Poldermuseum Heerhugowaard

Page 1

POLDERMUSEUM HEERHUGOWAARD STICHTING “DEN HUYGEN DIJCK”


POLDERMUSEUM

HEERHUGOWAARD

Het doel van de Stichting is het verzamelen, bewaren en tentoonstellen van cultuur-historische voorwerpen die betrekking hebben op de polder Heerhugowaard en deze toegankelijk te maken voor het publiek. Het museum zelf werd ondergebracht in het poldergemaal.


DE STICHTING

INLEIDING

De Stichting “Den Huygen Dijck” werd in 1979 opgericht als beheerder van het Poldermuseum Heerhugowaard. De polder vierde in dat jaar haar 350jarig bestaan en ging bestuurlijk op in het grotere geheel van de polder Grootgeestmerambacht. In 1994 werd het gehele gebouw onder de Stichting gebracht en als museum ingericht. Het museum wordt geheel bedreven door vrijwilligers. De Stichting “Den Huygen Dijck” is een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) 2


VERDWENEN ARCHITECTUUR In de vorige eeuw stonden er in onze polder een paar fraaie historische panden. Het besef dat het om panden ging met monumentale waarde was niet aanwezig in het gemeentebestuur van die tijd. Vernieuwing, daar draaide het om en dus ging de sloophamer er over.

“Zo stond in de bocht van de Middenweg een kruiskerk in neoromaanse stijl met toren en spits�

3


BEZOEK Het Poldermuseum is gevestigd in het oude poldergemaal aan de Huygendijk 17 en is bereikbaar: • met de fiets vanuit het Park van Luna via de rotonde op de Huygendijk. • met de bus; uitstappen bij de halte Groot & Slot (tien minuten lopen), • met de auto via de rotonde op de Huygendijk. 
 (ruime parkeergelegenheid is aanwezig)

Openingstijden 2016 2 april - 1 november Elke zondag en 1e woensdag van de maand 13:30 - 16:30 Oók op afspraak: tel: 072-5715750 Rolstoeltoegankelijk en invalidetoilet Prijzen • Volwassenen: € 2, Kinderen: € 1 • Vrienden van museum gratis • Museumkaart niet geldig

4


DE “GROTE WAERT” Bijna vierhonderd jaar (!) is deze binnenzee een belangrijke vaarroute geweest voor de boeren om hun producten naar de vee- en kaasmarkten in Hoorn en Alkmaar te brengen.

5


HISTORIE

Een korte impressie over het ontstaan en bemalen van de polder. Het leven in de polder en wie was toch Heer Hugo?


ONTSTAAN VAN DE POLDER Om het ontstaan van de polder Heerhugowaard in een goed historisch perspectief te zetten, moeten wij ver teruggaan in de tijd. Het “Hollands Noorderkwartier” heeft een zeer jonge geschiedenis en is gevormd na de laatste ijstijd, 10000 jaar geleden. Door de stijging van de zeespiegel vormden zich strandwallen, waarachter de binnenzee verzoette door aanvoer van rivierwater; er vormde zich hoogveen. Door het “Gat van Bergen” bouwde de Noordzee de kleigronden van West-Friesland op, later door veenmos overwoekerd. Rond het jaar 2000 v. Chr. zwom dan ook, in het huidige Heerhugowaard, een

dwergvinvis rond, waarvan een bot is gevonden. Dit bot is te bewonderen in het Poldermuseum! De mens vestigde zich op de veengronden en ging het ontginnen (brandstof en goede bouwgrond) met als gevolg inklinking en dus bodemdaling; het land kwam onder de zeespiegel te liggen! Een bewijs van bewoning is de urn uit 1200, eveneens te zien in het museum. Het water is een probleem; het Noorderkwartier dreigt verloren te gaan.

7


Terpen en dijken zijn een voorwaarde voor bewoning. Het is een drassig gebied met vele meren en plassen. Vanuit Alkmaar wordt op een doorwaadbare plats een “dijk” aangelegd naar het hoger gelegen vissersdorpje Oterleek, de Huygendijk! Gelukkig, want bij de stormvloed van 1248 ontstaat de “Grote- of Zuider Waert”. De Huygendijk behoedt het Noorderkwartier voor tweedeling.

Zo’n 400 jaar is het meer De Waert een belangrijk vaargebied voor de boeren om hun waren naar de markten van Hoorn en Alkmaar te brengen.In 1620 wordt het idee geboren de Waert droog te leggen en in 1625 op 4 april wordt het Octrooi verleend door de Staten van Holland. Een kopie, met de namen van de investeerders is te zien in het museum. Het grote werk kon beginnen: een ringdijk aanleggen, een ringvaart graven, molens bouwen…..,,47 molens stonden er in 1634 bij de drooglegging! Het uitgeven van de kavels vond plaats in Alkmaar, zie het kavelboekje en de originele kopergravures van de kavelkaart uit 1631 van Anthonis Metius bevinden zich in het museum.. Het waterpeil van de polder varieert tussen – 2,5 m NAP in de Noord tot –3,9 m NAP bij het gemaal/museum.

De West-Friese Omringdijk wordt voltooid en beschermt het binnenliggende land tegen de Noordzee. Echter dit blijkt later een nadeel; de zee brengt geen vruchtbaar slib en dus is de grond van de polder zeer onvruchtbaar. Maar dat weet men dan nog niet. 8


HET LEVEN IN DE POLDER

Het kan beslist geen pretje geweest zijn om te wonen en te werken in de pas drooggevallen polder, zo rond 1631.Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe het geweest moet zijn om op de drassige grond een bestaan op te bouwen.Op de zg. “druiplanden”, het oude land dat binnen de ringdijk kwam te liggen, zoals bijvoorbeeld Butterhuizen, stonden een vijftal stolphuizen, evenzo was er bebouwing bij Oterleek en Veenhuizen. Het ging vaak om houten huizen, soms met een stenen gevel en zelfs een schoorsteen. Na het droogvallen moesten echter de vaarten en kavelsloten gegraven worden, wegen of paden aangelegd en bebouwing mogelijk gemaakt worden. De kavels waren danwel op kaart aangegeven, maar de werkelijkheid was toch nog anders. Veel loonarbeiders kwamen uit Brabant of Friesland en gingen na het werken in de polder Heerhugowaard verder door in de Schermer toen dit meer drooggelegd was. Het waren zeker harde tijden, zowel voor de enkele bewoners als de werkers, weinig geld en weinig vertier. Bij de droogmakerijen van later tijd, zoals de Noordoostpolder of Flevopolder werden de vaarten en sloten gegraven vóór het

droogvallen, middels een graafmachine achter op een platbodem! Helaas was deze techniek nog niet bekend ten tijde van onze drooglegging en was men aangewezen op het handwerk. Ook de molenbouw ging verder om ook binnen de polder de ondermolens te plaatsen en op die manier het water beter weg te kunnen pompen naar de ringvaart. Het “land”werd vooral gebruikt als grasland en dus veeteelt en het bleek al snel dat de grond zeer slecht was. De “Grote Waerdt” had immers bijna 400 jaar binnen de Westfriese Omringdijk gelegen en de Noordzee had geen mogelijkheid het vruchtbare slib aan te voeren zoals in de Beemster! De aanleg van een nieuw dorp was niet in de inpolderingsplannen opgenomen, wel waren er bruggetjes over de ringvaart naar de omliggende dorpen gelegd en de bewoners gingen dan ook “ter kerke” in de omliggende gemeenten, over de kerkepaden. Tot ver in de tweede helft van de 19e eeuw heeft het geduurd voor Heerhugowaard een eigen kerk had! Vooral over deze eerste 100 jaar is niet veel bekend, juist de moeilijkste tijd met armoede en slechte opbrengst van de grond. De geldschieters overwogen de polder maar weer onder water te laten 9


lopen, dat was goedkoper dan al de kosten aan de 47 molens en de molenaars. De “Cost ging voor de Baet” Bebouwing is er langs de Middelweg en andere hoofdwegen in de polder, maar geen grote Buitenplaatsen en Herenboerderijen zoals in de Beemster, nee, simpele stolpjes en arbeiderswoninkjes. Honderden jaren verandert er weinig in de polder, een leeg polderlandschap met in de 18e eeuw nauwelijks 800 inwoners! Maar ook toen al had het polderbestuur te maken met sociale voorzieningen voor bejaarde molenaars, weduwen en wezen. De oplossing was vaak een zg. drie generatiewoning, hoe klein ook. Men was toen nog met weinig tevreden! Tot de kunstmest kwam! In de 2e helft van de 19e eeuw telt Heerhugowaard 141 woningen! De bossen die men heeft aangelegd om de grond te verbeteren verdwijnen en men gaat allengs over op tuinbouw. De welvaart stijgt. In 1866 wordt de Middenweg voor het eerst bestraat met klinkermoppen, dit vooral op aanraden van kooplui in Alkmaar. De boeren in de Waard dreigden met hun waren naar Hoorn te gaan vanwege de onbegaanbare Middenweg, een weg die toch niet voor niets in de richting van de markten in Alkmaar lag.

De grotere welvaart brengt grote sociale veranderingen met zich mee, groei van het aantal inwoners, betere huisvesting en vooral het verenigingsleven neemt toe. In 1807 telde Heerhugowaard slechts 630 inwoners, in 1900 ongeveer 3000 ( nu in 2008 meer dan 50000 !). In het Poldermuseum zijn een aantal aspecten te zien van het vaak harde leven in deze polder, landbouwgereedschappen, een prachtig opengewerkt model van een stolpboerderij en vele kostbaarheden behorende bij de kleding van de boeren en boerinnen. De grootste metamorfose heeft de polder ondergaan na 1965 toen de eerste nieuwbouw ontstond, afwijkend van de lintbebouwing, snel groeide de gemeente en veranderde het levenspatroon van zijn inwoners, van agrariër naar ondernemer en forens. Zelfs het “vierkant” in de Stad van de Zon heeft zich gedraaid ten opzichte van het verkavelingspatroon, maar wat zal Heer Hugo van dit alles vinden en wie was hij eigenlijk?

