KNOTBOMEN onder de loep
KNOTBOMEN onder de loep Win-winsituatie voor mens en natuur
1
Verschillende boomvormen
2
Duurzaamheid avant la lettre Veelzijdige houtleveranciers Levend nut Dierentuin met vele verdiepingen Wegdromen bij knotbomen Nieuwe toekomst
2 3 3 4 5 6
Knotbomen planten
6
Knotwilgen planten
6
Waar plant ik knotbomen?
7
Andere knotbomen planten Na het planten
9 10
Knotbomen onderhouden
11
Ecologisch of landschappelijk? Wanneer? De boom in
11 12 12
Hoe zaag je een tak af?
14
Wat doe je met het snoeihout?
14
Hulp: toelagen en teams
15
Knotbomen zijn niet immuun
16
Meer weten over knotbomen?
17
Win-winsituatie voor mens en natuur Knotwilgen en andere knotbomen zijn al eeuwenlang een vertrouwd beeld in het landschap van het Pajottenland en de Zennevallei. De mooie landschapsschilderijen van Pieter Bruegel zijn daarvan stille getuigen. Wilgen en andere boomsoorten die men kon knotten, hadden vroeger een belangrijke economische betekenis. Vandaag is het gebruik van knotbomen als houtleverancier sterk verminderd, maar hun waarde voor het landschap en voor heel wat planten- en dierenleven is onschatbaar!
Knotbomen, een vertrouwd beeld in het Pajotse landschap © Jos Huwaert
Een knotboom is een boom waarvan de stam wordt ingekort tot een meter of twee boven de grond. Op de ingekorte stam vormt zich vervolgens een min of meer bezemvormige krans van nieuwe takken (de pruik). Wanneer die nieuwe takken regelmatig, bijvoorbeeld iedere twee tot tien jaar, worden ingekort (of ‘afgezet’) tot tegen de stam, ontstaat door de vorming van wondweefsel op de snijvlakken een bolvormige verdikking (de knot). Daaruit groeien na het afzetten telkens weer nieuwe takken door het uitlopen van zogeheten ‘slapende’ knoppen. De knotboom is dus geen soort op zich, maar een cultuurboom gevormd door de mens. Veel mensen denken bij knotbomen automatisch aan wilgen. Niet te verwonderen, want de Schietwilg (Salix alba) en de Kraakwilg (Salix fragilis) zijn de knotbomen bij uitstek. Maar ook andere boomsoorten worden gebruikt om te knotten. Het bekendst zijn knoteik en knotes, maar ook knotels, knotiep, knotpopulier en knothaagbeuk bestaan. 1
Verschillende boomvormen De knotvorm is niet de natuurlijke vorm die een boom krijgt als hij ‘zich zelf mag zijn’, evenmin als bijvoorbeeld de treurvorm of de leivorm. Al die vormen ontstaan door menselijk ingrijpen. Knotvormen ontstaan wanneer men de boomstam periodiek (om de 2-10 jaar) afzet op dezelfde hoogte. Afhankelijk van die hoogte zijn er drie soorten knotvormen: • Knotvorm: wordt op een hoogte van ca 2 m ingekort en onderhouden. • Stoelvorm: de boom wordt ingekort op de hoogte van een stoel, d.w.z. ongeveer een halve meter. • Stoofvorm of hakhoutvorm: hier worden de stammen periodiek afgezet tot bijna helemaal tegen de grond (d.w.z. tot op een hoogte van ongeveer 10 cm). Er is dan geen sprake meer van een pruik op een stam, aangezien alle takken net iets boven de bodem vertrekken en men dus de indruk krijgt van een heester.
Verschillende knotvormen © Inverde vzw
Stoel- en of stoofvormen vinden we vooal in zogenaamde ‘grienden’. Deze wilgenakkers werden aangelegd voor het grootschalig oogsten van wilgentwijgen, maar door het verdwijnen van de manden- en mattenvlechterijen raakten ze verwaarloosd. In Vlaanderen vinden we bijna geen grienden meer.
