Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin’
Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier
2 november 2009
Inhoudsopgave
1. Inleiding .......................................................................................................................... 3 2. Naar opvoedingsondersteuning van alle ouders.............................................................. 3 3. Opvoedingsondersteuning: ervaringen uit de praktijk ...................................................... 7 3.1 Hoe beoordeel je het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning?.................................7 3.2 Hoe bereik je alle doelgroepen?..................................................................................................8 3.3 Hoe voer je als gemeente de regie?............................................................................................9 3.4 Hoe vullen we opvoedingsondersteuning lokaal in? .................................................................10 3.5 Hoe zorgen we ervoor dat opvoeden en vragen hierover normaal is? .....................................11
Bijlagen ............................................................................................................................. 14 Bijlage 1 : Artikel NJi over laagdrempeligheid van het CJG ............................................................14
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
2
1. Inleiding In 2009 organiseert PRIMO nh een reeks kennisateliers over het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Steeds staat een ander, actueel thema centraal. Het derde atelier van de reeks vond plaats op 2 november 2009 en stond in het teken van ‘Opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin’. De opbrengst van dit kennisatelier is verwerkt in deze notitie. Het biedt u handvatten om een basisaanbod opvoedondersteuning binnen het CJG in uw gemeente te realiseren. In de werkateliers is aan de hand van interactieve werkvormen een vertaal- en verdiepingsslag gemaakt naar de eigen praktijk. De deelnemers gingen aan de slag met vragen als: • Hoe beoordeel je het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning? • Hoe bereik je alle doelgroepen? • Hoe voer je als gemeente de regie ten aanzien van opvoedingsondersteuning? • Hoe vullen we opvoedingsondersteuning lokaal in? • Hoe zorgen we dat opvoeden en het stellen van vragen voor iedereen als normaal wordt gezien? De opbrengst uit het kennisatelier hebben wij voor u gebundeld en verwerkt in deze notitie. 2. Naar opvoedingsondersteuning van alle ouders Het kennisatelier startte met een toelichting op de Handreiking ‘Opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin’ van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin (2009) door Bert Prinsen mede-auteur van de handreiking en senior medewerker Jeugdzorg en Opvoedhulp bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Bert Prinsen vertelde welke stappen gemeenten kunnen doorlopen om te komen tot een basisaanbod aan opvoedingsondersteuning in het CJG. Hierbij ging hij in op het belang van een gezamenlijke visie op opvoedingsondersteuning en gaf hij aan welke consequenties verschillende visies hebben op de uiteindelijk keuze van interventies. Tot slot bracht hij de meest gestelde opvoedvragen van ouders in beeld en gaf hij een voorbeeld van een mogelijk basispakket aan opvoedingsondersteuning bestaande uit zoveel mogelijk veel belovende of bewezen effectieve interventies. Hieronder zijn de belangrijkste punten uit de presentatie Bert Prinsen (NJi) weergegeven. Opvoedingsondersteuning, een afbakening: Waar hebben we het over? Het is goed om het begrip Opvoedingsondersteuning te verhelderen, want anders lijkt het of alles hieronder valt. Onder opvoedingsondersteuning wordt hier verstaan: ouders helpen opvoeden, met steun en hulp bij het opvoeden die helpt. Het gaat dan om de Wmofuncties informatie & voorlichting en (lichte) pedagogische hulp en de informele, praktische en sociale steun. We hebben het hier niet over de andere Wmo-functies: signalering, toeleiding en coördinatie van zorg. En zeker niet op de geïndiceerde zorg of hulp, want we beperken ons tot het gemeentelijke domein. Tenslotte richt opvoedondersteuning zich op de ouders (en verzorgers) en is iets anders dan ontwikkelingsstimulering van de jeugd zelf.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
3
De handreiking beantwoordt de volgende vragen: Vragen van CJG-instellingen en gemeenten zoals: wat is een goed pakket opvoedingsondersteuning? wat zijn effectieve programma’s? • Is die opvoedingsondersteuning er voor alle ouders of vooral voor de probleemgezinnen? • Wat houdt dat in: een public health benadering van opvoedingsondersteuning? • Antwoord te geven op vragen als “Is dat allemaal (CJG, opvoedingsondersteuning) nou echt nodig en wat levert het eigenlijk op?” Wat is de Koninklijke weg om te komen tot een pakket opvoedingsondersteuning gebaseerd op een public health benadering? 1. Uitwerken van de uitgangspunten: • visie op opvoeden en opvoedingsondersteuning; • kinderen voorop, ouders centraal; • de (child) public health benadering. 2. Beschrijven van doel en doelgroep van huidig - en gewenst aanbod. 3. Komen tot een goed opvoedondersteuningsaanbod vanuit de benadering vanuit public health: • het pakket van eisen; • het pakket: beleid, implementatie,uitvoering; • professionalisering, onderhoud. Uitgangspunt: de visie en vragen van ouders & kinderen: Welke opvoedvaardigheden hebben ouders nodig? Hierbij kan je uitgaan van de 17 competenties zoals ook beschreven bij Triple P (positief opvoeden). Deze opvoedingsvaardigheden zijn: Positief contact bevorderen • Tijd, aandacht geven • Praten met kinderen • Genegenheid tonen
Nieuwe vaardigheden en gedrag leren • Voorbeeld gedrag • Spontane leermomenten • Vragen, vertellen, voordoen • Gedragskaarten Gewenst gedrag bevorderen Ongewenst gedrag hanteren • Prijzen, complimentjes • Basis regels • Positieve aandacht • Direct aanspreken • Boeiende activiteiten • Gepast negeren • Heldere, duidelijke instructies • Logische consequenties • Stilzitten • Time-out De Top 5 van opvoedingsvragen van ouders is al jaren de volgende: 1. Ongehoorzaam gedrag: niet of slecht luisteren, zich niet aan de regels houden, aan gezag onttrekken. 2. Druk of agressief gedrag. 3. Grenzen stellen, corrigeren, straffen. 4. Ontwikkeling van het kind: zindelijkheid, driftbuien, puberen. 5. Gezondheid van het kind: slapen, eten, groeien, huilen, middelengebruik, beweging Wat is de doelgroep van de opvoedondersteuning? In de eerste plaats voor alle ouders en vervolgens aangevuld met extra steun voor specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld: • ouders met kinderen in bepaalde ontwikkelingsfasen; • ouders met (bepaalde) opvoedproblemenrisico-ouders (probleemgezinnen).
