Studiedienst PVDA M. Lemonnierlaan 171 • 1000 Brussel www.pvda.be V.u.: Marie-Rose Eligius, M. Lemonnierlaan 171, 1000 Brussel
Maart 2013
Inhoud 6 mythes over de loonkosten............................................................................... 4 1e mythe: Zijn de loonkosten nadelig voor de economie?................................... 5 Allereerst dit: wat is dat precies de crisis? ....................................................... 5 Maar waarom produceren we minder?............................................................. 5 Ja maar, gaat dat ook op voor België?.............................................................. 5 Ja maar, waarom consumeren we minder?....................................................... 5 2e mythe: Doet de index de Belgische lonen ontsporen ?................................... 6 3e mythe: Maken lagere lonen onze economie competitiever? Daardoor kunnen we onze export verhogen en de economie opnieuw aanzwengelen. Nee?............................................................................................. 7 4e mythe: Is de loonkostenhandicap van België ten opzichte van de buurlanden groter geworden sinds 1996?............................................................ 8 De reële lonen van de Duitsers zijn tussen 2000 en 2012 gedaald met 1,8 %.. 9 5e mythe: zijn de Belgische lonen de hoogste van de eurozone?...................... 11 6e mythe: Lage lonen maken mogelijk dat er werkgelegenheid wordt gecreëerd...................................................................................................12 Wanneer gaan we nu eindelijk eens de kosten van het kapitaal aanpakken?.....................................................................................13 Contact................................................................................................................13
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
3
6 mythes over de loonkosten “Het zijn de loonkosten die het grootste probleem vormen voor de Belgische economie.”, horen we geregeld. En als het niet het grootste is, dan is het toch het belangrijkste dat we moet oplossen. Volgens het VBO (de Belgische werkgeversorganisatie) heeft België een “loonkostenhandicap” van 20 % ten opzichte van onze buurlanden.1 Bovendien “ontsporen” de loonkosten steeds verder. Ook de regering vindt dat het probleem van de “loonhandicap” van België moet worden opgelost. De Belgische werkgevers juichen trouwens de stappen toe van de ministers “met betrekking tot een aanpassing van het indexsysteem, een reële loonstop en een lastendaling”.2 De N-VA en Bart De Wever van hun kant zijn permanent op oorlogspad tegen de hoge loonkosten in België. Volgens de nationalistische partij zou België zelfs een loonkostenhandicap hebben van 25 %.3 De Vlaams-nationalisten vinden dat de regering nog veel verder moet gaan en veel sneller in de verlaging van de loonkosten. We stellen vast dat politieke wereld – over alle partijen heen – en de patronale wereld bijzonder eensgezind zijn over de noodzaak en de dringendheid om het probleem van de Belgische “loonkostenhandicap” op te lossen. Er gaat de voorbije weken praktisch geen dag voorbij zonder dat ze ons willen doen geloven dat de Belgische werknemers teveel verdienen of dat de arbeidskosten in België te hoog zijn. Elke herstructurering, elk plan voor de sluiting van een bedrijf is een gelegenheid voor werkgevers en politici om te trachten te doen aanvaarden dat “het probleem van de loonkosten” moet opgelost worden. Sommigen willen het zelfs zo voorstellen dat iedereen die zich tegen deze “evidentie” verzet “onrealistisch” is of niets begrijpt van de “economische noodwendigheden” of meer nog, zich schuldig maakt aan “economisch negationisme”. 4 We hebben geprobeerd om te analyseren wat die “vaststaande” en “onbetwistbare” werkelijkheid wel zou kunnen zijn aan de hand van 4 recente publicaties: • Het Rapport van de Nationale Bank van België (BNB) 2012, verschenen in januari 2013. • De Bijlagen bij het technisch verslag van de Centrale Raad van het Bedrijfsleven (CRB), verschenen in januari 2013. • Het laatste onderzoek van de Conference Board5 over de productiviteit in de wereld, gepubliceerd in januari 2013. • Het laatste rapport over de lonen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), gepubliceerd in december 2012. Onze analyse wil aantonen dat er een reeks mythes bestaat over de lonen. Mythes die wij een voor een zullen doorprikken op basis van feiten, uitgewerkt in de 4 hoger vermelde documenten. Deze analyse is een aanvulling op het document, dat we publiceerden in september 2012, met als titel De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord. 1 2 3 4 5
4 .
