Welzijn Nieuwe Stijl in Noord-Holland
de kracht van verbinden nr 2 2010
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
2
inhoudsopgave Samenvatting
5
VII. Aanbevelingen
44
1. Aanbevelingen voor de lokale praktijk
44 46
I. Inleiding
11
2. Aanbevelingen voor de provincie Noord-Holland
II. Opdracht en werkwijze
12
Literatuur
49
1. Doel en vraagstelling van het onderzoek
12
2. Aanpak en resultaat
12
Bijlagen
51
I. Gesprekspartners: interviews en expertmeeting
51
III. Trends en ontwikkelingen in het welzijnswerk
13
1. Inleiding
13
II. D e acht bakens voor Welzijn Nieuwe Stijl, uit Nationaal Programma Welzijn Nieuwe Stijl, Ministerie van VWS
52
2. Oorsprong van het welzijnswerk
13
III. De Wmo-ladder, Jos van der Lans (2007)
3. Voortgaande ontwikkeling in het welzijnswerk
14
IV. Artikel ‘Welzijn, fricties en dilemma’s’ (PRIMOnh, jan. 2010) 54
4. Vervolg overheidsbeleid: de grote omslag
15
5. Huidige ontwikkelingen in het welzijnswerk
19
IV. Schets van het welzijnswerk in Noord-Holland
23
1. Typering welzijnswerk in Noord-Holland
23
53
2. Uitwerking verschillende typen welzijnswerk in Noord-Holland
24
3. Profiel brede welzijnsinstellingen in Noord-Holland
25
4. Verscheidenheid in producten, eenheid in kernwaarden
28
V. Welzijnswerk in Noord-Holland nader verkend
29
1. Inleiding
29
2. Maatschappelijke positie van brede welzijnsinstellingen
29
3. Relatie tussen gemeenten en brede welzijnsinstellingen
33
4. Professionaliteit en kwaliteit van het brede welzijnswerk
38
VI. Aanknopingspunten voor provinciaal beleid
42
3
4
samenvatting Dit onderzoeksrapport gaat over Welzijn Nieuwe Stijl in Noord-Holland.
vanuit VROM. De verbinding fysiek en sociaal, gekoppeld aan een
PRIMO nh heeft in opdracht van de provincie Noord-Holland een ver-
gebiedsgerichte aanpak, krijgt steeds meer aandacht.
kennend onderzoek gedaan met de volgende vraagstelling: De komst van de Wmo Hoe anticiperen welzijnsinstellingen en gemeenten in Noord-Holland
De Wet maatschappelijke ondersteuning(2007) vervangt voor wat
op maatschappelijke ontwikkelingen, beleidsontwikkelingen en trends
betreft het welzijnsdeel de Welzijnswet uit 1994. Kern van de wet is dat
die zich voordoen in de sociale sector en aanpalende terreinen?
iedere gemeente haar burgers in staat moet stellen om mee te doen aan de samenleving (‘participeren’). Deze opdracht aan gemeenten is
Deze onderzoeksopdracht is uitgewerkt in een aantal stappen, waarbij
vorm gegeven in een negental ‘beleidsvelden’, die voor een groot deel
landelijke ontwikkelingen getoetst zijn aan de praktijk in Noord-Holland.
zijn te herleiden tot voormalige subsidiestromen. Gemeenten hebben,
Daarbij is gebruik gemaakt van bronnenonderzoek, interviews en een
- binnen door de rijksoverheid bepaalde kaders -, beleidsvrijheid om
expertmeeting. Welzijnsinstellingen, gemeenten en een enkele woning-
eigen prioriteiten te bepalen en zelfstandig vorm te geven aan de uit-
corporatie hebben hun medewerking verleend aan dit onderzoek (zie
voering daarvan. In de beginjaren ging alle aandacht uit naar zorg, pas
bijlage I). Dit onderzoek concentreert zich op de brede welzijnsinstellingen.
recentelijk komt er meer aandacht voor welzijn. Veel gemeenten blijken
In deze samenvatting geven we op hoofdlijnen onze bevindingen weer.
echter, getuige een onderzoek van Movisie, nog niet in staat om samen met hun maatschappelijke partners een goed Wmo-beleid te ontwikkelen.
Landelijke trends en ontwikkelingen in
In reactie hierop stelt staatssecretaris Bussemaker dat van gemeenten
het welzijnswerk
een duidelijke visie en meer regie en sturing naar maatschappelijke partners wordt gevraagd.
Decentralisatie van het overheidsbeleid Het welzijnswerk kent een lange traditie en bestaat in verschillende ver-
Nieuwe opgaven voor het welzijnswerk
schijningsvormen al meer dan 100 jaar. Welzijnswerk is ook nu nog sterk
In de welzijnssector heeft vanaf de jaren ’90 een enorme schaalvergroting
contextgebonden, waardoor verschillende accenten worden gelegd.
plaatsgevonden. In dezelfde jaren klinkt de roep om een meer zakelijke
Gestart vanuit het particulier initiatief, neemt in de tweede helft van
en bedrijfsmatige aanpak van het welzijnswerk steeds luider. Het vaste
de 20e eeuw de roep om professionalisering toe. En daarmee ook de
subsidiebeleid is niet langer vanzelfsprekend, in toenemende mate
bemoeienis van de (rijks)overheid. In de jaren ’90 start de decentralisatie
wordt gewerkt met projectgestuurde of beleidsgestuurde financiering
van het welzijnswerk (Welzijnswet 1994) en moeten gemeenten een
(o.a. BCF). Gemeenten willen zo meer grip krijgen op een doelgerichte
eigen welzijnsbeleid ontwikkelen. Provincies worden verantwoordelijk
en doelmatige besteding van overheidsgeld. Dit heeft grote consequenties
voor de ondersteuning van de sociale infrastructuur in hun gebied.
voor de bedrijfsvoering van welzijnsinstellingen, waarbij verantwoorden en
De decentralisatie betekent een grote omslag voor zowel de welzijns-
rekenschap afleggen kernbegrippen worden. Het project WILL (Welzijns-
sector zelf als voor gemeenten. Vanaf eind jaren ’90 komt de rijksoverheid
informatie Landelijk en Lokaal) is een poging om tot meer benchmarking
met verschillende stimuleringsregelingen ter ondersteuning van de lokale
in de welzijnssector te komen.
praktijk. Daarbij komen impulsen niet alleen vanuit VWS, maar ook 5
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Welzijnsinstellingen worden, aangemoedigd door marktwerking en aan-
advieswerk deel uit van de brede welzijnsinstelling. Voor innovatie worden
besteding, maatschappelijke ondernemers die steeds meer marktgericht
in toenemende mate projectbureaus opgericht. In kleine gemeenten is de
en commercieel werken. In het verwerven van opdrachten moeten zij
reikwijdte van het welzijnswerk veelal smaller dan in grotere gemeenten.
steeds vaker concurreren met hun maatschappelijke partners en collega-
Kleine gemeenten die zich geen eigen welzijnsorganisatie kunnen
instellingen.
veroorloven huren steeds vaker menskracht, met name jongerenwerk en soms opbouwwerk, in bij de naburige instelling.
Welzijn Nieuwe Stijl De kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk stond het afgelopen decennium volop in de belangstelling. Er kwam een nieuwe beroepen-
1. Maatschappelijke positie van brede welzijnsinstellingen in Noord-Holland
structuur met bijbehorend competentieprofiel. Daarnaast verschenen er diverse onderzoekspublicaties en methodiekbeschrijvingen die de meer-
Wmo als richtinggevend kader
waarde van het welzijnswerk moesten aantonen.
De Wmo is voor welzijnsorganisaties het richtinggevend kader. De meeste
Ook in het kader van de Wmo is de kwaliteit en professionaliteit van het
Noord-Hollandse welzijnsinstellingen profileren zich als partner in de keten
welzijnswerk onderwerp van gesprek. Staatssecretaris Bussemaker vertaalde
van de Wmo. Kernwaarden als meedoen, actief burgerschap, empowerment
haar zorgen over de kwaliteit van het welzijnswerk in vijf bakens, waarvoor
en het uitgaan van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers krijgen
zij de term ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ introduceerde. Recentelijk is dit uitgebreid
in het licht van de Wmo weer hernieuwde betekenis. De combinatie van
naar 8 bakens (zie bijlage II). Welzijn Nieuwe Stijl lijkt de uitdaging voor
nieuwe complexe doelgroepen en het toenemend appèl op vrijwillige
gemeenten en welzijnswerk in 2010.
inzet, zorgt daarbij voor een grotere werkbelasting.
Welzijnswerk in Noord-Holland
Schaalvergroting, fusies en regionalisering Schaalvergroting en fusies hebben hun uitwerking op het functioneren
Een schets van het welzijnswerk in Noord-Holland
van Noord-Hollandse welzijnsorganisaties en hun relatie met gemeenten
Het welzijnswerk in Noord-Holland is sterk in beweging. Grofweg valt
niet gemist. Gemeenten ervaren daarbij zowel voor- als nadelen.
een onderscheid te maken tussen instellingen voor maatschappelijke
Als belangrijke voordelen worden genoemd de grotere flexibiliteit en
dienstverlening, Stichtingen Welzijn Ouderen en brede welzijnsinstellingen.
meer samenhang en integraliteit in werkwijze. Praktisch gezien is het
In de praktijk is dit onderscheid niet meer zo stringent. Door schaalver-
voordeel van schaalvergroting dat er maar één keer een subsidiebeschikking
groting en fusies vindt verbreding van werkgebied, werksoorten en
hoeft worden afgegeven. Nadelen zien gemeenten vooral in de mono-
werkwijzen plaats, waardoor nieuwe combinaties ontstaan. De brede
poliepositie van grote welzijnsinstellingen en soms constateert men
welzijnsinstellingen richten zich op alle burgers, waarbij in de meeste
sturingsproblemen. Voor welzijnsinstellingen betekenen schaalvergroting
gevallen extra aandacht wordt gegeven aan de meest kwetsbare groepen
en fusies vaak dat zij met meerdere opdrachtgevers te maken krijgen.
in de samenleving. Sociaal-cultureel werk voor verschillende leeftijds-
De verschillen in aansturings- en financieringssystematiek vragen van
groepen wordt hier veelal gecombineerd met opbouwwerk. Soms maakt
hen extra inspanningen en flexibiliteit.
ook (een deel) van de maatschappelijke dienstverlening of het ouderen6
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Bezuinigingen en reorganisaties
Samenwerking vanuit verschillende rollen
Vrijwel alle brede welzijnsorganisaties in Noord-Holland kampten de
Brede welzijnsorganisaties in Noord-Holland werken samen met tal van
afgelopen jaren met bezuinigingen, soms gevolgd door reorganisaties.
andere maatschappelijke organisaties. Door marktwerking in de sociale
In een enkel geval betekende de bezuiniging (in combinatie met andere
sector komen deze samenwerkingsrelaties onder druk te staan. Een partner-
factoren) het faillissement, voor minstens twee brede welzijnsorganisaties
organisatie wordt steeds vaker ook als concurrent of (potentieel) opdracht-
in Noord-Holland wordt 2010 een spannend jaar. Alle welzijnsorganisaties
gever gezien. Bovendien vervaagt de strikte scheiding tussen taakgebieden,
houden er rekening mee dat zij in 2011 met een flinke bezuiniging te
zodat ook zorginstellingen en woningcorporaties soms welzijnsdiensten
maken krijgen, omdat ook gemeenten minder geld te besteden hebben.
aanbieden. Dat vergt van welzijnsorganisaties tactisch en strategisch opere-
Welzijnsinstellingen denken nu al na over te maken keuzes. Iedere wel-
ren en de noodzaak om telkens opnieuw haar meerwaarde aan te tonen.
zijnsorganisatie maakt bij bezuinigingen in eerste instantie haar eigen afweging, maar de gemeente(politiek) blijkt daarin soms een (onverwacht)
2. Relatie tussen gemeenten en brede welzijnsinstellingen in
sturende rol te nemen. Welzijnsorganisaties in Noord-Holland willen
Noord-Holland
graag een grotere reserve opbouwen dan hen is toegestaan, om daarmee bezuinigingen het hoofd te kunnen bieden en hun risico als
Sturing op inhoud
ondernemer af te dekken.
Gemeenten willen meer regie op de uitvoering van het welzijnsbeleid. Zowel gemeenten als welzijnsinstellingen vinden echter dat maatschap-
Verzakelijking en bedrijfsvoering
pelijke vraagstukken op dit moment nog onvoldoende leidend zijn voor
De verzakelijking stelt eisen aan de bedrijfsvoering van welzijnsorganisaties.
het welzijnsbeleid. Over en weer klinkt het verwijt dat het ontbreekt aan
Registratie, resultaatmeting en verantwoording worden steeds belangrijker
een heldere focus en visie. Bij gemeenten ontbreekt het vaak aan een
begrippen. Veel welzijnsorganisaties in Noord-Holland werken met het
samenhangend beleidskader. Dat wordt versterkt doordat het welzijns-
WILL productenboek. Daarnaast wordt door verschillende instellingen
programma haakt aan meerdere beleidsterreinen van soms verschillende
gebruik gemaakt van de Welzijn Website Applicatie, een online systeem
afdelingen. Van een beleidsdialoog op inhoud tussen gemeente en ‘hun’
voor uren- en productieregistratie, ontwikkeld door Hordijk & Hordijk.
welzijnsorganisatie is nauwelijks sprake. Welzijnsinstellingen hebben maar
De ervaring van een aantal instellingen is dat dit nog niet altijd tot optimale
zeer beperkt inhoudelijke inbreng bij het ontwikkelen van beleidspro-
resultaten leidt. Oorzaken daarvan lijken zowel gelegen in de ingewikkeld-
gramma’s. Een beleidsdialoog zou kunnen bijdragen aan een gezamen-
heid van het systeem als in de verschillende definities en interpretaties
lijke probleemanalyse en het definiëren van maatschappelijke vraagstukken.
die gemeenten en de welzijnsinstellingen hanteren. Men constateert de
Daarmee wordt commitment georganiseerd en de basis gelegd voor
noodzaak om in de interactie tussen gemeente en welzijnsinstelling te
een professionele relatie tussen welzijnsinstellingen en gemeenten.
komen tot een gezamenlijk begrippenkader als basis voor bedrijfsvoering
In de onderzochte praktijk gebeurde dit nog onvoldoende.
en registratie.
Welzijnsinstellingen in Noord-Holland op hun beurt eisen maar in beperkte mate een beleidsagenderende rol op. Zeker in tijden van bezuinigingen lijken zij zich steeds sterker als uitvoerder van gemeentelijk beleid op te stellen en keuzes aan de gemeente over te laten. 7
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Gemeenten en welzijnsorganisaties zouden elkaar veel meer dan nu het
Aanbesteding
geval is scherp moeten houden op inhoud. De behoefte aan sturing en
De discussie over aanbesteding speelt in alle onderzochte Noord-Hollandse
regie lijkt vooral ingegeven door de wens van gemeenten om meer grip
gemeenten een rol. Sommige gemeenten hebben hiertoe serieuze
te krijgen op de aansturing van door hen gesubsidieerde organisaties
plannen, anderen zijn juist niet voornemens om (meer) aan te besteden.
middels prestatieafspraken.
Een goede indicatie voor de geneigdheid tot aanbesteding is de mate waarin de gemeente vertrouwen heeft in de kwaliteit van de eigen
Prestatieafspraken en subsidiebeleid
welzijnsorganisatie. Daar waar sprake is van een goede (zakelijke) ver-
Uit onvrede met de budgetfinanciering gaan steeds meer gemeenten in
trouwensrelatie ziet men vooral de toegevoegde waarde van het eigen
Noord-Holland over tot financiering op basis van prestatieafspraken die
lokale welzijnswerk. Daarbij worden elementen genoemd als: flexibele en
moeten aansluiten bij de beleidsprogramma’s van de gemeente. Meestal
brede inzetbaarheid, integraliteit, continuïteit en het goed onderhouden
is sprake van éénjarige prestatieafspraken binnen een meerjarige budget-
netwerk van bewoners, vrijwilligers en professionals.
regeling. Deze budgetregeling biedt welzijnsinstellingen nog geen garantie
Als voordelen van aanbesteding ziet men vooral de grotere vraag- en
op een vaste en meerjarige subsidie. Verschillende onderzochte gemeenten
resultaatgerichtheid en de transparantie in afspraken. Aanbesteding lijkt in
in Noord-Holland werken met de methode van Beleidsgestuurde Contract
sommige situaties een manier om af te rekenen met welzijnsorganisaties
Financiering (BCF). BCF is in de kern een methode waarbij getracht wordt
die niet voldoen aan de verwachting van gemeenten, maar bieden
beleidssturing (sturing op inhoud) te verbinden aan de inzet van maat-
daarmee nog geen kwaliteitsgarantie. Als risico van aanbesteding wordt
schappelijke organisaties (sturing op resultaat) en deze te vertalen in
tot slot het verdwijnen van de agenderende functie van het maatschap-
een contract. De ervaringen in Noord-Hollandse gemeenten met dit
pelijk middenveld genoemd.
instrument zijn wisselend. De valkuil is dat BCF vooral als aansturings- en verantwoordingsinstrument wordt gebruikt, terwijl de aandacht voor de inhoud en kwaliteit van het welzijnswerk naar de achtergrond verschuift. Verantwoorden en afrekenen
3. Professionaliteit en kwaliteit van het brede welzijnswerk in Noord-Holland Nieuwe eisen aan professionals
Welzijnsinstellingen ervaren dat de verantwoordingsdruk en registratie-
Vraaggericht en outreachend werken zijn ijkpunten voor Welzijn Nieuwe Stijl.
plicht enorm zijn toegenomen. Maar waarop kunnen welzijnsinstellingen
In de Noord-Hollandse praktijk ervaren sommige welzijnsorganisaties een
nu feitelijk worden afgerekend? De onderzochte instellingen in Noord-
spanningsveld tussen enerzijds vraagsturing vanuit gemeentelijk beleid
Holland worden vooral op inspanningen (input) en geleverde prestaties
en anderzijds vraaggericht werken ten behoeve van (groepen) burgers.
(output) afgerekend. Er gaan stemmen op om ook meer te kijken naar
Bij vraagsturing definiëren gemeenten hun beleidsprioriteiten en maken
outcome (maatschappelijke effecten). Onze gesprekspartners waren daar
op basis daarvan prestatieafspraken met welzijnsorganisaties. De ervaring
geen groot voorstander van. Allereerst vergt dat meerjarige afspraken,
is dat hierbij vaak weinig ruimte is voor een beleidsdialoog. In de praktijk
daarnaast zijn maatschappelijke effecten niet alleen toe te schrijven aan
blijken prestatieplannen regelmatig zodanig dichtgetimmerd dat vraag-
de interventies van het welzijnswerk. Wel vindt men dat meer aandacht
gericht werken hierdoor eerder wordt belemmerd dan gestimuleerd.
moet uitgaan naar het verhaal achter de cijfers, tellen en vertellen dus. 8
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Daarnaast speelde nog een ander dilemma rond vraaggericht werken in
middelen om vrijwilligers te ondersteunen. Daarbij kan de toenemende
dit onderzoek. Dan gaat het om de verhouding tussen individuele
vrijwillige inzet soms op gespannen voet staan met het werken met
(ondersteunings)vragen en collectieve vraagstukken, die soms op
moeilijk bereikbare groepen.
gespannen voet met elkaar kunnen staan. Sociale professionals hebben de opdracht om telkens te schakelen tussen individuele behoeften en
Innovatie van het werk
het maatschappelijk belang.
In alle onderzochte gemeenten wordt vrije ruimte binnen de prestatieafspraken gereserveerd, variërend van 5 tot 20%. In sommige gemeenten
Bij het werken aan maatschappelijke opgaven neemt het werken in ketens
beschikt de welzijnsorganisatie over een projectbureau dat bedoeld is
en netwerken enorm in belang toe. Ook opbouwwerkmethodieken worden
voor projecten, pilots en actuele vraagstukken. Wanneer deze succesvol
in het welzijnswerk steeds belangrijker om de zelfredzaamheid en het
zijn worden ze opgenomen in regulier werk. Ook worden tussen de
zelforganiserend vermogen van burgers te ondersteunen. Dat betekent
welzijnsinstelling en de gemeente veelal afspraken gemaakt over het
motiveren, stimuleren, activeren en verbinden. En hoewel er binnen de
percentage vernieuwing op jaarbasis.
welzijnssector veel gedreven en bekwame professionals werkzaam zijn, signaleren zowel gemeenten als welzijnsorganisaties dat Welzijn Nieuwe
Profilering en presentatie
Stijl deels om nieuwe competenties vraagt waarover niet elke werker
Welzijnsorganisaties kampen met een hardnekkig imago. Zij moeten iedere
beschikt.
keer opnieuw hun meerwaarde aantonen en zijn extra kwetsbaar doordat het resultaat van hun inspanningen moeilijk meetbaar is. De laatste jaren
Zelfsturende teams en de rol van het management
hebben met name de grote welzijnsorganisaties in Noord-Holland enorm
Door schaalvergroting en de meer zakelijke aanpak ontstaan nieuwe
geïnvesteerd in een goede PR. Binnen de Noord-Hollandse welzijnsorga-
verhoudingen binnen welzijnsorganisaties. Er komen managers die
nisaties is sprake van vergrijzing, dit blijkt in de beeldvorming niet bij te
meer op afstand staan van de uitvoering en een primaire taak hebben op
dragen aan ‘nieuw elan’.
het gebied van bedrijfsvoering en accountmanagement. De professionals werken steeds vaker in zelfsturende en integrale (gebieds)teams, maar
Aanknopingspunten voor provinciaal beleid
beschikken niet altijd over de analytische en strategische vaardigheden die hiervoor nodig zijn. Gemeenten missen soms de regie op de uitvoering
Uit het onderzoek blijkt dat welzijnsinstellingen en gemeenten op een
in multidisciplinaire gebiedsteams.
aantal punten ondersteuning wensen vanuit het provinciaal sociaal beleid. Dan gaat het onder meer om ondersteuning bij visieontwikkeling en
Toenemend appèl op vrijwillige inzet
(regionale) samenwerking en om de professionalisering van de relaties
Welzijnsprofessionals worden steeds meer tweedelijns professionals die
tussen welzijnswerk en gemeenten ten behoeve van een stevige sociale
een team vrijwilligers ondersteunen en aansturen. Het welzijnswerk in
infrastructuur in Noord-Holland. Als instrumentarium wordt gedacht aan
Noord-Holland beschikt over een enorm vrijwilligersbestand en het appèl
vormen van lerende netwerken, kennisplatforms, trainingen en pilots.
op vrijwillige inzet zal met de verwachte bezuinigingen alleen maar toenemen. Tegelijkertijd beschikken welzijnsorganisaties over zeer beperkte 9
10
I inleiding ‘De Wet Maatschappelijke Ondersteuning zet welzijnswerk weer op de
Opbouw van dit rapport
kaart’, zo betoogde staatssecretaris Jet Bussemaker tijdens het Wmo-
In dit rapport doet PRIMO nh verslag van haar bevindingen. Hoofdstuk II
congres op 24 september 2009. Dit congres was geheel gewijd aan
start met een toelichting op de onderzoeksopdracht en de gehanteerde
het thema ‘Welzijn Nieuwe Stijl’. Daarbij gaf zij echter ook twee grote
werkwijze. Vervolgens worden in hoofdstuk III de landelijke trends en
zorgpunten aan. Ten eerste de relatie tussen welzijnswerk en gemeenten
ontwikkelingen in het welzijnswerk beschreven. Een schets van de ver-
en ten tweede de kwaliteit van het welzijnswerk.
scheidenheid van het welzijnswerk in Noord-Holland volgt in hoofdstuk IV. Het daarop volgende hoofdstuk V toetst de landelijke trends en ontwikke-
De provincie Noord-Holland wilde graag weten of de zorgen van de
lingen aan de praktijk in Noord-Holland. Hoofdstuk VI schetst aanknopings-
staatssecretaris gedeeld worden door ervaringen van betrokkenen in
punten voor provinciaal beleid ten aanzien van de ondersteuning van
Noord-Holland. Het is immers duidelijk dat welzijnsinstellingen, ook in
Welzijn Nieuwe Stijl. Tot slot worden enkele aanbevelingen gedaan in
Noord-Holland, onder grote druk staan. Aan de ene kant vraagt de Wmo
hoofdstuk VII.
om veel en kwalitatief goed welzijnswerk dat zijn voelsprieten en ankers in de lokale samenleving heeft. Tegelijkertijd moeten veel welzijnsinstellingen als gevolg van bezuinigingen en marktwerking vechten voor hun voortbestaan. In hoeverre en hoe zou de provincie Noord-Holland kunnen bijdragen aan het versterken van de sociale infrastructuur in NoordHolland? Tegen deze achtergrond vond het onderzoek ‘Welzijn Nieuwe Stijl in Noord-Holland’ plaats. Aan dit onderzoek is meegewerkt door een groot aantal respondenten van Noord-Hollandse gemeenten, welzijnsorganisaties en een enkele woningcorporatie. Wij danken alle gesprekspartners heel hartelijk voor de openheid waarmee zij ons te woord hebben gestaan. De informatie in dit rapport is met het oog op het vermijden van schade voor personen, instellingen of gemeenten, voor een belangrijk deel geanonimiseerd verwerkt.
11
12
II Opdracht en werkwijze 1. Doel en vraagstelling van het onderzoek
In overleg met de provincie Noord-Holland hebben wij ons gezien de
De provincie Noord-Holland wil met dit verkennend onderzoek inzicht
beperkte tijd en omvang van de opdracht primair gericht op de brede
krijgen in de wijze waarop welzijnsorganisaties en gemeenten anticiperen
welzijnsinstellingen in Noord-Holland. In dit onderzoek is de stad Am-
op de nieuwe eisen die gesteld worden aan de uitvoering van het
sterdam buiten beschouwing gelaten.
welzijnswerk. De bevindingen van dit onderzoek moeten de provincie Noord-Holland handvatten bieden voor provinciaal sociaal beleid. In het
2. Aanpak en resultaat
verlengde daarvan moeten de onderzoeksresultaten ondersteunend zijn
Bij de uitvoering van de opdracht is de volgende werkwijze gehanteerd:
aan de inzet van gemeenten en welzijnswerk.
