Mama, van wortels word ik boos!

Page 1

Mama, van wortels word ik boos! Een relatie tussen voeding en ADHD

Rivka van der Vlugt


Mama, van wortels word ik boos!! Een relatie tussen voeding en ADHD

Student: Rivka van der Vlugt Begeleiders: RenĂŠ Dirkx Xaveriusschool LW & TC

Nicole Ramakers Fontys Hogeschool Pedagogiek Datum: Sittard, 31 oktober 2011

-1-


Colofon Student Naam Adres Postcode Woonplaats E-mail Telefoon

Rivka van der Vlugt Oude Heiweg 13E 6136 XK Sittard r.vandervlugt@student.fontys.nl 06 22 53 58 67

School Onderwijsinstelling Opleiding Adres Begeleider Email Telefoon

Fontys Hogeschool Pedagogiek Mgr. Claessenstraat 4 Nicole Ramakers n.hovens@fontys.nl 08850-70654

Instelling Instelling Afdeling Adres Begeleider Email Telefoon

Xaveriusschool Leer Werk & Trainingscentrum Overhovenerstraat 31 RenĂŠ Dirkx r.dirkx@xaverius-sittard.nl 06 14 27 40 71

-2-


Inhoudsopgaven Colofon Inhoudsopgave Samenvatting Voorwoord Onderzoeksopzet Verklarende woordenlijst Inleiding 1. Mama, van wortel en aardappel word ik boos! 2. ADHD 3. Overgevoeligheid of allergie? 4. Voedingsstoffen, voedingsmiddelen en additieven 5. Positieve kanten van het RED 6. Negatieve kanten van het RED 7. Conclusie 8. Aanbevelingen 9. Hoe werkt dit in de praktijk? 10. Evaluatie 11. Bronnenlijst Bijlage 1: De verschillende diĂŤten Bijlage 2: De werking van voedingsstoffen

-3-

2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 15. 16. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 26.


Samenvatting Voeding is een belangrijke te beĂŻnvloedde omgevingsfactor bij Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), een stoornis in de impulscontrole en aandacht. Hoe deze stoornis precies ontstaat, is nog steeds niet duidelijk. Onlangs bracht Lidy Pelsser gegevens naar voor over de relatie tussen voeding en ADHD. Zij stelt dat ADHD een (niet)-allergische overgevoeligheid is. In deze stelling lijkt de stoornis op astma, welke een genetische aanleg kent, maar door de omgevingsfactor voeding tot uiting komt. Zo zou ADHD tot uiting komen wanneer iemand met een genetische aanleg voor ADHD. Hij of zij laat dan bij een normale hoeveelheid aan bepaalde voedingsstoffen, een overgevoeligheidsreactie laten zien. Ook Patrick de Zeeuw bracht nog recent onderzoeksgegevens naar voor over de verklaring van ADHD. Zo stelt hij dat er drie typen ADHD bestaan: het type dat moeite heeft met remmen van gedrag, het type dat gevoelig is voor beloning en het type dat moeite heeft met tijd en timing. Dit kan hij bepalen op basis van neurologische gegevens. Naast deze neurologische en genetische aanleg, zijn er ook andere omgevingsfactoren die een rol spelen bij het tot uiting komen van ADHD. Te denken valt dan aan roken tijdens de zwangerschap, laag geboortegewicht, gezinsfactoren als echtscheiding en het klimaat dat op school en thuis van invloed is. Hiermee wordt duidelijk dat de etiologie van ADHD erg complex is. Met betrekking tot voeding werd door de jaren heen al veel onderzoek gedaan. Suiker en kleurstoffen bleken voedingsstoffen die invloed zouden hebben op ADHD. Ook voedingscomponenten als omega vetzuren, zink, ijzer en magnesium blijken in verlaagde waardes voor te komen bij ADHD. Lidy Pelsser concludeert echter, dat diverse voedingsmiddelen een grotere rol spelen bij ADHD. Op basis van deze kennis ontwikkelde zij een dieet voor kinderen, het Restricted Elimination Diet genoemd (RED), ook wel bekend als het Pelsser Voeding-en Gedrag dieet (PVG-dieet). Dit dieet is afgestemd op het individu, omdat ieder kind op meerdere en verschillende voedingsmiddelen blijkt te reageren. Een aantal voedingsmiddelen die voorkomen zijn tarwe (gluten), broccoli en aardappels. Omdat ieder kind andere overgevoeligheden kent, wordt sterk afgeraden zelf te experimenteren met het vermijden van voedingsmiddelen en/of diĂŤten. Bovendien kent het dieet zijn voordelen en nadelen. Zo vindt er onderzoek voor, tijdens en na het dieet plaats door middel van vragenlijsten, dagboekjes, bloedonderzoek en interviews. Ook blijkt het dieet beter te werken dan medicatie en werkt het kostenbesparend. Maar wat te denken aan de invloed op het gezin, motivatie factoren, de subjectiviteit van vragenlijsten en de symptoombestrijding door middel van voeding? Dat zijn een aantal zaken die vraagtekens zetten bij het dieet. Concluderend kan voor de Xaveriusschool, op basis van gegevens van Pelsser en de Zeeuw, geen concreet voedingsadvies gegeven worden. Wel kan geadviseerd worden, ouders te informeren over het dieet. Zo kunnen zij nadenken over het inzetten hiervan in plaats van medicatie. Of kunnen docenten hen zelfs begeleiden hierin. Sommige ouders zien meer in het gebruik van een aangepaste voeding, dan medicatie welke bijwerkingen en een rebound-effect kent. Naar docenten en ouders kan advies gegeven worden additieven als kleurstoffen te vermijden of voedingsmiddelen aan te bieden waarin zink, ijzer en magnesium sterk aanwezig zijn. Ook fruit en groenten bevorderen te eten, welke het immuunsysteem versterken, kan een advies zijn. De effecten op de symptomen van ADHD moeten dan echter niet groot worden verwacht.

-4-


Voorwoord Voor u ligt een rapport dat een resultaat is van een literatuurstudie naar de relatie tussen voeding en ADHD welke ik schreef tijdens mijn stage op de Xaveriusschool (Leer Werk & Trainingscentrum), te Sittard. Tijdens mijn eerste jaar pedagogiek ontdekte ik, dat mijn passie bij onderzoek ligt. In mijn tweede jaar van pedagogiek wilde ik daarom extra aandacht besteden aan een stukje onderzoek. Ik had niet verwacht dat dit een diepgaand rapport zou worden en ben nu afsluitend trots op het resultaat. Hiermee kijk ik uit naar het schrijven van mijn afstudeeropdracht. Ik hoop u met het onderstaande gedichtje, dat overigens nog veel langer is, te prikkelen voor het onderwerp dat in mijn rapport wordt behandeld. Ik wil afsluiten met het bedanken voor de steun die mijn zusje Elianne van der Vlugt heeft gegeven bij het biologische stuk in dit rapport. Met haar opleiding als voedingsdiëtiste wist zij mij veel duidelijk te maken. Ook bedank ik mijn stagebegeleider René Dirkx die mij heeft geïnspireerd tot dit onderwerp en mij hielp dit rapport tot dit resultaat te brengen. Rivka van der Vlugt

November 2011, Sittard

A poem by Dr Heinrich Hoffman, a German physician, published in 1845 "Let me see if Philip can Be a little gentleman; Let me see if he is able To sit still for once at table": Thus Papa bade Phil behave; And Mamma looked very grave. But fidgety Phil, He won't sit still; He wriggles, And giggles, And then, I declare, Swings backwards and forwards, And tilts up his chair, Just like any rocking horse— "Philip! I am getting cross!" Pelsser, L.M.J., Frankena, K. en Toorman, J., (2011).

-5-


Onderzoeksopzet Aanleiding tot het onderzoek De aanleiding tot een literatuurstudie naar de relatie tussen voeding en ADHD, betrof de vraag van mijn stagebegeleider ‘René Dirkx’. In een van de eerste weken van mijn stage hadden wij het over onderwerpen waar ik over zou kunnen schrijven. René liet mij hier ook zelf een keuze in. Omgevingsfactoren die een rol spelen bij ADHD, was een onderwerp dat naar voor kwam. In mijn vorige stage op Jenaplanschool De Vlieger te Sittard, heb ik mij bezig gehouden met factoren die de aandacht beïnvloeden. Daarmee kwam ik onder andere bij het klimaat dat door de docent wordt neergezet. Het leek mij daarom interessant te kijken naar een andere omgevingsfactor, namelijk ‘voeding’, in relatie tot ADHD. Bovendien was dit een onderwerp dat van belang zou zijn, aangezien er al een klein aantal regels rond voeding bestonden op de Xaveriusschool (voorbeeld: geen energiedrank zoals Redbull). Nadat onlangs gegevens uit wetenschappelijke onderzoeken naar voor waren gekomen, was het goed deze regels eens nader te bekijken. Probleemstelling: definitie van het probleem In hoeverre hebben voedingsstoffen een effect hebben op ADHD? Dat suiker invloed heeft op ADHD werd al lang beweerd, maar is deze hypothese niet achterhaald? Wat als voedingsstoffen effect hebben, welke effecten zijn dit dan? Maar bovenal hoe kunnen we ervoor zorgen dat als blijkt dat fruit een positief effect heeft op ADHD, de leerlingen op de Xaveriusschool ook daadwerkelijk fruit zullen eten? Onderzoeksmethode en verantwoording werkwijze Allereerst ben ik literatuur gaan zoeken over de relatie tussen voeding en ADHD. Het maakte voor op dit moment nog niet uit waar deze artikelen precies over gingen. Het kon bijvoorbeeld een dieet betreffen, een ervaringsverhaal of onderzoek. De literatuur zou namelijk op secundair niveau liggen, het was geen nieuw onderwerp. Verschillende auteurs hadden al gerapporteerd over dit onderwerp. Hierbij focuste ik mij met name op de nieuwe inzichten die Lidy Pelsser onlangs uitbracht. Om artikelen te selecteren keek ik samenvattingen, inhoudsopgaven, titels en kopjes door. Op deze manier kreeg ik snel informatie over de inhoud van de tekst. De literatuur zocht ik met name op het internet, waarbij ik keek naar onderzoeken, scripties, krantenartikels en dergelijke. Dit kwam omdat het aanbod in de bibliotheek van de opleiding weinig relevant was. Deze informatie ging alleen in op de relatie die er bestaat, maar gaf geen argumenten hiervoor. Vervolgens ben ik de geselecteerde literatuur gaan bestuderen, waarbij ik relevante delen uit deze literatuur markeerde. Op deze manier ontdekte ik waar overlap in literatuur lag. Deze overlap ordende ik door argumenten voor en tegen de relatie tussen ADHD en voeding op een rijtje te zetten. Ook ordende ik feitelijke gegevens zoals wat ADHD is en welke voedingsmiddelen betrokken zijn bij het Restricted Elimination Diet (RED). Daarna maakte ik een globale hoofdstukindeling, een concept inhoudsopgaven, om informatie van verschillende onderdelen te ordenen en een chronologische opbouw te maken. Hieruit ontstond de grove versie van mijn rapport. Dit resultaat ben ik gaan evalueren, met behulp van mijn stagebegeleider. Ik heb me afgevraagd of ik voldoende informatie had, of ik nog meer informatie moest zoeken of delen uit het rapport kon schrappen. Tenslotte kwam hier mijn uiteindelijke rapport uit dat voor u ligt.