Loonkosten ontsporen verder, VBO, 14 februari 2013. http://vbo-feb.be/fr-be/Dossiers/Economie-conjoncture/ Competitivite/14-02-Rapport-technique-CCE/ Ibidem. Interview met Bart De Wever in De Zondag, krant van 2 december 2012. Ibidem. De Conference Board is een groot Amerikaans onderzoeksinstituut.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
1e mythe: Zijn de loonkosten nadelig voor de economie ? Allereerst dit: wat is dat precies de crisis? Dat betekent dat er een zwakke of een negatieve economische groei is. Als de groei gedurende 6 opeenvolgende maanden negatief is, dan zegt men dat we in een recessie zitten.6 Men produceert minder goederen en diensten. En als men minder produceert, dan zijn er minder mensen aan het werk en dus meer werklozen. Bedrijven sluiten hun deuren of draaien op een laag pitje. De staat heeft meer sociale uitgaven omdat er meer werklozen zijn aan wie ze een uitkering moeten geven. De staat heeft ook minder inkomsten omdat, als er minder mensen aan het werk zijn, zij ook minder belasting betalen. En die mensen kopen ook minder. Daardoor zijn er minder btw-inkomsten. Tot zover een hele kleine samenvatting. Maar waarom produceren we minder? Het laatste rapport van de Nationale Bank geeft hierop een helder antwoord: “Elk van de bestanddelen van de binnenlandse vraag [in de eurozone] bleef in 2012 lusteloos. De overheidsconsumptie ging licht achteruit (–0,2 %), als gevolg van de inspanningen om de begroting te saneren. Deze inspanningen beïnvloedden, meer in het algemeen, ook de overige posten van de binnenlandse vraag, waaronder de particuliere consumptie. Die laatste, welke met 1 % daalde ten opzichte van 2011, werd afgeremd door verscheidene andere factoren. Zo werd het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens ook uitgehold door het banenverlies, de matige groei van de lonen en de stijging van de energieprijzen.”7 Daar moeten we volgens de Nationale Bank de fundamentele oorzaken van de crisis in de eurozone gaan zoeken. We produceren minder omdat we minder verbruiken omdat ons beschikbare inkomen vermindert als gevolg van de daling van de lonen en de stijging van de werkloosheid. We produceren minder omdat de overheidssector minder uitgeeft als gevolg van de besparingsmaatregelen. Ja maar, gaat dat ook op voor België? Ook hier is de Nationale Bank duidelijk. “De daling van het bbp in 2012 is hoofdzakelijk (…) toe te schrijven aan de inkrimping van de binnenlandse vraag die vooral het gevolg is van de vermindering, naar volume, van de bestedingen van de huishoudens, van wie zowel de consumptie als de investeringen afnamen.”8 Met andere woorden, de Nationale Bank legt uit dat het slecht gaat met onze economie omdat we minder besteden. De BNB is zelfs verplicht om vast te stellen dat de daling van onze consumptie al dateert van 2011. “Een negatief verloop van de particuliere consumptie over een dergelijke lange periode werd niet meer opgetekend sinds het begin van de jaren tachtig.”, stelt de BNB.9 Ja maar, waarom consumeren we minder? Omdat onze inkomens geen gelijke tred houden met de gestegen levensduurte. Zo komen we bij mythe nr. 2.
6
7 8 9
Men meet de groei of de krimp van de productie aan de hand van het bbp of het bruto binnenlands product. Het is een indicator die het totale aantal goederen en diensten meet, dat een land op een jaar tijd produceert voor een welbepaald gebied (meestal een land). Rapport van de Nationale Bank van België 2012, blz. 52. Rapport van de Nationale Bank van België 2012, Punt 5.2 Zwakke binnenlandse vraag, blz. 133. Rapport van de Nationale Bank van België 2012, blz. 134.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
5
2e mythe: Doet de index de Belgische lonen ontsporen ? Ook op dat punt is het antwoord van de BNB duidelijk: “… dat het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens in 2010 en 2011 een dalende tendens vertoonde (…). Er zijn uiteenlopende redenen voor dit verloop: ze houden onder meer verband met de versnelling van de inflatie die op haar beurt slechts gedeeltelijk en met vertraging tot uiting kwam in de lonen (...).”10 Kortom de BNB legt ons uit dat de prijzen in 2010 en in 2011 in België de hoogte ingingen en dat de index deze stijging niet volledig heeft kunnen opvangen in ons loon. Daardoor hebben de werknemers aan koopkracht ingeboet en was er dus minder consumptie. Tabel 1. Uitsplitsing van de ontwikkeling van de koopkracht van particulieren 2010 2011 Bruto beschikbaar inkomen per inwoner 0,2% 2,6% Inflatie – Nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen 2,2% 3,5% Reëel bruto beschikbaar inkomen per inwoner -1,9% -0,8% Bron: B ijlagen bij het Technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, verschenen in januari 2013, Tabel 5-9: Uitsplitsing van de ontwikkeling van de koopkracht van particulieren, blz. 155.