Duurzaamheid avant la lettre Onze voorouders hielden zich niet voor hun plezier met knotten bezig, maar omdat de producten op allerlei manieren van pas kwamen in het dagelijks leven en op de boerderij. Boeren moesten toen in hun eigen onderhoud voorzien door zoveel mogelijk gebruik te maken van wat de natuur hun te bieden had. Knotten had het voordeel dat men kon ‘oogsten’ van een boom die intussen bleef leven en die enkele jaren later opnieuw bruikbaar materiaal zou leveren. Bomen knotten kan dus beschouwd worden als een concrete toepassing van ‘duurzaam handelen’, reeds lang voor duurzaamheid een begrip werd. Kortom, een boom met vele voordelen. 2
Veelzijdige houtleveranciers Afhankelijk van de boomsoort en de dikte van de takken kent het hout van knotbomen verschillende toepassingen. Vooral het gebruik als brandhout is bekend, ook al is wilgenhout niet meteen het meest geschikt voor de klassieke kacheltypes (in tegenstelling tot de speksteenkachel). Het werd vroeger vooral gebruikt in bakovens: de twijgenbundels leverden flink wat hitte, terwijl de dikkere blokken de warmte op peil hielden. Eik en es leveren wel prima hout voor de winterse kachel doordat hun takken snel drogen en makkelijk te klieven zijn. Verder werd het hout van knotbomen gebruikt om kommen en klompen van te maken. Wilgenklompen waren de beste omwille van de hoge slijtvastheid en het geringe absorptievermogen. Wanneer geoogst wordt na kortere tijd, zijn de takken vanzelfsprekend niet zo dik. Ze worden dan gebruikt als zogeheten ‘geriefhout’. Vooral knotes levert in die tussenmaten prima stelen voor allerlei handgereedschap. Ook van andere boomsoorten zijn deze dunnere takken bruikbaar, al was het maar als bonenstaak, omdat ze meestal lang en recht zijn. De dunste twijgen — men spreekt dan van rijshout, wissen of tenen — gebruikt(e) men hoofdzakelijk voor vlechtwerk. Het bekendst zijn manden, maar met gevlochten wilgentwijgen maakte men ook ‘zinkstukken’: een soort grofmazige matten die werden verzwaard met stenen ter bescherming van dijkvoeten en oevers. Zelfs muren van boerderijen bestonden vroeger uit een vlechtwerk van wilgentenen dat opgevuld en bestreken werd met leem. Gevlochten afsluitingen en andere sierelementen zijn in onze tuinen aan een opmars bezig. En nog altijd worden wilgentenen gbruikt om dingen bijeen te binden, bijvoorbeeld prei.
Hout voor de winterse kachel © RLZZZ
Een paar houten klompen © Jan Van Bakel
Knotes © RLZZZ
Levend nut Het voordeel van knotbomen blijft niet beperkt tot het product dat ze om de zoveel jaar leveren. Ook in de periode daartussen maken ze zich permanent nuttig. Wilgen slorpen bijvoorbeeld zeer veel water op met hun uitgebreid wortelstelsel en werden dan ook vaak aangeplant als natuurlijke drainage langs grachten, maar
Mand uit gevlochten wilgentenen © RLZZZ
3
ook als oeverversteviging. Aangeplant tussen weiden bieden ze met hun dichte pruik van takken en twijgen schaduw en beschutting aan het vee. Ze breken de wind die anders vrij spel zou krijgen over het vlakke grasland. Deze rol als windscherm is niet onbelangrijk voor landbouwers, als je weet dat dit in de aanpalende zone een opbrengstvermeerdering met zich meebrengt. Sommige soorten, bijvoorbeeld de els, kunnen via hun wortels extra stikstof vasthouden in de bodem, zodat ze als natuurlijke bemester optreden. En van bemesting gesproken: de knot van een boom stoelt in de loop der jaren uit tot een soort ‘eerste verdieping’, waarop zich in de herfst afgevallen takken en bladeren verzamelen. Deze verteren in korte tijd tot waardevolle humus (boomaarde), die bovendien vochtig blijft. Zo ontstaat een ideale kiemplaats voor allerlei planten, varens, mossen, kortmossen en paddenstoelen. Onderzoek heeft aangetoond dat bijna 200 plantensoorten kunnen worden aangetroffen op een knotwilg. De knot, ideale kiemplaats voor planten en mossen © RLZZZ De knot, ideale kiemplaats voor planten en mossen © RLZZZ
Dierentuin met vele verdiepingen
Steenuil © Johan Hanssens
Holenduif © Adri de Groot
4
Door de typische vorm van de knot blijft het regenwater hierop staan, waardoor het binnenste van de knotboom geleidelijk wegrot en hol wordt. Deze holten vormen een ideale nest- en schuilgelegenheid voor tal van dieren. Bovendien zorgen verschillende soorten holten in een knotboom voor een grote variatie aan bewoners. Zo is de knotboom heel belangrijk voor het kleinste uiltje van Vlaanderen, de Steenuil, die vooral kleine holtes van knotwilgen verkiest. De Ransuil nestelt het liefst in knotbomen met een brede kruin, terwijl de Bosuil de voorkeur geeft aan bomen die tot op de bodem hol zijn. Andere holenbroeders, zoals de Holenduif, Torenvalk, Grote bonte specht of de Ringmus, maken even dankbaar gebruik van de vele holtes en spleten die een knotboom te bieden heeft. Dat geldt trouwens ook voor een aantal kleine zoogdieren. Vleermuizen (in de zomer), muizen en kleine marterachtigen vertoeven
graag in knotbomen. Het insectenleven op knotbomen is ook erg rijk. Allerlei torren en kevers, zoals het Wilgenhaantje, de Wilgenbladwesp en de Wilgensnuittor hebben van de knotwilg hun vaste woonplaats gemaakt. In het vroege voorjaar vormen knotwilgen een aantrekkingspool voor bijen die hun eerste stuifmeel in de wilgenkatjes vinden. Daarnaast doen rijen knotbomen, net als heggen en houtkanten, voor heel wat dieren en planten dienst als een soort groene verbindingsweg, waarlangs zij zich veilig kunnen verplaatsen. Grote bonte specht © Geert Delsoir
Hermelijn © Archief Heemtuin Rucphen
Hommel op een wilgenkatje © M Espeel
Wegdromen bij knotbomen Ten slotte mogen we de landschappelijke en esthetische waarde van knotbomen niet vergeten. Denken we maar aan het idyllische beeld van knotbomen langs de waterkant bij ochtenddauw. Een knotbomenrij of zelfs één indrukwekkend, oud exemplaar brengt afwisseling in een volledig open landbouwgebied en maakt andere landschapselementen zichtbaarder in het landschap.
