Rond die Cluse

Page 1

Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

1


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Inhoudsopgave

2

Van de redactie‌

pag. 3

1.

Over Schijndelse emigranten (2)

pag. 4-11

2.

Bolsius Kaarsenfabriek

pag. 12-25

3.

De correspondent van die dagen schrijft‌

pag. 26-29

4.

Koorts en honger

pag. 30-35

5.

Zoekplaatje

pag. 36

Van het bestuur

pag. 37-39

Colofon

pag. 40

Foto boerderij Hak

pag. 41


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Van de redactie… Met genoegen biedt de redactie u de 2e uitgave jaargang 2012 van ons heemblad aan. Zoals in de vorige uitgave al was aangegeven, wordt in deze uitgave weer aandacht besteed aan de Schijndelse emigranten. Wij zijn nu in staat om het artikel te larderen met foto’s van de gezinnen, die aan bod komen en die door verscheidene van onze leden beslist nog herkend zullen worden. Henk van den Brand besteedt ruime aandacht aan de familie Bolsius en dan met name aan de grondleggers van de kaarsenfabriek. Voor de niet-ingewijden is het een verrassing om te lezen, dat dit bedrijf wereldwijd zo’n uitstraling heeft verworven. Nostalgie viert hoogtij wanneer Henk Beijers in zijn artikel “De correspondent van die dagen schrijft…” aandacht besteed aan de zogenoemde Sacramentsprocessie. Het zijn weer de ouderen onder ons, die zich deze plechtigheid nog zullen herinneren. Naar schatting is de laatste processie zo’n 50 jaar geleden gehouden. Inmiddels enkele jaren geleden hield Hans van den Broek, radioloog van beroep en verdienstelijk heemkundig onderzoeker een lezing voor de onze kring. Niet vreemd, gelet op zijn beroep, is, dat zijn belangstelling uitgaat naar de geschiedenis van de geneeskunde. De diverse artikelen die hij hierover geschreven heeft zijn terug te vinden in zijn boek “Koorts en honger”. Aan dit uitgebreide boek wordt, zij het summier, aandacht besteed. Tot slot vraagt redactielid Henk van den Brand uw aandacht voor een zoekplaatje. Hij zou het zeer op prijs stellen indien u hem verlost van zijn queeste. Veel leesplezier! Redactie ‘Rond die Cluse’

3


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

2. Over Schijndelse emigranten (2) In de vorige uitgave van Rond die Cluse werd aandacht besteed aan Schijndelse emigranten, in bijzonder

emigranten, die hun heil hebben gezocht in Canada. In het artikel werd aandacht besteed aan de wederwaardigheden, die Christina Paulina van Kaathoven heeft ondervonden nadat zij in 1965 definitief emigreerde naar Saskatchewan, Canada. Zij kwam tot deze beslissing, nadat ze eerder in Canada was geweest om te helpen in de huishouding van haar zuster Mien, die wegens ziekte niet in staat was om haar huishoudelijk werk te verrichten. Nadat dit artikel was gepubliceerd vond ik alsnog een foto van Christina en haar echtgenoot.

Haar zuster Mien was al veel eerder geëmigreerd. Wilhelmina Maria van Kaathoven (roepnaam Mien), werd geboren op 3 december 1922. Haar ouders woonde destijds in de Heikantstraat nr. 17. Na de lagere school ging zij, zoals gebruikelijk voor veel jonge meisjes werken bij Jansen de Wit als sokkenbreister. Op 28 maart 1951 trad zij in het huwelijk met Martin Kweens, die geboren en getogen was in Lieshout. Aangestoken door de emigratiegolf in het begin van de vijftiger jaren besloten Mien en Martin om gevolg te geven aan de goede mogelijkheden, die met name Canada te bieden had en vertrokken op 14 april 1953 met de Rijndam naar Canada, alwaar zij in Halifax voet aan wal zetten. Vandaar werd de reis met de trein voortgezet richting Saskatchewan. Na een paar jaar als boerenknecht links en rechts gewerkt te hebben vond Martin vast werk in een “potashmijn”, aanvankelijk in de productie, later als portier annex EHBO’er. Na 30 jaar onafgebroken bij deze mijn gewerkt te hebben, ging hij in 1988 met pensioen. Zij hebben in Canada 8 kinderen (2 meisjes en 6 jongens) groot gebracht, maar vertellen hier verder niet over. Gevraagd over hun belevenissen in hun nieuwe vaderland was Mien korter van stof dan haar zus Christina. Zij schrijft:

4


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

In 1954 kochten wij ons huis en waar we nog steeds wonen. Martin heeft hier 30 jaar op ‘n “potashmijn” gewerkt, de laatste 15 jaar als portier en EHBO. Hij is gepensioneerd in 1988. We reizen veel, we hebben 6 keer Holland bezocht. Ons 40-jarig huwelijksfeest hebben we gevierd in 1991. Indien we de bijgesloten foto bekijken kun je je niet aan de indruk ontdekken, dat het gezin redelijk goed “geboerd” heeft daar in Canada, maar nogmaals, Mien en Martin gaven hierover geen enkele informatie.

