VE RD SU UUR BZ UR AM BA I N G A N VA LI M N BU RG
1
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Kaart 1: Dichtheid aan linten in Vlaanderen (bron: Verbeek T., e.a. Universiteit Gent)
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
2
0 INLEIDING
Vlaanderen en lintbebouwing zijn een bekend fenomeen.
Enerzijds zijn dit nadelen voor de eigenaars, want zij zijn voor al hun verplaatsingen afhankelijk van de wagen, wat in een tijd van toenemende congestie
Lintbebouwing betekent wegen waarlangs een aaneengesloten lint
geen evidentie is. Anderzijds zijn er de gevolgen voor de samenleving.
van bebouwde percelen zijn gelegen, die aan de achterzijde grenzen aan open
Zo zorgen de lage dichtheid en de verspreide bebouwing ervoor dat het orga-
landschap .
niseren van efficiënt openbaar vervoer moeilijk betaalbaar is, dat voorzienin-
Verlinting verwijst naar het ontstaansproces van lintbebouwing.
gen, zoals scholen en zorg, heel duur zijn en winkels niet economisch rendabel
1
zijn, dat het aanleggen en onderhouden van nutsvoorzieningen erg duur is, Analyses van geografische informatie tonen aan dat lintbebouwing, in tegen-
dat natuurlijke biotopen geïsoleerd raken, dat grootschalige programma’s geen
stelling met onze buurlanden, overal in Vlaanderen voorkomt (zie kaart 1 ).
plaats meer vinden omdat deze altijd wel in iemands achtertuin liggen,… .
Eén van de verklaringen hiervoor ligt in de specifieke topografie, hydrografie
Ondanks het feit dat deze nadelen gekend zijn, bestaat er amper onderzoek
en bodemsamenstelling van Vlaanderen.
naar de precieze impact van verlinting. En al helemaal niet in verhouding tot
Een nederzetting ontstaat typisch waar het droog is, niet te ver van het water
andere, minder ruimte verslindende verstedelijkingsprocessen.
en niet op goede landbouwgrond. Wie in de negentiende eeuw door Vlaan-
Dergelijk onderzoek is noodzakelijk om het (ruimtelijk) beleid bij te kunnen
deren reisde, kwam terecht in een fijnmazig netwerk van kernen, lijnvormi-
sturen.
2
ge nederzettingen en verspreide hoeves . Omdat er tot de jaren zestig van de 3
twintigste eeuw amper sprake was van ruimtelijke ordening, konden mensen
In opdracht van de Provincie Limburg en de vzw Duurzaam Bouwen Limburg
als het ware bouwen waar ze wilden. Het gevolg was dat lintbebouwing overal
(DuBoLimburg) heeft de onderzoeksgroep ArcK van de Universiteit Hasselt
in lengte toenam. Hier was alle infrastructuur immers al aanwezig.
een onderzoek uitgevoerd naar het verduurzamen van verlinting.
Met de komst van de Gewestplannen is alle lintbebouwing juridisch vastge-
Het opzet van dit onderzoek is dubbel.
legd. En voor die linten die buiten het Gewestplan vielen, werd de opvulregel
Ten eerste is er het bewust maken van de Vlaming van de impact van verlinting.
uitgevonden. Vandaar dat het verlintingsproces vandaag nog altijd voortduurt.
Hiervoor is een interactieve applicatie ontwikkeld, die toelaat om de kosten van verlinting te becijferen en te vergelijken met andere nederzettingsvormen
Op zich is dit begrijpelijk, want wonen in een lint kent heel wat voordelen. Zo
zoals een verkaveling of een dorpskern.
is een lint makkelijk bereikbaar met de auto. Je moet immers niet eerst door
Ten tweede betreft het het begeleiden van gemeentelijk ambtenaren (vooreerst
een woonwijk of dorpskern om bij je woning te geraken. Daarnaast is er ook
ambtenaren ruimtelijke ordening) in het aanpakken van problemen eigen aan
het uitzicht op het landschap achter de tuin. En ten slotte is er de rust van het
verlinting.
wonen in het groen. Hier was lange tijd niets tegen in te brengen. Maar van-
Dit tweede luik vormt het onderwerp van deze publicatie.
daag wegen deze voordelen niet meer op tegen de nadelen, die lintbebouwing veroorzaakt4.
Het centrale uitgangspunt is dat het verduurzamen van verlinting om een transitie vraagt van een verspreide, lijnvormige nederzettingsvorm met lage dichtheid naar een meer geconcentreerde nederzettingsvorm met een hoge-
1. Definitie gebaseerd op Wouters, K., 2012. In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling Verkeerskunde HSV Diepenbeek. 2. Deze kaart is onderdeel van de studie Verbeek, T., Leinfelder, H., Pisman, A., and Allaert, G., 2010. Vlaamse ruimtelijke ordening en/door het lint. In G. Bouma, F. Filius, H. Leinfelder, & B. Waterhout (Red.), Ruimtelijke ordening in crisis: Bijdragen aan de PlanDag 2010. Amsterdam, Stichting Planologische Discussiedagen, 49-60. 3. Zie o.a. Ferraris kaarten 4. Zie o.a. Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012.
3
re dichtheid. Enkel zo kan openbaar vervoer optimaal functioneren, beginnen voorzieningen terug te renderen, blijft de kost van nutsvoorzieningen binnen de perken, neemt de impact op ecosystemen af, … . Omdat de eigendomsstructuur in Vlaanderen erg complex is, vraagt een dergelijke transitie om een geïntegreerde aanpak over de sectoren heen en met een lange tijdshorizon. VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Een tweede uitgangspunt is dat de impact van verlinting verschilt van regio tot
De eerste case ligt in Lommel Kolonie (Lommel) in een artificieel landschap
regio en dus om een beleid op maat vraagt.
van bevloeiingskanaaltjes (de Watering) met recreatie als specifiek grondge-
Een eerste verklaring voor deze verschillen ligt opnieuw in de topografie, hy-
bruik.
drografie en bodemsamenstelling waardoor lintbebouwing in de Hoge Kem-
De tweede case, Kerkhoven (ook Lommel), ligt naast een beekvallei met Kleine
pen de vorm van een kamstructuur volgt, in de Lage Kempen een kamerstruc-
Middelgrote Onderneming (KMO)- bedrijvigheid als specifiek grondgebruik.
tuur en in Haspengouw een netwerkstructuur. Met telkens een andere impact.
De derde case betreft Heusden (Heusden-Zolder), in het vijvergebied van de
Een tweede verklaring ligt in het verschil in bodemgebruik. Zo zorgt lintbe-
Wijers, met natuur als specifiek grondgebruik.
bouwing in de Hoge Kempen tot een versnippering van het project Bosland,
De vierde case ligt in Zepperen (Sint-Truiden) met landbouw (fruitteelt) als
in de Lage Kempen tot een versnippering van het gebied van De Wijers en in
specifiek grondgebruik.
Haspengouw tot een versnippering van vruchtbare landbouwgebieden.
Voor elke case is de huidige toestand voorgesteld en een ‘verduurzaamde’ va-
Deze nadelen zijn zowel economisch, als ruimtelijk en sociaal van aard en val-
riant. En dit zowel op schaal van het volledige lint, als voor een aantal sleutel-
len binnen sectoren zoals landbouw, natuur, industrie, toerisme, erfgoed, wo-
locaties in dit lint.
nen en ruimtelijke ordening.
De toegepaste principes zijn geïllustreerd met plannen, snedes en collagete-
Concreet stelt deze publicatie drie transitiestrategieën voor, die een dergelijk
keningen.
geïntegreerd, regio-specifiek beleid met een lange tijdshorizon kunnen ondersteunen, namelijk, transformeren, verdichten en verdunnen.
Tot slot iets over de opbouw van dit document.
Voor elke strategie is een reeks ruimtelijke ontwikkelingsprincipes uitgewerkt,
Hoofdstuk 1 beschrijft de nadelen van verlinting.
die kunnen helpen om de strategie in een ruimtelijk beleid te vertalen.
Hoofdstuk 2 vat het ruimtelijk onderzoek samen naar de regio-specifieke im-
Bij de eerste strategie, het transformeren van bestaande linten tot een meer
pact van lintbebouwing in de Provincie Limburg.
duurzame nederzettingsvorm, zijn er bijvoorbeeld het verbeteren van de rela-
Hoofdstuk 3 illustreert de ruimtelijke ontwikkelingsprincipes.
tie met het omliggende landschap of het zelfvoorzienend maken van gebouwen.
Hoofdstuk 4 past deze principes toe op de vier cases.
Bij de tweede strategie, het verdichten van linten, zijn er het opsplitsen van woningen, het bouwen in tweede orde of het clusteren van gebouwen.
Ik wil de onderzoekers, de studenten, de diverse ambtenaren en diensten en
En bij de derde strategie, het verdunnen van linten, denken we aan het verwij-
de medewerkers van de vzw DuBoLimburg, die dit onderzoek gerealiseerd
deren van slecht bereikbare of verouderde gebouwen.
hebben, van harte bedanken.
Elk ontwikkelingsprincipe is grafisch voorgesteld, de winsten zijn beschreven,
Ik hoop dat deze publicatie een handig werkinstrument mag zijn bij het duur-
de mechanismen en planningsinstrumenten, die nodig zijn om dit principe te
zaam benaderen van het gegeven lintbebouwing in Limburg.
implementeren, zijn opgelijst en een referentieproject is toegevoegd.
Tot slot ere wie ere toekomt: dit onderzoek is de verdienste van mijn voorgan-
Elk ruimtelijk ontwikkelingsprincipe is toepasbaar op een volledig lint of op
ger gedeputeerde Walter Creemers, die nu schepen (onder andere van ruimte-
delen van een lint. Het is ook mogelijk om principes te combineren om in te
lijke ordening) is in Lommel.
spelen op specifieke uitdagingen, potenties en trends.
Het was zijn voorstel om deze studie uit te voeren.
Om dit te illustreren zijn de ruimtelijke ontwikkelingsprincipes toegepast op
Ludwig Vandenhove
vier concrete cases.
gedeputeerde van duurzaamheid en leefmilieu
Elke case kent een andere landschappelijke conditie en een specifiek grondgebruik. VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
4
01 SITUERING VAN DE VERLINTINGSPROBLEMATIEK
De problematiek die we aan het fenomeen ‘verlinting’ kunnen toeschrijven is complex. Het is geen verhaal van ‘mooi’ of ‘lelijk’. Het is geen verhaal dat zich situeert op het architecturaal-esthetische niveau alleen. Het is een problema-
1.1 Nadelen van verlinting 1.1.1 Fragmentatie van de ruimte1
tiek die veel verder reikt dan dat en het subjectieve overstijgt. Lintbebouwing gaat lijnrecht in tegen het principe van clustering: namelijk Binnen dit hoofdstuk trachten we zowel de nadelen van ‘verlinting’ te beschrij-
het clusteren van functies die sterk van elkaar afhangen en daardoor best bij
ven als een beeld te scheppen van de knelpunten die het bemoeilijken om deze
elkaar liggen. Door de alomtegenwoordige lintbebouwing is de ruimte niet
problematiek aan te pakken.
meer leesbaar: je weet niet meer waar een kern, dorp of stad begint. Deze fragmentatie heeft een belangrijk negatief economisch effect: verregaan-
Voor de beschrijving van de nadelen van verlinting, baseren we ons op de eind-
de lintbebouwing hypothekeert immers het aantal activiteiten dat in een gebied
verhandeling van Kim Wouters (2012), geschreven binnen het kader van de
kan plaatsvinden: altijd staat er wel bebouwing en wonen of leven er mensen.
opleiding ‘verkeerskunde’ te Diepenbeek: “In de ban van het lint, Lintbebou-
Lintbebouwing zorgt voor een hoge milieu- en ruimtedruk op essentiële open
wing in Vlaanderen”.
ruimtefuncties voedsel, water en biodiversiteit en verhindert de ruimtelijk
In deze studie wordt het fenomeen ‘verlinting’ vakoverschrijdend bestudeerd
functionele samenhang en connectiviteit van open ruimtestructuren.
en worden belangrijke nadelen van lintbebouwing in kaart gebracht. Deze nadelen worden in dit hoofdstuk beknopt samengevat. Voor de beschrijving van de knelpunten bij de aanpak van de verlintingsproblematiek, baseren we ons op de conclusies die voortvloeien uit een drietal lokale atria rond het thema ‘verlinting’, georganiseerd door Ruimte Vlaanderen, voor de stedenbouwkundige ambtenaren van Limburg (september 2014). Het betreft een niet-limitatieve lijst van knelpunten waarover consensus bestond op
1.1.2 Negatieve perceptie van het landschap2 Vlaanderen is nog niet zo volgebouwd als we denken, hoewel dit wel zo lijkt. Lintbebouwing ‘verstopt’ het dikwijls waardevolle landschap. Het uitzicht en het landschap worden geprivatiseerd. Enkel de bewoners kunnen ervan genieten.