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
4
Doel van opvoedondersteuning is om: • De kennis over het opvoeden bij ouders vergroten. • Opvoedcompetenties (vaardigheden, attitude, ervaringen) verbeteren. • Opvoedproblemen voorkomen of verminderen . • Empowerment van ouders. • Opvoedproblemen draagbaar maken. Vorm van benadering: Public health of risicogerichte benadering Kiezen we voor beschikbaarheid voor alle ouders of wordt er uitsluitend gekozen voor gerichte ondersteuning van ouders die problemen hebben met opvoeden? Het kiezen voor een bepaalde benadering heeft grote consequenties voor het aanbod. 1. De public health of op de gehele populatie gerichte preventie-benadering Het bevorderen van competent ouderschap van alle ouders en gezonde opvoedingssituaties staat in deze benadering voorop. Het bieden van opvoedhulp bij problematische opvoedingssituaties maakt deel uit van dat totale aanbod, maar is sluitstuk en geen hoofdzaak. Het preventieve aanbod voor alle ouders staat voorop. 2. De risicogerichte benadering met de nadruk op de ondersteuning van ouders met (een verhoogde kans op het ontstaan van) problemen. Met deze benadering richt opvoedingsondersteuning zich primair en uitsluitend op risicogroepen (d.w.z. gezinnen waarbij een grotere kans bestaat dat problemen ontstaan) en gezinnen waarbij zich al problemen voordoen en waarbij erger kan worden voorkomen. Deze benadering kiezen gemeenten als ze vooral gezinnen met problemen (en Multi problem gezinnen) willen bereiken. De meeste gemeenten kiezen voor de public health-benadering. Een gemeente die voor de risico-benadering kiest is bijvoorbeeld Rotterdam, www.cjgrotterdam.nl . Welke eisen stelt u aan het basispakket opvoedhulp? Allereerst kwaliteitseisen op het proces: • Visie op opvoeding en opvoedingsondersteuning. • Betrokkenheid van de doelgroep. • Inbedding. • Afspraken over monitoring, registratie en evaluatie. En vervolgens een aantal kwaliteitseisen voor het totale basispakket aan opvoedondersteuning, zoals: • Laagdrempeligheid. • Kwaliteit van interventies (effectief / veelbelovend). • Kwaliteit van uitvoering. • Samenhangend en doorlopend aanbod, dat het continuüm van opvoedsteun bestrijkt. Ga zoveel mogelijk uit van opvoedingsondersteuning met effectieve programma’s en competente professionals. Uit welke aspecten bestaat een optimaal gemeentelijk pakket opvoedingsondersteuning? Open huis:
Lichte, algemene pedagogische hulp:
ontmoeting, inloop, voorlichting, spreekuren, spreekuren, huisbezoek, oudertrainingen, thema-avonden, mediacampagne (Triple P), cursussen (Triple P, Opvoeden & Zo, Stapvoor-stap, Home Start, Gordon, Peuters-insociale steunprogramma’s (MIM, Home zicht, Beter omgaan met pubers)
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
5
Start, Boekenpret), schriftelijke voorlichting 0-19 (Groeigids, groeiboekje) Gerichte, lichte pedagogische hulp: Pedagogische hulp (niet geïndiceerd): spreekuren, huisbezoek, oudertrainingen spreekuren, huisbezoek, oudertrainingen VoorZorg, Stevig Ouderschap, Triple P, Bemoeizorg, LIPT, Triple P, Kortdurende VHT, Jij bent belangrijk, Praten Videohometraining, Droogbed-training, met kinderen, Praktische pedagogische Drukke kinderen, Armoede en gezondheid, gezinsbegeleiding En wat moet er minimaal in het basispakket zitten? Voor elke leeftijds- of ontwikkelingsfase tenminste het volgende: • Sociale steun en ontmoetingsmogelijkheden. • Opvoedinformatie: de continue publieke beschikbaarheid van informatie over opvoeden en opgroeien. • Opvoedingsvoorlichting: de collectieve mogelijkheid om persoonlijk voorlichting te krijgen (uniforme voorlichting). • Pedagogisch advies: de mogelijkheid persoonlijk advies te krijgen of ondersteuning thuis: een huisbezoekprogramma met gerichte ondersteuning of een oudertraining: een leeftijdsgebonden oudercursus of -training De mogelijkheid de zorg op te schalen naar een intensiever niveau (gemeentelijk of regionaal aan te bieden) als de problematiek toeneemt of de risico’s groter worden. Bert Prinsen benadrukt dat het NJi terughoudend is in het voorschrijven van een minimum aanbod inclusief prijskaartje, omdat dit het gevaar met zich meebrengt dat dit minimum verwordt tot de standaard. Uiteindelijk dient iedere gemeente op basis van lokale behoeften en wensen zelf keuzes te maken in het aanbod opvoedingsondersteuning.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
6
3. Opvoedingsondersteuning: ervaringen uit de praktijk Tijdens het kennisatelier gaven ervaringsdeskundigen ieder vanuit hun eigen praktijk weer hoe zij omgaan met vragen rondom opvoedingsondersteuning en CJG. Daarnaast zijn deelnemers zelf in 2 groepen aan de slag gegaan met een aantal actuele vraagstukken rondom opvoedingsondersteuning. In dit hoofdstuk zetten we per vraagstuk de door deelnemers gegeven tips op een rij. De input van de ervaringsdeskundigen vindt u terug in de kaders ‘illustratie uit de praktijk’ waarbij indien van toepassing ook verwezen wordt naar aanvullende informatie. 3.1 Hoe beoordeel je het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning?
Het beoordelen van het bestaand aanbod aan opvoedingsondersteuning vormt in diverse opzichten een uitdaging. Vaak bestaat er geen overzicht van wat door wie voor welke doelgroep wordt aangeboden en is er overlap in het aanbod van verschillende instellingen. Daarnaast is er het aanbod van particuliere aanbieders. Gemeente dienen de afweging te maken of men dit wel of niet meeneemt in de beoordeling van het bestaande aanbod. Tot slot is het de vraag wie het aanbod beoordeelt, doe je dit als ambtenaar zelf, of laat je dit over aan instelling omdat hier de inhoudelijke expertise ligt? De volgende tips zijn gegeven die kunnen helpen bij de beoordeling van het bestaande aanbod aan opvoedingsondersteuning: Visie: • Stel een heldere visie op, hierdoor weet je wat je als gemeente wilt. Zorg dat de visie echt houvast biedt: probeer de visie te beperken tot enkele kernzinnen. • Bij het opstellen van een visie gaat het voornamelijk om het proces dat partijen gezamenlijk doorlopen. Betrek dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium de partijen die voor de gemeente belangrijk zijn bij de vorming van het CJG. Waak ervoor dat een visie top down wordt opgelegd. • Vertaal de visie in voorwaarden voor een bestek of prestatie indicatoren. Zo zorg je er als opdrachtgever richting aanbieders voor dat helder is wat je van hen verwacht en onder welke voorwaarden deze producten geleverd dienen te worden. Wanneer dit helder geformuleerd is, wordt tussentijds bijsturen mogelijk en kunnen achteraf op basis van deze indicatoren de prestaties van een instelling worden beoordeeld. • Ga uit van de eigen kracht van ouders. Dit betekent een cultuuromslag bij professionals die opvoedingsondersteuning bieden. De houding van ' expert ' dient meer omgebogen te worden tot ' coach ' . Door als professional mee te denken met ouders en door vragen en vooral luisteren, ouders aan te sporen zelf te komen met oplossingen, wordt de eigen kracht van ouders meer aangeboord en benut. Illustratie uit de praktijk ‘Hoe komen we aan een regionale gezamenlijke visie op opvoedingsondersteuning in Noord Kennemerland?’ De aanleiding voor het opstellen van een gezamenlijke visie was tweeledig: • Bureau Jeugdzorg trok zich terug op haar kerntaken, waardoor gemeenten moesten beslissen of zij de producten opvoedondersteuning die door BJZ werden afgestoten wilden overnemen. • Noodzaak om keuzes te maken in het aanbod opvoedondersteuning van de bestaande instellingen, zoals GGD, welzijnswerk en MEE. De werkgroep die moest komen tot een regionale visie bestond uit beleidsambtenaren van de verschillende gemeenten. De overtuiging van de gemeenten is, dat je als gemeenten alleen goed de regie kunt voeren op het terrein van opvoedingsondersteuning, als je zélf weet wat je wilt en wat je belangrijk vindt. Pas daarna wordt het mogelijk organisaties de opdracht te geven een bepaald aanbod te leveren. Op deze manier zorg je voor een heldere verdeling van opdrachtgever en
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
7
opdrachtnemer. Momenteel is de visie in conceptversie gereed. Nu dient de slag gemaakt te worden van visie naar samenstelling van het aanbod opvoedingsondersteuning. Nelly Wijnker, beleidsmedewerker Jeugd in de gemeente Langedijk, over de samenwerking binnen de regio Noord Kennemerland om tot een gezamenlijk visie ten aanzien van opvoedingsondersteuning te komen.