B eschrijven van landelijke trends en ontwikkelingen in het welzijnswerk. I n kaart brengen van relevante ontwikkelingen in het welzijnswerk in
De centrale vraagstelling van het onderzoek ‘Welzijn Nieuwe Stijl in
Noord-Holland.
Noord-Holland’ luidt:
I nterviews met medewerkers van zeven welzijnsorganisaties, vijf gemeenten en twee woningcorporaties. Een overzicht van
Hoe anticiperen welzijnsinstellingen en gemeenten in Noord-Holland
respondenten vindt u in bijlage I.
op maatschappelijke ontwikkelingen, beleidsontwikkelingen en trends
E xpertmeeting voor selecte groep deelnemers van welzijnsinstellingen,
die zich voordoen in de sociale sector en aanpalende terreinen?
gemeenten en provincie, waarbij de voorlopige bevindingen aan de
1
hand van een concept rapportage zijn getoetst, aangevuld en aangeDe centrale vraagstelling is vervolgens in een vijftal onderzoeksvragen
scherpt. Een overzicht van deelnemers vindt u in bijlage I.
opgedeeld:
E indrapportage met onderzoeksbevindingen betreffende de actuele
1. Op welke manier anticiperen gemeenten in Noord-Holland op deze
ontwikkelingen en positionering van welzijnsinstellingen in Noord-Holland
ontwikkelingen en trends? 2. Op welke manier anticiperen welzijnsinstellingen in Noord-Holland op deze ontwikkelingen en trends?
met aanbevelingen ten aanzien van de uitvoering van welzijnsbeleid en welzijnswerk op lokaal/regionaal niveau en voor de ondersteuning daarvan op provinciaal niveau.
3. Hoe gaan gemeenten en welzijnsinstellingen met elkaar om in de interactie tussen beleid en uitvoering? 4. Hoe is in relatie met bovenstaande ontwikkelingen de positie van welzijnsinstellingen in Noord-Holland op dit moment en in hoeverre
Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van november 2009 tot en met februari 2010. Met medewerkers van de provincie Noord-Holland heeft regelmatig tussentijdse afstemming over de voortgang plaatsgevonden.
zijn zij toegerust voor de toekomst? 5. Hoe zou de provincie Noord-Holland bij kunnen dragen aan de kwaliteit van de sociale infrastructuur in Noord-Holland?
1 Een aantal trends en ontwikkelingen krijgen daarbij bijzondere aandacht: Verzakelijking en aanbesteding (Voorgenomen) bezuinigingen op uitgaven voor welzijnswerk door gemeenten Herijking van de rol van welzijnswerk, mede in het kader van de Wmo Nieuwe dienstverleners die welzijnsdiensten aanbieden of overnemen Behoefte aan resultaatmeting en inzicht in effectiviteit (rekenschap afleggen) Imago, uitstraling en profilering van welzijnsorganisaties Kwaliteit en vraaggerichtheid van welzijnsinstellingen 13
14
III Trends en ontwikkelingen in het welzijnswerk 1. Inleiding
2. Oorsprong van het welzijnswerk
Welzijnswerk is de verzamelterm voor al decennia lang maatschappelijk
Het welzijnswerk bestaat - met al z’n verschillende verschijningsvormen
zinvol en geaccepteerd werk voor de bewoners van buurten en wijken.
- al meer dan 100 jaar. Het is ontstaan aan het eind van de 19e eeuw
Het omvat een breed scala van activiteiten voor, door en samen met
vanuit het maatschappelijk streven naar volksopvoeding en volksontwik-
bewoners van verschillende leeftijden en met verschillende - sociaal-
keling, tevens armoedebestrijding. In 1892 ontstond in Nederland het
culturele en sociaal-economische - achtergronden. Het welzijnswerk zoals
eerste Volkshuis ‘Ons Huis’ (Amsterdam), al snel gevolgd door huizen in
we dat nu tegenkomen in dorpen en steden kan per situatie sterk verschillen.
Den Haag, Utrecht, Rotterdam. Leiden, Groningen, Assen én in Wormerveer.
Over het algemeen zien we de volgende verschijningsvormen2:
Allen naar voorbeeld van het Engelse Toynbee-werk en voortkomend uit
breed welzijnswerk, met een wijkgericht aanbod gericht op ont-
de betrokkenheid van de elite bij de ellendige omstandigheden waar
moeting, ontspanning en ontplooiing (educatie) tbv. de verschillende
mensen in de sloppenwijken zich in bevonden, maar zeker ook bedoeld
leeftijdsgroepen vaak gecombineerd met
om maatschappelijke onrust te voorkomen (‘de sociale quaestie’).
samenlevingsopbouw of (buurt)opbouwwerk, dat zich voornamelijk
De volkshuizen bieden een indrukwekkend pakket aan van cursussen
richt op leefbaarheid en sociale samenhang (activering en versterken
en clubs voor verschillende leeftijden. Bedoeld om kinderen bezig te
sociale infrastructuur) van wijken en bewoners;
houden, jongeren van de straat te houden, de zorg voor moeder en het
maatschappelijke dienstverlening en sociaal cultureel werk t.b.v.
jonge kind te verbeteren, vrouwen te leren hoe ze hun huishouden
specifieke categorieën (jongerenwerk, SWO’s voor ouderen)
beter konden regelen en hoe ze gezond konden koken, en activiteiten
dorpshuizen en buurthuizen met sociaal-culturele activiteiten geor-
om de ‘cultuur en natuur beter te leren beleven’.
ganiseerd door en voor bewoners(groepen). Soms ook in verenigingsverband en meestal zonder directe professionele ondersteuning.
Vanuit deze beweging ontstaan in de jaren daarna allerlei voorzieningen
Vaak te vinden in nieuwe stadswijken en in plattelandsgemeenten.
op het gebied van educatieve vorming, hulpverlening, woningbouw, gezondheidszorg, kinderbescherming, clubhuizen voor jeugd en jongeren.
Welzijnswerk is sterk contextgebonden. Afhankelijk van de setting waarin
Geïnitieerd en gefinancierd door de gegoede burgerij (progressief liberale
het werk plaatsvindt, de ‘soort’ bezoekers die er gebruik van maken, de
kringen), maar eveneens vanuit verschillende kerken en de socialistische
beleidskeuzes van overheid en de capaciteit en kwaliteit van de organi-
arbeidersbeweging.
satie, worden verschillende accenten gelegd. In diezelfde periode komt ook Philips met vormingswerk voor z’n werkIn dit hoofdstuk gaan we kort in op de geschiedenis van het huidige
nemers (in Eindhoven waren dat hele wijken). Een initiatief dat al snel
welzijnswerk. We beschrijven de ontwikkelingen van de sector en schetsen
door verschillende grote bedrijven wordt gevolgd. Ook een aantal Zaanse
het politiek-maatschappelijke kader waarbinnen het werk opereert.
familiebedrijven steunt het werk in de volkshuizen nog tot ver in de jaren ’70 met een financiële bijdrage.
2 Terug te brengen op de in de jaren 50 vorige eeuw uit Amerika overgewaaide begrippen: social casework (maatschappelijk werk) social groupwork (groepswerk sociaal-cultureel werk tbv. alle leeftijden) community development of community organizing (opbouwwerk) 15
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Dit ‘volksontwikkelingswerk’ vindt in eerste instantie vooral plaats in de
werk, opbouwwerk, jeugd- en jongerenwerk, kunstzinnige vorming en
grote steden, met name in de volkswijken en dicht bij de industriegebieden.
sportieve recreatie. Voor al die werksoorten wordt een eigen Rijksbijdrage-
Vanaf 1915 komen er ook volkshuizen op het platteland, beginnend in
regeling gemaakt (1980), aangevuld met een salarisregeling, later onder-
Paterswolde (Drenthe) later gevolgd door andere plekken in deze provin-
gebracht in een CAO-Welzijnswerk.
cie met ondersteuning van de Stichting Opbouw Drenthe. Deze opereert onder de provinciale overheid en wordt gedeeltelijk gefinancierd door
In 1974 komt de Knelpuntennota uit, product van de beraadsgroep
het Rijk. Vanuit deze plattelandsinitiatieven wordt tevens gewerkt aan
‘Harmonisatie welzijnsbeleid en welzijnswetgeving’ van het ministerie van
bijvoorbeeld de verbetering van de turfproductie, de ontwikkeling van
CRM. Deze nota is bedoeld als voorbereiding op een Brede Kaderwet,
tuinbouw en het stimuleren van gezonde voeding.
waarin alle sociale beleidstaken van de verschillende ministeries verenigd moeten worden. Een wet die er nooit is gekomen, maar waarvan de
Institutionalisering, professionalisering en overheidsbemoeienis
jarenlange discussies op ambtelijk en politiek niveau wel grote gevolgen
In de tweede helft van de 20e eeuw wordt het volkshuiswerk geïnstitutio-
hebben voor de hele sociale sector.
naliseerd. Er komt overheidsfinanciering voor ‘het club- en buurthuiswerk’ in de grote steden met als belangrijkste doel de ‘bestrijding van onmaat-
3. Voortgaande ontwikkeling van het welzijnswerk
schappelijkheid’. Ten behoeve van de coördinatie worden werkers aan-
In diezelfde jaren maakt ‘het werk’ een enorme groei door, zowel in
gesteld, vaak voortkomend uit de vrijwilligerskring, zonder specifieke
omvang (vooral in de stadswijken) als in professionalisering. De visie
opleiding en slechts in zeer bescheiden mate betaald voor hun werk.
van waaruit men het werk benadert wisselt echter voortdurend, mede
Het merendeel van het uitvoerend werk vindt echter nog steeds op
onder invloed van de in die periode sterk veranderende maatschappelijke
vrijwillige basis plaats. Op het platteland worden de dorpshuizen steeds
ontwikkelingen. Maatschappelijke idealen en hypes zijn door de jaren heen
meer verenigings-verzamelgebouwen voor het dorp. Daar houden vooral
altijd zeer bepalend geweest voor de welzijnssector. Begonnen vanuit
de vrijwilligers de regie, soms met ondersteuning van een (rondtrekkend)
een sterke ambitie om te werken aan cultuuroverdracht en het stimuleren
opbouwwerker.
van kunst- en natuurbeleving (vanuit verlichtingsidealen) gaat men daarnaast in die eerste jaren na de WO II - als blijkt dat op deze manier niet de
In de loop van de jaren neemt de roep om professionalisering toe.
meest zwakkere groepen uit de samenleving bereikt worden - al snel meer
Er ontstaan scholen voor maatschappelijk en sociaal-cultureel werk:
laagdrempelige activiteiten organiseren gericht op ontmoeting, ontspanning
‘sociale academies’ en ‘jeugdleideropleidingen’. Verdeeld in verschillende
en ontplooiing. Dit wordt aangevuld met meer culturele activiteiten als er
zuilen, net als het uitvoerend werk en hun centrale bureaus van die tijd.
in de jaren ’60 en ’70 veranderingen komen in de jeugdcultuur. Hieruit
Daarnaast wordt in deze jaren de vraag steeds sterker naar een financiering
ontstaan onder andere enkele grote poppodia.
vanuit de staat. En daarmee groeit ook de overheidsbemoeienis met beleid, kwaliteit en omvang van het werk. In 1965 wordt het Ministerie van CRM (cultuur, recreatie en maatschappelijk werk) opgericht, met in 1976 een apart directoraat voor Sociaal Cultureel Werk met afdelingen voor onder andere club- en buurthuiswerk, vormings- en ontwikkelings16
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Empowerment en belangenbehartiging
burger niet zelf de weg kan vinden naar de steeds ingewikkeld wordende
In de jaren ’70 en ’80 maakt ‘de bevoogding plaats voor dialoog en
maatschappelijke praktijk. Marcel Spierts (1994) spreekt over het welzijns-
zelfwerkzaamheid; toezicht wordt ingeruild voor activering en cultuur-
werk als ‘schakel tussen systeemwereld en leefwereld’. Van de werker
overdracht moet wijken voor cultuurparticipatie.’ Het werk richt zich daarbij
vraagt dat een voortdurend ‘balanceren tussen maatschappelijke doelen
voornamelijk op de zwakste groepen in de samenleving. Hoewel de
en individuele belangen en behoeften’ of - ook wel genoemd - schaken
expliciete keuze daarvoor - in relatie tot het werken met andere burgers
op verschillende borden tegelijk.
3
- ook binnen de werksoort steeds in discussie blijft. Het meeste werk is accommodatiegebonden, maar beperkt zich daartoe niet. Naast de bestaande
Kritiek vanuit de wetenschap
activiteiten ontstaat ook ‘straathoekwerk’ en ‘buurtgericht opbouwwerk’.
In 1979 verschijnt ‘De markt van welzijn en geluk’ een kritisch-filosofische
Het zijn ook de jaren waarin het werk - onder invloed van de maat-
verhandeling van Hans Achterhuis, gericht op alle beroepsmatige zorg- en
schappelijke aandacht voor empowerment en democratisering - meer
hulpverleners en aanbieders van educatie en andere sociaal-culturele
aan (politieke) belangenbehartiging gaat doen. Waarin werkers samen
activiteiten. Hun werk maakt volgens Achterhuis deelnemers en cliënten
met bewoners (en soms namens hen) strijden tegen verwaarlozing van
alleen maar meer afhankelijk en zelfs onmondig. Het boek heeft een
woningen en van stadswijken door gemeente en huiseigenaars. Waarin
enorme impact op met name de welzijnssector. Het brengt de werkers in
men krakers helpt en steun biedt aan stakingen en politieke acties
grote verwarring en geeft sceptische beleidsmakers ruimschoots argumenten
(bijvoorbeeld tegen de bouw van de metro in Amsterdam). En de tijd
in handen om er op te bezuinigen. Een impact die tot op de dag van
waarin vrouwenpraatgroepen worden opgezet, peuterspeelzalen en
vandaag van invloed is op de beeldvorming van het werk en mede ver-
naschoolse opvang. En de tijd waarin - vaak tegen de heersende cultuur
oorzaker van het voortdurende debat over de legitimiteit ervan. Duyvendak
in - de eerste ‘gastarbeiders’ gastvrij worden ontvangen in de buurthuizen
(2009) analyseert op kritische wijze het debat dat door Achterhuis is ont-
en waar ze informatie en taallessen krijgen aangeboden, later gevolgd
ketend en het - in zijn ogen - onevenredige effect dat het heeft gehad
door taal-naailessen, fietslessen en praatgroepen voor hun vrouwen.
op de welzijnssector4. Maar dan is het al 30 jaar later.
Ondertussen gaat het werk door, zij het met een beschadigd imago en
Schaken op verschillende borden
een gedegenereerd zelfbeeld. Midden jaren ‘80 richt het zich - mede in
Het welzijnswerk blijkt met deze soort activiteiten een kraamkamerfunctie
reactie op de economische ontwikkelingen in die tijd - nog sterker dan
te vervullen voor andere sectoren. Vanuit haar positie dicht bij de bewoners
voorheen op activering en maatschappelijke participatie. Een in dat verband
in de buurt ontwikkelen werkers in samenspraak met de betrokkenen
opkomend fenomeen zijn ook de vrijwilligerscentrales. Soms vanuit, maar
nieuwe activiteiten, die na een tijd van experimenteren worden over-
vaak ook onafhankelijk van de bestaande instellingen opgezet. Een aantal
genomen door meer gespecialiseerde instellingen voor onderwijs, cultuur
welzijnsinstellingen ontwikkelt met succes projecten ten behoeve van
en arbeid. Vanuit deze signaalfunctie vormt de welzijnswerker steeds
sociale activering en arbeidsmarkttoeleiding voor mensen met ‘een zeer
vaker het contactpunt tussen organisaties die wat verder af staan van de
grote afstand tot de arbeidsmarkt’, veelal samen met gemeentelijke
wijk en de individuele bewoners. Met name in die gevallen waar de
diensten en bureaus voor arbeidsbemiddeling.
3 M. Spierts in Balanceren en stimuleren, Lemma-NIZW, 1994.
4 J.W. Duyvendak, Hans Achterhuis na dertig jaar herlezen, in Tijdschrift voor de Sociale Sector, sept. 2009. 17
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
4. Vervolg overheidsbeleid: De grote omslag
de lokale overheden, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau. De VNG start op basis van deze nota een landelijk project om via de
Decentralisatie van het rijksbeleid
provinciale steunorganisaties (huidige CMO’s) de gemeenten per provincie
Eind jaren ’80 start de rijksoverheid (ministerie WVC met Minister Brinkman)
te benaderen en van elkaar te laten leren wat sociaal beleid inhoudt en
de discussie over het decentraliseren van - delen van - het rijksbeleid naar
hoe ze daaraan op lokaal niveau vorm en inhoud kunnen geven. Ook in
de lagere overheden. Begin jaren ’90 wordt als eerste de verantwoordelijk-
de provincie Noord-Holland start een programma Lokaal Sociaal Beleid5.
heid voor het uitvoerend welzijnswerk overgeheveld naar de gemeenten met de daarbij behorende financiën en voorwaarden (Welzijnswet 1994).
Daarnaast oefent het Rijk invloed uit op het lokale werk door de vele
Provincies worden verantwoordelijk gemaakt voor de ‘ondersteuning van
stimuleringssubsidies die in diezelfde periode door VWS (en ook van
de sociale infrastructuur’ in hun gebied. Op landelijk niveau zal het Rijk
andere ministeries) worden uitgebracht. Daarbij gaat het steeds om
alleen nog innovatie en onderzoek financieren. Daartoe worden landelijke
tijdelijke subsidies voor het oplossen van actuele maatschappelijke
kennisinstituten en onderzoekscentra opgezet. In de sector veroorzaakt
problemen, tevens bedoeld om innovatie te bewerkstelligen in de
dit grote onrust en onzekerheid, zowel bij de lagere overheden als bij
sociale sector. Er ontstaat een hausse aan inspirerende proefprojecten
de instellingen. De gemeenten moeten nu een eigen ‘afdeling welzijn’
die - na bewezen succes - moeten worden geïmplementeerd in de
inrichten en een eigen beleidsnota schrijven voor lokaal welzijnsbeleid.
bestaande (lokale) sociale infrastructuur.
Voor hen een hele omschakeling, daar waar tot voor kort de gemeenten bijna volledig volgend waren aan het landelijk beleid en aan de keuzes
Een aantal van deze tijdelijke projecten zorgt inderdaad voor vernieuwing,
die daar werden gemaakt, ook als het ging om de subsidietoekenning
maar implementatie blijkt niet zo makkelijk. Het gemeentelijk welzijnsbudget
binnen hun eigen gemeentelijk gebied.
is niet toegenomen en het lokale werk heeft op een aantal fronten moeten bezuinigen. Veel nieuwe initiatieven zijn door de lokale overheid (mee)
Maar de decentralisatie van het rijksbeleid betekent ook een grote omslag
gefinancierd ten koste van bestaand werk (‘oud voor nieuw’). Het gevolg
voor de sector zelf. Zij dient nu een nieuwe relatie op te bouwen met
is dat een groot aantal succesvolle en door de bevolking goed gewaardeerde
haar lokale overheid. Een overheid die (nog) lang niet altijd voldoende
pilots na afloop niet kan worden doorgezet binnen de bestaande organi-
verstand van zaken heeft. En waar men zich soms nog zeer recent tegen
saties.6
heeft verzet, partij kiezend voor bewoners in de belangenconflicten die deze hebben met hun gemeente. Landelijke impulsen voor vernieuwing Eind jaren ’90 constateert het ministerie van VWS dat het op het lokale welzijnsterrein niet overal even goed gaat en mist ze de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de - steeds complexer wordende - sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen. In 1998 verschijnt de nota ‘Sturen op doelen en faciliteren op instrumenten’, bedoeld ter ondersteuning van 18
5 Noord-Holland sluit op dit landelijk project aan met een provinciaal programma Lokaal Sociaal Beleid, gericht op gemeenten (bestuurders en beleidsambtenaren), gefinancierd door de provincie Noord-Holland. Vanuit dit programma worden conferenties, werkplaatsen, werkbezoeken en debatten georganiseerd en aangestuurd door een programmagroep van bestuurders uit 15 gemeenten. De coördinatie en procesbegeleiding is in handen van beide steunorganisaties (voorlopers PRIMO nh). Het programma draait vier jaar (1999-2003) lang en het merendeel van de Noord-Hollandse gemeenten doet er aan mee. 6 Zie ook: De projectencarrousel ontleedt , Nicis/ DGV, okt. 2009
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Sociale vernieuwing en grotestedenbeleid
zitterschap van Winsemius het rapport ‘Vertrouwen in de buurt’ uit7.
Een heel ander initiatief uit deze periode is de landelijke campagne
Om tot gezonde en vitale buurten te komen is het volgens de onderzoekers
‘Sociale vernieuwing’, ontwikkeld vanuit een samenwerking van verschil-
van groot belang om vertrouwen te hebben in de wijkbewoners en aan te
lende ministeries (VWS en VROM). Een campagne die oog heeft voor
sluiten bij de vele activiteiten die deze zelf vaak al organiseren. Het rapport
een integrale aanpak van problemen en die het sociaal elan in dorpen en
beschrijft daarvan vele goede voorbeelden. Daarnaast pleit de commissie
steden en de ontwikkeling van lokale sociale programma’s wil bevorderen.
van de WRR voor investeringen in en versterking van de samenwerking
Een inspirerend en veelbelovend initiatief dat door veel gemeenten en
tussen bewoners en sociale partners in de buurt - zoals woningcorporaties,
maatschappelijke organisaties (inclusief welzijnswerk) in het land goed
scholen en welzijnswerk - eveneens om de leefbaarheid en de sociale
wordt ontvangen. Met gezamenlijke inspanning wordt in veel gemeenten
samenhang te bevorderen.
een groot aantal vernieuwende projecten georganiseerd, vaak samen met
Het rapport krijgt een geweldige weerklank in het land en leidt in het
betrokken bewoners. Met de kabinetswisseling stopt deze extra financiering.
daaropvolgende kabinet tot een ministerie van Wonen, Wijken en Integratie,
Diverse gemeenten gaan nog een tijdje door op eigen kracht, ook omdat
ondergebracht bij het ministerie van VROM. Er wordt beleid ontwikkeld
ze de lopende projecten niet halverwege willen stoppen.
en uitgevoerd in 40 probleem- of aandachtswijken (de zogenaamde Vogelaarwijken). Veel woningcorporaties pakken, vaak samen met de
Begin jaren ’90 spreken de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam,
gemeente, de handschoen op en investeren op fysiek én sociaal gebied in
Den Haag en Utrecht) het Rijk aan (ministerie van Binnenlandse Zaken)
tal van wijken in de Nederlandse steden.
over de groeiende problematiek in hun oudere stadswijken. Het initiatief leidt tot het inmiddels overal bekende ‘Grotestedenbeleid’ (GSB).
Verbinding sociale en fysieke wereld
Het omvat een groot aantal intensieve - vanuit de landelijke overheid
Vanuit de kant van VROM komt in diezelfde periode nog een ander spraak-
meegefinancierde - hersteloperaties van stadswijken, zowel in fysiek als
makend rapport dat zich bezighoudt met de sociale kwaliteit van buurten
in sociaal opzicht en een veelvoud aan sociaal-maatschappelijke activi-
en wijken. De VROM-raad publiceert ‘Stad en stijging’8 een rapport waarin
teiten. In veel steden is het welzijnswerk (indien aanwezig) mede aan-
fysieke ingrepen in een wijk nadrukkelijk worden gekoppeld aan de ver-
bieder en partner. Nu, ruim 15 jaar later, is het GSB uitgegroeid tot een
betering van het sociaal-economisch perspectief van de bewoners.
breed erkend overheidsbeleid dat zich richt op eenendertig grote en
‘Elke geïnvesteerde euro in stedelijke vernieuwing die niet leidt tot een
middelgrote gemeenten en dat tevens een bredere uitstraling kreeg in
sociaal-economische verbetering van de bewoner is weggegooid geld.’
de vorm van budgetten voor andere middelgrote en kleinere gemeenten
De publicatie van de VROM-raad heeft een duidelijke boodschap voor
in zowel stedelijke als plattelandsgebieden (ISV en ILG).
alle maatschappelijke spelers in de wijk. Aan het welzijnswerk adviseert zij: ‘De sociale sector kán en móet een actievere rol gaan spelen in het
Verbreding sociale problematiek, terug naar de wijk
opstellen van de sociale agenda.’
Met de komst van het Grotestedenbeleid focust de aandacht van de landelijke overheid zich weer sterker op de problemen van de (grote) stadswijken. Maar het zijn nu ook andere ministeries die zich daar mee bezig houden. In 2005 brengt een commissie van de WRR onder voor-
7 Vertrouwen in de buurt, WRR (2005) 8 Stad en stijging, sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing, Advies 54 VROMraad (dec.2006) 19
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Ook andere publicaties uit de afgelopen jaren - o.a. die van de RMO,
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) kent
het Kei-kenniscentrum en uit de serie Het Sociaal Debat9- wijzen erop hoe
negen prestatievelden:
belangrijk het is om tot een constructieve verbinding te komen tussen
1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid
de fysieke en de sociale wereld. Werelden die in beleidsnota’s en in
van dorpen, wijken en buurten
maatschappelijke en overheidsorganisaties vaak gescheiden optrekken.
2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen
Maar die in de praktijk van de wijk en in de beleving van de bewoners
met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden
alles met elkaar te maken hebben. Er is in 100 jaar sociaal beleid niet
3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning
zoveel veranderd.