Foto: het gezin Kweens-van Kaathoven anno 1992 Een wat avontuurlijke man was Henricus Gijsbertus (roepnaam Henk) van der Spank, die geboren werd op 4 april 1929 en woonde in de Putsteeg nr. 37. Henk was pas 21 jaar, toen hij in zijn eentje op 19 januari 1951 de oversteek waagde naar Canada. Met de Veendam kwam hij aan in Lacolle in de provincie Quebec. Vandaar uit reisde hij naar Glendale in Nova Scotia. Hij vond tot september 1951 tijdelijk werk op een boerderij en is toen gaan studeren op een Canadese universiteit. Op welke wijze hij in zijn bestaan heeft moeten voorzien vermeldt hij echter niet. Tijdens zijn studie maakte hij kennis met Wilhelmina Olde Bolhaar, die precies één maand jonger was dan Henk. Zij bouwen een relatie op en nadat Henk begin 1954 slaagde voor bachelor of commerce keren zij even terug naar Nederland, alwaar zij op 31 juli 1954 in Enschede in het huwelijk traden. Terug in Canada verhuisde het echtpaar naar Grimsby Ontario en vervolgde Henk op part-time basis zijn studie en behaalt de graad master of business. Gedurende zijn werkzame leven heeft hij altijd in fabrieken gewerkt als hoofd van financiën en administratie. Daarnaast hadden Henk en Wilhelmien gedurende 6 jaar (van 1972-1978) een restaurant. Het echtpaar kreeg 2 dochters die beiden getrouwd zijn. Er zijn 3 kleinkinderen, die de volle aandacht krijgen van de inmiddels gepensioneerde Henk.

5


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Hij vertelt heel weinig over zichzelf want: het is moeilijk om op jezelf te pochen, daarom laat ik het maar kort. Aldus Henk, die in Canada vermeld wordt als mr. H. Vanderspank. Adriana Maria de Vroom (roepnaam Jaantje) werd geboren op 27 april 1928 en woonde achtereenvolgens in de Oetelaar en de Boschweg. Adriaan Vermeltfoort werd geboren op 12 mei 1925. Zij kregen verkering met elkaar en droomden over een mooie toekomst naar o.a. Canada of AustraliĂŤ. Het werd uiteindelijk Canada en nadat zij op 25 februari 1954 in het huwelijk waren getreden vertrokken zij de maand daarop met de Waterman en kwamen aan in Halifax. Van daaruit reisden ze door naar Kitchener Ontario. In Canada kregen zij 2 zoons, die Robert en John werden genoemd. We laten Jaantje aan het woord om hun verdere levensloop uit de doeken te doen. Mijn man Adrian heeft gewerkt voor Dutchman Home Builders in Kitchener, eerst als timmerman, later als bedrijfsleider. Na 10 year zijn we naar California geimigreerd, waar Adrian zelfstandig aannemer is geworden. Wij hebben 5 jaar een motel gehad, 8 units, waar ik het werk deed in Running Springs, zuid California. In 1976 zijn we naar noord California gegaan naar Galt bij Sacramento waar we een 15 bunder boerderij hadden met beefvee, waar ik achter keek. Wij zijn retired in 1989 en wonen nu in Hertige Park waar 60 huizen in staan voor mensen over 55 jaar. We reizen nu van 2 tot 4 maanden per jaar door Amerika en Canada met truck en trailer. Zijn net terug van 7 weken in Alaska. Robert en Denise verwachten hun eerste baby in september (1992 LK). John is verloofd. De jongens zijn beide in de huizenbouw. Adrian en ik zijn active bowling-pool-dans en horen bij 10 organisations.

Foto familie Vermeltfoort-de Vroom

Samen met zijn ouders, broers en zussen maakte Marinus van Doleweerd de overtocht naar zijn nieuwe vaderland Canada. Hij werd geboren in Schijndel op 7 april 1931 en woonde destijds in de

6


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Stationsstraat op nummer 54. Na het verlaten van de (toenmalige) vakschool trad hij in dienst bij drukkerij van der Wiel en bekwaamde zich in het beroep van drukker. De vader van Marinus was Johan van Doleweerd, die in Schijndel bekend was als kolenboer en zanger was in het Wijbossche kerkkoor. De familie emigreerde in mei 1954 en maakte de overtocht met de Zuiderkruis. Martinus vertelt hierover het volgende: Zoals ik schreef, kwam de familie van Doleweerd aan in Halifax, vandaar met het boemeltreintje 2 dagen en 1 nacht naar Winnipeg Manitoba. Vandaar met een veewagen 60 k.m. het land in naar St. Eustache Manitoba. Daar hebben we een klein jaar op een boerderij gewerkt met de hele familie (niet moeder) om wat centjes bij elkaar te schrapen, om zo spoedig mogelijk weg te komen. Onze naaste buurman was ongeveer 5 k.m. bij ons vandaan. Mijn moeder voelde zich levend begraven. Zware tijd geweest. Hard werken en weinig verdienen. Vandaar zijn we naar Whitby gereist en zijn we bij Toon van Hemmen terecht gekomen. Dat was niet bij toeval, Toon van Hemmen zijn vrouw Lien was een vriendin van mijn moeder al in Schijndel. We hebben zo hier en daar wat gewerkt en zijn allemaal zo’n beetje op zijn plaats terecht gekomen. En nader bekeken is het emigreren inderdaad een goede beslissing geweest. Marinus vond werk als drukker en ontmoette in 1956 zijn geliefde Gijsbertha (Beppie), die eveneens met ouders vanuit Bakhuizen, Friesland was geëmigreerd. Zijn trouwden op 14 september 1957 in Whitby. Na zijn werkzame leven als drukker was Marinus tot aan zijn pensioenleeftijd conciërge aan een school. Zij kregen 5 kinderen.