Kwaliteitscriteria Een gemeentelijke visie op opvoedingsondersteuning geeft ook een basis waarop kwaliteitscriteria ten aanzien van het aanbod van opvoedingsondersteuning kan worden geformuleerd. • Bij het opstellen van kwaliteitscriteria voor interventies dient telkens de vraag te worden gesteld: Wát wil je wááraan hebben? • Een kwaliteitscriterium kan zijn: werken met zoveel mogelijk evidence based of veelbelovende interventies. • Niet alleen evidence based interventies zijn waardevol. Zo is de effectiviteit van koffieochtenden of thema avonden op de opvoedcapaciteit van ouders moeilijk te bewijzen echter het zijn wel goede manieren om ontmoeting te stimuleren en met ouders in contact te komen. • Belangrijk is dat bij de beschrijving van het aanbod per interventie helder de inhoud en de beoogde doelgroep wordt omschreven. • De mening van ouders en jeugd over het aanbod kan getoetst worden door middel van een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd door aanbieders zelf of door de gemeente. • Bij particulier aanbod kan de gemeente vragen naar referenties/ onderzoek naar eerder bewezen resultaat. Illustratie uit de praktijk ‘We hebben een visie. Hoe beoordelen we nu het bestaande aanbod?’ Momenteel is men in de regio Zuid Kennemerland bezig om aan de hand van de in de visie opgestelde criteria te komen tot het gewenste pakket aan opvoedingsondersteuning. Dit gaat via de volgende stappen: • Instellingen en gemeenten hebben gezamenlijk uitgangspunten geformuleerd op basis van een regionale visie. Uitgangpunten zijn bijvoorbeeld: laagdrempeligheid en vraaggericht. • Bij ieder uitgangpunt wordt ook gekeken welke samenwerkingsafspraken op dit terrein gemaakt kunnen worden. Zo streeft men er bijvoorbeeld naar bepaalde cursussen of themabijeenkomsten met een aantal organisaties gezamenlijk te organiseren. Op deze wijze zorgt men voor een breder bereik onder ouders én leren professionals van de organisaties elkaar ook beter kennen, waardoor ze weten wat een ieder te bieden heeft. • De uitgangspunten gebruikt men als meetlat waarlangs het bestaande aanbod gelegd wordt, witte vlekken worden getraceerd en nieuw aanbod wordt beoordeeld. Coby Noordhof, senior adviseur Jeugd bij PRIMO nh, over het traject dat PRIMO nh begeleidt in de regio Zuid Kennemerland waar gemeenten en instellingen samen een visie op opvoedingsondersteuning hebben geformuleerd. Voor meer info: PRIMO nh, cnoordhof@primo-nh.nl
/ 0299-418700
3.2 Hoe bereik je alle doelgroepen?
De doelgroepen waar opvoedingsondersteuning zich op richt zijn zeer divers. Al deze doelgroepen hebben een verschillende voorkeur in hoe men benaderd wil worden. De ene ouder voelt zich prettig om aan te schuiven tijdens een koffieochtend, de ander stelt zijn vraag liever anoniem via een website. Hoe ga je hiermee om in de organisatie van PR over het opvoedingsondersteuningsaanbod en hoe ‘doelgroepgericht’ richt je het aanbod in?
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
8
Welke maatregelen kun je nemen om de toegang tot het aanbod zo laagdrempelig mogelijk te maken, zodat het CJG voor alle ouders dé wegwijzer wordt voor alle opvoed- en opgroeivragen? De volgende tips zijn gegeven voor het bereiken van zoveel mogelijk doelgroepen met het aanbod aan opvoedingsondersteuning: • Trek gezamenlijk als gemeenten in een regio op in een mediacampagne waarin wordt benadrukt dat opvoedingsvragen normaal zijn. • Gemeenten en instellingen moeten samenwerken bij het ontwikkelen van een communicatiestrategie. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen instellingen en gemeenten Enschede en Almelo. Partners hebben gekozen voor letterlijk één gezamenlijk gezicht voor het CJG, namelijk Loes. Loes is voor ouders en jeugd vraagbaak voor allerlei vragen rondom opvoeding en opgroeien. Zie voor informatie www.loes.nl. • Ga in gesprek met ouders over opvoeden, opvoeddebatten. • Zorg dat organisaties die werken met kinderen en ouders goed op de hoogte zijn van het aanbod van opvoedingsondersteuning, zodat de doorverwijzing vlekkeloos verloopt. • Zorg voor een breed en divers aanbod van opvoedingsondersteuning. Biedt hierbij zowel maatwerk áls bijeenkomsten met open inschrijving. • Outreachend werken: naar de ouders toe. • Zorg dat er in het aanbod voldoende keuzevrijheid is voor ouders. • Ouders volgens soms liever een cursus in een andere gemeente vanwege de wens om anonimiteit. Zorg er daarom voor dat gemeentegrenzen geen belemmering vormen voor het gebruik van het opvoedingsondersteuning aanbod. Maak hierover regionaal afspraken. 3.3 Hoe voer je als gemeente de regie?
Als regisseur van het CJG wordt van de gemeente verwacht dat duidelijk lijnen uitgezet worden, waarlangs het opvoedingsondersteuningsaanbod georganiseerd kan worden. Belangrijk hierbij is helder te krijgen hoe de gemeente de eigen rol ziet ten aanzien van opvoedingsondersteuning: ziet zij hierbij voor zichzelf een maatschappelijke taak weggelegd en zo ja, waar richt deze taak zich dan met name op? Daarnaast is een vraag die gesteld kan worden: waarop willen we sturen? Op proces, of op proces én inhoud? Houd je de touwtjes strak in handen of laat je juist veel ruimte aan instellingen? De volgende tips zijn gegeven die gemeenten kunnen helpen de regie te voeren bij de totstandkoming van het aanbod opvoedingsondersteuning: • Stel voor het CJG een programma van eisen op. • Stel op grote lijnen vast wat de gemeente wil en geef instellingen de opdracht tot uitvoering. • Zorg voor een gezamenlijke visie op opvoedingsondersteuning van gemeente én instellingen. • Beter goed gejat dan slecht bedacht. Ga te rade bij gemeenten die al wat verder zijn. Verlies echter niet de specifieke situatie binnen de eigen gemeente (bevolkingssamenstellingen, mate waarin sprake is van hechte gemeentschappen, dominerende gezinsvormen, geografische ligging, et cetera) uit het oog. • De relatie gemeente – instellingen op het gebied van opvoedingsondersteuning kan gezien worden als een van opdrachtgeverschap – opdrachtnemerschap. Binnen deze relatie is het mogelijke gezamenlijk te komen tot prestatieafspraken t.a.v. het opvoedingsondersteuningaanbod, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwaliteit van het aanbod (mate waarin gebruik gemaakt wordt van bewezen effectieve of veelbelovende interventies).