Wegdromen bij knotbomen © Daniel de Kievith - Zwinpolder
5
Nieuwe toekomst De opkomst van kunststoffen (voor werktuigen, afsluitingen...), stookolie, aardgas en elektriciteit (als middel om woningen en ovens te verwarmen), maar ook het tijdrovende en arbeidsintensieve karakter van het knotten, hebben na de tweede wereldoorlog geleid tot een verwaarlozing van knotbomen, met een drastische achteruitgang van het aantal knotbomen tot gevolg. Wanneer een knotboom niet regelmatig genoeg onderhouden wordt, scheurt hij open en gaat hij op deze manier verloren. Ook dit waardevol landschapselement heeft dus in vele gevallen plaats moeten ruimen voor de hedendaagse evoluties. Dankzij de inzet van natuurverenigingen en verenigingen voor landschapszorg krijgen knotwilgen en andere knotbomen sinds begin de jaren zeventig een nieuwe toekomst door de herwaardering van al hun functies. We beseffen nu dat deze cultuurbomen erg waardevol zijn voor natuur en landschap én dat we ze als zodanig kunnen bewaren door het economisch nut nieuw leven in te blazen. Daarin speelt niet alleen de prijs van stookolie en aardgas een rol, maar ook trends als leembouw, onthaasting en ecologisch tuinieren.
Knotbomen planten In enkele tientallen jaren tijd zijn er duizenden knotbomen uit ons landschap verdwenen. De overblijvers koesteren is één zaak, werken aan herstel is een andere. Gelukkig hoef je geen expert te zijn om zelf knotbomen te planten...
Als we zelf knotbomen willen aanplanten, moeten we een onderscheid maken tussen wilgen enerzijds en (nagenoeg) alle andere knotbare bomen anderzijds. Knotwilgen – en knotpopulieren – kun je planten zonder dat je geld hoeft uit te geven aan plantgoed in een kwekerij. Ze wortelen namelijk spontaan als je een tak in de grond steekt. Voor essen, eiken, haagbeuken enz. geldt dit niet, zodat je beworteld plantgoed moet gebruiken.
Knotwilgen planten Knotwilgen planten is normaal geen probleem zolang de grond een beetje vochtig blijft en niet te licht is (bijvoorbeeld in leemgrond). Bovendien is het bijzonder goedkoop, aangezien je na het vallen van de bladeren gewoonweg jonge takken van bestaande knotwilgen kan recupereren. Afhankelijk van het formaat van die takken spreken we van stekken of poten. Aanplanten kan van na de bladval tot eind maart, wanneer er geen sapstroom is. Controleer goed of het materiaal gezond 6
is: het snijvlak – dit is de plaats waar de tak is afgesneden van de moederboom – moet mooi wit zijn. Als het bruine verkleuringen of waterige vlekken vertoont, dan heeft de boom waarschijnlijk watermerkziekte en mag je de stekken of poten niet gebruiken als plantgoed. Stekken zijn eenjarige twijgen met een diameter tussen 1,5 en 2 cm. Dit formaat wordt bijna uitsluitend gebruikt als men nieuwe wilgenrijen wil aanplanten. Het principe is dat deze stekken wortels vormen op het snijvlak. Je kunt die beworteling bevorderen door vanaf het snijvlak twee of drie repen bast van maximum 15 cm lengte weg te schillen en de stekken dan meteen in de grond te steken. Stekken kun je dichter bij elkaar zetten dan poten en na enkele jaren uitdunnen tot de gewenste onderlinge afstand (6 à 8 meter).