Foto: familie Doleweerd Nagenoeg alle emigranten uit Schijndel, die naar Canada zijn vertrokken vertellen over behaalde successen van henzelf en als dit niet helemaal mogelijk was over behaalde successen door hun kinderen. Niet voor iedereen is het verblijf in den vreemde een onverdeeld succes gebleken. Lucia Maria Hendrika Schevers (roepnaam Loes of Lucia) werd geboren in Schijndel op 22 juli 1938. Zij woonde destijds in de Toon Bolsiusstraat op nr. 2. Na het verlaten van de lagere school ging zij werken als huishoudelijke hulp bij Marietje van Dijk. Zij vertrok naar Canada op 25 maart 1960, was dus toen 21 jaar. Met wie zij de overtocht maakte, is niet helemaal duidelijk.

Feit is wel, dat de overtocht eveneens gemaakt werd door Ad van den Bosch, die van Liempde kwam en waarmee Lucia op 12 november 1960 in het huwelijk trad. Zij trouwden in Peterborough

7


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Ontario, de woonplaats die ze (onderbroken voor een periode van 3 jaar) nooit meer verlaten hebben. Over hun wedervaren vertelde Lucia als volgt: Wij kwamen 1 april 1960 aan. Harry Verhoeven kwam ons van de boot halen. Toen zij we 2 weken op bezoek geweest bij ons Ricky en Harry. Vandaar zijn we met de trein naar Peterborough gegaan. Gijs en Giny woonde toen daar en daar ben ik in de kost geweest van april tot november. Toen waren Ad en ik getrouwd, hier in Peterborough en vertrokken naar Huntingdon Quebec. Daar hebben we 3 jaar gewoond. Michael was daar geboren. Toen zijn we terug naar Peterborough gegaan. Ad kreeg kantoorwerk op een tapijtenfabriek. Heeft daar 18 jaar gewerkt. Toen sloot de zaak en nu werkt hij bij National Grocers, een groothandel in etenswaren. Ik ben thuis gebleven om achter de kinderen te kijken. En ik ben dol op antiek. Zo kocht ik wel spullen en maakte ze schoon zo af en toen verkocht ik wat. Nu werk ik als naaister op een wasserij. Van ’s morgens 10 tot middags 3, 5 dagen in de week. Ik vind het heel leuk. We zijn nu blij dat we hier wonen. Maar als het aan mij gelegen had was ik nooit uit Nederland gegaan. Maar die zijn man lief heeft volgt hem, en dat heb ik gedaan. Maar Holland blijft voor mij altijd mijn land en ga er dolgraag naar toe. We hebben hier niet dat dorpse gezelligheid. Ook verhaalt Lucia over haar zoon Vincent, die in Edmonton woont en dat is 4000 km bij ons vandaan. Nu merken wij wat wij onze ouders hebben aangedaan.

foto familie van den Bosch-Schevers De enquête van Adri Duffhues leverde een variëteit aan reacties op. Sommige respondenten gaven uitgebreid inzicht in het wel in wee door de jaren heen, anderen waren verrassend summier. Behalve een opsomming over de hoeveelheid kinderen en kleinkinderen werd geen verdere informatie verstrekt. Degene, die een gedetailleerd overzicht verstrekte over het leven van een emigrant in Canada was Lien Duffhues-v.d.Hagen. Lien werd geboren te St. Oedenrode op 20-07-1908. Zij was de dochter van de eigenaar van de watermolen “Wolfswinkel” . Zij trad op 7 januari 1930 in het huwelijk met Johan Duffhues, die op 22 september 1904 geboren werd.

8


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Een oom van Johan, Robertus Duffhues genaamd, richtte op 9 februari 1867 een molen op, die kwam te staan in Wijbosch. Het was een bestaande houten standaardmolen, die de naam “DE ZWALUW” kreeg. Later fungeerde de vader van Johan als molenaar en later nog als bakker. De echtgenote van Jan, Sien Hoogzaad had daarnaast een winkel in kruideniers- en koloniale waren. Toen vader Jan zijn molenaarswerk beëindigde nam Johan deze taak over tot september 1944 toen de molen als gevolg van het oorlogsgeweld totaal werd vernield. Hij en Lien bleven tot mei 1950 in het molenhuis wonen.

Foto: molen DE ZWALUW Op 16 mei 1950 vertrok het gezin Duffhues, bestaande uit Johan, Lien, 7 dochters en 4 zonen naar Canada. De overtocht werd gemaakt met s.s. “VOLENDAM” en op 26 mei werd Halifax bereikt. Of Lien vanaf het moment, dat Nederland werd verlaten een dagboek heeft bijgehouden is niet te achterhalen. Zo niet, dan heeft zij beschikt over een fenomenaal geheugen want in een boekje van 60 pagina’s, met de naam “Een molenaar emigreert” beschrijft zij nauwgezet en zo objectief mogelijk de wederwaardigheden van haar gezin In Canada. In dit boekje verhaalt zij o.a. het moment van aankomst in Coaldale, dit na een treinreis van 5 dagen en nachten, diep onder de indruk van de eerste indrukken, die het nieuwe vaderland gegeven had. Daarnaast was er een toenemend gevoel van verontrusting. Toen men in Coaldale definitief uit de trein konden stappen zei Lien later: O, wat heb ik toen gehuild en wou direct terug al had ik geen droog brood te eten, alles was beter dan dit. Wat een armoedige bedoening.

