Rapportage Mantelzorg bij verpleeg- en verzorgingshuizen
PRIMO nh, december 2009 Auteur: Drs. Glenda Westzaan
0
Inhoudsopgave
1. Inleiding
pagina 2
2. Achtergrond van het project
pagina 2
3. Doel en werkwijze
pagina 3
4. Resultaten per activiteit
pagina 3
5. Conclusie
pagina 8
1
1. Inleiding Wanneer een mantelzorger voor iemand zorgt, stopt de zorg niet als die persoon, zoals een partner of een ouder, in een verpleeg- of verzorgingshuis gaat wonen. Als die persoon moet verhuizen naar een verzorgingshuis wordt een groot deel van de zorg door professionals uit handen genomen. Dit is een ingrijpend moment in het leven van zowel de hulpbehoevende als de mantelzorger. Veel mantelzorgers blijven zorg dragen voor hun dierbare omdat de relatie blijft bestaan: de zorg gaat door. Van januari tot december 2009 voerde PRIMO nh, in opdracht van de Provincie Noord- Holland, het project ‘Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen’ uit. Het doel was het verstevigen van de positie van mantelzorgers in Noord-Hollandse verpleeg- en verzorgingshuizen door het verspreiden van kennis en door het beïnvloeden van het beleid gericht op samenwerking tussen mantelzorgers en personeel. De activiteiten van het project waren gericht op het management en het uitvoerend personeel van de instellingen Tijdens het project inventariseerde PRIMO nh ook in hoeverre zorgcentra in Noord- Holland bekend zijn met methodieken voor het opzetten van mantelzorgbeleid, zoals die van ‘De zorg gaat door’. In deze rapportage worden de bevindingen van dit project beschreven.
2. Achtergrond van het project Het project “Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen bouwt voort op de resultaten en aanbevelingen van het provinciale project ‘Gedeelde zorg gaat door’ uit 2007. De provincie Noord-Holland financierde in 2007 dit project om een landelijke methodiek die gericht is op het verbeteren van de relatie tussen mantelzorgers en personeel in verpleeg-en verzorgingshuizen meer bekendheid te geven. Deze methodiek is in 2003-2005 door het PON, Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant, ontwikkeld. Het bestaat uit een train-de-trainer cursus, lesmateriaal en een handleiding voor verpleeg- en verzorgingshuizen. In 2007 zijn in acht regio’s in Noord-Holland bijeenkomsten gehouden voor verzorgden, teamleiders, zorgmanagers en maatschappelijk werkers van verpleeg- en verzorgingshuizen en coördinatoren van Steunpunten Mantelzorg. Ook het lesmateriaal voor de training is in Noord-Holland verspreid onder Steunpunten Mantelzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen. Een resultaat van het project uit 2007 was een handboek/werkboek - Gedeelde zorg: een ideeënboek - met instrumenten/tools om gestalte te geven aan het samenspel tussen personeel en mantelzorgers. Eind 2008 constateerden PRIMO nh en de Steunpunten Mantelzorg in Noord-Holland dat met de train-de-trainer-cursussen en verspreiding van het lesmateriaal de implementatie van ‘Gedeelde zorg gaat door’ nog geen feit is. Lang niet alle verpleeg- en verzorgingshuizen in Noord- Holland gebruiken de methodiek van ‘De Zorg gaat door’ of een vergelijkbare methode. Het belangrijkste punt is dat er nog steeds niet voldoende aandacht is voor de positie van de mantelzorger in verpleeg- en verzorgingshuizen. Met het project ‘De Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen’ is de methodiek ‘De Zorg gaat door’ en het bijbehorend thema opnieuw onder de aandacht gebracht bij zorginstellingen.