-6-


Verklarende woordenlijst Additieven

Hulpstoffen zoals kleurstoffen, die aan voeding worden toegevoegd om bepaalde eigenschappen zoals uiterlijk, kwaliteit en veiligheid, te verbeteren. Adrenerge Hierbij speelt de neurotransmitter noradrenaline een rol Allergenen Eiwitten in voeding waar het lichaam overgevoelig op kan reageren. Allergieën Ontstaan bij blootstelling aan omgevingsfactoren als huisstofmijt, huisdieren, pollen, tabaksrook, voedingsmiddelen. Men moet bepaalde symptomen en reacties van de organen hebben om van een allergie te spreken. Atopische aandoening De aanleg om immunoglobuline (antistoffen) van het type IgE te maken specifiek gericht tegen onschuldige stoffen die in de omgeving voorkomen zoals huisstofmijt. Blinderingsgebrek Wanneer de populatiegroep kennis heeft over te verwachten effecten en welke interventies gepleegd worden. Het onderzoek is daardoor niet volledig betrouwbaar. Centrale zenuwOmvat hersenen en ruggenmerg, welke verbonden zijn met het stelsel gehele lichaam. Het regelt de functies van het lichaam. Cholinerge Hierbij speelt de neurotransmitter acetylcholine een rol CRS Conners’ Rating Scale, een gedragsscorelijst om effecten van een interventie te meten. Dopamine Een neurotransmitter die een rol speelt bij gedrag, cognitie, beweging, slaap, stemming en oplettendheid. Eliminatiedieet Een dieet gebruikt voor het opsporen van allergieën. Etiologie De leer over het ontstaan/oorzaken van ziektes (zoals ADHD). Frontale kwab Een deel in de hersenen waar cognitie en remming van gedrag gestuurd wordt. Histamine Fungeert als een neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel. Immunotherapie Een geneeskundige therapie gericht op het afweersysteem. Neurotransmitters Zijn verantwoordelijk voor de communicatie tussen zenuwcellen. Noradrenaline Een neurotransmitter en hormoon in het lichaam, in relatie staande tot de stemming. Probiotica Goede bacteriën die de micromechanisme in de darmflora in evenwicht houden en de weerstand hiermee verhogen. Provocatie Het opzettelijk oproepen van een ongewenst effect (de allergie). PVG onderzoek Het Pelsser-Voeding en Gedrag onderzoek. Een regulier diagnostisch onderzoek dat uit drie delen bestaat; een algemeen deel, een kinderpsychiatrisch deel en een dieetdeel. Rebound-effect Het beloop van de in- en uitwerking van medicatie. RED Restricted Elimination Diet, een dieet gericht op allergenen in voedingsmiddelen, om te kijken op welke allergenen een overgevoeligheidsreactie ontstaat. Ook wel het PVG dieet of het Pelsser dieet genoemd. Serum Vloeistof die overblijft als je bloed laat stollen (en dit afcentrifugeert). Vetzuurdeficiëntie Een tekort aan vetzuren, waardoor overdreven dorst frequent urineren, droge huid, neiging tot allergieën en meer ontstaan.

-7-


Inleiding In dit product zal antwoord worden gegeven op de vraag in welke mate voeding een rol speelt bij ADHD. Voeding is een omgevingsfactor die een rol speelt bij ADHD, een omgevingsfactor die ook te beïnvloeden valt. Dit staat haaks tegenover een omgevingsfactor als temperatuur of spanningen in een thuissituatie. Hier kan de Xaveriusschool zelf weinig tot geen invloed op uitoefenen. Deze vraag is van belang om te beantwoorden, omdat op de Xaveriusschool veel leerlingen zitten met ADHD. Het probleem en de vraag liggen in het feit dat op de Xaveriusschool wel een regel bestaat voor de consumptie van energie drank, maar dat er verder weinig kennis is. Is deze regel relevant en kunnen er meerdere regels ingevoerd worden op basis van kennis over het effect van voeding op ADHD? De laatste tijd zijn er ontwikkelingen geweest rond de kennis over het effect van voeding op ADHD. Zo brachten Lidy Pelsser en Patrick de Zeeuw beide in oktober 2011 gegevens uit wetenschappelijke onderzoeken naar voor. Deze recente onderzoeken kunnen docenten op de Xaveriusschool eventueel gebruiken om hun reglement(en) rond voeding bij te stellen. Welk advies kan geformuleerd worden? Kunnen docenten überhaupt iets structureels doen met betrekking tot voeding en hoe zou dit er dan uit moeten zien? Het doel van dit rapport zal dus zijn: een aanbeveling te doen richting docenten van de Xaveriusschool betreffende de keuzes voor voeding voor de leerlingen, dat aangeboden wordt in de kantine. In het eerste hoofdstuk zal een eerste indruk gegeven worden over het onderwerp, waarna een definitie volgt van de stoornis Attention Deficit Hyperactivity disorder, ofwel ‘ADHD’ in het Nederlands ook wel bekent als hyperactiviteit- , impulsiviteit- en aandachtstekortstoornis. Daarna wordt behandeld wat het verschil is tussen een allergie, overgevoeligheid, allergische overgevoeligheid en niet-allergische overgevoeligheid. Deze termen worden over het algemeen veel door elkaar heen gebruikt. Om de stelling van Pelsser te begrijpen, is duidelijkheid in deze begrippen van belang. Na deze omschrijvingen zullen de positieve kanten van voeding als behandeling naar voor komen, waarna deze positieve kanten tegen een ander daglicht worden geplaatst. Daarmee hopende dat u als lezer aan het denken wordt gezet. Tenslotte zal uit deze informatie een conclusie en aanbevelingen worden geformuleerd.

-8-


1. Mama, van wortels word ik boos! Ik heb voor deze titel gekozen naar aanleiding van het lezen over een meisje, waar van der Vlugt, M. in de Margriet van oktober 2006 over schrijft. Er wordt door deze schrijfster aangegeven, dat dit meisje boos wordt van aardappel en worteltjes. De vraag was of stamppot (hutspot) haar stampvoetend maakte. Misschien dat hier wel een kern van waarheid in zit! Met deze literatuurstudie hoop ik u een antwoord te kunnen geven op die stelling, maar bovenal hoop ik dat u zelf een beeld en mening zal kunnen vormen na het lezen van dit product. Van Lonkhuijsen, H. (2008) laat zien dat er een gemeenschappelijk mechanisme te vinden is in de ontwikkeling van ADHD en astma. Astma en eczeem kennen bepaalde omgevingsfactoren, zoals voeding en luchtverontreiniging. Een voorbeeld bij astma is de blootstelling aan polen, die een overgevoeligheidsreactie oproept. Astma en eczeem zijn beide genetisch aangelegde ziektes, net zoals ADHD genetisch bepaald is. Het artikel van Stichting voedsel allergie, geeft aan dat ADHD getriggerd wordt door voeding, waardoor de genetische aanleg manifest wordt. Iemand met ADHD zal na het eten van een normale hoeveelheid aan bepaalde voedingsstoffen, een overgevoeligheids-reactie laten zien. Dit uit zich in ADHD symptomen. Op welke voedingsstoffen reageren mensen met ADHD dan? Voor daar op in gegaan zal worden, volgt nu eerst een omschrijving van de stoornis Attention Deficit Hyperactivity disorder, ofwel ‘ADHD’ in het Nederlands ook wel bekend onder hyperactiviteit- , impulsiviteit- en aandachtstekortstoornis.