1.1.3 Nadelen op ecologisch vlak3
deze atria. 1.1.3.1 Versnippering De versnippering of de fragmentatie van het landschap in kleine compartimenten of eilandjes heben ertoe hebben geleid dat onze biodiversiteit in gevaar is. Deze fragmentatie wordt zowel in de hand gewerkt door lijninfrastructuren als kanalen, (snel)wegen en spoorlijnbundels als door onze manier van wonen en leven dat zich voor een erg groot deel niet afspeelt in grote(re) steden maar verspreid over onze ruimte. Lintbebouwing vooral maakt het voor populaties soms erg moeilijk om te mi1. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.64-65. 2. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.66-67. 3. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.68-75.
5
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
greren van de éne plek naar de andere waardoor vele dier- en plantensoorten
Wegverkeer is dé hoofdoorzaak van geluidsoverlast in Vlaanderen. Het nadeel
met uitsterven zijn bedreigd. Hoe hoger de verkeersfunctie van die weg, hoe
aan lintbebouwing is dat deze erg veel voorkomt langs drukke wegen: de be-
sterker het barrière-effect.
bouwing situeert zich dus langs deze geluidsbron zelf.
Voor versnippering is de oplossing eenvoudig: ontsnippering. De uitbouw van
Lintbebouwing zorgt onmiskenbaar voor een negatieve impact op de gezond-
een een groot netwerk van natuurgebieden die onderling met mekaar verbon-
heid. Zo hebben medici vastgesteld dat een langdurige blootstelling aan te hoge
den worden. Maar dit vereist natuurlijk een andere ruimtelijke aanpak!
geluidsniveaus (75dB(A) of meer) het risico op gehoorschade doet toenemen. Gekende indirecte effecten zijn een verhoging van de bloeddruk, een verho-
1.1.3.2 Lichtvervuiling Vlaanderen heeft een heel dicht wegennet dat op veel plekken moet verlicht worden omwille van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Zeker waar er lintbebouwing is. Dit brengt niet alleen een zekere financiële kost met zich mee maar de veelvuldige aanwezigheid van licht heeft ook een negatief ecologisch effect: het wordt alsmaar duidelijker dat nachtelijke verlichting een negatieve en soms zelfs vernietigende impact kan hebben op onze fauna en flora. Ten dele kan hieraan iets gedaan worden door verlichting op de juiste manier af te stellen, door het gebruik van andere types lampen, het niet verlichten van plekken op bepaalde tijdstippen gedurende de nacht, etc. Het basisprobleem blijft echter hetzelfde: de massale verlichting blijft misschien wat zuiniger maar door onze allomtegenwoordige bebouwing blijft ze wel noodzakelijk! 1.1.3.3 Vervuiling en verstoring Dit nadeel gaat verder dan lawaai of achtergelaten rommel. Gewoon de aanwezigheid van een woning in een bepaald gebied kan al een erg negatief effect hebben op dier-en plantenvegetaties. Menselijke aanwezigheid zorgt altijd wel voor, in of meerdere mate, vervuiling en verstoring. Maar als we in meer geconcentreerde nederzettingen of bebouwingsclusters wonen, worden kwetsbare gebieden beter gevrijwaard dan wanneer iedereen verspreid woont.
1.1.4 Gezondheidsrisico’s voor de bewoners van een lint4 1.1.4.1 Gezondheidsrisico’s door geluids- en trillingshinder
ging van de kans op een hartinfarct, verminderde werk- en schoolprestaties, een negatief beïnvloeding van de slaapkwaliteit, etc. Extra gevelisolatie zou misschien een oplossing kunnen bieden. Maar het effect hiervan verdwijnt natuurlijk als je een raam openzet of naar buiten gaat … 1.1.4.2 Gezondheidsrisico’s door luchtvervuiling Vlakbij een drukke weg is het ongezonder om te wonen. De impact blijkt het grootst binnen de 100m van een verkeersas, maar is zelfs tot op honderden meters van de weg aantoonbaar. Het risico op hart- en vaatziekten, longkanker en luchtwegklachten verhoogt drastisch naarmate men dichter bij een drukke weg loopt. (uitstoot van stikstofoxide, koolstofmonoxide en fijn stof). De grootste gezondheidsrisico’s door luchtvervuiling zijn waarneembaar waar woningen gesitueerd zijn langs drukke (snel)wegen, langs smalle doorgaande wegen met aan weerszijden een gesloten en dichte bebouwing (street canyon) en langs doorgaande stadswegen met veel optrekkend en stilstaand verkeer. Ook straten met veel vrachtverkeer en zwaarbelaste busroutes en busstations zijn knelpunten. Luchtvervuiling is een probleem dat bovendien verder reikt dan de lintbebouwing alleen. Het is een probleem dat direct samenhangt met onze mobiliteit en de manier waarop we ons transport regelen. 1.1.4.3 Minder beweging Uit een recent doctoraat aan de Gentse universiteit5 blijkt dat stadsbewoners meer fietsen en wandelen. Het voordeel is dan ook dat in de stad voorzieningen als winkels, scholen, openbare voorzieningen op wandel- en/of fietsafstand liggen en het openbaar vervoer er efficiënter is georganiseerd. Mensen die te ver
4. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.76-78.
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
5. Bron: Artikel ‘Stadsbewoners fietsen en wandelen meer’, in De Standaard, 15 mei 2012.
6
van dergelijke voorzieningen wonen zijn veel meer op de auto of het openbaar
verkeer in een lint.
vervoer aangewezen om er te geraken. Dit is dikwijls een probleem in het geval
Maar deze sociologische problematiek stelt zich niet alleen in linten met veel
van een verspreide en lintbebouwing.
verkeer. Doordat mensen meer verspreid wonen, verder weg wonen van voorzieningen en meer gebruik maken van de auto als vervoersmiddel, daalt de 6
1.1.5 De financiële meerkost van nutsvoorzieningen
kans op informele en spontane ontmoetingen in het publieke domein van een lint.
De studie van Kim Wouters toont aan dat bijvoorbeeld riolering opmerkelijk
In compacte nederzettingen, waar men kan wandelen en fietsen naar voor-
duurder is bij lintbebouwing dan bij meer compacte nederzettingsvormen. Er
zieningen en naar elkaar, is de kans op ‘ontmoeting’ in het publieke domein
is gewoon meer infrastructuur nodig: langere buizen, naargelang de densiteit
veel groter. Ontmoetingen zijn er veel meer spontaan en het publieke domein
van de lintbebouwing dikkere buizen, diepere uitgravingen, etc.
lijkt er levendiger. Deze spontaniteit ontbreekt doorgaans in een lint. Mensen
Hetzelfde geldt voor de aanleg van andere nutsvoorzieningen als elektriciteit,
zullen elkaar er veel minder toevallig ontmoeten: ze moeten elkaar echt op-
internet, water en gas.
zoeken. Lint- en verspreide bebouwing werken ook een sociaal isolement in de hand: 7
1.1.6 Lager voorzieningenniveau
Net de verre ligging ten aanzien van voorzieningen is een groot probleem voor bewoners die minder mobiel zijn zoals kinderen en ouderen. Het is ook een
Verspreide bebouwing maakt dat woningen een lager voorzieningenniveau op
probleem voor mensen die geen auto kunnen betalen of beroep kunnen doen
wandelafstand hebben als theoretisch zou kunnen. Zeker bij lintbebouwing lig-
op de bus of fiets.Vervoer is immers een dagelijkse behoefte voor wie niet in of
gen er minder woningen op wandelafstand van die voorzieningen.
nabij het centrum van een stad of gemeente woont.
1.1.7 Sociologische problematiek8
1.1.8 Een onvriendelijke omgeving voor kwetsbare groepen9
Lint- en verspreide bebouwing hebben ook een belangrijk effect op de ge-
Het publieke domein in heel wat linten is een onherbergzame plek voor ieder-
meenschap. Zo nemen de sociale contacten tussen de bewoners van een lint af
een en zeker voor kwetsbare groepen. De infrastructuur voor de auto over-
naarmate de auto-intensiteiten en snelheden op de nabijgelegen weg groeien.
heerst.
Gemotoriseerd verkeer en sociale interactie gaan niet goed samen.Dikwijls is de overlast van het verkeer langs drukke wegen zo groot, dat mensen die er-
Lintbebouwing is een bebouwingsvorm die onvriendelijk is voor kwetsba-
langs wonen, er instinctief van weg vluchten. Gevolg is dat er minder contact is
re groepen zoals kinderen en bejaarden als je ze zou meten aan de hand van
met de mensen van enkele huizen verderop. De bewoners leven meer langs de
de volgende criteria: bescherming (sociale veiligheid en verkeersveiligheid)
achterzijde van hun huis. Zelfs buurtactiviteiten die mensen kunnen verenigen
(01), beloopbaarheid (oversteekbaarheid en loopruimte) (02), befietsbaarheid
zoals een speelstraat, een straatbarbecue, worden dikwijls afgeremd door het
(oversteekbaarheid en fietsvoorzieningen) (03), bewegingsvrijheid (mogelijkheid tot kris-kras gebruik) (04), belevingswaarde (aantrekkelijkheid en varia-
6. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.79-86. 7. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.86. 8. Bronnen: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.103-105 en Artikel ‘Campagne Welzijnszorg: Armoede (op den) buiten’, in De Bond, 10 januari 2014.
7
tie) (05) en bespeelbaarheid (ruimte voor allerlei activiteiten) (06). Te verre afstanden tot centra en voorzieningen verhogen de afhankelijkheid van 9. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.106-108.
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
deze kwetsbare groepen en verminderen de zelfstandigheid. Ze zijn hoofdza-
1.1.10.2 Verminderde verkeersveiligheid door functievermenging van wegen
kelijk op anderen aangewezen om deze centra en voorzieningen te bereiken.
1.1.9 Een te grote verspreiding van de woonfuncties en commerciële verlinting leiden tot leegstand10 Een te grote verspreiding van de woonfuncties heeft als gevolg dat er te weinig woondruk is op stedelijke gebieden en dorpscentra. Dit heeft een aantoonbare negatieve impact op het hier aanwezige diensten- en voorzieningenniveau. Commerciële lintbebouwing versterkt dit effect omdat deze winkels meestal
Vanuit verkeerskundig oogpunt kan een weg drie functies hebben: verbinden, ontsluiten (verdelen) en toegang verlenen. De verkeerskundige theorie stelt dat een weg best slechts één functie tegelijk heeft: dit laat een aangepaste inrichting van die weg toe zodat deze functie zo goed mogelijk vervuld kan worden. Het probleem met lintbebouwing is dat deze dikwijls ligt langs wegen die meerdere functies tegelijk moeten vervullen wat leidt tot conflictpunten. 1.1.10.3 Onveiligheid bij grootschalige ontwikkelingen
gelegen zijn langs invalswegen of belangrijke verbindingswegen die concurrentieel heel wat troeven hebben ten opzichte van winkels in dorps- en stadscen-
Grote ontwikkelingen die via directe perceelstoegangen op een weg ontsloten
tra. Ze zijn goed bereikbaar met de auto, er is meer ruimte om te parkeren en
worden verhogen de verkeersonveiligheid. Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen
de grond kost er minder.
voordoen ter hoogte van grote commerciële voorzieningen langs een steenweg.