Waar plant ik knotbomen? Er zijn grofweg drie soorten criteria waar je rekening moet mee houden als je knotbomen wil planten: wettelijke, praktische en esthetische. Wettelijk gelden enkele beperkingen wat afstanden tot naburige percelen betreft. Bomen (en struiken) die hoger worden dan twee meter moeten meestal op minstens twee meter van de perceelsgrens staan. De regels kunnen per gemeente verschillen, dus je vraagt dat best even na voor je gaat planten. Praktisch is het gebruikelijk knotbomen te planten in rijen, vooral langs beken en grachten of als perceelsgrens. Een alleenstaande knotboom kan als blikvanger of natuurlijk ‘eilandje’ overal staan, zoals bijvoorbeeld midden in een tuin. Bij die plaatskeuze zullen vooral esthetische overwegingen een rol spelen. Knotwilgen worden vooral in natte bodem aangeplant omdat ze een overvloed aan water kunnen verdragen, net als elzen. Je plant die twee soorten dus langs waterlopen, bij poelen en vijvers of in grond met een permanent hoge waterstand. In een natte bodem plant je zeker geen knoteiken, maar bijna alle andere bodemsoorten zijn voor deze knotboom wel geschikt. Knotessen vragen een rijke (vruchtbare) grond, net als knotiepen en knothaagbeuken, die niet dol zijn op ‘natte voeten’. Voor de knotvorm van een boom gelden in principe dezelfde bodemeisen als voor de natuurlijke vorm. Als je niet zeker bent, kan je altijd navraag doen in een boomkwekerij.
Poten zijn oudere takken van 2 tot 5 jaar. Ze worden vooral gebruikt om gaten in knotwilgenrijen op te vullen. Hun diameter bedraagt 2 à 6 cm en ze moeten ten minste 2,5 m lang zijn. Dat is nodig omdat ze veel dieper in de grond moeten. Pootgoed is namelijk dikker dan stekken, zodat de wind er meer vat op heeft en daarom moet het stevig verankerd zitten om niet scheef te waaien. Van de hele 7
Knotwilgen langs een poel © Pajottenland+
poot moet 1 m de grond in, zodat alleen de overige 1,5 m of meer boven de grond steekt. Knip* vóór het planten alle zijtakken van de poot en snijd de onderkant schuin af. Voor het maken van het plantgat, heb je meestal een grondboor nodig. Je mag niet dieper boren dan 75 cm. De laatste 25 cm duw je de poot gewoon verder de grond in (dat is de reden waarom je de onderkant schuin maakt), zodat hij steviger staat. Druk de grond rond de poot stevig aan om te beletten dat de nieuwe worteltjes beschadigd worden door beweging van de poot in een te ruim plantgat. Ook bij wilgenpoten kun je de beworteling in de hand werken door repen bast af te snijden, maar niet helemaal onderaan de poot: schil een paar stroken weg van de bovenste 30 tot 40 cm van het gedeelte dat de grond in gaat. Als de poot lang genoeg is, kun je meteen na het planten de top afzagen, zodat je kersverse knotboom direct de gewenste hoogte heeft (ongeveer twee meter). * zie paragraaf ‘Hoe zaag je een tak af? Aangeplante wilgenpoot met steunpaal © RLZZZ
8
Andere knotbomen planten Wil je liever knotessen, knoteiken of nog andere soorten als knotboom? Dan vertrek je beter van beworteld plantgoed, d.w.z. jonge boompjes die je koopt in een kwekerij (of bij een vereniging die een bomenverkoop organiseert) of die het resultaat zijn van spontane groei in je tuin. De werkwijze is dan dezelfde als voor het planten van ‘gewone’ bomen: graaf een vierkant plantgat met een diepte van zowat 80 cm en plaats daarin het bewortelde boompje. Zorg ervoor dat het boompje 2 tot 3 cm dieper staat dan hij in de kwekerij heeft gestaan. Dit is meestal duidelijk zichtbaar op de stam: aan het gedeelte onder de grond zit nog grond en het gedeelte boven de grond is meestal groenig aangeslagen. Is het plantgat te diep, vul het dan bij met grond om de juiste hoogte te bereiken. Vul daarna het plantgat tot aan het grondoppervlak en stamp de grond wat aan. Gebruik boombanden en steunpalen van 2,5 m om het plantgoed aan te binden, zodat de wind er geen vat op heeft. Twee palen per boompje bieden de meeste zekerheid. Als de jonge boompjes ook tegen veevraat moeten beschermd worden, moet je drie of vier palen gebruiken en bescherming voorzien. Plaats de palen vóór je de boom plant. De steunpalen moeten 1,8 m boven de grond steken. Ga te werk zoals bij het poten: maak met een grondboor een gat van ongeveer 70 cm. Om er voor te zorgen dat de steunpaal stevig staat, klop je hem met een voorhamer op de juiste diepte. Bind de boom met boombanden in achtvorm aan de palen. Zorg hierbij dat de boombanden niet te strak zitten en dat het plantgoed niet tegen de palen kan schuren. Als je steunpalen van eigen gewin gebruikt, zorg er dan voor dat het geen wilgen- of populierenhout is, want dat kan zelf ook gaan uitlopen!
