Panorama van de wetenschap - Universiteitsmuseum Groningen

Page 1

Groningen Samenstelling Franck Smit Redactie Arjen Dijkstra Jan Waling Huisman Sieger Vreeling Uitgeverij kleine Uil PANORAMA WETENSCHAPvan de
Universiteitsmuseum

©2022 Franck Smit

Het copyright van de verschillende artikelen berust bij de auteurs.

Panorama van de wetenschap is een uitgave van Universiteitsmuseum Groningen en Uitgeverij kleine Uil www.universiteitsmuseumgroningen.nl www.kleineuil.nl

Samenstelling: Franck Smit Redactie: Arjen Dijkstra, Jan Waling Huisman, Sieger Vreeling Tekstredactie: Margriet van der Meer Vormgeving en opmaak: Riëtte van Zwol

ISBN 978949317087

De uitgever heeft zijn uiterste best gedaan de rechten met betrek king tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Au teurswet. Zij die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht contact op te nemen met de uitgever.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Woord vooraf

Het Universiteitsmuseum is de hoeder van een omvang rijke collectie waardevol museaal bezit. De Groningse universiteit is opgericht in 1614. En ruim vier eeuwen onder wijs en onderzoek laten hun sporen na. In de loop van de jaren is de verzameling academisch erfgoed uitgegroeid tot een van de mooiste en grootste museale collecties van het noorden en een van de grootste wetenschappelijke collecties van heel Nederland. Het gaat om objecten van cultuur-, na tuur- en wetenschapshistorische betekenis. De grotere deel gebieden zijn de geschiedenis van de universiteit en het stu dentenleven, de natuurhistorie, de volkenkunde, en de sociale, medische en natuurwetenschappen. Daarmee geeft de collectie een heel mooie en soms zelfs verrassende blik op de ontwikkeling van de wetenschap.

In Panorama van de wetenschap laten we die veelzijdigheid zien. Allereerst door de ontwikkeling van de collectie te be schrijven: hoe is deze ontstaan en waaruit is zij opgebouwd? Daarnaast door verhalen bij voorwerpen uit de collectie te vertellen. Daarvoor hebben we een selectie van objecten ge maakt die een mooie, caleidoscopische dwarsdoorsnede geeft. In ongeveer honderd objecten, uit een totaal van meer dan honderdduizend, vertellen we de ontwikkeling van de wetenschap vanuit een Gronings perspectief.

Voor het vertellen van deze verhalen hebben we ook de hulp ingeroepen van vakspecialisten en kenners. Samen hebben we beschrijvingen gemaakt en toelichtingen gegeven op een toegankelijke en soms speelse wijze. Dit boek biedt daarmee een panorama van meer dan vierhonderd jaar Groningse universiteit en wetenschap.

Panorama van de wetenschap is bedoeld voor bezoekers van het Universiteitsmuseum en voor liefhebbers van de weten schap. Zij vinden hierin aanvullende en verdiepende infor matie. Maar het is ook onze bedoeling om het Groningse academisch erfgoed veel breder onder de aandacht te bren gen. Dit kan een eerste kennismaking zijn met de mooie en verrassende verhalen over voorwerpen uit de collectie.

5

Inhoud

Woord vooraf 5

De ontwikkeling van de collectie van het Universiteitsmuseum 9

Eeuwig edict 24 Plakkaat van de Staten van Stad en Lande, 14 juli 1614

Het gezicht van de Groningse wetenschap 26 Academieportretten

Deo, Patria, Academia 28 Vaandel van het studentenregiment

Demonstraties in de kerk 30 Enkelvoudige luchtpomp

Een fijngebreide muts uit Spitsbergen 32 IJsmuts

Een bijzonder kunstoog, vervaardigd door een thermometermaker? 34 Oogmodel

Droge tuinen 36 Boekherbarium

Een Friese microscoop, dankzij stadhouderlijke stimulansen 38 Culpeper-microscoop

De snelste glijbaan 40 Valtoestel met rechte en cycloïdale goten

Een hemelse combinatie 42 De meteoriet Krasnojarsk

Studeren zonder stemverheffing 44 Wandbord met het reglement van de Universiteitsbibliotheek

Inzicht door demonstratie 46 Demonstratietoestel hoek van inval en uitval

Het vergeten botje 48 Mosasaurusbot

Een kwestie van identiteit 50 Portret van Petrus Camper

De Italiaanse connectie 52 IJslandspaat

Uitleg over het zonnestelsel 54 Planetarium, tellurium en lunarium

Donder en bliksem 56 Donderkerkje

Op de grens van aap en mens 58 Preparaat met het hoofd van een jonge orang-oetan

De stad bedankt een student 60 Snuiftabaksdoos

Voor brand behoed 62 Geologische reliëfkaart van de provincie Groningen Traumatisch hersenletsel 64 Hersenpreparaat

Tempel der muzen 66 Schilderij van de academiepoort

Het allereerste elektrische voertuig 68 Elektromagnetisch wagentje

IJzersterk in papier-maché 70 Onderwijsmodellen van Auzoux

Een unieke meridiaankijker 72 Passage-instrument

Een instrument voor iemand die niet graag proeven deed 74 Magneto-elektrisch apparaat

Niet binnen zonder kloppen 76 Deurkloppers academiegebouw

Een groene zeldzaamheid 78 Opgezette kakapo

Student in maskeradekostuum 80 Portret van Jan Willem Telting

Glazen raadseltjes 82 Microscopische projectiefotogrammen

Enkele reis Groningen 84 Zwerfsteen

Vroeg klimaatonderzoek 86 Boomdoorsnede

Als was in je handen 88 Model embryonale ontwikkeling

Een sterrencatalogus 90 Parallactisch instrument Verdorde kannidood 92 Welwitschia miberalis