Het gevolg is leegstand en een verminderde aantrekkelijkheid van stads- en dorpscentra. Hele dorpen, stadswijken zitten zonder winkels en zelfs zonder
1.1.10.4 Verkeersonveiligheid tengevolge van landbouwvoertuigen en vracht-
bakker of slager ….
verkeer
1.1.10 Verkeerskundige problematiek11
Fragmentatie van landbouwgronden zorgt ervoor dat landbouwgronden minder toegankelijk zijn en landbouwvoertuigen vaker moeten omrijden, dikwijls
1.1.10.1 Een nadelige invloed op het verplaatsingsgedrag van mensen.
langs bebouwde wegen. Dit verhoogt de kans op ongevallen.
Lintbebouwing en autobezit werken een niet duurzame mobiliteit in de hand.
Vrachtverkeer stelt een gelijkaardig probleem. De massale lintbebouwing
Doordat men te ver van voorzieningen afwoont, zijn de meeste bewoners van
maakt dat er weinig vrachtroutes overblijven die alle bebouwing sparen.
een lint of een verspreide bebouwing bijna verplicht om de auto te nemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bepaalde wegen op bepaalde tijdstippen
1.1.10.5 Verkeersonveiligheid bij dienstverlening en parkeren
dichtslibben tengevolge van filevorming en opstoppingen. Dit is vooral een risico op drukke wegen. Daarbij komt dat lintbebouwing ook een nadelige invloed heeft op de kwaliteit
Dienstverlenende activiteiten zoals postbedeling en vuilnisophaling, vertragen
van het openbaar vervoer: net door opstoppingen en filevorming is de stiptheid
het verkeer dat achter hen komt. Dit kan leiden tot gevaarlijke inhaalbewe-
lager (1), doordat meerdere assen bediend moeten worden daalt de frequentie
gingen.
(2), de leesbaarheid vermindert en het aantal haltes (aantal stops) en dus de Parking voor de bezoekers is ook niet altijd voorzien op het perceel zelf waar-
reistijd stijgt. 10. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling
verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.109. Bron: Wouters, K., In de ban van het lint. Lintbebouwing in Vlaanderen. Eindverhandeling verkeerskunde HSV Diepenbeek 2012, blz.87-102
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
door er ook al eens geparkeerd wordt langs de weg. Ook dit kan zorgen voor onveilige toestanden. Heel wat lintbebouwing is immers gelegen langs drukke gewest- en andere verbindingswegen.
8
1.1.10.6 Verkeersonveiligheid door slechte zichtbaarheid
1.2 Knelpunten bij de aanpak van verlinting
Lintbebouwing in bochten en andere plekken waar de zichtbaarheid tenge-
1.2.1 Gewestplan
volge van bebouwing beperkt is, werkt verkeersonveiligheid en ongelukken in de hand.
Heel wat linten zijn juridisch verankerd in het gewestplan als bijvoorbeeld woongebied of landelijke woonzone. Dit heeft direct invloed op de moeilijk-
1.1.10.7 Moeizamere en duurdere wegenwerken
heidsgraad in een beleid rond lintbebouwing: zolang deze bestemming vanuit ruimtelijk-juridisch oogpunt de hoofdbestemming van een perceel is, blijft het
Lintbebouwing draagt bij tot moeizamere en duurdere wegenwerken.
mogelijk er te bouwen. Het gevolg is dat lintbebouwing zich nog steeds kan
Enerzijds moeten aangelanden, klanten, bezoekers steeds hun woning, winkel
verderzetten.
of perceel kunnen bereiken. Dit bemoeilijkt de wegenwerken. Anderzijds stijgt de kans dat onteigeningen moeten gebeuren van (landelijk) woongebied, soms zelfs van hele woningen of gebouwen. Dit laatste ligt niet enkel maatschappelijk gevoelig maar drijft ook de kosten van de wegenwerken omhoog.
1.2.2 Een gebrek aan een gepast en transparant ruimtelijk-juridisch kader/instrumentarium en financieel-economisch systeem om de verlintingsproblematiek aan te pakken Via bijvoorbeeld een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen bestemmingen volgens
1.1.10.8 Ondermijning van de doorstroming
het gewestplan omgezet worden naar andere bestemmingen: een lint gelegen
Dit nadeel is vooral van toepassing op (drukke) verbindingswegen met lintbe-
aan een woonkern. Het probleem hierbij is dat de opmaak van ruimtelijke uit-
bouwing erlangs. De capaciteit van een weg wordt immers bepaald door de
voeringsplannen dikwijls lang duurt en ze meestal niet zonder slag of stoot tot
capaciteit van de kruispunten. Als elke woning/elk perceel een rechtstreekse
stand komen. Bovendien ontbreekt een gepast financieel-economisch systeem
toegang heeft op deze verbindingsweg, dan wordt deze omgetoverd in een weg
of herverdelingsmechanisme waardoor de kost van bestemmingswijzigingen
met heel veel kleine kruispunten. Hierdoor daalt de gemiddelde rijsnelheid en
voor alle betrokken actoren zo klein mogelijk is. Zo zorgt het huidige sys-
dus ook de wegcapaciteit van deze verbindingsweg. Dit nadeel reikt zelfs zo ver
teem van planbaten en planschade voor een onevenwicht tussen gemeentes en
dat het een verbindingsweg kan doen dichtslibben.
de Vlaamse overheid: planschade dient te worden betaald door de gemeente;
in woongebied wordt bijvoorbeeld ‘geruild’ met agarisch gebied, aansluitend
planbaten gaan naar de Vlaamse overheid. Een uitzondering hierop is in zekere zin het instrument van ‘planologische ruil’. Dit instrument wordt nu reeds ingezet om gebieden met een ‘harde’ bestemming als industrie- of woongebied en gelegen in overstromingsgevoelig gebied, te ruilen met grond, gelegen in ‘veilig’ gebied met een zachte bestemming. Bijvoorbeeld agrarisch gebied aansluitend aan een woonkern. Tot voor kort moest hier een smak schadevergoeding (‘planschade’) voor betaald worden. Door er een ‘herverkaveling met kracht van wet’ aan te koppelen, kost het de overheid alvast heel wat minder.
9
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
1.2.3 Een eenzijdige, sectorale benadering van de ruimte
1.2.6 Korte ambtstermijnen van het (lokale) beleid
Om de verlintingsproblematiek integraal aan te pakken, is het noodzakelijk dat
De ambtstermijnen van het (lokale) beleid zijn kort waardoor het niet steeds
de verschillende sectoren de handen in mekaar slaan, kennis en instrumenten
eenvoudig is om zich als beleidsmaker in te werken in de complexe materie
met mekaar delen. Dit is niet steeds eenvoudig wegens dikwijls tegenstrijdige
van ruimtelijke ordening.
belangen.
Concrete acties en projecten richten zich bovendien veelal op hetgeen gerealiseerd kan worden op korte termijn (binnen een ambtstermijn). Dit terwijl de
1.2.4 Belasting op onbebouwde percelen
aanpak van een problematiek als verlinting pas concreet resultaat zal opleveren op lange termijn.
Om het onbebouwd laten liggen van bebouwbare percelen te ontmoedigen, speculatie en hoge grondprijzen te vermijden, hebben gemeentes, via artikel 143 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimte-
1.2.7 Een gebrek aan een duidelijke en gemeentegrens-overschrijdende visie en beleid inzake verlinting
lijke ordening, de mogelijkheid gekregen om een jaarlijkse belasting te heffen op enerzijds de niet-bebouwde percelen die gelegen zijn in een niet-vervallen
Vanuit de atria bleek duidelijk dat er vraag is naar een meer bindende en bo-
verkaveling en/of anderzijds de niet-bebouwde gronden die gelegen zijn in een
venlokale visie en een bovenlokaal beleid inzake verlinting. Het betreft immers
woon- of industriegebied en die palen aan een voldoende uitgeruste, openbare
een problematiek waarmee elke gemeente te kampen heeft en die de gemeen-
weg.
tegrenzen overschrijdt.
Hoewel de bedoelingen van deze belastingen goed zijn, stimuleert deze belas-
1.2.8 Gebrek aan gemeentegrensoverschrijdende samenwerking op het vlak van ruimtelijke ordening
ting, indien ze niet genuanceerd wordt (bijvoorbeeld door het maken van een onderscheid tussen niet-bebouwde percelen in kernen en in linten), ook het verder bouwen in linten.
Door het grensoverschrijdende karakter van lintbebouwing is er nood aan een
1.2.5 Een gebrek aan bewustzijn van de nadelen van verlinting bij de burgers en het (lokale) beleid
meentes onderling. Nu gebeurt dit veel te weinig.
concrete en langdurige samenwerking en uitwisseling van kennis tussen ge-
1.2.9 Gebrek aan goede voorbeelden Er ontbreekt momenteel een politiek en maatschappelijk draagvlak om de problematiek van verlinting actief tegen te gaan: de meeste mensen zijn zich niet
Er zijn weinig tot geen voorbeelden gekend van gemeentes die actief inspelen
bewust van de nadelen en mogelijke oplossingsrichtingen m.b.t. verlinting.
op de verlintingsproblematiek in al zijn vormen. Er is nood aan goede piloot-
Mensen moeten bewust gemaakt worden van ruimtelijke kwaliteit en duur-
projecten die als voorbeeld kunnen dienen.
zaam wonen/bouwen (in al zijn vormen). Sensibilisering, bewonersparticipatie en begeleiding op maat zijn nodig om de verlintingsproblematiek aan te pakken.
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
10
11
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Lommel Overpelt
Hechtel-Eksel
Leopoldsburg
Onderzoeksgebied 1
Beringen
HouthalenHelchteren
Heusden-Zolder
Zonhoven
Hasselt
Onderzoeksgebied 2 Hasselt
Alken
Wellen Sint-Truiden
Borgloon
Kaart 2: Linten in de open ruimte in Limburg (bron: Verbeek, T.e.a, Universiteit Gent) met situering van de drie onderzoeksgebieden
Onderzoeksgebied 3
02 EEN GEBIEDSSPECIFIEKE BENADERING
2.1 Inleiding De eigenheid van een lint kan sterk verschillen van gebied tot gebied. Hoofdstuk 2 illustreert dit aan de hand van de resultaten van een vergelijkend onderzoek naar lintbebouwing in drie verschillende onderzoeksgebieden in Limburg, uitgevoerd door de onderzoeksgroep ArcK van de Universiteit Hassselt in opdracht van de provincie Limburg tijdens academiejaar 2012-2013. Binnen deze studie werd een lint benaderd als ‘een weg of deel van een weg waarlangs een (min of meer) aaneengsloten rij van percelen is gelegen’. Meer specifiek werd gefocust op die linten die gelegen zijn in de open ruimte.
2.2 Situering onderzoeksgebieden Bij de keuze van de onderzoeksgebieden werd gekozen voor gebieden die op het eerste zicht andere ‘linten’-patronen vertoonden. Basis hiervoor was een studie gemaakt door de Universiteit Gent1 waarop via een kwantitatieve selectiemethode in GIS, linten in de open ruimte werden aangeduid.
(zie kaart 2, blz.12) Ook werd bewust niet gekozen voor één gemeente: lintbebouwing stopt immers niet steeds aan de gemeentegrenzen. Het betreft een grensoverschrijdende problematiek die ook op bovengemeentelijk niveau dient te worden aangepakt. Het eerste onderzoeksgebied situeert zich in Noord-Limburg en omvat delen van de gemeenten Lommel, Overpelt, Hechtel-Eksel en Leopoldsburg. Het tweede onderzoeksgebied situeert zich in Midden-Limburg en bevat delen van de gemeenten Beringen, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder, Lummen, Zonhoven en Hasselt. Het derde onderzoeksgebied situeert zich in Zuid-Limburg en omvat delen van de gemeenten Hasselt, Alken, Sint-Truiden,Wellen, Borgloon, Nieuwerkerken en Heers. 1. Verbeek, T., Leinfelder, H., Pisman, A., & Allaert, G. 2010. Vlaamse ruimtelijke ordening van en door het lint. In: Bouma, G., Filius, F., Leinfelder, H. & Waterhout, B. (eds), Ruimtelijke Ordening in crisis: gebundelde papers en ontwerpopgaven Plandag 2010.