4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke
De komst van de Wmo
verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met
Met ingang van 1 januari 2007 kent Nederland de Wet Maatschappelijke
een beperking of een chronisch psychisch probleem en van
Ondersteuning (Wmo). De wet is een product van het ministerie van VWS
mensen met een psychosociaal probleem
en vormt de nieuwe basis voor het stelsel van Zorg en Welzijn. De Wmo
6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beper-
vervangt voor wat betreft het welzijnsdeel de Welzijnswet uit 1994.
king of een chronisch psychisch probleem en aan mensen
Tegelijkertijd is met deze nieuwe wet ook een groot deel van de wet-
met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud
en regelgeving uit de zorg gedecentraliseerd. Namelijk de Wet Voorziening
van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het
Gehandicapten (WVG), en een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dat betekent dat zorg en welzijn - na een scheiding van ruim 50 jaar - binnen het overheidsbeleid weer aan elkaar zijn ge-
maatschappelijke verkeer 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang
koppeld.
8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met
De Wmo moet worden uitgevoerd door de gemeenten. Binnen - door
9. het bevorderen van verslavingsbeleid
uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen de Rijksoverheid bepaalde kaders - hebben de gemeenten de beleidsvrijheid om zelf prioriteiten te bepalen en een eigen vorm te geven aan de uitvoering daarvan. Daardoor zal het aanbod aan activiteiten tussen gemeenten onderling sterk gaan verschillen. Kern van de wet is dat iedere gemeente haar burgers in staat moet stellen om mee te doen aan de samenleving (‘participeren’). Deze opdracht aan gemeenten is vorm gegeven in een negental ‘beleidsvelden’, die voor een groot deel zijn te herleiden tot voormalige subsidiestromen.
9 Sociaal en fysiek verbonden , Kei-kenniscentrum stedelijke vernieuwing (2008); De wijk nemen, RMO (2009); Het sociaal debat, reeks uitgaven onder redactie van R. Hortulanus v.a. 2000 (i.o.v. o.a. VWS) 20
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Wmo niet meer weg te denken
geregeld, dan weer regionaal of moet men met de centrumgemeente
Op dit moment (februari 2010) is de Wmo al weer ruim drie jaar werk-
onderhandelen.
zaam en is ze niet meer weg te denken uit het landelijk en lokaal sociaal
Daarnaast is er ook kritiek op het gemeentelijk Wmo-beleid. Tijdens het
beleid. De meeste beleidsmakers zijn enthousiast, ook ten aanzien van
reeds genoemde Wmo-congres noemt Staatssecretaris Bussemaker
de relatie Wmo- welzijnswerk. VWS-projectleider Bert Holman zegt daar-
een onderzoek van Movisie waaruit blijkt dat slechts een derde van
over ‘De Wmo zet het welzijnswerk weer op de kaart’ en ‘De W van welzijn
de gemeenten in staat is gebleken om - samen met maatschappelijke
staat steviger dan ooit.’ Staatssecretaris Bussemaker spreekt op het Wmo-
partners - een goed Wmo-beleid te ontwikkelen. In de andere twee
congres 2009 van een ‘nieuwe wind in welzijnsland’ en dat er ‘bij
derde lukt dat om diverse redenen nog niet. Zowel de staatssecretaris
gemeenten een enorme reuring is ontstaan’. En: ‘Ook in de kleinere
als spreker Jacques Wallage geven aan dat ze in dit opzicht van de
gemeenten zie je hoe enthousiast mensen bezig zijn om te kijken hoe
gemeenten meer regie en sturing vragen naar de maatschappelijke
ze het welzijnswerk op een andere manier kunnen vormgeven.’
partners en een duidelijke visie.
Gezien de ingezonden stukken op de website van ‘gemeenten.nu’ lijkt de
5. Huidige ontwikkelingen in het welzijnswerk
praktijk wat genuanceerder. Ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikke-
Terug naar de ontwikkelingen in het welzijnswerk. In de sector heeft
lingen schrijft behoorlijk kritisch in haar brief van juni 2009. Volgens de
vanaf de jaren negentig een enorme schaalvergroting plaatsgevonden.
RMO ‘is met de komst van de Wmo de ontkokering geslaagd, maar is er
Kleine instellingen zijn gaan fuseren, grotere organisaties hebben hun
tegelijkertijd alom verwarring ontstaan voor alle betrokken instanties en
activiteiten en hun werkgebied verbreed en vergroot. Steeds meer mana-
overheden’. De RMO constateert dat het beleidskader Wmo behoorlijk
gers doen hun intrede in het welzijnswerk en zorgen voor een meer
dichtgetimmerd is door rijksregels. Gemeenten hebben weliswaar ruimte
zakelijke aanpak en voor goed geadministreerde en op resultaat gerichte
voor eigen invulling, maar zitten volgens de RMO tegelijkertijd klem door-
organisaties. Deze schaalvergroting zorgt voor een grotere afstand tussen
dat ze aan alle aparte beleidsterreinen moeten voldoen. De Wmo is voor
de verschillende niveaus van directies- beleidsmakers, middenkader,
een deel het antwoord van VWS op de stelselwijziging AWBZ. Dat legt
uitvoerend professionals en vrijwilligers in buurt en wijk.
10
11
volgens de Raad een grote druk op de gemeenten (en dus ook op de andere beleidsterreinen die uit dezelfde pot krijgen gefinancierd), want
Maatschappelijk complexiteit en veranderde bedrijfsvoering
de klant wil dezelfde rechten behouden als hij had.
Er is in deze jaren ook een andere beweging gaande die van grote invloed is op de ontwikkeling van het werk. De (lokale) overheid wijzigt
Het uitvoeren van de Wmo blijkt voor gemeenten ook in andere opzichten
haar prioriteiten op het gebied van zorg en welzijn en vraagt om een
nog niet zo eenvoudig. Volgens de RMO heeft het Rijk ook de complexiteit
andere inzet en besteding van gelden. Het vaste subsidiebeleid aan
onderschat van de wisselende bestuursniveaus. Voor de invulling van de
steeds dezelfde organisaties verschuift naar een meer projectgestuurde
verschillende beleidsvelden moet steeds weer met andere partners en
financiering. Voor veel instellingen betekent dat een bezuiniging op wat
in andere verhoudingen worden gesproken. Soms moet iets lokaal worden
stabiele subsidie-inkomsten leken te zijn. Tegelijkertijd wordt in deze jaren de maatschappelijke problematiek in buurt en wijk ingewikkelder
10 Zie Met de WMO gaat het verassend goed’, artikel in tijdschrift Zorg + Welzijn (juni 2009) 11 Verslag Wmo-congres, september 2009
en ook zwaarder te hanteren. Dat geldt vooral in de grote stadswijken, 21
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
waar steeds meer verschillende groepen en culturen elkaar tegenkomen
Daarnaast is er de MO-groep, - de branchegroep van Maatschappelijk
en soms ook elkaar in de weg zitten.
Ondernemers voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening - die de
Deze gewijzigde subsidierelatie leidt tot een veranderde bedrijfsvoering en
werkgevers in de sector verenigen en hen ondersteunen in het ondernemer-
soms ook tot herziening van beleid (bijvoorbeeld minder accommodatie-
schap en in de zorg voor kwaliteit en registratie. De MO-groep zorgt voor
gebonden). Instellingen zijn ondernemingen geworden die op een bedrijfs-
passende arbeidsvoorwaarden en sluit namens de branche de CAO af.
matige wijze met hun kosten, baten en resultaten omgaan. Dat betekent enerzijds dat ze gebruik maken van tijdelijke subsidies en projecten,
Benchmarking
zonder dat ze garantie bieden voor een vervolg. En anderzijds ook dat
Eind jaren ’90 blijkt dat het welzijnswerk dringend behoefte heeft aan
ze elkaars concurrenten zijn geworden en niet zo makkelijk meer om de
een gezamenlijke benchmarking. Niet alleen om het werk onderling te
tafel gaan om hun kennis te delen en naar elkaar door te verwijzen.
kunnen vergelijken, maar ook om goed in te kunnen gaan op de veran-
Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van een wisselende stroom van
derende subsidierelaties tussen de lokale overheid en de instellingen.
tijdelijke gelden (Melkertbanen, projectsubsidies, fondsen). Aangedreven
Op initiatief van diverse landelijke partijen (w.o. Verdiwel) en vanuit het
door het politiek-maatschappelijke discours over marktdenken en om de
gezamenlijk overleg van gemeenten en welzijnswerk worden welzijns-
eigen begroting rond te krijgen gaan welzijnsinstellingen in deze periode
doelen gedefinieerd (zie kader). Eerdere pogingen (GFO = Gemeentelijk
steeds meer commercieel en marktgericht werken. Enkele gemeenten
functioneel Ontwerp en het Gemeenschappelijk Informatiemodel Welzijn)
gaan over tot een aanbestedingsprocedure voor het complete welzijns-
zijn dan al weer van de baan. Eind jaren ’90 wordt vanuit het Platform
werk (vb. Amsterdam). Ook omdat men verwacht dat met ‘marktwerking’
Welzijninformatie (NIZW e.a.) het project WILL (Welzijn Informatievoor-
een natuurlijke selectie van kwaliteit plaatsvindt en dat altijd de beste
ziening Landelijk Lokaal) opgezet. Deelnemers zijn een groot aantal ‘lokale
aanbieder voor het lokale welzijnswerk overblijft. Het werkveld reageert
combinaties’ van welzijnsinstellingen en hun gemeente.
verdeeld op deze ontwikkelingen. Landelijke organisatie
Landelijke welzijnsdoelen (WILL, later Servicepunt
De grote diversiteit in verschijningsvormen van het werk en de onderling
welzijnsinformatie)
vaak verschillende namen voor activiteiten en projecten - versterkt door
a. Zelfredzaamheid: in staat zijn te zorgen voor je zelf, je kinderen
het wisselend lokale beleid en de projectsubsidiëring - zorgt voor een grote verwarring, niet alleen bij de buitenwereld maar ook binnen het welzijns-
of je huishouden (fysiek en sociaal-psychisch) b. Deelname maatschappelijk verkeer: deelnemen aan door
werk zelf. In 1996 wordt door zeventien directeuren van grote lokale wel-
anderen georganiseerde gelegenheid tot ontmoeting,
zijnsinstellingen de landelijke ‘Vereniging van directeuren van welzijnsin-
ontspanning of ontplooiing. (nb. arbeid, cultuur?)
stellingen’ (Verdiwel) opgericht. Deze actieve groep timmert in de jaren daarna flink aan de weg en zorgt ervoor dat het welzijnswerk, zowel naar inhoud als naar bedrijfsmatige aanpak - weer beter op de politiek-maatschap-
c. Maatschappelijke inzet: mensen zetten zich actief in voor hulp aan anderen en de sociale omgeving. d. Sociale samenhang: realisatie, verbetering of instandhouding
pelijke kaart komt te staan. Binnen korte tijd is Verdiwel een belangrijke
van een veilig sociaal maatschappelijk klimaat en leefbaarheid
gesprekspartner voor de landelijke overheid en maatschappelijke partners.
in buurten en wijken.
22
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Per 1 januari 2007 wordt WILL omgezet in een - door de MO-groep, het
huidige professional. Het boek roept veel discussie op en de doorwerking
ministerie van VWS en de VNG gedragen - Servicepunt Welzijnsinformatie.
ervan is terug te vinden in het huidige discours.
Dit servicepunt gaat voort op de ingeslagen weg en zorgt anno 2009
In diezelfde tijd houden verschillende landelijke organisaties en onder-
voor een gezamenlijk ontwikkeld model om rekenschap af te kunnen
zoekers zich bezig met onderzoek naar de kwaliteit van het welzijnswerk
leggen over de welzijnsactiviteiten (Model Rekenschap & Resultaat). Om
en met de beschrijving van een beroepenstructuur. Vanuit hun analyse
diverse redenen - o.a. de verscheidenheid in lokaal beleid, diverse tegen-
worden nieuwe perspectieven voor het welzijnswerk geschetst en wordt
strijdige belangen en de van rijkswege weer nieuw ingezette wetgeving
een daarbij passend competentieprofiel opgesteld. Een profiel dat aansluit
(Wmo) - is het tot nu toe echter niet gelukt om de hele sector en haar
bij een veranderende visie op het werk. In ‘Nieuwe eisen aan sociale
financiers in dit of een ander gezamenlijk model mee te krijgen. Maar de
professionals’ schrijft Katja van Vliet ‘Niet de markt, de burgers of de
door WILL geformuleerde landelijke welzijnsdoelen hebben dan al wel hun
bureaucratie maar de maatschappelijke opgaven moeten leidend zijn
weg gevonden naar de lokale beleidsnota’s en instellingsprogramma’s.
voor het werk van de sociale professionals.’15
Een andere ontwikkeling in dit verband is de Beleidsgestuurde Contractfinanciering (BCF)12. Deze methode gaat uit van de eigen rol en verant-
Versterken professionaliteit
woordelijkheid van gemeenten en welzijnsinstellingen en heeft nadrukke-
Naast het verschijnen van deze onderzoekspublicaties wordt in deze jaren
lijk aandacht voor het gezamenlijk te bereiken maatschappelijk resultaat.
ook rechtstreeks gewerkt aan het versterken van de professionaliteit van
Sturing door de overheid - als proactieve opdrachtgever en beleidsregis-
de welzijnswerkers. Op het landelijk niveau organiseert Movisie in 2008
seur - staat in deze moderne subsidierelatie centraal.
i.s.m. anderen de Oranjefondszomerscholen (herhaling in 2009). In NoordHolland organiseert PRIMO nh, op verzoek van de lokale welzijnsinstel-
Nieuwe impulsen professioneel handelen
lingen, in 2005 een spraakmakende conferentie over ´Bruggenbouwers
Eind jaren ’90 komt er weer opnieuw aandacht voor de methodiek van het
van de buurt´. Ook organiseert de CMO enkele Wmo-Masterclasses en
welzijnswerk. Spraakmakende buitenlandse methoden worden vertaald
een training ‘Wmo vakmanschap’ voor uitvoerend werkers16.
naar de Nederlandse situatie (bijv. ABCD-methode). Oude bewezen
Een heel ander soort professionaliseringsimpuls krijgt het welzijnswerk van
werkwijzen worden opgepoetst en in een nieuw jasje gestoken (bijv. de
cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans. Deze schrijft al 25 jaar
Presentmethode). Ook het professioneel handelen in succesvolle pilots
op kritische wijze over de sociale sector en haar professionals. In zijn boek
wordt beschreven en gepubliceerd . Enerzijds voortkomend uit de ver-
‘Ontregelen’17 pleit hij voor ‘herovering van de werkvloer’ en verbindt hij
plichte rapportage van extra gesubsidieerde (en dus te verantwoorden)
de maatschappelijke trends aan het handelen van de professional.
13
pilots, anderzijds ook door de steeds sterker wordende roep uit het werkveld en van politici om niet steeds opnieuw ‘het wiel uit te vinden’. Deze aandacht voor het professioneel handelen betekent ook een nieuwe impuls voor de positie van de professional. In 2003 verschijnt het spraakmakende ‘Mondige burgers, getemde professionals’ van Evelien Tonkens14. De ondertitel ‘marktwerking, vraagsturing en professionaliteit in de publieke sector’ geeft aan waar volgens de auteur de dilemma’s zitten van de
12 Zie Het BCF-boek, Stade-advies, (2006) 13 Zie o.a. Goud in de buurt, M. Davelaar en L. Veldboer, Verwey-Jonker Instituut (2008) 14 Mondige burgers, getemde professionals’, marktwerking, vraagsturen en professionaliteit in de publieke sector. E. Tonkens, NIZW 2003 15 Nieuwe eisen aan sociale professionals, K. van Vliet, Verwey-Jonker Instituut (juli 2009) 16 Zie bijvoorbeeld de PRIMO nh conferentie Bruggenbouwers van de buurt (2005) en daaruit voortkomend de Leergang Vakmanschap Wmo (2007, 2009) en de Masterclass Wmo i.s.m. InHolland en (2007 en 2009) 17 Jos van der Lans: Ontregelen, de herverovering van de werkvloer’ (2008) 23
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Fase
Tijdperk van Kenmerken
1945-1965
Wederopbouw
Betrekking professionals - burgers
Bevoogding Erboven op
1965-1985 Emancipatie Identificatie Ernaast 1985-2002 No-nonsens / markt Distantie Ervandaan 2002 -
Herontdekking leefwereld
Betrokken professionaliteit Eropaf!
Herijking welzijnswerk
De uitdaging: Welzijn Nieuwe Stijl
Met de komst van de Wmo breekt er voor het lokale welzijnswerk een
Voor de welzijnssector betekent de komst van de Wmo in combinatie
geheel nieuwe fase aan. De Wmo biedt volgens velen nieuwe kansen aan
met deze nieuwe bezuinigingsgolf een herijking van capaciteiten en
het welzijnswerk. In de negen Wmo-beleidsvelden en het achterliggend
competenties en de noodzaak om - in concurrentie met aanbieders
basisprincipe van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie zijn de
vanuit heel andere sectoren - zich nog duidelijker te presenteren aan
landelijke welzijnsdoelen (WILL) volop terug te vinden. Het welzijnsdoel
de eigen lokale overheid. Een overheid die er overigens alle belang bij
‘samenlevingsopbouw’ valt zelfs letterlijk samen met het eerste beleidsveld.
heeft dat succesvolle ervaring en bewezen deskundigheid behouden
Maar daarmee zijn de welzijnsinstellingen niet vanzelfsprekend de belang-
blijft. Om die reden wordt in september 2009 het Wmo-congres geheel
rijkste aanbieder voor deze beleidsvelden. Zowel gemeenten als instellingen
gewijd aan een nieuwe uitdaging van het welzijnswerk.
gedragen zich in dit opzicht nog sterk oriënterend.
Tijdens dit congres presenteert het ministerie van VWS in de persoon
Volgens Jos van der Lans zouden welzijnsorganisaties zich in Wmo-verband
van staatssecretaris Jet Bussemaker de term ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en
moeten ontwikkelen als dragende organisaties van de startmotortreden
verbindt dat met vijf bakens als richtinggevend kader voor Welzijn Nieuwe
van de - door hem ontwikkelde - Wmo-ladder (zie bijlage III). Dat betekent
Stijl. De staatssecretaris koppelt hieraan enkele voor de sector interessante
volgens hem dat zij hun functies en activiteiten in toenemende mate
uitspraken: ‘Welzijnswerk verbindt het individu met de gemeenschap’.
definiëren in termen van ondersteuning en faciliteren, verbinden en
En: ‘De Wmo vraagt om een nieuwe rol van het welzijnswerk. Resultaat-
organiseren, trainen en coachen.18
gericht, geen tijd voor discussies’.
Echter, vanwege de economische crisis (2008-2009) staat de sector opnieuw een flinke bezuiniging te verwachten. Uit een peiling van de MOgroep (werkgeversorganisatie) blijkt dat in 2010 vele tientallen gemeenten gaan bezuinigen op hun budget voor maatschappelijke ontwikkeling en welzijn. De MO-groep verwacht dat dat aantal na 2010 fors zal toenemen. Toekomstverkenning beroepenstructuur zorg en welzijn, K. van Vliet, ea. Verwey-Jonker Instituut (2004). Klaar voor de toekomst, een nieuwe beroepenstructuur voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening, Paul Vlaar e.a. NIZW (2006) 18 De Wmo-ladder, metafoor van het motorblok, de startmotor en de wegenwacht, Jos van der Lans (2007) 24
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Nieuw is ook dat Bussemaker in haar lezing het daarbij niet alleen over
Bussemaker zelf is tijdens het Wmo-congres heel duidelijk in haar
het welzijnswerk heeft, maar dat ze àlle verantwoordelijken aanspreekt,
standpunt ten aanzien van welzijn en de positie van de welzijnswerkers:
inclusief de gemeente. ‘Ik daag lokale partijen uit gezamenlijk een
‘Investeren in welzijn loont. Investeren in welzijn beschermt de meest
programma op te zetten om samen aan het werk te gaan.’
kwetsbaren in de samenleving. Juist nu. En dat vraagt om politieke keuzes. Als de prioriteiten helder zijn, kan de welzijnswerker zijn of haar kennis en kunde inzetten om het sociale probleem op te lossen.’ En daarmee lijkt
Vijf bakens voor WELZIJN NIEUWE STIJL:
‘Welzijn Nieuwe Stijl’ dé uitdaging voor gemeenten en welzijnswerk in 2010.
1. stelt de vraag centraal (en de vraag achter de vraag) 2. gaat uit van de eigen kracht van de burger en zijn omgeving 3. betekent directe benadering van problemen (geen kantoorklerken of bureaucraten) 4. is niet vrijblijvend, problemen worden benoemd, oplossingen gedefinieerd en resultaten behaald. 5. geeft ruimte aan de kennis en kunde van de professional. (Streetwise) NB. Recentelijk is dit uitgebreid naar 8 bakens (zie bijlage II). In dit onderzoek worden de hierboven geformuleerde bakens gehanteerd omdat deze voor dit onderzoek de meeste zeggingskracht hebben .
Het Welzijnsdebat 2009 - een maand later - sluit op deze thematiek aan door aandacht te vragen voor een hernieuwde invulling van de professionele kwaliteiten van de welzijnswerker. In dit debat wordt de professional vooral gezien als schakel in de ketensamenwerking met de andere maatschappelijke partners.
25
26
IV Schets van het welzijnswerk in Noord-Holland Het welzijnswerk in Noord-Holland is sterk in beweging. Landelijke
Brede welzijnsinstellingen:
ontwikkelingen zoals in hoofdstuk III beschreven hebben hun weerslag
v oor sociaal-cultureel werk, kinder- en jongerenwerk, volwassenenwerk,
op de wijze waarop gemeenten en welzijnsinstellingen invulling geven
samenlevingsopbouw. Soms ook (onderdelen) van maatschappelijke
aan hun opdracht. In dit hoofdstuk geven we een korte schets van
dienstverlening en/of welzijnswerk voor ouderen.
het welzijnswerk in de provincie Noord-Holland. Hoe ziet het speelveld
l okaal of regionaal georganiseerd
er uit en welke zijn de meest recente ontwikkelingen? In alle drie typen organisaties is sprake van beweging en ontwikkeling. 1. Typering welzijnswerk in Noord-Holland
Door fusies en schaalvergroting van organisaties vindt in een aantal
Het welzijnswerk in Noord-Holland kent vele verschijningsvormen.
gevallen verbreding van het werkterrein plaats, zowel naar geografisch
Globaal valt een onderscheid te maken tussen:
werkgebied als naar werksoorten. In zijn algemeenheid profileren brede
Instellingen voor maatschappelijke dienstverlening:
welzijnsorganisaties zich meer buurtgericht, terwijl de SWO’s zich allereerst
met onder meer maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk,
richten op specifieke doelgroepen (ouderen, mensen met een beperking).
met soms ook ouderenadvisering en ouderenwerk.
Bij instellingen voor Maatschappelijk Dienstverlening staat van oudsher de
veelal regionaal georganiseerd.
individuele casuïstiek van mensen met een hulpverleningsvraag voorop, hoewel hier ook steeds meer outreachend wordt gewerkt.
Stichtingen Welzijn Ouderen (SWO’s) en Wonen Plus: richten zich niet alleen op ouderen, maar veelal ook op chronisch
In onderstaand schema is een korte typering van de verschillende welzijns-
zieken, mensen met een beperking en hun mantelzorgers.
organisaties weergegeven. Daarbij merken wij op dat in de praktijk dit
dienstverlening gericht op het zelfstandig functioneren van de doel-
onderscheid niet meer zo stringent is, alleen al omdat door fusies vaak
groep. Soms ook sociaal-cultureel werk en categoraal opbouwwerk.
een kruisbestuiving van werkwijzen plaatsvindt en nieuwe combinaties
regionaal of lokaal georganiseerd, zeer actief in kleinere gemeenten
zijn ontstaan.
en dorpen. Maatschappelijke dienstverlening Stichtingen Welzijn Ouderen/ Wonen Plus
Brede welzijnsinstellingen
Cliëntgericht
Dienstverlenend tbv specifieke doelgroep
V oor alle burgers, met specifieke aandacht
Individuele klantcontacten centraal
soms aangevuld met SCW voor deze
voor kwetsbare burgers
Protocollen en registratie
doelgroep
M obiliseren, activeren en faciliteren van
Sterke beroepsvereniging
Veel vrijwilligers
bewoners en vrijwilligers
Veel professionals
Minder beroepskrachten
V erbinder/netwerker zowel horizontaal
Hulpverlening centraal
Sterk netwerk van ouderen en vrijwilligers
(tussen groepen) als verticaal (met instellingen)
Minder flexibel, op afspraak
Nog veel kleine instellingen met sterke lokale
Faciliteren van zelfwerkzaamheid
Interventie centraal
verankering.
Flexibele inzet en brede focus Preventie centraal 27
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
2. Uitwerking verschillende typen welzijnswerk in Noord-Holland
en omgeving is actief in zeven gemeenten in Noord-Holland Noord.
Instellingen voor Maatschappelijke Dienstverlening
Wonen Plus Noord-Holland organiseert dienstverlening in elf gemeenten
In Noord-Holland zijn acht grotere spelers op het vlak van Maatschappe-
in Noord-Holland.
lijke Dienstverlening met een provinciale dekking. Dit zijn:
Deze SWO’s worden gekenmerkt door de inzet van vele gedreven vrij-
SMD Zaanstreek-Waterland
willigers, ondersteund door een enkele beroepskracht. Ook bij regionale
SMD Midden Kennemerland (Beverwijk, Castricum, Heemskerk,
SWO’s is het aantal beroepskrachten beperkt. De SWO’s leveren een
Uitgeest, Velsen)
belangrijke bijdrage aan de sociale infrastructuur van gemeenten waarin
Meerwaarde: Haarlemmermeer
ze werkzaam zijn. De SWO’s richten zich niet alleen op (kwetsbare)
Kontext: Zuid Kennemerland
ouderen, maar veelal ook op chronisch zieken, mensen met een beperking
De Wering: Noord-Holland Noord, Kennemerland, West-Friesland
en hun mantelzorgers. Het gaat daarbij om praktische dienstverlening in
Vita: Amstelveen, Aalsmeer en Amstellanden
de vorm van diensten Wonen Plus, maaltijddiensten en personenalarmering.