Meer nog, een recent onderzoek toonde aan dat de indexaanpassingen absoluut niet volstonden om gelijke tred te houden met de stijging van de levensduurte: “De werkelijke inflatie ligt [voor alle inkomenscategorieën] hoger (…) dan het inflatiecijfer, dat de indexering bepaalt [de gezondheidsindex, nvdr]. Dit doet vermoeden dat de indexering niet volstaat om de koopkracht ongewijzigd te houden.”11 De auteurs tonen aan dat als de werknemers alleen maar een indexaanpassing hadden gekregen in de periode van 2001 tot 2011, hun koopkracht er in functie van hun inkomenscategorie met 2 tot 8 % op achteruit zou zijn gegaan. Deze verschillen bewijzen ons dat de index de lonen helemaal niet doet ontsporen en dat hij integendeel de stijging van de levensduurte onderschat. Even eraan herinneren: Index en loonsverhogingen zijn twee verschillende zaken. De voorbije jaren kwam de verhoging van het bedrag, dat we op onze rekening ontvingen voor ons werk, van twee bronnen: de index en de loonsverhogingen. Index De index meet de levensduurte. In België worden de lonen min of meer automatisch aangepast aan deze index. Het doel hiervan is dat de werknemers geen koopkracht verliezen. Zoals we hebben gezien, onderschat de huidige index de stijging van de levensduurte. Een loonindexering is dus geen loonsverhoging in de strikte zin van het woord. Loonsverhoging We produceren elk jaar meer rijkdom, door de inspanningen van de werknemers en door betere machines. Naar wie gaat al die extra geproduceerde rijkdom? Verdwijnt die alleen in de zakken van de patroon? Of moet een deel van die meerproductie ook in de portemonnee terechtkomen van diegenen die ze hebben geproduceerd, de werknemers? De arbeidersbeweging heeft al tientallen keren op deze vraag geantwoord, door hun strijd voor loonsverhogingen. 10 Rapport van de Nationale Bank van België 2012, blz. 134. 11 Franstalig document: Regards économiques, n° 102, “Les inégalités d’inflation selon l’âge et le revenu”, Vincent Bodart en Jean Hindriks, maart 2013, UCL.
6 .
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
3e mythe: Maken lagere lonen onze economie competitiever? Daardoor kunnen we toch onze export verhogen en de economie opnieuw aanzwengelen? Het laatste rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) wijst op een valse voorstelling van zaken die achter deze redenering schuilgaat: “Een daling van het aandeel van de arbeid12 (...) treft de consumptie van de gezinnen en kan dus tekorten creëren in de globale vraag. Die tekorten werden in een aantal landen gecompenseerd door een netto stijging van de export (het verschil tussen de import en de export, nvdr.), maar niet alle landen kunnen tegelijk een overschot op hun lopende rekening hebben. Dientengevolge, een strategie die gebaseerd is op de vermindering van de arbeidskosten per eenheid – een frequent geformuleerde aanbeveling voor de landen in crisis die tekorten vertonen op hun lopende rekeningen – kan het gevaar inhouden eerder de binnenlandse consumptie te verlagen dan de export te verhogen. Als een groot aantal landen tegelijk overgaat tot loonverminderingen om redenen van competitiviteit, dan kan dat leiden tot een ‘wedren naar beneden’ op het vlak van het aandeel van de lonen en zo de globale vraag verminderen.”13 De IAO is tamelijk duidelijk. Ons meeslepen in een spiraal van loonsverlagingen – het beleid dat men ons