Kijken of luisteren? 94 Slingertoestel

Een onbekende Johan Huizinga 96 Prent bij de Studenten-almanak 1892

Wiskundige figuren 98 Draadmodellen

Ogen bedrogen 100 Illusies van Zöllner en Müller-Lyer Voorop in de wetenschap 102 Röntgenbuis

Het museumbezoek 104 Schilderij van het Museum van Natuurlijke Historie

6

De helderheid en de kleuren van de sterren 106 Zöllners astrofotometer

Anatomieboekje van Aletta Jacobs 108

De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen

Architect op reis 110 Aquarel van de bouwplaats van het academisch ziekenhuis

Een mens in zeven plakken 112 Preparaat met een sagittale doorsnede

Een onsamenhangende beer 114 Skelet van een holenbeer

Naakte muren bleven over 116 Tekening van de academiebrand van 1906

Afrikaanse lelkievit? 118 Opgezette Javaanse kievit

Een kapitale noot 120 Coco de mer

De extra dimensie van Alicia Boole Stott 122 Vitrine met polytopen

Een archeologische opgraving als kunstwerk 124 Aquarel van hunebed D40-Emmerveld

Telepathie 126 Letter-/cijferbord

Tine Tammes, vlas en boeren uit de Oekraïne 128 Spinnewiel

Preparaat en kermisattractie 130 Buste van Hendrik Jut

Wetenschappelijk knutselen 132 Ponsjes voor het maken van fasecontrastringetjes

Groningse televisieprimeurs 134 Camera en televisie

Lendendoek 136 Beschilderde tapa (maro) van boombast

Zuurstofverzadiging meten 138 Cycloop

De eieren van Baerends 140 Namaakeieren

Coca-Cola vraagt hulp 142 Telbuis voor koolstofdatering

Een weinig bekende uitvinding 144 Sikkens-drain

Wetenschappelijk rekenen 146 Ponsbandschrijver en ponsbanden

Wandelen met Fritzi 148 Skelet van een neushoorn

Augmented reality avant la lettre 150 Richards’ box

Een zwijgend hoofd uit Borneo 152 Gegraveerde orang-oetanschedel

Educatief speel-leermateriaal 154 Bladergroens bouw-rekenkist

Herinneringsfeesten 156 Tatanua-masker

Een spannend Nederlands ruimteavontuur 158 Testmodel Astronomische Nederlandse Satelliet (ANS)

Een steen in een vijver 160 Onder professoren

Schrammen van een modderstroom 162 Gedenksteen voor Ph.H. Kuenen

Het meten van de hersenactiviteit 164 EEG-registratieapparaat

Vaantje van Wubbo 166 Vlaggetje Rijksuniversiteit Groningen

In leven houden van organen 168 Prototype orgaanperfusiesysteem Organ Assist

Onderzoek naar rijvaardigheid 170 Rijsimulator

Strijd om onafhankelijkheid 172 Serie wayang revolusi/suluh

Trekvogels volgen: trackers en tracks 174 Vogeltrekzender Vanitas 176 Preparaat en foto van een kinderarm

Een onzichtbaar apparaat 178 Kinderklompen

Hora finita 180 Pedelstaf

Overzicht van objecten 182

Personenregister 186 Fotoverantwoording 188

Over de auteurs 189 Begunstigers 192

7
8

De ontwikkeling van de collectie

van het Universiteitsmuseum

Het Universiteitsmuseum Groningen bewaart en presenteert sinds haar oprichting in 1934 het academisch erfgoed van de universiteit van Groningen. De collectie telt meer dan 100.000 objecten verdeeld over een aantal deelcollecties. Het gaat daarbij om collecties van uiteenlopende aard op het gebied van diverse wetenschapsdisciplines, de geschiedenis van de universiteit en het studentenleven.

In deze inleidende bijdrage wordt beschreven hoe er door de universiteit collecties zijn aangelegd. Dat gebeurde aanvankelijk door individuele hoogleraren maar vanaf de 19e eeuw door de universiteit zelf. Die collecties waren er ten behoeve van onderwijs en onderzoek. Ze werden actief gebruikt door studenten en hoogleraren. Sommige collecties kregen een museale presentatie in een eigen gebouw of in een deel van een laboratorium. Zo waren er musea voor de natuurhistorie, de botanie, de landhuishoudkunde, de geologie en mineralogie, voor de anatomie en de pathologie en voor de volkenkunde. Deze museale collecties zijn voor het grootste deel in de loop van de tijd onderdeel geworden van de collectie van het Universiteitsmuseum.

Instrumenten voor demonstraties

De universiteit van Groningen beoogt vanaf haar oprichting een zo volledig mogelijk academisch onderwijsprogramma te bieden. In 1614 is het onderwijs verdeeld over vier faculteiten: voor theologie, rechten, geneeskunde en de artes liberales. Deze laatste faculteit is een voorbereidende faculteit waar de vakken Latijn, Grieks, Hebreeuws, wiskunde, geschiedenis en filosofische vakken bestudeerd worden. De bij het onder wijs benodigde faciliteiten omvatten een academiegebouw met drie collegezalen, een bibliotheek en een anatomisch theater. Vanaf 1629 heeft de universiteit ook de beschikking over een plantentuin, zij het dat deze hortus aanvankelijk in particulier eigendom is. Ook in de materiele voorzieningen, zoals voor vakken als astronomie of geneeskunde, lijken de provinciale bestuurders te willen voorzien. In 1617 onder

steunen zij hoogleraar Nicolaus Mulerius, die onder andere astronomie doceert, met het aankopen van een hemel- en aardglobe.

