speciaal voor haar zou komen, bijvoorbeeld op de koffie. De wens van Jane kwam tot uiting tijdens een overleg: opb (ondersteunings plan bespreking) en het schrijven van ‘Wie ben ik’. Jane spreekt bijvoorbeeld andere bezoekers aan met ‘pappa!, mamma!’ om aandacht te krijgen. Zij zelf krijgt zelden bezoek en als zij bezoek krijgt geniet ze zichtbaar en wil geen inmenging van anderen. Het standaard doel uitbreiding netwerk is afgehamerd tijdens het opb. Jane heeft in het verleden een vrijwilliger gehad, een man. Deze man wilde wandelen. Jane is een angstige vrouw die veel afweer oproept bij andere mensen op de Prinsenstichting. Door gedrag uit het verleden heeft zij een negatief imago opgebouwd. Jane is angstig, als ze niet weet waar ze heen gaat en wat het doel is gaat ze gillen. Tijdens de wandelingen met deze man was Jane zeer gespannen en gilde aan één stuk door. Jane begon op een gegeven moment al te gillen als ze hoorde dat hij kwam. Deze man wilde echter alleen maar wandelen en het contact is toen verbroken. Het is van belang dat een vrijwilliger door de angst van Jane heen kan kijken en eventuele uitjes zeer langzaam op wil bouwen. Jane moet eerst een vertrouwensrelatie opbouwen. Wie deed wat. De ondernomen acties zijn de volgende: - Aanmelden aanvraag vrijwilliger bij coördinator vrijwilligers. - Onderzoeken buddy project in de buurt van Purmerend. - Dagbesteding aangepast op netwerk binnen de instelling. - Joke geïntroduceerd op andere werkplekken. - Dagbesteding wederom aangepast op beleving van Joke. Resultaten/uitkomsten. Het netwerk van Jane is niet uitgebreid, de aanvraag vrijwilliger ligt er nog. Een buddy project is er niet in de buurt van Purmerend, zelfs niet in Amsterdam voor deze doelgroep. Door het benoemen van de gevoelens van Jane naar haar begeleiders toe wekt het roepen naar andere ouders minder irritatie op en is er een alternatief aangedragen. Voorheen werd Jane apart gezet. Nu wordt aan ouders/familie gevraagd of deze het als vervelend ervaren. Bijzonder was dat er vooral positieve reacties kwamen van ouders en dat het gedrag van Jane met name door begeleiders negatief werd ingevuld. Jane krijgt nu vaak ook wat individuele aandacht van de andere bezoekers. Het volgend voorbeeld geeft aan dat haar gedrag juist positief werd gewaardeerd. Bij navraag aan de ouders op de woongroep hoorde ik van een moeder dat ze het wel fijn vond dat Jane haar riep: ‘mamma mamma.’ Ze vertelde dat ze 1 dochter heeft, die nooit heeft gepraat en door Jane werd ze voor het eerst in haar leven mama genoemd. Dat deed haar erg veel.
33
Het negatieve imago van Jane lijkt langzaam af te brokkelen. Op de dagbestedinggroepen waar ze werd geplaatst en waar men eerst niet zo enthousiast was, zijn de reacties nu heel positief. De leuke kanten van Jane worden meer belicht en hierdoor krijgt zij veel positieve reacties en aandacht. Jane heeft door de positieve benadering sneller een vertrouwensband gekregen met haar begeleiders. Door deze band heeft zij veel activiteiten ondernomen waar ze voorheen ontzettend angstig voor was. Jane is bijvoorbeeld met de electrokar geweest, met paard en wagen, met de bus naar de MacDonalds, naar ‘Maak je droom waar’ en andere uitjes. Door deze uitjes heeft Jane iets te vertellen en is ze zichtbaar trots op zichzelf. Dit is een uitkomst die ik niet voorzien had maar die voor Jane zeer waardevol is. Zo is haar belevingswereld groter geworden, het contact met anderen is niet meer eenzijdig en inhoudelijk steeds hetzelfde. Wat heb ik geleerd. Het werkte moeizaam om alles zelf te doen. Het doel het uitbreiden van een netwerk wordt vaak te groot gezien door begeleiders. Dit is echter niet het geval. Zelf heb ik lang gedacht dat er voor Jane geen winst was behaald tot ik er door iemand van de werkgroep op geattendeerd werd dat ik bezig was het imago van Jane te veranderen waardoor contact makkelijker zou gaan. Vanuit dat licht ben ik anders naar het doel gaan kijken. Het doel is dan wel niet behaald, er is voor Jane zeer veel winst behaald. Ik denk dat zij zich minder eenzaam voelt al zal de vraag voor eigen bezoek blijven. Ik zal de volgende keer de senior cliënt begeleider meer bewust maken van het feit dat het niet veel tijd kost om je meer te verdiepen in de zorgvraag van de cliënt. Ik werd wel vaak in beslag genomen door andere werkzaamheden waardoor het niet altijd mijn prioriteit had. Sociale participatie was de sluitpost in mijn agenda. Nu ik helder het resultaat heb beschreven zie ik pas hoeveel het heeft opgeleverd.
34
35