Boomband in achtvorm © RLZZZ
9
Na het planten Indien nodig moet je het plantgoed beschermen tegen vraat en schuren van vee: ofwel met individuele ‘korven’ per boom (gaas dat je rond drie of vier boompalen bevestigt) ofwel door de knotbomen achter een doorlopende afrastering (bv. prikkeldraad of schapengaas) te planten.
Boomkorf © RLZZZ
Aangezien het typische aan knotbomen de ‘vrije’ stam is met daarop een pruik van takken, kun je die vorm best meteen een handje helpen door zijtakken over de onderste 1,8 à 2 m van de aangeplante boom of poot tot tegen de stam weg te snoeien*. Als de boom al hoog genoeg is, mag je de top afzagen op de gewenste hoogte, zodat de eerste uitlopers op die plaats reeds een mini-knotsilhouet opleveren. In het voorjaar vertonen de aangeplante boompjes de neiging niet alleen op knothoogte maar overal langs de stam scheuten te vormen. Doe daarom zeer regelmatig een ronde langs je nieuwe aanplant en verwijder uitlopende knoppen in een zo vroeg mogelijk stadium met de hand. Mochten scheuten toch te lang uitgroeien, neem ze dan pas in augustus of september weg met een snoeischaar*, om te vermijden dat ze opnieuw gaan uitlopen. Als het pruikje in de zomer té dicht wordt door een teveel aan twijgen, dun het dan in de winter uit zodat de overgebleven takken nadien krachtiger kunnen groeien. * zie paragraaf ‘Hoe zaag je een tak af?’
Wilgenpoot met uitlopende knoppen © RLZZZ Wilgenpoot met uitlopende knoppen © RLZZZ
10
Knotbomen onderhouden Na enkele jaren is het dan eindelijk zo ver: nieuwe knotbomen worden voor de eerste keer ‘echt’ geknot. Op welke manier en hoe vaak dat gebeurt, zal afhangen van het doel van het knotten en van de bestemming van de opbrengst. Knotbomen moeten geknot worden. Het lijkt wel een open deur intrappen, maar in de praktijk blijkt dat het na verloop van tijd vaak niet meer gebeurt, omdat het werk te arbeidsintensief is of omdat men het nut er niet meer van inziet. Wanneer het knotten te lang uitblijft, worden de takken op de knot te dik en dus te zwaar. Als de wind al geen handje helpt, kunnen ze uiteindelijk door hun eigen gewicht afbreken. Dat kan niet alleen gevaarlijk zijn, maar het kan ook het lot van de boom bezegelen: een deel van de knot kan mee afgerukt worden of de stam kan opensplijten. Wordt de boom na lang wachten toch geknot, dan krijg je met dikke takken ook grote afzetwonden die langzamer dichtgroeien met wondweefsel. Daardoor ontstaan grote rotplekken in de knot waarop minder krachtige scheuten groeien. Bovendien vraagt de vorming van veel wondweefsel een pak energie van de boom, zodat er minder overblijft om slapende knoppen te laten uitlopen zoals het hoort. Hoe langer men wacht om te knotten, hoe groter bovendien de kans op het optreden van watermerkziekte. Om al die redenen is het niet aanbevolen meer dan acht jaar tijd tussen de knotbeurten te laten. Voor deze knotwilg komt de knotbeurt te laat © RLZZZ
Ecologisch of landschappelijk? Knotbomenrijen met een lichte takkenpruik zijn landschappelijk bijzonder fraai, maar dunne twijgen worden dik en dus verdwijnt dat aspect vrij snel. Om dit landschappelijk beeld in stand te houden zit er niets anders op dan de bomen jaarlijks van hun pruik te ontdoen, zodat zich ieder jaar weer zo’n mooie dichte kruin vormt. Maar dat is een arbeidsintensieve karwei en bovendien putten korte omlooptijden een knotboom snel uit. Een knotbomenrij met lichte takkenpruik tooit het landschap © RLZZZ
11
Als de bedoeling van het knotten eerder ecologisch is, dan houden we langere omlooptijden aan (6-8 jaar) en knotten we ook niet te dicht bij de knoest. Van dikkere takken laat je best een centimeter of vijf staan. Dit bevordert het inregenen en rotten van de boom, waardoor holten ontstaan, die een ideale nesten schuilgelegenheid vormen voor allerlei dieren. Het inrotten is niet schadelijk voor de stabiliteit van de boom: de stam wordt na verloop van tijd een holle buis en dat is best een stevige constructie. Het omgekeerde is wél dodelijk: als de bast verdwijnt en alleen nog het hout overblijft, vindt er geen sapstroom meer plaats en sterft de boom af. Een holle knotwilg © RLZZZ