Helaas zijn deze eerste instrumenten niet bewaard geble ven. Daarna duurt het een lange tijd, tot het einde van 17e eeuw, voordat er weer nieuwe instrumenten worden aange kocht. Tussentijds zal er vrijwel zeker enig instrumentarium zijn aangeschaft want in 1667 is er sprake van in slechte staat verkerende instrumenten – niet nader wordt vermeld wat het is – die zijn aangetroffen in een kast in een college zaal. De komst van de Zwitserse wiskundige Johann Bernoulli zorgt voor verandering. Hij is in Groningen de eer ste hoogleraar die zijn colleges opluistert met experimenten. Bernoulli is van 1695 tot 1705 als hoogleraar aan de univer siteit verbonden en krijgt in 1698 budget om een collectie

9

Literatuur

T.P. Tresling, ‘Groningsche studenten in 1672’, Groninger Volksalmanak voor 1838 (Groningen 1837) 109-117.

T.P. Tresling, ‘Wapening der Groningsche studenten in 1665’, Groninger Volksalmanak voor 1844 (Groningen 1843) 129-140.

W.J.A. Jonckbloet, Gedenk boek der Hoogeschool te Groningen ter gele genheid van haar vijfde halve eeuwfeest (Groningen 1864) 60-74.

28

Deo, Patria, Academia

Vaandel van het studentenregiment

Militaire vaandels uit de 17e eeuw zijn uiterst schaars. Het is dan ook bijzonder dat het originele vaandel van het studentenregiment uit 1665 en 1672 bewaard is gebleven.

In die twee jaren vielen de troepen van de bisschop van Münster de provincie Groningen binnen en werden de studenten onder de wapenen geroepen, waarbij hun in 1665 het vaandel werd uitgereikt. Dat jaar was er geen daadwer kelijke actie, maar in 1672 was het een ander verhaal. Troe pen van de bisschoppen van Munster en die van Keulen be legerden wekenlang de stad, die daarbij slachtoffer werd van een terreurbombardement.

Vanwege de grote schaarste aan soldaten werd ook de bur gerbevolking bewapend. Studenten ontkwamen evenmin aan mobilisatie. Vrijwel alle studenten, ongeveer 150 in totaal, moesten dienstdoen. Slechts een enkele ouderejaars theolo gie werd vrijgesteld wegens predikbeurten. Er kwam een lijst van 66 studenten die voorstelden Wicher Wichers tot kapi tein, Rutger ten Berge tot luitenant en Scato Gockinga tot vaandrig te benoemen. Daarnaast werden twee sergeanten en een rustmeester aangesteld. De studenten vielen destijds niet onder het burgerlijk maar onder het meer gemoedelijke academierecht, ook in tijden van oorlog.

Het vaandel werd gemaakt van beschilderde zijde. Het heeft de opzet van militaire vaandels met, omgeven door een gouden laurierkrans en kroon, het wapen van de univer siteit. Hierbij in gouden letters ‘deo, patria, academia’ ofte wel ‘voor God, vaderland en Hogeschool’. In de hoeken groene palm- en lauriertakken en helemaal linksboven het wapen van de provincie Stad & Lande. De rechterhoek is net

als enige andere delen van het vaandel en de stok (in 1844 nog aanwezig) verloren gegaan.

Het studentenregiment heeft zich tijdens het beleg kranig geweerd. Op eigen verzoek werden ze opgesteld bij de Dren kelaarsdwinger tussen de Oosterpoort en de Drenkelaars pijp. Die pijp was de toegang tot de stad van het Schuiten diep. Dat was recht tegenover de loopgraven van de Keulse troepen die danig last hadden van de studenten. Bovendien zongen die vanachter de lage onderwal luidkeels nare lied jes om de vijand duidelijk te maken dat van angst of moede loosheid geen sprake was. Naar verluid ergerde de vijand zich eraan en kon het gezang in Helpman worden gehoord. Net buiten de Drenkelaarspijp was een klein bolwerk van waaruit vrijwilligers de vijandelijke loopgraven aanvielen. Bij deze acties waren ook studenten actief.

Op 27 augustus was het opmerkelijk stil. Het beleg bleek opgebroken. De bevrijding wordt elk jaar op 28 augustus ge vierd: Gronings Ontzet. Na opheffing van het beleg bleken meerdere studenten voor het soldatenbestaan te kiezen, zodat de senaat zich zorgen begon te maken over een even tuele leegloop van de universiteit.

De studenten kregen in een plechtigheid op 18 november 1672 van de curatoren een zilveren penning ter waarde van een rijksdaalder met hierop in het Latijn ‘Ter herinnering aan de belegering en bevrijding van Groningen door de Staten, wegens verdiensten aan de academieburgers geschonken’.

Het vaandel en de penningen houden de herinnering le vend aan een prominent moment van verbondenheid van stad en universiteit.

29
Egge Knol

Een fijngebreide muts uit Spitsbergen

IJsmuts

32

Op een druilerige ochtend in het eerste kwart van de 18e eeuw brachten de bemanningsleden van een walvisvaarder een doodskist aan land. Het schip had daarvoor de walvisjacht aan de rand van het pakijs onderbroken.

Ze sjouwden de kist vanaf het strand de helling op naar een pas gedolven graf. De commandeur sprak enkele woorden ter nagedachtenis, de zeelieden vulden het gat met zand en dekten het af met enkele grote stenen. Het kruis met de naam van de overledene, zijn geboorte- en sterfdatum en de naam van het schip erin gekerfd, plaatsten ze aan het hoofdeinde van het graf. Weer was iemand aan de gevreesde scheurbuik overleden.