2
3. Doel en werkwijze Zoals gezegd: Het doel van het project ‘Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen’ is het verstevigen van de positie van mantelzorgers in Noord-Hollandse zorginstellingen door kennisverspreiding en beleidsbeïnvloeding van de samenwerking tussen mantelzorgers en personeel. Het beoogde effect van het project is dat door een betere samenwerking de kwaliteit van leven van zowel de mantelzorger als de cliënt verbetert. Ook het werk van professionele zorg wordt hiermee verlicht. Het project heeft als doelgroep het management en uitvoerend medewerkers van verpleeg- en verzorgingshuizen. De verschillende activiteiten van het project zijn dan ook op hen gericht. Om de doelstelling te bereiken heeft PRIMO nh het management van de instellingen schriftelijk en persoonlijk benaderd om hen aan te sporen aandacht te besteden aan de positie van de mantelzorger in hun beleid. De projectleider van het project en een beleidsmedewerker van een grote zorginstelling hebben daarbij als ‘ambassadeurs’ gefungeerd. Daarnaast is er op het niveau van het management en uitvoerende medewerkers kennis verspreid over methodieken die de positie van de mantelzorg versterken, waaronder de methodiek ‘De Zorg gaat door’. Het personeel van de instellingen is tevens uitgenodigd om deel te nemen aan intervisiebijeenkomsten en een train-de trainer-cursus. Bij aanvang van het project is er een schriftelijke enquête gehouden onder deelnemers van de trainingen van 2007 “De gedeelde Zorg gaat door”. Het doel hiervan was te inventariseren hoe de implementatie van de methodiek in de praktijk is verlopen en of er behoefte was aan meer ondersteuning en informatie. Het volgende overzicht geeft een beeld van de geplande activiteiten van het project bij de start: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inventarisatie stand van zaken m.b.t. de implementatie van ‘De gedeelde zorg gaat door’ d.m.v. vragenlijst Intervisiebijeenkomsten: twee groepen van gemiddeld 6 personen komen drie keer bijeen. Kennisverspreiding: via website opnieuw aandacht vragen voor de methodiek ‘De zorg gaat door’ en het beschrijven van een aantal good practices Ambassadeurgesprekken: zes instellingen, waaronder drie voor kleinschalig wonen, worden persoonlijk benaderd Train-de-trainer cursus verzorgt door het PON: één groep van 12 deelnemers Rapportage Overdracht van de resultaten van dit project aan zorginstellingen en betrokkenen
4. Resultaten per activiteit 1. Inventarisatie stand van zaken ‘De gedeelde zorg gaat door’ Van januari tot en met maart 2009 is er een vragenlijst uitgezet onder 45 personen die aan het project in 2007 hadden deelgenomen. Hier is een respons van ruim 33 procent op gekomen. Zeventien mensen, bestaande uit teamleiders, zorgmanagers en coördinatoren van zorginstellingen en drie mantelzorgconsulenten, hebben gereageerd op de enquête. Een probleem bij dit onderdeel van het project was de summiere adressenlijst van deelnemers aan het vorige project: 45 adressen in plaats van de oorspronkelijke 110. Om een breder beeld te krijgen van de ontwikkelingen omtrent mantelzorg bij zorginstellingen is ook contact gezocht met projectleiders van twee lokale projecten in Noord-Holland. Deze lokale projecten vonden plaats in Hilversum en Amstelveen. De gesprekken met de twee projectleiders zijn meegenomen bij de inventarisatie. Schriftelijke inventarisatie Uit de schriftelijke inventarisatie naar de stand van zaken rondom de implementatie van de methodiek en de samenwerking tussen mantelzorger en personeel over het algemeen komt het volgende naar voren: De meerderheid van de respondenten geeft aan de train-de-trainer-cursus uit 2007 nuttig te hebben gevonden en het goed tot redelijk te kunnen toepassen in de praktijk (10 van de 17 voormalige deelnemers die de vraag hebben beantwoord). Vier voormalige deelnemers vinden de cursus nuttig