9


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Op het station van Coaldale werd de familie opgewacht door de heer en mevrouw van Leuken, die een jaar eerder waren geëmigreerd. Lien bleef huilen, terwijl mevrouw van Leuken haar probeerde te troosten door te zeggen dat het allemaal wel zal wennen als we de taal maar kennen. Dan zal je over een tijd wel zien dat je er een heel andere kijk op krijgt. Goedbedoeld van mevrouw van Leuken, maar haar zus dacht er heel anders over en pakte flink uit: “Marie het is hier niks en minder als niks, als die trein terug komt kan ik zo wel weer inspringen”. Dat was dus een heel ander geluid en Lien werd stilaan wanhopiger. De Duffhuesjes zouden gehuisvest en tewerk gesteld worden op een farm met de fraaie naam “Boysfarm”. De eigenaar hiervan, mr. Milligen, kwam de familie in een grote zwarte glanzende auto ophalen, echter niet groot genoeg om alle leden van de familie Duffhues te vervoeren, dus werden de Van Leukens ingeschakeld om enkele kinderen in hun auto op te nemen. Mr. Milligen reed rechtstreeks naar een chinees restaurant. Volgens Lien “Wat een troep was het daar, echt een chinees met van die vieze kereltjes, zoiets hadden we niet verwacht en kenden we ook niet”. Ondanks dat het een chinees restaurant was bestond het menu uit gebakken aardappelen met juin, hamburgers, coalsla, peas en carrots en als dessert icecream. Toen zij klaar waren kregen ze nog koffie met apple-pie. Vervolgens stapten we weer in de auto’s en nu op weg naar onze eindbestemming. Het beloofde land (volgens de emigratiedienst in Den Haag) lag nu voor ons. Och, wat een kleine armoedige huisjes met zeer kleine raampjes. Gelukkig reden we die voorbij en eindelijk zagen we in de verte een grote groep bomen en mr. Milligen zei ons, dat we daar moesten zijn. De kleintjes keken naar de mooie huizen die ze hier hadden. Welk mooi huis was voor ons ????!!! Was het dat mooi witte of dat grote groene. Na enige tijd stopte de auto voor een klein ongeverfd huisje. Mijn God, waarom hebt Gij ons verlaten ??!! Later hoorde we dat het een leeg gemaakte graankeet was, waar in de zomer de arbeiders woonden. En ik dacht zo bij mezelf dat die zus van Marie van Leuken toch maar mooi gelijk gehad. Een paar dagen later op een zeer hete zomernamiddag hoorde ik gestommel aan de voorhistorische voordeur van ons huis Ik ging kijken en daar stond in levende lijve, ongelooflijk maar waar, een echte Brabantse boer compleet met klompen en al. “Unne goeie dag juffrouw en hoe hette gè ? Ik ben Vad de Riet ouwd Overloon erris in de Peel ziede juffrouw”. Ik antwoordde “Ik ben Lien de Mulder uit ’t Wéppus”. “Ja” zei De Riet “ik zaag van de weg af klompe te staon en ik zin bij m’n eige, verrekt dé zijn Hollanders en daor moet ik naor toew, want in deez God vergéte laand zen ze allemaol femielie van mekaor zin ons wijf. Gij bent niks gin boerewijf wanne en wor is oewe mens errent of hedde er geene ? En we duut ie”. Ik zeg “ja ik heb eene mens en die maadde zien ok, in Holland waar ie mulder, maor hier zit ie in de biette”. De Riet weer “Hoeveul van die klen pissers hedde rondlopen”. “Driej hiet thuis” zei ik “en ik heb er nog aacht meer rondlope”. “Motverdomme, dan hittie ok niej aaltied in de biete gezete”. Na nog wat wederwaardigheden te hebben uitgewisseld zei De Riet, dat hij spoedig zijn eigen wijf wel eens mee zou brengen en jawel hoor, de volgende dag kwam hij al met zijn vrouw en een paar kinderen.

10


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Het huisje, waarin het gezin woonde was ongeschikt om 13 volwassenen en kinderen behoorlijk te huisvesten. Een slaapkamer was bestemd voor Lien en Johan, in de andere slaapkamer stonden 3 tweepersoons bedden, daar moesten ze het mee doen. Na 10 dagen kwamen de verhuiskisten aanzetten. Dit gaf een hele verandering en verbetering. Nadat de kisten leeg gemaakt waren, werden ze naast een waterput opzij gekanteld. Deze waterput stond vlak bij het woonhuis. Deze kisten waren groot genoeg om tweepersoons ledikantjes in te zetten, zodat de kleintjes een behoorlijk slaapplaats kregen !! De eerste nacht kregen de kinderen de schrik van hun leven van het gesis van slangen (die niet gevaarlijk waren) en het huilen van de coyotes. Toen ze echter aan deze “ongemakken” gewend waren geraakt, werd er geregeld gekrakeeld, wie van de kinderen in de kisten mochten slapen. Met de familie De Riet heeft de familie Duffhues veelvuldig contact blijven houden, temeer daar De Riet, zoals de meeste emigranten, een aftands Fordje reed, waar ze de koning te rijk mee waren. De familie Duffhues beschikte toen slechts over één fiets, die meestal niet gebruikt kon worden, dit wegens de toestand van de wegen. Omdat de farmer, waarbij zij in loondienst waren, contractueel niet verplicht was om de familie des zondags naar de kerk te brengen en als goed christen vond met name Lien, dat dit moest gebeuren, bracht het Fordje van De Riet uitkomst, overigens alleen voor Lien en Johan. Overigens, toen Lien haar eerste verjaardag vierde in Canada kreeg ze de verrassing van haar leven……….een AUTO !! Lien en Johan waren er inmiddels van overtuigd, dat je in Canada harder een auto nodig had dan in Holland een fiets. Daarbij waren ze niet meer afhankelijk van de goedwillendheid van auto bezittende landgenoten. Lex Kamp, lid historische werkgroep (wordt vervolgd)