In 1979, 1980 en 1981 heeft het Arctisch Centrum een drie tal expedities naar de noordwesthoek van Spitsbergen geor ganiseerd om daar onderzoek te doen naar de leef- en werk omstandigheden in de traankokerijen aldaar en de ecologische effecten van de walvisvangst in dit gebied. Dit multidisciplinaire onderzoek concentreerde zich op twee locaties. Allereerst werd de nederzetting Smeerenburg op Amsterdameiland opgegraven om de leef- en werkomstan digheden te onderzoeken en ten tweede werden op de Zeeuwse Uitkijk vijftig graven onderzocht om de gezondheid en de leeftijd van de groep walvisjagers te bepalen.

Zo werd ook graf zu 490 onderzocht. In het graf werden de stoffelijke resten van een man van 38 jaar gevonden. Hij was 1,63 meter lang en bijgezet onder of gewikkeld in een doek waarvan alleen nog resten over waren. Van de broek die hij bij zijn begraving aan had was weinig over. Onder zijn hoofd lagen nog restanten van een kussensloop. Op zijn hoofd droeg hij een dubbele muts die over de doek en over zijn gezicht was getrokken. De muts is goed bewaard geble ven. Ze bestaat uit een fijn gebreide buitenmuts met smalle en brede blauwe, beige (oorspronkelijk mogelijk witte) en roodbruine strepen en een grof gebreide lichtbruine binnen muts. De buitenmuts heeft een beige band met blauwe blok

jes die begrensd wordt door twee roodbruine ringen. Het breiwerk is zo precies dat het mogelijk machinaal is ge maakt. Het onderzoek heeft aangetoond dat veel beman ningsleden een muts droegen. In 33 van de 50 graven werd een muts aangetroffen.

Uit het röntgenonderzoek bleek dat in het inwendige van de lange pijpbeenderen verdikkingen zaten. Deze ‘Harris’s Lines’ geven aan dat de overledene tijdens de groeiperioden ondervoeding of ernstige ziekte heeft meegemaakt. 43 van de 50 opgegraven individuen hadden zulke ‘Harris’s Lines’. Mogelijk was dat mede de reden waarom scheurbuik zo’n belangrijke doodsoorzaak was. Ook bij deze zeeman is scheurbuik zeer waarschijnlijk de doodsoorzaak geweest. De walvisjagers bestreden de ziekte met meegenomen li moensap en ter plekke verzameld lepelblad. Ze hebben door ervaring uitgevonden dat lepelblad hielp de ziekte onder controle te houden.

Uit het leeftijd onderzoek bleek dat naast de gebruikelijke leeftijdsgroep (20-40 jaar) ook jonge jongens (14-16 jaar) en oudere mannen (>65 jaar) ter walvisvaart trokken.

Grote slijtkanalen in het gebit van de overledene tonen aan dat hij in zijn leven veel pijp rookte. De kleipijp heeft op deze manier zijn sporen achtergelaten.

Louwrens Hacquebord

Literatuur

Sandra Y. Comis, Zeventiende en achttiende eeuwse kleding van walvisvaarders opgegraven op Spitsbergen (Zwolle 2017). Louwrens Hacquebord, De Noordse Compagnie (Zutphen 2014).

33

IJzersterk in papier-maché

Onderwijsmodellen van Auzoux

De negentiende eeuwse Franse arts Louis Auzoux (1797­1880) bedacht een techniek om op grote schaal gedetailleerde anatomische onderwijsmodellen van papier­maché te produceren. In het Universiteitsmuseum bevinden zich enkele van deze modellen, zoals de levensgrote ‘Spierman’ en een serie baarmoedermodellen.

Frankrijk, 1820. Zoals veel medische opleidingsinstitu ten in die tijd kampt ook het Parijse Hôtel-Dieu met een nijpend tekort aan menselijk oefenmateriaal. Dit is een groot probleem: hoewel er goede anatomische atlassen bestaan, is kennis van echte menselijke lichamen broodnodig voor art sen in opleiding. De pas afgestudeerde arts Louis Auzoux, werkzaam in het Hôtel-Dieu, bijt zich vast in een oplossing. Hij is niet de eerste: de Fransman Jean-François Ameline ontwikkelde rond 1809 de eerste onderwijsmodellen van pa pier-maché als alternatief voor de kwetsbare wasmodellen

die al in de 18e eeuw in Florence en Bologna werden gepro duceerd.

De modellen van Ameline waren weliswaar stevig, maar niet gedetailleerd genoeg om anatomische kennis mee op te doen. Geïnspireerd op Amelines uitvinding perfectioneerde Auzoux rond 1825 zijn eigen techniek om stevige, demonta bele en gedetailleerde papier-maché onderwijsmodellen te maken. In zijn noord-Franse geboorteplaats St. Aubin d’Ecrosville stichtte hij een voor die tijd ongekend moderne fabriek om de modellen te produceren. Hij verschafte daar mee werkgelegenheid aan vijftig van zijn dorpsgenoten. De modellen van Auzoux waren van revolutionair belang voor de geneeskunde: voor het eerst kon men betrouwbare ken nis van het menselijk lichaam opdoen zonder daarvoor schaarse menselijke lijken te gebruiken.