overal in Europa wil opleggen – zal de economie niet opnieuw aanzwengelen via de export. Het zal vooral de daling van de vraag doen toenemen en de crisis nog erger maken. Nog interessanter, de cijfers van de BNB laten zien dat in 2011 de netto uitvoer14 van België is gedaald. Het bbp bleef dat jaar nochtans verder groeien. Hoe komt dat? Dankzij de vooruitgang van de particuliere uitgaven en van de overheidsuitgaven. Zonder die twee elementen zou de economie in een recessie gezeten hebben. Het jaar daarop, in 2012, is de exportverhouding opnieuw aan het stijgen. En toch gaat het bbp achteruit. En hoe komt dat? Omdat de particuliere uitgaven dalen en de overheidsuitgaven stagneren (zie tabel 2). Tabel 2. B bp en voornaamste bestedingscategorieën (voor kalenderinvloeden gezuiverde gegevens naar volume; veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2009 2010 2011 2012 Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Netto-uitvoer van goederen en diensten (1) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten BBP
0,6 1,9 –0,6 –11,1 –10,6 –2,7
2,7 0,7 0,7 9,6 8,9 2,4
0,2 0,8 –0,1 5,5 5,7 1,8
–0,7 0,1 0,5 0,7 0,2 –0,2
Bronnen: INR, NBB, p. 133, tabel 10. (1) Bijdragen aan de verandering van het bbp t.o.v. het voorgaande jaar, in procentpunten.
12 Met “het aandeel van de arbeid” bedoelt men dat deel van de rijkdom in de totale geproduceerde rijkdom, verdiend door de werknemers - hoofdzakelijk onder de vorm van een loon - Het “aandeel van het kapitaal” is dat deel van de rijkdom dat het kapitaal (vooral de aandeelhouders) zich toe-eigent. 13 Samenvatting Wereldverslag over de lonen, IAO, december 2012. 14 Als we spreken van netto uitvoer, bedoelen we hiermee het verschil tussen de uitvoer en de invoer.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
7
4e mythe: Is de loonkostenhandicap van België ten opzichte van de buurlanden groter geworden sinds 1996? Als we het rapport van de BNB lezen, dan is het nochtans een totaal andere realiteit die we te zien krijgen. Als we naar de uurloonkost kijken, dan stellen we vast dat die tussen 1996 en 2012 in Nederland met 10 % meer omhoog ging dan in België. Ook in Frankrijk ging deze loonkost per uur meer omhoog dan in België. Alleen in Duitsland – als gevolg van een zeer agressief beleid van lage lonen begin jaren 2000 – steeg de loonkost per uur minder snel dan in België. En sinds 2009 is ook deze tendens lichtjes aan het omkeren (zie grafiek hieronder).15
Bron tabel. NBB, Jaarverslag 2012, p. 153. Grafiek 79. Loonnorm en loonhandicap in de private sector volgens de CRB. Verklaring bij tabel. In de drie buurlanden verwachte verhoging van de loonkosten, verminderd met hun effectieve stijging. Een positief (negatief ) cijfer betekent derhalve dat de toename van de loonkosten in de buurlanden werd overschat (onderschat). Rood: Duitsland - Groen: Frankrijk - Oranje: Nederland - Nullijn: België. Wat boven de nullijn ligt (vooral Duitsland), wijst op een minder snelle loonstijging dan in België. Onder de nullijn, op een snellere loonstijging.
15 We merken ook op dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) in zijn laatste rapport (16 januari 2013) vaststelt dat “de lonen in Duitsland in 2012-2013 sterker zullen stijgen dan in 2010-2011. Voor het eerste semester van 2012 worden de afgesproken loonsverhogingen becijferd op gemiddeld 2,75 % op jaarbasis.”
8 .