13
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Kaart 3: Topografische kaart 2005 - Onderzoeksgebied 1 (bron: Nationaal Geografisch Instituut)
Kaart 4: Topografische kaart 2005 - Onderzoeksgebied 2 (bron: Nationaal Geografisch Instituut)
Kaart 5: Topografische kaart 2005 - Onderzoeksgebied 3 (bron: Nationaal Geografisch Instituut)
Foto 1: Impressie onderzoeksgebied 1
Foto 2: Impressie onderzoeksgebied 2
Foto 3: Impressie onderzoeksgebied 3 VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
20
2.3 Gehanteerde onderzoeksmethode
De topografische kaart van 2005 toont de situatie zoals ze nu ongeveer is:
In een eerste fase werden per onderzoeksgebied en met behulp van de topogra-
is door de komst van de gewestplannen (1), de ‘opvulregel’ (2) en de algehele
fische kaart van 2005 alle linten aangeduid: al de wegen of delen van wegen in
democratisering van de auto waardoor iedereen om het even waar kon gaan
de open ruimte waarlangs een (min of meer) aaneengesloten rij van bebouwde
wonen en waardoor ook voorzieningen zoals handelszaken uitweken uit de
percelen is gelegen. Dit leverde voor de drie onderzoeksgebieden heel wat
centra naar goed met de auto bereikbare locaties (3).
meer ‘linten’ op dan waren geïdentificeerd in de studie van de Universiteit van Gent2.
een complex bebouwd en onbebouwd landschap dat na 1960 sterk beïnvloed
Deze historische reconstructie, evenals de door ArcK geïdentificeerde linten, werden vervolgens gekoppeld aan een aantal themalagen: de fysische struc-
Om een inzicht te krijgen in het ontstaan van de geïdentificeerde linten werd
tuur (reliëf en waterlopen) (1), de wegcategorisering volgens de topografische
vervolgens de evolutie van de bebouwingsstructuur in elk onderzoeksgebied in
kaart van 2005 (2), de gewestplannen (3) en de traditionele landschappen (4).
kaart gebracht. Hiervoor werden al de bebouwde wegdelen per tijdslaag aangeduid. Voor deze historische reconstructie werd gebruik gemaakt van de Vandermaelenkaart van 1844, de topografische kaart van 1960 en de topografische kaart van 2005. De reden waarom we deze kaarten gebruikten, is als volgt: De Vandermaelekaart geeft een goed beeld van de nederzettingsstructuur in de onderzoeksgebieden zoals ze eeuwenlang en traag uit een voornamelijk agrarische traditie tot stand is gekomen. De lineaire nederzettingen die hier getoond worden hadden meestal een historische betekenis in de ontginning van het land en de vorming van het landschap. Dit in tegenstelling tot recente linten die doorgaans geen morfologische en structurele relatie meer hebben met het achterliggende land. Meestal stopt deze met het einde van de tuin. De topografische kaart van 1960 toont een nederzettingsstructuur die reeds sterk gewijzigd is tengevolge van de industrialisatie die op het einde van de 19de eeuw in gang gezet is in Limburg (1), de vestigingsvrijheid van de bevolking onder invloed van Wet de Taeye (2), de woonwens van de Vlaming (‘huis in het groen’) (3), het stijgende autogebruik (4) en de massale aanleg van nieuwe (weg)infrastructuur (5). Deze kaart toont eveneens de situatie voor de gewestplannen hun intrede deden.
2. Verbeek, T., Leinfelder, H., Pisman, A., & Allaert, G. 2010. Vlaamse ruimtelijke ordening van en door het lint. In: Bouma, G., Filius, F., Leinfelder, H. & Waterhout, B. (eds), Ruimtelijke Ordening in crisis: gebundelde papers en ontwerpopgaven Plandag 2010.
21
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
ANALYSE ONDERZOEKSGEBIED 1
2.4 Analyse onderzoeksgebied 1 2.4.1 Beknopte omschrijving bestaande toestand
2.4.2 Conclusies en typering linten vanuit de historische reconstructie
Volgens het RSPL1 maakt dit gebied deel uit van het Kempens Plateau.
Reeds in de oudste, onderzochte tijdsperiode (1844) kwamen in onderzoeks-
Het reliëf daalt er lichtjes in westelijke richting. Tussen Lommel en Hechtel
gebied 1 een beperkt aantal rijnederzettingen als bebouwingsvorm voor. Deze
ligt de waterscheiding tussen het Scheldebekken en het Maasbekken. Een aan-
rijnederzettingen situeerden zich op strategische plekken, parallel met de in
tal beken wateren daardoor af naar het westen (richting Schelde); de anderen
het gebied aanwezige beekvalleien. Nu maken deze allemaal deel van de ge-
wateren af naar het noordoosten (richting Maas).
huchten en kernen van Lommel. Van de huidige linten was in 1844 nog geen
De bodem bestaat er uit weinig vruchtbare podzolgronden. Deze gronden
sprake. Hooguit bevonden zich hier enkele, erg verspreide gebouwen.
vormden de basis voor de grote en typische naaldbossen en heidecomplexen.
(zie kaarten 7,8,9)
Ter hoogte van de bronnen en beken is de zandgrond natter. Hier werden de gronden doorheen de tijd in landbouwcultuur gebracht en overheersen de
2.4.3 Conclusies en typering linten vanuit de morfologie
graslanden. Landbouw speelt in dit onderzoeksgebied een beperkte rol. De naaldbossen en heidecomplexen in het onderzoeksgebied (Kattenbosser-
Vanuit morfologisch oogpunt kunnen de linten in onderzoeksgebied 1 als volgt
heide, Pijnven, Lange Heuvelheide, …) maken deel uit van een grotere bos- en
getypeerd worden (zie ook kaart 6):
heidegordel die, buiten het onderzoeksgebied, verder loopt in zuidoostelijke
−− Type 1: Linten als vertakking van bebouwingsclusters (dorps- en
richting (Park Lage Kempen, Park Midden-Limburg en Park Hoge Kempen).
stadsweefsels, gehuchten) in de open ruimte. Al dan niet gelegen langs een
Deze bos- en heidegordel maakt deel uit van het grootste natuur- en bosproject
doorgaande weg.
van Vlaanderen: Bosland. Ten noorden van deze bos- en heidegordel bevindt zich het uitgesmeerde ver-
Type 1
stedelijkte gebied van Lommel-Overpelt. In het zuidoosten het dorpsweefsel van Hechtel.Ten zuidwesten ligt de autonome kleine stad Leopoldsburg.Tussen Leopoldsburg en Lommel liggen Kerkhoven en Gelderhorsten, nederzettingen met een vrij onduidelijke structuur.
−− Type 2: Maasvormige linten met grote onbebouwde binnengebieden als vertakking van bebouwingsclusters in de open ruimte.
Op ruimtelijk-economisch vlak zijn het vooral de industriële activiteiten die ruimtelijk structurerend zijn: vooral ter hoogte van het verstedelijkt gebied
Type 2
van Lommel. Net als elders op het Kempens Plateau is de bereikbaarheid en ontsluiting er overwegend afgestemd op het autoverkeer. Een breedmazig raster van gewestwegen ontsluit het gebied op de bovenlokale schaal. De ontsluiting met het
−− Type 3: Linten als verbinding tussen bebouwingsclusters (dorps- en stadsweefsels, gehuchten)
openbaar vervoer is beperkt. Type 3
1. Bron: RSPL, gecoördineerde versie, bestaande ruimtelijke structuur, blz.248-255)
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
22
Kaart 6: Onderzoeksgebied 1 - Abstractie linten Legende linten
bebouwingsclusters
beken
−− Type 4: Kleine clusters van linten als geïsoleerde entiteiten in de open
doorsneden of dreigen ze dicht te groeien door lintbebouwing. Op basis van bovenstaande conclusies kunnen we in onderzoeksgebied 1 de
ruimte.
volgende types linten onderscheiden: Type 4
−− Type 1: Linten tussen bebouwingsclusters die belangrijke natuurverbindingen en/of open ruimte verbindingen doorknippen.
−− Type 5: Enkelvoudige linten (dit type is een verdere detaillering van de Type 1
andere types).
Type 5
−− Type 2: Linten die groeien in de richting van een beekvallei waardoor de open ruimte langzaam wordt gefragmenteerd.
−− Type 6: Linten als vertakkingen van een lint in de open ruimte. Type 2 Type 6
−− Type 7: Linten als maasvormige vertakkingen van linten in de open ruimte.
−− Type 3: Linten die zich uitbreiden in de bos- en heidegordel van het drie parkengebied met verdere versnippering als gevolg.
Type 7 Type 3
2.4.4 Conclusies en typering linten vanuit de fragmentatie van de open ruimte 2.4.5 Conclusies vanuit de weghiërarchie (zie ook kaart 11) Algemeen gezien is de fragmentatie van het landschap in onderzoeksgebied 1
(zie ook kaart 13)
eerder beperkt ten aanzien van de fragmentatie in de andere twee onderzoeks-
Onderzoeksgebied 1 wordt doorkruist door slechts enkele wegen met een bo-
gebieden.
venlokaal karakter. Deze wegen speelden een belangrijke rol in de specifieke
Knelpunten tengevolge van de lintbebouwing zijn vooral de aantasting van de
lintvorming in het gebied. Heel wat linten bevinden zich langs deze wegen of
bos- en heidegordel die deel uitmaakt van de deelruimte ‘drie parkengebied’
het betreft vertakkingen van deze bovenlokale wegen.
zoals gedefinieerd in het RSPL. Anderzijds is het duidelijk dat lintbebouwing
Uit veldonderzoek in onderzoeksgebied 1 blijkt duidelijk dat de lintbebouwing
ook een bedreiging vormt voor de beekvalleien en de hieraan gekoppelde open
langs de gewest- en verbindingswegen zich afkeert ten aanzien van de weg:
ruimte in het grensgebied tussen de provincies Limburg en Antwerpen. Hier
vooral meer recente bebouwing ligt er ver naar achter ten aanzien van de weg.
worden op bepaalde plekken de beekvalleien en open ruimte verbindingen
Functioneel bestaan deze hoofdzakelijk uit woningen, soms betreft het ook be-
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
24
drijvigheid en handelszaken (typische baanwinkels). De verblijfswaarde in het publieke domein is er nihil ondanks verkeerskundige maatregelen in functie van de verkeersveiligheid van fietsers en voetgangers . De meeste linten in onderzoeksgebied 1 liggen echter langs smallere, lokale wegen waarvan de verbindingsfunctie eerder beperkt is. Functioneel worden deze linten vooral getypeerd door woningen. De bebouwing staat er beduidend dichter bij de straat en meestal overheerst er het karakter van een woonstraat.
2.4.6 Conclusies vanuit de landschapstypering (zie ook kaart 12) In onderzoeksgebied 1 komen linten voor in alle aanwezige landschapstypes. Een opvallend grote concentratie aan linten is merkbaar ter hoogte van de overgang Kempisch Plateau en Centrale Kempen, ter hoogte van het kanaal van Beverlo (grens tussen de provincie Limburg en Antwerpen).
2.4.7 Conclusies vanuit het gewestplan (zie ook kaart 14) Vele linten zijn geheel of gedeeltelijk gelegen in woongebied of landelijke woonzone. Soms situeert zich, aansluitend aan deze linten, nog niet-aangesneden woonuitbreidingsgebied. Daarnaast liggen redelijk wat linten zonevreemd in een open ruimtebestemming. Dikwijls betreft het een meer recente bebouwing (gebouwd na 1960).