Het succes van Auzoux komt ook de Groningse hooglera ren A.A. Sebastian en J. Baart de la Faille ter ore. In 1844 vragen en krijgen zij beiden toestemming van het College van

70

Curatoren om een anatomisch model van een man, een vrou welijk bekken en zeven baarmoeders in verschillende zwan gerschapsstadia aan te schaffen. In 1950 schenkt het anato misch-embryologisch laboratorium het bekkenmodel aan het Universiteitsmuseum. Naar aanleiding van de schenking traceert museumconservator N. Tonckens samen met hoogle raar embryologie C.U. Ariëns Kappers de overige Auzouxmo dellen in Groningen. Even lijken ze verloren gegaan, maar de zeven baarmoedermodellen bevinden zich in het museum van de verloskundige kliniek in het academisch ziekenhuis. De ‘Spierman’ staat al een tijdje op de zolder van het anato misch-embryologisch laboratorium. Dat al deze modellen in onbruik zijn geraakt, verbaast Ariëns Kappers niet: de directe bestudering van een echt menselijk lichaam is volgens hem “van onvergelijkelijk veel groter belang te achten”.

De ooit in grote oplage geproduceerde modellen van Au zoux zijn nu zeer zeldzaam. Vanwege het vaak intensieve gebruik in het onderwijs zijn veel stukken uiteindelijk weg gedaan. De in 1844 aangeschafte modellen van de levens grote man en de zwangerschapsstadia zijn echte museale topstukken, die ook door andere musea op waarde worden geschat. De baarmoedermodellen waren te zien op de Biën nale van Venetië 2022, en de ‘Spierman’ was een centraal stuk in de expositie ‘Phallus. Norm en Vorm’ in het Gents Universiteitsmuseum. En terecht: de kunstig gemaakte mo dellen van Auzoux zijn niet alleen prachtig om te zien, maar geven vooral een bijzonder inkijkje in de geschiedenis van het medisch onderwijs.

Literatuur

B. Grob, ‘Wonderschone papieren anatomie’, in: B. Grob (red.), Papieren Anatomie. De wonderschone papier machémodellen van dokter Auzoux (Zutphen 2008) 8-21. E. Nijhoff Asser, ‘De Firma Auzoux’, in: Ibidem, 22-50. Correspondentie tussen N. Tonckens en J. Ariëns Kappers, Archief Rijksuniversiteit Groningen.

Literatuur

Leendert Aardoom, ‘De mecha nicus Christopher Becker (1805-1890). In Arnhem een pionier op doorreis’, Bijdra gen en Mededelingen Gelre, 103 (2012) 167-202.

Ulco Kooystra, De scheikunste naar. De innovatieve weten schap van de Groningse hoogleraar Sibrand Stratingh Ez. 1785 1841 (Hilversum 2021).

[B.J.] Tideman, ‘Brief [uit New York] aan de redactie van het Tijdschrift voor het Zeewezen in Nederland’, in: Verhandelingen en berigten betrekkelijk het zeewezen, de zeevaartkunde en de daarmede in verband staan de wetenschappen [onder redactie van Jacob Swart] (Amsterdam 1859) 592-594.

72

Een unieke meridiaankijker

Passage-instrument

De uit het Oostfriese plaatsje Hilsum afkomstige instrumentmaker Christopher Becker (1805­1890) had een veelbewogen leven. Na een opleiding door zijn vader en elders in Duitsland vestigde hij zich omstreeks 1829 in Groningen. Daar maakte hij furore, onder meer door zijn bijdrage aan het eerste elektrisch voortgedreven wagentje.

De talentvolle Becker zag buiten Groningen echter meer kansen. In 1841, kort na het overlijden van zijn Duitse echtgenote, verhuisde hij naar Arnhem, om daar een eigen instrumentmakerij op te zetten, vooral gericht op precisie balansen. In Arnhem groeide de firma Becker gestaag, maar niet zonder wrijvingen met de autoriteiten, onder meer omdat Becker het niet zo nauw nam met een aantal voor schriften. Het leverde hem in 1855 zelfs een maand celstraf op, waarna Becker zijn zaak overdeed aan een van zijn on dergeschikten en vol gramschap naar de Verenigde Staten vertrok. Vanuit het Franse Le Havre liet hij vanaf het stoom schip North Star per advertentie aan ‘zijn vijanden’ weten dat hij het voor zijn ‘publieke veiligheid’ raadzaam achtte om Nederland te verlaten.

In New York vestigde Becker zich als succesvol maker van nautische en astronomische instrumenten, een soort instru menten waarmee hij al in Arnhem was begonnen. Het door hem gemaakte passage-instrument (een apparaat voor me tingen van sterpassages door de meridiaan) is daar een voor beeld van. Dat meten moest met hoge precisie gebeuren, vandaar dat de schaalverdelingen op het instrument dubbel en met een loep konden worden afgelezen. Die precisie was nodig voor een nauwkeurige tijdbepaling. Die nauwkeurig heid was van groot belang voor de juiste instelling van

scheeps-chronometers, die op hun beurt essentieel waren voor een correcte plaatsbepaling – en dus navigatie – op zee. In New York hanteerde Becker een door hem gemaakt passage-instrument dagelijks voor een exacte tijdbepaling. Het resultaat daarvan maakte hij aan de schepen in de haven kenbaar via een stellage bovenop zijn huis in Brooklyn. Daar liet hij op ieder heel uur een tijdbal langs een mast naar beneden vallen. Dit mechanisme werd elek trisch aangestuurd en was verbonden met een door hem ge maakte astronomische klok, die met het passage-instrument dagelijks werd geijkt.