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
Sommige buurlanden hebben de achterstand die ze hadden met België op het gebied van productiviteit een klein beetje ingehaald. Vooral Nederland. Dat compenseerde gedeeltelijk de loonkloof die Nederland had met België. Maar zie wat de BNB schrijft, zelfs als we met deze parameter rekening houden: “Aangaande Frankrijk en Nederland slaagden de Belgische ondernemingen erin tussen 1996 en 2012 een licht concurrentievoordeel van respectievelijk 0,4 % en 2,7 % op te bouwen...”16 Met andere woorden, de BNB zegt ons dat niet België met een loonkostenhandicap zit, maar wel Frankrijk en Nederland die hun lonen sneller zagen stijgen dan België. Maar de BNB gaat verder: “In vergelijking met de andere landen van het eurogebied liet België tijdens de beschouwde periode (1996-2012) ook een gunstig verloop optekenen…”17 Concreet betekent dit dat de Belgische lonen minder snel gestegen zijn dan deze in de rest van de eurozone. Zoals hoger gesteld, is het uiteindelijk alleen maar ten opzichte van Duitsland dat de Belgische lonen sneller zijn gestegen. En dat begrijpen we, want dat land voerde – vooral in de dienstensector – een zeer agressieve loonpolitiek die een aantal werknemers er bijvoorbeeld toe verplicht te gaan werken voor een euro per uur. Maar zelfs daar is de tendens aan het omkeren. De reële lonen van de Duitsers zijn tussen 2000 en 2012 gedaald met 1,8 % Volgens het Duitse Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek (WSI)18 daalden tussen 2000 en 2012 in Duitsland de reële lonen – d.i. zonder rekening te houden met de prijsstijgingen – met 1,8 %.19 Als oorzaak wijzen de onderzoekers op de economische moeilijkheden en op de deregulering van de arbeidsmarkt. De fameuze Hartz-hervormingen (vooral de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en de mini-jobs voor 1 euro per uur) hebben zwaar op de lonen gewogen. Volgens het onderzoek komt er een steeds diepere kloof tussen ondernemingen die nog gebonden zijn aan sectorovereenkomsten (equivalent van onze cao’s) en bedrijven waar geen loonafspraken bestaan. Door opeenvolgende loonakkoorden liggen de reële lonen in 2012 ruim 6,9 % hoger dan in 2000. Dat terwijl er in het land voor alle lonen samen een daling was. De bedrijven zonder sectorgebonden collectieve arbeidsovereenkomsten trekken de globale loonevolutie de diepte in. Grafiek. Evolutie van het reële loon in Duitsland tussen 2000 en 2012
Bron: Statistischen Bundesamt, WSI-Tarifarchiv 2013, Hans Böckler-Stiftung 2013.
Dit leert ons twee zaken. Ten eerste dat de Duitse loonpolitiek voor de “sterke” sectoren (chemie, automobiel …) – dat wil zeggen de sectoren, geregeld door een collectieve arbeidsovereenkomst – niet zo sterk verschilt van het loonbeleid in 16 17 18 19
Rapport van de Nationale Bank van België 2012, blz. 170. Rapport van de Nationale Bank van België 2012, blz. 170. Wirtschafts- und Sozialwissenschaftliche Institut (WSI). http://www.boeckler.de/41907_42170.htm.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
9
andere landen. De werknemers in deze sectoren kregen reële loonsverhogingen van 6,9 %. Het gaat heel dikwijls ook over de sectoren die het meest onderhevig zijn aan concurrentie. In andere sectoren echter – horeca, thuiszorg, diensten... en meer algemeen alle sectoren die niet geregeld zijn door cao’s – is er heel wat meer dan 1,8 % loonverlies.
10 .
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
5e mythe: Zijn de Belgische lonen de hoogste van de eurozone? Onlangs publiceerde een belangrijk Belgisch dagblad een tabel, waaruit bleek dat België het land zou zijn met de hoogste uurloonkost van de eurozone voor wat betreft de industriële nijverheid.20 Ook Luc Coene had onlangs kritiek op te hoge loonkosten. We zagen hierboven hoe antisociaal de logica is waarin men de lonen steeds verder naar beneden trekt, en dat die geen enkele economische uitweg biedt. Maar los daarvan, zijn de cijfers die ons dagblad presenteert, wel waar? Het is moeilijk om die vraag te beantwoorden. Maar zeker is wel dat de cijfers nooit rekening houden met de productiviteit. En we haalden het al aan in onze vorige brochure over de lonen: “Als een baas iemand een zeer laag loon betaalt maar zijn productiviteit is zeer laag, dan is het mogelijk dat hij er niet bij wint.”21 Om de loonkosten te meten moet je niet alleen rekening houden met de lonen, maar ook met de productiviteit. En voor die tweede factor zit België al jaren aan de wereldtop. Momenteel is België het vierde productiefste land ter wereld en, als we Luxemburg even terzijde laten, het meest productieve land in de hele eurozone.22 En het is bovendien precies het feit dat de lonen in België een beetje hoger liggen dan elders, dat “de ondernemingen ertoe aanzet om productiever te zijn” en dus om betere prestaties te leveren.23