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
9
•
Kies ervoor om de CJG coördinator in dienst te nemen bij de gemeente. Dit kan helpen bij uitvoering van onafhankelijke rol als regisseur.
Illustratie uit de praktijk ‘Hoe zorgen we voor een betaalbaar basispakket opvoedingsondersteuning?’ ‘In hoeverre moet ik als gemeente sturen op inhoud?’ Opvallend in de werkwijze van de gemeente Haarlemmermeer is, dat de sterke regierol van de gemeente en de keuze van de gemeente om de regie te richten op proces en niet op inhoud. Dit resulteerde in een concrete onderzoeksopdracht aan bureau jeugdzorg Amsterdam om samen met instellingen actief op het gebied van opvoedondersteuning een visie te formuleren en te komen tot een wensplaatje voor het toekomstige aanbod. In tweede instantie is aan de instellingen gezamenlijk de opdracht gegeven om het geformuleerde wensplaatje te vertalen naar een betaalbaar basisaanbod voor de CJG’s in Haarlemmermeer. Het is de instellingen gelukt hier met elkaar overeenstemming over te vinden. Het basisaanbod bestaat momenteel uit: • Triple P • Homestart • Groeigids • Nieuwe perspectieven • Stevig ouderschap Sommige producten worden nu door meerdere instellingen gezamenlijk uitgevoerd. Zo organiseren zowel GGD als Spirit en Stichting Meerwaarde (Welzijn) opvoedcursussen. Voordeel van hetzelfde aanbod bij verschillende instellingen is dat eenieder vanuit een verschillende invalshoek werkt die aansluit bij de eigen doelgroep. Zo zorg je voor een breed bereik van de ondersteuning. Renske Gercama, adviseur Jeugd bij PRIMO nh, over de wijze waarop in de gemeente 1 Haarlemmermeer de totstandkoming van het opvoedingsondersteuningspakket is aangepakt. Voor meer info: Notitie ‘Opvoed en Opgroeiondersteuning in Haarlemmermeer’ te downloaden via www.jeugd-nh.nl
3.4 Hoe vullen we opvoedingsondersteuning lokaal in?
De beantwoording van deze vraag kan voor iedere gemeente anders zijn en wordt bepaald door: • Geografische ligging en karakteristiek van een gemeente: stedelijk / platteland. • Bevolkingssamenstelling. • Actuele problematiek rondom jeugd. • Politieke klimaat ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Bij de beantwoording van deze vraag is tijdens het atelier het accent gelegd bij de specifieke situatie in kleine plattelandsgemeenten. In deze gemeenten is vaak sprake van kleine kernen verspreid over een groot oppervlak. De vraag is hoe je in deze gemeenten zorgt voor een betaalbaar, laagdrempelig, voor iedereen goed bereikbaar aanbod aan opvoedingsondersteuning. De volgende tips zijn gegeven die plattelandsgemeenten kunnen helpen bij de lokale invulling van het opvoedingsondersteuningsaanbod: • Zorg dat vanuit een centraal fysiek CJG op verschillende locaties afwisselend bijeenkomsten/ spreekuren worden georganiseerd. Men kan denken aan een mobiel CJG dat periodiek een bezoek brengt aan buurthuizen, sportkantines, basisscholen in verschillende kernen.
Helaas kon mevr. E. van der Storm, beleidsadviseur jeugd bij de gemeente Haarlemmermeer niet bij de bijeenkomst aanwezig zijn. Renske Gercama doet daarom verslag van het gesprek dat zij heeft gevoerd met mevrouw van der Storm over regie rondom opvoedingsondersteuning.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
10
•
•
•
•
Door bijeenkomsten/ spreekuren van het CJG te organiseren op verschillende locaties in dorpen/ kernen, benadruk je als gemeenten en instellingen dat vragen over opvoeding normaal is en hoort bij het dagelijks leven net zoals onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur onderdeel van het dagelijks leven uitmaakt. Voorbeeld van deze invulling van het CJG is het Eindhovensmodel. In Eindhoven is in het centrum één backoffice gevestigd. Daarnaast is in iedere wijk een laagdrempelig inlooppunt gecreëerd. Het is belangrijk om naast wisselende locaties ook een zichtbaar centraal fysiek CJG te hebben in de gemeente. Dit kan dienst doen als ontmoetingscentrum waar ouders met elkaar in een informele setting in gesprek kunnen gaan en ervaringen op het gebied van opvoeding met elkaar kunnen uitwisselen. Op het platteland, waar je vaak veel kilometers moet afleggen om vanuit een kleine kern naar het centrum van de gemeente te komen, is het handig als ouders ook telefonisch of via internet al de eerste antwoorden op hun vragen kunnen krijgen. Zorg dus voor goede informatievoorziening via telefoon en internet en zorg er daarbij ook voor dat de toeleiding naar het fysieke CJG goed geregeld is. Betrek sleutelfiguren in de gemeenschap: • Huisartsen: Zij hebben een belangrijke toeleidingsfunctie. Zorg er daarom voor dat huisartsen weten wat het CJG te bieden heeft, dat professionals van het CJG en de huisartsen elkaar kennen. Zo zorg je voor korte lijnen. • Kerk: Een dominee of priester komt vaak ook veel bij mensen thuis en heeft zich op problematiek die er speelt. Soms voelen mensen zich meer vertrouwd bij iemand van de kerk. Zorg er daarom voor kerken op de hoogte zijn van de functie en het aanbod aan opvoedondersteuning binnen het CJG, zodat indien nodig doorverwezen kan worden. Ook kan contact met kerken soms een ingang geven tot moeilijk te bereiken doelgroepen/ gesloten gemeenschappen.