3
maar zeggen dat het hen niet lukt om de geleerde methodiek toe te passen. Eén deelnemer geeft aan de cursus wel waardevol te vinden, maar zegt niets over de toepasbaarheid in de praktijk. Eén deelnemer, die afkomstig is van een Steunpunt, zegt dat de training niet veel nieuwe kennis heeft opgeleverd. De deelnemers, die aangeven dat de training en het lesmateriaal goed tot redelijk goed zijn toe te passen, geven de volgende toelichting: • Er is binnen een zorgcentrum in de gemeente een gespreksgroep met mantelzorgers gestart, wat nu stopt door het wegvallen van financiering (mantelzorgconsulent Steunpunt). • Wij zijn druk bezig om samen met de mantelzorgers tot een goede relatie te komen. • Wij organiseren twee maal per jaar een avond voor mantelzorgers en of eerste contactpersonen (verzorgenden) van bewoners. • De gegeven informatie en het uitwisselen van gegevens onderling waren heel nuttig. Het heeft bruikbare tips opgeleverd om mee aan de slag te gaan in de praktijk. • Met het geleverde materiaal hebben we een aantal mantelzorgersavonden georganiseerd en tips gebruikt uit het lesmateriaal. • Diverse zorginstellingen in de gemeente zijn benaderd (mantelzorgconsulent Steunpunt). • Na training was iedereen enthousiast, maar je moet wel iemand hebben die de kar trekt. Om het op te zetten is nogal wat. Deelnemers die de methodiek niet hebben weten toe te passen in de praktijk geven de volgende reden op: • Er is een aantal hele goede huiskamergesprekken geweest. Door wisseling in het management en inkrimping van personeel is het project gestopt. • Doordat zaken in het zorgproces niet goed lopen en de communicatie niet optimaal was het in de praktijk moeilijk om de methode toe te passen. • In mijn functie heb ik weinig direct contact met mantelzorgers ( hoofd zorg dienstverlening). • Door organisatorische veranderingen binnen de instelling zijn we er niet aan toe gekomen. Op de vraag hoe de deelnemers een betere relatie proberen op te bouwen met mantelzorgers geven ze de volgende antwoorden: • Veel gesprekken met familie plannen en hen overal bij te betrekken qua activiteiten. • Duidelijk zijn naar mantelzorgers en ze serieus nemen. • Via de praktische handleiding van het PON.. • Via overleg met persoonlijk begeleiders, voordracht bij familiebijeenkomst en door mantelzorgers te stimuleren mee te gaan met uitjes. • Als manager heb ik iemand aangewezen om dit project op te zetten en uit te voeren. • Wij hebben drie sessies met mantelzorgers georganiseerd, knelpunten geïnventariseerd, een plan van aanpak gemaakt en na half jaar teruggekoppeld. Uit de inventarisatie blijkt dat de problemen die zich voordoen in de communicatie tussen mantelzorger en personeel te maken hebben met: onduidelijkheid over wie het aanspreekpunt is voor de mantelzorger in de zorginstelling, het te weinig betrekken van mantelzorgers bij cliëntenoverleg en het nog onvoldoende erkennen van elkaars positie en belangen. Ook is het belangrijk om verwachtingen naar elkaar goed uit te spreken. De respondenten geven aan behoefte te hebben aan uitwisseling met collega’s uit andere instellingen (7 keer genoemd) en literatuur (4 keer genoemd). Elf van de respondenten geven in de enquête aan dat zij willen deelnemen aan intervisiebijeenkomsten waarin zij ervaringen met andere verzorgenden kunnen uitwisselen. Op grond van deze uitkomst is er in april een uitnodiging naar alle bekende instellingen gestuurd voor deelname aan intervisiebijeenkomsten Stand van zaken rondom lokale projecten Gedurende het project heeft de projectleider contact onderhouden met twee projectenleiders van Steunpunten Mantelzorg die in hun gemeenten een vergelijkbaar project uitvoerden. Het betrof de Steunpunten in Amstelveen en Hilversum.