-9-


2. ADHD Kinderen met ADHD zijn rusteloos, impulsief en kunnen zich moeilijk concentreren. In de ‘Diagnostic and statistical manual of mental Disorders’ (DSM-IV) wordt onderscheid gemaakt in 3 verschillende typen: het aandachtszwakke, het hyperactieve/ impulsieve en het gecombineerde subtype. De Zeeuw bracht oktober 2011 een wetenschappelijk onderzoek uit waarin hij 3 andere typen onderscheid: het type dat slechter is in het remmen van gedrag en dus impulsiever is, het type dat gevoelig is voor beloning en straf en het type dat problemen heeft met het gevoel voor tijd en timing. Deze typen worden echter nog niet gebruikt in de classificatie van ADHD. Bij de eerste manier van diagnosticeren wordt ook gekeken naar de gezins-situatie en de situatie op school. Bij de tweede wordt op basis van neurologisch onderzoek bepaald welke vorm van ADHD aanwezig is. Wanneer een diagnose wordt vermoed, vindt via de huisarts een doorverwijzing naar jeugd-GGZ, waar dan een volledig diagnostisch onderzoek plaats vindt. In de praktijk schrijft de huisarts echter ook wel eens medicatie voor, zonder dat de diagnose gesteld is. Kinderen worden vaker gediagnosticeerd en daarbinnen jongens vaker dan meisjes. Dit komt ook doordat jongens vaker externaliserende symptomen als hyperactiviteit laten zien en meisjes vaker internaliserende symptomen (zoals angst en depressie). Hoe ADHD precies ontstaat, is niet eenduidig, de etiologie is nog steeds erg complex. Dat komt omdat zowel genetische, omgevings- en neurobiologische factoren een rol spelen. Zoals gezegd spelen omgevingsfactoren een rol. Bekende omgevingsfactoren zijn: roken tijdens de zwangerschap van de moeder en een laag geboortegewicht. Dit komt omdat roken invloed heeft op gebieden in de hersenen die ook betrokken zijn bij het ontstaan van ADHD. Maar ook gezinsfactoren als echtscheiding en het klimaat (structuurarm) spelen een rol. Niet iedereen die aan deze omgevingsfactoren wordt blootgesteld ontwikkeld ook daadwerkelijk ADHD. Met betrekking tot neurobiologische factoren, blijkt er een stoornis te zijn in de aminestofwisseling. Er is een lage omzetting van dopamine en norepinephrine. Het dopamine-systeem speelt een belangrijke rol. Dopamine is een neurotransmitter die werkzaam is in de hersenen (met name in de frontale kwab). Deze heeft een functie bij gedrag, cognitie, beweging, slaap, stemming en oplettendheid. De hoeveelheid dopamine is bij ADHD verhoogd (70%). Naast de dopamine afwijking is er een afwijking in de schildklier en zijn de verbindingen in de hersenen veel kleiner. De genetische en neurobiologische factoren kunnen net als de omgevingsfactoren niet de gehele etiologie van ADHD verklaren. Vooral de interactie tussen deze factoren; omgeving, genetica en neurobiologie zijn belangrijk. ADHD is (nog) niet te genezen, de behandeling is nog steeds gericht op het verminderen van symptomen. De behandeling bestaat dan bijvoorbeeld uit medicatie of gedragstherapie. De werking van medicatie loopt via het dopaminesysteem. De effecten zijn vrij snel zichtbaar, maar soms moet medicatie meerdere keren op een dag worden ingenomen. Bijwerkingen zijn: hartkloppingen, misselijkheid en bijvoorbeeld minder eetlust. Er is kans dat er ’s avonds een rebound-effect optreed, gecombineerd met een toename van hyperactiviteit, onrust, prikkelbaarheid en/of concentratievermindering. De effecten van gedragstherapie zijn kleiner dan die van medicatie. Gedrag wordt in deze therapie uitgelokt en beïnvloed door straffen en belonen. Vaak wordt daarom medicatie en gedragstherapie gecombineerd. De behandeling wordt bemoeilijkt, omdat er vaak sprake is van een of meerdere andere psychische stoornissen naast ADHD (dit noem je co-morbiditei). Voorbeelden zijn: een antisociale gedragsstoornis, leerstoornissen, depressie en angststoornissen komen vaker voor en bovendien zijn deze kinderen/ volwassenen gevoeliger voor verslavingen (Buncher, F.L., Ezendam, J., Tijhuis, M.J., Mennes, W., van Loveren, H., en van den Berg, S.W., 2009).

- 10 -


3. Overgevoeligheid of allergie? Allereerst werd gesteld dat ADHD veroorzaakt werd door een allergie. Bij een allergie is er sprake van een abnormale immuunreactie. De werking van stoffen in ons lichaam is ingewikkeld, het uiteindelijke proces draait neer op de aanmaak van histamine, die de allergische klachten veroorzaakt. Histamine fungeert als een neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel. Als deze hypothese werd aangenomen, beweerd men dus; dat het centrale zenuwstelsel uiteindelijk uit balans zou raken. Allergische reacties brengen namelijk activiteit in de cholinerge/andrenerge systemen teweeg, waardoor een neurotransmitter zoals noradrenaline geactiveerd wordt. Die activiteit zou in deze hypothese leiden tot ADHD-symptomen. De bovenstaande hypothese werd echter verworpen. Dat ADHD zelf een allergie is wordt wel aangenomen. Pelsser formuleert het dan als: “ADHD zelf is een (niet) allergische overgevoeligheid”. Bij een allergie moet je aan bepaalde symptomen voldoen. Kijkend naar die criteria voldoet ADHD aan overgevoeligheid. Bij allergieën zijn er bepaalde mechanisme die een rol spelen, deze mechanisme blijken ook ten grondslag te liggen aan ADHD. Om te bevestigen of ADHD een allergie is, is immunologisch en genetisch onderzoek nodig. Dit laatste wordt gedaan, omdat genen die gerelateerd zijn aan het immuunsysteem, met ADHD geassocieerd kunnen worden. Allergieën zoals astma en eczeem kennen omgevingsinvloeden (zoals polen) die een rol spelen bij het manifest worden van de aandoening. Zo zijn ook diverse omgevingsinvloeden betrokken bij het manifest worden van ADHD. Voeding is een dergelijke omgevingsinvloed. Ter vergelijking zijn er ook biologische omgevingsinvloeden (prematuriteit en dysmaturiteit) en psychosociale omgevingsinvloeden (gezinsproblemen) zoals bleek bij de omschrijving van ADHD. In de stelling van Pelsser wordt ‘overgevoeligheid’ gebruikt, omdat deze term gehanteerd wordt voor allergische en niet-allergische reacties die veroorzaakt worden door triggers uit de omgeving. Het is nog niet duidelijk welk van de twee vormen nu echt van toepassing is op ADHD. Bij een allergische overgevoeligheid maak je namelijk ook nog onderscheid in het wel of geen immunologisch mechanisme hebben. Bovendien wordt bij een allergische overgevoeligheid ook nog onderscheid gemaakt in een wel of niet IgE (Immunoglobine E) geassocieerde overgevoeligheid. IgE zit met name op de slijmvliezen, welke histamine vrijlaat als deze in contact komt met bepaalde stoffen. Zoals we eerder in dit hoofdstuk lazen, wordt door de histamine de allergische reactie veroorzaakt. Hieronder wordt het onderscheid schematisch weergeven (Pelsser, L.M.J., Buitelaar, B.K. en Savelkoul, H.F.J., 2009).

- 11 -


4. Voedingsstoffen, voedingsmiddelen en additieven Een aantal voedingscomponenten die een rol spelen bij de symptomen van ADHD zijn; omegavetzuren (omega 3 en 6), zink, ijzer, magnesium, gluten en additieven. Deze zijn allen in mindere mate aanwezig bij ADHD patiënten (Buncher, F.L., 2009). Voor de eerste blijken supplementen met omega -3- en omega -6- vetzuren een gunstig effect te hebben op de symptomen van ADHD. Hierbij moet wel worden aangegeven dat het niet duidelijk is of supplementen dan vooral omega-3- of omega -6- vetzuren moet bevatten en in welke dosis en verhouding deze dan geslikt moeten worden. Er zijn wel een aantal fysieke- en gedragssymptomen die kenmerkend zijn voor vetzuurdeficiënties. Deze gedrags-symptomen komen overeen met de symptomen die worden beschreven bij ADHD- patiënten. Daarom is het denkbaar dat een tekort aan vetzuren een rolt speelt bij het ontstaan en/of de mate van symptomen bij ADHD (Burger, F.L., 2009). Voor de relatie met zink en ijzer, is aan te geven dat er mogelijke biologische mechanisme zijn, die lopen via het dopaminesysteem. Eerder bleek al dat dopamine een belangrijke rol speelt bij ADHD, deze is namelijk 70% verhoogd bij ADHD patiënten. Dopamine heeft invloed op functies als gedrag, congitie, bewuste bewegingen, motivatie, beloning, slaap, stemming en oplettendheid. Dit met elkaar in verband brengend, zou er een correlatie kunnen zijn tussen ijzer en het dopamine systeem(Buncher, F.L. et al, 2009). Naar het gebruik van ijzersupplementen was op het moment van het RIVM rapport van 2009 nog onvoldoende onderzoek gedaan om harde bewijzen te leveren dat dit een positief effect heeft op ADHD. De zinkniveaus blijken bij ADHD patiënten in onder andere de rode bloedcellen, haar en urine, veel lager te zijn. Het positieve is dat ritalin, een medicatie voor ADHD, onder andere zink bevat. Kinderen die in een Turks/Iraans onderzoek zink supplementen slikten, lieten verbetering zien op de ADHD subschalen van hyperactiviteit, impulsiviteit en verstoorde socialisatiesymptomen. Ondanks dit mogelijke effect, werd in het RIVM rapport (2009) geconcludeerd dat er nog onvoldoende bewijs is dat zinksuppletie een rol speelt bij de vermindering van ADHD symptomen. Voor magnesium geldt hetzelfde, ook daarvan zijn verlaagde niveaus te vinden bij kinderen met ADHD. Dat wordt beoordeeld aan de hand van waardes in haar, serum en rode bloedcellen. Met behulp van supplementen kunnen de waarden weer stijgen. Een onderzoek uitgevoerd door van Mousain-Bosc (Buncher, F.L. et al, 2009) toont een positief effect op ADHD symptomen. Na twee maanden gebruik van de magnesium-vitamine B6-supplementen, vertoonden deze kinderen minder symptomen van hyperactiviteit, agressiviteit en een verbeterd concentratievermogen. De effecten werden echter niet bepaald aan de hand van Conners Rating Scales, CRS (een gedragsscorelijst), waardoor de relevantie niet vast was te stellen. Tenslotte is er door de studies van de afgelopen jaren heen, gekeken of gluten een rol spelen bij ADHD. De rol van gluten op ADHD is wel onderzocht, maar de resultaten zijn niet toereikend. Dat komt omdat hierin niet voldeed werd aan inclusiecriteria. Zo werd in een onderzoek niet uitsluitend naar ADHD gekeken, maar ook naar leerproblemen. Bij een andere studie was er maar een klein percentage aan daadwerkelijke ADHD diagnoses. Concluderend zijn te weinig studies die de relatie tussen gluten(overgevoeligheid) en ADHD laten zien.