Versa: Gooi- en Vechtstreek
Ook worden vanuit de SWO’s preventieve huisbezoeken afgelegd door
SMD Hoorn (Hoorn en Enkhuizen)
getrainde vrijwilligers. Daarnaast voeren zij veelal (categorale) opbouwwerktaken uit, zoals de ondersteuning van ouderenbonden en de facilitering
Zorgaanbieders begeven zich soms ook op het terrein van maatschappe-
van activiteiten in het kader van ontmoeting, ontplooiing en ontspanning,
lijke dienstverlening. In het land zijn voorbeelden bekend van zorginstel-
en soms ook leefbaarheid.
lingen die maatschappelijke dienstverlening onder de kostprijs aanbieden om zo de aanbesteding in de thuiszorg bij gemeenten binnen te halen.
Brede welzijnsinstellingen
De instellingen voor maatschappelijke dienstverlening in Noord-Holland
De brede welzijnsinstellingen richten zich op alle burgers, waarbij in de
kennen een regionaal overleg voor directie en management algemeen
meeste gevallen extra aandacht wordt gegeven aan de meest kwetsbare
maatschappelijk werk: een platform voor kennisdeling en uitwisseling.
groepen in de samenleving. Tegelijkertijd is er tussen deze instellingen in Noord-Holland een grote variëteit, die samenhangt met historie en
Stichtingen Welzijn Ouderen en Wonen Plus
fusies uit het verleden en van meer recente datum.
Noord-Holland kent diverse, vaak lokaal sterk verankerde, Stichtingen
Deze welzijnsinstellingen zijn van oorsprong lokaal geworteld, maar hebben
Welzijn Ouderen (SWO’s), die vooral ook in “kleine” gemeenten erg actief
door fusies en schaalvergroting steeds vaker een regionale functie
zijn. De volgende gemeenten kennen in ieder geval een SWO: Heiloo,
gekregen. Het volgende hoofdstuk gaat dieper in op de verschillende
BEL-gemeenten (Blaricum, Eemnes, Laren), Langedijk, Landsmeer,
verschijningsvormen van brede welzijnsinstellingen.
Hoogkarspel, Heemstede, Ouderkerk aan de Amstel en Boemendaal
Een overzicht van de actuele stand van zaken is op de volgende bladzijde
(wordt in 2010 verbreed). Naast de kleine lokale SWO’s zijn er ook een
te vinden. Dit overzicht pretendeert niet volledig te zijn, maar brengt in
aantal SWO’s met een regionale functie, die werken in opdracht van
ieder geval de grotere spelers in beeld. Naast de grote organisaties kent
verschillende gemeenten. De SWO West-Friesland is een grote speler en
de provincie nog een aantal kleine instellingen die vergelijkbaar werk
voert haar werkzaamheden uit ten behoeve van acht Westfriese gemeenten.
doen, maar zich op een wat minder breed terrein richten. Een enkele
Zij gaan in 2010 fuseren met de Wering. Wonen Plus Welzijn Schagen
kleine instelling nam ook deel aan de expertmeeting.
28
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
3. Profiel brede welzijnsinstellingen in Noord-Holland Opmerkingen
Vrijwilligers centrale
Ouderenadvieswerk
Recente fusies
MD
Volw-werk/ ouderenwerk
20 gemeenten in Noord-Holland Noord (Kop van Noord-Holland, West-Friesland, N- en M-Kennemerland)
Samenlevingsopbouw
120
Werksoorten* Tiener-/jongerenwerk
Primaire werkgebied
Kinderwerk
Fte’s
Peuters/ PSZ
Instelling
1 BOVENREGIONAAL De Wering
medio 2008: fusie van RIMA, SKWO Ouderenwerk, WMD Den Helder (welzijn en maatschappelijke dienstverlening); Fusie met SWO- WestFriesland in 2010
2 NOORD- KENNEMERLAND 86,5 Alkmaar en HeerhugoKern 8 waard doet jongerenwerk in 10 kleine NoordHollandse gemeenten
x
x
Fusie Kern 8 en Stichting Welzijn Heerhugowaard in 2009
St. Welzijn Bergen
17
Bergen
St. Welzijn Castricum
7
Gemeente Castricum (Castricum, Akersloot, Limmen)
31
Heemskerk, Bloemendaal (jongerenwerk)
Regionale samenwerking met SWV en SWB vanuit motto ‘regionaal ontwikkelen, lokaal uitvoeren’
Stichting Welzijn Velsen (SWV)
51
Velsen
idem
St. Welzijn Beverwijk (SWB)
38
Beverwijk
Idem
x
x
x
x
Alkmaar:advies- en ondersteuningsbureau voor bewoners; Heerhugowaard: regulier opbouwwerk ouderenadvieswerk alleen in Heerhugowaard, de Wering in Alkmaar
x
Ouderenwerk gericht op ouderen, mantelzorgers, chronisch zieken, gehandicapten
x
Jongereninformatiepunt
x
anaf medio 2009 samengegaan V met Welschap Kinderopvang in één organisatie
3 IJMOND Welschap
x
29
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Enkhuizen
St. Welzijn Stedebroec
5
Gemeente Stedebroec
Opmerkingen
Vrijwilligers centrale
8
Ouderenadvieswerk
Welwonen Enkhuizen
Recente fusies
MD
Hoorn (in Wervershoof en Koggenland jongerenwerk/opbouwwerk)
Volw-werk/ ouderenwerk
137
Samenlevingsopbouw
Netwerk
Werksoorten* Tiener-/jongerenwerk
Primaire werkgebied
Kinderwerk
Fte’s
Peuters/ PSZ
Instelling
4 WEST-FRIESLAND
Woningcorporatie en welzijnsorganisatie opgegaan in één organisatie. x
x
5 zaanstreek-waterland 140 Zaanstad, AmsterdamWelsaen Noord, Oostzaan, Landsmeer, Middenbeemster (de laatste 3 met name jongerenwerk) Clup Welzijn
41
17,7 St. Club en Buurthuiswek Volendam
30
Incl. mantelzorgondersteuning en WonenPlus
moet sterk bezuinigen met personele gevolgen
Purmerend (met kleine werkzaamheden in Waterland, EdamVolendam, Beemster, Schermer, Graft-de Rijp)
x
Fusie met SMDZaanstreek/Waterland is niet gelukt
x
Preventief jeugdwerk
x
Geen PSZ, wel peuterwerk
Volendam
St. Welzijn Edam
2
Edam
St. de Bolder Monnickendam
3
Monnickendam + regiofunctie Waterland
SCOW Wormer
3
Wormer
x
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
6 ZUID-KENNERMERLAND ca. 40 Haarlem (verder DOCK-Haarlem landelijk) (Schalkwijk, Oost, Noord) Haarlem Effect
40
CASCA
43
x
Recente fusies
Opmerkingen
Heeft na faillissement van Radius in najaar 2007 groot deel van werk en personeel overgenomen.
x
inclusief 4 moedercentra
x
g een PSZ, wel kinderopvang incl kinderopvang
Vrijwilligers centrale
Ouderenadvieswerk
MD
Volw-werk/ ouderenwerk
Samenlevingsopbouw
Werksoorten* Tiener-/jongerenwerk
Primaire werkgebied
Kinderwerk
Fte’s
Peuters/ PSZ
Instelling
Haarlem (Centrum-Zuid en Delftwijk) x
Heemstede e.o
x
x
Pluspunt
13
7 GOOI- EN VECHTSTREEK 213 Versa Welzijn
Zandvoort Hilversum, Huizen, Bussum, Naarden, Muiden, Weesp, Blaricum, Laren, Wijdemeren (en deel buiten NH)
8 amstel- en meerlanden 114 26 kernen van de St. Meerwaarde Haarlemmermeer
Cardanus
122
Amstelveen, Aalsmeer, Uithoorn (met enkele taken in Diemen en Ouderamstel)
St. Welzijn Diemen
16
Diemen
Fusie met Lokaal Welzijn Huizen (2009) en in 2007 al van Versa met SIS (Hilversum)
Werken in gebiedsteams; Buurtbemiddeling in regiogemeenten. Recent nieuw bestuur en interim directeur Verzorgt ook inburgering en reĂŻntegratie nieuwkomers
PSZ/ peuters: peuterspeelzalen en activiteiten gericht op peuters. In een enkel geval maakt ook kinderopvang deel uit van de welzijnsorganisatie (Stichting Welschap, CASCA) Kinderwerk: gericht op 4-12 jaar. Het betreft zowel SCW, maar ook preventief werk, bv jeugdhulpverleningnetwerken, brede school of deelname aan Centra voor Jeugd en Gezin Tiener-/ jongerenwerk: 12-23 jaar. Zowel SCW als gericht op preventie, zie hierboven. Zowel ambulant als accommodatiegebonden Volwassenenwerk/ ouderenwerk: SCW en cursussen, maar ook activeringstrajecten. Uitvoering veelal door vrijwilligers of vakdocenten, waarbij beroepskrachten faciliteren en ondersteunen Samenlevingsopbouw: gericht op wijkgerichte bewonersondersteuning of categoraal opbouwwerk ter ondersteuning aan specifieke doelgroepen MD: maatschappelijke dienstverlening, waaronder algemeen maatschappelijk werk, schoolmaatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk Ouderenadvieswerk: veelal gericht op zowel ouderen als kwetsbare groepen uit de GGZ tbv het zelfstandig functioneren van de doelgroep. Soms met steunpunt mantelzorg en veelal in combinatie met SCW en praktische vormen van dienstverlening (WonenPlus, maaltijdvoorziening etc.) Vrijwilligerscentrale: makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod van vrijwilligers. 31
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
4. Verscheidenheid in producten, eenheid in kernwaarden
Activeren, stimuleren, faciliteren en verbinden
Projectbureaus
In zijn algemeenheid zien we dat het welzijnswerk in Noord-Holland,
Sinds enkele jaren beschikken een aantal grote welzijnsorganisaties
aansluitend bij de landelijke ontwikkelingen (zie hoofdstuk III), steeds
(o.a. Versa Welzijn, Kern 8, Clup en vanaf 2010 ook Cardanus) over een
meer inzet op preventie en het zelforganiserend vermogen van burgers
projectbureau. Het projectbureau is bedoeld om goed in te kunnen
en vrijwilligers. Vrijwilligers nemen een zeer belangrijke plek in bij de
spelen op de actualiteit en om innovatieve en experimentele projecten
uitvoering van activiteiten. De rol van professionals is vooral activeren,
op te zetten (ontwikkelcapaciteit). Wanneer deze projecten succesvol
motiveren en faciliteren. Daarmee wordt ook in het sociaal cultureel
zijn worden ze als product/dienst opgenomen in het reguliere aanbod.
werk een toenemend appèl gedaan op opbouwwerkmethodieken.
Dat betekent veelal dat een aantal bestaande en minder goed functio-
Het leggen van verbindingen en het opbouwen van netwerken is altijd
nerende activiteiten/producten of activiteiten die minder aansluiten bij
een sterke kant geweest van het welzijnswerk. De Wmo is in dat opzicht
de beleidsdoelstellingen beëindigd worden. Op deze manier krijgt het
nog een extra stimulans.
welzijnswerk nieuw elan. Met gemeenten worden afspraken gemaakt over de omvang van de vernieuwing van het aanbod, ook in geval er
Kernwaarden van welzijnsorganisaties
geen projectbureau is. Gemiddeld gaat dit om 10 tot 15 % op jaarbasis.
Om te weten waarin welzijnsorganisaties zich willen onderscheiden van
De projectbureaus zijn een mooi voorbeeld van Welzijn Nieuwe Stijl,
andere organisaties zijn verschillende websites geraadpleegd. Wat opvalt
waarbij vanuit een probleem- of vraaganalyse wordt toegewerkt naar
is dat ondanks accentverschillen in producten en diensten men zich op
eigentijdse oplossingen van maatschappelijke vraagstukken.
min of meer op gelijke wijze presenteert in een aantal kernwaarden. Ter illustratie, tot slot van dit hoofdstuk, een greep uit de motto’s.
Inkoop van werkkracht en specifieke producten Kleine gemeenten kunnen zich veelal geen eigen welzijnsorganisatie veroorloven en huren steeds vaker voor een aantal uren per week een professionele jongerenwerker of een opbouwwerker in bij een naburige instelling. Soms ook ontwikkelen welzijnsorganisaties specifieke producten en diensten. Zo heeft Welsaen een Vrijwilligersschool opgezet en beschikt Versa Welzijn over een Anti Discriminatie Bureau. Een aantal welzijnsinstellingen voert een deel van de inburgering en reïntegratie van nieuwkomers uit (o.a. Cardanus) of de activering van groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (Stichting Welzijn Velsen, Welschap). Stichting Meerwaarde profileert zich weer sterk met haar product buurtbemiddeling dat zij ook in andere gemeenten inzet. Het is ondoenlijk om aan de grote variëteit en diversiteit van het welzijnswerk recht te doen met dit overzicht. 32
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
‘Dichtbij, betrokken en professioneel.’ Meerwaarde ‘Altijd in de buurt’ Kern 8 ‘Iedereen doet mee’ Versa Welzijn ‘Betrokken en dichtbij’ Netwerk ‘Welschap verbindt’ Welschap ‘Biedt ruimte voor mogelijkheden’ Welsaen
33
34
V Welzijnswerk in Noord-Holland nader verkend 1. Inleiding
brede welzijnsorganisaties. De brede welzijnsorganisaties hebben ook
Nadat in het vorige hoofdstuk het welzijnswerk in Noord-Holland in
ieder hun eigen achtergrond en geschiedenis en opereren allen in een
kaart is gebracht, toetsen we in dit hoofdstuk de landelijke trends en
andere context. Zij bieden een breed scala aan wijkgebonden en wijk-
ontwikkelingen aan de situatie in Noord-Holland.
gerichte activiteiten voor verschillende doelgroepen en leeftijdsgroepen. Dit varieert van peuterwerk, kinder- en tienerwerk, jongerenwerk, vol-
Op 24 september 2009 vond het jaarlijkse Wmo-congres plaats met als
wassenenwerk tot ouderenwerk. Daarnaast kennen veel van deze instel-
thema ‘Welzijn Nieuwe Stijl’. In haar toespraak maakte staatssecretaris
lingen (wijkgericht) opbouwwerk of samenlevingsopbouw. Soms maakt
Bussemaker zich hard voor het welzijnswerk als verbindende kracht.
de vrijwilligerscentrale deel uit van de welzijnsorganisatie, soms is deze
Daarbij sneed ze twee punten aan die haar zorgen baarden, te weten:
elders ondergebracht zoals in Hoorn, waar de vrijwilligerscentrale onder-
De relatie tussen gemeenten en welzijnswerk
dak vindt bij Rentree, een instelling voor arbeidstoeleiding.
De kwaliteit van het welzijnswerk
In veel gevallen leiden fusies tot uitbreiding van het dienstenaanbod of tot nieuwe combinaties. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Wering waar
Tevens formuleerde ze een vijftal bakens (zie hoofdstuk III) die in dit
een instelling voor maatschappelijke dienstverlening, het ouderenwerk
onderzoek betrokken zijn. Er is gekeken in hoeverre de zorgen van
en de brede welzijnsorganisatie uit Den Helder zijn samengegaan. Of in
Bussemaker in de Noord-Hollandse praktijk gedeeld worden. Daarvoor
het geval van de fusie van Kern 8 met de voormalige Stichting Welzijn
is gebruik gemaakt van informatie uit de veertien interviews, de expert-
Heerhugowaard, waardoor Kern 8 nu ook diensten op het gebied van
meeting en schriftelijke bronnen, aangevuld met parate kennis over
ouderenadvisering aanbiedt. In kleine gemeenten is de reikwijdte van
het welzijnswerk in andere gemeenten in Noord-Holland. De focus lag
het welzijnswerk veelal smaller dan in grotere gemeenten. Al met al is
daarbij op de brede welzijnsinstellingen, waarbij Amsterdam buiten
er een breed palet van diensten en producten en is het welzijnswerk in
beschouwing is gelaten. Een lijst van gesprekspartners is als bijlage I
Noord-Holland sterk in beweging en zeer divers. Dit maakt het lastig om
toegevoegd.
welzijnsinstellingen onderling te vergelijken.
Onze bevindingen clusteren we in dit hoofdstuk in een drietal thema’s
b. Betekenis van de Wmo
die onderling met elkaar samenhangen. Deze thema’s zijn:
De Wmo zet het welzijnswerk weer op de kaart, aldus de staatssecretaris.
Maatschappelijke positie van brede welzijnsinstellingen
Nadat in de eerste jaren na de inwerkingtreding van de Wmo veel aandacht
Relatie tussen gemeenten en brede welzijnsinstellingen
is uitgegaan naar huishoudelijke hulp en zorg, lijkt er nu meer aandacht
Professionaliteit en kwaliteit van het brede welzijnswerk
te komen voor welzijn. Met name de eerste vijf prestatievelden bieden aan brede welzijnsorganisaties bij uitstek kansen om zich te profileren.
2. Maatschappelijke positie van brede welzijnsinstellingen
De gemeente Alkmaar stelt bijvoorbeeld binnen het budget van de Wmo
a. Grote variatie in verschijningsvormen van brede welzijnsinstellingen
voor de komende jaren 1 miljoen euro specifiek beschikbaar voor Welzijn.
Ook in Noord-Holland kent het welzijnswerk vele verschijningsvormen. Hiervoor maakten we al het onderscheid tussen instellingen voor maatschappelijke dienstverlening, Stichtingen Welzijn Ouderen (SWO’s) en 35
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Voor welzijnsorganisaties is de Wmo op dit moment het richtinggevende
subsidiebeschikking af te geven. Bovendien is er door de aanwezigheid
kader. De meeste Noord-Hollandse instellingen profileren zich als partner
van diverse werksoorten meer mogelijkheid tot samenhang. Ook kan
in de keten van de Wmo. Aangegeven wordt dat de Wmo voor een deel
meer flexibiliteit geboden worden doordat je afhankelijk van actuele vragen
betekent dat producten, diensten en werkwijzen die al langer gangbaar
met uren tussen werksoorten kunt schuiven.’ Hij concludeert dat schaal-
waren in het welzijnswerk, opnieuw worden benoemd. Zo hanteert het
vergroting geen probleem is, mits je goede inhoudelijke afspraken
opbouwwerk van DOCK in Haarlem de Wmo-ladder (bijlage III) om haar
maakt en welzijnsinstellingen een ondernemende en vraaggerichte houding
inzet en prestatieafspraken met de gemeente in het kader van de wijk-
laten zien. Soms ervaren gemeenten de ‘monopoliepositie’ van grote
contracten te definiëren. Kernwaarden als meedoen, actief burgerschap,
regionale welzijnsinstellingen als niet wenselijk en als bureaucratisch.
empowerment en het uitgaan van de eigen kracht en de zelfredzaamheid
Zij zouden verder afstaan van de vraag van de klant. Dat is bijvoorbeeld
van burgers zijn niet geheel nieuw. Wel krijgen ze in het licht van de Wmo
de ervaring van een gemeente die voorheen zaken deed met een kleine
weer hernieuwde betekenis.
en overzichtelijke lokale organisatie, die inmiddels gefuseerd is met een grote regionale welzijnsinstelling.
De Wmo richt zich op alle burgers, met extra aandacht voor kwetsbare burgers die een steuntje in de rug nodig hebben. Een nieuwe doelgroep
Bij fusies spelen vaak cultuurverschillen tussen gefuseerde organisaties
voor het welzijnswerk zijn de mensen die voorheen voor ondersteunende
een rol. ‘Sommige medewerkers ervaren het als een kans, anderen
begeleiding onder de AWBZ vielen, maar zijn overgeheveld naar de
worden er onzeker van’, aldus een manager van een welzijnsorganisatie.
Wmo. Welzijnsinstellingen ervaren een zekere spanning tussen het
Veel tijd blijkt te gaan zitten in het op poten zetten van een nieuwe
bedienen van een meer complexe doelgroep en het toenemend appèl
organisatie met een gezamenlijke identiteit. Er zijn ook organisaties die
op de inzet van vrijwilligers. Kern 8 begeleidt in Heerhugowaard deze
een voorbehoud hebben bij groei. De directeur van Netwerk: ‘Wij willen
groep en merkt daarover op: ‘De Wmo betekende een verbreding van
alleen groeien als dit logisch is, maar stellen daaraan wel voorwaarden.
onze doelgroep en van onze inhoudelijke producten, maar ook een hogere
Wij vragen een actieve houding van gemeenten en een visie op welzijns-
belasting van onze vrijwilligers.’
beleid. Dus niet alleen het afnemen van uren en je verder niet als verantwoordelijke gedragen. Wij zijn gebaat bij sterke partners. Als het
c. Schaalvergroting en fusies
aan deze voorwaarden ontbreekt, zullen wij duidelijk de beperking van
De fusies en schaalvergroting van de afgelopen jaren hebben een grote
onze mogelijkheden aangeven.’
impact gehad op het functioneren van welzijnsorganisaties in Noord-Holland. Deze schaalvergroting lijkt zowel positieve als negatieve aspecten te
d. Regionalisering
hebben. Een beleidsmedewerker van een gemeente verwoordt dit als
De meeste brede welzijnsinstellingen hadden oorspronkelijk een lokale
volgt: ‘Het gevaar van (te) grote instellingen is dat de inhoud niet goed
functie en waren daar ook sterk verankerd. Door fusies en schaalvergroting
naar voren komt. Er ontstaan sturingsproblemen, waardoor de uitvoering
kregen veel van deze organisaties een meer regionale functie. Voor welzijns-
vermorzeld wordt door managementprocedures. Met kleine organisaties
organisaties betekent regionalisering het werken met meerdere opdracht-
is het makkelijker zaken doen.’ Maar deze persoon ziet ook voordelen;
gevers met soms verschillen in aansturings- en financieringssystematiek.
‘Als gemeente hoef je maar met één organisatie zaken te doen en één
Dat vraagt van de welzijnsorganisatie extra inspanningen en grote flexibiliteit.
36
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Daarnaast komt het steeds vaker voor dat kleine gemeenten die zich geen
zelf als ook door de gemeente) en een slechte financiële situatie.
eigen welzijnsorganisatie kunnen veroorloven welzijnsdiensten inhuren
De bezuiniging betekende uiteindelijk de nekslag. Toen een fusie er niet
bij de instelling in de nabijgelegen centrumgemeente. Zo verzorgt Kern
in zat was het faillissement van Radius onvermijdelijk. Op dit moment
8 voor een tiental kleinere gemeenten in Noord-Holland Noord het
verkeert een andere grote welzijnsinstelling in Noord-Holland in zwaar
(ambulant) jongerenwerk. Netwerk doet dat voor een aantal gemeenten
weer en zal flink moeten bezuinigen. De betreffende instelling is de
in West-Friesland en Welsaen is op deze manier werkzaam in de
afgelopen jaren enorm gegroeid, terwijl het, aldus de directeur in de
Zaanstreek en omgeving. De Wering verzorgt in opdracht van een twin-
media: ‘onvoldoende gelukt is van onze organisatie een efficiënt en
tigtal, veelal kleine, gemeenten in Noord-Holland Noord, Kennemerland
slagvaardig bedrijf te maken’. De gemeente wil niet meer per definitie
en West-Friesland de maatschappelijke dienstverlening. Tevens ontstaat
bij de ‘eigen’ welzijnsorganisatie inkopen, maar met meerdere aanbieders
- mede als gevolg van de Wmo - in kleine gemeenten steeds sterker de
zaken doen. Hiermee ontstaat een uiterst onzekere situatie. De betreffende
behoefte aan opbouwwerk, al dan niet op projectbasis. Brede welzijns-
gemeente heeft voorlopig voor het eerste half jaar van 2010 een subsidie-
instellingen voorzien in een aantal gevallen in deze behoefte (bijvoorbeeld
beschikking afgegeven. De directeur heeft laten weten dat de ontstane
Stichting Netwerk in Wervershoof). Sommige kleine gemeenten in Noord-
situatie personele gevolgen heeft.
Holland oriënteren zich op de uitvoering van integraal welzijnsbeleid door één aanbieder.
In andere gemeenten is de situatie nog niet zo nijpend, maar overal moet men alle zeilen bijzetten om de bezuinigingen op te vangen. Oplossingen
e. Bezuinigingen en reorganisaties
zoekt men in eerste instantie in een efficiëntere werkwijze, het aanboren
Vrijwel alle brede welzijnsorganisaties in Noord-Holland hebben de af-
van andere geldstromen (fondsen, additionele opdrachten van de gemeente,
gelopen jaren te kampen gehad met bezuinigingen. Welzijnswerk blijkt in
opdrachten van derden zoals corporaties) en een interne reorganisatie
tijden van economische tegenspoed een makkelijke prooi (zie hoofd-
zonder personele gevolgen. De verwachting is dat er vanaf 2011, na het
stuk III). Maar de omvang van de bezuinigingen varieerde per gemeente
aantreden van een nieuwe gemeenteraad en een nieuw College, opnieuw
en had meer of minder ingrijpende gevolgen. Dit hangt ook af van de
een flinke bezuinigingsronde komt. Door de economische crisis en een
mate waarin de organisatie ‘op orde’ was voor wat betreft aansturing en
sterke terugloop van gelden uit het Gemeentefonds zien gemeenten zich
de mate waarin de organisatie kon beschikken over voldoende
genoodzaakt beleid te herijken en zo nodig eerder gemaakte afspraken
reserves. Sommige organisaties hebben de afgelopen jaren een grotere
met welzijnsorganisaties te herzien. Welzijnsorganisaties in Noord-Holland
buffer kunnen opbouwen dan anderen. Diverse welzijnsorganisaties ge-
zijn hiervan goed doordrongen en er wordt al flink nagedacht over keuzes
ven in het onderzoek aan dat zij graag toestemming van de gemeente
die dan gemaakt moeten worden. Hoe dan ook zal 2011 voor veel wel-
willen om meer eigen vermogen op te bouwen, zodat zij daarmee hun
zijnsorganisaties een spannend jaar worden.
risico als ondernemer kunnen opvangen. Voor sommige welzijnsorganisaties vormden bezuinigingen de rechtstreekse Het rapport van de rekenkamercommissie van de gemeente Haarlem
aanleiding voor fusies. Iedere welzijnsorganisatie maakt - als er zich be-
laat zien dat het omvallen van Radius te wijten was aan een combinatie
zuinigingen voordoen - in eerste instantie haar eigen afwegingen en keuzes,
van gebrekkige aansturing, gebrek aan toezicht (zowel binnen de organisatie
maar in een aantal gevallen was ook de gemeente daarin sturend. 37
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
f. Verzakelijking en bedrijfsvoering
Het beeld dat de RKC in Haarlem schetst, wordt ondersteund door één
De verhouding tussen welzijnsorganisaties en gemeenten is het afgelopen
van de in dit onderzoek betrokken gemeenten die met deze methode
decennium ingrijpend veranderd. We komen daar in dit rapport nog
werkt: ‘Het door Hordijk geïntroduceerde systeem bevat zonder meer
op terug. De meer zakelijke verhouding, waarbij gemeenten beter grip
onvolkomenheden. De instellingen blijken bijna niet in staat om
proberen te krijgen op de uitvoering van het welzijnsbeleid, stelt hoge
meetgegevens te verzamelen.’ Maar ook zegt dezelfde gemeente:
eisen aan de bedrijfsvoering en interne aansturing van welzijnsorganisaties.