4
In Amstelveen en omstreken is het Steunpunt Mantelzorg Amstelring begin 2009 gestart met het tweejarig project ‘De zorg gaat door’. Dit project steekt in op het niveau van de verzorgenden (het personeel). Doel van het project is op basis van een vooronderzoek uit 2008 zorgcentra in Amstelveen te ondersteunen bij de implementatie van mantelzorgbeleid. Het doel van het vooronderzoek in 2008 was tweeledig: 1. nagaan welke wensen en vragen leven bij mantelzorgers en organisatie van zorgcentra; 2. nagaan welke ondersteuning het Steunpunt organisaties kan bieden. De verpleeg- en verzorgingshuizen, die tot nu toe zijn benaderd, behoren tot drie zorgbranches: de Amstelring, het Zonnehuis en Sint Brentano. In de praktijk blijkt dat alle zorgcentra het belang inzien van goede samenwerking en samenspel met mantelzorgers. Het lukt het Steunpunt Mantelzorg om in dit project het management van zorgcentra te adviseren bij het opzetten van mantelzorgbeleid, waarbij mantelzorgers een ‘vaste plek’ krijgen binnen de cultuur en structuur van de organisatie. In Hilversum is in 2009 het eenjarig project ‘De mantelzorg gaat door’ van start gegaan. Het project steekt in eerste instantie in op het niveau van de mantelzorger. In tweede instantie is het management van zorgcentra benaderd. In dit project wordt de methodiek van ‘De Zorg gaat door’ gehanteerd. Hierbij wordt er eerst met mantelzorgers gekeken wat de verbeterpunten zijn voor een betere communicatie en samenwerking. Dit wordt teruggekoppeld naar verzorgenden, die hierop reageren. Het verslag van deze gesprekken wordt besproken met de managers. Hierna wordt er op afdelingsniveau gewerkt aan verbeterpunten. Dit traject is in vijf verschillende zorgcentra uitgevoerd. Het gemiddeld zijn er zes mantelzorgers per zorginstelling bij het project betrokken. In de praktijk blijkt dat een deel van de zorgcentra het belang inziet van goede samenwerking met mantelzorgers. Een aantal managers is ook bezig om samen met het Steunpunt een verbetertraject in te voeren om zo de communicatie en relatie met mantelzorges te verbeteren. Er zijn in Hilversum echter ook voorbeelden van managers bij zorgcentra die mantelzorgers als lastig ervaren en zich nog niet bewust zijn van de noodzaak om goed samen te werken: er is sprake van een wij- zij instelling. 2. Intervisie: behoefte en resultaat Eind mei is een eerste intervisiebijeenkomst gehouden voor personen die aan het project van 2007 hadden deelgenomen. Op de bijeenkomst waren vier mensen aanwezig: twee managers, één teamleider en één activiteitenbegeleider. De bijeenkomst in mei droeg het karakter van een uitwisselingsbijeenkomst waarbij de stand van zaken in drie verzorgingshuizen m.b.t. mantelzorg werd belicht. De vier betrokkenen hadden persoonlijk geen behoefte aan een intervisie. Wel waren zij bereid eerstverantwoordelijke verzorgenden en activiteitenbegeleiders naar twee nieuwe intervisiebijeenkomsten te verwijzen. Aan deze twee bijeenkomsten die in september en oktober hebben plaatsgevonden, hebben zeven medewerkers van twee instellingen deelgenomen. Alle (intervisie)bijeenkomsten hebben aan de behoefte bij personeel voldaan om ervaringen met elkaar uit te wisselen. Tijdens de twee intervisiebijeenkomsten voor uitvoerend personeel hebben de deelnemers elkaar advies gegeven bij de aanpak van problemen met ontevreden mantelzorgers. Na afloop gaven de deelnemers aan nieuwe inzichten te hebben opgedaan en handige tips te hebben ontvangen. Ook kwam tijdens deze bijeenkomsten het verschil in kleinschalige woonvormen en grootschaligheid in instellingen aan de orde. De kleinschaligheid in één van de instellingen heeft tot gevolg dat mantelzorgers een duidelijker zicht hebben op de zorg en dagindeling en eerder weten wie zij kunnen aanspreken. 3. Kennisverspreiding via website Tijdens het project is op de website van PRIMO nh een dossier geopend met informatie over het project en nieuws over landelijke en regionale ontwikkelingen op het gebied van mantelzorg in zorginstellingen. Ook konden bezoekers via de site het lesmateriaal van “De zorg gaat door bestellen”. Het materiaal is driemaal besteld door mantelzorgers die betrokken zijn bij het onderwerp in hun eigen Noord- Hollandse gemeente. 4. Stand van zaken bij zorginstellingen: ambassadeurgesprekken Tijdens het project heeft de projectleider samen met een beleidsmedewerker van Cordaan, een zorgaanbieder in Noord-Holland, vijf leidinggevenden van zorginstellingen in Noord-Holland bezocht.