11


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

2. Bolsius Kaarsenfabriek

Geschiedenis Omstreeks het midden van de 19e eeuw vestigde zich Henricus Bolsius als dokter in de gemeente Schijndel. Hij was in 1817 in ’s-Hertogenbosch geboren uit een oud geslacht van heelmeesters en doktoren. Hij was getrouwd met Allegonda Smits, die uit Schijndel afkomstig was. Uit dit huwelijk werden vier zoons geboren, Lambertus, Antonius, Petrus en Adrianus. Lambertus, geboren op 30 oktober 1848, ging op school op de Ruwenberg en het seminarie te SintMichielsgestel; Antonius, geboren op 27 april 1850, bezocht eveneens de Ruwenberg en later het college van de paters Jezuïeten te Sittard.

12


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Lambertus Bolsius ( 1848 – 1907)

Antonius Bolsius (1850 – 1906)

De oudste zoon Lambertus kwam in de bierbrouwerij van zijn oom Mathijs Smits, terwijl Antonius de oprichter werd van een bijenwas-blekerij. Beide broers waren financieel in beide bedrijven geïnteresseerd en Lambertus werkte aanvankelijk ook in de wasblekerij. De eerste pogingen om bijenwas te bleken werden ondernomen in de tuin van het ouderlijk huis tegenover de Kluisstraat. Spoedig bleek echter dat dit geen gelukkige keus was geweest. De tuin was te klein voor het behalen van een redelijke productie, terwijl er, vooral in het droge jaargetijde, veel stof op de was kwam dat werd opgeworpen op de toen nog ongebaande wegen. Er werd toen besloten het bedrijfje over te plaatsen naar de Kerkendijk waar de oom van de oprichter, de bierbrouwer Mathijs Smits, veel grond in eigendom had, die voor het bleken van was veel geschikter was. Op die plaats is nu de fabriek gevestigd. De grootste klant is pastoor Van Luijtelaar van de parochiekerk te Schijndel.

e

wasblekerij begin 20 eeuw; in het midden achter de heer Bolsius

13


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Het jaar van oprichting is in de oude bescheiden niet meer nauwkeurig terug te vinden. Dit moet echter rond 1870 zijn geweest omdat de eerste gebleekte bijenwas volgens de boeken in 1871 werd geleverd aan de koster van de parochiekerk te Schijndel. De oprichter, die ongehuwd is gebleven, streefde er op de eerste plaats naar een goed product te leveren; bovendien wilde hij het bedrijf uitbreiden. De factor winst kwam voor hem op de tweede plaats. In het landelijke Schijndel van de zeventiger jaren in de 19e eeuw werd de wasblekerij al spoedig “De Beemd” genoemd. De eerste knecht in de jonge wasblekerij was ene zekere Van Oorschot, die er slechts korte tijd heeft gewerkt. Zijn opvolger was Driek van Uden, die als meesterknecht had gewerkt bij wasblekerij Manders te Veghel. De opzet van de zaak was uiterst primitief: een paar kleine smeltketels die met hout werden gestookt, een smalle houten koelbak, een houten wals die weinig dikker was dan een oude mangel en enkele tinnen vormpjes voor het maken van waskoekjes. Ook een oude bijenwaspers, die nog steeds de hal siert, behoorde tot de toenmalige inventaris. Het fabriceren van waskoekjes gebeurde op de oudst bekende primitieve manier namelijk met de pollepel. Pas op het einde van de negentiger jaren van de 19e eeuw kwam hierin verandering. Patroon en meesterknecht vonden, eendrachtig samenwerkend, de gietmachines uit, die jarenlang zeer goed hebben gewerkt. Tekenend voor de technische ondernemingsgeest van de oprichter was een eigen, in 1883 vervaardigde, telefooninstallatie die het woonhuis van de meesterknecht verbond met de woningen van de gebroeders Bolsius. Dit was voor die tijd iets heel bijzonders. Telefoonnummer 1! De draadverbinding liep over de huizen van het dorp en de bewoners hadden er blijkbaar niet het minste bezwaar tegen dat de draden aan hun schoorstenen werden bevestigd. De oprichter, die zelf het vak van bijenwasbleker had geleerd van de familie Van Heeswijk uit Moergestel, bleek na een tiental jaren zelf al bekendheid als wasbleker te genieten. In die jaren kwam de heer W. van Lieshout uit Riethoven als volontair (vrijwilliger) naar Schijndel om bij Bolsius het vak te leren. In die eerste jaren waren er slechts enkele werkkrachten aan het bedrijf verbonden. Naast de meesterknecht werkte er nog één mannelijke kracht en twee vrouwen, namelijk de vrouw van de meesterknecht en Mie de Hommel. De lonen waren laag in die tijd. Zo ontving de meesterknecht aanvankelijk f. 4,50 per week + vrij wonen. Dit loon werd in 1895 verhoogd tot f. 6,-- per week. De vrouwen verdienden 5 cent per uur. Het loon van een arbeider bleef beneden de f. 5,-- per week. In 1906 werd het loon van de meesterknecht verhoogd tot f. 7,-per week. Na de eerste wereldoorlog, in 1919, verdiende hij f. 20,-- en in 1924 f. 30,-- per week. Het boekjaar van het bedrijf liep van 1 april tot en met 31 maart en viel samen met het bleekseizoen dat meestal in april begon. Eind maart waren de voorraden het kleinst en voor het opmaken van de balans hoefde men dus maar weinig te wegen en op te nemen.