De infrastructuur verbeterde en daarmee de levensstandaard van de bewoners. De bebouwing was nog altijd een zg. lintbebouwing ( Heerhugowaard werd zelfs als zodanig als voorbeeld genoemd in de Bos Atlas) vooral langs de Middenweg, een patroon dat zich tot in de helft van de vorige eeuw wist te handhaven. De stoom deed zijn intrede met de aanleg van de spoorlijn Alkmaarden Helder door de polder, hoewel het station de naam droeg Broek op Langedijk- Heerhugowaard. 10


BEMALING

De bemaling van de Waerdt met 47 Noord Hollandse “Dikkoppen” Zo’n 250 jaar werd het landschap in Noord Holland gedomineerd door honderden zoniet duizenden de windmolens! Niet alleen voor het drooghouden van de vele droogmakerijen zoals de Zijpe,de Beemster, de Heerhugowaard, de Schermer, de Wormer en vele kleinere polders, maar daar kwamen ook de industriële windmolens bij vooral in de Zaanstreek en Amsterdam. Daarbij was vooral de uitvinding van de krukas, waardoor de draaiende beweging werd omgezet in een op- en neergaande en men dus kon zagen, van groot belang. Voor de waterhuishouding werd ook in de Waerdt de bekende achtkantige bovenkruier gebruikt. De molens werden niet van één molenmaker betrokken, er was grote concurrentie tussen de molenmakers zoals bijv.: Jan Jansz Vijselaar, Gerrit Reiniersz, Jan Claesz Nieng, de Edammer Adriaen Jacobs Schoorl, en sinds 1850 in Heerhugowaard Jan Poland en Zonen. De poldermolens werden voorzien van een scheprad met een middellijn van ongeveer 6 meter en een opvoerhoogte van 1 á 1,5

meter. Dus er waren dan 3 molens achter elkaar nodig, de z.g. molengang, om het water uit poldersloten in de 3,90 m hoger liggende ringsloot (de boezem) in te malen. In 1631 stonden er in totaal 47 poldermolens te draaien. Waarvan er 24 draaiden in de eerder genoemde molengang van 3 molens. Na de droogmaking in 1631 moesten deze aanwezige poldermolens wel blijven draaien om het drooggevallen land in de Waerdt ook droog te houden. En te bedenken dat iedere molen gemiddeld eens per zeven jaar in onderhoud genomen moest worden. Het gehele molenonderhoud viel onder de verantwoording van het polderbestuur evenals de dijken, kaden, wegen en sloten. De kavels (de landerijen) waren alle in eigendom van de boerenbedrijven en die moesten droog en bereikbaar zijn waarvoor het polderbestuur verantwoordelijk was. De landeigenaren

11


werden echter wel verplicht om molengeld aan het Polderbestuur af te dragen.

de molen woonde. Zijn verantwoording was groot en hij was 24 uur per dag en zeven dagen in de week in touw om het polderwater op peil te houden en daarbij ook het klein onderhoud aan de molen uit te voeren. De molenaar van zo’n poldermolen moest rond komen van weinig en werd als er iets mankeerde aan de molen bij het polderbestuur geroepen om zich te verantwoorden en als het echt tegen zat zelfs ontslagen. In het jaar 1803 kwam Pieter Raat als polderbaas in dienst van de polder. Hij zorgde vanaf dit moment tot zijn pensioen in 1845 voor een grote technische ommezwaai bij de molens. Onder zijn enthousiaste leiding is er in de jaren die volgden het scheprad vervangen door de vijzel. Een vijzel kan het water over een grotere hoogte transporteren dan het al eerdergenoemde scheprad. Door zijn toedoen verdween er één molen van de drie molens uit iedere molengang.

De molenaar stond vaak tussen twee vuren, als bij slecht weer de boezem het water niet meer kon verwerken en de seinmolen het “stop”sein had gegeven met vlag of lantaren, om voor een paar centjes toch nog door te malen om de boeren tevreden te houden! Was de molen voor de polder een duur en noodzakelijk kwaad, de molenaarsgezinnen waren ook een zware last. De taak van molenaar is nooit een onvervulbare vacature geweest, er was altijd wel een geschikte persoon te vinden. De molenaar was in dienst van de polder en was vaak een arme arbeider die met zijn gezin in

Na de komst van het stoomgemaal aan de Huygendijck in 1877 is er van al die poldermolens niet één meer overgebleven. In de polder Heerhugowaard staan zelf geen molens meer, maar de strijkmolens bij Rustenburg, Oudorp en aan de Hoornsevaart herinneren ons nog wel aan die tijd. Deze strijkmolens hebben tot september 1941 de Raaksmaatboezen,waar ook de ringsloot van de Heerhugowaard deel van uitmaakt,op peil gehouden. Het zijn nog de stille getuigen van welleer. De elektrische bemaling van nu krijgt toch weer een deel van de energie bij een windmolen vandaan, de moderne windturbine. Een moderne windturbine kan zoveel vermogen leveren dat die in staat is om vier gemalen van energie te voorzien zoals die nu achter het Poldermuseum aan de Huigendijk staat

12


HEER HUGO

WIE WAS DIE MAN?

“Heer Hugo zal altijd een mysterie blijven, maar zijn naam leeft al bijna 800 jaar voort,”

13


Heer Hugo Met wie kunnen wij beter beginnen dan met Heer Hugo, van wie de naam in velerlei variatie’s, ook heden nog in het maatschappelijk leven van, ja…, Heerhugowaard is te vinden. Hij is niet de gemakkelijkste “Heer” om mee te beginnen, er is weinig bekend van hem en er zijn verschillende verhalen over zijn bestaan in omloop. Als dan ook kenners van de Heerhugowaardse geschiedenis, er ook niet uitkomen wie nu precies de echte Hugo is, dan zullen ook wij moeten blijven gissen. Heer Hugo zal altijd een mysterie blijven, maar zijn naam leeft al bijna 800 jaar voort, ook in het Poldermuseum, ja… aan de Huygendijk! Wij beginnen ons verhaal rond het jaar 1200, als de graven van Holland, vanuit Scorel en Egmont, via Alkmaar hun blik laten vallen op West-Friesland. Tussen Oudorp en Oterleek ligt een soort waddengebied, het Occenvorth, dat bij laag water de enige toegangsweg naar West-Friesland is. In 1248 vindt de grote dijkdoorbraak plaats bij Valkenoogh, waarbij de Grote Waert gevormd wordt. Om te voorkomen dat de Noordzee doordringt tot de Schermeer en NHolland in twee stukken zou verdelen, heeft

men daar toen een “dijk” aangelegd op het wad: de Huygendijk!

Of zou het Hugo II van Akersloot zijn geweest, of misschien ene Hugo van Elkerslote? Wie van de drie….; het zal altijd een mysterie blijven, zolang er geen duidelijk bewijsmateriaal gevonden wordt.

Op de kaart uit 1288 in het museum staat “den Huygendyck” vermeld, weliswaar is dit niet de huidige Huigendijk, die is tijdens de drooglegging aangelegd, maar de tegenwoordige Slingerdijk, aan de andere kant van de ringvaart. Heer Huygen moet dus het voortouw genomen hebben om, waarschijnlijk met hulp van de monniken uit Egmont, deze dijk aan te leggen en als beloning werd de dijk naar hem genoemd.

In het Octrooi van 1625 (de vergunning van de Staten van Holland om de Grote- of Zuider Waert droog te leggen) wordt voor het eerst gesproken over de Heer-Huyge-Waert, dus bijna 400 jaar later. Heer Hugo heeft dus wel zijn sporen achtergelaten, zijn dijk heeft het mogelijk gemaakt de Grote- of Zuyder Waert droog te leggen!

Maar wie was hij, deze Heer Huygen? Was het Heer Huig (Hugo) van Assendelft, door de Graaf aangesteld als Baljuw van het Hoogwouder en Oterleeker Ambacht? Hij was tevens “kastelein”, slotvoogd van kasteel Radboud in Medemblik en bezat veel grond in West-Friesland. Hij had er dus alle belang bij om de “Grote Waert” in bedwang te houden. Wij weten verder niet veel van hem, alleen dat hij in 1296 sneuvelde bij een gevecht met de West-Friezen, in hetzelfde jaar trouwens dat Floris V door de edelen werd vermoord!

14


In het Poldermuseum is de archiefkast van het Polderbestuur te zien uit 1631, waarop, door de schrijnwerker, de naam HEER HVYGEN WAERT is aangebracht, duidelijker kan het niet.

Pas in de Franse tijd kwam de naam Heerhugowaard algemeen in gebruik, ook als naam van de Gemeente en de Polder. Maar zijn naam leeft voort, ook nu, wat denkt u van: de Hugo Girls, de Hugo Boys, de Heer Hugo Bulls (de darters van “t Waertje), het Verzorgingshuis Hugo Oord, de scholengemeenschap Huigenwaard, Hugofloor, de Huigenhoekring, er is een bloem naar hem genoemd de fuchsia “Heer

Hugo” en zelfs een wijn “de “Heer Hugo” wijn , geproduceerd in Akersloot! Zou het dus toch Heer Hugo II van Akersloot zijn geweest? Hij moest eens weten hoe zijn naam nu over de gehele wereld gaat als naamgever voor de Stad van de Kansen!

Zijn naam is hierdoor voor altijd aan de polder verbonden. Ook op de kavelkaart uit 1631, waarvan de originele kopergravure van Anthonius Metius in het Poldermuseum te zien is, wordt dan ook gesproken van de polder HEER-HUYGHEN-WAERT.

15


HOOFDSTUK 3

PERSONEN

Een overzicht van historisch betekenisvolle personen voor Heerhugowaard


LEEGHWATER "De grondlegger van de Droogmakerijen"

Jan Adriaenszoon Leeghwater, de grote legende uit de Rijp, geboren in 1575 en gestorven in Amsterdam in 1650, is een van de beroemdste waterbouwkundigen van ons land. Mede dankzij hem, door het aanbrengen van vele technische verbeteringen aan de windmolens, werd het mogelijk de grote meren in Holland droog te maken.