Wanneer? De frequentie van het onderhoud hangt niet alleen af van het doel van het knotten maar ook van de groeisnelheid van de boomsoort. Voor snelle groeiers zoals wilg en populier geldt daarbij een frequentie van eens in de vier tot zes jaar. Matige groeiers, zoals els en es, vragen een onderhoud om de 6 à 8 jaar. Trage groeiers, zoals de eik, vragen een knotbeurt om de 8 à 10 jaar. Afhankelijk van het gebruik van het snoeihout zal de omlooptijd van het knotten korter of langer zijn. Als je uit bent op brandhout, laat je de takken lekker dik worden en knot je (afhankelijk van de boomsoort) na een achttal jaar. Heb je een andere bestemming voor het hout, zoals bijvoorbeeld palen of poten, dan wacht je niet zo lang voor je aan de slag gaat. Knotten gebeurt na de bladval en tot begin maart. De beste periode is na de strengste vorst en vóór het begin van de sapstroom. Knot niet bij temperaturen van minder dan –5°C. Bij een rij knotbomen is het interessant om niet alle bomen tegelijk te knotten. Een afwisseling van geknotte en ongeknotte bomen (in een rij) maakt het landschap boeiend onregelmatig. Bovendien blijven er op die manier toch nog voldoende schuil- en nestgelegenheid bestaan voor allerlei dieren.
De boom in Meestal knot men met een handzaag. Dat geeft gave snijwonden, maar die herstellen niet zo vlug en vormen later meer scheuten dan snijwonden van een bijl. Knotten met een bijl vraagt wel meer handigheid en kracht en wordt vandaag nog zelden gedaan. Werken met een handzaag Het knotten © RLZZZ
12
vergt enig uithoudingsvermogen en daarom gebruikt men gemakshalve vaak een motorzaag. Dat is bijzonder gevaarlijk en af te raden als je niet over een zaag met kettingrem en veiligheidsketting beschikt. Veiligheidskleding, zoals een helm, gelaatsbescherming, gehoorbescherming, werkhandschoenen en een veiligheidsbroek zijn een must. Je maakt ook best de ladder én jezelf aan de boom vast. Indien je een motorzaag gebruikt, werk dan nooit alleen! Er bestaat ook een motorstokzaag, waarbij de ketting (zoals bij een bosmaaier) aan het einde van een steel zit en men dus niet voortdurend met zijn hoofd vlakbij de zaag verkeert. Een alternatief voor motorzagen is de handkettingzaag. Die functioneert zoals een draadzaag en werkt verrassend snel, zeker bij zacht hout als wilg. De handkettingzaag moet wel steeds met beide handen worden gehanteerd.
Motorstokzaag © RLZZZ
Voor welk werktuig je ook kiest, de veiligste manier van werken is: werken op een stabiele hoogtewerker of op de knot zelf zitten of staan zodra er voldoende plaats is. Beoordeel eerst de knot, zodat je kunt bepalen welke takken eerst kunnen verwijderd worden, waar ze gaan terechtkomen en welke takken eventueel geleid moeten worden. Breng zowel bij zagen als kappen een zaagsnede* aan. Een horizontaal snijvlak bevordert het inregenen meer dan een schuin snijvlak. Het kan gebeuren dat je knotbomen ‘erft’ die zeer lang niet geknot werden, als je bijvoorbeeld een huis met een oude tuin koopt of een natuurgebied in beheer neemt. De neiging om dan een motorzaag te gebruiken is te begrijpen, omdat de takken oud, dik en zwaar zijn. De beste raad die in zo’n geval te geven is: zoek mensen of verenigingen die ervaring hebben met knotten en tracht tot werkbare afspraken te komen. Wil men een zwaar verwaarloosde knotboom alle kansen geven dan is het raadzaam om enkele takken te laten staan bij het knotten. Zo kun je gedurende vier jaar telkens maar een kwart van alle takken afzetten. Op die manier is de snoeishock voor de boom goed te verdragen. * zie paragraaf ‘Hoe zaag je een tak af?’