De herkomst van dit in Groningen aanwezige (en unieke) exemplaar is niet bekend. Het lijkt niet te zijn aangeschaft door de universiteit of door het Groningse Natuur en Schei kundig Genootschap. Ook van andere instellingen is geen aankoop bekend van een dergelijk specifiek instrument uit Beckers werkplaats. Het is dus denkbaar dat het hier gaat om Beckers eigen passage-instrument uit New York. Na het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog keerde Becker in 1863 namelijk met zijn inboedel terug naar Europa; naar Antwerpen om precies te zijn, waar hij opnieuw een instrumentenfabriek opzette. Toen Christopher Becker na twee jaar naar New York terugkeerde om daar zijn vestiging ‘Becker & Sons’ verder uit te bouwen, bleef zoon Ernst achter om hier de leiding te nemen. In zijn voetspoor zouden later nog vestigingen in Rotterdam, Brussel en Brummen volgen. De zonen keerden zich in 1884 van hun vader af en gingen zelfstandig verder onder de naam ‘Becker Brothers’. In 1890 kwam een eind aan het veel bewogen leven van de inmiddels tot Amerikaan genatura liseerde Christopher Becker.

73
Huib

Anatomieboekje van Aletta Jacobs

De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen

Aletta Jacobs begint haar beroemde anatomieboekje met de woorden: ‘De schromelijke onbekendheid van velen, zelfs van ontwikkelden, met het kunstig samenstel van hun eigen lichaam heeft mij meermaals getroffen.’

De uitgave die voor het eerst verscheen in 1898 kon al meteen rekenen op veel waardering, getuige het wel sprekende briefje dat Helena Mercier schreef aan haar vrien din: “Lieve Alet, Hartelijk dank voor je mij zoo heel welkome boekske, welkom én om het v.d. S. én om den inhoud, die mij bepaald interesseert. Want ik schaam mij bijna het te zeggen: ik behoor ook tot die vrouwen, waarover ge spreekt: ik weet ook niet zoo héél precies het rechte van mijn eigen body af. En al komt dit er nu voor iemand, die naar de zestig loopt, niet erg meer op aan, toch is een mens nooit te oud om te leeren en wil ik toch heel graag nog eens weten hoe het met mijn zusteren in alle phasen van haar leven daar binnen gesitueerd is. […]”

Een onderzoekje op de website Delpher naar eigentijdse reacties op het boek levert vooral advertenties op in een tamelijk onverwachte periodiek: De Nederlandsche Jager voor jagers en hondenliefhebbers. Klaarblijkelijk paste De vrouw, haar bouw en haar inwendige organen vooral door de toevoeging ‘aanschouwelijk voorgesteld door beweegbare platen’ in een reeks van uitgeverij Kluwer: ‘De Hond, zijn lichaamsbouw en zijn inwendige organen aanschouwelijk voorgesteld door 5 gekleurde beweegbare platen’, ‘Het paard (…), ‘De Koe (…)’, ‘Het varken (…)’ enz. Maar ook adverten ties kunnen waardevolle bronnen zijn.

Zo zeggen de vele advertenties iets over de geringe origi naliteit van de boekjes. Geen toeval dus dat in een adverten tie voor De Hond wordt benadrukt dat deze uitgave zich on

derscheidt van alle voorgaande doordat het ‘niet naar het Duitsch [is] bewerkt’. Aletta Jacobs verhult in haar ‘Voor woord’ niet dat haar bijdrage wél op een Duitse verhande ling leunde. Een vergelijking tussen de twee teksten zal moeten uitwijzen of Jacobs zelf aan het woord was in de ver oordeling van het korset of in de typering van de ‘kittelaar’ als het orgaan waarin ‘het wellustgevoel zetelt’. Nog steeds is onbekendheid met dit orgaan een feministisch issue.

De advertenties werpen ook licht op de ontvangst van het werk, niet alleen door te verwijzen naar uitspraken in recen sies door vooraanstaande personen, maar ook door de aan kondiging van de herdrukken. Al snel verschenen een twee de en derde druk. In de Universiteitsbibliotheek Groningen bevinden zich nog een vierde, vijfde en zesde druk, alle af komstig uit de bibliotheek van Aletta Jacobs zelf.

Het Universiteitsmuseum verwierf kortgeleden een zeld zame eerste druk, die een plaats kreeg in de Aletta Jacobs kamer van het museum. Daar past het werkje helemaal als onderdeel van het verhaal over deze feministe, die we vooral kennen als Nederlands eerste vrouwelijke student in 1871 en eerste vrouwelijke arts in 1879 en als belangrijk voorvechter van het vrouwenkiesrecht. Met dit boekje droeg ze op een heel bijzondere wijze bij aan de vrouwenemancipatie door vrouwen meer inzicht te geven in hun eigen lichaam.

108

Literatuur

De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen. Aanschouwe lijk voorgesteld door beweegbare platen en met geïllustreer den, verklarenden tekst. Een populaire schets door Dr. Aletta H. Jacobs, arts (Deventer [1898]).

Mineke Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs, 1854 1929. (Amsterdam 2005).

Anita Deen, ‘Dokter Aletta Jacobs. Nederlands eerste feministi sche arts’, in: Petra Broomans e.a. (red.) “Op mij rusten grooter en ernstiger plichten” Dr. Aletta Jacobs’ zorg voor de wereld (Groningen 1992).

109

Hoe komt het Universiteitsmuseum aan zo’n opmerkelijke en tegelijkertijd wonderschone collectie van houten eieren?

Als bezoeker begrijp je eerst niet wat de logica achter die verzameling is. Kijk je beter dan valt op dat de eie ren in grootte, in kleur, in vorm en in patroon van stippels verschillen en dat allerlei combinaties van deze eigenschap pen in de verzameling voorkomen. Die verschillende kleuren zijn zorgvuldig gekozen en zo, dat ze dezelfde grijswaarde hebben. Ook zijn er eieren die geen kleur hebben maar qua kleur alleen verschillen in grijswaarde. Alle kenmerken wer den met opzet in gradaties op de eieren aangebracht. Er zijn zelfs glazen eieren.