5
Tevens heeft de projectleider een gesprek met de beleidsmedewerker van Cordaan over het beleid en activiteiten voor mantelzorgers in haar regio gevoerd. Het doel van deze persoonlijke bezoeken en gesprekken was te inventariseren of zorginstellingen beleid hebben ontwikkeld voor mantelzorg en om aandacht te vragen voor de positie van de mantelzorger. Daarnaast werd aan de gesprekspartners gevraagd of er behoefte was aan ondersteuning in de vorm van training voor het personeel. Het lesmateriaal van “De gedeelde zorg gaat door” is tijdens de bezoeken aan de gesprekspartners overhandigd. De gesprekspartners waren: vier locatie/regiomanagers, drie afdelings- of teammanagers, één coördinator vrijwilligers en één beleidsmedewerker. De zorginstellingen die zijn benaderd zijn: 1. Verpleeghuis Slotervaart, Cordaan regio West in Amsterdam Het verpleeghuis biedt zorg en verblijf aan ongeveer 300 mensen. Clienten kunnen er terecht o.a voor. somatische en psychogeriatrische zorg en revalidatie. 2. Verpleeg- en verzorgingshuizen, Cordaan regio Zuid in Amsterdam Er zijn drie zorginstellingen in deze regio. Op deze drie locaties wordt zorg en verblijf geboden aan somatische en lichtdementerende cliënten. Ook is zijn er afdelingen voor dagopvang en -verzorging. 3. Woonzorgcentrum Santmark, Vivazorggroep in Castricum Deze locatie biedt ruimte aan 89 bewoners en heeft een somatische afdeling, een psychogeriatrische afdeling en aanleunwoningen.De locatiemanager van Santmark draagt naast verantwoordelijkheid over de genoemde afdelingen ook verantwoordelijkheid voor de thuiszorg in diverse wijken. 4. Verpleeghuis Velserduin, Zorgbalans, in IJmuiden Het verpleeghuis heeft 150 psychogeriatrische bewoners verdeeld over vijf afdelingen. Iedere afdeling heeft vier woningen (kleinschalig) De woningen bestaan uit een huiskamer/keuken met acht slaapkamers er om heen. Er zijn gemiddeld acht bewoners per woning of kleinschalige unit. 5. Verpleeghuis Lindendaal, Omring, in Hoorn Het verpleeghuis Lindendaal heeft een somatische afdeling en een psychogeriatrische afdeling. Het biedt plaats aan 206 bewoners. De somatische afdeling is grootschalig opgezet. Op de psychogeriatrische afdeling is er in april 2009 een afdeling met kleinschalige wooneenheden geopend. 6. Verzorgingshuis Oudtburgt, Magnetazorg, in Bergen Het complex Oudtburgt heeft plaats voor 180 bewoners en heeft somatische en psychogeriatrische afdelingen. Het complex heeft twaalf ‘kleinschalige’ wooneenheden. Het verzorgingshuis biedt revalidatie, dagverzorging, extramurale zorg (thuiszorg) en langdurige zorg aan. Uit de ambassadeursgesprekken blijkt dat in alle verzorgingshuizen het thema mantelzorg de aandacht heeft. We hebben gesproken met afdelingsmanagers, een beleidsmedewerker en een coördinator voor vrijwilligers. Zij geven echter aan dat er in hun instellingen geen sprake is van organisatiebreed beleid (beleid voor alle locaties die onder een zorgaanbieder vallen) dat ook goed is ingebed. Dit komt deels doordat andere beleidszaken prioriteit krijgen, zoals veranderingen in de AWBZ en de daarmee samenhangende zorgleefplannen en de omslag van grootschalig afdelingen naar kleinschalig wooneenheden. Daarnaast is het uitvoerend personeel zich vaak nog onvoldoende bewust van het belang van een goede relatie met