Zijn betekenis bij de droogmaking van de ‘Grote Waert’ was misschien niet zo groot; alleen bij de rekeningen uit 1629 is een stuk gevonden, waaruit blijkt dat een zekere “Jan Aeriesz Laechwater” f 193-18-0 ontving, voor bewezen diensten, maar indirect heeft zijn constructie van de 8-kantige poldermolen, een bovenkruier of ‘hollandse dikkop’, met draaibare kap, er zeker toe bijgedragen.

De overgang van korenmolen naar een molen om water te verpompen, verliep via de koker- of wipmolen. Het probleem was dat het koren boven in het molenhuis gebracht kon worden, maar het water zich op grondniveau bevond en de aandrijving van het scheprad dus van het wiekenkruis naar beneden gebracht moest worden via de ‘koker’of de Koningspil. Leeghwater, een naam die hij trouwens pas op latere leeftijd, heel toepasselijk aan zijn naam toevoegde, was zeer geïnteresseerd in de technische ontwikkelingen van de industriemolens. In 1592 vond Cornelis van Uitgheest de krukas uit en daarmee de houtzaagmolen, met weer als gevolg dat Leeghwater hierna de oliemolen construeerde om olie uit zaden te persen. Men stond aan het begin van de ‘Gouden Eeuw’, de 17e, een eeuw waarin alles mogelijk scheen: oorlog voeren tegen Spanje; handel drijven op de Oostzee, met China, Japan en Oost-Indië; Antonie van Leeuwenhoek verbeterde de microscoop, uitgevonden trouwens door de Alkmaarder Cornelis Drebbel; Christiaan Huygens vond het slingeruurwerk uit en tussen 1608 en 1643 werd ongeveer 20.000 ha land op het water veroverd! Niet te vergeten de bloei van de schilderkunst met Rembrandt als beroemdste opponent. Waarlijk een tijd om bij stil te staan. Leeghwater was in 1612 nauw betrokken bij de drooglegging van de Beemster als opzichter bij de bedijking en de bouw van de 26 17


molens..Ook bij de Schermer en de Wormer was hij betrokken en maakte berekeningen en kaarten.
 
 In het buitenland was hij een beroemd waterbouwkundige, in 1619 peilde hij de moerassen in Vlaanderen, in 1628 adviseerde hij bij het droogleggen van moerassen bij Bordeaux en in 1633 werkte hij in Sleeswijk-Holstein als landmeter en ingenieur, alwaar hij een sluis ontwierp. Maar Jan Adriaenszoon kon veel meer! In 1605 demonstreerde hij in den Haag voor Prins Maurits, in de Hofvijver, een soort duikersklok, waarmee hij lange tijd onder water bleef! De Prins was onder de indruk en verleende hem octrooi op zijn uitvinding.

Chronycke ende Voorbereydinghe van de Afkomst ende ’t Vergrooten van de Dorpen van Graft ende Rijp”, waarvan de eerste druk verscheen in 1649 bij Dominicus van der Stichel, boekdrukker aan de Lauriersgracht in Amsterdam, de stad waar Leeghwater toen woonde.
 
 Nog geen jaar later, eind januari 1650 overleed hij op 75 jarige leeftijd in Amsterdam. Hoe gedenken wij deze geniale en veelzijdige man? In Alkmaar met de Leeghwaterbrug, maar in Heerhugowaard ? Zonder zijn kennis hadden wij heden zeker geen “droge voeten” in onze Stad van de Kansen!

Hij was een veelzijdig man, zo vervaardigde hij ook het uur- en speelwerk voor de Zuiderkerk en de Westertoren in Amsterdam! Voor het Raadhuis in zijn geboorte plaats de Rijp maakte hij in 1630 de tekeningen en het bestek. In de houten balans van de Waag staan de letters:”J.A.L.W.” Zijn grote faam dankt hij echter vooral aan het in 1641 uitgegeven ”Haerlemmer-Meer-Boeck”, waarin hij een lans brak voor de drooglegging van dit enorme water. Hij dacht het meer met 160 molens te kunnen droogmalen en schatte de kosten op zo’n 4 miljoen gulden! Het boek trok veel aandacht en beleefde 13 herdrukken, de laatste in 1838. Rond 1850 werd de Haarlemmermeer drooggemaakt, één van de drie stoomgemalen kreeg zijn naam: het Leeghwater gemaal aan de Kaag. Wilt U meer weten over het leven van Leeghwater en van de dorpen Graft en de Rijp dan moet U zijn eigen boekje lezen: ”Een Kleyne 18


VAN FOREEST “De initiatiefnemer tot de droog-legging van de Grote Waert”

van Foreest was, samen met Jhr. Floris van Teylingen, de initiatiefnemer tot de droog-legging van de Grote Waert. Het grote meer was reeds eeuwenlang een probleem voor wat betreft de landafslag en de afwatering. In de 17e eeuw waren de Hollandse patriciërs rijk en machtig, met durf en ondernemingszin. Er waren tevens veel boeren die emigreerden naar Duitsland, zodat men zich ging toeleggen op landaanwinning. De Zijpe, de Beemster en de Purmer werden drooggelegd en waren een goede investering voor de ‘bedijkers’. Nanning en Floris, beiden bestuurders van Alkmaar, gaven de aanzet tot de droogmaking van de Heerhugowaard, het was dus een particulier initiatief en vergde veel lobbywerk bij de Staten-

generaal en bestuurders van Alkmaar, Hoorn en Amsterdam om het octrooi te verkrijgen. Voor zover het water betrof was de Grote Waert in handen van de Grafelijkheid van Holland, ‘Staatsdomein’dus, maar de vele eilandjes en binnendijkse druiplanden waren in handen van particulieren. Er moesten dan ook heel wat stukken grond vergeven worden en bestuursfunctie’s toegezegd worden om het octrooi te verwerven. 
 Op 4 april 1625 wordt het Octrooi verleend, waarbij aan Alkmaar vele concessies waren gedaan, de wegen en vaarten lopen in de richting van Alkmaar, vergaderingen van het Polderbestuur moesten in Alkmaar gehouden worden en een deel van het college van hoofd-ingelanden en heemraden moest uit Alkmaarse bedijkers bestaan.. Maar het werk kon beginnen!

Helaas heeft Floris van Teylingen, van 1620 Burgemeester van Alkmaar, dit niet meegemaakt, hij overleed in 1624, zijn handtekening staat dan ook niet onder het octrooi, die van van Foreest wel en is te zien op de kopie van het octrooi in het Poldermuseum. 19


Nanning van Foreest stamt uit een zeer oud adellijk geslacht, voor het eerst genoemd in 1250 in het Graafschap Holland. In de 14e eeuw verwierven zij al bestuursfunctie’s in Delft, Haarlem, Alkmaar en Hoorn. De bezittingen van de familie Foreest lagen rond Gouda, het kasteel bij Koudekerk aan de Rijn. Zijn vader, ook Nanning geheten, werd geboren in 1529 in Alkmaar en was onder andere pensionaris van Alkmaar. Hij speelde een belangrijke rol in de opstand tegen Spanje, vluchtte naar Oost-Friesland en keerde, net voor het Beleg, in 1572 terug naar Alkmaar en hield daarvan een dagboek bij: ”een cort verhael van de strenghe belegheringhe ende aftreck der Spangiaerden van de stadt Alcmaer gheleghen in Holland”, van 23 augustus tot 8 oktober 1572.
 
 “Onze” Nanning is geboren in 1578 in Alkmaar, uit het huwelijk van zijn vader met Maria van Hattem. In 1607 trouwde hij in Alkmaar met Machteld van Sonnevelt en kreeg vier kinderen: drie dochters en een zoon, die jong en ongehuwd zou overlijden. Zijn oudste dochter Anna trouwde met de Amsterdamse regent Pieter van Loon. Nanning van Foreest bekleedde belangrijke bestuurlijke functie’s in het waterbeheer, hij was toegevoegd ‘bedijker’van de Beemster, bedijker, penningmeester van1627 tot 1637en hoofd-ingeland van de Heerhugowaard van 1626 tot zijn dood in 1668.

hij dus weinig of geen rendement van zijn investering gehad zal hebben.
 Het is dan ook terecht dat er in een van de oudste wijken van Heerhugowaard een belangrijke straat naar hem is genoemd, de van Foreeststraat van de Middenweg naar de West- tangent. 
 Ook van Teylingen is niet vergeten en met een straat en school vernoemd. Wij moeten onze van Foreest echter niet verwisselen met een andere beroemde telg uit hetzelfde geslacht nl. met zijn oom Pieter van Foreest, ook wel Petrus Forestus genoemd en bekend als de “Hollandse Hippocrates”een van de belangrijkste medici van Nederland, ook geboren in Alkmaar.

Deze verrichtte de lijkschouwing en balseming van prins Willem van Oranje, die op 10 juli 1584 in Delft door Balthasar Gerards vermoordt werd. Jaarlijks word bij het Medisch Centrum Alkmaar de van Foreestrede uitgesproken en prijs uitgedeeld. Ook hij is begraven in de Grote kerk te Alkmaar.
 Het portret van Nanning van Foreest uit 1662 van Adriaen Hanneman hangt in het Stedelijk museum te Alkmaar.

In 1666 werd hij aangesteld als lid van de commissie ter educatie van prins Willem III van Oranje-Nassau, samen met Johan de Witt. Hij overleed in den Haag en werd op 6 december 1668 begraven in de Grote kerk te Alkmaar. Wij mogen dus wel dankbaar zijn voor het vele werk dat van Foreest voor de polder en dus voor ons heeft gedaan, daarbij te bedenken dat de polder geen financieel succes was door de slechte grond en 20


BICKER “Andries Bicker, burgemeester van Amsterdam, belegger in de Grote Waert en hoofd-ingeland in het Polderbestuur” Onder het “Octrooi” uit 1625, de bouwvergunning voor de drooglegging van de Grote Waert en tevens het contract tussen de belanghebbenden, staan dertien handtekeningen van Waardige Heren! Deze Heren hadden zichzelf hiermee direct tot de eerste hoofdingelanden van de nieuwe polder gepromoveerd. De zwierige handschriften zijn in het Poldermuseum te zien.
 In het huidige Heerhugowaard zijn het bekende straatnamen in de Heemradenwijk, zoals van Wassenaar, van Asperen, Basius, van Veen, Oudestein, van Wijngaerden, Bicker; de heren van het eerste uur zijn niet vergeten!