‘De bedrijfsvoering is niet op orde. Sociaal agogen worden managers,
Activiteiten en diensten worden in toenemende mate geformuleerd in
maar missen het bedrijfsmatige en financiële inzicht.’ De betrokken
producten en prestatie-eenheden. Het WILL productenboek en de
welzijnsorganisatie meent dat een goede registratie betrokkenheid van
Wmo-prestatievelden worden daarbij ook door veel welzijnsinstellingen
twee kanten vraagt. ‘Dit is een erg lastig en complex proces. Dat moet
en gemeenten in Noord-Holland als hulpmiddel gebruikt.
door een extern en onafhankelijk procesbegeleider gebeuren waarbij
Registratie wordt een steeds belangrijker instrument voor resultaatmeting,
zowel de gemeente als welzijnsorganisatie betrokken worden, anders
verantwoording en afrekening.De afgelopen jaren investeerden de wel-
krijg je verschillende interpretaties.’ In gemeenten waar men een andere
zijnsorganisaties stevig in de vernieuwing van software om de door de
registratiesystematiek hanteert blijkt het verzamelen van de gewenste
gemeente gevraagde gegevens te kunnen leveren. Daarbij wordt door
gegevens eveneens een hardnekkig probleem. Een beleidsmedewerker
een aantal Noord-Hollandse welzijnsorganisaties gebruik gemaakt van de
van een gemeente: ‘Als het registratiesysteem niet toereikend is wordt
Welzijn Website Applicatie (WWA), ontwikkeld door Hordijk en Hordijk19.
het moeilijk om grip te krijgen op het proces.’
De Rekenkamercommissie van de gemeente Haarlem laat zich zeer kritisch uit over dit instrument. ‘Voor de methode Hordijk is de kwalificatie
Vrijwel alle brede welzijnsinstellingen hebben de eerste stappen gezet op
‘ingewikkeld’ op zijn plaats’ en ‘De RKC (rekenkamercommissie, red.)
weg naar HKZ-certificering (Harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de
heeft echter geen voorbeelden kunnen vinden van succesvolle imple-
Zorgsector) of zijn voornemens dit te doen. Voor het behalen van het
mentaties en wel voorbeelden van langdurige implementatietrajecten.
certificaat gelden bepaalde kwaliteitsnormen waarop men getoetst wordt,
Al met al ontstaat, als buitenstaander in ieder geval, het gevoel dat het
zoals procedures betreffende de bedrijfsvoering en het primaire proces.
eenvoudiger kan.’
20
g. Samenwerken vanuit verschillende rollen Welzijnsorganisaties zijn verbinders bij uitstek. Verbinders tussen verschillende groepen burgers (horizontaal) en tussen burgers en instellingen (verticaal). Zij zijn bruggenbouwers tussen leefwereld en systeemwereld. Welzijnsorganisaties in Noord-Holland benoemen zichzelf als schakel in de keten van de Wmo. In het kader van de Wmo wordt meer samen19 WWA is een internet applicatie voor uren- en productieregistratie (prestaties) dat fungeert als instrument voor interne en externe planning en control. Daaruit zijn op elk moment rapportages te genereren en desgewenst te verwerken via Microsoft Office TM toepassingen. Voor meer informatie www.info.welzijn-net.org. 20 Waar voor je gemeenschapsgeld? Onderzoek naar de gewenste aansturing van het welzijnswerk, Rekenkamercommissie Haarlem (maart 2009), p16 38
werking met de zorgsector gezocht. In de praktijk blijkt dit - onder meer door toenemende marktwerking - niet altijd even soepel te gaan. Netwerkontwikkeling en strategische allianties worden steeds belangrijker
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
voor het realiseren van maatschappelijke resultaten.
samen met anderen. Daarbij hebben ze tal van relaties met organisaties
Brede welzijnsorganisaties komen uit een 100% subsidierelatie met
op aanpalende beleidsterreinen zoals de zorg en hulpverlening (kwetsbare
gemeenten. Vanuit die positie werkten zij op basis van partnerschap
groepen), het onderwijs (brede scholen), woningcorporaties (wijkgericht
samen met tal van andere maatschappelijke organisaties. Inmiddels zijn
werken en leefbaarheid), kunst en cultuur (poppodia). Binnen het gemeente-
de budgetten verlaagd en een subsidiegarantie is niet langer vanzelf-
huis hebben welzijnsinstellingen veelal met even zovele beleidsambte-
sprekend. Dat dwingt welzijnsorganisaties om meer marktgericht en
naren te maken. Ook met het bedrijfsleven wordt in toenemende mate
ondernemend te werken. Die meer zakelijke benadering wordt door
samengewerkt (bijvoorbeeld in het kader van maatschappelijke stages).
niemand betwist. Maar waar men wel last van heeft is dat daarmee
Aan welzijnsprofessionals worden daardoor steeds hogere eisen gesteld
ook de relaties veranderen. Een organisatie wordt niet langer alleen als
op het gebied van netwerkkwaliteiten en samenwerking. Dit maakt de
partner gezien, maar steeds vaker ook als concurrent of (potentieel)
werkdruk soms erg hoog, zo wordt geconstateerd.
opdrachtgever. En niet alleen welzijnsinstellingen werken steeds marktgerichter, ook in de zorgsector heeft marktwerking zijn intrede gedaan.
3. Relatie tussen gemeenten en brede welzijnsinstellingen Gemeenten willen meer de regie op de uitvoering van het welzijnsbeleid.
Het manoeuvreren tussen de verschillende rollen is niet altijd gemakkelijk
Maar wat verstaan Noord-Hollandse gemeenten onder deze regierol en
en zet relaties onder druk. Bovendien vervaagt de strikte scheiding tussen
welke sturingsinstrumenten passen zij toe? Een belangrijke vraag in dat
taakgebieden, zodat zorginstellingen en soms ook woningcorporaties
kader is ook hoe de inhoudelijke doelen zich verhouden tot de prestatie-
welzijnsdiensten aanbieden. Dat vergt van welzijnsorganisaties tactisch en
afspraken die gemeenten met welzijnsinstellingen maken. En hoe zit het
strategisch opereren en telkens opnieuw aantonen wat je meerwaarde is.
met de verantwoording: gebeurt dit op basis van input (uren, inspannin-
Een welzijnsorganisatie merkt op:‘Als gevolg van aanbestedingstrajecten
gen), output (resultaat) of outcome (maatschappelijk effect)? In deze
worden wij wel voorzichtiger om onze ideeën uit te venten. Er is toch
paragraaf schetsen we een beeld van de lokale praktijk in de bij het
een zekere angst dat anderen op onze projecten azen.’ Maar men reali-
onderzoek betrokken gemeenten en instellingen in Noord-Holland.
seert zich ook terdege dat de grote kracht van het welzijnswerk juist schuilt in samenwerking. ‘Veel van ons werk gebeurt in coproductie.
a. Sturing op inhoud
Dat verhoudt zich moeilijk tot aanbesteding. Wij werken vanuit het
Sturing op inhoud vraagt om een helder en samenhangend beleidskader
uitgangspunt dat we niet willen concurreren, maar zo optimaal mogelijk
waar richting van uit gaat, maar dat tegelijkertijd ruimte biedt aan profes-
willen samenwerken. Dan gaat het ook om gunnen en gegund worden.’
sionele organisaties.21 Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties in Noord-
Overigens speelt de concurrentieverhouding ook tussen brede welzijns-
Holland geven aan dat het nog zoeken is naar de juiste verhoudingen.
organisaties onderling. Door schaalvergroting en regionalisering komt
In de ene gemeente lukt dit beter dan in de andere. Wederzijds vertrouwen
men elkaar steeds vaker tegen bij het binnenhalen van opdrachten.
blijkt een belangrijke graadmeter te zijn om tot een vruchtbare samen-
Daar wordt wisselend mee omgegaan. In de IJmond probeert men zo
werking te komen, waarbij gemeente (opdrachtgever) en instelling
optimaal mogelijk samen te werken bij het ontwikkelen van innovatieve
(opdrachtnemer) elk hun eigen rol hebben.
projecten vanuit de filosofie ‘regionaal ontwikkelen, lokaal uitvoeren’. Welzijnswerk werkt aan maatschappelijke opgaven, maar doet dit altijd
21 Zie ‘Dynamiek in de wijk: de kracht van frontlijnsturing in het wijkgericht werken’, E. Molenaar, PRIMO nh 2007 39
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Voor alle onderzochte gemeenten geldt dat het gemeentelijk welzijns-
verbrokkeld gemeentelijk beleid. In enkele gevallen geeft de welzijns-
beleid sturing geeft aan de inzet van welzijnsorganisaties. Enkele welzijns-
organisatie aan dat de communicatie en continuïteit wordt bemoeilijkt
instellingen in Noord-Holland geven aan dat het bij gemeenten soms
door de snelle wisselingen in het ambtelijke apparaat.
ontbreekt aan een duidelijke visie of focus. Er wordt volgens hen te snel gedacht in outputafspraken, in een opsomming van het aantal trajecten,
Voor de aansturing van en afstemming met de welzijnsorganisatie wordt
en in de omvang en het bereik van groepen. Om te kunnen sturen op
doorgaans een accountmanager binnen de gemeente aangewezen.
inhoud is een heldere probleemanalyse nodig op basis waarvan prioriteiten
Deze medewerker is tevens verantwoordelijk voor de subsidiebeschikking
worden bepaald en de inzet van maatschappelijke partners wordt gebun-
en in meer of mindere mate belast met de interne afstemming van
deld. Dat gebeurt in sommige gevallen zeker, maar uit de gesprekken
beleid binnen de gemeentelijke organisatie. Daarnaast vindt meerdere
kan geconcludeerd worden dat hier ook nog veel winst valt te behalen.
malen per jaar bestuurlijk overleg plaats tussen de directie van de welzijns-
In de expertmeeting werd bovendien geconstateerd dat gemeenten
organisatie en de verantwoordelijk wethouder(s). In een sterk lokaal
onderling soms heel verschillende visies hebben op wat welzijnswerk is
gewortelde organisatie als Netwerk Hoorn, zijn deze contacten intensiever
of zou moeten zijn. En dat de gebruikte termen soms op verschillende
dan in die situaties waarin welzijnsorganisaties meerdere gemeenten
manieren worden geïnterpreteerd.
bedienen.
De conclusies van de rekenkamercommissie (RKC) in de gemeente Haarlem,
In het kader van verkokering tot slot een punt van zorg richting de welzijns-
naar aanleiding van de teloorgang van welzijnsorganisatie Radius, zijn in
organisaties. Geconstateerd wordt dat het steeds vaker de managers in
lijn met bovenstaande bevindingen. De RKC concludeert dat er in deze
plaats van de uitvoerders zijn die het gesprek met de beleidsafdelingen
gemeente te veel aandacht uitging naar prestatieafspraken en te weinig
voeren. Het risico bestaat dat bureaucratie en verkokering ook bij welzijns-
naar de probleemanalyse en de vraag wat men wilde bereiken.
organisaties de overhand krijgen en de kennis van de professional over
De gemeente krijgt van de RKC het verwijt dat de beleidskaders onvol-
de alledaagse leefwereld van burgers onvoldoende benut wordt.
doende helder zijn en dat het ontbreekt aan een samenhangende visie . 22
Beleidsdialoog komt onvoldoende tot stand Verkokerd beleid belemmert samenhangende visie
Een goede beleidsdialoog tussen gemeenten en instellingen zou kunnen
Uit het onderzoek ontstaat het beeld dat het bij veel gemeenten nog
helpen om tot een gedragen probleemanalyse en een heldere verdeling
schort aan een samenhangende visie en een overkoepelend beleids-
van taken en rollen te komen. In de praktijk is van een inhoudelijke dialoog
programma op het gebied van welzijn. Het gegeven dat welzijnswerk
maar zeer beperkt sprake. Ook omdat er - zo zeggen de gesprekspartners
niet langer is gekoppeld aan één welzijnsnota, maar wordt ingekaderd
tijdens de expertmeeting - soms institutioneel wantrouwen is tussen de
door verschillende beleidsdocumenten van veelal verschillende beleids-
gemeente en het welzijnswerk. ‘We moeten de tegenstellingen er uit halen’
afdelingen, lijkt daar mede debet aan. Het ontbreekt daarbij veelal aan
en ‘We moeten op gezamenlijkheid en goede relaties inzetten’, is de
beleidsregie, waardoor welzijnsorganisaties te maken hebben met een
strekking van de opmerkingen die we een aantal keren hoorden, zowel vanuit de gemeentelijke context als vanuit welzijnsorganisaties. Dat blijkt
22 Radeloos, Reddeloos, Radius, over de teloorgang van een welzijnsorganisatie en de rol van de gemeentelijke subsidiegever, Rekenkamercommissie gemeente Haarlem, april 2008 40
echter lastiger te worden in tijden van bezuinigingen.
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Een enkele keer wordt de welzijnsorganisatie in de ontwerpfase van
burgers. In een aantal gemeenten in Noord-Holland is het voorgekomen
beleid om inhoudelijke inbreng gevraagd, maar dat is zeker nog geen
dat de Raad eerst een bezuinigingsopgave oplegt en vervolgens de be-
algemeen gebruik. En net zoals de ene gemeente meer uitnodigend is
zuinigingsmaatregelen die de welzijnsorganisatie voorstaat (bijvoorbeeld
dan de ander, neemt ook de ene welzijnsorganisatie een actievere rol
sluiting van accommodaties) blokkeert.
ten aanzien van beleidsbeïnvloeding dan de ander. Sommige welzijnsinstellingen leveren bijvoorbeeld op eigen initiatief sociale wijkanalyses of
De gemeenteraadsleden hebben naast een kaderstellende ook een
signaleringsrapportages bij de gemeente aan. Maar er zijn - aldus enkele
volksvertegenwoordigende rol. Een beleidsmedewerker van een gemeente
gemeenten - ook welzijnsorganisaties die, zeker in tijden van bezuiniging,
merkt echter op: ‘De politiek wil heel graag zelf de agenda bepalen en
al snel een houding hebben van ‘zeggen jullie maar wat we moeten
handelt daarbij soms vanuit onwetendheid en onvoldoende kennis over
doen.‘ Een beleidsmedewerker van een gemeente merkt in dit kader op:
ontwikkelingen in de stad. Zij zijn niet zo snel geneigd om daar organisaties
‘Het welzijnswerk zou een meer agenderende en proactieve houding
actief bij te betrekken.’ Het duale stelsel heeft ingrijpende gevolgen’, zo
mogen aannemen. Zij pakken deze rol onvoldoende en zijn nog te zeer
merkt ook een welzijnsdirecteur op. ‘Het College kan door de Raad heel
volgend.’ Dit wordt onderschreven door een corporatiemedewerker.
onverwacht bejegend worden waardoor gemaakte afspraken onder druk
‘De signalerende rol van welzijnsorganisaties wordt nog onvoldoende
komen te staan.’ Het welzijnswerk is bijzonder kwetsbaar doordat de
benut. Maar welzijnsorganisaties moeten ook zelf veel meer agenderen
politieke wind iedere vier jaar kan veranderen. En daarmee ook de visie
en onderhandelen. En gemeenten wijzen op de consequenties van hun
op welzijnswerk en welzijnsdoelen, waardoor een lange termijn perspectief
keuzes.’
ontbreekt. ‘Dat vraagt van welzijnsinstellingen temeer om een duidelijk eigen beleid neer te zetten en geen verlengstruk te worden van de ge-
Dat wil niet zeggen dat welzijnsinstellingen in de praktijk niet zelf het
meente’, aldus een andere welzijnsdirecteur.
initiatief nemen om de focus van hun inzet te bepalen. Stichting Welschap
Hoewel de meeste welzijnsorganisaties hun gemeenteraad in meer of
(Heemskerk) organiseerde in de zomer van 2009 bijvoorbeeld een
mindere mate informeren, is hun primaire gesprekspartner het College
conferentie, waarbij klantgroepen (gemeente, maatschappelijke organi-
van B&W.
saties en gebruikersgroepen) werden uitgenodigd om mee te denken over de koers en het beleid van Welschap voor de komende jaren.
b. Prestatieafspraken en subsidiebeleid
Een aantal andere welzijnsorganisaties organiseren begin 2010 een
In de onderzochte gemeenten in Noord-Holland zijn de historisch gegroeide
vergelijkbare bijeenkomst.
subsidierelaties tussen lokale overheid en welzijnsinstellingen de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Van budgetfinanciering gaan steeds meer
Politieke sturing: korte termijn denken maakt welzijnswerk kwetsbaar
gemeenten over tot vormen van projectfinanciering of beleidsgestuurde
De gemeenteraad behoort de beleidskaders vast te stellen, maar de
financiering. Anno 2010 werken gemeenten en welzijnsorganisaties samen
ervaring is dat de politiek zich lang niet altijd tot de grote lijnen beperkt.
aan maatschappelijke vraagstukken vanuit de verhouding opdrachtgever
Tijdens de expertmeeting wordt de term ‘incidentenpolitiek’ gebruikt.
en opdrachtnemer. Op basis van geformuleerde doelen en prestatieaf-
Het beeld ontstaat dat gemeenteraadsleden erg gevoelig zijn voor inci-
spraken wordt een subsidiebeschikking afgegeven aan welzijnsorganisaties.
denten en zich - zeker in verkiezingstijd - laten gebruiken door mondige
Welzijnsorganisaties worden vervolgens op basis van geleverde presta41
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
ties afgerekend. Daarmee zitten gemeenten veel dichter op de huid van
Alkmaar
de welzijnsorganisaties dan ten tijde van de budgetfinanciering.
In Alkmaar bestaat iedere werksoort uit een aantal activiteitenclusters. Het sociaal-cultureel werk bijvoorbeeld bestaat uit de
De meeste onderzochte gemeenten werken met een vergelijkbare
clusters brede school, stedelijk sociaal-cultureel werk en wijkgericht
systematiek bij het maken van prestatie- en subsidieafspraken. Op basis
sociaal-cultureel werk. Per activiteitencluster benoemt de gemeente
van meerjarige beleidsplannen of - programma’s wordt een meerjarige
in een vraagdocument de doelstellingen en geeft indicatoren
budgetregeling voor de welzijnsinstelling opgesteld. Vervolgens worden
voor prestaties en resultaten (o.a.bereik, aantal vrijwilligers, aantal
aansluitend bij de beleidsprogramma’s (jaarlijkse) prestatieafspraken
activiteiten). Daarbij maakt ze gebruik van Resultaten en Rekenschap
met de welzijnsorganisaties gemaakt. Een meerjarige budgetregeling
van het Servicepunt Welzijnsinformatie. De welzijnsorganisatie
betekent overigens nog niet dat de welzijnsinstelling een gegarandeerde
vult vervolgens de rest van het vraagdocument aan. Naast het
subsidie heeft voor die periode. Door bezuinigingen, ingegeven vanuit
SMART formuleren van prestaties, uren en kosten, benoemen zij
de economische crisis, komt men soms op eerder genomen besluiten
per activiteitencluster op welke welzijnsdoelen, Wmo-prestatie-
terug.
velden en producten zij inzetten.
Naarmate er meer sprake is van (zakelijk) vertrouwen tussen de gemeente en de welzijnsorganisatie lijkt er minder behoefte om de prestatieafspraken
In één gemeente overweegt men om vraagsturing meer kracht bij te zetten
helemaal dicht te timmeren, zo bleek in het onderzoek. Een indicatie
door te werken met persoonsvolgende subsidies. Daarbij bepaalt de klant
daarvoor lijkt de flexibele ruimte die welzijnsorganisaties krijgen om in te
van welke diensten hij gebruik maakt en zal de subsidiehoogte voor de
spelen op actuele ontwikkelingen. Deze varieert van 5% tot tegen de 20%.
welzijnsinstelling afhangen van het aantal klanten die de instelling weet
Naarmate er minder vertrouwen is lijkt een gemeente zich bovendien
te bedienen. Deze gemeente ziet hierin vooral heil bij individuele onder-
eerder met de uitvoering te gaan bemoeien.
steuningsvragen, hoe dit moet bij collectieve vraagstukken is nog niet
De gemeente Alkmaar heeft een manier van werken gevonden die - zowel
geheel duidelijk.
bij de gemeente als bij de welzijnsorganisatie - tot redelijke tevredenheid leidt. De beleidsmedewerker geeft aan dat het zaak is niet al te ambitieuze
c. Beleidsgestuurde Contract Financiering
doelstellingen te formuleren voor de verre toekomst. Het succes van de
Verschillende gemeenten in Noord-Holland werken met de methode
‘Alkmaarse methode’ verklaart hij voor een deel door het niveau waarop
van Beleidsgestuurde Contract Financiering (BCF). Dat geldt onder meer
doelstellingen en prestaties worden benoemd.
voor Haarlemmermeer, Huizen, Heerhugowaard, Heemskerk en Den Helder. Andere gemeenten, zoals Alkmaar, Hoorn en Hilversum, kiezen niet voor BCF. Maar ook hier is beleidssturing richtinggevend voor het verstrekken van subsidies.
42
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
BCF is in de kern een methode waarbij getracht wordt beleidssturing
Den Helder
(sturing op inhoud) te verbinden aan de inzet en prestaties van maat-
De gemeente Den Helder heeft in 2005 gekozen voor het instru-
schappelijke organisaties (sturing op resultaat) en deze te vertalen in
ment van Beleidsgestuurde Contractfinanciering om beter sturing
een contract. BCF kent een vaste cyclus die bestaat uit tien stappen.23
te kunnen geven aan het door haar gevoerde subsidiebeleid. De gemeente heeft besloten te onderzoeken hoe de gemeente en de subsidieontvangers de doelmatigheid en doeltreffendheid
Beleisdsgestuurde contract financiering in tien stappen:
ervan ervaren.
1. Beleidskader
Hierover wordt in het RKC-rapport opgemerkt:
2. Analyse van vraag en aanbod
V oor de uitvoering van BCF is een samenhangend beleidskader
3. Opdracht van de overheid voor de organisaties
nodig. In Den Helder ontbreekt dit. Beleid voor het programma
4. Offerte van de organisatie
zorg en welzijn is vastgelegd in een groot aantal verschillende
5. Beoordeling offerte en begroting
beleidsdocumenten. Hierin ontbreekt het echter aan congruentie
6. Contract voor de subsidieverlening
in beleidsdoelen en beoogde maatschappelijke effecten. De
7. Productie en dienstverlening
terugkoppeling van prestaties naar beleidsdoelen ontbreekt nog.
8. Tussentijdse communicatie en bijstelling contract
D e praktische uitvoering van BCF concentreert zich vooral op
9. Eindrapportage en registratie
de fase van opdracht, offerte en verantwoording. De fase van
10. Beoordeling subsidie vaststelling
vraagverkenning daaraan voorafgaand krijgt weinig aandacht. Door zowel organisaties als gemeente wordt het nadeel gevoeld dat er door de nadruk op rechtmatigheid en financiĂŤle
De ervaringen in Noord-Holland met BCF zijn wisselend. Dat lijkt mede
controle te weinig ruimte is voor een inhoudelijk gesprek tussen
afhankelijk van de wijze waarop BCF wordt ingezet. Cruciaal daarbij is
beleidsmedewerkers van de gemeente en de organisaties.
dat alle stappen - en zeker ook de eerste twee -worden doorlopen en
A lle partijen hebben aarzelingen ten aanzien van de uitvoering
dat het niet alleen een instrument is om tot opdrachtformulering aan
van BCF. Beleidsmedewerkers van de gemeente vinden dat
de subsidieontvanger te komen. Enkele gemeenten in Noord-Holland
BCF hen weliswaar beter in staat stelt om te sturen, maar zien
geven aan dat BCF heeft bijgedragen aan een betere samenwerking
ook verbeterpunten. Bij organisaties overheerst de kritiek,
en het gezamenlijk nadenken over vraagstukken. In andere gemeenten
omdat volgens hen de nadruk teveel ligt op aansturing vanuit
zijn de ervaringen minder positief. In Den Helder rapporteerde de
de gemeente op meetbare prestaties in plaats van op inhoud
Rekenkamercommissie in 2009 over haar bevindingen met BCF.24
en kwaliteit.
In nevenstaand kader staan de belangrijkste conclusies.