mantelzorgers en de rol van mantelzorgers. Drie van de zes instellingen geven aan dat er op centraal niveau wel een notitie geschreven is waarin passages over mantelzorg zijn opgenomen, maar dat er geen/onvoldoende sprake is van een goede implementatie hiervan. In alle instellingen komen de mantelzorgers in beeld bij het intakegesprek met nieuwe bewoners. Bij een paar instellingen worden zij ook betrokken bij gesprekken over de zorg van de cliënt, de familieraad of mantelzorgdag. Over het algemeen worden mantelzorgers gezien als helpers, als bezoekers of als lastig. Er is nog niet echt sprake van samenspel tussen personeel en familieleden van bewoners. In drie van de zes zorginstellingen is in het verleden aandacht besteed aan het verbeteren van de relatie tussen mantelzorgers en personeel of is het management op dit moment bezig daar bewust
6
meer aandacht aan te besteden. In al deze gevallen gaat het om activiteiten die op het niveau van de locatie zijn uitgevoerd of worden ontwikkeld: Eén organisatie heeft in 2007 gebruik gemaakt van het aanbod van ‘Gedeelde zorg gaat door’. De kennis die toen is overgedragen is echter niet blijven hangen bij de medewerkers. Het heeft ook niet geleid tot een duidelijk protocol of een meer uitnodigende en begripvolle houding naar mantelzorgers. Dit laatste wordt door meerdere gesprekspartners van zorginstellingen opgemerkt. De tweede organisatie heeft op afdelingsniveau een project gericht op het verbeteren van de relatie met familie en mantelzorgers van cliënten uitgevoerd. De ambitie van de medewerker die dit geïnitieerd heeft is om dit organisatiebreed uit te zetten. De derde organisatie heeft recent een protocol ontwikkeld voor de samenwerking met mantelzorgers. Het protocol is op het niveau van de locatie of ‘het huis’ ontwikkeld. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat mantelzorgbeleid maatwerk moet zijn. In dit specifieke geval speelt de omslag naar kleinschalig werken een rol. Dit vergt een andere manier van omgaan met de mantelzorgers van cliënten. De drie organisaties die nog geen specifieke aandacht besteed hebben aan mantelzorg door middel van een protocol, informatiedagen of training geven aan dat zij dit het komende jaar wel willen doen. Twee van hen geven echter eerst prioriteit aan andere interne zaken, zoals het vervullen van vacatures of het opzetten van procedures voor het zorgleefplan. Een organisatie heeft in het kader van het project “mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen”een training op maat voor de medewerkers georganiseerd (zie train de trainer) 5. Train de trainer cursus Tijdens de ambassadeursgesprekken bleek dat er geen behoefte was aan een train-de-trainer cursus, zoals deze in 2007 door het PON is gegeven. Ook de uiteindelijke geringe respons op het open aanbod voor de intervisiebijeenkomst was een signaal dat er geen behoefte bij verpleegverzorgingshuizen was aan een dergelijke training. Eén van de instellingen die betrokken was bij de ambassadeursgesprekken, het verzorgingscentrum Santmark, had wel behoefte aan een bijeenkomst op maat. Aan een trainer/ beleidsmedewerker uit de zorgsector is gevraagd dit samen met de projectleider voor te bereiden en uit te voeren. In november en december hebben tien verzorgenden en teamleiders deelgenomen