14


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

De oudste zoon van Lambertus Bolsius, Henricus, deed in het begin van het jaar 1903 zijn intrede in de wasblekerij. In dit jaar werd voor het eerst een dubbele boekhouding ingericht, die door de jeugdige firmant werd gevoerd. In 1906 overleed de oprichter Antonius Bolsius en werd het bedrijf voortgezet door zijn twee neven Henricus (Harrie) en Godefridus (Frits). Tot na de tweede wereldoorlog werd er bij de Gebr. Bolsius alleen bijenwas gebleekt. Dit gebeurde buiten in de zon op lange tafels en later ook binnen onder glas om minder afhankelijk te zijn van de weersomstandigheden. Rond 1920 werd begonnen met de fabricage van kerkkaarsen. Voor het vlechten van kaarsenpit werden toen enkele dames aangetrokken. Zowel het gieten van kaarsen met machines als het tonken (dompelen) werd toen ter hand genomen. Daarnaast werd ook het maken van kaarsen met de hand aangepakt. Dit handwerk werd geleerd van een zekere Marinus van Liempd, bijgenaamd Marinus de koster.

handmatig tonken (dompelen) door Jan van Oorschot

In 1927 verwierf het bedrijf het predicaat “pauselijk hofleverancier” vanwege de belangrijke functie die het vervulde bij de kerkelijke eredienst. Omstreeks 1930 volgde de fabricage van thee- en devotielichten (nachtlichten), ook een machinale productie, waarmee het bedrijf zich begaf op “profaan” terrein. Al deze ontwikkelingen hadden tot gevolg dat het bedrijf uitgroeide van een ambachtelijk tot een middelgroot industrieel bedrijf. In 1936 waren er 80 werknemers in dienst. Het uitbreken van de oorlog in 1940 was voor het bedrijf een harde slag omdat de aanvoer van de grondstoffen voor was- en kaarsenfabricage stagneerde. Om zoveel mogelijk werknemers uit Duitsland te houden ging men zich toeleggen op de fabricage van gipsen beelden. Er was in die dagen geen huis in Schijndel of er stond wel een “Kniertje” of Mariabeeldje voor het raam. Na de luchtlandingen in 1944 lag Schijndel zes weken in de frontlinie en er werd veel verwoest, ook bij de N.V. Gebr. Bolsius. Toch was het na de bevrijding van Schijndel het eerste bedrijf dat weer op gang kwam.

15


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

In het begin van de jaren vijftig maakte het bedrijf tengevolge van allerlei omstandigheden een moeilijke tijd door. De personeelsbezetting liep terug tot 48 werknemers. In 1954 werd het bedrijf opnieuw door een zware slag getroffen door het plotselinge overlijden van de beide directeuren, de broers Henricus en Godefridus Bolsius, tengevolge van een auto-ongeluk.

luchtfoto 1951

Met het stijgen van de welvaart in de tweede helft van de jaren vijftig nam ook de publieke belangstelling voor kaarsen in de profane sector toe, waarvan het bedrijf kon profiteren.

Het aantal werknemers steeg in die jaren weer tot 80 en binnen het bedrijf werd veel aandacht besteed aan de omschakeling van handenarbeid naar machinale arbeid. In de zestiger jaren steeg het verbruik van kaarsen over de gehele wereld sterk. Vooral de sierkaars kwam erg in de belangstelling. Op de fabricage van deze kaarsen ging Bolsius zich met succes toeleggen.

16


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Stempelpers voor thee- en devotielichten

Het bezoek van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Irene aan het bedrijf in 1961 en de vervaardiging van speciale kaarsen voor een van de bruiloftsdiners van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix waren hoogtepunten uit de geschiedenis.

17


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Tijdens het bewind van de directeuren L.J. (Bertus) Bolsius en Drs. P. v.d. Heijden werd de zaak enorm uitgebreid. Het aantal werknemers nam toe tot ongeveer 125 in 1970 en werd de vloeroppervlakte van de fabriek met 100% vergroot.

L.J. (Bertus) Bolsius tussen de kaarsen

De naam Bolsius is een begrip geworden in de kaarsenwereld. Niet alleen in Nederland, zelfs niet alleen in Europa. Bolsius kaarsen komt u overal ter wereld tegen. Van de Noordkaap in Noorwegen tot Mombassa in Afrika en van de Niagara Watervallen op de grens van Canada en Amerika tot in Tahiti. `

Bij het 100 jarig bestaan in 1971 werd aan Bertus Bolsius (de directeur) als cadeau een fontein aangeboden

In 1978 neemt A.B.J. (Anton) Kristen, telg uit een familie van waskaarsenfabrikanten uit Delden (en eigenaar van kaarsenfabriek Boxmeer te Boxmeer), het bedrijf over van L.J. (Bertus) Bolsius.