13
Hoe zaag je een tak af? Zaag een tak niet te dicht (A-C), maar ook niet te ver (D) van de stam af. Laat de takkraag (verdikking tussen stam en tak) intact (A-B), zodat de boom van hier uit de wond zelf met wondweefsel kan overgroeien. Laat geen “kapstokken” staan. Om onnodige wonden door het afscheuren van repen bast van de boomstam te vermijden, kan je een dikke tak best in twee delen afzagen. Begin op 30 cm van de stam; maak aan de onderzijde van de tak een flinke zaagsnede. Zaag vervolgens aan de bovenkant van de gemaakte zaagsnede de tak door. Zaag de nu ontstane “kapstok” bij de stam af. Doe dit op dezelfde wijze door eerst aan de onderzijde een zaagsnede te maken en dan van bovenaf de takstomp af te zagen. Let weer goed op de takkraag. © Stichting Werkgroep Groenbeheer Nootdorp-Leidschendam
Wat doe je met het snoeihout? Dat je de dikste takken gebruikt als brandhout, als palen of iets dergelijks ligt voor de hand. Maar aangezien niet iedereen een mandenvlechter is, rijst de vraag wat je met al het dunnere hout (toppen, zijtakken) moet aanvangen. Het slechtste idee is verbranden. Daar heeft niemand iets aan, behalve rookhinder en extra CO2 in de atmosTakkenril © Pro Natura Sociale Werkplaats vzw feer! Hakselen is al een iets beter alternatief, maar dat maakt veel lawaai en verslindt energie. Maar het heeft alleszins het voordeel dat je er een bruikbaar product aan overhoudt: houtsnippers als bodembedekking of om het materiaal van je composthoop te diversifiëren. Tegenwoordig worden houtsnippers zelfs gebruikt als energiedrager in verbrandingsinstallaties voor het verwarmen van tuinbouwbedrijven. De milieuvriendelijkste verwerkingsmethoden gebruiken de takken en twijgen in hun geheel. Je kunt ze bijvoorbeeld verwerken 14
in takkenhopen, die vooral in de winter beschutting bieden voor egels en andere kleine zoogdieren. Ben je op zoek naar een afscheiding die natuurlijker oogt dan kippengaas of prikkeldraad? Dan stapel je het dunnere snoeihout van je knotbomen tot een takkenril of je vlecht er een decoratief scherm mee. Wie nog creatiever is, kan zich wagen aan andere, zelfs artistieke constructies. Een stuk functioneler is dan weer het gebruik als rijshout waarlangs erwten, bonen of eenjarige klimplanten zich omhoog kunnen slingeren. Kun je het snoeihout echt niet zelf verwerken, dan kan het nog altijd naar het containerpark, maar dan meestal wel tegen betaling.
Gevlochten wilgenscherm © Redelijkheid Boomverzorging V.O.F.
Hulp: toelagen en teams Ook het Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën werkt aan de herwaardering van de knotboom als ecologisch biotoop en als landschappelijk element in de streek. Met behulp van ‘knotteams’ wordt voorzien in het structureel onderhoud van de knotboom. Deze vrijwilligersteams werken in opdracht van de gemeente en worden samen met de gemeente en het Regionaal Landschap opgericht. Eigenaars van knotbomen die niet meer zelf voor het onderhoud van hun bomen kunnen of willen instaan, worden kosteloos geholpen door de mensen van het ‘knotteam’, die in ruil gratis over het hout mogen beschikken. Sommige gemeenten hebben een subsidiereglement om het aanplanten en onderhouden van kleine landschapselementen, zoals knotbomen, te vergoeden. Vraag daarover meer uitleg bij de plaatselijke milieudienst of informeer bij het Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën. 15
Knotbomen zijn niet immuun... Net als andere bomen en planten zijn ook knotbomen vatbaar voor allerlei ziekten, plagen en beschadigingen. Vooral knotwilgen zijn gevoelig. Voorkomen is beter dan genezen! Een regelmatige knotbeurt en bescherming tegen vraat kunnen al heel wat schade voorkomen. De belangrijkste dooddoener voor (knot)wilgen is de watermerkziekte. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia salicis en komt alleen voor bij wilgen. Ze wordt gekenmerkt door verdroogde en verwelkte bladeren die bruin kleuren maar niet meteen afvallen. Aan de voet van aangetaste takken schieten veel waterloten (wilde scheuten uit slapende knoppen) uit. Een zieke boom herken je dus makkelijk in de winter: veel dode takken samen met een massa nieuwe scheuten. Bij het knotten zie je dat de buitenste jaarringen van oudere takken bruin verkleurd zijn. Watermerkziekte is maar op één manier efficiënt te bestrijden, namelijk door de hele boom met wortels en al te verbranden. Aangezien verbranden dan weer slecht is voor het milieu, is het beter de ziekte zoveel mogelijk te voorkomen door regelmatig te knotten en geen poten of stekken van aangetaste bomen te gebruiken. Oudere bomen kunnen aangetast worden door schimmels en houtzwammen, zoals Elfenbankje, Lakzwam, Biefstukzwam en verschillende soorten Tondelzwam. Sommige van deze zwammen zijn schadelijk of zelfs dodelijk, maar met andere kan de boom best nog overleven. Het is dus niet nodig automatisch maatregelen te treffen als je knotboom schimmels of zwammen op bezoek heeft! Van heel wat soorten wordt de boom alleen maar hol en dat heeft niets dan voordelen voor allerlei dieren.