3.5 Hoe zorgen we ervoor dat opvoeden en vragen hierover normaal is?
Vragen over opvoeden zou daarom net zo gewoon moeten worden als het volgen van een cursus zwangerschapsgymnastiek. Hoe doorbreek je de schroom die veel ouders hebben om hulp in te schakelen bij opvoedproblemen? Niet alleen onder ouders heerst er nog een taboe op het bespreekbaar maken van opvoedproblemen, ook in de (lokale) politiek is er nog niet altijd een breed draagvlak voor de noodzaak om vanuit de overheid te investeren in opvoedingsondersteuning. Uit onderzoek blijkt dat investering in lichte vormen van opvoedingsondersteuning na ongeveer 6 jaar resulteert in een zichtbare daling van de aanspraak op zware vormen van geïndiceerde jeugdzorg. Toch wordt vaak geredeneerd dat zolang er geen sprake is van ernstige/ zichtbare problematiek, de noodzaak om hier als overheid beleid op te voeren niet zo hoog is. De volgende tips zijn gegeven, die kunnen bijdragen aan het doorbreken van het taboe rond opvoedingsondersteuning: De vraag van ouders als uitgangspunt • Organiseer opvoeddebatten. Zie voor informatie over wat opvoeddebatten kunnen opleveren: rapportage opvoeddebatten den haag http://www.opvoedensamenaanpakken.nl/files/miniRapport.pdf • Ga in gesprek met ouders om de behoefte aan ondersteuning helder te krijgen. Zorg hierbij voor een open gesprek met ouders en maak hen deelgenoot van het vraagstuk. De boodschap moet zijn: iedereen, ook de gemeente, leerkrachten en peuterleidsters, worstelt wel eens met vragen over opvoeden. Door deze vragen met elkaar te bespreken kunnen we elkaar verder helpen.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
11
•
Schep als gemeente voorwaarden voor sociale steun. Dit kan door situaties te creëren waarin ouders elkaar tegenkomen/ met elkaar in gesprek komen: Een koffiecorner of huiskamer inrichten in scholen of binnen het CJG, zorgen voor aantrekkelijke zitjes bij speelterreinen voor ouders, initiatieven van ouders voor het opzetten van peergroups te ondersteunen en te faciliteren bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van accommodatie.
Aansluiten bij politieke actualiteit • Grijp incidenten zoals hangjeugd, vandalisme, of rijden onder invloed kunnen aan om met ouders en professionele opvoeders een gesprek te starten over universele dilemma's die je tegenkomt als opvoeder. Op zo'n manier haal je het incident uit de ' probleem sfeer ' en maak je het tot een onderwerp waar iedereen mee te maken kan krijgen en mee om moet kunnen gaan. • Belangrijk bij het voeren van discussie met de raad over zin/ onzin van opvoedingsondersteuning is, dat benadrukt wordt dat het CJG niet beoogt opvoedregels op te leggen, of voor te schrijven wat een goed opvoeding is en wat niet. Het CJG is gericht op het bieden van ondersteuning en het versterken van de eigen kracht van ouders. PR & communicatie • Wanneer je als gemeente in gesprek wilt met ouders over opvoeden, vermijdt dan de woorden ' probleem ' of ' risico jeugd ' in de communicatie. Richt je in de communicatie tot alle ouders en niet tot een specifieke doelgroep, zo voorkom je stigmatisering. • Zet ouders in als ambassadeurs en ervaringsdeskundigen: Laat in de PR en communicatie over opvoedingsondersteuning zoveel mogelijk ouders zelf aan het woord. Bijvoorbeeld door middel van quotes, of door ouders die goed ervaringen met bepaalde ondersteuning hebben gehad hierover iets te laten vertellen tijdens ouderavonden etc.. Aansluiten bij voorzieningen waar veel ouders komen • Organiseer als gemeente niet op eigen houtje een bijeenkomst voor ouders over opvoeding maar werk samen met huisartsen, maatschappelijk werk, scholen et cetera. Zo breng je het onderwerp dichterbij de leefwereld van ouders. • Zorg voor een laagdrempelige doorverwijzing naar advies/ spreekuur met pedagoog. Zo is bijvoorbeeld positieve ervaring opgedaan met de aanwezigheid van een pedagoog tijdens de 10 minuten gesprekken op school. De pedagoog was zelf niet bij het gesprek aanwezig, maar indien opvoedvragen ter sprake kwamen kon aansluitend wel direct een gesprek met een pedagoog worden aangeboden aan ouders. • Hou vol, blijf investeren en geef niet halverwege op. Het doorbreken van het taboe rond opvoeding is iets van de lange adem. Een mooi voorbeeld is Den Bosch. Hier is men in 1994 gestart met een opvoedwinkel in het centrum van de stad. De eerste 2 jaar was er nauwelijks aanloop, terwijl sinds 5 jaar er door ouders intensief gebruik wordt gemaakt van de diensten van de opvoedwinkel (inmiddels omgevormd tot CJG). • Sluit aan bij de kracht van de consultatiebureau bezoeken. Deze bezoeken zijn algemeen geaccepteerd. Dit zouden gemeenten kunnen doen door de oproepen voor het consultatiebureau uit te breiden met 3 standaard opvoedgesprekken waar ouders voor worden uitgenodigd. Het NJi start in 2010 in een aantal gemeenten pilots om te onderzoeken of deze aanpak werkt. Voor meer info: b.prinsen@nji.nl .
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
12
Illustratie uit de praktijk ‘Hoe verhoudt Triple P zich met het overige aanbod van opvoedingsondersteuning in het CJG?’ Triple P sluit goed aan bij de meeste bestaande opvoedmethoden. Belangrijk plus punt van Triple P is daarbij, dat het uitgaat van de eigen kracht van ouders zelf. Een van de doelstellingen van het CJG is dat de centra bijdragen aan de opvoedcapaciteiten van ouders. De methode Triple P sluit aan bij deze doelstelling en geeft hier concreet handen en voeten aan. Daarnaast kan Triple P ook een impuls geven aan de onderlinge samenwerking tussen organisaties binnen het CJG. Naar mate meer verschillende instellingen werken volgens de basisprincipes van Triple P, ontstaat tussen professionals een gemeenschappelijk ‘taal’, waardoor men elkaar beter begrijpt en het gemakkelijker wordt handelingswijzen op elkaar af te stemmen/ elkaar aan te vullen. Tot slot moet Triple P vooral worden gezien als een nieuwe kwaliteitsslag in het bestaande aanbod van opvoedingsondersteuning. Ga dus géén nieuwe dingen doen, maar verstérk het bestaande! Martine Zweers, regioconsulent opvoed- en opgroeiondersteuning bij S O & T van bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, over haar ervaringen met Triple P in relatie tot het opvoedingsondersteuningsaanbod in het CJG. Als regioconsulent is zij op dit terrein actief in de regio Zaanstreek Waterland. Voorbeeld van basispakket opvoedingsondersteuning: document OKC’s Amsterdam http://www.sluitendeaanpakzorg.nl/algemeen/documenten/Productbeschrijvingen_basispakket_OKC-mrt_09.pdf
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
13
Bijlagen
Bijlage 1 : Artikel NJi over laagdrempeligheid van het CJG