25
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
L
Lommel Overpelt
Balen
Ka
Ka
naa
naa
l va
l va
nB
nB
eve rl
eve rl
o
o
Balen
Hechtel-Eksel
Leopoldsburg
Leopoldsburg
Kaart 7: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 1 in 1844
Kaart 8: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebie
Typerend voor het Kempens Plateau identificeren we enkele rijnederzettingen ter hoogte van de
De bebouwing is explosief gegroeid. De gewestw
meer vruchtbare beekvalleien en parallel met de belangrijke verbindingswegen. Hier en daar waai-
zijn de belangrijkste dragers van de toegenomen
eren deze rijnederzettingen reeds uit in de breedte.
landschap. De rest van de bebouwing situeert z
In het zuidwesten valt het militaire kamp van Leopoldsburg op door zijn sterk orthogonale struc-
vertakkingen maasvormige structuren, parallel m
tuur.
de vertakkingen gewoon korte linten in de open r
Ter hoogte van het grensgebied tussen de gemeentes Balen, Leopoldsburg en Lommel - nabij een
spreid liggende bebouwing in de open ruimte, op
kruispunt van verbindingswegen, de beekvallei20m-30m van de Grote Nete en het Kanaal van Beverlo- is een
belangrijke gewest- en verbindingswegen. Algem
verspreide bebouwing waarneembaar.
naar mekaar toe te groeien. Dit is bijvoorbeeld e
30m-40m
en Kerkhoven (Lommel). Leopoldsburg is verder
40m-50m
Legende ReliĂŤf
20m-30m
50m-60m
30m-40m
60m-70m
tot een stedelijke omgeving volgens het planmatig
De20m-30m bos- en heidegordel blijft nog grotendeels een 30m-40m
Bebouwing
40m-50m Infrastructuur
Waterlopen
40m-50m
70m-80m
20m-30m
50m-60m
80m-90m 80m-90m
bebouwde wegdelen 2005
wegen
beek
30m-40m 30m-40m
60m-70m
90m-100m 90m-100m
bebouwde wegdelen 1960
spoorlijn
kanaal
40m-50m 40m-50m
70m-80m 70m-80m
100m-110m 100m-110m
bebouwde wegdelen 1844
50m-60m
80m-90m
110m-120m
80m-90m
60m-70m
90m-100m
120m-130m
90m-100m
20m-30m
50m-60m
60m-70m
50m-60m
60m-70m
70m-80m
Lommel
Lommel Overpelt
Overpelt
Ka
naa
l va
nB
eve rl
o
Balen
Hechtel-Eksel
Hechtel-Eksel
Leopoldsburg
ed 1 in 1960
Kaart 9: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 1 in 2005
wegen en andere, meer lokale verbindingswegen,
De bos- en heidegordel wordt langzaam aangetast door bebouwing, maar blijft belangrijke barrière
bebouwing. Deze tekenen zich duidelijk af in het
voor bebouwing.
zich in vertakkingen hiervan: soms vormen deze
Algemeen heeft de bebouwing langsheen de belangrijkste verbindingswegen zich verder doorgezet
met de gewest- en verbindingswegen; soms blijven
waardoor ondermeer Strooidorp (Leopoldsburg) en Kerkhoven (Lommel) nu letterlijk aan me-
ruimte. Opvallend is ook de toename van een ver-
kaar gegroeid zijn. Maar ook op een lokale schaal groeiden gehuchten naar mekaar toe. Kerkhoven
p enige afstand van, maar telkens in de buurt van
en Gelderhorsten zijn hier een voorbeeld van.
meen lijken de nederzettingen allemaal langzaam
De verspreide bebouwing, die in 1960 nog op enige afstand van de bebouwde gewest- en verbin-
erg duidelijk tussen Strooiendorp (Leopoldsburg)
dingswegen lag, maakt nu dikwijls deel uit van de (soms structuurloze) bebouwde weefsels.
verdicht en in alle richtingen verder aangegroeid
Opvallend zijn de grote ‘bebouwde lobben’ die links en rechts van de verbindingswegen tot stand
ge grid waarop het ontstaan is.
zijn gekomen richting bos- en heidegordel. Deze laatsten, dikwijls residentiële verkavelingen,
n groeibarrière en onaangetast.
komen grotendeels overeen met de bebouwbare zones volgens de gewestplannen (woongebied, landelijke woonzone, ...)
Balendijk
Westwijk
Lommel
Waaltjes
Holven Kattenbos
Lommel
Overpelt Gelderhorsten
Kerkhoven
Vennen Vlasmeer
Locht
Hechtel-Eksel
Strooiendorp
Leopoldsburg Hechtel
Leopoldsburg
Kaart 10: Onderzoeksgebied 1 - Linten versus infrastructuur Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
kanaal spoorlijn
wegen gemeentegrenzen
20m-30m
20m-30m 30m-40m
20m-30m 30m-40m 40m-50m 20m-30m 30m-40m 40m-50m 50m-60m 30m-40m 20m-30m 40m-50m 50m-60m 60m-70m 20m-30m 40m-50m 30m-40m 50m-60m 20m-30m 60m-70m 70m-80m
20m-30m
Kaart 11: Onderzoeksgebied 1 - Linten versus waterlopen en reliĂŤf
30m-40m 50m-60m 40m-50m 20m-30m 60m-70m 30m-40m 70m-80m 80m-90m
30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
40m-50m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn
20-30 m
60m-70m 50m-60m 30m-40m 70m-80m 40m-50m 80m-90m 90m-100m 20m-30m
reliĂŤf
100-110 m
70m-80m 60m-70m 40m-50m 80m-90m 50m-60m 90m-100m 100m-110m 30m-40m 20m-30m
60m-70m 80m-90m 70m-80m 50m-60m 90m-100m 60m-70m 100m-110m 110m-120m 40m-50m 30m-40m
60m-70m 70m-80m
90m-100m 80m-90m 60m-70m 100m-110m 70m-80m 110m-120m 120m-130m 50m-60m 40m-50m
70m-80m 80m-90m
100m-110m
20m-30m 20m-30m
Kaart 12: Onderzoeksgebied 1 - Linten versus traditionele landschappen 30m-40m 30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
40m-50m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn 60m-70m
60m-70m 70m-80m 70m-80m 80m-90m
Kempens Plateau Centrale Kempen Scheldebekken zonder getijden
20m-30m
20m-30m
30m-40m
30m-40m
40m-50m
Kaart 13: Onderzoeksgebied 1 - Linten versus wegcategorisering Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
kanaal beek
autosnelweg weg met nationale nummering verbindingsweg
lokale weg 50m-60m kanaal gemeentegrens 60m-70m
60m-70m
70m-80m
70m-80m
80m-90m
90m-100m
Kaart 14: Onderzoeksgebied 1 - Linten versus gewestplan Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
wegen
ANALYSE ONDERZOEKSGEBIED 2
2.5 Analyse onderzoeksgebied 2 2.5.1 Beknopte omschrijving bestaande toestand
nederzettingen in het gebied aan mekaar rijgen.
Dit gebied situeert zich volgens het RSPL1 volledig binnen de deelruimte
den-Zolder, hoofdzakelijk uit zachte recreatie.
‘West-Limburg’. Deze regio wordt gekenmerkt door parallelle bebouwde stroken, afgewisseld
Recreatie bestaat er, met uitzondering van het circuit van Terlamen in Heus-
2.5.2 Conclusies en typering linten vanuit de historische reconstructie
met smalle beekdalen, die afwateren richting Demer. De belangrijkste open ruimte structuren zijn enerzijds de de parallelle beek-
(zie ook kaarten 16,17 en 18)
valleien en heuvelruggen. Deze situeren zich vooral boven de E314. De beken
Heel wat van de huidige linten vinden hun oorsprong in het agrarische tijdperk
(Zwarte Beek, Grote Beek, Winterbeek, Mangelbeek, …) ontspringen op het
(zie kaart 16). Een aantal van die linten bestond toen nog uit een verspreide be-
Kempisch Plateau en wateren af naar het westen. Zij zijn de dragers van het na-
bouwing; anderen hadden al een continu, aaneengesloten karakter. Rond deze
tuurlijk systeem. Deze beekvalleien worden op een aantal plekken doorsneden
laatsten hebben zich doorheen de tijd de lineaire, uitgesmeerde bebouwings-
door de E314, het Albertkanaal en de daaraan gekoppelde industrieterreinen.
weefsels in onderzoeksgebied 2 gevormd.
Ten zuiden van de E314 ligt het Midden-Limburgs Vijvercomplex. Landschappelijk behoort het onderzoeksgebied tot een bosrijke regio. Land-
2.5.3 Conclusies en typering linten vanuit de morfologie
bouw is er versnipperd aanwezig en heeft weinig economisch belang. De huidige nederzettingsstructuur in het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt
(zie ook kaart 15)
door bebouwde stroken met een grote maaswijdte, zo goed als evenwijdig aan
De nederzettingsstructuur in onderzoeksgebied 2 bestaat uit een aantal lineair
de beekvalleien. Het bebouwde landschap is er niet goed leesbaar doordat de
georganiseerde bebouwingsclusters. De meeste van de geïdentificeerde linten
kernen, ondermeer onder impuls van de steenkoolontginning, er zich hebben
rijgen deze aan mekaar.
ontwikkeld tot een sterk uiteengelegde, wanordelijke en langgerekte bebou-
Vanuit morfologisch oogpunt kunnen er binnen onderzoeksgebied 2 de vol-
wing, zonder echte dichtheid.
gende types linten onderscheiden worden:
De ontwikkelingen in het onderzoeksgebied worden er nu vooral gestuurd door de industriële ontwikkeling langs het Albertkanaal.
−− Type 1: Enkelvoudige, dikwijls korte linten als uitlopers van de bebouwingsclusters in de open ruimte.
Aan de rand van het Midden-Limburgs Vijvergebied (zuidelijk deel onderzoeksgebied) situeren zich de meer kernvormige, maar wel grootmazige, ne-
Type 1
derzettingen Zonhoven en Bolderberg (Heusden-Zolder). Het onderzoeksgebied behoort tot één van de best ontsloten regio’s van Limburg. Doorheen het onderzoeksgebied lopen het Albertkanaal, de E314 en verschillende spoorlijnen. De eerste twee zijn belangrijke dragers van eco-
−− Type 2: Maasvormige linten aansluitend aan bebouwingsclusters rond onbebouwde en open binnengebieden.
nomische ontwikkelingen en maken deel uit van het economische netwerk Albertkanaal. De regionale circulatie binnen het onderzoeksgebied gebeurt via enkele gewestwegen en bovenlokale verbindingswegen die de verschillende
Type 2
1. Bron: RSPL, gecoördineerde versie, bestaande ruimtelijke structuur, blz.243-247)
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
38
Kaart 15: Onderzoeksgebied 2 - Abstractie linten Legende linten
bebouwingsclusters
beken
−− Type 3: Linten met lintvormige vertakkingen tussen bebouwingsclusters.
Type 4
Type 3
−− Type 5: Linten als uitlopers van bebouwingsclusters op de heuvelruggen,
2.5.4 Conclusies en typering linten vanuit de fragmentatie van de open ruimte
min of meer evenwijdig met de beekvalleien, die naar mekaar toe lijken te groeien. Hierdoor worden de open ruimteverbindingen tussen de beekvalleien onderling langzaam doorgeknipt.
(zie ook kaart 20) De geïdentificeerde linten in onderzoeksgebied 2 fragmenteren in belangrijke Type 5
mate de open ruimte en hebben bijgevolg een grote impact op de hier aanwezige ecologische systemen: de beekvalleien, bijhorende natuurwaarden en het vijvercomplex. Ook de leesbaarheid van het landschap is zoek door de alomtegenwoordige bebouwing in een lage densiteit.
−− Type 6: Linten als uitlopers van de bebouwingsclusters op de heuvelruggen richting steilrand Kempisch Plateau.
Vanuit de fragmentatie/versnippering van het landschap kunnen binnen het onderzoeksgebied de volgende types linten worden onderscheiden: Type 7
−− Type 1: Linten die beekvalleien doorsnijden.