18


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Jan Blummel en Harrie Santegoeds Jaantje van der Heijden, pitmachine

Rien van Kampen, gietmachine

19


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Onder zijn leiding moderniseert het hele bedrijf. Bolsius maakt een enorme groei door. Een belangrijke overname is de inlijving van de N.V. Koninklijke Stearine Kaarsenfabrieken Gouda – Apollo bij Bolsius in 1983. Daarmee completeert de Bolsius Groep haar assortiment aan kwaliteitskaarsen. Samen met commercieel directeur H.G.C. (Henk) Oteman, die in 1972 in dienst was getreden breidt Anton Kristen het bedrijf uit naar de profane markt. In 1991 wordt D.J. Boer (1943) algemeen directeur van Bolsius in Schijndel. Het bedrijf richt zich daarna sterk op de groei van de Europese markt met export naar maar liefst 50 landen. Bolsius neemt actief deel aan de werkzaamheden van zowel de Nederlandse Vereniging van Fabrikanten en Kaarsenindustrie als van het Europese Verbond van Verenigingen van Kaarsenfabrikanten. Kaarsenfabriek Bolsius exporteert ongeveer 45 procent van de productie. In 1995 wordt de kaarsenfabriek Kristen in Delden bij de Bolsiusgroep ingelijfd. In 1997 begon Vincent Kristen, samen met Renata Warchlewska in Kobylin, Polen, een nieuwe fabriek voor de productie van arbeidsintensieve kaarsen. Bolsius groeide verder, ook na de eeuwwisseling. Een reorganisatie van de kaarsenfabriek Kristen in Delden mocht helaas niet baten. Deze fabriek werd in april 2002 gesloten en de machines en productie werden overgeplaatst naar de locatie in Polen. Gelukkig vonden vele medewerkers, dankzij een sociaal plan, relatief snel ander werk elders. Maar de ontwikkelingen gingen verder; de prijsdruk op theelichten en kaarsen werd groter door concurrenten uit China en Oost-Europa. De productie van stearinekaarsen in Waddinxveen onder het merk Gouda werd om prijstechnische redenen in april 2004 gestopt en eveneens verplaatst naar de Poolse locatie. Door de (tot op heden) zeer succesvolle introductie van zogenaamde rustiekkaarsen in vele kleuren (voornamelijk in de kleur gegoten stompkaarsen met een speciaal effect op de buitenkant) daalde het gebruik van de traditionele huishoud- en gotische kaarsen enorm. Dit leidde in 2007 ook tot de sluiting van de productiefaciliteit van deze kaarsen in Schijndel, alwaar in 1870 alles begonnen was. In de fabriek te Boxmeer beschikte Bolsius over veel kennis van het gieten en maken van graflichten, zodat daar een nieuwe hal werd bijgebouwd voor het maken van ook theelichten, welke voorheen in Schijndel gemaakt werden. Ook Polen nam een deel van deze theelichtenproductie over. In Schijndel was men inmiddels begonnen met de uitbreiding van de afdeling marketing en productieontwikkeling onder leiding van A.J.(Ton) van den Berg, sales- en marketing directeur sinds begin

2004. Dit om onder andere de merknaam

meer bekendheid te geven.

In 2007 gaf algemeen directeur Ir. F. (Frans) Rats het stokje over aan Ir. V. (Vincent) Kristen, zoon van Anton Kristen. De laatste jaren stonden in het teken van vernieuwing van het totale assortiment (onder andere theelichten, graflichten en stompkaarsen) en verpakking.

20


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Dit leidde onder andere in 2011 tot de presentatie en introductie van een compleet nieuwe geurlijn inclusief geurstokjes onder de naam BOLSIUS AROMATIC, die een succesvolle start kende.

Na 140 jaar is Bolsius inmiddels uitgegroeid tot de grootste en tevens meest toonaangevende kaarsenfabrikant van Europa, hetgeen elk jaar in januari op de Christmasworld-beurs in Frankfurt te zien is. Enthousiast en vol ijver bouwt Bolsius met ruim 900 medewerkers verder aan haar toekomst en kijkt vol vertrouwen uit naar het 150-jarig bestaan, waarbij ze met export naar meer dan 50 landen wereldwijd nog steeds aan de top wil blijven staan.

Voortdurende vernieuwing en blijvende aandacht voor kwaliteit. Dat is de rode draad in de historie van Bolsius.

21


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

huidig logo Bolsius

Blijvende herinneringen

De Toon Bolsiusstraat is genoemd naar Antonius Josephus Maria Bolsius, geboren op 27 april 1850 te Schijndel, ongehuwd, overleden te Kotzschenbroda Niederlofmitz in Duitsland op 13 oktober 1906. In 1879 werd hij lid van de gemeenteraad en bleef dit tot zijn dood. In 1896 werd hij lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Grote verdiensten heeft hij verworven voor het boerenbelang. Hij was een der eersten, die een afdeling oprichtte van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond. Vele andere instellingen van de N.C.B. hebben mede aan de voortvarendheid en de vastberadenheid van de heer Bolsius hun ontstaan te danken. Genoemd mogen worden de brandverzekering van de boerenbond, de veeverzekering en de zuivelbond. Hij was de grote stuwkracht voor de oprichting van de Schijndelse zuivelfabriek. Voor de grote verdiensten welke hij voor het boerenbelang heeft verworven werd op 26 augustus 1937 door de gemeenteraad besloten zijn naam te verbinden aan de straat waar de zuivelfabriek stond, welke vooral door zijn onvermoeibare ijver en overredingskracht tot stand kwam. Deze naam wordt in de volksmond nog “Boterweg� genoemd, uiteraard sinds de totstandkoming van de zuivelfabriek.

22


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

familiegraf van Bolsius, begraafplaats Rietbeemdweg

Bronnen: website bhic.nl BHIC toegangsnummer 1589/SCDOC.0313 en .0316 Historische Werkgroep Heemkundekring map 23.1 De heer E. Thijssen, Bolsius Nederland foto’s: collectie Heemkundekring Schijndel/collectie Jan van den Bosch, Henk van den Brand en Bolsius.