23 Zie Het BCF Boek, Stade Advies, 2006. 24 Op weg naar een beter susbsidiebeleid’ , Rekenkamercommissie gemeente Den Helder, september 2009. 43
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
De knelpunten die de RKC in Den Helder constateert, worden gedeeld
In Haarlemmermeer zijn gemeente en welzijnsinstelling het nog niet eens
door enkele door ons onderzochte gemeenten en instellingen.
over het kostprijsmodel dat gehanteerd moet worden voor prestatie-
In Haarlemmermeer ervaren zowel de gemeente als de welzijnsorganisatie
eenheden. Ook in andere gemeenten leven vragen over een integrale
problemen met de wijze waarop BCF wordt ingevuld. De welzijnsinstelling
kostprijsberekening en het formuleren van prestatie-eenheden.
merkt in dit verband op: ’De gemeente moet ons vertellen wat ze wil bereiken en wij moeten zelf bedenken hoe we dat willen bereiken.
Over het algemeen worden nog weinig sancties opgelegd als de welzijns-
Dat gebeurt op dit moment onvoldoende.’
instelling haar prestaties niet haalt, mits zij daarbij een goed verhaal heeft en dit tijdig aangeeft. Een beleidsmedewerker van een gemeente: ‘Wij
d. Rekenschap en resultaatmeting
realiseren ons dat externe omstandigheden een rol kunnen spelen bij
Verschillende welzijnsorganisaties wijzen op de toenemende verantwoor-
het niet behalen van resultaten. Dat kan, maar dan willen we het graag
dingsdruk. En op het risico dat het gesprek met de gemeente alleen nog
tijdig weten en een plausibele verklaring horen. Dat geeft ons ook de kans
maar over geld en afrekenen gaat en veel minder over de inhoud en
om bij te sturen.’
kwaliteit. ‘De verantwoordingsdruk is enorm toegenomen, maar dat is niet
Afrekenen van welzijnsinstellingen op maatschappelijke effecten gebeurt
slecht’, aldus een welzijnsdirecteur. De ervaring van zowel gemeenten als
feitelijk (nog) niet. Het is niet alleen complex, maar diverse gespreks-
welzijnsinstellingen is wel dat door de huidige verantwoordingsstructuur
partners - van zowel gemeenten als welzijnsorganisaties - vinden dit ook
de geleverde prestaties soms losgezongen raken van de inhoudelijke
onwenselijk. Niet in de laatste plaats omdat deze effecten niet uitsluitend
doelen die men wil bereiken.
en eenduidig zijn toe te schrijven aan de inspanningen van welzijnsinstellingen. Eén van de gesprekspartners noemde het voorbeeld van
Gemeenten, ook in Noord-Holland, willen graag meer vat krijgen op de
jongerenoverlast. ’Wij kunnen wel flink inzetten op jongerenwerk en
bijdrage die welzijnsinstellingen leveren aan het realiseren van beleids-
daar allerlei geschikte interventies voor bedenken. Maar alles wat wij
doelen. De vraag die zich dan voordoet is waarop het welzijnswerk
zorgvuldig hebben opgebouwd kan teniet worden gedaan door een en-
afgerekend kan worden. Is dit op basis van input (inspanningen/uren),
kel incident. Kunnen wij daar dan op afgerekend worden?’ Dat neemt
output (resultaten/prestaties) of outcome (maatschappelijke effecten).
niet weg aldus een manager bij een gemeente ‘dat we met elkaar een
Op dit moment worden welzijnsorganisaties voornamelijk afgerekend
sociaal klimaat kunnen scheppen om achter de cijfers te kijken’. Dat het
op inspanningen en prestaties. In het kader van WILL en BCF gaan
naast ‘tellen’ veel meer over ‘vertellen’ zou moeten gaan, wordt door
sommige gemeenten over tot het afrekenen op basis van prestatie-een-
andere gesprekspartners onderschreven. Maar er is ook een grens aan
heden. De gemeente Purmerend geeft aan goede ervaringen te hebben
de meetbaarheid van het werk, zo vindt menigeen.
met het zogenaamde 4R-model van Paul Schnabel: richting, ruimte,
In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van klanttevredenheids-
resultaat en rekenschap .
onderzoeken om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen.
25
Soms maken klanttevredenheidsonderzoeken integraal onderdeel uit van de prestatieafspraken met de gemeente. De rekenkamercommissie 25 Zie Bedreven en gedreven: Een heroriëntatie op de rol van de Rijksoverheid in de samenleving, P. Schnabel 2001.Het zogenoemde 4-R-model van Schnabel beschrijft hoe de rijksoverheid zich idealiter zou moeten opstellen: zij moet Richting geven en Ruimte scheppen, om vervolgens Resultaat te boeken en uiteindelijk niet alleen Rekenschap te vragen maar ook af te leggen. 44
in Haarlem stelt voor om meer te werken met audits en visitaties als instrument om doelbereiking en kwaliteit te meten.
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
e. Aanbesteding
(meer) te gaan aanbesteden. Wij constateren dat in deze drie gemeenten
De discussie over aanbesteding speelt in alle gemeenten een rol.
sprake is van (toenemend) vertrouwen tussen de welzijnsinstelling en
Op dit moment is er echter, met uitzondering van Amsterdam, geen
gemeente. Eén gemeente stelt: ‘Welzijnsinstellingen zijn geen private
enkele gemeente in Noord-Holland waar het welzijnswerk volledig wordt
ondernemingen, maar collectieve voorzieningen voor de gemeenschap.
aanbesteed. In Haarlem is in de loop van 2007, na het faillissement van
Het is lastig van tevoren precies te berekenen wat de kosten zijn en wat
Radius, het welzijnswerk en een groot deel van het personeel overgenomen
het uitgedrukt in geld opbrengt. Bij aanbesteding gaat de commerciële
door DOCK, maar daar was geen sprake van formele aanbesteding.
doelstelling toch veel meer een rol spelen.’ Dit wordt onderschreven
In verschillende Noord-Hollandse gemeenten vindt wel op onderdelen
door een welzijnsdirecteur: ‘Ik ben tegen aanbesteding, dan komt het
van het welzijnswerk aanbesteding of inkoop van welzijnsdiensten
primaat bij het geld te liggen. Dan mag het nooit mis gaan en gaat alle
plaats. In Alkmaar geldt dit bijvoorbeeld voor werkzaamheden op het
experimenteerruimte verloren. Welzijnswerk moet onderdeel zijn van de
gebied van leefbaarheid, in een andere gemeente geldt dit voor het
collectieve sector. Als het mis gaat vergt dat politiek leiderschap om in
peuterspeelzalenwerk. Welzijnsorganisaties reageren zelf ook steeds
te grijpen. Welzijnswerk maakt deel uit van de sociale infrastructuur.’
vaker op aanbestedingen in andere gemeenten. De gemeente Alkmaar koopt op dit moment projecten op het gebied Er zijn grote verschillen in de wijze waarop gemeenten en welzijnsinstellingen
van leefbaarheid in bij een viertal externe bureaus (waarvan er inmiddels
kijken naar aanbesteding en hoe men daarop anticipeert. In één gemeente
één failliet is). De betreffende ambtenaar merkt daarover op: ‘Ik kan me
wil men over twee jaar toe naar aanbesteding. Maar op onderdelen zoals
heel goed voorstellen dat specifieke ondersteuning - eventueel in de vorm
het jongerenwerk wil men dit al eerder doen. De gemeente geeft aan af
van projecten - bij externe bureaus wordt ingekocht, maar ik ben er voor-
te willen van de monopoliepositie van de welzijnsorganisatie, vanuit de
stander van dat de reguliere ondersteuning zoveel mogelijk door een
optiek dat ze de best mogelijke kwaliteit wil tegen een aantrekkelijke prijs.
lokale welzijnsinstelling gebeurt.’ Ook corporaties geven aan gebaat te zijn
In een andere gemeente wil men vanuit het motief van vraagsturing
bij een lokaal verankerde sociale infrastructuur, die weet wat er speelt.
meer gaan aanbesteden, omdat men verwacht dat dit voor de klant het meeste oplevert. Dan gaat het met name om individuele ondersteunings-
Concluderend kan gesteld worden dat de neiging tot aanbesteding sterk
vragen, bijvoorbeeld op het gebied van mantelzorgondersteuning.
gebonden is aan de lokale context en de mate van tevredenheid over
Daarbij bepaalt de klant welke diensten hij of zij wil afnemen en de
de ‘eigen’ welzijnsorganisatie. Men realiseert zich over het algemeen
hoogte van de subsidie aan de welzijnsorganisatie is zodoende afhankelijk
terdege - mede op basis van ervaringen elders in het land - dat aan
van het aantal klanten dat ze weet te bedienen. De betreffende gemeente
vermarkting ook risico’s kleven. Iedere gemeente maakt een eigen
spreekt in dit verband wel over persoonsvolgende subsidies.
afweging tussen de voor- en nadelen en de omvang van aanbesteding. Als sterke punten van externe organisaties ervaart men vaak de grotere
In verschillende andere Noord-Hollandse gemeenten worden wel onder-
mate van concreetheid, resultaatgerichtheid en transparantie in afspraken
delen van het welzijnswerk aanbesteed, maar is de volledige aanbesteding
en communicatie. Soms fungeren zij ook als breekijzer om vastgeroeste
van het welzijnswerk nog geen issue. De gemeenten Hilversum, Hoorn
lokale verhoudingen te doorbreken. Nadelen ervaart men ook. Deze hebben
en Alkmaar geven aan op dit moment (nog) niet van plan te zijn om
te maken met het tijdelijke karakter van de inzet, de mate van flexibiliteit 45
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
en het ontbreken van geworteldheid in de lokale samenleving. Het risico van aanbesteding en marktwerking is tot slot dat de agendasettende functie
4. P rofessionaliteit en kwaliteit van het welzijnswerk in Noord-Holland
van het lokaal of regionaal verankerde maatschappelijk middenveld verdwijnt.
a. Vraaggestuurd en vraaggericht Tijdens het WMO-congres van september 2009 zette de staatssecretaris
f. Meerwaarde van brede welzijnsorganisaties
een aantal bakens uit voor Welzijn Nieuwe Stijl. Eén daarvan had betrekking
Brede welzijnsorganisaties hebben een aantal sterke punten boven
op ‘vraaggericht werken en kijken naar de vraag achter de vraag’. Geen
externe bureaus die - in het licht van aanbesteding en vermarkting - van
nieuwe opdracht voor het welzijnswerk, wel een lastige.
elders worden ingevlogen. Gemeenten en welzijnsinstellingen gaven aan dat de meerwaarde van brede welzijnsinstellingen is samen te vatten in
Het is zinvol in dit verband een onderscheid te maken tussen ‘vraagsturing
de volgende punten:
vanuit gemeentelijk beleid’ en ‘vraaggericht werken door welzijnsprofes-
Brede inzetbaarheid door combinatie van verschillende werksoorten
sionals’. Beiden liggen niet vanzelfsprekend in elkaars verlengde en
Integrale en samenhangende werkwijze (in verlengde van voorgaande)
soms zit tussen beiden zelfs een spanningsveld. Het begrip vraagsturing
Flexibel kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen (mede door om-
wordt daarbij op verschillende manieren gebruikt. Enerzijds wordt vraag-
vang van organisatie)
sturing gebruikt als synoniem voor vraaggericht werken en willen gemeenten
Voelsprieten in de wijk: professionals kennen hun buurtbewoners
daarmee de keuzevrijheid van burgers als uitgangspunt nemen. Tegelijker-
Breed en goed onderhouden netwerk van bewoners en professionals
tijd wordt vraagsturing gebruikt in de betekenis van aansturing van wel-
Goede samenwerkingsrelaties
zijnsorganisaties op basis van door de gemeente vastgestelde beleids-
Beschikbaarheid van veel vrijwilligers en stagiaires
prioriteiten. In het gunstige geval formuleert de gemeente maatschappelijke
Continuïteit geborgd (niet alleen kortdurende projecten)
vraagstukken in interactie met maatschappelijke organisaties en groepen burgers, maar in de praktijk is van een beleidsdialoog soms maar in beperkte mate sprake. Uit het onderzoek ontstaat het beeld dat vraagsturing niet zelden vertaald wordt in dichtgetimmerde prestatieplannen, waardoor de vraaggerichtheid van de professional soms eerder ingeperkt dan gestimuleerd wordt. Daar waar meer flexibele ruimte is in de prestatieplannen, is ook meer mogelijkheid om invulling te geven aan vraaggerichtheid en innovatie. De projectbureaus van een aantal grote welzijnsinstellingen hebben een belangrijke toegevoegde waarde ten aanzien van vraaggericht werken. Vraaggericht werken - als baken van Welzijn Nieuwe Stijl - betekent voor welzijnsinstellingen dat zij de vraag van klanten en doelgroepen moeten kennen of hier actief naar op zoek moeten. Dat vraagt om een specifieke professionele houding en bijbehorende competenties. Dat dit niet
46
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
gemakkelijk is blijkt wel uit de kritische geluiden die we vooral vanuit
waarbij niet de organisatiebelangen maar de beste oplossing voor burgers
gemeenten hoorden. ‘Vraaggericht werken is complex. Vaak wordt vooral
leidraad behoren te zijn. Methoden als ‘Eropaf!’ en ‘Achter de voordeur’
aan degenen die al bereikt worden gevraagd wat ze willen.’ Of: ‘De organi-
zijn goede voorbeelden van outreachend werken en worden door tal van
satie is te groot en te weinig transparant. Zij staan te ver af van burgers.
corporaties, gemeenten en welzijnsinstellingen, ook in Noord-Holland,
Wij willen meer vraagsturing in de ondersteuning.’ Daarbij is het goed te
in toenemende mate ingezet. In het recent verschenen manifest ‘Eropaf!
bedenken dat vraaggericht werken bij individuele ondersteuningsvragen
2.0’ worden tien kernwaarden voor outreachend werken benoemd.26
een ander verhaal is dan bij collectieve vraagstukken. Want wiens vraag
Na een periode van zakelijkheid en distantie, behoren tegenwoordig nabij-
neem je dan als uitgangspunt? In hoofdstuk III haalden we in dat verband
heid en betrokkenheid weer tot de kernwaarden van het welzijnswerk
Katja van Vliet aan die stelde ‘Niet de markt, de burgers of de bureaucratie
(zie ook hoofdstuk III). Veel organisaties zitten midden in deze cultuur-
maar de maatschappelijke opgaven moeten leidend zijn voor het werk
omslag. De WMO betekent voor welzijnsinstellingen daarbij een extra
van de sociale professionals.’
uitdaging om nieuwe - complexe - doelgroepen te bereiken. Dan gaat het bijvoorbeeld om cliënten uit de ondersteunende begeleiding die
Geconcludeerd kan worden dat vraagsturing eisen stelt aan de inrichting
voorheen onder de AWBZ vielen. Het bereiken en motiveren van deze
van beleidsprocessen door gemeenten, waarbij ruimte is voor de kennis
kwetsbare groepen vraagt om specifieke deskundigheid.
en kunde van professionals en burgers. Op dit moment lijkt vraagsturing
Methodieken vanuit het opbouwwerk, vindplaatsgericht werken en het
nog onvoldoende uitgewerkt op haar consequenties voor beleid en uit-
werken in netwerken en ketens worden voor alle sociale professionals
voering. Vraaggericht werken stelt daarnaast eisen aan professionals in de
steeds belangrijker.
sociale sector, zij moeten in staat zijn om de vragen van burgers daadwerkelijk leidend te laten zijn in hun werkwijze. Bij het werken aan maat-
c. Vrijwillige inzet
schappelijke opgaven moeten welzijnsprofessionals daarbij schakelen
Welzijnsorganisaties zijn in belangrijke mate afhankelijk van de inzet van
tussen individuele behoeften en het maatschappelijke belang. Dat vergt
talloze vrijwilligers. Het vrijwilligersbestand van welzijnsorganisaties is
telkens opnieuw maatwerk en de kunst om ‘het grote verhaal te verbinden
enorm, in die zin dragen welzijnsorganisaties als geen ander bij aan actief
met de alledaagse leefwereld van burgers.’
burgerschap. De grotere instellingen beschikken over een bestand van 700 tot 1000 vrijwilligers. Ook bieden welzijnsorganisaties een opleidings-
b. Outreachend werken, ketens en netwerken
plek aan talloze stagiaires. Een beleidsmedewerker: ‘Deze spin off moet
De vijf bakens die Bussemaker uitzet voor Welzijn Nieuwe Stijl zijn een
veel meer naar buiten gebracht worden. Binnen de gemeentelijke organi-
pleidooi voor outreachend werken. Outreachend werken vraagt om een
satie heeft lang niet iedereen een goed beeld van wat de welzijnsorga-
actieve en vroegtijdige benadering van burgers of zoals de staatssecretaris
nisatie doet. Er wordt heel wat afgemopperd. Dat geldt zowel voor collega’s,
stelt: ‘In Welzijn Nieuwe Stijl passen geen kantoorklerken of bureaucraten.’
wethouders als raadsleden.’
De leef- en belevingswereld van burgers dienen (weer) het vertrekpunt te vormen. Van instellingen vraagt dit om oplossingsgericht te werken, waarbij de eigen kracht van burgers en zijn omgeving worden versterkt. Hierin ligt ook de basis voor de samenwerking tussen netwerkpartners, 26 Zie ‘Erop af! 2.0- Tien kernwaarden’ HVO-Querido/ HvA, 2009 47
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Het appèl op vrijwillige inzet zal naar verwachting met de komende
en zelfsturende teams. Dat vindt niet elke uitvoerend werker even
bezuinigingen alleen maar toenemen. Van professionals vraagt dit een
gemakkelijk. Een manager: ‘Strategisch denken is bij het MT wel goed
andere rol, meer faciliterend en stimulerend en minder zelf in de uit-
ontwikkeld. We proberen daar ook de medewerkers bij te betrekken,
voering. Het spanningsveld daarbij is dat het steeds moeilijker is om
maar dat is toch vaak een breekpunt.’ Een andere manager: ‘Professionals
vrijwilligers te vinden en voor langere tijd te binden aan een organisatie.
zijn nog onvoldoende in staat om analytisch en planmatig te denken.
Bovendien verhoudt het bereiken van moeilijk bereikbare groepen zich
Dat komt ook doordat ze nog erg gewend zijn aan sturing van bovenaf
niet altijd goed met een toenemende vrijwillige inzet. Tot slot beschikken
en nog weinig zelfstandig nadenken over wat ze willen bereiken.’
veel welzijnsorganisaties over slechts zeer beperkte middelen om vrijwil-
Tegelijkertijd zien we -ook in Noord-Holland - een ontwikkeling waarbij
ligers te ondersteunen in hun taak, bijvoorbeeld door scholing, een
het steeds vaker de managers en steeds minder de uitvoerders zijn die
onkostenvergoeding of andere faciliteiten aan te bieden.
met beleidsmedewerkers van de gemeente aan tafel zitten. Een goede interne communicatie is daarom des te belangrijker, zodat managers
d. Zelforganiserend vermogen burgers versterken
vanuit de teams voeding krijgen om hun signalerende en agenderende
Een belangrijk uitgangspunt van de Wmo is dat burgers zelf verantwoor-
rol te kunnen vervullen in het gesprek met de beleidsambtenaren en
delijkheid nemen voor hun leven. De overheid fungeert daarbij als vangnet
bestuurders.
voor diegenen die daar niet toe in staat zijn.
Brede welzijnsorganisaties bieden de mogelijkheid van een integrale en
Een voorbeeld van het zelforganiserend vermogen en de rol van de
interdisciplinaire benadering. In veel welzijnsorganisaties wordt gewerkt
professional zien we in Alkmaar. De buurthuizen zijn daar enkele jaren
met een vorm van wijk- of gebiedsteams waarin verschillende disciplines
geleden verzelfstandigd met een eigen stichtingsbestuur. Verschillende
samenwerken en afstemmen. Sommige beleidsmedewerkers van ge-
wijkverenigingen maken gebruik van de buurthuizen. De opdracht aan de
meenten geven aan hierop de regie te missen. Het werken in gebieds-
sociaal-cultureel werkers van de welzijnsinstelling is om niet zelf activiteiten
teams vraagt een grote flexibiliteit van professionals, zij worden steeds
uit te voeren, maar hierin de wijkverenigingen te ondersteunen. ‘Voor ons
meer generalisten en minder vakspecialisten. Dit zie je ook terug in de
als gemeente staat het particulier initiatief voorop. Kern 8 moet prestatie-
vakopleidingen waarin programma’s voor professionals worden ontwikkeld
afspraken maken met de wijkverenigingen over hun inzet. Dat betekent
vanuit het competentiedenken. In de praktijk worden welzijnswerkers
dat zij het niet zelf voor het zeggen hebben. Zij moeten ‘slim’ onder-
steeds vaker tweedelijns professionals die een groep vrijwilligers en
steunen, onder andere door te makelen en hun contacten beschikbaar
stagiaires aansturen en begeleiden.
te stellen.’ Een kanttekening die wij hierbij willen plaatsen is dat je op deze manier het risico loopt dat bepaalde groepen zich soms het buurt-
f. Innovatief vermogen
huis toe-eigenen, waardoor andere groepen niet bereikt worden.
In de subsidiebeschikking tussen gemeenten en welzijnsorganisatie wordt vaak een percentage afgesproken, variërend van 5 tot 20 %, voor flexibele
e. Zelfsturende teams en de rol van het management
ruimte om in te kunnen spelen op de actualiteit. Zowel gemeenten als
Door de schaalvergroting van welzijnsorganisaties ontstaan andere ver-
welzijnsorganisaties kunnen daarvoor voorstellen doen. Een aantal welzijns-
houdingen tussen managers en uitvoerders. Managers komen meer op
organisaties beschikt (daarnaast) over een projectbureau ten behoeve van
afstand en uitvoerders werken in toenemende mate in interdisciplinaire
signalering en innovatie. Gemeenten, ook in ons onderzoek, uiten nogal
48
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
eens de klacht dat het welzijnswerk te weinig vernieuwend is. Tegelijkertijd
voor een al te lichtzinnig denken hierover. Te weinig profilering en een
wordt geconstateerd dat er in het land en zeker ook in Noord-Holland veel
onhandige presentatie kunnen leiden tot onbegrip en misverstanden,
creatieve ideeën en projecten ontstaan die na een succesvolle periode
soms zelfs wantrouwen, waardoor gemeenten nog meer gaan sturen of
moeten stoppen omdat er geen geld meer voor is en inbedding in reguliere
nog nadrukkelijker willen afrekenen. Daarom pleiten verschillende welzijns-
activiteiten niet is geborgd.
organisaties ook voor meer wetenschappelijk onderzoek, als steun in de
In het verlengde daarvan maken welzijnsorganisaties zich met het oog op
rug voor het welzijnswerk.
de komende bezuinigingen grote zorgen over continuering van succesvolle
Naarmate organisaties groter worden, ontwikkelen ze ook meer PR-instru-
initiatieven en projecten. Een manager van een projectbureau ‘Ik moet me
menten. Dat schiet soms in het verkeerde keelgat. Een kleine gemeente
dit jaar goed afvragen of ik bepaalde projecten wel wil beginnen. Want wat
die thans opdrachten geeft aan een grote welzijnsorganisatie: ‘Het jaarver-
doe ik als een project succesvol is en vervolgens niet in het reguliere werk
slag en het productenboek zien er heel gelikt uit, maar wij ervaren minder
kan worden opgenomen. Dan schiet ik in mijn eigen voet. Als de financiën
transparantie, de lijnen worden alleen maar langer en we hebben minder
onzeker zijn kunnen wij de lange termijn doelen niet halen’ (zie hiervoor
inzicht in wat de organisatie biedt.’ Ook vanuit andere gemeenten klinkt
ook het thema projectencarrousel in hoofdstuk III).
de roep om meer te profileren op ‘liefde voor het vak en voor de mensen’. Een gemeentelijke beleidsmedewerker: ‘Profileer je als welzijnsorganisatie
g. Profileren en presenteren
op de ondersteuning van het particulier initiatief. De welzijnsorganisatie
Het welzijnswerk lijkt zich meer dan andere sectoren ieder keer opnieuw
hoeft zich niet zozeer naar ons als wel naar hen te verantwoorden.
te moeten bewijzen. Dat komt mede voort uit de gebrekkige meetbaarheid
De belangrijkste marketingstrategie voor welzijnsorganisaties is dat ze
van resultaten en effecten van het welzijnswerk. De opbrengst van de inzet
het bij de doelgroep goed doen. Dat komt links om of rechts om altijd
van het welzijnswerk is immers moeilijk in geld uit te drukken, hoewel er
wel bij de gemeente terecht.’ Uit gesprekken met andere gemeenten
recentelijk wel pogingen worden gedaan. Daardoor moeten welzijns-
blijkt overigens dat dit niet altijd klopt met de werkelijkheid.
27
organisaties zich steeds opnieuw legitimeren. Een corporatiemedewerker: ‘Welzijnsorganisaties zijn erg kwetsbaar en afhankelijk van geldschieters.
h. Personele bezetting
Het welzijnswerk heeft meer dan gemiddeld last van de naweeën van
Welzijnsorganisaties in Noord-Holland kampen met een vergrijzing in het
incidenten. Zij moeten hun meerwaarde iedere keer opnieuw aantonen.’
personeelsbestand. Er is een grote groep medewerkers die al zeer lang
Vanuit de welzijnssector zelf wordt wisselend gedacht over de wijze van
werkt bij dezelfde organisatie. Dit is positief omdat daarmee veel ervaring
profilering, zo werd tijdens de expertmeeting geconstateerd. Een directeur
binnen de organisatie blijft. Maar daar zit ook een keerzijde aan, zo bleek
merkte op de ‘lage maatschappelijke status’ van de sector als een gegeven
tijdens de gesprekken. Niet alle medewerkers kunnen de omslag naar een
beschouwen. ‘Daar moet je niet te lang bij stil blijven staan. Welzijnswerk
meer marktgerichte en vraaggerichte benadering goed maken. Dit vraagt
komt altijd weer terug als onmisbare schakel.’ Anderen waarschuwden juist
een cultuuromslag en een ander houding en andere vaardigheden, waarvoor scholing en deskundigheidsbevordering gewenst is. Bovendien kan door bezuinigingen en reorganisaties aan jonge, nieuwe medewerkers
27 Het programma Social Return on Investment (SROI) is een poging om de maatschappelijke winst die gepaard gaat met de inzet van welzijnswerk in kaart te brengen, door te berekenen wat investeringen aan de voorkant in welzijn (preventief) bespaart aan kosten aan de achterkant in zorg (curatief)
veelal geen vaste aanstelling worden geboden. Zij vertrekken na verloop van tijd en daarmee wordt het lastiger de organisatie ‘nieuw elan’ te geven. 49
Vi Aanknopingspunten voor provinciaal beleid Tijdens de interviews en de expertmeeting van 26 januari j.l. hebben wij het
Toelichting: Volgens de respondenten moet deze relatie gebaseerd zijn
werkveld (gemeenten en welzijnsinstellingen) gevraagd hoe de provincie
op een heldere visie en op wederzijds vertrouwen en respect.