aan een training on the job over het verbeteren van de communicatie tussen personeel en mantelzorgers. Aan de training deden tien verzorgende ( evv-ers) en verpleegkundigen mee. De training voldeed aan de behoefte van het management en de medewerkers om beter te leren omgaan met de wensen en behoeften van mantelzorgers en deze in te passen in het zorgleefplan. Zowel managers als verzorgenden en verpleegkundigen zien dat investeren in een goede relatie met mantelzorg een voordeel oplevert voor alle partijen: de driehoek verzorgende-client-mantelzorger. Centraal in de training stond deze driehoeksverhouding en de vraag hoe deze in balans kan worden gehouden. Daarbij is aandacht besteed aan de diverse rollen van de mantelzorger en hoe je daar als professional op kan inspelen. Ook het omgaan met lastige situatie kwam aan de orde.
6. Verspreiding van deze rapportage De rapportage over de bevindingen van het project ‘Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen’ is verstuurd naar kenniscentra als Movisie, Vilans, Mezzo, Steunpunten Mantelzorg en zorginstellingen in Noord- Holland. Ook is deze rapportage te downloaden van de PRIMO nh website.
7
5. Conclusie Het project ‘Mantelzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen’ heeft aan de hand van een inventarisatie en (ambassadeurs)gesprekken met leidinggevenden van zorgcentra en projectleiders van lokale projecten de stand van zaken rondom de relatie tussen personeel en mantelzorgers in zorgcentra in Noord-Holland in beeld gebracht. Uit de inventarisatie en de gesprekken blijkt dat het zorgmanagers en andere leidinggevenden van zorgcentra het thema wel belangrijk vinden, maar niet of nauwelijks bekend zijn met methodieken zoals ‘De zorg gaat door’, om het beleid vorm te geven. Verzorgenden en mantelzorgconsulenten die in een eerder project uit 2007 bekend zijn geraakt met de methodiek zeggen over het algemeen wel uit te voeten te kunnen met ‘De zorg gaat door’ ( 10 van de 17 respondenten). Toch lijkt er over het algemeen nog niet echt sprake van een goed ingebed mantelzorgbeleid in verpleeg- en verzorgingshuizen in Noord- Holland. Dit geldt zowel voor instellingen waar men wel bekend is met de ‘De zorg gaat door’ als instellingen waar verzorgenden en management deze methodiek niet kennen. Zowel uit de bevindingen van het provinciale project dat door PRIMO nh is uitgevoerd als die van de lokale projecten in Hilversum en Amstelveen blijkt dat leidinggevenden van zorgcentra het belangrijk vinden om het samenspel tussen mantelzorgers en personeel te verbeteren. De hernieuwde aandacht en het impuls die gegeven zijn aan dit samenspel zal vastgehouden moeten worden. De Steunpunten mantelzorg in Noord-Holland en PRIMO nh kunnen zorgcentra daarin ondersteunen met advies en deskundigheidsbevordering. Voor de zorgcentra is het daarbij van belang dat er ook een relatie gelegd wordt met andere relevante zaken als de omschakeling naar kleinschalige zorg en opzetten en uitvoeren van zorgleefplannen. Ook gemeenten kunnen een ondersteunende rol vervullen door in hun mantelzorgbeleid (Wmo) ook aandacht te besteden aan mantelzorgers met familie in zorgcentra of aanleunwoningen. Om dit te doen zouden zij samen met zorgcentra en Steunpunten naar mogelijkheden kunnen zoeken om lokaal samen te werken.
8