Tentoonstellingsrecensie
Het Unheimliche: Geen woorden maar platen Wonderbaarlijke werken, weinig toelichting
Poster van Karel Teissig (1990) en collage uit de beeldroman van Max Ernst (1929).
Door: Priscilla de Putter De tentoonstelling Het Unheimliche heeft een vervreemdend karakter. Niet alleen omdat er surrealistische werken te zien zijn. Ook omdat deze werken worden vervreemd van hun afkomst: de schepper van het concept ‘unheimlich’ – Sigmund Freud – wordt nergens genoemd. Daarom worden de visuele kenmerken van het surrealisme wel, maar de achtergrond en het ontstaan ervan niet volledig duidelijk. Dat het surrealisme van invloed is op de grafische vormgeving mag duidelijk zijn. Het Unheimliche... Surrealisme en grafische vormgeving, de tentoonstelling die tot 4 december in de Rotterdamse Kunsthal te zien is, toont een scala aan grafische surrealistische werken, van de jaren dertig tot op heden. Het is jammer dat de tentoonstelling er niet geheel in slaagt de context van het surrealisme duidelijk te maken. Zo is psychoanalyticus Sigmund Freud van wezenlijk belang. De tentoonstellingstitel – Het Unheimliche – verwijst direct naar het gelijknamige essay van Freud, waarin hij de angst beschrijft die ontstaat wanneer het vertrouwde plots vreemd wordt. Zijn analytische model van de menselijke geest, met een bewuste en onbewuste laag, wordt de basis van het surrealisme. In de tentoonstellingsruimte zelf wordt hierover echter met geen woord gerept, waardoor deze incompleet is. Opvallend is dat op de website van de Kunsthal de psychoanalyticus en zijn theorie wel duidelijk genoemd worden, als toelichting op de tentoonstelling. De Britse gastcurator
Rick Poynor, schrijver en gespecialiseerd in (grafisch) design, typografie en visuele cultuur, is hierin duidelijk tekort geschoten. In zijn zoektocht naar “wonderbaarlijke” werken van grafische surrealisten, lijkt hij de basis te zijn vergeten. Met meer dan 250 stukken, waaronder vooral affiches, een aantal boekomslagen en acht films, slaagt hij er wél in een prachtig overzicht te creëren. Grote posters zijn in dunne, witte lijsten tegen witte wanden tentoongesteld. De ruimte is zo ingericht dat het oog direct naar de ingelijste affiches wordt geleid. Met zeven thema’s die als rode draad door de tentoonstelling lopen, worden onderwerpen in de surrealistische beeldtaal voor het voetlicht gebracht. Het eerste thema is “De geboorte van het wonderbaarlijke”, waarin de eerste generatie Franse surrealisten wordt beschreven, die weinig aandacht schonken aan grafische vormgeving. Max Ernst (1891 – 1976) wordt als belangrijk voorbeeld voor de grafische surrealisten genoemd. In 1929 publiceerde Ernst de collageroman: La femme 100 têtes. Een beeldverhaal waarvan voor de afbeeldingen brokstukken werden gebruikt van houtgravures uit negentiende-eeuwse tijdschriften, encyclopedieën en triviale romans. De collages die hij hiermee maakte staan garant voor de vreemde droomwereld die zo typisch werd voor surrealistische werken. Zo belangrijk als Ernst was voor de surrealisten, zo weinig krijgt zijn oeuvre de aandacht die het verdient. Hij wordt kort geïntroduceerd en een aantal van zijn boeken liggen in de onopvallend gepresenteerde vitrines. Beter was het geweest om een aantal collages van Ernst op posterformaat af te drukken en deze naast andere affiches te presenteren, zodat zijn invloed ook visueel duidelijk wordt. Aangezien de tentoonstelling voornamelijk op het visuele focust, had dit niet meer dan logisch geweest. Bij het tweede thema, “Het polymorfe beeld”, komt ‘aartsvader’ van het surrealisme, André Breton (1896 – 1966), aan bod. Hij publiceerde in 1924 het Manifest van het Surrealisme, waarin het automatisch schrift (écriture automatique) en de logica van dromen aan bod komen, die de basis vormen voor het polymorfe beeld dat vaak door surrealisten wordt gecreëerd. Volgens de tentoonstellingsmaker zijn “Surrealistische benaderingen in hedendaags design nog steeds in staat om het onbewuste op te dreggen en onderdrukte angsten naar de oppervlakte te halen.” Met de karige voorbeelden van hedendaags surrealistisch grafisch ontwerp – zoals een platenhoes van Led Zeppelin en boekcover van Alice in Wonderland – slaagt hij er niet in het bewijsmateriaal voor deze uitspraak te leveren. Aan de hand van thema’s als “Het surreële lichaam”, “Rariteitenkabinetten” en “Duistere objecten van verlangen” worden het vervreemdende karakter, de zoektocht naar het wonderbaarlijke, de suggestieve beeldtaal en het verlangen als “ware uitdrukking van de psyche” geïllustreerd als fundamentele onderwerpen binnen de surrealistische grafische vormgeving. In een aparte, aangrenzende ruimte maakt de bezoeker kennis met het thema “De bevrijdende letter”, waarbij typografie centraal staat. Volgens surrealisten bevatten ook literaire, journalistieke en reclameteksten onbewuste betekenissen. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van Graham Rawle, die in 1955 uit typografische fragmenten uit damesbladen een bizar verhaal over transvestie samenstelde. Opvallende
alfabet-ontwerpen passeren de revue maar de vraag rijst of deze ontwerpen wel binnen het surrealisme geplaatst moeten worden. Voor de typografische ontwerpen geldt namelijk dat ze recenter, vaak na de jaren negentig, zijn gemaakt. Nieuwe fotobewerkingsprogramma’s zoals Photoshop hebben er wellicht voor gezorgd dat het “grafische surrealisme” visueel een nieuwe impuls kreeg. Deze “nieuwe surrealisten” hebben echter hoogstwaarschijnlijk niet dezelfde beweegredenen die hardcore surrealisten als Breton en Ernst wel hadden. In dezelfde ruimte als “De bevrijdende letter” komt ook het laatste thema “Droomcinema” aan bod. Acht verschillende surrealistische video’s worden getoond door middel van een projectie op de muur. Volgens surrealistische filmmaker Luis Bunuel (1900 – 1983) bestaat er een nauwe relatie tussen film en surrealistische grafische kunst. De interpretatie en promotie van film heeft immers tot allerlei vormen van grafische expressie geleid. De voortgaande invloed van het surrealisme op de massamedia wordt getoond in een video van Mark Romanek voor de Amerikaanse band Nine Inch Nails. De rariteiten en vervreemding van deze clip zijn niet te ontkennen. Opvallend is wel dat er, met het opengesneden karkas van een varken, direct wordt verwezen naar het werk van de expressionistische (en dus niet surrealistische!) kunstschilder Francis Bacon (1909 – 1992). De af en toe tekort schietende toelichting maakt dat voor een leek de beweegredenen van de surrealistische kunstenaar, en het ontstaan van deze stroming, niet geheel duidelijk worden. Wel is de tentoonstellingsmaker erin geslaagd een verzameling prachtige grafische werken bij elkaar te krijgen, die zeker de moeite waard zijn om te bekijken. Een tip voor de bezoeker: lees vooraf de online tentoonstellingstekst, die de informatie biedt waar het bij de tentoonstelling aan ontbreekt. Degenen die dat niet doen houden er wellicht een wat Unheimlich gevoel aan over.