Bekendheid, bereikbaarheid, bruikbaarheid: laagdrempeligheid als opdracht voor alle partners in en rond het CJG. Moniek van Dijk, Eveline Stetter en Bert Prinsen (allen medewerkers van het Nederlands Jeugdinstituut) met medewerking van Stephanie Jansen (adviseur van Kids en Family Insight) en de deelnemers aan de NJi Kenniskring Centrum voor Jeugd en Gezin. Belangrijk doel van het CJG is dat alle ouders, jeugd en medeopvoeders over de kennis en vaardigheden gaan beschikken die nodig zijn voor goed opvoeden en gezond opgroeien. Laagdrempeligheid is daarom een bepalende factor voor het succes van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Maar wat maakt het aanbod van een CJG nu precies laagdrempelig? Wat in startnotities en beleidsplannen als vanzelfsprekend wordt opgeschreven blijkt in de praktijk lastig te concretiseren. De Kenniskring Centrum voor Jeugd en Gezin van het Nederlands Jeugdinstituut verkende wat een aanbod voor ouders, kinderen en jongeren laagdrempelig maakt. Het antwoord is samen te vatten als samen investeren in drie b’s: bekendheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid. De Kenniskring CJG van het Nederlands Jeugdinstituut bediscussieert actuele onderwerpen op het terrein van CJG ontwikkeling. ‘De laagdrempeligheid van het CJG’ is één van die onderwerpen. De aanleiding was dat veel gemeenten worstelen met de beoogde laagdrempeligheid van het algemene en preventieve aanbod van het CJG. Een complexe en uitdagende opdracht De ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin is gericht op: - bevorderen van de algemene gezondheid, ontwikkeling en het gezond opvoeden en opgroeien; - het aanpakken van risico’s en voorkomen van problemen; - en snel steun of hulp bieden bij (beginnende) problemen rond opvoeding, ontwikkeling, gezondheid of sociaal maatschappelijk functioneren van jeugd en gezin. Daarmee behoren alle ouders en jeugdigen tot de doelgroep van het CJG: variërend van ouders en jeugd die binnen lopen voor informatie of advies tot en met ouders en jeugd die te maken hebben met (complexe) risicofactoren die snel en adequaat moet worden aangepakt om problemen op het terrein van opvoeden en opgroeien te voorkomen of adequaat aan te pakken. Dat is een complexe opdracht en vraagt om een doordacht aanbod en een laagdrempelig CJG. De public health visie vraagt om vertaling in een brede visie op opvoeden en opgroeien De ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin getuigt van een verbreed perspectief op de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor opvoeden en opgroeien die past in de ´public health benadering´. Een laagdrempelig algemeen én preventief aanbod voor opvoed- en opgroeisteun vraagt om een brede visie op opvoeden en opgroeien vanuit het vanzelfsprekende besef dat opvoeden en opgroeien moet gebeuren met inzet en samenwerking van vele partners. Iedereen die in de dagelijkse praktijk direct of indirect betrokken is bij de opvoeding, het opgroeien, de gezonde ontwikkeling en het sociaal-maatschappelijk functioneren van jeugd en gezin - variërend van ouders, jeugd en hun sociale netwerk, de leidsters in de kinderopvang en leerkrachten op school tot en met jeugdverpleegkundigen, huisartsen en welzijnswerkers – draagt daaraan bij. Naar analogie met de
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
14
‘public health benadering’ in de gezondheidszorg is de inzet van het CJG een positieve en stimulerende. Public health benadering De principes van de ‘public health benadering’ zijn onder meer vastgelegd in de ‘Ottowa Charter of health promotion’ (WHO, 1986). Het uitgangspunt is een brede visie op gezondheid die vertrekt vanuit het besef dat het een gedeelde maatschappelijke opdracht is om mensen in staat te stellen hun eigen verantwoordelijkheid uit te oefenen op het terrein van gezondheid en welzijn door middel van een steunende omgeving, toegang tot informatie, het aanleren van vaardigheden en de mogelijkheid om gezonde keuzes te maken. Dit vraagt om een leefomgeving die veilig, stimulerend en prettig is en samenwerking met partners in verschillende settings (thuis, in kinderopvang en school, bedrijf, stad). De public health krijgt zijn beslag in het leven van alledag, waar volwassenen en jeugd leven, leren, werken en spelen. Zo’n brede gezondheidsbenadering vraagt om strategisch beleid, waarbij verschillende partners zich committeren aan gezamenlijke – waar mogelijk meetbare - doelen op het terrein van gezondheid en welzijn. Zowel professionals als vrijwilligers kunnen hieraan bijdragen en inzet is nodig vanuit zowel de publieke als private sector.
Zo’n positieve benadering impliceert dus het als vanzelfsprekend bespreekbaar maken van opvoeden en opgroeien en het besef dat het een gezamenlijke opdracht is voor alle partners in en rond het CJG om te investeren in de competenties en andere randvoorwaarden die nodig zijn voor goed opvoeden en gezond opgroeien. En dat vraagt dus ook om een uitstraling van ‘het CJG’ als brede basisvoorziening waar alle ouders en jeugd terecht kunnen voor aanbod dat aansluit bij hun behoeften en wensen en waarbij zij kunnen rekenen op steun of hulp als dat nodig is. Daarmee passen de volgende uitgangspunten bij een laagdrempelig CJG, dat investeert in een optimale ontwikkeling, opvoeding en gezondheid van alle jeugd: Wensen en behoeften als vertrekpunt Wensen en behoeften van ouders en jeugd moeten het uitgangspunt vormen voor het aanbod vanuit het CJG dat gericht is op het realiseren van de sociaal-pedagogische competenties en relaties die nodig zijn voor goed opvoeden en gezond opgroeien. Landelijke en lokale onderzoeken (zowel kwalitatief als kwantitatief) kunnen hier inzicht in bieden. Bevorderen van gezond opvoeden en opgroeien Dit vraagt om investeren in een gedeelde pedagogische visie en in overdracht en ontwikkeling van kennis en competenties. De partners in en rond het CJG investeren gezamenlijk investeren in de twee pijlers van het CJG: (1) algemeen, preventief en doelgroepspecifiek aanbod voor opvoed- en opgroeisteun en collectief preventieve jeugdgezondheidszorg (2) het waarborgen van een sluitende keten, zodat risico’s en problemen op het terrein van opvoeden, opgroeien, ontwikkeling, gezondheid en sociaal-maatschappelijk functioneren van jeugd en gezin snel worden gesignaleerd en adequaat aangepakt of gecompenseerd. Investeren in eigen kracht en verantwoordelijkheid Het uitgangspunt is het bevorderen en stimuleren van eigen inzet en verantwoordelijkheid van ouders en jeugd. Dit betekent dat het een uitdrukkelijke opdracht is voor professionals om de eigen kracht te versterken van ouders, jeugd en de sociale netwerken waar zij deel van uitmaken of die te mobiliseren. Dat stelt eisen aan de attitude en de interactie met ouders en jeugd in situaties waarin steun of hulp geboden is. In dialoog met ouders en jeugd zal telkens opnieuw de vraag aan de orde zijn op welke wijze het beste kan worden bijgedragen aan wat nodig is voor het stimuleren en versterken van het opvoed- en opgroeiklimaat en het sociaal maatschappelijk functioneren van jeugd en gezin. En dat impliceert ook het doel- en doelgroepgericht investeren in het overbruggen van verschillen in opvoedstijl, interactiepatronen of normen en waarden die belemmerend of schadelijk (kunnen) zijn voor het opgroeien, opvoeden of de gezondheid en veiligheid van kinderen.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
15
Intersectorale samenwerking Het CJG vraagt om brede en intersectorale samenwerking en commitment aan de doelen voor jeugd en gezin. Daarom is het een opdracht voor alle partners de krachten te bundelen en gezamenlijk te investeren in het aanbod en de randvoorwaarden die nodig zijn. En dit houdt dus ook in dat er handelend wordt samengewerkt en ingegrepen– in relatie tot ouders en jeugd en binnen de professionele setting - als problemen niet adequaat worden aangepakt of als grenzen worden overschreden. Het CJG kan zich zo in samenhang met de pedagogische basisvoorzieningen ontwikkelen tot ruggengraat van het algemene én preventieve jeugdbeleid. Laagdrempeligheid in de praktijk De laagdrempelige aansluiting tussen vraag en aanbod vraagt om investeren in de bekendheid, bruikbaarheid en de bereikbaarheid van het CJG. Vanuit deze aanpak volgens de drie B’s, die naar voren kwam in Eindhovens onderzoek rond de CJG-ontwikkeling, zijn concrete aanknopingspunten te benoemen om doelgericht invulling te kunnen geven aan de beoogde laagdrempeligheid. • Bekendheid van het aanbod In Nederland is het niet heel gewoon om te praten over vragen en problemen rond opvoeden en opgroeien en als dat al gebeurt dan is dat vooral vanuit een probleemgericht perspectief. Gebruik maken van steun- of hulpaanbod heeft dan al snel de connotatie van ‘brevet van onvermogen’. Uit