- 12 -


En additieven dan? Additieven zijn hulpstoffen die aan voeding worden toegevoegd zoals kleurstoffen, conserveringsmiddelen en voedingszuren. Deze worden toegevoegd om bepaalde eigenschappen zoals uiterlijk, kwaliteit en veiligheid te verbeteren. Met betrekking tot het effect van additieven op ADHD is voornamelijk gekeken naar kleurstoffen. Schab en Trinh deden in 2004 onderzoek naar het effect van kleurstoffen op de gedragssymptomen van ADHD (Buncher, F.L. et al, 2009). De conclusie uit dit onderzoek was dat kleurstoffen een kleine invloed op gedrag kunnen hebben. Ouders gaven daarbij de grootste gedragsverandering aan. De gedragsveranderingen waren het grootst als de populatiegroep breder was (dus niet alleen hyperactieve kinderen). Ook Williams bevestigde dat kleurstoffen een effect kunnen hebben. Omdat ouders wisselende conclusies teruggaven, kon hier geen eenduidig antwoord op gegeven worden (Buncher, F.L. et al, 2009). Wanneer hier kritisch tegenaan wordt gekeken, bevat een dergelijke studie een blinderinggebrek. Wanneer ouders vragenlijsten moeten invullen, zullen zij namelijk eerder effect waarnemen dan andere betrokkenen. Ook zouden additieven zoals kleurstoffen een beperkt gedragseffect hebben, bijvoorbeeld alleen effect op het slapen. Hierdoor zullen ouders nog meer een effect zien dan bijvoorbeeld docenten. Bovendien wanneer gefocust wordt op een bepaalde kleurstof, zegt dit niets over andere kleurstoffen. Ook door alleen op kleurstoffen te focussen, zegt dit niets over het effect van andere additieven op ADHD. Er zijn dus wel aanwijzingen voor een relatie tussen tenminste enkele kleurstoffen en gedragsveranderingen, maar dit gaat niet noodzakelijkerwijs om ADHD (Buncher, F.L. et al, 2009). Voedingsmiddelen en allergenen In een aantal voedingstudies zijn voedingsmiddelen geïdentificeerd die zowel een rol spelen bij het verergeren van ADHD als bij het ontstaan van voedselovergevoeligheden. Voorbeelden hiervan zijn: koemelk, tarwe, tomaat en ei. In een eerste studie die betrekking had op het Feingold dieet kwamen de volgende producten naar voor: melk, tarwe, granen, citrusvruchten, soja, noten en chocolade (met gunstige gedragseffecten van 40%). De kinderen in deze studie hadden primair last van ADHD, maar 69% leed (ook) aan atopische aandoeningen. Hiermee wordt hooikoorts, astma en eczeem bedoeld. Het bleek dat kinderen die deze atopische aandoeningen hadden, sterker reageerde op het dieet dan degene zonder de aandoeningen. Dat geeft aan dat bepaalde kinderen misschien gevoeliger zijn voor dieetinterventies. Een tweede studie naar het Feingold dieet nam andere producten mee namelijk: melk, suiker, granen, cacao, tarwe, en ei. Bij deze studie werden gedragsveranderingen subjectief beoordeeld. Hierdoor zijn de conclusies uit deze studie niet betrouwbaar. Tenslotte werd in een derde studie met betrekking tot het Feingold dieet, gekeken naar de reactie op voedselallergenen. De conclusie hieruit was: melk, synthetische kleurstoffen, granen, tarwe, soja en/of sinasappelen. Het dieet van Pelsser, L.M.J., is met name gericht op: vis, soja, aardappel, sinasappel en broccoli (Pelsser, L.M.J. et al, 2011). Hier zijn de artikelen echter niet eenduidig over. In het rapport van het RIVM (Buncher, F.L. et al, 2009) wordt namelijk aangegeven, dat het eliminatiedieet (uit 2002) lijkt op het ‘few foods dieet’ waarin alleen rijst, kalkoen, peer, sla en water gegeten worden. Maïs, appel, tarwe en honing worden daarin beperkt. In 2009 bracht Pelsser, L.M.J. opnieuw een onderzoek uit. Het eliminatiedieet bestond toen uit: rijst, kalkoen, lamsvlees, groente, fruit, margarine, plantaardige olie, thee, perensap, rijstmelk met extra calcium en water. Bergsma, A. (n.d.) heeft het in zijn artikel weer over heel andere voedingsmiddelen, met betrekking tot het RED. Zo komen olijfolie, snoepgoed (zoals een lolly), boterhammen met bepaald beleg, bepaalde koekjes en zoutjes, siroop en aardappels terug. Het is niet bekend waar deze informatie vandaan komt, maar het staat wel in strijd met wat Pelsser, L.M.J. et al, (2011) zelf formuleren.

- 13 -


Hetzelfde geldt voor het artikel van Kassing, B. (n.d.), een ervaringsverhaal waarin wordt gesproken over het RED. Hier worden mandarijnen, melk, tarwe, varkensvlees, aardappels als beginnend dieet gebruikt. Wanneer we op dit stukje terugkijken, zien we dat onder andere melk, tarwe, ei, cacao en/of chocolade, groente en fruit, aardappel, rijst, kalkoen en lamsvlees over de studies heen terug komen. Als ik het zo mag stellen, blijken kinderen met ADHD op deze voedingsmiddelen dus het sterkst te reageren. Wel is het zo dat bij het Feingold dieet, de combinatie van medicatie en dieet een gunstig effect heeft. Bij het Restricted Elimination Diet (RED) van Pelsser, L.M.J., wordt over een combinatie van medicatie niet gesproken (Buncher, F.L. et al, 2009).

- 14 -


5. Positieve kanten van het RED Allereerst wordt vooraf een PVG onderzoek gedaan, welke wetenschappelijk onderbouwd is. Hierin wordt nagegaan of voeding überhaupt een rol speelt bij het ontstaan van ADHD symptomen. Dit gebeurt aan de hand van gesprekken en vragenlijsten met betrokkenen. Ook lichamelijke klachten en andere allergieën worden in kaart gebracht (Former, M., 2010). Tijdens de re-eliminatie fase wordt steeds bloedonderzoek gedaan, zodat veranderingen in het bloed zichtbaar worden. Dit maakt duidelijk of er wel of geen sprake is van overgevoeligheid voor voedingsmiddelen die gegeten zijn (Van Lonkhuijsen, H., 2008). Naast het bloedonderzoek wordt ook een dagboekje bij gehouden met daarin: wat het kind eet, wat zijn/haar gedrag is en wat heeft hij/zij meegemaakt heeft. Vooral deze laatste vraag is belangrijk, omdat gedragsveranderingen even goed een gevolg kunnen zijn van andere omgevingsfactoren dan voeding. Te denken valt aan ruzie, feest, het weer enzovoorts (Van der Vlugt, M., 2006). Er wordt volgens Pelsser, L.M.J. et al, (2011) gesproken over klassiek ADHD wanneer er geen gedrags-veranderingen voordoen. Kinderen worden dan doorverwezen naar een therapie of krijgen advies om medicijnen te gaan gebruiken. Het dieet wordt dus alleen doorgezet wanneer het drukke, impulsieve gedrag in die 5 weken tijd afneemt (Bergsma, A., n.d.). Tenslotte werkt het dieet kostenbesparend volgens Stichting Kind en Gedrag. Ouders van kinderen met ADHD zouden minder geld kwijt zijn aan het RED dieet, dan aan medicatie. Over het onderzoek naar het RED dieet valt te zeggen dat de populatiegroep bij de laatste studie (in 2009) breder was dan studies die vooraf gingen. De populatie was nu 500 kinderen groot, waarvan 300 kinderen een positief effect lieten zien op het dieet. Dit betekende dat een ongeveer 60% gedragsverbetering liet zien. In het artikel van het AD staat dat 70% verbetering liet zien, wat nog positiever zou zijn. Pelsser, L.M.J. et al, (2011) evalueerden het onderzoek drie keer, wat het onderzoek betrouwbaar(der) maakt dan eerdere studies. Zij voegen bovendien toe, dat het dieet wordt toegepast bij kleine kinderen (4 -8 jaar) omdat zij meer onder de controle van hun ouders staan. Daardoor blijft er controle op het eten. Adolescenten echter gaan hun eigen gang, ze willen autonomie. Zij bepalen zelf wat zij wel of niet willen eten. De controle daarover uitvoeren is veel moeilijker. De studie van Pelsser, L.M.J. et al, (2011) bevestigde bovendien een eerdere studie van Williams e.a. Zij deden onderzoek naar het effect van kleurstoffen op ADHD. Uit dit onderzoek kwamen verschillende uitkomsten, mede door beoordeling van ouders. Een veronderstelling is dat het onderzoek niet betrouwbaar is, het kan echter ook juist een bevestiging geven voor het feit dat de ‘overgevoeligheid’ voor voeding(sbestanddelen) individueel bepalend is (Buncher, F.L., et al, 2009). Het dieet heeft volgens Pelsser, L.M.J. et al, (2011) een groter effect dan medicatie. Medicijnen zijn volgens Pelsser, L.M.J. et al, (2011) symptoom onder-drukkers, duur en werken door de dag heen niet regelmatig. Dit wordt ook wel een rebound effect genoemd. Voeding kun je verdelen over de dag heen, waardoor dat effect niet optreed Aarts, M. (2009). Bovendien hebben medicijnen bijwerkingen en zorgen zij op die manier voor klachten (Former, M., 2010). Ook door bepaalde voedingsmiddelen te vermijden, kunnen (dezelfde) symptomen van ADHD verdwijnen. Wat is er nu makkelijker dan een aantal voedingsmiddelen te laten staan? Volgens Pelsser, L.M.J. et al, (2011) kan het gebruik van medicatie bovendien verminderd dan wel gestopt worden. Hierdoor kan de kwaliteit van zorg voor ADHD patiënten verbeterd worden. Veel ouders, vooral van jonge kinderen, zijn huiverig voor het gebruik van medicijnen (Aarts, M., 2009). Daarom kan een dieet voor velen ouders een goed alternatief zijn. Tenslotte heeft het dieet niet alleen effect op ADHD symptomen (de symptomen verminderen en leidt tot een betere prognose) maar ook op de Obsessief Compulsieve Stoornis, ODD. Ook heeft het een gunstige invloed op lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen en overmatige dorst.