Andries Bicker was misschien wel de meest flamboyante Heer uit het gezelschap, zeker één van de rijksten en meest invloedrijke persoon in het land. Hij werd geboren in Amsterdam in het jaar 1586 en gedoopt op 14 september van dat jaar.Z ijn vader Gerrit, getrouwd met Alyd Boelens was reeds een vermogend man, hij was

graanhandelaar en bierbrouwer en richtte in 1594 de Handels Compagnie van Verre op, de voorloper van de Verenigde Oostindische Compagnie waarvan hij ook bestuurder werd. Hij kreeg nog twee zonen Cornelis en Jacob.
 
 De familie Bicker had een stevige greep op de wereldhandel en ook op het politieke toneel speelden zij een voorname rol in de Republiek. Onze grote dichter Joost van den Vondel maakte een sprekend gedicht over de familie: Zoo wyt als Bickers vlagh den grooten Oceaen
 Beschaduwde, en doorsnee met ryck gelade schepen
 Die ’s weerelts gouden oegst in Hollants boezem slepen.

De Gouden Eeuw is begonnen, handel en kunst bloeien als nooit tevoren, tegelijkertijd wordt de 80-jarige vrijheidsoorlog tegen het Spaanse bewind gevoerd en, zo wordt beweerd, leverden de Bickers schepen en zilver aan de Spanjaarden!
 Onze Andries Bicker, Heer van Engelenburg, werd ook koopman en dreef pelshandel op Rusland waarmee hij schatten verdienden. De Russen, toen nog in het bezit van Alaska, lieten de Indianen daar voor hen jagen op beren en vossen, waarvan de pels gretig aftrek vond in Japan en Europa.

21


Maar zijn ambitie’s gingen verder en hij werd bewindhebber van de VOC, gedeputeerde van de Staten-Generaal en Kolonel bij de Schutterij. In 1627 werd hij voor de eerste keer Burgemeester van Amsterdam. 
 
 Hij had toen dus al een deel van zijn vermogen “belegd” in de drooglegging van de Grote Waert, en was van1626 tot zijn dood in 1653 hoofd-ingeland in het Polderbestuur. Waarschijnlijk heeft het Poldermuseum aan hem de prachtige Japanse en Chinese porceleinen borden te danken, welke door de VOC-schepen werden meegenomen. In 1615 was Andries getrouwd met Trijn Jansdr. Tengnagel, zij was toen 20 jaar, hij 29. Zij kregen vijf kinderen, drie dochters en twee zonen. In 1627 werd hij door de Staten-Generaal afgevaardigd naar Zweden en Polen, om tussen deze twee landen een vrede te bemiddelen en tegelijkertijd nieuwe handelscontracten voor de handel in de Oostzee af te sluiten. Door zijn kennis van zaken en gematigdheid was hij daar uitstekend geschikt voor en werd in 1643, samen met Jacob de Witt weer naar Zweden gezonden om tussen dit land en Denemarken te bemiddelen!
 De familie Bicker, een echte koopmans- en regenten familie had grote invloed, in 1646 bekleedde zeven leden van de familie politieke functie’s in het land.
 
 Dat het rendement van zijn investering in de Heerhugowaard niet groot was, door de slechte grond, deerde hem waarschijnlijk niet zo, de familie was bijvoorbeeld ook betrokken bij de meer lucratieve turfwinning in Drenthe! Na de Vrede van Münster in 1648, waarbij een einde kwam aan de oorlog met Spanje, kwam hij in een heftig conflict met prins Willem II, omdat hij het zonde van het geld vond er

een duur huurleger op na te houden.
 
 Toen de prins met zijn leger in aantocht was om hem in Amsterdam de les te lezen, werd dit ontdekt door de postbode op weg van hamburg naar Amsterdam! Deze waarschuwde de drost van Muiden, Gerard Bicker, de zoon van Andries, die direct naar Amsterdam vertrok. Daar lieten Andries, inmiddels als Burgemeester opgevolgd door zijn broer Cornelis Bicker de bruggen ophalen, de poorten sluiten en het geschut in stelling brengen!
 Dit was de mislukte aanslag op Amsterdam in 1650 en kostte zowel Andries als Cornelis hun politieke functie’s, als voorwaarde voor het toen gesloten verdrag. Het waren ook toen roerige tijden!
 Andries Bicker stierf op 24 juni 1652, zijn vrouw Trijn op 12 oktober van hetzelfde jaar, beiden begraven in Amsterdam. Vondel heeft als “Byschrift op d’Afbeeldinge van den Heere ANDRIES BICKER, Heere van ENGELEBURH,” onder andere deze twee versregels geschreven: “ De stralen van de Kroon, die op stads wapen flickeren,
 Verworven door het gout van ’t eerlijk bloet der Bickeren!”

22


TROMP “Admiraal en hoofd-ingeland” Hoe kwam onze zeeheld Admiraal Cornelis Tromp verzeild in de polder Heerhugowaard ?
 Bij de loting van de kavels op 20 juni 1631 in Alkmaar was ook Dieuwer Bicker aanwezig, de zuster van Andries Bicker, de Burgemeester van Amsterdam. Zij was getrouwd met Jan Jansz. van Helmond, maar tijdens de loting was zij al weduwe, haar man was gestorven aan de pest die in 1625 heerste in Alkmaar en Amsterdam. Dieuwer verkreeg de kavels E11 en E12, welke te zien zijn op de kavelkaart van 1631 van Anthonis Metius en Baert Claesz. en waarvan de originele koperplaten in het poldermuseum getoond worden. Deze percelen, elk groot “15 Morgens Suyver Landt” ( 1 morgen = 0,85 ha ) liggen aan de westzijde van de toenmalige “Hensbroecker Wegh”, ter hoogte van de Oterlekerweg. Haar zoon Jan van Helmond wordt in 1655 genoemd als eigenaar van een boerenstolp op de eerste kavel, tegenwoordig Jan Glijnisweg 25.
 Maar wat heeft onze Admiraal daarmee te maken? Wel, Jan was in 1644 getrouwd met Margaretha van Raephorst, maar kwam in 1665

te overlijden. Zijn weduwe hertrouwde twee jaar later met admiraal Cornelis Tromp, die zo eigenaar werd van de boerderij en in 1674 toetrad tot het polderbestuur als hoofd-ingeland. Zijn zwierige handtekening stond dan ook in 1690 voor akkoord onder de jaarrekening van het polderbestuur. Voor Cornelis Tromp was het een verstandshuwelijk met de vier jaar oudere en schatrijke kinderloze Margaretha. Hij was zojuist door de Staten-Generaal op non-actief gesteld na een conflict met admiraal de Ruyter, onder wiens bevel hij deelnam aan de Tweedaagse zeeslag (4-5 augustus 1666) tegen de Engelsen en Franse vloot.
 Tromp versloeg de Britse achterhoede, maar had zich met zijn eskader zover van de in het nauw gebrachte hoofdmacht van de Ruyter verwijderd, tegen diens bevel in, dat hij die niet meer te hulp kon komen. De Ruyter verweet hem daarom de nederlaag. Tromp moest zijn opwachting maken op het vlaggeschip,“de Zeven Provinciën”, en werd, in het bijzijn van een groot aantal schepelingen door de Ruyter voor ‘schelm’ uitgescholden en van zijn schip verwijderd. Hij verbood hem ooit nog een voet op de “Zeven Provinciën”te zetten. Cornelis Tromp werd in Rotterdam gedoopt op 3 september 1629 en was de tweede zoon van onze grote zeeheld “Bestevaer” Maarten Harpertsz. Tromp van wie hij het vak als zeeofficier leerde. In 1653 werd hij benoemd tot schout-bijnacht bij de Admiraliteit van Amsterdam na de zeeslagen bij Elba en Livorno 23


Cornelis Tromp was in alles het tegenovergestelde van de Ruyter, als zoon van “Bestevaer” en telg uit een belangrijke regentenfamilie stond hij aan de zijde van de Oranjegezinden en Willem III, daarnaast was hij echter een eigengereid man, een opschepper, drinkebroer en bedrieger. De Ruyter was een zoon van het volk, die op eigen kracht een van de hoogste posities in de Republiek der Verenigde Nederlanden had bereikt, die van luitenant-admiraalgeneraal van de vloot.Hij was recht door zee, wars van elk eerbetoon en een republikein die pal achter de raadspensionaris Johan de Witt stond.

vloot en werd door Christiaan V van Denemarken verheven tot Graaf van Syllisborg! Bedenk dat hij in die tijd ook nog hoofd-ingeland van de polder Heer-Huyghen-Waert was!

Tromp zal niet zo erg vaak op de boerderij aan de Hensbroecker Wegh geweest zijn, Margaretha had een fraai landgoed in ’sGravenland, waar Cornelis steeds steeds vaker zijn toevlucht in de drank zocht. Constantijn Huygens dichtte over hem: Hij sitt op ’sGravenland, die t’scheep veel wond’ren dee: Hij waer veel dienstiger, dunckt mij, op ’s Graven Zee.

Pas op 6 februari 1679 werd hij eindelijk dan luitenant-admiraalgeneraal van de Republiek, de Ruyter was in 1676 bij Syracuse gesneuveld. Na 5 jaar werd hij opgevolgd door Cornelis Evertsen als opperbevelhebber. Margaretha stierf in 1690 en Cornelis Tromp zelf op 26 mei 1691, zijn lichaam en geest aangetast door drank en wroeging. Hij werd begraven in de familiegrafkelder te Delft.
 