20 21 22 23
Le Soir, 2 mars 2013. De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord, Studiedienst PVDA, september 2012. Total Economy DatabaseTM, Summary Statistics 1996-2013, The Conference Board, January 2013 De Tijd, 18 januari 2013.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
11
6e mythe: Lage lonen maken mogelijk dat er werkgelegenheid wordt gecreëerd “Als de lonen dalen, scheppen we werk”, zeggen de patroons. Als dat zo was, dan zou Duitsland, dat een agressieve loonpolitiek heeft ontwikkeld, het land moeten zijn dat het meeste werkgelegenheid heeft gecreëerd. België zou met zijn “hoge” lonen het land moeten zijn dat de afgelopen jaren het minste werkgelegenheid creëerde. Waar of niet waar? Niet waar. En precies het omgekeerde is waar. “België presteert het best wat het arbeidsvolume van de werknemers betreft: een stijging met 19 % (tussen 1996 en 2011) tegenover een stijging met slechts 5 % in de drie buurlanden. In Duitsland is de werkgelegenheid het minst gegroeid, met uitzondering van de zelfstandige arbeid, die er veel meer op vooruitging dan in de andere drie landen.”24 Tabel. Evolutie van de werkgelegenheid (1996-2011) Binnenlandse werkgelegenheid, personen Totaal WeddeZelfstandigen trekkenden Duitsland 3.328 9 % 2.647 8 % 681 18 % Nederland 1.383 19 % 1.334 22 % 49 4% Frankrijk 3.079 13 % 3.115 15 % - 35 - 1 % Totaal 3 landen 7.790 11 % 7096 12 % 695 9% België 662 17 % 630 20 % 31 4% Noot:
Variatie werkgelegenheid in duizendtallen of miljoenen uren en in %.
Bron:
Comptabilités nationales annuelles (DESTATIS,CBS, INSEE en BNB)
Uren Weddetrekkenden 448 1% 1.314 15 % 2.295 7% 4.097 5% 869 19 %
Duitsland heeft met andere woorden tussen 1996 en 2011 zo goed als geen bijkomende werkgelegenheid voor werknemers gecreëerd. Als het aantal werknemers toch is toegenomen, dan is dit in hoofdzaak door de veralgemeende invoering van kleine deeltijdse jobs, waar je ternauwernood van kunt leven. Er is niet meer werk, maar het werk is verdeeld over een groter aantal werknemers met een onzeker arbeidsstatuut. Meer dan 50 % van de nieuw gecreëerde banen in Duitsland tussen 2002 en 2011 heeft te maken met mini-jobs met een loon van maximum... 400 euro per maand. Meer dan 70 % van de werknemers met een dergelijke mini-job werken 1 tot maximum 14 uur per week. Die mini-jobs geven ook op geen enkele manier recht op sociale zekerheid.
24 Bijlagen van het Technisch verslag van de Centrale Raad van het Bedrijfsleven, verschenen in januari 2013.
12 .
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
Wanneer gaan we nu eindelijk eens de kosten van het kapitaal aanpakken? De crisis heeft niets te maken met te lage lonen. En zoals de gegevens hierboven bewijzen, is het al helemaal geen oplossing voor de crisis om onze lonen te gaan verlagen, integendeel. Maar waar zit dan eigenlijk het probleem? Financieel expert, Paul Jorion, legt uit: “Sinds 1993 is het gewicht van de loonmassa (in Frankrijk) praktisch niet gewijzigd. Het probleem zit dus ergens anders en met name in de kosten van het kapitaal.” 25 Dat kapitaal legt – overal in de wereld – beslag op een steeds groter deel van de geproduceerde rijkdom en versnelt daarmee meteen ook het economische onevenwicht dat ingebakken zit in het kapitalistische systeem. Al wie de crisis wil aanpakken, zal het dus aan die kant moeten gaan zoeken.
Contacten David Pestieau, directeur van de studiedienst PVDA – 0472 / 81 73 74 Peter Mertens, voorzitter van de PVDA Benjamin Pestieau, auteur van de studie – 0477 / 83 11 90
25 http://www.pauljorion.com/blog/?p=44121.
6 MYTHES OVER DE LOONKOSTEN
13