- 15 -


6. De negatieve kanten van het RED De positieve kanten van het Restricted Elimination Diet (RED) heb ik nu naar voor laten komen, maar is dit dieet nu echt zo positief? Objectief versus subjectief en korte versus lange termijn effecten Er is iets te zeggen over de vragenlijsten die afgenomen werden (JM voor ouders, 2006). Hoewel deze lijsten voor en na het dieet worden afgenomen en daarmee bepaalde gedragsveranderingen te concluderen zijn, zijn deze vragenlijsten natuurlijk subjectief. Met name de ervaring van ouders en docenten staat centraal. Omdat zij wisten wanneer het dieet werd uitgevoerd, kan er niet gesproken worden van een betrouwbare conclusie. Voor een uitvoering van een goed onderzoek, mogen deelnemers en waarnemers namelijk niet weten of ze in een controlegroep zitten of niet. Dit is in een dergelijk onderzoek als die van Pelsser niet mogelijk. Naast deze vragenlijsten wordt ook een dagboekje bijgehouden over wat het kind eet, of er gedragsveranderingen hebben voorgedaan en of er bijzondere dingen gebeurd zijn. Gedragsveranderingen hebben echter met meer factoren te maken dan alleen voeding en bijzondere omstandigheden. Wat te denken aan een ruzie, opvoeding (stijl), temperatuursveranderingen en fysieke omstandigheden zoals buikpijn of hoofdpijn? Maar vooral ook de positieve aandacht die de kinderen kregen tijdens het onderzoek, welke een factor van betekenis is (Voedingscentrum, 2011). Persman, A. (n.d.) benoemt een goed punt in zijn artikel namelijk; kinderen met ADHD hebben niet alleen met de symptomen van ADHD te maken, maar vaak ook met meer problemen. Te denken valt dan aan faalangst, een laag zelfbeeld en de negatieve benaderingen vanuit de omgeving. Deze problemen vereisen ook hun aandacht. Bovendien werden de vragenlijsten recent afgenomen, er zijn nog geen effecten van het dieet op de lange termijn. De populatie Eerder gaf ik aan dat de populatie groep uit kinderen van 4-8 jaar bestond. Hoewel deze voordelen kent, is de populatie groep hiermee ook erg smal. Hoe zit het met kinderen boven de 8 jaar, hoe reageren adolescenten en volwassenen op het dieet? Waarom werden in het onderzoek adoptie- en pleegkinderen, kinderen die een zuurstof gebrek hadden bij de bevalling en/of een moeder hadden die gerookt had, uitgesloten van dit onderzoek? Hiermee werden diverse omgevingsfactoren als oorzaak van ADHD aangenomen, waardoor de omgevingsfactor voeding werd uitgesloten. Maar is dit ook zo aan te nemen? Met deze uitsluiting werd de populatiegroep smaller gemaakt, waardoor effecten en dus conclusies niet te veralgemeniseren zijn. Betrouwbaarheid Over de jaren heen zijn er veel studies gedaan naar het effect van voeding op ADHD. De studies begonnen al in de jaren ‘70 en ’80. De diagnose ADHD werd toen anders gesteld, waardoor deze studies niet meer relevant zijn. Ook voldeed in verschillende studies de populatie groep niet. Deze was te klein, bevatte ook andere diagnoses of er werd niet gemeld dat de populatie groep gestopt was met medicatie. Ook hierdoor zijn deze studies niet te veralgemeniseren.

- 16 -


Kostenbesparend en symptoombestrijding Het RED dieet is gericht op de bestrijding van symptomen van ADHD. Pelsser doet in dit geval niet meer dan dat medicijnen doen. Zij bestrijd ook symptomen! Aarts, M. (2009) en Pelsser, L.M.J. et al, (2011) geven zelf aan dat het dieet de kinderen niet geneest. Net als bij astma wordt wel gekeken op welke voedingstoffen en/of middelen men reageert. Bij astma dus naar katten, pollen of huisstofmijt. Daarna wordt gekeken of je medicatie gaat gebruiken ja of nee. Wanneer die kat wordt weggedaan (de omgeving en/of triggers uit de weg worden gegaan) is diegene dan van astma af? Nee! Als die kat er weer is, dan is de astma er ook weer. Wanneer kinderen met ADHD de voedingsmiddelen en/of stoffen weer tot zich zouden nemen, komen de symptomen onmiddellijk weer terug en spreek je weer van ADHD (Aarts, M., 2009). Eerder schreef ik dat het dieet kostenbesparend zou zijn. Hoewel dit onderzocht is, zijn hier vraagtekens bij te plaatsen. Het dieet wordt namelijk niet vergoed en bovendien alleen nog maar uitgevoerd door twee Research bureaus (Bergsma, A., n.d.). Daarom moeten ook reiskosten meegenomen worden in de berekening. Hoewel niet alle medicijnen vergoed worden, worden ritalin en strattera in ieder geval wel vergoed. Het feit dat medicatie ook bijwerkingen heeft en een rebound-effect kent, moet hier wel tegen elkaar worden afgewogen. Medicijnen kennen duidelijke bijwerkingen maar het effect van niet eten van bepaalde voedingsmiddelen op de lange termijn is ook nog niet duidelijk. Voedingsstoffen en middelen hebben wij als mensen nodig. Omdat blijkt dat de kinderen voor meerdere producten gevoelig zijn, wordt het daarmee moeilijk om tot een evenwichtig voedingspatroon te komen (Aarts, M., 2009). Pelsser, L.M.J. et al, (2011) adviseren daarbij vanuit het dieet ook biologische producten. Deze producten zijn duur in vergelijking met niet-biologische producten. Er is dus een vraagteken te plaatsen bij het argument dat het dieet kostenbesparend zou zijn. Het immuunsysteem Allergische aandoeningen, zoals astma, hooikoorts, en atopisch eczeem lijken vaker voor te komen bij kinderen met ADHD. Dit zou mogelijk te verklaren kunnen zijn door de interactie tussen het immuunsysteem en het neurologische systeem. Het feit dat mensen gevoelig worden voor voedingsstoffen heeft namelijk ook een direct verband met het immuunsysteem. De vraag zou dus beter kunnen zijn, wat het immuunsysteem verstoord, waardoor symptomen van ADHD ontstaan. In een studie werd al aangetoond dat bij allergische kinderen, de neurochemische processen verstoord zijn, waardoor hyperactief gedrag en mogelijk ADHD kan ontstaan (Rijksoverheid, 2009). Is het dieet wel zo gezond? Kinderen uit de studies (met ADHD) blijken niet alleen allergisch/gevoelig voor chocolade, suiker en/of kleurstoffen, die redelijkerwijs best uit het voedingspatroon van mensen gehaald kan worden. Zij blijken ook gevoelig voor gezonde voedingsmiddelen als sinasappels, tomaten, ei en tarwe. De mens is gemaakt om gezonde dingen te eten, ook suiker behoort daartoe. Het is bovendien opvallend dat veel mensen die allergieën of overgevoeligheid ontwikkelen het eerst op melk, tarwe en honing (suiker) reageren. Waarom precies deze voedingsstoffen? Het Voedingscentrum (2011) bevestigt deze kritiek, zij benadrukt namelijk “dat het weglaten van belangrijke voedingsmiddelen problemen kan veroorzaken voor de groei en ontwikkeling van een kind op lange termijn.” De effecten op het gezin Pelsser, L.M.J. et al, (2011) geven aan dat het dieet niet tot structuurverbetering in het gezin leidt. Het dieet zou daar geen positieve, maar ook geen negatieve invloed op hebben. Wanneer er zoveel rekening gehouden moet worden met een aangepast voedingspatroon, heeft dat echter hoe dan ook invloed op het gezin.

- 17 -


Volgens het Voedingscentrum (2011) levert het voor het kind en het gezin zelfs belemmeringen op. Er valt op aan te merken, dat het dieet veel vraagt van ouders en kind, dat geeft zij zelf ook toe in haar tijdschrift. Een belangrijke vraag is of ouders het wel volhouden (Bergsma, A., n.d.). Van Gemerde, J. (2003) geeft in een ervaringsverhaal van een moeder aan, dat het (waarschijnlijk) een jaar duurt voordat in kaart is gebracht op welke voedingsmiddelen een kind reageert. Dat is erg lang! Pelsser, L.M.J. et al, (2011) denken na over het inzetten van een gezinscoach, maar tot nu toe is daar niets mee gedaan. De effecten in vergelijking met andere behandelingen Een andere grote vraag is: hoe goed werkt de dieetbehandeling in vergelijking met andere behandelopties? Er wordt wel een vergelijking getrokken met het Oligantendieet en het Feingold dieet. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met de effecten van neurofeedback of cognitieve gedragstherapie, die beide ook een wetenschappelijke basis kennen! Bovendien ging ik eerder in op het immuunsysteem dat een rol zou spelen bij ADHD. In dat geval zou een immunotherapeutische benadering, zoals immunotherapie en probiotica, betrokken kunnen worden bij de behandeling van ADHD. Effect op lichamelijke klachten Eerder gaf ik aan dat het dieet een positief effect heeft op lichamelijke klachten als hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen en overmatige dorst. Waarom dit effect er is, wordt niet duidelijk uit het tijdschrift van Pelsser, L.M.J. et al, (2011). Zelf geeft zij ook aan, dat hier nog verder onderzoek naar gedaan moet worden. Want wanneer hier een kritische blik op geworpen wordt, is bijvoorbeeld aan te geven dat de bijwerkingen (zoals hoofdpijn) van medicatie, die op moment van het dieet niet wordt genomen, niet meer aanwezig zullen zijn. ADHD neurologisch? Onlangs bracht Patrick de Zeeuw een onderzoek uit over de neurologische kant van ADHD. Hij concludeerde dat er drie verschillende psychische functies zijn waar kinderen met ADHD moeite mee hebben. Het gaat dan om (1) het controleren van het eigen gedrag (2) het reageren op beloningen en (3) het omgaan met tijd. Het bleek dat de kinderen moeite hadden met slechts een gebied en op de andere twee net zo goed scoorden als andere kinderen. Elk onderzochte functie heeft te maken met een ander gebied in de hersenen, waardoor geconcludeerd kan worden dat er neurobiologische verschillen bestaan tussen mensen met ADHD. Deze inzichten zijn niet tegenover het onderzoek van Pelsser geplaatst. Zo vraagt de Zeeuw zich af, wat de biologische oorzaak is van de gevoeligheid voor bepaalde voedingsstoffen. Andere tekortkomingen in het onderzoek Hoewel Pelsser, L.M.J. et al, (2011) een uitgebreid onderzoek hebben gedaan, was in dit onderzoek niet duidelijk wat nu eigenlijk de werkingsmechanisme van voeding is. De vraag is of meer bekendheid hierover, de provocatieperiode gaat vergemakkelijken. Ook wil men nog meer duidelijkheid hebben over het effect van voeding op genen en hersenen. Naar mijn inziens zou het daarin waardevol zijn om informatie met De Zeeuw te relateren, die zoals we zagen kort geleden ook een onderzoek uitbracht met betrekking tot neuropsychologie. Tenslotte zijn er nog de vragen wat het dieet voor een effect heeft op andere psychiatrische stoornissen en wat het effect van het dieet op de lange termijn is.