 De boerderij op Jan Glijnisweg 25 kreeg in 1905, na vele omzwervingen, als eigenaar Cornelis de Moel, zijn kleinzoon Gerrit, de huidige bewoner, trouwde met Margaretha, namen uit een roemrucht verleden! Door de nieuwbouw rondom de boerderij is er nu geen boerenbedrijf meer.
 Cornelis Tromp was tot zijn dood hoofd-ingeland van de polder, misschien wel de meest flamboyante en beroemdste, er is echter geen straat, plein of school naar hem genoemd, een vergeten “Waardig Heer” ?

In 1672 keerde het tij, Lodewijk XIV van Frankrijk viel de Republiek binnen, de gevangenis in ’s-Gravenhage werd in opdracht van Tromp bestormd en de gebroeders de Witt door het ‘gepeupel’ gelyncht. Een verzoening met de Ruyter kwam tot stand door bemiddeling van Stadhouder Willem III en diens belofte dat Tromp de Ruyter zou opvolgen als opperbevelhebber van de vloot na diens dood. Ondanks zijn pro-Engelse instelling vocht Tromp tijdens de 3e Engelse oorlog bij Schooneveld en Kijkduin onder de Ruyter tegen de Engelsen. Na de vrede van 1674 werd hij door de Engelse koning Karel II in de adelstand verheven!
 Tromp werd in 1676 opperbevelhebber van de Deense vloot en benoemd tot Ridder van de Witte Olifant. Hij versloeg de Zweedse

In de telefoongids van Heerhugowaard komt de naam Tromp 29 keer voor, dus heeft hij kennelijk meer zijn stempel op de bevolking gedrukt dan men zou denken! 24


VAN BREDERODE “Heer van Veenhuizen” eilandjes Sappewerf, Paerdebos en Nessewerf, evenals de Berckmeer, waarin op 28 januari 1256 Graaf Willem III, te paard en gekleed in zwaar harnas, door het ijs zakte en door de Westfriezen vermoord werd. Dit speelde zich allemaal af zo’n 325 jaar voor Reinout van Brederode in 1582 de Heerlijkheid Veenhuizen van zijn moeder erfde, hij was toen 15 jaar oud.. De familie Brederode wordt gerekend tot de belangrijkste adellijke geslachten in het oude gewest Holland en stamden weer af van die andere adellijke familie de van Teylingens. Waarschijnlijk is een verre voorvader van Reinout, Willem van Brederode rond 1285 begonnen met de bouw van het kasteel Brederode aan de duinrand bij Santpoort, dat in 1573 door de Spanjaarden werd verwoest en waar nu nog de bekende ruïne van over is. Later had de familie zijn hoofdzetel in het kasteel Batenstein bij Vianen. De oude naam van Veenhuizen, het dorpje in de noordoost hoek van de polder Heerhugowaard, is Scorelveen en duidt op de veenverkaveling vanuit het dorp Scorel omstreeks de jaren 1200. Bij de grote stormramp in 1248, waarbij het meer de Grote Waert ontstond, waren de hoger gelegen veengronden van Veenhuizen reeds “dedijkt” en zochten vele boeren daar een veilig heenkomen. Wel ontstond de “Veenhuijser Waert” tussen het oude land en de

Men gaat ervan uit dat Reinout in Haarlem geboren is, daar woonden zijn ouders Lancelot van Brederode en Adriana Blois de Treslong. Vader Lancelot moest, als velen, vluchten naar Oost Friesland en werd bevelhebber van de Watergeuzen; keerde in 1573 terug naar Haarlem en werd na de overgave van de stad op bevel van Don Frederik onthoofd. Moeder Adriana overleed in 1578, maar Reinout begon in 1581, 14 jaar oud aan zijn rechtenstudie aan de 25


universiteit van Leiden. Hij was nog zeer jong, hoewel dat niet ongewoon was in die tijd; in 1589 ging hij studeren in Doornik in de Zuidelijke Nederlanden en in 1590 liet hij zich inschrijven aan de beroemde universiteit van Padua in Noord-Italië. Hij is zelfs gepromoveerd tot “doctor iuris”. In zijn studiejaren trad hij dus in de rechten van zijn overleden moeder en werd heer van Veenhuizen.
 Wat hielden die rechten in? Zeer belangrijk was “hoge, midden en lage jurisdictie” (rechtspraak), “het innen van tienden” (belasting), “het wind- en maalrecht” en de “vangh van alle wilde vogelen en wilts visch”. Veel zullen de tienden niet hebben opgebracht in de arme Heerlijkheid Veenhuizen, maar vooral door het recht van hoge jurisdictie kon hij later, in 1602 opgenomen worden in de Ridderschap van Holland en als zodanig aanwezig zijn bij de vergaderingen van de Staten van Holland in den Haag. Na zijn rechtenstudie werkte hij eerst als gewoon raadslid en later, in 1602 als President bij de Hoge Raad van Holland, Zeeland en WestFriesland, het hoogste rechts college in de republiek, in den Haag. Hoewel hij een “huysinge” met landerijen bezat in Veenhuizen zal hij daar niet veel geweest zijn, juist daarom is het zo ongewoon dat hij aldaar begraven is, hoewel het zijn eerste heerlijkheid was. Later zou hij ook de heerlijkheden Spanbroek ende Spierdijk, Oosthuizen, Etersheim, Kwadijk en Hobrede verwerven. In 1594 vertoefd hij in Engeland in het gevolg van zijn oom Walraven van Brederode, die als gezant daar heen word gezonden.
 Hij trouwt op 23 september 1597 met Geertruydt van Oldenbarnevelt, de oudste dochter van de beroemde Raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt, met “’t stocksken” en die in 1619 onthoofd werd.

De Staten Generaal schenkt het echtpaar “eenen vergulden cop, van de weerde van vierhonderd carolus gulden”.
 Uit het huwelijk werden twee dochters geboren, Elisabeth Adriana en Deliana, helaas overleed moeder al in 1601.
 Reinout zou nog drie keer trouwen, de laatste keer op 29 mei 1630 met Petronella van Hinojosa, in de grote kerk te den Haag. Inmiddels was Reinout ook vrijheer van Wesenberg, een plaats in het huidige Estland, gemaakt door de Zweedse Koning Gustaaf, als dank voor zijn bemiddeling tussen Zweden en Rusland. Na de droogmaking van de “Grote Waert”, rond 1630, kwam Veenhuizen te liggen binnen de polder Heerhugowaard, de Berckmeer werd eerst in 1636 ingepolderd. Toen hij op 7 januari 1633 stierf behoorde hij tot de rijkste burgers in “s-Gravenhage en kreeg een staats-begrafenis in zijn heerlijkheid Veenhuizen. Zijn vrouw en kinderen richtten voor hem de graftombe op, die heden ten dage nog te bewonderen is in het kerkje aan de Kerkweg in Veenhuizen. Het is een van de weinige graftombes uit de eerste helft van de 17e eeuw en tevens de meest noordelijke! Er zijn maar weinig polders die kunnen pronken met een zo prachtig monument binnen zijn ringvaart! Heerhugowaard zou dan ook trots moeten zijn op Reinout van Veenhuizen! De afbeelding van de dode Reinout ( de gisant ) is vervaardigd van marmer afkomstig uit België, en rood geaderde witte albast uit het Engelse Nottingham. Het in Latijn gestelde grafschrift aan het voeteinde van de tombe zegt o.a.:”….hebben de weduwe Petronella d’Hinoissa en de diep bedroefde kinderen in 1633 
 "de graftombe laten bouwen als monument van genegenheid en dankbaarheid…..” 26


Bijzondere details zijn dat Reinout met zijn hoofd op twee kussens ligt, geen harnas aan heeft, nog een gepijpte plooikraag draagt en daardoor kort haar heeft. Het is een zogenaamde “humanisten tombe” gewijd aan een geleerde, vandaar dat zijn rechterhand op een boek rust, zeer zeldzaam in de noordelijke Nederlanden en waarschijnlijk gemaakt door de zoon van de beroemde Hendrick de Keyser, Pieter.
 
 In 1965 is het toenmalige kerkje en de aangebouwde kapel, waar de graftombe een mooie plaats had, helaas gesloopt en vervangen door een modern kerkje, waar Reinout een plek kreeg in het voorportaal, omringd door de wapenschilden van zijn heerlijkheden.

De stichting “Tot Behoud van het Praalgraf Veenhuizen” wil zo spoedig mogelijk het voorportaal van de kerk renoveren en vergroten, zodat Reinout een ruimere en waardigere plaats kan innemen. De bouwvergunning is reeds verstrekt, alleen het geld ontbreekt nog. De stichting zal het rapport van drs Carla Rogge uit 1990, waarin een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven van het grafmonument, opnieuw in boekvorm uitbrengen, de opbrengst zal bijdragen aan de renovatie. Ook het herbegraven van de beenderen van de Brederodes in een waardig graf op de begraafplaats naast de kerk zou een teken van eerbied zijn van de huidige bevolking voor deze "Waardige Heer".

In de grafkelder onder de gesloopte kapel liggen nog de beenderen van Reinout en meerdere familieleden van Brederode. Op de grafkelder is een boom geplant, die echter weinig leven uitstraalt.

27


RAAT “Polderbaas en vernieuwer”

De Pieter Raat Stichting heeft een belangrijke plaats binnen de Heerhugowaardse samenleving met haar twee zorgcentra Hugo Oord en De Raatstede, als ook met de dagverzorging in de Stad van de Zon, maar wie was nou eigenlijk Pieter Raat ? Hij werd geboren in 1775, in de nadagen van de Republiek der Verenigde Nederlanden, de Franse tijd brak aan met de Bataafse Republiek van 1795-1806, welke overging in het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Bonaparte, de broer van Napoleon.

Rond 1800 wordt de polder nog steeds door 45 molens bemalen en men zoekt naarstig naar technische verbeteringen om de “polder uit het water” te houden en de kosten daarvan omlaag te brengen. Er zijn allerlei ideeën en uitvindingen, zoals bijvoorbeeld de tonnemolen (een vijzel in een koker) door Ferdinand van Obdam. Zelfs professor Lulofs uit Amsterdam neemt er proeven mee in Huigenwaard. Daarbij bleek dat 1 tonnemolen (met 3 tonnen) hetzelfde werk deed als 3 schepradmolens! Er wordt zelfs zo’n molen gebouwd, op de plek van het huidige gemaal aan het eind van de Oostertocht! Het bleek een mislukking te zijn en werd weer gesloopt.