onderzoek blijkt dat ouders in het algemeen eerst een drempel over moeten om van die opvoedhulp gebruik te gaan maken. Wil het CJG daadwerkelijk gaan functioneren als een vanzelfsprekende voorziening waar ouders, jeugd en andere betrokkenen naar toe gaan dan moet er op een consistente en positieve manier worden gecommuniceerd: over het CJG en de dienstverlening, maar vooral ook over de pedagogische visie die daaraan ten grondslag ligt. Door positief te communiceren vanuit een perspectief van dialoog en partnerschap rond opvoeden en opgroeien kan het beeld gaan kantelen. Alleen zo kan het CJG zich ontwikkelen tot een toegankelijke basisvoorziening waar iedereen terecht kan in het besef dat er in en buiten het CJG mensen klaar staan en waar ouders en jeugd terecht kunnen voor informatie, een luisterend oor of steun en advies. Volgens Stephanie Jansen van Kids en Family Insight kan daarbij gebruik worden gemaakt van inzichten uit de marketingwereld. Het gaat er om de term Centrum voor Jeugd en Gezin ‘positief te laden’. Niet inspelen op de negatieve noodzaak om problemen aan te pakken en ouders of jeugd te veranderen, maar op de positieve wens van iedere opvoeder en jongeren om competent te zijn en te investeren in een goede relatie tussen ouders en kinderen, in de ontwikkeling van eigen kunnen en in meedoen in de samenleving. “Verspreid ideeën over het CJG die bij de gebruikersdoelgroepen ‘logisch’ en ‘eigen’ voelen; ‘verkoop’ als het ware mogelijkheden die aanzetten tot kennisverwerving en gedragsverandering, omdat ze aantrekkelijk en haalbaar zijn”, aldus het advies van deze marketingexpert. Inzicht in de drijfveren en barrières van de doelgroep geeft daarbij handvatten om het CJG laagdrempelig te maken: “Het CJG is laagdrempelig wanneer de drijfveren gemaximaliseerd zijn en de barrières geminimaliseerd”. Positieve bekendheid op basis van een gedeelde pedagogische visie vragen om doelgerichte communicatie en eenduidigheid in de inhoud en vorm langs alle kanalen (posters, internet, stukjes in de krant, de bejegening in het CJG zelf, etc.). Om een boodschap die gebaseerd is op inzicht in de wensen en behoeften van gebruikersdoelgroepen. En dit vraagt ook om afstemming op specifieke doelen en doelgroepen gerelateerd aan bijvoorbeeld: de leeftijdsfase van het kind, genderspecifieke vraagstukken, de sociaal-economische of culturele achtergrond of het type vraag of probleem waarvoor een antwoord wordt gezocht. Steeds meer gemeenten zijn zich daarvan bewust en doen daarom onderzoek naar de doelgroep(en) van het CJG. Ze werken met behoefteonderzoeken, ouderpanels en jeugdmonitors. Dat is essentieel voor de CJG-ontwikkeling.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
16
In de gemeente Haarlemmermeer is uitgebreid onderzoek gedaan onder de doelgroep. Medewerkers van zowel de gemeente als uitvoeringsinstellingen hebben ouders geïnterviewd om hun drijfveren voor het gebruik van de CJG-dienstverlening te achterhalen. Daarnaast zijn groepsgesprekken gevoerd, zodat ouders en jeugd met elkaar in gesprek konden gaan over hun wensen. Daaruit bleek onder meer dat ouders behoefte hebben aan onderling contact en dat ouders en jeugd serieus genomen willen worden. In de gesprekken kon ook achterhaald worden wat de deelnemers daar concreet onder verstaan. “Hiermee haal je informatie boven tafel die je niet op tafel zou krijgen met een schriftelijke vragenlijst met meerkeuzevragen over opvoeden, opgroeien en gezondheid. Kwalitatief onderzoek geeft ouders en jongeren de ruimte om uit zichzelf te vertellen hoe zij dingen ervaren – dit geeft een veel genuanceerder beeld” aldus Jansen. Kwalitatief onderzoek is kortom zeer bruikbaar om drijfveren en barrières te achterhalen. • Bruikbaarheid Binnen de dagelijkse context van opvoeden en opgroeien moet het begrip ‘bruikbaarheid’ bezien worden vanuit een bredere insteek dan een primair probleemgerichte benadering en een exclusieve focus op inzet van ‘bewezen effectieve interventies2. Dat hangt samen met de beoogde brede visie en inzet voor opvoeden en opgroeien. Dit wordt ondersteund door de uitkomsten van behoefte- en klanttevredenheidsonderzoeken. Opvoeden en opgroeien gaan nu eenmaal gepaard met vragen en hobbels. Dat hoort erbij. En om die vragen en hobbels het hoofd te kunnen bieden wil men in eerste instantie vaak vooral informele steun en advies via het eigen sociale netwerk, de leidster, de leerkracht, de mentor, voetbalcoach of andere vertrouwenspersoon, die men geregeld tegenkomt. De partners in het CJG kunnen daarop inspelen door informele ontmoeting en goede relaties met ouders en jeugd te faciliteren: in het CJG, in de buurt in de kinderopvang of op school. Door het creëren van ruimte, door een flexibel in te zetten aanbod van inloopochtenden, groepsconsultatiebureau, huiskamerbijeenkomsten en themabijeenkomsten voor ouders, door doelen doelgroepgerichte contacten en activiteiten met ouders en jeugd in de kinderopvang of school. Daarbij kunnen sleutelfiguren uit specifieke doelgroepen, vrijwilligers of leden van een ouder- of leerlingenraad een rol spelen. Zijn er risico’s of problemen dan is het uiteraard zaak om gerichte opvoed- of opgroeisteun te bieden. Daarbij is de inzet van effectieve methodieken en interventies een belangrijke eis aan alle partners in en rond het CJG. Uit onderzoek in Eindhoven naar het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning blijkt dat ouders die ervaring hebbenen met opvoedingsondersteuning, overwegend positief oordelen over dit aanbod. Dat beeld komt overeen met andere klantenevaluaties van oudercursussen, spreekuren, huisbezoeken en oudertrainingen. Maar er is in het kader van de CJG-ontwikkeling nog veel winst te boeken door grootschaliger investering in de inzet van een effectief en bereikbaar aanbod van opvoedhulp om te zorgen dat risico’s en problemen vroegtijdig en adequaat worden aangepakt. Kijken we naar de jeugd zelf dan kan de CJG-ontwikkeling veel bijdragen aan doel- en doelgroepgerichte inzet van laagdrempelig aanbod dat gericht is op het stimuleren en versterken van competenties op het terrein van omgaan met relaties en seksualiteit, sociale competenties, sociaal-maatschappelijk functioneren of omgaan met specifieke kindgebonden beperkingen, alsmede op het benutten en versterken van jeugdparticipatie en sociale netwerken via programma’s voor (peer)coaching en jeugdmentoren. Met name de doelgroep ‘jeugdigen boven de 12 vraagt daarbij om een eigen benadering. Onder meer uit Haags onderzoek naar het bereik van de doelgroep 16-23 jarigen blijkt dat jongeren specifieke wensen en behoeften hebben. Zo halen zij veel algemene informatie via internet, maar vinden zij het soms lastig om die informatie te ‘filteren’ op betrouwbaarheid. De virtuele CJG-ontwikkeling biedt dus kansen. En als ze echt ergens mee zitten dan praten jongeren het liefst met iemand die zij vertrouwen, maar willen ze vaak wel redelijk anoniem kunnen binnenlopen. “Sluit aan bij de leefwereld van jongeren, zoek jongeren op en zorg voor goede samenwerking tussen de verschillende voorzieningen”, zo adviseert de Haagse onderzoeker van den Berg (2008). Het CJG kan alleen door goed samen te werken met de voorzieningen voor jongeren een rol spelen in het verbeteren de kwaliteit en effectiviteit van de informatie, advies en hulpverlening aan jongeren. In verschillende steden gebeurt dat al en wordt samengewerkt met een jongerenloket van 2 In de Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEI) van het Nederlands Jeugdinstituut worden effectieve jeugdinterventies opgenomen, die op z'n minst goed zijn beschreven en theoretisch goed zijn onderbouwd. Het Nederlands Jeugdinstituut beheert deze databank met een groot aantal partners.