- 18 -


7. Conclusie Uit een literatuurstudie van het RIVM (Buncher, F.L. et al, 2009) en de onderzoeken van Pelsser, L.M.J. et al, (2011) kunnen op dit moment nog steeds geen concrete voedingsadviezen afgeleid worden om symptomen van ADHD te verminderen. Er zijn te weinig grote en kwalitatief goede studies uitgevoerd. Er zijn wel aanwijzingen voor een relatie tussen voeding en ADHD. Want hoewel de studies niet groot waren, kon wel een positief effect van verschillende diëten op de symptomen van ADHD gevonden worden. De studies maken duidelijk dat een aantal voedingscomponenten een rol lijken te spelen bij ADHD. Omega vetzuren, zink, ijzer en magnesium zijn daar voorbeelden van, deze blijken in verlaagde waardes voor te komen bij ADHD. Uit dit rapport bleek echter ook dat voedingsmiddelen een grotere rol spelen dan de componenten. Het effect is echter sterk individueel bepaald is. Dit maakt het moeilijk om het oorzakelijke verband tussen voedingsmiddelen en ADHD duidelijk te krijgen. Een aantal voedingsmiddelen die vaker voorkomen zijn: tarwe, broccoli en aardappels. Omdat kinderen dus verschillend op voedingsmiddelen reageren is een individuele benadering noodzakelijk om te bepalen welke voedingsmiddelen het kind beter kan vermijden. Aanvullend onderzoek blijft nog steeds nodig. Hoewel Pelsser vindt dat deze conclusie erg voorzichtig wordt gesteld: “Er zijn harde bewijzen dat visolie en vitaminesupplementen niet helpen bij ADHD en dat het eliminatiedieet bij een aantal kinderen wel werkt.” Hier zijn vraagtekens bij te plaatsen, want Pelsser geeft zelf aan dat er nog verder onderzoek nodig is en dat er noodzaak is bij implementatie (een nieuw plan en/of model). Bovendien wordt ADHD nu nog volgens de DSM geclassificeerd, maar die symptomen zijn door de jaren heen anders beoordeeld. Die veranderingen vinden nog steeds plaats. Bovendien vindt de beoordeling van ADHD plaats via scorelijsten die subjectief zijn. De waarnemingen moeten uit meerdere bronnen komen, niet alleen docenten en ouders moeten hun bevindingen weergeven. De studies naar heft effect van voeding op ADHD zijn vaak bij kleine groepen gedaan. De resultaten zijn hierdoor klinisch niet relevant, dat betekent dat er te weinig wetenschappelijke onderbouwing is. Vaak werd voorafgaand aan de studies al een selectie gemaakt van kinderen die sterker op voeding reageren. Dat heeft de resultaten kunnen beïnvloeden en maakt veralgemenisering van het onderzoek naar de grotere ADHD populatie moeilijk. Het onderzoek is sowieso moeilijk om blind uit te voeren. De eliminatiediëten zijn vaak daarnaast zeer streng waardoor een controledieet vaak onhaalbaar is. Het is moeilijk therapietrouw te behouden. Bij het meten van het effect van de diëten is het niet altijd mogelijk de specifieke voedingsmiddelen, waar het kind gevoelig voor is, duidelijk te krijgen (te identificeren). Ook heeft het volgen van een strikt dieet gevolgen voor de leefstijl van het gezin. Het kan zijn dat het extra bewust bezig zijn met de voeding van het kind met ADHD en het strakke regime van het dieet op zich al gevolgen heeft op het gedrag van het kind. Tenslotte zal een dergelijk dieet niet alle benodigde voedingsstoffen bevatten waardoor er een grote kans bestaat op deficiënties (tekorten), ook omdat het vooral additieven zijn die vermeden moeten worden, welke in veel producten voorkomen. Daardoor moeten veel producten vermeden worden, waardoor de deficiënties sneller optreden.

- 19 -


8. Aanbevelingen Een advies naar ouders Het blijkt dat kinderen met ADHD verschillend reageren op voedingsmiddelen. Hierdoor is er geen algemene lijn te trekken naar de gehele groep van ADHD kinderen op de Xaveriusschool. Een eerste advies zou daarom zijn om met ouders van deze kinderen het dieet te bespreken. Door een gesprek aan te gaan, kan informatie gegeven worden over het dieet. Ouders (en eventueel leerling) kunnen zo zelf beslissen of zij wel of niet een dergelijke provocatieperiode willen uitproberen. In de bijlage wordt uitgebreid informatie gegeven over hoe het dieet in zijn werk gaat. Toedienen van voedingscomponenten Een tweede advies naar ouders en docenten zou kunnen zijn het toedienen van supplementen zoals vetzuren, zink, ijzer en magnesium. De effecten hiervan zijn echter niet groot. Het is ook nog niet duidelijk op welke wijze en welke dosis dan gegeven moet worden. Tegenwoordig wordt ook wel het advies gegeven visolie suppletie te gebruiken. Pelsser concludeert dat het belang van omega 3-6 vetzuren samen met een dieetinterventie effectiever is dan een dergelijke suppletie. Zij adviseert ouderwets olie en vetgebruik zoals olijfolie, walnotenolie en roomboter variëren. Dit in plaats van een overmaat aan een bepaalde vetzuur suppletie. Voedingsmiddelen vermijden Terugkijkend op het rapport concludeerde ik dat onder andere melk, tarwe, ei, cacao en/of chocolade, groente en fruit, aardappel, rijst, kalkoen en lamsvlees over de studies heen terug komen. Een derde advies zou kunnen zijn deze voedingsmiddelen te vermijden. Pelsser en het voedingscentrum raden echter ten strengste af om zelf te experimenteren met voeding en diëten. Hierdoor zou ik zelf geen concreet voedingsadvies geven met betrekking tot voedingsmiddelen. Additieven vermijden Het blijkt dat er over de jaren heen nog weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar het effect van additieven op ADHD. Alleen met betrekking tot kleurstoffen, echter dit beperkt zich tot een klein aantal kleurstoffen. Ook valt hierbij aan te geven dat de effecten van kleurstoffen nog steeds niet relevant zijn, zodat aangetoond kan worden dat deze volledig vermeden moeten worden bij ADHD. Zoals uit recente studies blijkt, reageren de kinderen vaker op gewone voedingsmiddelen. Met betrekking tot kleurstoffen zou een advies kunnen zijn om kleurstoffen te vermijden. De resultaten moeten dan echter niet groot worden verwacht. Versterken van immuunsysteem Zoals bleek, liggen allergieën ten grondslag aan een verstoord immuunsysteem en zijn chronische ziekten te begrijpen vanuit deze verstoring. Op basis van deze informatie zou een advies kunnen zijn, het immuunsysteem te versterken. Het vermijden van angst, bezorgdheid en stress is een preventieve ingang, maar er bestaan ook genoeg middelen die het immuunsysteem kunnen versterken. Voorbeelden hiervan zijn suppletie, groenten en fruit. De vitaminen, mineralen en anti-oxidanten zijn in deze middelen erg belangrijk. Ook een evenwichtig voedingspatroon, voldoende beweging en buiten zijn kunnen het immuunsysteem versterken, Medicatie Wanneer ouders zelf nog steeds een groot voordeel zien van medicatie of opzien tegen een lange provocatieperiode, is het doorzetten of beginnen van medicatie een advies.

- 20 -


9. Hoe werkt dit in de praktijk? Wanneer naar de bovenstaande aanbevelingen wordt gekeken, kan de Xaveriusschool het meeste invloed uitoefenen op het versterken van het immuunsysteem. Daarnaast kan de school ouders adviseren in een gesprek, daarvoor is informatie opgenomen in de bijlagen. Versterken van immuunsysteem Het vermijden van angst, bezorgdheid en stress is een preventieve ingang. Naar mijn mening ligt hier met name een taak voor de mentor, zorgcoördinator en orthopedagoog maar ook bij docenten. Door gesprekken met de leerling te voeren, attent te zijn op signalen van bezorgdheid, stress en spanning kan hier preventief op gewerkt worden. Door voldoende rust en ontspanning kan het immuunsysteem versterkt worden. In relatie tot de ontwikkeling die pubers en adolescenten doormaken, is het echter moeilijk hier invloed op uit te oefenen. Het slaap-waakritme is verstoord. Bovendien houden zij van uitgaan, waardoor voldoende rust snel ‘vergeten’ wordt. Een volwaardige voeding en gezonde levenswijze zijn ook factoren. Op de eerste valt weinig invloed uit te oefenen, aangezien er ook verantwoordelijkheid bij ouders ligt buiten schooltijden. De tweede heeft betrekking op bijvoorbeeld roken, schoon water en schone lucht. De ventilatie moet dus goed zijn, maar er kan ook gedacht worden aan voorlichting over de gevolgen van roken. Ook goede lichaamsbeweging kan het immuunsysteem versterken. Beweging kan worden gestimuleerd door bijvoorbeeld extra sportdagen te organiseren. Leerlingen kunnen actief betrokken worden bij de organisatie hiervan, zodat motivatie groter is om daadwerkelijk deel te nemen. Er bestaan ook genoeg immuun versterkende middelen, verschillende voedingssupplementen zijn: anti-oxidanten, vitamine C en kruiden zoals Ginseng, Aloë vera en teunisbloem. Deze laatste kruiden zouden gebruikt kunnen worden bij het maken van lekkernijen als de leerlingen horeca hebben. Ook kan fruit aangeboden worden in de kantine, om tot vitamine C inname te komen. Hoe kan de Xaveriusschool dit in de praktijk voor elkaar krijgen?   