In 1803 wordt Pieter Raat aangesteld als timmerbaas van de polder. Hij is inmiddels getrouwd met Grietje Met, de zuster van Jan Met, de hoefsmid die in de boerderij aan de Middenweg 49 woont. In 1829 koopt Pieter de boerderij Middenweg 63, genaamd boerderij “Spoelwijk” en woont dan vlakbij zijn zwager.
 Pieter gaat bijna wetenschappelijk te werk en inventariseert niet alleen het molenbestand, ook de kwaliteit van de wegen, dijken en vaarten wordt nauwkeurig onderzocht en vastgelegd.

In Heerhugowaard had men de regenten in het polderbestuur naar huis gestuurd en de boeren namen zelf het bestuur over, Jan Kooyman werd dijkgraaf en Jacob Brammer de secretaris; andere tijden, andere namen!
 
 De polder verkeerde in een deplorabele toestand. Bij de inval van de Engelsen en Russen in 1799 werd de polder onder water gezet, bruggen zijn vernield, paarden en wagens gevorderd, kortom veel schade, de polder is bijna failliet en er is grote armoede onder de ongeveer 850 inwoners.

Hij vergelijkt het aantal molens en de opbrengst daarvan in Heerhugowaard met die van andere polders, zoals van de Beemster, de Purmer en de Schermer en komt tot de conclusie dat 28


de molens van onze polder economisch gezien slecht voor de dag komen. In de Beemster bemaalt 1 molen 120 hectare land, in de Waard maar 95 ! Hij ging proeven nemen met de vijzel, eerst de staande, later met de schuine en liggende vijzel, terwijl ook het hellende scheprad uitgeprobeerd werd. Door vervijzeling van de molens heeft hij het molenbestand in 1840 kunnen terugbrengen tot 34 molens, die gemiddeld 130 ha land bemaalden. Geen wonder dat het Polderbestuur ingenomen was met zijn knappe polderbaas, wiens advies tot ver buiten de eigen poldergrenzen werd gevraagd.
 
 In 1825 stuurde Pieter Raat 9 molenmodellen naar een tentoonstelling in Haarlem; 3 schepradmolens en 6 met verschillende soorten vijzels.Hij wilde hiermee het voordeel van de vijzel aantonen, één type vijzel, met een diameter van 1 meter, had zelfs een opvoerhoogte van 3,5 meter! In 1822 heeft men nog het plan gehad de Veenhuizermolen om te bouwen met een hellend scheprad, naar een idee van ene Eckhart uit Haarlem. Polderbaas Raat geloofde er niet in, bestudeerde zo’n molen in de Eendrachtpolder en zijn oordeel is vernietigend en bespaart Heerhugowaard voor veel geld en een mislukking!
 Door de inbreng van Pieter Raat verbetert de financiële toestand van de polder en daarmee van haar inwoners.

de welvaart van de boeren.
 Na zijn dood in 1853 gaat de boerderij aan de Middenweg over op zijn vrouw Grietje Met, die hertrouwd en in 1859 de boerderij verkoopt aan haar zoon Klaas: “een huismanswoning genaamd Spoelwijk, met erf,boomgaard en tuin”voor de somma van fl.11600.
 
 In 1973 kocht de gemeente de boerderij in verband met bouwplannen voor het nieuwe winkelcentrum Middenwaard, Spoelwijk bleef voorlopig gespaard en verkocht aan Peter Slecht die er een meubelboerderij in begon. In 1987 betekende een brand het einde voor deze markante stolpboerderij.

Er is geen straat of plein naar Pieter Raat vernoemd in Heerhugowaard, maar terecht een Stichting, die de zorg draagt voor de inwoners van de polder waaraan Pieter zo’n belangrijke bijdrage heeft geleverd.

Hij was een geliefd en belangrijk persoon in de Heerhugowaard. In 1845 ging hij met pensioen, meer dan 40 jaar was hij in dienst van de polder en haalde haar uit het diepste punt van armoede en grote schulden. Hij zette Heerhugowaard als voorbeeld-polder op de kaart en kondigde zelfs het gebruik van stoom als aandrijving van de pompen al aan: hij was zijn tijd ver voorruit ! Door de vervijzeling was de waterbeheersing in de polder sterk verbeterd en daardoor 29


VAN LOON “Anna van Loon, de vrouw van Hans van Loon”

De invloed van vrouwen op het polderbestuur en daardoor in de polder is in de archieven moeilijk te vinden, wij hebben zelfs tot 2002 moeten wachten op de eerste vrouwelijke Dijkgraaf, drs. Monique de Vries van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, waartoe de polder Heerhugowaard thans behoort. Anna van Loon-Ruychaver heeft eveneens een belangrijke rol gespeeld in de begin jaren van de droogmaking en de polder. Zij is geboren in 1573, als dochter van Alyd en Marten Ruychaver en trouwde in 1597 met Hans van Loon, op wiens naam het Octrooi voor de droogmaking van de Waert stond en van wie de handtekening is te zien in het poldermuseum. Haar vader Marten was burgemeester van Haarlem en verdiende zijn fortuin als handelaar in buskruit. Door haar huwelijk bracht zij geld en macht binnen de familie van Loon, die oorspronkelijk uit Loon op Zand bij ’s-Hertogenbosch komt. De vader van Hans, Willem van Loon was een van de oprichters van de Vereenigde Oostindische Compagnie in 1602 en woonde toen al in Rotterdam.

Ook Hans van Loon, geboren in 1577, is koopman en drijft handel op China en Japan, hij wordt in 1628 bewindhebber van de VOC en woont op de Zeedijk in Amsterdam, toen één van de duurste straten van de stad en wordt, mede dankzij Anna een belangrijk man in Amsterdam. In 1615 signeert hij de oudst bewaard gebleven scheepsverzekering! Door Nanning van Foreest wordt hij gevraagd mee te doen in het grote project, de drooglegging van de Waert. Dit heeft grote gevolgen voor de familie, niet alleen wordt van Loon hoofd-ingeland, van 1626 tot zijn dood in 1658, maar zij verwerven ook aanzienlijk veel grond in de Waard, ruim 80 hectare. Anna schenkt haar man drie kinderen, waarvan er twee later als hoofd-ingeland in het polderbestuur van Heerhugowaard zullen zitten. De familie van Loon drukt zodoende een duidelijk stempel op de polder Pieter Hansz. Van Loon was hoofd-ingeland van1669 tot hij bedankte in 1679, zijn broer Willem Nicolaes van Loon van 1676 tot 1691 en mr.Johan van Loon van 1713 tot 1727. De drooglegging was toch eigenlijk een groot familie-project, zoon Nicolaes van Loon was getrouwd met de dochter van de eerste Dijkgraaf Adriaan van Veen, die weer getrouwd was met een zuster van Nanning van Foreest, Hilgonde of Helena. Haar naam wordt nog 30


genoemd in de papieren van de betalingen aan ingezetenen, zij kreeg "voor de aanmaak van 9 groene kussens f 25-16-". De derde zoon van Anna van Loon, Pieter was getrouwd met een dochter van Nanning van Foreest, Anna. Het was één grote familie aangelegenheid, de regenten en kooplieden zorgden goed voor elkaar, de teleurstelling was dan ook groot toen bleek dat de grond in de drooggevallen Waert zeer slecht was en er slechts onkruid groeide. “de Cost gaet voor de Baet”, moet men gedacht hebben, maar de kosten van de 47 molens en molenaars drukt zwaar op het polderbestuur. De gedachte de polder weer onder water te zetten zal bij menigeen gespeeld hebben. De kavels die de van Loons bij loting verkregen, lagen grotendeels in het zuiden van de polder aan de Middelweg, o.a. kavel D3 (zie de kavelkaart in het museum) waarop de boerderij De Kieft, Middenweg 6, gebouwd werd, die tot 1733 in het bezit van de familie was. Voor de nieuwbouw kocht de gemeente de weilanden rond de boerderij, die nu als een baken van historie in de Stad van de Zon ligt. Ook de boerderij “ het Druifje” aan de Middenweg 13 stond op de kavel van Hans en Anna van Loon en werd gebouwd tussen 1680 en 1733. De boerderij maakte een bewogen geschiedenis door welke helaas eindigt met de brand in 1968 waarbij “het Druifje” verloren gaat. Het was een van de weinige stolpen in Heerhugowaard met een ronde schoorsteen, een teken van rijkdom. De gegevens over de bezittingen van de familie van Loon in Heerhugowaard zijn ontleend uit het boek van Henk Komen

“Stolpboerderijen in Heerhugowaard, deel 1, verkrijgbaar in de boekhandel. Anna Ruychaver zal overigens niet vaak in Heerhugowaard geweest zijn, zij overleed in 1649, maar heeft door haar huwelijk de familie van Loon naar Noord Holland en Amsterdam gebracht, waardoor deze in de gelegenheid kwamen in de droogmakerijen te investeren. Hans van Loon werd hierdoor naast koopman ook bestuurder evenals zijn zonen. Hij werd tevens de stamvader van de Amsterdamse tak van de familie van Loon, die in het begin van de 19e eeuw in de adelstand werden verheven. In het familiewapen staan naast drie morenkoppen, wijzend op de VOC handel, ook drie molenijzers (zg. rijn) verwijzend naar de water-korenmolen in Loon op Zand, eigendom van de familie. In Amsterdam werd in 1671 aan de Keizersgracht 672 een statig patriciërrshuis gebouwd met als eerste huurder de schilder Ferdinand Bol, een leerling van Rembrandt. Dit huis werd in 1884 gekocht door Hendrik van Loon voor zijn zoon Willem, die in dat jaar trouwt met Thora, de dochter van de Noorse Consul Egidius. Zij was Dame du Palais van Koningin Wilhelmina en woonde tot haar dood in 1945 aan de Keizersgracht.In 2006 overlijdt de laatste mannelijke telg uit het geslacht , Maurits van Loon, een directe afstammeling van Anna en Hans van Loon.