Type 1
−− Type 2:
Linten en maasvormige lintstructuren als vertakkingen van
bebouwingsclusters
2.5.5 Conclusies vanuit de weghiërarchie (zie ook kaart 22) Het onderzoeksgebied wordt doorkruist door een grootmazig netwerk van gewest- en verbindingswegen. Deze bovenlokale wegen rijgen de lineaire ne-
Type 2
derzettingsvormen in het onderzoeksgebied aan mekaar. Hiertussen bevindt zich, op de heuvelruggen en ter hoogte van de bebouwingsclusters in het vijvergebied, een fijnmazig netwerk van lokale wegen.
−− Type 3: Linten die naar mekaar toegroeien in de richting van de beekvalleien
Lintbebouwing langs de bovenlokale wegen is vooral merkbaar in de vorm van uitlopers van de meer geconcentreerde bebouwingsclusters. Soms is deze lint-
Type 3
bebouwing zo ver gevorderd dat een continue lint tussen bebouwingsclusters is ontstaan. Op een aantal plekken, zoals tussen Voort en Heusden, worden daardoor belangrijke natuur- en open ruimteverbindingen doorsneden. Naast het
−− Type 4: Linten, min of meer evenwijdig met de beekvalleien, die de
wonen komen er in de linten langs gewest- en verbindingswegen ook andere
bebouwingsclusters op de heuvelruggen met mekaar verbinden en zo open
functies en activiteiten voor.
ruimteverbindingen tussen de beekvalleien onderling doorknippen.
Het straatprofiel van de gewestwegen en sommige verbindingswegen is dik-
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
40
wijls relatief breed. De bebouwing ligt er meestal ook een stuk verder van de weg dan langs de lokale wegen. Dikwijls zijn er verkeerskundig specifieke maatregelen genomen om de verkeersveiligheid in functie van fietsers en voetgangers te vergroten. De verblijfswaarde in het publieke domein van deze linten is echter nihil. Een groot aantal linten maakt deel uit van de lokale wegenstructuur. Regelmatig takken zij aan op bovenlokale wegen wat kan zorgen voor conflicten. In deze linten liggen meestal woningen. Het straatprofiel van deze lokale wegen is beduidend smaller dan dit van de gewestwegen en meeste verbindingswegen. De bebouwing staat er beduidend dichter bij de straat. Meestal overheerst er het karakter van een woonstraat.
2.5.6 Conclusie vanuit de landschapstypering (zie ook kaart 21) Linten komen voor in alle aanwezige landschapstypes. De meeste linten zijn gelegen in het traditionele landschap ‘Zuiderkempen’.
2.5.7 Conclusies vanuit het gewestplan (zie ook kaart 23) Veel linten zijn gelegen in woongebied of landelijke woonzone. Een groot aantal van hen zijn eveneens geflankeerd door nog niet ontwikkeld woonuitbreidingsgebied. De aansnijding van deze woonuitbreidingsgebieden kan de verdere fragmentatie van de te vrijwaren beekvalleien, het vijvergebied en de steilrand van het Kempisch Plateau in de hand werken. Slechts een beperkt aantal linten bevinden zich in een bestemming van de open ruimte volgens het gewestplan (agrarisch gebied, natuurgebied, ...). Dit in tegenstelling tot de linten in onderzoeksgebied 1.
41
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Korspel
Korspel
Beringen
Beringen Stal
Stal Koersel
Koerse
Heusden
Heusden-Z
Heusden-Zolder Zolder
Kolveren
Viversel
Viversel
Halveweg
Bolderberg
Bolderberg
Ter Donk
Lummen
Lummen
Zonhoven
Kaart 16: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 2 in 1844
Kaart 17: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebi
Parallel met de beekvalleien, op de interfluviale ruggen, valt duidelijk een noordoost-zuidwest
Onder invloed van de ‘mijnmachine’ is de bebouw
gerichte bebouwing op. Op sommige plekken neemt de bebouwing de vorm aan van min of meer
het Albertkanaal en de spoorwegen het landschap
continue linten. Meestal betreft het lineaire nederzettingen met een verspreide bebouwing. Binnen
ruggen zijn per heuvelrug naar mekaar toegegroe
deze structuur zijn duidelijk een drietal kernen merkbaar: twee grotere namelijk Heusden en Zol-
wijdte. De randen van deze mazen zijn dikwijls al
der en één kleinere: Koersel.
belangrijkste bovenlokale verbindingswegen teke
Ter hoogte van het Midden-Limburgs Vijvercomplex tekenen zich de nederzettingen van Kolveren,
langsheen de noord-zuid gerichte verbindingswe
Halveweg, Ter Donk, Viversel en Bolderberg 20m-30m af. Ook hier overherst een lineaire nederzettings-
valleien. De meer zuidelijk gelegen nederzetting
structuur van continue linten en linten bestaande uit een verspreide bebouwing. Ter hoogte van de
en Bolderberg zijn uitgegroeid tot grootmazige w
verbindingswegen is er sprake van enige kernvorming.
Ook hier zijn de belangrijskte verbindingswegen
30m-40m
40m-50m
De lintvormige bebouwing in heel het gebied situeert zich langs of op een vertakking van de des-
vootschrijdende bebouwing. Een aantal van deze z
tijds belangrijkste verbindingswegen. Het Albertkanaal en de E314 doorsnijden het gebied nog 50m-60m 20m-30m
een verspreide bebouwing langzaam door tot in d 20m-30m
niet. Legende
complex.
30m-40m
60m-70m
40m-50m
70m-80m
20m-30m
50m-60m
80m-90m 80m-90m
bebouwde wegdelen 2005
wegen
beek
30m-40m 30m-40m
60m-70m
90m-100m 90m-100m
bebouwde wegdelen 1960
spoorlijn
kanaal
40m-50m 40m-50m
70m-80m 70m-80m
100m-110m 100m-110m
bebouwde wegdelen 1844
50m-60m
80m-90m
110m-120m
80m-90m
60m-70m
90m-100m
120m-130m
90m-100m
Reliëf 20m-30m
50m-60m
60m-70m
30m-40m
Bebouwing
40m-50m Infrastructuur
50m-60m
60m-70m
70m-80m
Waterlopen
Korspel
Beringen Stal
el
Koersel
Heusden
Heusden
Heusden-Zolder
Zolder
Zolder
Zolder
Kolveren
Kolveren
Viversel
Bolderberg
Halveweg
Ter Donk
Lummen
Zonhoven
ied 2 in 1960
Halveweg
Ter Donk
Zonhoven
Kaart 18: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 2 in 2005
wing sterk toegenomen. Ondertussen doorsnijden
De mijnactiviteiten zijn stopgezet. Economische ontwikkelingen situeren zich vooral ter hoogte
p. De lineaire nederzettingen op de interfluviale
van de infrastructuurbundel gevormd door het Albertkanaal, de E313 en E314. Ten noorden van
eid tot brede stroken met een relatief grote maas-
de E314 hebben de parallelle stroken zich enerzijds intern sterker verdicht. Anderzijds hebben
l volledig bebouwd, soms nog niet. Langsheen de
de stroken zich op bepaalde plekken, met schijnbaar gehele verkavelingen ineens of met linten,
ent de bebouwing zich nu sterk af.De bebouwing
uitgebreid richting beekvalleien. Elders zijn enkel de randen van de grote mazen verder verdicht.
egen dringt hier en daar dieper door in de beek-
De bebouwing langsheen de bovenlokale verbindingswegen tekent zich nu nog sterker af. Linten
gen van Kolveren, Halveweg, Ter Donk, Viversel
doorsnijden op verschillende plekken de beekvalleien. Ten zuiden van de E314 hebben de randen
weefsels met hier rond een verspreide bebouwing.
van het grootmazig weefsel ter hoogte van Halveweg en Kolveren zich verder verdicht terwijl de
n met de ruimere omgeving de dragers van een
binnengebieden voornamelijk open bleven. De eertijds verspreide bebouwing is getransformeerd
zuidelijke nederzettingen dringt door middel van
tot lint.Ook het grootmazige Bolderberg heeft zich vooral verdicht ter hoogte van de randen
de open ruimte van het Midden-Limburgs Vijver-
van de mazen. Opvallend zijn de grote nieuwe verkaveling tussen Bolderberg en Viversel en de verkaveling in in de richting van Halveweg. Beiden dringen diep door in het Vijvercomplex van Midden-Limburg.
Korspel
Beringen-Mijn
Beringen Houthalen-Helchteren
Stal
Koersel
Beringen Hal
Voort
Berkenbos
Heusden
Geenrijt
Lillo
Voort
Eversel
Heusden-Zolder
Genenbos
Boekt
Kolveren
Viversel Halveweg
Zonhoven Ter Donk
Lummen
Bolderberg
Kaart 19: Onderzoeksgebied 2 - Linten versus infrastructuur Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
kanaal spoorlijn
wegen gemeentegrenzen
20m-30m
20m-30m 30m-40m
20m-30m 30m-40m 40m-50m 20m-30m 30m-40m 40m-50m 50m-60m 30m-40m 20m-30m 40m-50m 50m-60m 60m-70m 20m-30m 40m-50m 30m-40m 50m-60m 20m-30m 60m-70m 70m-80m
20m-30m
Kaart 20: Onderzoeksgebied 2 - Linten versus waterlopen en reliĂŤf
30m-40m 50m-60m 40m-50m 20m-30m 60m-70m 30m-40m 70m-80m 80m-90m
30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
40m-50m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn
20-30 m
60m-70m 50m-60m 30m-40m 70m-80m 40m-50m 80m-90m 90m-100m 20m-30m
reliĂŤf
100-110 m
70m-80m 60m-70m 40m-50m 80m-90m 50m-60m 90m-100m 100m-110m 30m-40m 20m-30m
60m-70m 80m-90m 70m-80m 50m-60m 90m-100m 60m-70m 100m-110m 110m-120m 40m-50m 30m-40m
60m-70m 70m-80m
90m-100m 80m-90m 60m-70m 100m-110m 70m-80m 110m-120m 120m-130m 50m-60m 40m-50m
70m-80m 80m-90m
100m-110m
20m-30m
30m-40m
20m-30m
Kaart 21: Onderzoeksgebied 2 - Linten versus traditionele landschappen 40m-50m
30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m 60m-70m
70m-80m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn Dijle-Gete-Demeras 60m-70m 70m-80m
80m-90m
90m-100m
Kempens Plateau Zuiderkempen Netebekken
20m-30m
20m-30m
30m-40m
30m-40m
40m-50m
Kaart 22: Onderzoeksgebied 2 - Linten versus wegcategorisering Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
kanaal beek
autosnelweg weg met nationale nummering verbindingsweg
lokale weg 50m-60m kanaal gemeentegrens 60m-70m
60m-70m
70m-80m
70m-80m
80m-90m
90m-100m
Kaart 23: Onderzoeksgebied 2 - Linten versus gewestplan Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
wegen
ANALYSE ONDERZOEKSGEBIED 3
2.6 Analyse onderzoeksgebied 3
de beekvalleien en langs de verbindingswegen, nu vrijwel ononderbroken de
2.6.1 Beknopte omschrijving bestaande toestand
Vochtig-Haspengouw nooit sterk gegroeid door de nabijheid van de stedelijke
dorpskernen aan mekaar. Algemeen zijn de kleine dorpen en gehuchten in gebieden Hasselt, Sint-Truiden en Bilzen, de inname van landbouwgrond rond
Volgens het RSPL1 behoort het onderzoeksgebied volledig tot de deelruimte
de kerngebieden en door de brede (te) natte beekvalleien.
‘Haspengouw’.
In Droog-Haspengouw is het landschap met verspreide kerkdorpjes nog
Het grootste deel van onderzoeksgebied 3 ligt in de deelregio ‘Vochtig-Has-
relatief goed bewaard gebleven.
pengouw’ (noordelijk deel); het andere (zuidelijke) deel behoort tot de deel-
Binnen het onderzoeksgebied heeft de landbouw een structurerende rol.
regio ‘Droog-Haspengouw’.