Gratis aanbieden, zoals in het project ‘De gezonde kantine’ Het zelf laten pakken van fruit door leerlingen of het actief aanbieden van fruit Het anders verpakken van fruit, zodat het voor degene die fruit niet lekker vinden, toch lekker is. Te denken is aan gebak met banaan en wortel of fruit met chocolade. shakes/smoothies van fruit of fruit in een zelfgemaakt ijsje.

- 21 -


10. Evaluatie Het bevorderen van de eigen beroepsontwikkeling Ik vond het zinvol en verrijkend om dit rapport te schrijven. Ik heb me bezig kunnen houden met maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen rond ADHD. Mij hiermee bezig houden is voor mij van betekenis voor het werkveld waar ik in sta. Want, wat nu als voeding echt een grote invloed zou hebben, welk nut hebben de theorieën over structuur bieden bij ADHD dan nog? In welke mate speelt (cognitieve) gedragstherapie dan nog een rol? Of krijg ik als pedagoog nu de taak om cliënten te wijzen op een dergelijk dieet? In welke mate gaat er in de toekomst multidisciplinair gewerkt worden met diëtisten? Of hoe gaat de classificatie van ADHD er in de toekomst uitzien? Ik vond het geweldig om het onderzoek van Pelsser onderuit te halen, door kritisch te kijken. Maar ook om mijn kennis (m.n. over lichaam-geest verbinding) toe te passen en te verrijken. Haar informatie en het uiteindelijke dieet zette mij aan het denken. Het heeft ervoor gezorgd dat ik een visie kon vormen over welke gebaseerd is op wetenschappelijke ontwikkelingen die zich voordoen. Pelsser geeft namelijk goede resultaten weer uit haar onderzoek en heeft een goed dieet opgezet dat wetenschappelijk onderbouwd is. Tegelijkertijd doet zij nog steeds aan symptoombestrijding, precies zoals medicatie dat ook doet. Ik vroeg mij af waarin zij nu verder is gekomen? Behalve de bijwerkingen, de kosten en het rebound-effect van medicatie, zag ik namelijk weinig voordelen. Ook andere factoren hierin meewegend, deden mij negatief tegenover haar dieet staan. Voorbeelden hiervan zijn de subjectiviteit in vragenlijsten en motivatie die van ouders en kinderen gevraagd worden. Het begrijpen van het biologische stuk rond allergieën en overgevoeligheid vond ik lastig. Door mijn dansachtergrond heb ik een stukje gebrek aan kennis op dit gebied. Het verbaasde mij dat ik tijdens het schrijven van dit rapport, ook mijn stagebegeleider nieuwe ideeën en inzichten meegaf. Hiermee heb ik tevens gewerkt aan het bevorderen van mijn beroepsontwikkeling. Mede – opvoeders ondersteunen Dit rapport had tot doel, aanbevelingen/advies te kunnen doen richting docenten van de Xaveriusschool. Het advies zou gaan over het voedingspatroon en de voedingsmiddelen die aangeboden worden in de kantine. Hiermee heb ik een passend beeld van de opvoedingsvraag geschetst, welke duidelijk werd naar aanleiding van een gesprek met mijn stagebegeleider. Het geven van het advies heb ik bereikt door eerst zelf uitgebreid literatuur onderzoek te doen. Dit deed ik door verschillende literatuur te bestuderen. Hiermee breidde ik actuele kennis uit, zodat ik een advies zou kunnen geven wat gebaseerd is op actuele wetenschappelijke inzichten. Ik vond heb beantwoorden van de opvoedingsvraag nog best lastig, daar Pelsser formuleerde dat de overgevoeligheid voor voedingsmiddelen sterk individueel bepaald is. Hierdoor is er geen algemeen advies met betrekking tot voeding, naar docenten van de Xaveriusschool, te formuleren. Tenzij er op een basaal niveau, min of meer preventief gewerkt wordt. Dit zou kunnen door aandacht te focussen op groente en fruit en diverse voedingscomponenten. Hiervan is het effect echter niet dusdanig groot, dat de relevantie hiervoor in twijfel wordt getrokken. Daarom leek het mij zinvoller een koppeling te maken naar hoe bereiken docenten ouders met deze informatie? Hiermee heb ik interventie gezocht, die enerzijds niet volledig aansloot bij de opvoedingsvraag. Anderzijds wel, door op het verbeteren van het immuunsysteem in te gaan. Het antwoord vergroot in deze de zelfredzaamheid van mede-opvoeders.

- 22 -


11. Bronnenlijst Aarts, M. (2009). In plaats van pillen en Wie heeft er nu echt ADHD? Amsterdam: Landelijke Media B.V. Nederland, de Telegraaf. Bergsma, A. (n.d.). Dieet verminderd ADHD. Symptomen verdwijnen bij weren bepaalde voedingsmiddelen. Eindhoven: Algemeen Dagblad. Buncher, F.L., Ezendam, J., Tijhuis, M.J., Mennes, W., van Loveren, H., en van den Berg, S.W., (2009). RIVM rapport 350021001, Voeding en ADHD. Former, M. (2010). De rol van voeding bij ADHD. Doesburg: Voeding & visie jaargang 23, Academic Jounals. JM voor ouders (2006). Minder druk door een dieet. Amsterdam: Weekbladpers Tijdschriften bv. Kassing, B., (n.d.). Geen Hollandse pot voor Xiu Li. Den Haag: Wereldkinderen. ADHD Research Centrum, (2002-2011). Symposium ADHD en voeding: nieuwe kennis, nieuwe kansen!. Geraadpleegd op het World Wide Web op 13 november 2011: http://www.pelsser.nl/ Pelsser, L.M.J., Frankena, K. en Toorman, J., (2011). Proeftijdschrift ADHD, a FoodInduced Hypersensitivity Syndrome: in Quest of a Cause The effects of a restricted elimination diet (RED) on ADHD, ODD and comorbid somatic complaints, and a preliminary survey of the mechanisms of an RED. Eindhoven: L.M.J. Pelsser Pelsser, L.M.J., Frankena, K., Toorman, J., (2011). Nederlandse samenvatting INCA, publicatie van de INCA studie in The Lancet. Wageningen universiteit, UMC St. Radboud en UMCG. Geraadpleegd op het World Wide Web op 21 oktober 2011: http://issuu.com/pelsser/docs/nederlandse_samenvatting?viewMode=magazine&mod e=embed Pelsser, L.M.J., Buitelaar, B.K. en Savelkoul, H.F.J., (2009). Is ADHD een (niet-) allergische overgevoeligheid? Een hypothese. Amsterdam: Nederlands tijdschrift voor allergie; Ariez Pharma Consultancy B.V. Van der Vlugt, M. (2006). Eerlijk gezegd. Hoofddorp: Margriet. Van Gemerde, J. (2003). Dit houdt mij bezig. Hoofddorp: Margriet. Van Lonkhuijsen, H. (2008). Is ADHD een overgevoeligheidsreactie?. Drie onderzoekers lanceren een nieuwe hypothese. Stichting voedselallergie, Overgevoeligheden. Voedingscentrum (2011). Onvoldoende bewijs voor dieet tegen ADHD. Geraadpleegd op het World Wide Web op 26 oktober 2011: http://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/onvoldoende-bewijs-voor-dieet-tegenadhd.aspx

- 23 -


Bijlage 1: De verschillende diëten Feingold dieet Het Feingold-dieet is vernoemd naar Dr. Feingold die meende een eerste verband te hebben ontdekt tussen voeding en ADHD. Het dieet omvatte oorspronkelijk het vermijden van een aantal soorten fruit (met salicylaten) en groenten. Later werd dat uitgebreid met de kunstmatige zoetstof aspartaam en de conserveermiddelen BHA, BHT en TBHQ. Net als bij het dieet van Pelsser is het doel het achterhalen van welke voedingsmiddelen, welke symptomen uitlokken. Wanneer positieve veranderingen optreden, wordt langzaam weer met de voedingsmiddelen begonnen. De effecten van studies naar het Feingold dieet, zoals die in het begin bestond zijn in tweeën te delen. Bij de eerste eliminatie groep waren wel gedragsveranderingen te zien maar dit waren scores van ouders en leerkrachten. Dat gaf geen duidelijk beeld weer. De tweede groep van de voedselprovocatie gaf wisselende uitkomsten. De effecten golden alleen voor bepaalde gedragsmaten of subgroepen. Later werd het Feingold dieet verbreed omdat er een overlap te vinden was tussen voedingsmiddelen die een rol spelen bij ADHD. Die verbreding leidde ertoe dat niet alleen additieven (kleurstoffen) werden vermeden maar ook voedselallergenen. Deze triggeren de symptomen van ADHD. Voorbeelden zijn melk, tarwe, granen, citrusvruchten, soja, noten en chocolade (Buncher, F.L. et al, 2009). Concluderend richt het Feingold dieet zich dus op het vermijden van kunstmatige zoetstoffen, kunstmatige aroma’s en kunstmatige conserveringsmiddelen. Het voordeel van dit dieet is dat er gepleit wordt voor een evenwichtige voeding. Ook is er een boek over geschreven welke een uitgebreide lijst van levensmiddelen heeft en recepten. Nadeel is net zoals bij andere diëten, dat het moeilijk vol te houden is Oligoantigeendieet Het Feingold-concept leidde tot de hypothese dat verschillende prikkels, zoals additieven en voedselallergenen hyperactiviteit tot gevolg hebben. Deze hypothese werd getoetst in studies waarin het oligoantigeendieet werd toegepast. Dit dieet wordt ook wel het ‘few foods’ dieet genoemd, omdat het een zeer beperkt dieet is. Het oligiantigeendieet bestaat uit twee soorten vlees (meestal kalkoen en lam), twee koolhydraat bronnen (meestal rijst en aardappel), twee soorten fruit (meestal banaan, appel of peer), enkele groenten, water, zout en peper. Het dieet verschilt van het few Foods dieet omdat deze alleen rijst, lam, sla, peer en water bevat. Het oligoantigeendieet bestaat uit verschillende fases. Als het kind positief reageert met gedragsverandering gaat het naar de volgende fase en worden er nieuwe producten toegevoegd. Wanneer het kind niet reageert op deze nieuwe producten, kunnen deze producten in het dieet blijven. De studies naar dit dieet maakte niet allemaal gebruik van gestandaardiseerde methoden. Het meest positieve effect, gemeten in 1985, was te vinden op de kleurstof tartrazine, het conserveermiddel benzoezuur en soja, melk en chocolade. Minder dan 50% werd gereageerd op voedselallergenen als ei, pinda, vis, tomaten, fruit en noten. Toen later nog eens onderzoek werd gedaan, rond 1992, werd het meeste effect gevonden op chocola, kleurstoffen, koemelk, ei, citrusvruchten, fruit, en tarwe. Tenslotte bij de laatste studie in 1993 reageerde de populatiegroep het sterkst op chocolade, koemelk, sinaasappel, kaas, tarwe, fruit, tomaat en ei. Het was bij deze studie echter niet bekend of de kinderen ritalin gebruikte. e conclusie is dat een deel van de kinderen reageert op het oligoantigeen -dieet. Het is echter niet zo dat alle kinderen op een bepaald voedingsmiddel reageren. Uit dit dieet bleek al dat een individuele aanpak noodzakelijk is om te bepalen welke voedings-middelen een kind niet mag eten (Buncher, F.L. et al, 2009).