31


Het Museum van Loon aan de Keizersgracht 672 toont de geschiedenis van de familie in de prachtige omgeving van een Amsterdams grachtenhuis uit de 17e eeuw. De collectie van het museum omvat naast meubels, zilver en porselein, vele geschilderde familieportretten, ook van Anna en Hans van LoonRuychaver.

Heerhugowaard eert de familie met de van Loonstraat, een zijstraatje van de Middenweg. Voor meer informatie zie: www.museumvanloon.nl

32


DE BOER “Dirk de Boer, burgemeester en dijkgraaf”

Het waren roerige tijden toen Dirk de Boer Fzn. op 2 april 1806 werd geboren in Broek op Langedijk. In de laatste helft van de 18e eeuw werden er veel oorlogen gevoerd door de Republiek der Verenigde Nederlanden, met Engeland, Pruisen en Frankrijk, dat ons land in 1794 weer binnenviel hetgeen resulteerde in de val van de Republiek.

In 1799 landen de Engelsen en Russen in Noord-Holland om de Fransen te verdrijven en wordt er zelfs gevochten op de Huygen Dyck en staat de polder onder water! De schade is enorm aan vele bruggen en doorgestoken dijken en wegen, de schulden liepen op en de financiële toestand van de polder was zeer slecht.

In 1804 werd de Bataafse Republiek een Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon, de broer van de keizer. Als Dirk de Boer 9 jaar oud is, in 1815, wordt Napoleon voorgoed verslagen bij Waterloo en wordt Willem I Koning der Nederlanden en keert de betrekkelijke “rust” terug. Dirk is de zoon van Fredrik en Trijntje de Boer, vader Fredrik was landbouwer in Broek op Langedijk, maar was daar ook burgemeester. Hij trouwde op 29 april 1827 met Maartje Smit uit Schermer, de dochter van Niesje en Jacob Smit. In dat zelfde jaar kocht zijn vader, Fredrik de stolp op de Westerweg 18 op de Vlaerdingh in de polder Heerhugowaard.
 
 Het schiereiland de Vlaerdingh behoorde, voor de drooglegging, aan Langedijk, de ringvaart werd er doorheen gegraven en zo kwam een gedeelte als hoger gelegen “druipland” binnen de polder te liggen, een aangewezen plek om er molens neer te zetten. Heden ten dage ligt het ten westen van de Westerweg in de Broekhornerpolder, de Broekerweg gaat er dwars doorheen en wordt begrensd door de Broekerhoek en de oude Broekeruitvalsweg.

Een grote verandering in de Franse tijd was de scheiding tussen polder en gemeentebestuur. In 1795 werd dit officieel van kracht, doch dit gaf veel onenigheid en verwarring over de verdeling van de verplichtingen ten opzichte van de burgers. 33


Wie de hele geschiedenis van deze stolp en zijn bewoners wil lezen kan terecht in het boek van Henk Komen “Stolpboerderijen in Heerhugowaard”, hierin wordt vooral ook het leven van de bewoners beschreven.

Dirk de Boer was de eerste van drie generaties de Boer die op de Vlaerdingh “geboerd” hebben. Ook zijn zoon Jacob de Boer Dzn. en zijn kleinzoon Dirk Jzn. hebben aan de Westerweg 18 gewoond.
 Maar de familie de Boer had ook het bestuurdersbloed in zich. Vader Fredrik was Burgemeester van Broek op Langedijk en Dirk werd in 1843 de eerste boerenburgemeester en secretaris van Heerhugowaard, een duidelijk teken van de veranderende tijden. 
 
 De nieuwe staatsregeling van Thorbecke in 1848 bracht verandering in de samenstelling van het polderbestuur mogelijk, tot nu toe gold de oude regel dat in het college van Hoofdingelanden er steeds 2 uit Alkmaar, 2 uit Hoorn en 6 uit HHW moesten komen! Ook op economisch gebied braken gunstiger tijden aan. 
 In 1825 wordt het Noord-Hollands kanaal voltooid, in 1839 wordt de eerste spoorweg aangelegd, het land begon in waarde te stijgen en de lasten konden lager gehouden worden.
 
 Dirk de Boer vervulde een belangrijke dubbelfunctie toen hij in 1860 ook Dijkgraaf werd, naast Burgemeester en secretaris van de gemeente. Hij kon zodoende eventuele geschilpunten tussen gemeente en polder zelf oplossen.

In zijn periode nam Heerhugowaard op zich om de bestrating en verhoging van de Middelweg “eeuwigdurend te blijven onderhouden”, waarvan acte! Ook de bestrating van de Basse- en Rustenburgerweg werd uitgevoerd. In zijn voorlaatste ambtsjaar 1865 kreeg Heerhugowaard een heus spoorwegstation waar treinen naar Alkmaar, den Helder en Hoorn stopten, hoewel de naam “Broek op Langedijk – Heerhugowaard” nog lange tijd de echte verhoudingen weergaf.
 
 Zijn vrouw Maartje overleed in 1860, zij schonk hem acht kinderen, waarvan er twee bij geboorte overleden. De zes kinderen werden vernoemd naar zijn ouders, schoonouders en Maartje en Dirk zelf. In 1863 trouwde hij voor de tweede keer met Lijsbeth Kerkmeer.
 In 1866 legde hij zijn functie als burgemeester neer, een jaar later overleed hij in Heerhugowaard. Zijn zoon Jacob de Boer trad in 1877 in het voetspoor van zijn vader en werd Dijkgraaf van de polder Heerhugowaard, tot zijn dood in 1891. Twee kleinkinderen Cornelis Fzn. en Dirk Dzn.werden alle twee Dijkgraaf, de eerste van de Eilandspolder, de tweede van Noord- en Zuidschermer! Cornelis werd ook Burgemeester van Noord-en Zuidschermer en Dirk lid van de Provinciale Staten van Noord Holland.
 
 Het is duidelijk dat ook de nazaten van Dirk de Boer, evenals hij zelf, een grote bestuurlijke en maatschappelijke stempel op Heerhugowaard en de polders in Noord-Holland hebben gedrukt. Misschien dat er in de nieuwe wijk in de Broekhornerpolder een straat genoemd kan worden naar onze eerste “burrie” Dirk de Boer?

34


KLOMP “Pietertje Klomp, eigenaresse van Houtzigt"

Over de directe invloed van vrouwen op het besturen van de polder zijn weinig gegevens bekend. Het waren toch vooral de mannen die het zware werk deden, alsook het besturen van de polder. Belangrijk voor het voortbestaan van de polder was zeker de vroedvrouw, terwijl natuurlijk de vrouwen thuis op de boerderij de zorg hadden voor de kinderen en de dagelijkse pot op tafel. En dat was gezien de grote armoede, zeker niet altijd makkelijk.

In de rij van betalingen van het polderbestuur in de begin jaren komen enkele mooie vrouwennamen voor, zoals Maritgen Claesdr, die voor haar man geld kwam halen, of Helena van Foreest, vrouw van Adriaan van Veen, de eerste Dijkgraaf, die 25 florijnen kreeg voor het maken van 9 groene zitkussens! En wat te denken van Lammertgen Barentsdr of Petronella Jansdr.?

De schoonste van allen was echter “Emma”, zij komt voor in het romantische verhaal en gedicht “de Vloek van de Heerhugowaard” en leefde ten tijde van Ridder Elckoo, de laatste afstammeling van Heer Hugo, die woonde op zijn slot aan de Middelweg. Zij wordt als volgt beschreven: Daar leefde in Heer Elckoo’s tijd
 En onder zijn gebied
 Een maagd aan deugd en schoonheid rijk,
 De bloem der Waard van haar’s gelijk
 Was er in de omtrek niet.
 
 ’t Was Emma, schoon gelijk een nimf,
 Doch van onedel bloed
 Maar wat oneindig meerder zegt:
 Zij diende haren God oprecht,
 Droeg de adel in ’t gemoed. Heer Elckoo wordt verliefd, edoch Emma is reeds verloofd met Maarten die haar niet zomaar opgeeft en dat met de dood moet bekopen! Elckoo duldt nu geen tegenspraak meer: Maar Emma gaf een weigerend woord
 Vertoornd sleept hij haar naar de kerker voort

35


En wierp haar in het duister neer
 En ras was ook zij niet meer! Uiteraard verging het Heer Elckoo slecht, de vloek van Heerhugowaard rustte op hem, hij stierf een pijnlijke dood en van het slot, door hem als moordkuil ingericht, bleef geen steen bewaard!

slachtoffers onder de toeschouwers, die onder een boom schuilden, kunt u lezen in het boek van Henk Komen: “Stolpboerderijen in Heerhugowaard”.

Pietertje Klomp verpachtte de boerderij en kwam ieder jaar naar Heerhugowaard om de pacht te innen. Zij werd met paard en wagen van het station gehaald en in de mooie kamer met thee ontvangen, een waardige ontvangst! In 1924 pachtte Pieter Beers de boerderij en in 1946 zijn zoon Nanne, die de naam veranderde in “Reigershof”, het bos was immers allang gekapt en verdwenen, in 1958 kocht hij de boerderij.

Op zondag 25 januari 1891 werd dit verhaal als Drama in vijf bedrijven opgevoerd op een “Weldadigheids-Uitvoering, ten voordeele der armen van de gemeente Heerhugowaard”.
 (toegang f 0,49, na afloop BAL)
 Het gehele epos kunt u lezen in het boek van J.J.Schilstra : “de Heerhugowaard”. (1981)

Een dame die zich in waardigheid met Emma kan meten is Pietertje Klomp, de kleindochter van Jan Klomp die Hoofdingeland was in het polderbestuur van Heerhugowaard, van 1855 tot 1871.