In de wetenschap bouwen we voort op de kennis van onze leermeesters. Zo deed Gerard Pieter Baerends (19161999) als student gedragsonderzoek bij de latere Nobelprijs winnaar Niko Tinbergen (toen nog bij de universiteit van Leiden) naar de kenmerken op basis waarvan zilvermeeu wen hun eieren als broedobject herkennen. Zij maakten ge bruik van het feit dat zilvermeeuwen eieren die op de rand van het nest liggen in hun nestkom terugrollen. Door twee namaakeieren met verschillende kenmerken tegelijk op de

nestrand aan te bieden, konden Baerends en zijn medewer kers vanuit een schuiltentje vlakbij zien, welk van de twee eieren de meeuw het eerst in het nest rolde. Door deze proe ven vaak te herhalen met allerlei combinaties van eigen schappen en bij verschillende individuen in de broedkolo nie, konden zij bepalen hoe combinaties van eigenschappen doorwerkten in hun voorkeur.

Baerends kreeg in 1946 als 30-jarige een aanstelling als hoogleraar ethologie in Groningen waar hij vol energie een heel lab wist op te bouwen, waar we nu 77 jaar later nog van profiteren. Het unieke van Baerends was dat hij de ethologie niet in isolatie bestudeerde maar ook fysiologie, morfologie en ecologie naar zijn lab haalde. En helemaal bijzonder was dat hij het gedrag van een dier in zijn natuurlijke situatie wilde bestuderen, omdat het daaraan aangepast is en dus beter begrepen kan worden.

Studenten deden volop mee in dit onderzoek en trokken naar de meeuwenkolonie op Terschelling. Gewapend met de eierverzameling en begeleid door Baerends zelf trokken ze in het broedseizoen het vrije veld in om erachter te komen welke eigenschappen de meeuwen beïnvloedden in de voor keur voor hun broedobject: het ei.

Baerends formuleerde aan de hand van de uitkomsten van deze proeven een model voor de causatie (veroorzaking) van gedrag: welke prikkels veroorzaken welke reacties bij het dier en hoe summeert het dier verschillende prikkels (bijvoorbeeld vorm en grootte, of vorm en kleur). En wat blijkt als de prikkels gecombineerd worden? Meeuwen prefe reren eieren die groter zijn dan hun eigen eieren, die groener zijn dan hun eigen eieren en die meer spikkels hebben dan hun eigen eieren. Ze houden van zogenaamde supernormale eieren.

Voorkeur voor supernormaliteit is mogelijk ingebakken in de fysiologie van meerdere diersoorten en Baerends dacht dat dit wellicht ook keuzepatronen bij de mens veroorzaakt.

140
Een zilvermeeuw rolt het namaakei als eerste in het nest.

De eieren van Baerends

Namaakeieren

141

Onderzoek naar rijvaardigheid

Rijsimulator

Rijvaardigheid doe je van oudsher op in een echte auto, onder begeleiding van iemand die het besturen van een auto (of een vliegtuig of boot) zó goed onder de knie heeft dat zij/hij het ook goed kan overbrengen.

Voor rijvaardigheid is het belangrijk dat de leerlingen niet alleen de basisvaardigheden goed leren beheer sen maar ook overzicht en inzicht krijgen in de vaardighe den en voorwaarden voor een veilige deelname aan het ver keer, in een steeds drukkere en complexere verkeersomgeving. In toenemende mate eist het verkeer (on acceptabel) veel slachtoffers en tegelijkertijd stelt ook de overheid steeds meer eisen aan omgeving, voertuigen en be stuurders voor een veilige verkeersdeelname. Onderzoek naar het vergroten van de veiligheid in de complexe samen hang van omgeving, voertuigen en bestuurders wordt steeds meer uitgevoerd met behulp van simulatie en in simulato ren. De redenen daarvoor liggen voor de hand: een veilige omgeving, grote flexibiliteit en lage kosten, simulatoren winnen het pleit op deze terreinen met gemak. Bovendien kunnen kritieke situaties worden onderzocht waar de veilig heid in de harde werkelijkheid in het geding zou zijn. Voor beelden zijn rijden onder invloed van medicijnen, of telefo neren in de auto en testen van hulpmiddelen voor (gehandicapte) mensen.

De eerste generatie rijsimulatoren, als je dat tenminste zo mag noemen, was primitief, zoals een cabine die diende voor basale training om de toenmalige, lastige versnellings bak (met dubbele kluts) te leren bedienen. Vooral rond de

tweede wereldoorlog waren trucks uitgerust met deze tame lijk complexe machinerie, die dan kon worden getraind in een soort simulator om beschadiging van de versnellingsbak in echte trucks te vermijden.

Een nieuwe generatie rijsimulatoren kwam tot volle was dom met de introductie van graphics computers in de tachti ger jaren. Vanaf dat moment kon de interactie tussen de bestuurder van een motorvoertuig en de verkeersomgeving bestudeerd worden in graphics omgevingen die daarna snel evolueerden. In een eerste, hele simpele opzet kon de ver keersomgeving vertoond worden op een computerbeeld scherm (crt), op ooghoogte voor de ‘bestuurder’ gezeten op een (auto)stoel met een stuurwiel en pedalen. Of, veel ge avanceerder, de dynamische verkeersomgeving werd gepro jecteerd op grote schermen voor een omgebouwde auto om het geheel een realistische ‘look en feel’ te geven (zie de foto). Deze rijsimulator werd ontwikkeld begin negentiger jaren bij het Verkeerskundig Studiecentrum, onderzoeks instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Op 19 maart 1992 werd de rijsimulator officieel in gebruik genomen door de toenmalige Commissaris der Koningin van de Provincie Groningen, de heer H.J.L. Vonhoff.