- 24 -


Eliminatiedieet van Pelsser Het eliminatiedieet van Pelsser volgde op het oligoantigeendieet en is gebaseerd op het few Foods dieet (deze laatste twee komen overeen). In 2002 werd een studie gedaan, waarin eerdere resultaten werden geëvalueerd. Twee weken moesten de ouders het gebruikelijke dieet noteren in dagboekjes. Daarna moesten de kinderen zich twee lang houden aan een streng eliminatiedieet, gebaseerd op het ‘few foods dieet’. De interventiegroep moest vijf weken een eliminatiedieet volgen dat voor ieder individu apart was opgesteld en bestond uit rijst, kalkoen, lamsvlees, groente, fruit, margarine, plantaardige olie, thee, perensap, rijstmelk met extra calcium en water. Uit dit onderzoek bleek dat 70% aan gedragsverandering werd gezien door leerkrachten en ouders. De twee onderzoeken uit 2002 en 2009 laten een sterk effect zien, maar deze bevatte ook een groot blinderinggebrek. Ouders wisten namelijk in welke controle groep de kinderen zaten, dit beïnvloedde de resultaten. Ook golden er inclusie- en exclusiecriteria. Zo waren adoptiekinderen, pleegkinderen, neurologische aandoeningen, IQ beneden 70, prematuur, roken of alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwanger-schap, redenen om uitgesloten te worden van de populatiegroep (Buncher, F.L. et al, 2009). Het RED ofwel PVG Uit de studie ontstond het Pelsser Voeding- en Gedrag dieet. Vooraf vindt het PVGonderzoek plaats, welke een regulier onderzoek is dat gericht is op kinderen in de leeftijd van 2-16 jaar. Het wordt alleen uitgevoerd door het ADHD Research Centrum, met vestigingen in Eindhoven en in Rotterdam. Beide vestigingen werken met hetzelfde protocol, waardoor het niet uitmaakt waar ouders heen gaan. Het onderzoek is een regulier diagnostisch onderzoek dat uit 3 delen bestaat: een algemeen deel, een kinderpsychiatrisch deel en een dieetdeel. Dit onderzoek vindt plaats vooraf aan het elimineren. Bij alle leeftijden kan duidelijk gemaakt worden of er een oorzakelijk verband is voor druk, opstandig of driftig/ agressief gedrag. Zelfs kan een kind aangemeld worden, als er nog geen diagnose gesteld is, er wordt dan gewerkt met een researchdiagnose. Wel moeten ouders goede motivatie hebben om drie keer naar Eindhoven of Rotterdam te reizen en 4 a 5 weken het dieet te volgen met het kind. Ook wordt vanzelfsprekend de leerkracht betrokken, waardoor ook inzet van deze verwacht wordt. De gegevens die naar voor komen worden uitsluitend gebruikt met toestemming van ouders, anoniem verwerkt. Het algemene deel verzamelt informatie over het kind door middel van gesprekken met ouders en/of docent. Dit deel is belangrijk om het dieet te kunnen samenstellen. Met de informatie wordt een individueel begeleidingsplan gemaakt. Het tweede, kinderpsychiatrische deel bevat gedragsvragenlijsten die door ouders en docenten worden ingevuld. Dit gebeurt op meerdere tijdstippen. Ook wordt een kinderpsychiatrisch interview afgenomen aan het begin en eind van het onderzoek. Het laatste deel, het dieetdeel ofwel PGV-dieet omvat het weglaten van voedingsmiddelen uit het (huidige, Nederlandse) voedingspatroon. Wel wordt de haalbaarheid van het dieet besproken en zo nodig aangepast. Voor ieder kind is het dieet weer anders samengesteld. Wel volgt elk kind ongeveer 4 a 5 weken dit dieet. Tijdens het dieetdeel zijn meerdere telefonische gesprekken om het beloop te bespreken. Twee belangrijke fases zijn; de eerste maand, dan verandert er namelijk nog niets aan de voeding/medicatie en de tweede maand. In de tweede maand wordt het PVG dieet vervolgd en wordt geprobeerd te stoppen met medicatie (ADHD Research Centrum, 2002-2011). Duur en kosten Het hele PVG-onderzoek duurt in totaal 2 maanden. Tijdens die periode wordt 4 á 5 weken het PGV-dieet gevolgd. De kosten van het PVG-onderzoek bedragen € 1275, -. Wanneer de verzekeraar een vergoeding van de kosten wilt geven, bijdraagt de bijdrage € 780, -.

- 25 -


Bijlage 2: De werking van voedingsstoffen Alpha-linoleenzuur (een omega-3 vetzuur) en linolzuur (een omega-6 vetzuur) Dit zijn essentiële vetzuren voor het menselijke lichaam. Het lichaam kan deze vetzuren niet zelf aanmaken. Mensen zijn dus afhankelijk van hun voeding voor deze specifieke vetzuren. Omega-3- en omega-6-vetzuren zijn meervoudig onverzadigde vetzuren (PUFA) en deze zijn onder andere belangrijk voor de ontwikkeling en functie van de hersenen. In dierstudies zijn omega-3- vetzuurniveaus in relatie gebracht met niveaus van de neurotransmitters dopamine en serotonine, welke een verstoorde balans laat zien bij ADHD. De vetzuren zijn vooral te vinden in v lees en eieren. Zink Zink speelt een belangrijke rol bij de afweer, groei en reproductie van het menselijke lichaam. Ook is het voor de ontwikkeling en de werking van de hersenen noodzakelijk. Daarnaast is zink ook belangrijk voor de metabole processen – als cofactor voor neurotransmitters, prostaglandines en melatonine. IJzer Is belangrijk voor de structuur en functie van het centraal zenuwstelsel en het speelt verschillende rollen bij neurontransmissie. IJzerdeficiëntie is in verband gebracht met verminderde cognitieve ontwikkeling. Magnesium Een te lage magnesium concentratie kan de hersenfunctie beïnvloeden via verschillende mechanismen waaronder via het energiemetabolisme, synaptische zenuwcelsignalen en de bloedtoevoer van de hersenen. Het is ook voorgesteld dat de onderdrukkende invloed die magnesium heeft op het zenuwstelsel helpt bij het reguleren van nerveus gedrag. Gluten Gluten is de naam van een groep eiwitten en komt voor in alle graan soorten zoals tarwe gerst, haver en rogge. Hoe meer gluten een product bevat, hoe steviger het wordt en hoe beter in tact, hoe meer vitamine, calcium en ijzer nog aanwezig zijn. Het ontwijken van gluten kan voor een tekort aan vezels zorgen, waardoor de darmflora niet meer goed werkt. Additieven Deze worden eigenlijk alleen toegevoegd aan eten om de aantrekkelijkheid en houdbaarheid van voeding te vergroten. Het gebruik ervan is (in Nederland) wettelijk bepaald, ze mogen in principe niet toegevoegd worden wanneer ze schadelijk zijn voor de gezondheid. Meest voorkomende voedingsmiddelen Melk: In melk zit calcium dat de botten en het gebit sterk maakt. Het calcium dat hierin zit is ook nodig voor de spieren en het geleiden van prikkels naar de zenuwen. Ei: Bevat (1) fosfor, wat stevigheid geeft aan het skelet en betrokken is bij de energiehuishouding van het lichaam en maakt deel uit van het DNA. Maar bevat ook (2) kalium, nodig voor zenuwprikkeling, handhaving van een normale bloeddruk, samentrekken van spieren en energiehuishouding in de spieren. (3) Natrium, nodig voor een evenwichtige vochthuishouding, het samentrekken van de spieren, zenuwprikkeling en handhaving van de bloeddruk. Tenslotte (4) calcium en (5) ijzer.

- 26 -


Cacao/Chocolade: In chocolade zit suiker, smaakstoffen, cacaoboter, cacaomassa, melkpoeder. Deze hebben geen belangrijke functie voor het lichaam. Fruit en groente: Zijn nodig voor alle vitaminen die aanwezig zijn in deze voedingsmiddelen. Vooral vitamine C, dat goed is voor de weerstand. Daarnaast komen mineralen als kalium en ijzer voor. Ook zit er voedingsvezel in dat nodig is voor de darmflora en bio-actieve stoffen die we nodig hebben voor het voorkomen van ziektes als hart- en vaatziekten. Aardappel: Zijn rijk aan gezonde voedingsstoffen zoals caroteno誰den, flavonoiden, vitamines en voedingsvezels. In de aardappel (maar ook in fruit) komen anti-oxidanten voor, stoffen die schadelijke stoffen in het lichaam onschadelijk maken. Rijst: Is een onderdeel van de graansoorten, de vezels zijn nodig voor een goede spijsvertering en bevat bovendien vitamine B1 welke zorgt voor de verbranding van koolhydraten uit ons voedsel, waardoor we energie krijgen Vlees: Er bestaan magere soorten vlees (zoals kip) en vleessoorten die vetter zijn. In vlees zit onder andere eiwit, ijzer, zink, selenium en B-vitaminen. Deze hebben diverse functies zoals energievoorziening van cellen, de werking van het zenuwstelsel, afbraak van eiwitten, vetten en koolhydraten, de vorming van hormonen, de weerstand en spijsvertering, vorming van rode bloedcellen, productie van vetzuren, gezond haar en een gezonde huid.

- 27 -


- 28 -


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.