Noord-Holland bij zou kunnen dragen aan de kwaliteit van de sociale infrastructuur in Noord-Holland. Dit leverde een aantal concrete punten op
D e provincie zou gemeenten en welzijnsinstellingen kunnen stimuleren
die zich met name richten op de ondersteuning van - ontwikkeling en
om een gezamenlijke dialoog aan te gaan bij het verkennen van de
uitvoering van - welzijnsbeleid nieuwe stijl en de relatie tussen gemeenten
maatschappelijke vraagstukken in hun gebied. En in het van uit die
en welzijnsinstellingen in dat verband. De ordening is door ons aangebracht.
analyse ontwikkelen van welzijnsbeleid en welzijnsprogramma’s.
Stimuleren visieontwikkeling gemeenten en welzijnswerk
Professionalisering
De provincie zou bij kunnen dragen aan (regionale) visieontwikkeling
D e provincie zou bij kunnen dragen aan het op provinciaal niveau
en aan meer samenhang in de (regionale) sociale infrastructuur op
toerusten en professionaliseren van medewerkers van welzijnsinstel-
het gebied van welzijn. Te denken valt volgens onze respondenten
lingen ten behoeve van een meer markt- en vraaggerichte benadering
aan de volgende onderwerpen en (werk)vormen.
en een meer professionele opstelling naar de gemeente (bewustzijn,
Kennis en visievorming bij (kleine) gemeenten
profilering en presentatie). Concreet genoemde ideeën:
Scholing aan lokale bestuurders van kleine instellingen
T rainingen gericht op benodigde competenties voor Welzijn
De rol van de centrumgemeente ten opzichte van omliggende
Nieuwe Stijl
gemeenten en inzet van welzijnsorganisaties in het omliggende gebied
Korte praktijkgerichte methodiektrainingen voor uitvoerend werkers
Verheldering van begrippen als ‘vraagsturing’ en participatievraag-
I n gesprek gaan met de opleidingen voor sociale professionals over
stukken.
de aansluiting van het onderwijs op gevraagde competenties in het werkveld
De provincie zou samenhangende beleidsprogramma’s en integrale werkwijzen binnen gemeenten kunnen stimuleren. En een rol kunnen
D e provincie zou bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van een
spelen bij het tegengaan van verkokering en versnippering.
kwalitatief goed en voor de professionals werkbaar instrumentarium voor effectmeting van welzijnsbeleid.
De provincie zou visieontwikkeling van lokale politici kunnen stimuleren door de resultaten van dit onderzoek - na de gemeenteraadsverkiezingen
D e provincie zou bij kunnen dragen aan het opzetten van advisering en
- te bespreken met nieuwe raadsleden zodat zij dit kunnen meenemen
‘shared services’ van kleine instellingen. Gericht op de vernieuwing
bij het vaststellen van hun beleidskaders (tegengaan incidentenpolitiek)
van hun kernfuncties en een verbetering van hun slagvaardigheid in bedrijfsvoering.
Verbeteren relatie gemeenten en welzijnswerk De provincie zou gemeenten en welzijnsinstellingen kunnen helpen om
D e provincie zou kunnen ondersteunen bij het opzetten van een provin-
een goede - meer op samenwerking gerichte - relatie op te bouwen
ciale poule van welzijnsprofessionals die lokaal ingezet kunnen worden.
in het belang van de burger (uitvoering Wmo). 50
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Bevorderen Welzijn Nieuwe Stijl en ondersteuning kennisdeling
D e provincie zou provinciale kennisplatforms en lerende netwerken
Er bestaat bij onze respondenten een grote behoefte aan het ontwikkelen,
kunnen faciliteren waar gemeenten en instellingen hun informatie en
het delen en het toetsen van kennis en ervaring met betrekking tot Welzijn
inzicht ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen vergroten en op basis
Nieuwe Stijl.
daarvan tot afgewogen keuzes kunnen komen voor hun eigen situatie. Toelichting: Tijdens het onderzoek werden al de volgende gespreks-
De provincie zou diverse succesvolle aanpakken in het welzijnswerk
onderwerpen voor kennisdeling genoemd:
in Noord-Holland ten aanzien van Welzijn Nieuwe Stijl kunnen (laten)
Hoe ga je als gemeente om met spanningsveld tussen individuele
inventariseren, beschrijven en verspreiden.
vraagsturing en collectieve vraagstukken? Hoe gaan gemeenten om met marktwerking en het beoordelen
De provincie zou experimenten Welzijnswerk Nieuwe Stijl kunnen sti-
van verschillende aanbieders?
muleren en ondersteunen. Kweekvijvers en proeftuinen, die zowel de
Hoe kom je tot een integrale kostprijsberekening, hoe formuleer je
denkkracht als de daadkracht stimuleren (combinatie van denktanks en
prestatie-eenheden en wat neem je daar wel en niet in op? (voor-
turboteams) en waarin impulsen van landelijke en provinciale over-
beelden)
heid gelijk op lopen. (Bijvoorbeeld op het gebied van vraagsturing of
Doorrekenen wat welzijnsuitgaven (preventie) opleveren aan kosten-
op de toepassing van het ontwerp Eigen Kracht en de uitwisseling
besparing in de uitgaven op zorg en curatieve maatregelen (SROI:
van good practices).
Social Return on Investment) Hoe ga je om met gebruik en beheer van accommodaties door welzijnsorganisaties.
51
52
VII Aanbevelingen Het onderzoek ‘Welzijn Nieuwe Stijl in Noord-Holland’ is een verkennend
Aanbeveling 2
onderzoek met een brede vraagstelling. Het onderzoek moet handrei-
Werk als gemeente en welzijnsinstelling met elkaar samen op
kingen bieden voor provinciaal sociaal beleid en dienstbaar zijn aan de
basis van partnerschap, dat gekenmerkt wordt door een profes-
uitvoering van het welzijnsbeleid door gemeenten en welzijnsinstellingen.
sionele invulling van het opdrachtgeverschap en een actieve en
De lokale context bepaalt in belangrijke mate hoe het welzijnsbeleid en
professionele aanpak van het opdrachtnemerschap.
de uitvoering daarvan gestalte krijgt. Toch willen wij - op basis van dit onderzoek - enkele aanbevelingen en overwegingen meegeven. Wij maken daarbij onderscheid tussen aanbevelingen aan de lokale
Gemeenten en welzijnsinstellingen zijn partners in het aanpakken van
praktijk en aanbevelingen voor provinciaal sociaal beleid.
maatschappelijke vraagstukken, maar hebben daarbij beiden hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Leidraad voor zowel opdrachtgever als opdracht-
1. Aanbevelingen voor de lokale praktijk
nemer in dit partnerschap zou moeten zijn: Richting, Ruimte en Rekenschap.
a. Aanbevelingen aan gemeenten en welzijnsinstellingen
Van de gemeente als professioneel opdrachtgever vraagt dit om richting te geven door het ontwikkelen van een samenhangende en overkoepelende
Aanbeveling 1
visie op welzijnsbeleid. Ruimte betekent dat de opdrachtgever ruimte geeft
Werk als gemeente en welzijnsinstelling samen aan maatschap-
aan de professionele kennis en kunde van de welzijnsprofessional.
pelijke vraagstukken vanuit een beleidsdialoog en een gedeelde
Rekenschap houdt in dat de gemeente als opdrachtgever heldere afspraken
probleemanalyse.
moet maken met de opdrachtnemer over de wijze waarop verantwoording over resultaten plaatsvindt. Van de welzijnsinstelling als professionele opdrachtnemer wordt een
Door in een vroegtijdig stadium de beleidsdialoog te organiseren ontstaat
ondernemende en proactieve opstelling in dit partnerschap verwacht.
meer commitment en draagvlak met betrekking tot de maatschappelijke
Dit betekent dat de opdrachtnemer zelf ook vraagstukken agendeert en hier
vraagstukken die aangepakt dienen te worden. Een gezamenlijke analyse
een eigen visie op ontwikkelt (richting). Daarbij zal de welzijnsinstelling
moet daarbij het fundament vormen voor het ontwikkelen van welzijns-
aan de ene kant professionele handelingsruimte moeten claimen als het
beleid en welzijnsprogramma’s.
gaat om de methodische aanpak (ruimte), maar tegelijkertijd de bereidheid
Door te starten vanuit de beleidsdialoog is het beter mogelijk om sturing
en kunde moeten tonen om verantwoording af te leggen over resultaten
op inhoud en sturing op resultaat met elkaar te verbinden, waardoor de
en in staat moeten zijn om de bedrijfsvoering hierop in te richten
prestaties van welzijnsorganisaties minder losgezongen raken van de
(rekenschap).
maatschappelijke vraagstukken die men wil oplossen. Een beleidsdialoog kan er tevens aan bijdragen dat ‘vraagsturing’ vanuit gemeenten en de ‘vraaggerichtheid’ van welzijnsinstellingen verbinding met elkaar krijgen en met elkaar in evenwicht zijn.
53
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Aanbeveling 3
b. Aanbevelingen aan gemeenten
Werk vanuit de interactie tussen gemeente en welzijnsorganisatie aan een helder en eenduidig begrippenkader dat zich laat vertalen
Aanbeveling 5
in prestatie-eenheden en meetinstrumenten. Wees als gemeente
Zorg als gemeente voor een samenhangend en overkoepelend
helder in wat je wilt bereiken en weten. Wees als welzijnsinstelling
beleidskader dat getuigt van visie en dat richting geeft aan de
helder in wat je kunt waarmaken. Dat voorkomt dat verschillen in
professionele inzet van welzijnsorganisaties.
interpretaties en wensen het registratiesysteem ontoereikend maken. Het is van belang om de verschillende deelterreinen die samen deel In de veranderende subsidierelaties is het opzetten van een bedrijfsvoe-
uitmaken van het beleidsprogramma Welzijn te voorzien van een over-
ring die tegemoet komt aan de nieuwe eisen van gemeenten een geza-
koepelende visie en te verbinden aan meerjarige maatschappelijke doe-
menlijke verantwoordelijkheid en een gedeeld belang van gemeente en
len. Daarbij zullen op politiek-bestuurlijk niveau duidelijke prioriteiten
welzijnsinstelling. Het welslagen van een goed registratie- en meetin-
gesteld en keuzes gemaakt moeten. Om tot deze keuzes te komen is
strument is in belangrijke mate afhankelijk van de overeenstemming die
het raadzaam om de welzijnsinstellingen bij de ontwikkeling van beleid
zij hierover weten te bereiken. Zet hiervoor zo nodig een extern proces-
in een vroegtijdig stadium te betrekken en meer inhoudelijke inbreng te
begeleider in.
laten hebben dan nu vaak het geval is. Een beleidsdialoog kan er aan bijdragen dat beleid en uitvoering beter op elkaar aansluiten.
Aanbeveling 4 Investeer in de onderlinge communicatie en in goede werkrelaties,
Aanbeveling 6
vanuit respect voor de eigen rollen en verantwoordelijkheden van
Streef als gemeente naar subsidierelaties op basis van meerjarige
gemeenten en welzijnsinstellingen. Alleen dan kan er synergie
afspraken. Hierdoor is continu誰teit beter geborgd en kan beter
ontstaat tussen beleid en uitvoering, waarbij de vragen van burgers
gewerkt worden aan langere termijn doelen en maatschappelijke
een vertaalslag krijgen naar achterliggende maatschappelijke
effecten.
vraagstukken. Meerjarige subsidierelaties geven rust en ruimte om met elkaar te werEen relatie die gebaseerd is op (institutioneel) wantrouwen draagt niet
ken aan een perspectief voor de langere termijn en behalve op presta-
bij aan het in gezamenlijkheid oplossen van maatschappelijke vraagstuk-
ties ook meer dan nu te koersen op gewenste effecten. Meerjarige sub-
ken. Zorg voor een open houding en transparantie in de communicatie,
sidieafspraken kunnen tevens bijdragen aan het voorkomen van de
waarbij niet de vooroordelen of machtsverhoudingen de toon bepalen
projectencarrousel waarbij iedere keer opnieuw het wiel wordt uitgevon-
maar waarin het mogelijk is om van elkaar te leren en elkaar van feed-
den, terwijl goede initiatieven onvoldoende geborgd worden.
back te voorzien.
54
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
c. Aanbevelingen aan het welzijnswerk
Aanbeveling 9 Profileer je als zelfbewuste en ondernemende welzijnsorganisatie
Aanbeveling 7
met een eigen visie op maatschappelijke vraagstukken, pak daarbij
Zorg binnen de welzijnsorganisatie voor voldoende communicatie
een agenderende rol en maak zo nodig keuzes.
tussen management en werkvloer. Zorg dat de werkvloer zich gefaciliteerd weet door het management en zorg als uitvoerend professional dat het management gevoed wordt om het gesprek
Welzijnsorganisaties zijn uitvoerder van gemeentelijk beleid, maar kunnen
met de gemeente en andere opdrachtgevers te kunnen voeren.
daar binnen - meer dan nu het geval is - een eigenstandige en standvastige rol opeisen. Dat voorkomt dat ze al te gemakkelijk speelbal worden van de lokale politiek en een grillig gemeentelijk beleid. Welzijnsorganisaties
Feeling met de werkvloer blijft essentieel om te weten wat er speelt en
hebben daarbij een eigen verantwoordelijkheid om keuzes te maken binnen
om de rol van maatschappelijk ondernemer goed te kunnen vertolken.
de door de gemeenteraad vastgestelde financiĂŤle en beleidsmatige kaders.
Doordat de managers binnen grote brede welzijnsorganisaties meer op
Het is niet aan de gemeenteraad om zich in de uitvoering te mengen.
afstand komen van de uitvoering komt dit onder druk te staan. Voorkom dat de bedrijfsvoering en verantwoordingsdruk de maatschappelijke opdracht van het welzijnswerk overschaduwen. Aanbeveling 8 Investeer als welzijnsorganisatie in vormen van deskundigheidsbevordering en intervisie voor zowel professionals als vrijwilligers die aansluiten bij de eisen van Welzijn Nieuwe Stijl. Leg dit vast in een jaarlijks percentage aan scholingsbudget.
Welzijn Nieuwe Stijl vraagt deels om nieuwe vaardigheden en competenties. CreĂŤer een veilige omgeving waarin nieuwe competenties ontwikkeld kunnen worden en waarin men kan leren van elkaar. Daarbij is het niet alleen belangrijk faciliteiten te bieden aan professionals, maar zeker ook aan vrijwilligers.
55
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
2. Aanbevelingen voor de provincie Noord-Holland
Bij het verbinden van kennis en kunde gaat het om tweerichtingsverkeer. Enerzijds gaat het er om dat datgene wat lokaal ontwikkeld is beschikbaar
Hiervoor hebben we geschetst voor welke opgaven en uitdagingen
komt voor andere gemeenten en instellingen en zodoende bij kan dragen
gemeenten en welzijnsinstellingen zich gesteld zien in het licht van Wel-
aan lokaal, regionaal en provinciaal beleid (en zo mogelijk ook landelijk
zijn Nieuwe Stijl binnen de Wmo. Hoe zou de provincie Noord-Holland
beleid). Tegelijkertijd kan datgene wat landelijk ontwikkeld wordt aan beleid
hen hierin kunnen ondersteunen?
en instrumentarium middels de provincie als intermediaire bestuurslaag beter landen op het lokale of regionale niveau.
Wmo en provinciaal beleid De Wmo heeft als doel een wettelijk kader te scheppen dat iedereen in
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voert een actief
staat stelt volwaardig deel te nemen aan de samenleving. De provincies
beleid voor de implementatie van de Wmo en daarbinnen van Welzijn
hebben binnen de Wmo de wettelijke taak om steunfunctiebeleid te voeren
Nieuwe Stijl. De ervaring leert echter dat in veel gemeenten in Noord-Hol-
voor de ondersteuning van eerstelijns welzijnsinstellingen en gemeenten
land - zeker de kleinere gemeenten met een beperkte ambtelijke capaciteit
(artikel 13 Wmo) . De uitvoering van de Wmo is in eerste instantie een
en een gebrekkige sociale infrastructuur - datgene wat op landelijk niveau
gemeentelijke opdracht. De provincie kan een belangrijke toegevoegde
ontwikkeld is vaak nauwelijks zijn weg vindt naar de lokale praktijk.
waarde hebben bij het makelen en schakelen van informatie, innovatie
Specifiek aandachtspunt daarbij is de rol van centrumgemeenten en
en instrumentarium van het landelijke naar het lokale niveau.
brede welzijnsinstellingen ten aanzien van het omliggende gebied.
28
Aanbeveling 1
Aanbeveling 2
De provincie Noord-Holland kan als intermediaire bestuurslaag een
Voor de provincie Noord-Holland ligt er een uitdaging om het
belangrijk scharnierpunt vormen bij het over en weer verbinden
gedachtegoed van het Nationale programma Welzijn Nieuw Stijl van
van landelijk Wmo-beleid en lokale praktijk. Het gaat dan allereerst
het ministerie van VWS te vertalen naar de Noord-Hollandse context.
om het verknopen en makelen van kennis en kunde, opdat de centrale doelstelling van de Wmo, de volwaardige deelname van burgers aan de Noord-Hollandse samenleving, wordt gerealiseerd.
Welzijn Nieuwe Stijl vraagt om een kanteling in perspectief, waarbij burgers op de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid nemen voor het eigen welzijn en welbevinden. Dat betekent dat zij niet langer als consument maar als coproducent van zorg en welzijn worden aangesproken. Het welzijnswerk en het lokale Wmo-beleid zijn instrumenten om dit proces te faciliteren.29 Deze kanteling in perspectief betekent niet alleen voor de burger een
28 S inds een aantal jaren ondersteunt PRIMO nh in opdracht van de provincie Noord-Holland gemeenten bij de beleidsontwikkeling en implementatie van de WMO (o.a. WMO werkplaatsen). Daarnaast faciliteert PRIMO nh welzijns- en vrijwilligersorganisaties bij de uitvoering van haar taken, o.a. door ondersteuning van WMO adviesraden, trainingen WMO Vakmanschap en de debatten over de WMO. Vanuit haar kennisfunctie beheert en faciliteert PRIMO nh de provinciale WMO kennisbank 29 Zie Welzijn verbinden en versterken, CMOnet 14 december 2009 56
andere rol, maar ook voor de professionals, de welzijnsorganisaties en de overheid. Het gaat om nieuwe verantwoordelijkheden en rollen voor gemeenten en instellingen, om nieuwe posities van instellingen en om nieuwe taakopvattingen voor professionals.
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Uit dit onderzoek blijkt dat gemeenten en instellingen op lokaal niveau
Een tweede zorgpunt dat staatssecretaris Bussemaker noemde tijdens
niet altijd goed toegerust zijn om in gezamenlijkheid invulling te geven
het Wmo-congres betrof de kwaliteit van het welzijnswerk. In het in
aan de eisen van Welzijn Nieuwe Stijl.
Noord-Holland uitgevoerde onderzoek blijkt dat Welzijn Nieuwe Stijl om nieuwe competenties vraagt van professionals en om investeringen
Aanbeveling 3
door zowel welzijnsorganisaties als gemeenten.
Stimuleer als provinciale overheid dat gemeenten en welzijnsinstellingen in Noord-Holland vanuit een professionele relatie werken
Aanbeveling 4
aan maatschappelijke opgaven. De provincie Noord-Holland kan
Investeer als provinciale overheid in een stevige sociale infrastructuur
daarbij op bovenlokaal niveau de beleidsdialoog en visieontwikkeling
in de provincie Noord-Holland met competente professionals
stimuleren met betrekking tot Welzijn Nieuwe Stijl.
die zich gesteund weten door kwalitatief en financieel gezonde organisaties.
Met deze aanbeveling sluiten we aan op ĂŠĂŠn van de zorgpunten die staatssecretaris Bussemaker noemde op het Wmo-congres in september
De provincie is gebaat bij een kwalitatief goede sociale infrastructuur in
2009. Daarin gaf ze aan zich grote zorgen te maken over de relatie tussen
Noord-Holland die ten goede komt aan de participatie van burgers aan
gemeenten en welzijnsinstellingen.
de Noord-Hollandse samenleving. Bij het professionaliseren van de sociale
Haar zorg wordt ondersteund door de conclusies uit het onderzoek Welzijn
infrastructuur in Noord-Holland kunnen de vijf bakens van Welzijn Nieuwe
Nieuwe Stijl in Noord-Holland, waaruit blijkt dat zowel welzijnsinstellingen
Stijl als leidraad fungeren. Voor een meer concrete invulling van deze
als gemeenten nog sterk zoekende zijn naar de juiste verhoudingen.
aanbeveling verwijzen we tot slot naar het vorige hoofdstuk waarin
Lokale verhoudingen blokkeren soms het partnerschap dat nodig is om
de respondenten concrete aanknopingspunten voor provinciaal sociaal
van Welzijn Nieuwe Stijl een succes te maken. Interventies en initiatieven
beleid hebben genoemd.
op regionaal en/of provinciaal niveau kunnen in belangrijke mate een stimulans betekenen voor de lokale dialoog tussen gemeenten en welzijnsinstellingen. De provinciale overheid kan hierbij soms indirect als breekijzer fungeren voor vastgeroeste lokale verhoudingen. De provincie zou tevens nader onderzoek kunnen laten doen naar de specifieke vragen die er per regio spelen met betrekking tot het professionaliseren van de relatie.
57
Literatuur 1. Achterhuis, Hans, De markt van Welzijn en Geluk, Baarn-Ambo, 1980
12. Hortulanus, Roelof (redactie): Beschouwingen over de sociale sector. Reeks: ‘Het sociaal debat’ in opdracht van VWS. Met artikelen van o.a.
2. CMO-net, Welzijn verbinden en versterken, december 2009
Roelof Hortulanus, Radboud Engbersen Jan Willem Duyvendak. Elsevier 2003
3. De Boer, Nico cs: Lezing conferentie Beroepsontwikkeling. NIZW-Hogeschool Utrecht 2005
13. Hortulanus, Roelof (redactie): Ontmoeting, ontspanning en ontplooiing. Reeks: Het sociaal debat. Reeks: ‘Het sociaal debat’ in
4. Davelaar, Maarten en Veldboer, Lex: Goud in de buurt. Verwey-Jonker Instituut 2008 5. Diepenmaat, Els (red) Buurten in Noord-Holland, wijkgericht werken: opbrengst en perspectief, december 2006 6. Duyvendak Jan Willem: Hans Achterhuis na dertig jaar herlezen. Tijdschrift Sociale Sector (sept. 2009) 7. De Greef, Maurice: Leren voor leven: een eigen plek in het dagelijks leven. Spectrum 2009 8. De Primo, themanummer over welzijnswerk nav. de conferentie ‘Bruggenbouwers van de buurt’ in mei 2005 (PRIMO nh) 9. Engbersen, Radboud: ‘Renovatio perpetua’, (Dis)continuïteit in sociaal beleid’ in de reeks Het sociaal Debat, onder redactie van
opdracht van VWS. Met artikelen van o.a. Roelof Hortulanus, Radboud Engbersenen Ard Sprinkhuizen en Vincent de Waal. Elsevier 2003 14. Kei Kenniscentrum stedelijke vernieuwing en G27: Sociaal en fysiek verbonden, het geheim van het hoe, 2009 15. Ministerie van VWS, Nationaal Programma Welzijn Nieuwe Stijl ‘de kracht van verbinden’, power point presentatie 2010 16. Marlet, Gerard: De baat op straat. Onderzoek Atlas voor gemeenten, Groningen 2008 17. Molenaar, Erna: Dynamiek in de wijk. De kracht van frontlijnsturing in het wijkgericht werken. PRIMO nh 2008 18. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling: De wijk nemen. RMO rapport 2009
Roelof Hortulanus. Elsevier 2003 19. Räkers, Mark en Huber, Max A. Manifest Eropaf! 2.0, tien kernwaarden, 10. Giltay Veth, Daniël: Het rendement van zalmgedrag;
HVO-Querido/ Hogeschool van Amsterdam, 2009
de projectencarrousel ontleed. Nicis, dec. 2009 20. Rekenkamercommissie Den Helder, Op weg naar een beter 11. Holman, Bert: Met de Wmo gaat het verrassend goed.
subsidiebeleid, september 2009
Interview tijdschrift Zorg & Welzijn, juni 2009 21. Rekenkamercommissie Haarlem, Radeloos, Reddeloos, Radius, april 2008 58
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
22. Rekenkamercommissie Haarlem, Waar voor je gemeenschapsgeld, maart 2009
Daarnaast zijn een groot aantal websites, jaarplannen en beleidsdocumenten van welzijnsinstellingen in Noord-Holland geraadpleegd.