Toen het Verkeerskundig Studiecentrum werd opgeheven, is het onderzoek naar rijvaardigheid overgeheveld naar de

170

Afdeling Psychologie van de rug. In de jaren die volgden werd veel onderzoek uitgevoerd in grote Europese projecten, waarbij met collega’s en automobielfabrikanten werd sa mengewerkt om auto’s ‘slimmer’ te maken. Taken van de be stuurder kunnen zo tegenwoordig door de auto worden over genomen en de auto kan de bestuurder waarschuwen bij

naderend onheil zoals obstakels op de weg. Door de grote flexibiliteit van rijsimulatoren is het mogelijk om de gren zen van de mens-machine samenwerking te onderzoeken wat ongetwijfeld zal bijdragen aan de verkeersveiligheid.

171
Karel Brookhuis

Vanitas

Preparaat en foto van een kinderarm

Pal voor de ingang van de Der Aa­kerk werd in 2014 een enorm billboard geplant met daarop een afbeelding van een kinderarmpje in een fles op sterk water, een echte blikvanger.

De foto was samengesteld door fotografe Sacha de Boer die, ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de Groningse universiteit, de diversiteit van de wetenschap in beeld bracht op banieren en billboards in de stad. In de Der Aa-kerk was de wetenschapstentoonstelling For Infinity te zien.

Met het preparaat op de foto is iets bijzonders aan de hand. Het is vervaardigd door Pieter de Riemer (1769-1831), een vermaarde Haagse anatoom wiens omvangrijke en uit stekend gedocumenteerde verzameling in 1831 aan de Groningse universiteit toeviel. De Riemer experimenteerde met allerlei technieken om de structuren van het menselijk lichaam zichtbaar te maken: inspuitingen met gekleurde was voor het vaatstelsel, injecties met kwikzilver om de lymfevaten te doen opbloeien, het verzamelen van schedels van misdadigers om deze te vergelijken met schedels van ‘normale’ mensen volgens de net in zwang zijnde frenologie van dr. Franz Joseph Gall; dit alles om zijn collectie zo com pleet mogelijk te maken.

Ook op esthetisch gebied wilde De Riemer zijn preparaten zo fraai mogelijk laten uitkomen en het kinderarmpje in de fles is hiervan een prachtig voorbeeld. Het is een vanitas, een symbool voor de ijdelheid van het leven en vergankelijk heid door de dood en wordt niet alleen symbolisch weerge geven in de tere kindervingertjes, nee, deze houden ook een halfvergaan plantenblad vast. In De Riemers’ woorden: “Het

176

bijna geheele bovenste lid van een kind van ongeveer drie jaren, (houdende in de hand het geraamte van een blad) door eene zachte opspuiting aan de natuurlijke kleur van het leven gelijk gesteld: bijzonder is zulks langs den elle boog en den onderarm zigtbaar.” De bovenkant van het armpje is met kant afgezet om de ruwheid van de afsnijding te ver hullen. Het is een topstuk van de destijds geldende esthe tiek.

De foto is een samenvoeging van de oude prepareertech niek met de nieuwste ontwikkeling qua beeldvorming, mri oftewel Magnetic Resonance Imaging. Het preparaat is met fles en al in de mri-scanner gegaan en hierdoor zijn talloze doorsneden, zowel horizontaal als in lengterichting ont staan. Op de uiteindelijke foto is de fles met het armpje van het oude beeld samengevoegd met het nieuwe beeld, een scan in lengterichting. Beide sluiten naadloos op elkaar aan en de botstructuren zijn in het rechterdeel duidelijk te zien.

De Riemer heeft in zijn tijd geëxperimenteerd met lengteen dwarsdoorsneden van het menselijk lichaam in bevroren toestand en was hiermee een pionier. Deze zogenaamde topografische preparaten gaven een hele nieuwe kijk in het menselijk lichaam.

“Nimmer zal ik het verrassende vergeten toen, voor de eerste maal, zulk een bevrozen lijk, door mij opengezaagd, voor mij lag, en ik in hetzelve die verwachte rustige ligging der inwendige organen aanschouwde, welke, door de be vriezing in marmer veranderd zijnde, geen haarbreed ver plaatsing ondergaan hadden.”

Literatuur

[P. de Riemer en E.J. van Maanen], Beredeneerde beschrijving van het museum anatomico physiologicum van P. de Riemer (Rotterdam 1831).

John Le Grand, Anatomisch Museum (Groningen 1998).

177
John Le Grand

Panorama van de wetenschap is een rijk geïllustreerd boek vol verhalen over wonderlijke, vernuftige en zeldzame museumstukken van het Universiteitsmuseum Groningen. De verscheidenheid aan objecten die het Universiteitsmuseum beheert is groot. Vrijwel alle wetenschapsgebieden zijn vertegenwoordigd, naast fraaie objecten uit de geschiedenis van de Groningse universiteit.

De voorwerpen die in Panorama van de weten schap centraal staan, zijn zeer uiteen lopend: van de oudste elektrische wagen ter wereld tot een van de eerste rijsimulatoren, van de meteoriet Krasnojarsk tot de eerste Nederlandse satelliet, van de kop van Jut tot het hoofd van een orang oetan en van een heel vroeg planeta rium tot een parallactisch instrument dat onze blik op het universum voor altijd veranderde.

Panorama van de wetenschap biedt een uniek venster op meer dan vierhonderd jaar Groningse universiteit en wetenschap.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.