c
o
l
u
m
n
O
h la la, très dangereux mesdames!’ De jonge, iele man van de Dépannage staat hoofdschuddend boven de sissende motor van onze auto. Wat stinkt er toch zo? Verbrande olie? Gas? Beide, zo blijkt na een korte inspectie. Dat er iets grondig mis was met de bejaarde Renault Espace hadden we de dag ervoor al gemerkt. Opgewekt waren we uit Amsterdam vertrokken, de vakantieattributen uitpuilend in de kofferbak en op de achterbank. Vlak voor Parijs begon de logge auto te bokken. Met horten en stoten wisten we de binnenstad nog net te bereiken. Het zal de olie wel zijn, dachten we en vulden het reservoir wijselijk aan. Met hernieuwd optimisme begaven we ons de volgende ochtend op de drukke Périférique.
Eefje Blankevoort
Domme pech
Eefje Blankevoort is schrijfster van onder andere het boek ‘Stiekem kan hier alles’ over Iran. Dit voorjaar komt het boek Dreamcity uit. (www.prospektor.nl)
Ik heb jarenlang rijvrees gehad. Vier keer deed ik erover om mijn rijbewijs te halen, nu zo’n tien jaar geleden. Toen ik ook na mijn vierde examen dreigde te zakken, barstte ik in huilen uit. De examinator had medelijden, zo slecht had ik ook weer niet gereden en het was bijna kerst. Hij streek met zijn hand over zijn hart en gaf me het roze papiertje ‘als kerstcadeautje’. Sindsdien reed ik bijna nooit, ik woonde tenslotte in Amsterdam waar alles op de fiets kon. Maar nu ik steeds vaker de auto nodig had werd het gênant om telkens een chauffeur te regelen. Ik moest me maar eens over mijn rijangst heen zetten. En dus nam ik in de zomer een opfriscursus bij een typische Amsterdamse rijschool. Instructeur Wim wist binnen een paar uur mijn zenuwen weg te nemen; ‘Er houdt toch niemand een pistool tegen je hoofd, meid? Rij gewoon in het tempo dat jij lekker vindt en trek je niets van die koekenbakkers aan’, herhaalde Wim met onmiskenbaar Jordanees accent telkens als ik me opgejaagd voelde. Die woorden herhaalde ik prevelend terwijl we ons tussen de rijen licht ontvlambare Parijzenaren probeerden te wurmen. De motor pruttelde, de koppeling leek niet goed te werken, om de zoveel met veel moeite veroverde meters sloeg de motor af. Het is vast de verse olie die nog moet doorstromen, besloten we, als we eenmaal snelheid konden maken zou het vast beter gaan. En dus gaven we zodra het kon flink gas. Pang! Een dikke sliert rook steeg van onder de motorkap omhoog. Met een flinke ruk stonden we aan de kant van de snelweg. ‘Een ontvlambare combinatie’, zegt de jongen van de Dépannage onderkoeld. In zijn ene hand houdt hij de dop van de motorolie, met de andere wijst hij op de geknapte gasleiding. We hebben nog geluk dat we hier staan, voor hetzelfde geld waren we in vlammen opgegaan, legt hij uit. Trillend op onze benen horen we zijn uitleg aan. Het blijkt domme pech: de dop van de olie is eraf gesprongen, de gastank leed aan metaalmoeheid. De Espace gaat naar het autokerkhof. Mijn rijvrees heb ik nog in bedwang, maar ik kruip alleen nog achter het stuur van een betrouwbare auto.
51