23. Spierts, Marcel: Balanceren en stimuleren. Lemma-NIZW 1994 24. Stade-advies: Het BCF-boek Utrecht, 2006 25. Tonkens, Evelien: Mondige burgers, getemde professionals, marktwerking, vraagsturen en professionaliteit in de publieke sector. NIZW 2003 26. Van der Lans, Jos: Canon Sociaal Werk. www.canonsociaalwerk.nl (2009) 27. Van der Lans, Jos: Ontregelen, de herovering van de werkvloer. Augustus (2008) 28. Van Vliet, Katja e.a. Toekomstverkenning beroepenstructuur zorg en welzijn, Verwey-Jonker Instituut (2004) 29. Van Vliet, Katja: Nieuwe eisen aan sociale professionals, Verwey-Jonker Instituut (juli 2009) 30. Vlaar, Paul e.a.: Klaar voor de toekomst, een nieuwe beroepenstructuur voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening. NIZW (2006) 31. Verslag Wmo-congres, september 2009 32. VROMraad: Stad en stijging, 54e advies (2006) 33. Winsemius, Pieter cs: Vertrouwen in de buurt. WRR-rapport (2005)
59
bijlage i Gesprekspartners interviews Welzijnsorganisaties:
Deelnemers expertmeeting M evr. M. Huijser, Casca Heemstede, manager
Netwerk: Anky Weiland (directeur)
M evr. E.de Back, Clup Welzijn, directeur
Meerwaarde: Annette Aukema (manager) en Ben Veltman (beleids-
D hr. W. Burger, Clup Welzijn, stafmedewerker
adviseur)
M evr. P. van den Berge, gemeente Hoorn, senior beleidsmedwewerker
Versa Welzijn: Herman Waagmeester (directeur)
M evr. P. Filius, gemeente Huizen, beleidsambtenaar
Kern 8: Tilly Kersten en Monique van de Heide (managers)
D hr. W. van Wetten,gemeente Purmerend, hoofd afdeling Zorg
De Wering: Erna Molenaar (manager)
D hr. P. Janssen, gemeente Purmerend, adviseur Maatschappelijke
Welschap: Fred Schoots (stafmedewerker)
Ontwikkeling
SWO Langedijk: Peter Meijer (interim directeur)
M evr. A. Bonnes, gemeente Purmerend, wijkcoĂśrdinator M evr. S. Langeberg, gemeente Purmerend, beleidsmedewerker
Gemeenten:
M evr. A. Kranstauber, SCWO Wormer, teamleider
Alkmaar: Jan Holman (projectleider Wmo)
M evr. V. de Kwant, St. Haarlem Effect, directeur
Hoorn: Paulien van den Berge (senior beleidsmedewerker Welzijn)
D hr T. Tax, St. Welzijn Diemen, directeur
Haarlemmermeer: Marianne Strootmann (afdelingsmanager)
M evr. A. Aukema, St. Meerwaarde, manager
Hilversum: Mieke Hegge (interim manager OCW) en Erik Bres (be-
D hr. B. Veltman, St. Meerwaarde, beleidsadviseur
leidsmedewerker Onderwijs en Welzijn)
D hr. C. van Tuijl, provincie Noord-Holland, beleidsmedewerker Jeugd,
Huizen: Petra Filius en Rik Post (beleidsmedewerkers Welzijn)
Zorg en Welzijn D hr. T. de Wit, provincie Noord-Holland, strategisch adviseur Jeugd,
Woningcorporaties
Zorg en Welzijn
Woonwaard: Cornel de Koster (manager)
M evr. E. Diepenmaat, PRIMO nh, adviseur
PrĂŠ Wonen: Joke Vink (wijkconsulent)
M evr. H. van Netten, PRIMO nh, adviseur M evr. L. Smaal, PRIMO nh, adviseur
60
bijlage ii Acht bakens als richtinggevend kader voor Welzijn Nieuwe Stijl
Integraal werken U itvoering richt zich op integrale, samenhangende aanpak van
Vraaggericht werken
probleem van de burger
De vraag van de burger staat centraal, niet het aanbod van professional
U itvoerende organisaties werken samen aan gezamenlijke
of organisatie
probleemoplossing
Burger en professional werken samen aan vraagverheldering en
G emeenten maken in hun beleid en uitbesteding samenhangende
zoeken samen uit wat de kern is van de vraag
aanpak mogelijk
Niet alleen individuele vragen maar ook collectief Het ‘keukentafelgesprek’
Resultaatgericht W elk probleem los je op? Gemeenten formuleren opdrachten in
Direct er op af Niet alle burgers stellen hun vraag, wellicht wel een behoefte.
termen van prestatie en zo mogelijk van resultaat, ook rekenen zij af op basis van prestaties/resultaten
Professionals benaderen actief die burgers die geen ondersteuning willen of niet weten hoe ze die moeten organiseren
Ruimte professional P rofessionals beschikken over de juiste kennis en vaardigheden
Eigen kracht burger
(w.o outreachend werken)
Uitgangspunt zijn de eigen mogelijkheden van de burger
P rofessionals zijn ondernemend
Ondersteuning loopt op van licht naar zwaar: faciliteren, ondersteunen,
P rofessionals krijgen ruimte, hun competenties zijn richtinggevend
interveniëren, beschermen
voor de uitvoering
Eerst mogelijkheden van informele zorg gebruiken, dan pas formele zorg door professionals inzetten
Uit: Nationaal Programma Welzijn Nieuwe Stijl ‘de kracht van verbinden’, powerpoint presentatie van het Ministerie van VWS (2010)
Collectief vs individueel Eerst mogelijkheden van collectieve welzijnsarrangementen inzetten, dan pas individuele voorzieningen Informele zorg vs formele zorg Verbeteren samenwerking tussen informele en formele zorg
61
bijlage iii De Wmo-ladder
Autonmie / afhankelijk
Wmo-ladder
1
Invididuele bestaan
Metafoor
M OTO R B LO K 2
zelforganisatie - civil society
3
Ondersteunen - faciliteren
4
Verbinden - organiseren
5
Ontwikkelen - trainen - coachen
6
Intervenieren - zorgen - helpen
M o t
S ta r tmoto r
o r
Uit: Van der Lans (2007b) Van der Lans betoogt dat welzijnsorganisaties zich vooral moeten ontwikkelen als dragende organisaties van, zoals hij het noemt, de startmotortreden van de Wmo-ladder. Dat betekent concreet dat zij hun functies en activiteiten in toenemende mate definiĂŤren in termen van ondersteuning en faciliteren, verbinden en organiseren en trainen en coachen. Uit: Professionalisering Opbouwwerk Rotterdam, voorstellen voor kwaliteitsverbetering, K. van Vliet en N. Boonstra, Verwey Jonker Instituut, mei 2008 (p.23)
62
w e g e nwa c ht g a r a g e
bijlage iv Welzijn, een sector van fricties en dilemma’s
c ontextgebondenheid van het werk (verschillende situaties, verschillende klantgroepen)
Artikel ten behoeve van de expertmeeting op 26 januari 2010
g rote verschillen in omvang en capaciteit (verschillende achtergrond,
Over het slechte imago van de welzijnssector en over de voortdurende
geschiedenis)
legitimatienoodzaak is al veel geschreven. In bijna elk boek en elk artikel
p ersoonsgebonden invulling van het werk (werker als instrument)
komt het terug. Ook in de vele voor en vanuit de sector georganiseerde
b uurthuizen met en zonder professionals (naar buiten toe geen
conferenties gaat het sinds Achterhuis (1979) bijna voortdurend over
onderscheid in naam)
dit probleem, tot en met het welzijnsdebat 2009.
v erschillende beleidsimpulsen (en budgetten) van de lokale overheid
Wat zijn daarvan de oorzaken? De verschillende deskundigen die in de
(geen kengetallen)
loop van de jaren geprobeerd hebben om dit probleem te analyseren
p rojectgestuurde financiering (steeds variërend in thema en weer
en noemen in dit verband een aantal knelpunten die steeds weer terug
opnieuw startend).
keren. Deze zijn slechts ten dele te wijten aan de sector zelf, maar wordt hen wel aangerekend. Ze komen voor een groot deel voort uit de
Verschillen die dus de kracht zijn van het welzijnswerk, maar tegelijkertijd
extra gevoeligheid van ‘welzijn’ voor maatschappelijke ontwikkelingen.
ook haar zwakte. Het maakt het werk weliswaar uniek, maar een goede
En uit de voortdurende afhankelijkheid van de sector van politieke
branchevergelijking bijna onmogelijk. Een dilemma waar overheid en
hypes en bestuurlijke wisselvalligheid.
welzijnssector allebei last van hebben. Pogingen van beide kanten om tot meer eenduidigheid in doelen en functies te komen zijn niet gelukt.
Om aan te geven dat de knelpunten van het welzijnswerk niet simpelweg
Ook is men er niet in geslaagd om algemeen geaccepteerde - en wet-
zijn op te lossen met een oorzaak-gevolg redenatie en dat de bestuurlijke
telijk vastgelegde - kengetallen te formuleren.30
overheid en maatschappelijke partners deel uit maken van de complexiteit van het systeem, spreken wij hier over ‘fricties en dilemma’s van welzijn’.
b. Lage maatschappelijke status
Ze zijn te herleiden tot drie categorieën.
De geschiedenis overziend kan worden geconcludeerd dat het welzijnswerk sinds de jaren 70-80 last heeft van een legitimatieprobleem. En anno
A. Maatschappelijke positie van breed welzijnswerk (a,b,c)
2010 wordt - ondanks alle aandacht voor sociaal investeren in de wijk
B. Relatie lokaal welzijnswerk en overheid (d,e,f)
- het welzijnswerk nog steeds laag gewaardeerd. Dat is niet alleen te wijten
C. Professionaliteit en kwaliteit van het welzijnswerk (g,h,i)
aan het boek van Achterhuis en de tot bijna op een nulpunt gedaalde
A. MAATSCHAPPELIJK POSITIE BREED WELZIJNSWERK a. Verschillende verschijningsvormen Welzijnswerk ziet er in iedere stad en of dorp anders uit. Deze verschillen zijn inherent aan het werk en worden veroorzaakt door eigenschappen die men ervan verlangt. We hebben het dan over de
30 D e kengetallen die af en toe naar voren worden gebracht (artikel Engbersen in ‘Het sociaal debat’) zijn gebaseerd op de omvang van het werk in de stadswijken van de vier grote en een aantal al oudere steden. Daar heeft het werk vanuit de historie een omvang waaraan een gemiddelde jaren ’60 wijk in een groeistad laat staan een vinexlocatie bij lange na niet aan voldoet. In deze ‘nieuwe steden’ is het uitvoerend werk vaak volledig in handen van een door een professional aangestuurd corps van vrijwilligers. Deze vergelijking in aantallen en budgetten wordt in het politieke debat echter bijna nooit gemaakt. Dus als wethouders van steden en dorpen met elkaar spreken over ‘hun welzijnswerk’ hebben ze het zonder dat ze het weten over ‘onvergelijkbare grootheden’. (HvN) 63
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
prestige van professionals. En ook niet alleen aan de organisatie en
voor de projectmatige aanpak, waarbij ‘SMART-geformuleerde resultaten
werkwijze van de welzijnsorganisaties. Dat heeft ook te maken met de
moeten worden behaald binnen een van tevoren bepaalde tijd’. Maar in
breedte en onduidelijkheid van het begrip welzijn en met de steeds
de praktijk blijkt dit onvoldoende om het werkelijk effect aan te tonen van
veranderende invulling ervan, afhankelijk van nieuwe maatschappelijke
de inspanningen op sociaal gebied. En ook om met bewoners - ‘betekenis-
ontwikkelingen en van voortdurend wisselende politieke en professionele
volle relaties’33 op te bouwen om duurzame veranderingsprocessen in
ambities. Ook de lage sociale positie van het merendeel van de klanten
gang te zetten.
zorgt voor een lagere status van het werk.
Dat heeft te maken met diverse factoren, zowel van in de sector als
Om die reden blijkt het ook voor de politiek en voor andere maatschappe-
daar buiten, vanuit wetenschap, samenleving en overheid. Maar het
lijke ondernemers niet eenvoudig om het nut van welzijnsbeleid aan te
heeft ook alles te maken met de soort werk. Welzijnswerk levert geen
tonen, zoals dat bijvoorbeeld wel onomstotelijk vaststaat voor gezond-
tastbare producten, maar is - volgens Nico de Boer34 - ‘dienstverlener van
heidszorg, onderwijs - en veiligheidsbeleid. We zien dit ook terug in
activiteiten die in wederkerigheid met de betrokkenen worden ontwikkeld’.
de politiek (portefeuilleverdeling wethouders) en in lagere status van
De Boer spreekt in dit verband over ‘politiek normerende projecten’.
31
beleidsmedewerkers welzijn in vergelijking tot hun collega’s van andere afdelingen (zie citaat).
Mede door de contextgebondenheid van het werk en de persoonsgebonden inzet van de werkers is het niet eenvoudig om de output en de
‘Welzijnsspecialisten in de Tweede Kamer verdwenen naar de achterste
outcome van deze inspanningen te meten, laat staan die te vergelijken met
banken en wethouders van Welzijn wisten niet hoe snel ze hun portefeuille
andere situaties. Dat ontslaat de sector echter niet van deze verantwoor-
aan nieuwelingen moesten overdoen. Die mochten er op oefenen en
delijkheid, maar vraagt om het ontwikkelen van geheel eigen methoden
uitglijden. Zelden is in zo’n korte periode, van 1978 tot 1983 met een
van tellen, vertellen en vergelijken van het maatschappelijk effect.
nasleep tot in het heden, de reputatie van een complete sector ten onder gegaan.’32
B. RELATIE LOKAAL WELZIJNSWERK EN DE OVERHEID
c. Moeilijk meetbaar maatschappelijk effect
d. Wisselvallig overheidsbeleid
De in de jaren ’90 in gang gezette ‘effectmeting vanuit overheid en ma-
Welzijn kent als geen andere sector zoveel wisselvalligheden in het over-
nagement op grond van te voren gestelde doelen’ heeft een belangrijke
heidsbeleid en zoveel aarzelingen ook om tot (landelijke) wetgeving te
bijdrage geleverd aan het concreter maken van het werk. Hetzelfde geldt
komen (zie overzicht in hoofdstuk I). De decentralisatie van taken in de jaren ’80 van het landelijke naar het lokale beleid heeft dat bepaald niet verbeterd. ‘Welzijn’ is alleen nog maar meer afhankelijk geworden van
31 R apport ‘De baat op straat’, Gerard Marlet, Atlas voor gemeenten, Groningen 2008 32 Beck en de Jong,1990: Lessen voor sociale vernieuwing. Is er toekomst voor welzijn? Geciteerd in ‘Beschouwingen over de sociale sector’: in artikel ‘Renovatio perpetua’ van Radboud Engbersen. 33 Jos van der Lans, ‘Ontregelen, De herverovering van de werkvloer.’ (2008) 34 Nico de Boer cs., Lezing conferentie Beroepsontwikkeling, NIZW-Hogeschool Utrecht (febr. 2005)
64
elkaar snel opvolgende politiek-maatschappelijke hypes. Bovendien wordt welzijnsbeleid niet zoals het beleid van de hardere sectoren gepland voor een lange termijn met de daarbij behorende duurzame investering. Welzijnsbeleid wisselt elke vier jaar van prioriteiten en ieder jaar opnieuw moeten de (bijgestelde) plannen weer worden ingediend. Mede daardoor
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
is de sector een dankbaar object van gemeentelijke bezuiniging. In de
kunnen opereren samen met en ten behoeve van bewoners. Soms tegen
afgelopen 40 jaar zijn die dan ook schering en inslag. Creatief gebruik van
overheidsmaatregelen of maatschappelijke wetmatigheden in. Maar dat
de projectencarrousel en van tijdelijke regelingen wordt door de overheid
tegelijkertijd in alle doen en laten steeds meer afhankelijk is geworden
enerzijds gestimuleerd, maar uiteindelijk ook vaak weer afgestraft.
van de subsidies van diezelfde overheid en van de - steeds meer gede-
Met de komst van de Wmo heeft het lokale bestuur de mogelijkheid om
tailleerde - sturings- en verantwoordingsmechanismen. In veel lokale
sterker dan voorheen de lijnen uit te zetten. Maar volgens staatssecretaris
situaties komen de vertegenwoordigers van ‘beide partijen’ er redelijk
Bussemaker gebeurt dat nog veel te weinig. Haar oproep tijdens het
goed uit. Vaak ook afhankelijk van goede - soms toevallige - contacten
Wmo-congres 2009: ‘De lokale politiek moet z’n doelstellingen helder-
tussen de betrokken bestuurders en beleidsmedewerkers. Maar daarmee
der formuleren’. En: ‘Wethouders moeten durven kiezen’.
is de professionele ruimte nog niet altijd gegarandeerd. En het wil evenmin zeggen dat er niet een spanning blijft tussen de activiteiten op de werkvloer
e. Tegenstrijdige opdrachten
met en voor de bewoners en de van bovenaf aangegeven opdrachten.
Met het verdwijnen van de vaste subsidierelaties en de komst van het
Opmerkelijk in dit verband is het onderzoek van Movisie waaruit blijkt
marktdenken ontstaat er voor de instellingen uit de sociale sector een
dat het voor veel welzijnsinstellingen moeilijk is ook om een goede relatie
paradoxale situatie. Enerzijds komt er de opdracht om zich als een com-
op te bouwen met haar eigen lokale overheid. (Movisie, 2009). De oorzaak
mercieel bedrijf te profileren en te gaan concurreren met andere aan-
daarvan ligt - volgens de betrokkenen - bij alle partijen, niet in de laatste
bieders in - en soms ook van buiten - de sector. Vaak gaat het dan om
plaats bij de gemeenten zelf. Volgens dit onderzoek zou ‘tweederde van
bepaalde politieke speerpunten, bijvoorbeeld in het kader van de project-
de gemeenten niet in staat zijn om in samenwerking met de lokale en
gestuurde financiering. Maar soms is ook de aanbesteding voor het hele
regionale organisaties tot een goed Wmo-beleid te komen.’
welzijnswerk in een wijk of een stad in het geding.
Een conclusie die Jacques Wallage tijdens het Wmo-congres (2009)
Anderzijds ziet de overheid het welzijnswerk - de welzijnsinstelling - als
brengt tot de oproep: ‘Gemeenten moeten de regie nemen op welzijns-
een belangrijke partner in de keten van zorg, welzijn en wijkontwikkeling.
gebied. Met de partijen om tafel gaan en zorgen dat er concrete afspraken
En krijgt het de opdracht om met diezelfde concurrenten om de tafel te
worden gemaakt. De vrijblijvendheid voorbij.’
zitten, en vooral kennis uit te wisselen, het werk op elkaar af te stemmen en waar nodig samen te werken. Vanuit de complexiteit van de huidige
C. PROFESSIONALITEIT EN KWALITEIT WELZIJNSWERK
maatschappelijke problematiek is die samenwerking een goede zaak. Maar het is tegenstrijdig aan de opdracht om als commercieel bedrijf
g. Sterke werkers en zwakke professionalisering
elkaar te beconcurreren en dus kennis af te schermen. Een tegenstrijdig-
In verhouding tot andere beroepsgroepen (onderwijs, gezondheidszorg)
heid die op een aantal plekken tot vervelende situaties heeft geleid en
kent de welzijnssector een lage graad van professionalisering. Dit heeft
die niet altijd in het belang blijkt van de burgers waar het om gaat.
te maken met diverse factoren en in het werk ingebouwde dilemma’s
f. Ingewikkelde relatie met lokale overheid
(zie ook beide vorige punten). Maar ook met het feit dat er weinig
Een andere - ingebouwde - tegenstrijdigheid zit in de relatie tussen lokale
mogelijkheid is om zich op de inhoud van het werk verder te scholen en
overheid en welzijnswerk. Welzijnswerk dat aan zich de ene kant onafhan-
carrière te ontwikkelen. Tegelijkertijd kennen we in de praktijk van welzijn,
kelijk moet kunnen opstellen en vanuit een zelfstandige positie moet
een groot aantal sterke - zeer professioneel werkende - beroepskrachten. 65
Welzijn nieuwe stijl in noord -holland
Dit komt voor een groot deel door de persoons- en situatiegebondenheid
Veel opbouwwerkers spraken en spreken nog steeds van ‘jezelf overbodig
van het werk. Daardoor is het lastig over te dragen. Veel van de kennis in
maken’. Maar daarin zit dan meteen ook de onduidelijkheid, want achteraf
het werk bestaat uit impliciete en contextgebonden vakkennis. Ook kent het
is niet meer te bepalen wat die werker nu echt heeft bijgedragen. Je zou
werk - in vergelijking met andere branches - weinig wetenschappelijke
het de tragiek van de opbouwwerker kunnen noemen. De werker die zich
onderbouwing. De meeste wetenschappelijk publicaties gaan over visie,
teveel profileert doet z’n werk niet goed en staat z’n klanten in de weg;
positie en legitimatie. Veel minder wetenschappers in deze branche
de werker die te weinig op de voorgrond treedt blijft onzichtbaar.
schrijven over methodiek en effectmeting.
Deze houding komt terug in het feit dat het welzijnswerk geen echte,
Pas de laatste jaren wordt weer meer onderzoek gedaan naar de
collectief geaccepteerde beroepsidentiteit heeft, waardoor ook landelijk de
competenties die nodig zijn om het werk goed te doen. Ook de
sector niet of nauwelijks van zich laat spreken. Jos van de Lans vindt deze
opleidingen ontwikkelen op dit moment hun programma’s voor profes-
houding ‘levensgevaarlijk’. In zijn toespraak tijdens het Wmo-congres
sionals met name vanuit het competentiedenken.
(2009) zegt hij: ‘Als je geen collectief gedragen beroepsidentiteit hebt, valt
35
welzijn te gemakkelijk ten prooi aan wethouders die denken te moeten h. De actieve terughoudendheid van de werker
bezuinigen.’
Eén van de oorzaken van de lage professionaliseringsgraad is de ‘actieve terughoudendheid’ (Spierts, 1994) die er van goede werkers wordt
i. De vergeetachtigheid van de sector
gevraagd. Het gaat immers om de zelfredzaamheid van de klant en om
Verschillende wetenschappers geven aan dat de welzijnssector te weinig
het bevorderen van zijn/haar maatschappelijke participatie en activiteit.
historisch besef heeft. Dit zou zowel voor de overheid gelden als voor de
De activiteit komt tot stand in ‘dialoog met de klant’. En zodra deze zich
instellingen. In de praktijk betekent het dat door beslissers, beleidsmakers
zelf kan redden of z’n eigen activiteiten kan organiseren, moet de werker
en uitvoerders onvoldoende wordt voortgebouwd op al eerder ontwikkelde
zich terugtrekken. In het werk een vanzelfsprekend credo (tijdens het
methodieken en ervaringen en dat men steeds weer opnieuw het wiel
Wmo-congres nog weer eens bevestigd door Bussemaker). Maar voor de
lijkt uit te vinden.
werker een lastig professioneel dilemma. Want wanneer is dat moment?
Radboud Enbersen36 noemt het ‘de vergeetachtigheid van de sector’.
En is daarmee ook het probleem van de klant opgelost of komt ie straks
Dit komt volgens hem door het voortdurende produceren van ‘voorlopige
weer terug? En is met de zelfredzaamheid van die ene burger ook het
gezichtspunten en halffabrikaten’. Daarnaast hangt volgens hem veel af
probleem van de andere bewoners opgelost en de sociale samenhang
van de persoon van de werker en zijn/haar individuele invulling van het
in de buurt bevorderd?
werk. Een derde argument voor de vergeetachtigheid (of is het een gevolg?) ziet hij in het feit dat het werk wordt beheerst door snel wisselend modes (hypes) die niet goed op elkaar aansluiten. ‘Er hangt
35 ‘ Toekomstverkenning beroepenstructuur zorg en welzijn’, Katja van Vliet, ea. Verwey-Jonker Instituut (2004) en ‘Nieuwe eisen aan sociale professionals’, Katja van Vliet juli 2009 en ‘Klaar voor de toekomst, een nieuwe beroepenstructuur voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening’, Paul Vlaar e.a. NIZW (2006) 36 ‘Renovatio perpetua’, (Dis)continuïteit in sociaal beleid’ in ‘Beschouwingen over de sociale sector’, Radboud Engbersen in Reeks Het sociaal Debat, onder redactie van Roelof Hortulanus, 2003 37 Jos van de Lans, bij de zijn presentatie van de Canon Sociaal Werk, volgens hem ‘een achteruitkijkspiegel die je helpt om vooruit te komen’. (Wmo-congres 2009) 66
een voortdurende ‘sense of beginning’ in de sector’. Volgens Jos van der Lans37 zorgt ‘inzicht in de geschiedenis dat je je basis beter op orde krijgt’. Hij ziet de Canon Sociaal Werk ook als een middel om ‘met de kennis van het verleden (te) investeren in de huidige professionaliteit.’
COLOFON Dit is een uitgave van PRIMO nh, centrum voor maatschappelijke ont-
Meer informatie
wikkeling in Noord-Holland© PRIMO nh, februari 2010
Voor meer informatie over dit onderzoeksrapport:
Overname of openbaarmaking van (gedeelten) van deze publicatie is
Els Diepenmaat, ediepenmaat@primo-nh.nl
uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van PRIMO nh
Voor meer informatie over Welzijn Nieuwe Stijl, Lian Smaal, lsmaal@primo-nh.nl
PRIMO nh uitgaven in 2010: Nr 1 2010 - De kracht van het verhaal. Evaluatie van het project
Verhalen in wijk en dorp 2006 - 2009
Opdrachtgever Provincie Noord-Holland, afdeling Jeugd, Zorg en Welzijn
PRIMO nh Postbus 106, 1440 AC Purmerend
Tekst
Telefoon: 0299 418 700, fax 0299 418 799
Els Diepenmaat
E-mail: servicepunt@primo-nh.nl
Hillie van Netten
Internet: www.primo-nh.nl
m.m.v. Lian Smaal Interviews Els Diepenmaat Lian Smaal Eindredactie Els Diepenmaat Vormgeving Studio Stevens Foto’s Marco Bakker Roel Dijkstra
PRIMO nh is de afkorting van Provinciaal Instituut voor Maatschappelijke
Yvonne Jonkman
Ontwikkeling in Noord-Holland. PRIMO nh is dé provinciale ondersteuningsorganisatie voor de provincie, gemeenten en maatschappelijke organisaties op het terrein van (lokaal) sociaal beleid in Noord-Holland. 67
www.primo-nh.nl