Wilgenhaantje © Han Endt
16
Een aantal insectensoorten kan eveneens aan de basis liggen van schade. Het zijn dan vooral de larven die door vraat de bomen aantasten. De zwaarste schade kan veroorzaakt worden door de Wilgenhoutrups. Ze blijft tot drie jaar in de boom en kan daarbij 10 cm lang en 1 cm dik worden. Deze larven kunnen het hout op zoveel plaatsen doorboren, dat de boom ten slotte afbreekt. Aangetaste bomen in een rij moet men zo snel mogelijk vellen en volledig verbranden. Andere insecten hoeven niet zo fataal te zijn: een gezonde wilg overleeft hun aantasting wel. Het gaat dan vooral om het Wilgenhaantje, waarvan zowel de
larven als de kevers zelf een boom tot twee keer per jaar volledig kaal kunnen vreten. De Ringelrupsvlinder legt in augustusseptember zijn eitjes in ringetjes rond dunne takken en in het voorjaar vreten de rupsen de bladeren volledig weg. De eiringetjes zijn in de winter goed te zien, terwijl de spinselbanen langsheen de takken en de rupsennesten in de oksels van de takken opvallen in het voorjaar. Wanneer knotbomen, zowel jonge als oude exemplaren, in een weide staan die begraasd wordt door paarden, ezels of geiten, moeten ze beschermd worden met gaas, omdat beide diersoorten graag aan de bast knabbelen. Als de stam verwondingen vertoont, snijd je de losgekomen schors weg en strijk je alleen de randen van de wonde in met een wondverzorgingsmiddel dat een fungicide bevat. Je hoeft de wonde niet volledig dicht te maken, dat doet een vitale boom zelf wel.
Een afgeknabbelde bast van een knotwilg Š RLZZZ
Meer weten over knotbomen? Deze brochure streeft geen volledigheid na, maar is slechts bedoeld als kennismaking met het thema knotbomen. Wie knotbomen wil aanplanten en onderhouden, doet er goed aan nog meer informatie in te winnen, bijvoorbeeld over bodemtypes, omgevingsfactoren of onderhoudsmogelijkheden. Daarvoor kan je onder meer terecht bij het Regionaal Landschap Zenne, Zuun & ZoniĂŤn, maar je kan ook praktijkcursussen volgen: bomen snoeien, knotten zoals het hoort...
17
Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën vzw ... ...een knap stukje Zuidwest Brabant. Het gebied bestaat uit twee grote landschappelijke eenheden: het Pajottenland met zijn Zuunbeek en de Brabantse Ardennen. Ze worden van elkaar gescheiden door de Zenne in een lager gelegen gebied: de Zennevallei. ...een vzw die de streek opnieuw een eigen, aantrekkelijk gezicht wil geven. Ons team staat klaar voor iedereen die zijn of haar schouders wil zetten onder de zorg voor natuur en landschap. Door natuur, landbouw en recreatie op elkaar af te stemmen, biedt het Regionaal Landschap een breder draagvlak voor natuur- en landschapszorg. ...een samenwerkingsverband van overheden en natuurverenigingen, landbouworganisaties en toeristische verenigingen. Sinds 1998 zijn we erkend door de Vlaamse regering. We worden gefinancierd door de Vlaamse overheid (Agentschap voor Natuur en Bos, Agentschap RO Vlaanderen - Onroerend Erfgoed), de Provincie Vlaams-Brabant en de gemeenten binnen ons werkingsgebied. Daarnaast krijgen we ook financiële steun via tijdelijke projecten in eigen land of als partner binnen een aantal Europese projecten.
Werkten mee aan deze brochure: Tekst: Jan Heyvaert, Inge Dooremont Met dank aan: Willy Verbeke (Inverde vzw, gespecialiseerd in opleidingen bos-, groen-, en natuurbeheer) Redactie: Jan Heyvaert (TekstUur, tekstuur@scarlet.be) Foto’s: © Stichting Werkgroep Groenbeheer Nootdorp - Leidschendam © Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën vzw © Redelijkheid Boomverzorging V.O.F. © Adri de Groot – www.vogeldagboek.nl © Pro Natura Sociale Werkplaats vzw © Daniel de Kievith - Zwinpolder © Archief Heemtuin Rucphen © Johan Hanssens - © Jan Van Bakel © Geert Delsoir - © Pajottenland+ © Jos Huwaert - © Inverde vzw © M Espeel - © Han Endt Layout: Claes Printing Litho & Druk: Claes Printing V.U.: Martin Schoukens, Oude pastorie, Donkerstraat 21, 1750 Gaasbeek Redactieadres: Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën vzw, Oude Pastorie, Donkerstraat 21, 1750 Gaasbeek tel: 02 452 60 45 – fax: 02 460 07 01 e-mail: info@rlzzz.be - website: www.rlzzz.be