Nu komt de tweede Waardige Dame van dit verhaal in beeld, de vrouw van Nanne, “onze” Alie Beers-Visser. Na het overlijden van Nanne in 1978 is zij, vanaf de start van het Poldermuseum in 1979 tot haar overlijden in 2008, dus bijna 30 jaar, de grote stuwende kracht achter het museum en “de Vereniging van Vrienden” geweest. Voor haar vele maatschappelijke werk werd zij beloond met een Koninklijke onderscheiding, voor het museum was zij van onschatbare waarde, een regelaarster en onvermoeibaar in haar betrokkenheid.“Houtzigt”en “Reigershof”, Pietertje Klomp en Alie Beers, één boerderij, twee Waardige Dames.

Jan kocht in 1848 voor f 13.000 de boerderij aan de Rustenburgerweg nr.126, “Houtzigt”, zo genoemd vanwege het uitzicht op het grote bos tussen de Korteweg en de Jan Glijnisweg.Zijn zoon Arie erfde de boerderij en hij was getrouwd met Pietertje van Eerden. Na Aries overlijden in 1903 werden Pietertje en haar zoon Jan Ariesz. eigenaar van de boerderij, waarvan de geschiedenis trouwens teruggaat tot voor 1730!
 
 Toen begon het drama van de blikseminslagen, eerst in 1915, waarbij de gehele boerderij afbrandde en later nog eens in 1950 toen een gedeelte van het staldeel verloren ging.
 Het hele dramatische verhaal hiervan, er waren zelfs twee dodelijke

Zoon Piet nam de boerderij in 1978 over en runt er nu samen met zijn vrouw Joke een creativiteitscentrum voor kunstenaars, de boerderij is nu bekend als “Artfarm”.
 
 Bronnen: 
 “de Heerhugowaard”, van J.J.Schilstra
 “Stolpboerderijen in Heerhugowaard”, van Henk Komen 36


VAN SLOOTEN “Wiebe van Slooten, burgemeester en dijkgraaf"

Het is een bijzonder jaar, 1929, het 300-jarig bestaan van de polder Heerhugowaard of in ieder geval van het Polderbestuur. De polder viel pas in 1631 “droog” en van enige bewoning was pas enkele jaren later sprake. Hier rechts het polderbestuur van 1929 ziet 24 “Waardige Heren” op de foto voor het Polderhuis, met in het midden de Dijkgraaf Wiebe van Slooten. Het polderbestuur bestaat uit een Algemeen bestuur met de Hoofdingelanden (daarin gekozen landeigenaren en ingezetene van de polder), het dagelijks bestuur bestaat uit een 6-tal Heemraden, gekozen uit de Hoofdingelanden, onder leiding van de Dijkgraaf. Er zijn heel wat bekende Heerhugowaardse namen terug te vinden op de foto, zoals op de onderste rij, tweede van links, met bolhoed, Appelman; rechts naast de dijkgraaf , de heemraden Kruijer, van Langen, van Stralen en de penningmeester Kamp. Op de bovenste rij oa. van links de hoofdingelanden Oudeman, Gootjes en Groen,

Liefhebber en Poland, de molenmaker van de Oostdijk. In het midden, recht boven de dijkgraaf , zonder hoofddeksel, staat de opzichter Wijte, waarover later meer. Wiebe was de zoon van Willem van Slooten uit Abbekerk en werd op 23 februari 1864 daar geboren. Zijn vader kocht in 1869 een boerderij aan de Middenweg tussen nr. 29 en 31 in Heerhugowaard. Willem had nog drie zonen en in 1902 kocht hij voor zijn zoon Jacob de “Frederika Hoeve” op Middenweg 38, vernoemd naar jonkvrouwe Pieternella Johanna Frederika Vegelin van Claerbergen, (voorwaar een waardige naam),de oudste dochter van de vorige eigenaar, die trouwens in Amsterdam woonde. In 1962 is ook deze stolp helaas verbrand en niet herbouwd.

37


Vader Willem was ook één van de oprichters van de melkfabriek “Vita Nova“(“Nieuw Leven”) aan de Middenweg. Wiebe trouwde in 1890 met Grietje Raat ( familie van Pieter Raat ?) en kreeg met haar drie kinderen, helaas overleed zij al in 1909. In 1911 werd Wiebe Burgemeester van Heerhugowaard en in 1917 tevens Dijkgraaf, waardoor hij in de voetsporen van burgemeester Dirk de Boer. Onder het bewind van van Slooten vonden grote veranderingen plaats. In 1907 was reeds het nieuwe stoomgemaal in gebruik genomen (hier is nu het Poldermuseum gevestigd), waardoor de grondwaterstand beter te regelen was. Ook de intrede van de kunstmest had zijn uitwerking, met meer intensieve teelt van groenten en aardappelen. Men ging steeds meer over op de tuinbouw en als gevolg daarvan ging men zich toeleggen op vervoer over water, Heerhugowaard werd een “vaarpolder”, bruggen en sluizen werden gebouwd , sloten verruimd en natuurlijk de overhaal bij Broek op Langedijk om het grote hoogte verschil tussen de het water in de polder en de ringvaart (3,5 meter!) te overbruggen. De woningbouwvereniging”Heerhugowaards belang” wordt in 1912 opgericht en bouwt zijn eerste 16 woninkjes, waarmee de start is gegeven voor Heerhugowaard-Dorp, het prille begin van de verstedelijking van de polder. In 1915 wordt er vergunning verleend voor het plaatsen van palen voor de electriciteitsvoorziening. Er zijn geen bezwaren tegen de landschappelijke ontsiering, wel tegen de te verwachten grasschade! Ook toen dus al milieubezwaren! In 1924 krijgt Heerhugowaard aansluiting op het waterleidingnet

In 1935 komt het volgende strijdpunt in het polderbestuur: olie of electriciteit voor de bemaling, het wordt olie. Een jaar daarvoor heeft Wiebe van Slooten zich teruggetrokken uit zijn openbare functie’s en wordt als Dijkgraaf opgevolgd door P. Kostelijk. Dirk Wijnker wordt tijdelijk loco-burgemeester tot de komst van de nieuwe burgemeester Sutman Meyer. Wiebe betrekt een rentenierswoning aan de Middenweg tegenover de hervormde kerk.Hij was trouwens op 11 januari 1929 voor de tweede keer getrouwd met Hittje Jonker. Hij overleed op 76-jarige leeftijd in Bergen. In het poldermuseum hangt een bijzonder fraai tegeltableau uit 1928, voorstellende het wapen van Heerhugowaard, ooit eigendom van burgemeester Wiebe van Slooten en door zijn achter-achter kleinkinderen aan het museum in bruikleen afgestaan. Ook het standaard werk van mr.J.Belonje, “de Heer-Hugowaard (1629-1929) – een geschiedenis van den polder”, geschreven in opdracht van het polderbestuur ter gelegenheid van zijn 300-jarig bestaan, is te zien in het museum. Veel gegevens voor deze artikelen zijn ook hieraan ontleend. Even terug naar opzichter de heer W.Wijte: hij heeft het fraaie houten model gemaakt van de stoomketel, stoommachine en pomp dat in het museum te zien is. Hij kreeg hiervoor in 1929 op de Landbouw-,Tuinbouw & Huisvlijt tentoonstelling ter gelegenheid van de Derde Eeuwfeest van de polder de Gouden Medaille in de afdeling Kunstvoorwerpen. Het bijbehorende diploma hangt, met foto naast het model. 38


HOOFDSTUK 4

BLIK IN VERLEDEN

Hoek Vondellaan-Middenweg. Tegenover Middenweg 178 (cafĂŠ De Swan). Er staat nu een tankstation, naast de Vondellaan. Derde pand van links staat op de hoek Vondellaan-Middenweg. Pand uiterst rechts is Middenweg 179. Vervaardiger onbekend. Catalogusnummer: RAA003009251. Public Domain.


1905 HET VOORMALIGE RAADHUIS VAN HEERHUGOWAARD AAN DE MIDDENWEG 191. INMIDDELS AFGEBROKEN.

Bron: Regionaal archief Alkmaar Vervaardiger onbekend Catalogusnummer: RAA003009260

40


Middenweg, zicht richting Van Veenweg, ter hoogte van ca. nr. 224. Vervaardiger onbekend Datum: ca. 1910 Catalogusnummer: RAA003009263. Public Domain

Kruispunt Rustenburgerweg en Jan Glijnisweg ('t Kruis). Beide panden bestaan nog. Vervaardiger onbekend. Datum: ca. 1915 Catalogusnummer: RAA003009276, Public Domain

Station Heerhugowaard. Vervaardiger onbekend. Datum: ca. 1880 Catalogusnummer: RAA003009286. Public Domain.

Treinhalte Middenweg (opgeheven). Vervaardiger onbekend. Datum: ca. 1915. Catalogusnummer: RAA003009270. Public Domain.


VERANTWOORDING Dit boekwerkje is bestemd voor een ieder die meer van de historische achtergrond wil weten van de polder Heerhugowaard. Het boekje kan daardoor een mooie aanleiding zijn om het museum eens te gaan bezoeken of juist achteraf een leuke aanvulling of herinnering zijn op het bezoek. Het boekje is gratis verkrijgbaar. Het ligt in de lijn der verwachting dat dit boekje in de toekomst een regelmatige update zal krijgen door intensivering van die samenwerking met het poldermuseum.

Coverfoto: Het Oude Niedorper Verlaat bij Heerhugowaard vanuit het oosten. Gezicht langs de Niedorperdijk ter hoogte van de brug. Rechts de herberg. Links, over het water, een aantal houten huizen. Op het water enkele bootjes en op de weg verscheidene koetsen. In het midden op de achtergrond twee molens. Regionaal archief Alkmaar. Catalogusnummer: FO1004955, Vervaardiger: C. Bok, datum: 1820

© 2016 Poldermuseum Heerhugowaard i.s.m DeRuiterBoeken De teksten zijn meerendeels afkomstig van de website www.poldermuseumheerhugowaard.nl. De foto’s zijn deels van de website en van het regionaal archief Alkmaar. De public domain fotos zijn oa te vinden op hun Flickr account.

xlii


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.