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
17
waaruit informatie en diensten op het terrein van school, werk, inkomen en andere leefgebieden gebundeld worden ingezet. Fysieke en emotionele bereikbaarheid De bereikbaarheid van het CJG bestaat uit de fysieke bereikbaarheid en uit emotionele bereikbaarheid. Bij emotionele bereikbaarheid gaat het om de mate waarin ouders en jeugdigen emotionele drempels ervaren om gebruik te maken van informatie, advies of ondersteuning. Dat kwam ook al aan de orde onder het kopje bekendheid. Positieve communicatie is daarvoor essentieel, maar ook de locatie en fysieke bereikbaarheid kunnen van belang zijn. Wil men graag snel terecht kunnen via locaties waar men al komt – in de wijk, op school – of juist anoniem kunnen binnenlopen? Is fysieke afstand een belemmering of kan die makkelijk worden overbrugd? Hoe staat het met parkeerplekken, openingstijden (o.a. avondopenstelling), de mogelijkheid om telefonisch of via het internet in contact te komen, en last maar not least de snelheid waarmee je wordt geholpen. Niets is zo dodelijk als de mededeling, dat de CJG-pedagoog of de schoolmaatschappelijk werker pas over 2 weken “een gaatje heeft” terwijl vader , moeder of een leerling nu eindelijk de stoute schoenen had aangetrokken. En ook het belang van bejegening, sfeer en outreachend werken moeten niet worden onderschat. Een dat de sfeer uitademt van een steriele wachtkamer nodigt nu eenmaal niet uit tot gesprek. Een leestafel, koffiehoek, een gezellig interieur en een belangstellende gastvrouw die iemand wegwijs maakt wel. En telefonisch contact of een huisbezoek kunnen eveneens de drempel verlagen. In verschillende gemeenten wordt in het kader van laagdrempeligheid en positieve communicatie gewerkt met Triple P: een programma dat bijdraagt aan éénduidige communicatie en ondersteunend handelen van professionals in en rond het CJG. Een mediacampagne maakt deel uit van de methodiek. In Enschede en Almelo wordt de positieve boodschap van Triple P verwerkt in het ‘LOES’-concept. ‘LOES’ vertegenwoordigt het CJG en ouders kunnen op verschillende manieren bij LOES terecht: schriftelijke informatie in de bibliotheek, laagdrempelige loketten in wijk en stad en een internetsite zijn allemaal wegen om direct in contact te komen met ‘Loes’. ‘Loes’ draagt bij aan een sfeer waarin het normaal wordt om te praten over opvoeden en opgroeien en ‘Loes’ biedt antwoord bij vragen of problemen. Dat is de boodschap die wordt uitgedragen. De communicatie moet niet alleen gericht zijn op ouders en jeugd. Cruciaal is dat beroepskrachten in de basisvoorzieningen en de huisartsen goed op de hoogte en aangesloten zijn op het aanbod van het CJG. Zij kunnen ouders en jongeren gericht verwijzen. Datzelfde geldt voor de gemeenteloketten (publieksloket, Wmo loket, werk en inkomen). En voor een goede communicatie is uiteraard ook een sociale kaart nodig, die ouders, jeugdigen en beroepskrachten de juiste informatie biedt en gemakkelijk toegankelijk is. Ook in dat verband is de virtuele CJG-ontwikkeling van belang. Hoe laag wordt de drempel van het Centrum voor Jeugd en Gezin? Hoe laag wordt de drempel van het Centrum voor Jeugd en Gezin? We kennen de dekkingsgraad van het consultatiebureau, de kinderopvang, het onderwijs en de schoolgezondheidszorg. Maar gaan er evenveel ouders en jongeren gebruik maken van de dienstverlening op het terrein van opvoeden, opgroeien en gezondheid in het CJG? Voorlopig is het voor velen nog de vraag en vooral een kwestie van ambitie. Het formuleren van een gerichte visie op opvoeden en opgroeien als brede maatschappelijk opdracht en het uitwerken van de verschillende aspecten van laagdrempeligheid kan helpen. Dat is een opdracht voor iedereen die werkt voor jeugdigen en ouders. Want als we er in slagen om 80% van de vragen over opvoeden en opgroeien, waar ouders en jeugdigen mee rondlopen, in het CJG goed en vlot te beantwoorden, dan is dat een substantiële investering in de pedagogische kwaliteit van de samenleving als geheel en kan er al heel veel problematiek en ellende worden voorkomen. Bronnen/ verder lezen: • Voor meer informatie over het benoemen van doelgroepen: zie www.Nji.nl / kennisdossiers/ opvoedingsondersteuning/ doelgroepen • Bureau Beleidsinformatie en Onderzoek Gemeente Eindhoven (2007). Bekendheid, bruikbaarheid en bereik van opvoedingsondersteuning. Onderzoek in het kader van het Centrum voor Jeugd en Gezin. • Mireille van den Berg. (2008) Toegankelijkheid van de CJG’s voor jongeren van 16 tot 23 jaar in Den Haag. Werkdocument voor de stuurgroep sluitend zorgsysteem jeugd. Rotterdam, 2008
Notitie ‘Opvoedingsondersteuning in het CJG’ Gebaseerd op de uitkomsten van het PRIMO nh Kennisatelier van 2 november 2009
18