Meestal in de vorm van fruitteelt of akkerbouw.Vooral in Vochtig-Haspengouw
Algemeen wordt Haspengouw gekenmerkt door vruchtbare, lemige bodems
speelt er een belangenconflict tussen wonen en landbouw.
op een complex van dalen, hellingen en plateaus. De natuurwaarden liggen er voornamelijk in de kleinschalige valleilandschappen met kwel, graslanden, populierenplantages en bronnen. Daarnaast tref je er biologisch waardevolle loofbossen en kasteelparken aan, hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen zoals holle wegen en poelen, allemaal verspreid in het landbouwlandschap van laagstamboomgaarden, akkers en weiden. Vochtig-Haspengouw (Hasselt, Alken, Wellen, Kortessem en het noordelijk deel van Sint-Truiden in het onderzoeksgebied) heeft een vrij vlak reliëf in het noorden, aansluitend bij de Demervallei, tot een meer golvend reliëf naar het zuiden toe. De belangrijkste beekvalleien in het onderzoeksgebied zijn die van de Mombeek en de Herk. Binnen het gebied komen vele puntbronnen voor. Algemeen vertoont de open ruimte in Vochtig-Haspengouw een sterk versnipperd karakter door de aanwezige lintbebouwing. In Droog-Haspengouw (het zuidelijk deel van Sint-Truiden, Borgloon en Heers) is het plateaureliëf minder doorsneden dan in Vochtig-Haspengouw en zacht hellend. Door de minder steile hellingen en de sterk doorlatende ondergrond is er een goede verticale ontwatering wat leidt tot uitstekende akkerbouwgronden. De meeste kleine landschapselementen zijn hier verdwenen door de oude ruilverkavelingen wat o.a. geleid heeft tot een verscherpte erosieproblematiek. De huidige nederzettingsstructuur In Haspengouw hangt nauw samen met de
De ontsluiting van onderzoeksgebied 3 is vooral afgestemd op de auto en landbouwverkeer. Het onderzoeksgebied wordt ontsloten door de expresweg tussen Hasselt en Sint-Truiden en een relatief fijn netwerk van gewestwegen (N-wegen) en verbindingswegen. Helemaal in het noorden van het onderzoeksgebied bevindt zich een aansluiting met de E313. Parallel met de expresweg loopt de spoorlijn tussen Hasselt en Sint-Truiden met een station in Alken. Door de sterk verspreide bebouwing in lange linten en in talrijke kleine kernen, is de ontsluiting naar de grotere gewestwegen niet optimaal en is een efficiënt openbaar vervoer er moeilijk te organiseren.
2.6.2 Conclusies en typering linten vanuit de historische reconstructie (zie ook kaarten 25,26 en 27) In Vochtig-Haspengouw (deelruimte Herk en Gete volgens het RSPL) is door het fijnmazig netwerk van beekvalleien en hun overstromingsgebieden weinig kernvorming ontstaan. Wel hebben zich vele linten ontwikkeld. Reeds in 1844 wordt dit gebied gekenmerkt door lintbebouwing, ofwel bestaande uit een min of meer aaneengesloten bebouwing ofwel bestaande uit een verspreide bebouwing. In tegenstelling tot onderzoeksgebieden 1 en 2 zijn deze ‘historische’ linten doorheen de tijd linten gebleven die samen een rastervormig patroon vormen.
traditionele landschapsstructuur. In Vochtig-Haspengouw schakelen de traditionele linten, evenwijdig aan
In Droog-Haspengouw, dat traditioneel geen lintbebouwing kent, is de verlinting de laatste decennia wel duidelijk toegenomen. Vooral langs de belangrijk-
1. Bron: Ruimtelijk structuurplan Provincie Limburg, gecoördineerde versie bestaande ruimtelijke structuur, blz.261-265
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
ste wegen naar en vanuit de kerndorpen.
54
Kaart 24: Onderzoeksgebied 3 - Abstractie linten Legende linten
bebouwingsclusters
beken
2.6.3 Conclusies en typering linten vanuit de morfologie
−− Type 3: Linten als deel van grote maasvormige structuren, niet grenzend aan bebouwingsclusters
(zie ook kaart 24) Vochtig-Haspengouw bestaat uit een aantal bebouwingsclusters binnen een
Type 3
grootmazig netwerk van linten. De mazen van dit netwerk zijn veel groter dan de mazen die werden gevonden in onderzoeksgebieden 1 en 2. De geïdentificeerde bebouwingsclusters komen enerzijds overeen met de historische meer
Binnen ‘Droog-Haspengouw’ kunnen enkel linten als uitlopers van meer ge-
kernvormige nederzettingen als Wellen en Alken. De andere bebouwingsclus-
concentreerde nederzettingen (kerndorpen) onderscheiden worden (type 4)
ters zijn recent ontwikkelde, residentiële verkavelingen met een lage densiteit zoals Ter Eiken bij Zepperen en Ter Koest in Alken. Wat opvalt is dat deze verkavelingen in oppervlakte de historisch gegroeide kernvormige nederzettingen
Type 4
evenaren. In Droog-Haspengouw, dat traditioneel geen lintbebouwing kent, is de verlinting de laatste decennia wel duidelijk toegenomen. Vooral op de belangrijkste wegen door en naar de hier aanwezige kerndorpen. Vanuit morfologisch oogpunt is het in dit onderzoeksgebied moeilijker om bepaalde types linten te onderscheiden. De linten lijken een vrij homogeen karakter te hebben.
2.6.4 Conclusies en typering linten vanuit de fragmentatie van de open ruimte (zie ook kaart 29) Binnen Vochtig-Haspengouw kunnen vanuit de fragmentatie/versnippering van het landschap de volgende types linten onderscheiden worden: −− Type 1: Linten die één of meerdere beekvalleien doorsnijden
Een mogelijke typering voor Vochtig-Haspengouw is als volgt: −− Type 1: Linten als uitlopers van bebouwinsconcentraties (dorpen, wijken
Type 1
en gehuchten) Type 1
−− Type 2: Linten als deel van grote maasvormige structuren, direct rond de bebouwingsclusters
−− Type 2: Linten die naar een beekvallei lijken toe te groeien
Type 2
−− Type 3: Linten die het waardevolle landbouwareaal fragmenteren Type 2
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Type 3
56
De open ruimte in Droog-Haspengouw is veel minder gefragmenteerd. Som-
2.6.6 Conclusies vanuit de landschapstypering
mige aanwezige linten doorsnijden een beekvallei (type 4).
(zie ook kaart 30) De meeste linten zijn gelegen in het traditionele landschap ‘Vochtig-HasType 4
pengouw’. Lintvormige bebouwing is hier sinds oudsher aanwezig.
2.6.7 Conclusies vanuit het gewestplan 2.6.5 Conclusies vanuit de weghiërarchie (zie ook kaart 32) (zie ook kaart 31)
Heel veel linten zijn gelegen in landelijke woonzone. De overige linten liggen
Het gebied wordt doorsneden door een groot aantal gewestwegen (N-wegen)
vooral in open ruimtebestemmingen volgens het gewestplan: agrarisch gebied
en verbindingswegen. Deze vallen samen met de historische (belangrijke) ver-
en landschappelijk waardevol agrarisch gebied.
bindingswegen tussen de grotere steden, kleine dorpen en gehuchten die reeds in 1844 aanwezig waren in het gebied. Tussen deze meer bovenlokale wegen is een oud, fijnmazig netwerk van lokale wegen merkbaar. Deze specifieke wegstructuur maakt dat het gebied vlot ontsloten is voor gemotoriseerd verkeer wat hoogstwaarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld heeft in de sterke verlinting van Vochtig-Haspengouw bij de intrede van de auto. Zo tekenen de grote steenwegen doorheen het onderzoeksgebied(Hasselt-Sint-Truiden, Sint-Truiden-Tongeren en Tongeren-Hasselt), zich in het landschap duidelijk af als lint. Opvallend is dat deze grote steenwegen reeds in 1960 al bijna volledig verlint waren. Dit in tegenstelling tot de meeste andere linten. De meer recente expresweg tekent zich niet af als bebouwd lint en functioneert door zijn inrichting (type autosnelweg) als groeibarrière. Verlinting in Droog-Haspengouw komt voornamelijk voor langs de gewest- en verbindingswegen en bijna niet op lokale wegen. Het straatprofiel van de gewestwegen is het breedste maar de bebouwing ligt er dikwijls dichterbij de straat dan in onderzoeksgebieden 1 en 2. Op de meeste gewestwegen zijn er verkeerskundig maatregelen genomen om de verkeersveiligheid in functie van fietsers en voetgangers te vergroten. Tussen het straatprofiel van de lintbebouwing langs verbindings- en lokale wegen en de inrichting van deze wegen is er op het eerste zicht relatief weinig verschil merkbaar. Beiden stralen het karakter uit van een lokale weg.
57
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
Hasselt
Alken
Alken
Sint-Truiden
Sint-Truiden Wellen .
Borgloon
Kaart 25: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 3 in 1844
Kaart 26: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebi
Het onderzoeksgebied is doorsneden door een grootmazig netwerk van wegen (de meeste van de
Vochtig-Haspengouw is reeds sterk verlint. Vele
huidige gewestwegen, verbindingswegen en lokale wegen). Dit netwerk van wegen doorkruist de
in 1844, hebben zich verder verdicht tot veelal
beekvalleien en vormt een drager voor de nederzettingen. De grote steenwegen tussen Hasselt en
Sint-Truiden en deze tussen Hasselt en Tongeren
Sint-Truiden, Sint-Truiden en Tongeren en Hasselt-Tongeren linken de kleinere gehuchten en dor-
bouwing. De kleinere, meer kernvormige nederze
pen in het onderzoeksgebied met de grotere, historische steden Hasselt, Sint-Truiden en Tongeren.
In Droog-Haspengouw zijn al de kernnederzetti
Het gebied wordt doorkruist door de spoorlijn tussen Hasselt en Sint-Truiden.
vertonen nu hier en daar lineaire uitlopers in de o
20m-30m In Vochtig-Haspengouw is een duidelijk lintenpatroon herkenbaar van min of meer continue linten
bouwing langsheen de steenweg Tongeren-Sint-Tr
en linten met een verspreide bebouwing. Deze linten situeren zich ofwel parallel met de beekval30m-40m
leien, ofwel min of meer haaks hierop. Daarnaast zijn enkele kleine, meer kernvormige nederzettingen merkbaar. Deze zijn steeds gelegen nabij40m-50m een bron of beek. In Droog-Haspengouw vallen de kernvormige50m-60m nederzettingen op. Doorgaans liggen ze nabij een 20m-30m
20m-30m
beek en langs een belangrijke verbindingsweg. 60m-70m 30m-40m Legende
30m-40m
ReliĂŤf
Bebouwing
40m-50m Infrastructuur
Waterlopen
40m-50m
70m-80m
20m-30m
50m-60m
80m-90m 80m-90m
bebouwde wegdelen 2005
wegen
beek
30m-40m 30m-40m
60m-70m
90m-100m 90m-100m
bebouwde wegdelen 1960
spoorlijn
kanaal
40m-50m 40m-50m
70m-80m 70m-80m
100m-110m 100m-110m
bebouwde wegdelen 1844
50m-60m
80m-90m
110m-120m
80m-90m
60m-70m
90m-100m
120m-130m
90m-100m
20m-30m
50m-60m
60m-70m
50m-60m
60m-70m
70m-80m
Hasselt
Hasselt
Alken
Sint-Truiden Wellen
Wellen
Borgloon
ied 3 in 1960
Borgloon
Kaart 27: Nederzettingsstructuur onderzoeksgebied 3 in 2005
e van de lineaire nederzettingen, geĂŻdentificeerd
In Vochtig-Haspengouw zijn relatief weinig nieuwe linten bijgekomen. De reeds bestaande linten
continue linten. De steenweg tussen Hasselt en
hebben zich voornamelijk verder verdicht door de opvulling van nog niet bebouwde percelen. Het
tekenen zich nu duidelijk af als dragers voor be-
meest opvallend zijn de grote, nieuwe verkavelingen die her en der zijn bijgekomen. Meestal zijn
ettingen zijn slechts in beperkte mate gegroeid.
ze goed ontsloten door hun ligging langs een gewestweg. In oppervlakte lijken deze recente verka-
ingen gegroeid maar in beperkte mate. Ook zij
velingen in een veelel lage densiteit bijna even groot dan bestaande historische kernen als Wellen
open ruimte. Opvallend is de toegenomen lintbe-
en Borgloon. De kernnederzettingen in Droog-Haspengouw zijn uitgewaaierd in het omliggende
ruiden.
landschap. De lintbebouwing langsheen de belangrijkste in- en uitvalswegen is relatief sterk toegenomen. De kerndorpen ten zuiden van de steenweg tussen Tongeren en Sint-Truiden lijken nauwelijks gegroeid. De belangrijkste infrastructurele ingreep sinds 1960 in het onderzoeksgebied is de aanleg van de expresweg tussen Hasselt en Sint-Truiden. Deze weg manifesteert zich als een sterke barrière in het landschap.
Sint-Lambrechts-Herk
Hasselt
Wimmertingen Wouterveld
Alken
Kortenbos
Sint-Truiden
Wellen Ulbeek
Zepperen Berlingen Kerniel Hoepertingen Kuttekoven
Ordingen Rijkel Gotem
Borgloon Hendrieken Voort
Groot-Gelmen
Kaart 28: Onderzoeksgebied 3 - Linten versus infrastructuur Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
kanaal spoorlijn
wegen gemeentegrenzen
Groot-Loon
20m-30m
20m-30m 30m-40m
20m-30m 30m-40m 40m-50m 20m-30m 30m-40m 40m-50m 50m-60m 30m-40m 20m-30m 40m-50m 50m-60m 60m-70m 20m-30m 40m-50m 30m-40m 50m-60m 20m-30m 60m-70m 70m-80m
20m-30m
Kaart 29: Onderzoeksgebied 3 - Linten versus waterlopen en reliĂŤf
30m-40m 50m-60m 40m-50m 20m-30m 60m-70m 30m-40m 70m-80m 80m-90m
30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
40m-50m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn
20-30 m
60m-70m 50m-60m 30m-40m 70m-80m 40m-50m 80m-90m 90m-100m 20m-30m
reliĂŤf
100-110 m
70m-80m 60m-70m 40m-50m 80m-90m 50m-60m 90m-100m 100m-110m 30m-40m 20m-30m
60m-70m 80m-90m 70m-80m 50m-60m 90m-100m 60m-70m 100m-110m 110m-120m 40m-50m 30m-40m
60m-70m 70m-80m
90m-100m 80m-90m 60m-70m 100m-110m 70m-80m 110m-120m 120m-130m 50m-60m 40m-50m
70m-80m 80m-90m
100m-110m
20m-30m 20m-30m
Kaart 30: Onderzoeksgebied 3 - Linten versus traditionele landschappen 30m-40m 30m-40m
Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
40m-50m
kanaal beek
wegen 50m-60m spoorlijn 60m-70m
60m-70m 70m-80m 70m-80m 80m-90m
Dijle-Gete-Demeras Vochtig-Haspengouw Droog-Haspengouw
20m-30m
20m-30m
30m-40m
30m-40m
40m-50m
Kaart 31: Onderzoeksgebied 3 - Linten versus wegcategorisering Legende 40m-50m bebouwde wegdelen 2005 linten 2005 50m-60m
kanaal beek
autosnelweg weg met nationale nummering verbindingsweg
lokale weg 50m-60m kanaal gemeentegrens 60m-70m
60m-70m
70m-80m
70m-80m
80m-90m
90m-100m
Kaart 32: Onderzoeksgebied 3 - Linten versus gewestplan Legende bebouwde wegdelen 2005 linten 2005
wegen
2.7 Conclusie
gedragen heeft in de ontginningsgeschiedenis van een streek en vorming van het hier aanwezige landschap. Andere, meer recente linten missen misschien
Wanneer we de kaarten van de verschillende onderzoeksgebieden in meer de-
deze geschiedkundige betekenis en zijn gewoon een gevolg van een steeds maar
tail bekijken en met mekaar vergelijken valt het op dat, afhankelijk van de ge-
toenemende ‘urban sprawl’.
toonde themalagen, linten onderling sterk kunnen verschillen: de evolutiegeschiedenis is anders wat iets zegt over het streekeigen karakter van de linten, ze vallen bijvoorbeeld binnen een ander type landschap, ze verhouden zich op een andere manier tot de open ruimte of bebouwingsclusters (gehuchten, dorpen, steden), ze liggen langs een ander type weg waardoor ondermeer de verkeersleefbaarheid en verblijfswaarde van het publieke domein er erg verschilt of ze hebben een andere planologische bestemming (gewestplan, verkaveling, …). En dit zijn dan nog maar enkele criteria waaraan een lint getoetst kan worden. Deze bevinding staat lijnrecht tegenover onze landschappelijke waarneming van linten: meestal ‘zien’ ze er min of meer hetzelfde uit. Met deze studie willen we ervoor pleiten om in een beleid rond lintbebouwing rekening te houden met de specifieke eigenheid van elk lint afzonderlijk. De zeer grote variatie aan linten binnen de drie onderzoeksgebieden wijst erop dat
Anderzijds kan deze typering ook iets zeggen over de kwaliteit van het aanwezige woningbestand in linten en de mogelijke ontwikkelingsperspectieven die aan deze woningen gegeven kunnen worden. Hoe ouder het lint, hoe groter misschien de kans op oude, minder aan de huidige noden aangepaste woningen. Hoe recenter het lint, hoe groter de kans op nieuwere woningen. Dit kan bepalend zijn in het te voeren beleid: het op termijn laten uitdoven van bebouwing in linten – indien bijvoorbeeld gewenst in functie van het realiseren van een natuurverbinding – met een ouder woningbestand is waarschijnlijk gemakkelijker dan in een lint met zeer recente bebouwing. Tegelijk bestaat ook de kans dat binnen oude linten historisch waardevol gebouwenpatrimonium als vierkantshoeves in Haspengouw aanwezig is.
2.7.2 Typering vanuit morfologisch oogpunt.
enkel een gebiedsspecifieke aanpak mogelijk is.
Bij een typering vanuit morfologisch oogpunt kunnen we kijken naar de foot-
Ontwikkelingsperspectieven voor linten kunnen volgens ons enkel ontwikkeld
print van een lint en de ligging ervan ten aanzien van bebouwingsclusters en
worden door rekening te houden met een aantal relevante parameters of cri-
de open ruimte. Deze typering kan indicaties geven over de potentie van een
teria. Welke paramaters en criteria belangrijk zijn op welke plek en binnen
lint als drager voor verdere ‘stedelijke’ ontwikkelingen door zijn juist wel of
welke gemeente wordt in grote mate bepaald door het ruimtelijk beleid dat
juist niet strategische ligging ten aanzien van bestaande of toekomstige concen-
men hier en op bovenlokaal niveau wilt voeren. Bijvoorbeeld op het vlak van
traties van (basis)voorzieningen en activiteiten. Deze typering zegt eveneens
natuur, landbouw of wonen.
iets over het soort versnippering en fragmentatie dat ze teweegbrengt in de open ruimte.
In voorliggende studie werden slechts enkele, maar wel belangrijke criteria
Op basis van deze typering vanuit morfologisch oogpunt zou kunnen nage-
m.b.t. lintbebouwing onderzocht. Waarom wij denken dat zij relevant kunnen
dacht worden over de verdere ontwikkeling van een lint. Zo zou een maasvor-
zijn in een beleid rond lintbebouwing wordt hieronder kort toegelicht.
mig lint met een groot onbebouwd binnengebied door zijn strategische ligging
2.7.1 Typering vanuit de ontstaansgeschiedenis. Deze typering zegt enerzijds iets over de streekeigenheid van een lint. Het zegt of een lint ooit ontstaan is rekening houdend met de specifieke fysische structuur van een streek. Het zegt iets over de geschiedkundige waarde van een lint. Een lint is bijvoorbeeld een restant van een rijgehucht dat ooit bij-
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG
tav een centrumgebied (lees: op korte afstand van dit centrum) verder verdicht kunnen worden, ook al is de bestemming van het binnengebied misschien agrarisch volgens het gewestplan. Linten, gelegen langs verbindingswegen tussen centra, zouden daarentegen misschien langzaam afgebouwd kunnen worden, juist omdat ze misschien te ver van voorzieningen gelegen zijn en de kost inzake nutsvoorzieningen hierdoor hoog. Ook al zijn ze bestendigd in een woongebied volgens het gewestplan. 70
2.7.3 Typering vanuit de fragmentatie/versnippering van de open ruimte.
2.7.5 Typering vanuit de landschapstypering ‘traditionele landschappen’.
Deze typering focust zich op het type fragmentatie of versnippering in de
In het te voeren landschapsbeleid in een bepaald gebied kunnen de kenmer-
open ruimte waartoe een lint bijdraagt. Met deze typering willen we wijzen
ken van de traditionele landschappen een kapstok vormen voor specifieke in-
op ecologische, economische en landschappelijke knelpunten m.b.t. de open
richtingsmaatregelen inzake open ruimte, bebouwing en de overgang tussen
ruimte die zich hierdoor voordoen in een bepaalde streek of regio.Vanuit deze
beiden.
typering kan gezocht worden naar oplossingen om die specifieke knelpunten aan te pakken. Zo is het op sommige plekken misschien aangewezen om de open ruimte of natuurverbinding opnieuw te herstellen of te vrijwaren, bijvoorbeeld in functie van waterberging. Op deze plek kan dan misschien een uitdoofbeleid voor lintbebouwing gevoerd worden of aan de bebouwing en haar bewoners specifieke randvoorwaarden worden opgelegd.
2.7.4 Typering vanuit de hiërarchie van het wegennet De verkeersveiligheid en verblijfsfunctie van het openbaar domein in linten hangt onmiskenbaar grotendeels af van het belang van een weg. Binnen de wegenstructuur, die uiteindelijk alle functies en bebouwing met mekaar verbindt, spelen bepaalde wegen een grotere rol dan andere: bepaalde wegen worden meer gebruikt door mensen omdat ze meer functies en activiteiten met mekaar verbinden en ontsluiten: op lokaal en/of bovenlokaal vlak. Andere wegen spelen misschien enkel een rol als lokale ontsluiting van een beperkt aantal functies zoals woningen. Het belang van een weg reflecteert zich ook in de ontsluiting van het openbaar vervoer dat zich vooral ent op de belangrijkste verbindingswegen. Dit hiërarchisch systeem van wegen reflecteert zich in be-
2.7.6 Typering vanuit het gewestplan De bestemming volgens het gewestplan is belangrijk omdat het een goede weergave is van de huidige ruimtelijk-juridische toestand van de lintbebouwing. Het geeft mee richting aan een beleid rond lintbebouwing en geeft aan in welke gebieden linten wettelijk mogen liggen. Dit heeft direct invloed op de moeilijkheidsgraad in een beleid rond lintbebouwing. Het geleidelijk laten verdwijnen van bijvoorbeeld linten gelegen in woongebied op bepaalde, weloverwogen plekken zal hierdoor hoogstwaarschijnlijk moeilijker zijn dan bij linten gelegen in bijvoorbeeld agrarisch gebied.
2.7.7 Andere criteria Andere, niet bestudeerde typeringen kunnen bijvoorbeeld dieper ingaan op de aanwezigheid of relatieve nabijheid van (basis)voorzieningen en andere activiteiten dan wonen (1), de bereikbaarheid met verschillende vervoersmodi (2), de typering vanuit de visuele ervaring van het landschap (3), de kost van nutsvoorzieningen in de linten, enz.
paalde mate in de verschillende wegcategoriseringen zoals gehanteerd in beleidsdocumenten als het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, het ruimtelijk structuurplan Provincie Limburg, het gemeentelijke mobiliteitsplan, enz. In een beleid rond verlinting is het belangrijk hiermee rekening te houden aangezien het belang van een weg in de wegenstructuur op lokaal en bovenlokaal niveau in grote mate de inrichting ervan bepaalt, de verkeersintensiteit en mogelijke snelheid van het gemotoriseerd verkeer, de verblijfswaarde van het publieke domein en de belevingswaarde vanop deze weg van het landschap.
71
VERDUURZAMING SUB-URBAAN LIMBURG