23


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Familie Bolsius: -

Dr. Hen(d)ricus (ook Hendrikus) Gijsbertus Josephus Bolsius (1817 – 1885) op 13 november 1847 gehuwd met Allegonda Smits. (1813 – 1881) Hij stamde af van Antonius Bolsius, geboren in 1585, die als officier van gezondheid met het leger van Frederik Hendrik in 1629 naar Den Bosch kwam. Zijn zoon Cornelius, geboren in 1620, was evenals zijn vader geneesheer in Den Bosch. Henricus was de zesde generatie na Cornelius die allen geneesheer waren in Den Bosch. Henricus was de eerste die dit beroep uitoefende buiten Den Bosch.

De kinderen van Henricus en Allegonda: -

Lambertus Josephus (Bertus) Bolsius (1848 – 1907) gehuwd met Irena Francisca Augustina Maria Raupp (1856 – 1930) Antonius Josephus Maria ( Toon) Bolsius (1850 – 1906) ongehuwd Petrus Henricus Maria Bolsius (1851 - 1860) Adrianus Antonius Maria Bolsius (1852 - 1852), 11 dagen oud geworden N.N. (overleden 7 juni 1854)

De kinderen van Bertus en Irena: -

24

Henricus Godefridus Josephus Maria Bolsius (24 maart 1884 – 4 oktober 1884) Henricus Godefridus Josephus (Harry) Bolsius (1885 – 1954) op 18 november 1908 gehuwd met Mechtildis Josephina Maria Verstraaten Matheus Antonius Victor Maria Bolsius (Mathijs) Bolsius (1886 - ….) op 8 oktober 1912 gehuwd met Julie Marie-Louise Govin (1885 - …..) Godefridus Joannes Leo Maria (Frits) Bolsius ( 1887 – 1954) op 10 mei 1911 gehuwd met Maria Josephina Cornelia Verstraaten (1887 – 1977) Aldegonda Henrica Antonia Maria Bolsius (1889 – 1917) gehuwd met Henricus Johannes Josephus Verstraaten Maria Antonia Francisca Medarda Bolsius (1890 - 1891) 1 jaar en 1 dag oud geworden Antonius Ernst Agnes Maria (Antoon) Bolsius (1891 – 1963) op 27 mei 1913 gehuwd met Clemence Elise Eugenie Hubertine Goossens (1892 - ….) Maria Wilhelmina Ernestina Irena Bolsius (1892 – 1915), op 14 april 1913 gehuwd met Hermanus Johannes Maria Verstraaten Theodorus Agnes Antonius Maria Bolsius (1893 - ….) Reinilda Irèna Antonia Maria Bolsius (1895 – 1932) Charlotte Bolsius, geboren en gestorven op 9 april 1897.


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

De kinderen van Henricus en Mechtildis -

Lambertus Josephus (Bertus) Bolsius, geboren te Schijndel op 16 maart 1913 Godefridus Maria Bolsius, geboren te Schijndel op 28 april 1914 Hermine Bolsius, geboren te Schijndel op 1 juni 1916

De kinderen van Godefridus en Maria: -

Hans Tony Bolsius, geboren te Schijndel op 15 juli 1917, arts Caecile Henriette Josephine Marie Bolsius, geboren te Schijndel op 6 mei 1919 en overleden te ’sHertogenbosch op 23 april 1944 Lydia Henriette Mechtilde Marie Bolsius, geboren te Schijndel op 20 augustus 1920 Reinold Anton Marie Bolsius, geboren te Schijndel op 15 juli 1923 José Irène Marie Bolsius, geboren te Schijndel op 15 juli 1923.

Henk van den Brand, lid historische werkgroep Heemkundekring Schijndel

25


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

3. De correspondent van die dagen schrijft… Inleiding Uit de berichtgeving van exact 60 jaren geleden zijn heel wat items te distilleren die de moeite van het [her]publiceren waard zijn, maar niet alles is even interessant. Deze keer wordt de schijnwerper niet gericht op personen zoals bv. het afscheid van burgemeester Wijs, de installatie van burgemeester Van Tuijl, het zilveren ambtsjubileum van gemeentesecretaris N. Verhagen, het afscheid van enkele belangrijke politiefunctionarissen of de installatie van pastoor Van Rijn in parochie Boschweg, om er enkelen te noemen. Voor deze ‘Rond die Cluse’ is vooral gekeken naar bijzondere gebeurtenissen, die de sfeer van de jaren ’50 van de vorige eeuw mooi weergeven.

Sfeerbeeld van de Sacramentsprocessie uit 1934 in het processiepark [foto uit kloosterarchief]

Een indrukwekkende Sacramentsprocessie Wie geboren en getogen is in Schijndel tijdens de periode van het bekende ‘rijke roomse leven’ zal zich vast en zeker herinneren hoe rond Sacramentsdag de hele katholieke gemeenschap zich opmaakte voor de Sacramentsprocessie, een evenement waar zowat het hele toenmalige verenigingsleven bij betrokken was en dat was een indrukwekkende plechtigheid. De correspondent schrijft daarover het volgende:

26


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

“Evenals de vorige jaren zo zal dit jaar der Verborgen God onzer Altaren op plechtige wijze in ’t openbaar worden gehuldigd. Eenieder wordt verzocht mee te werken aan het welslagen der processie die vanuit de kerk door Kerkstraat, Hoofdstraat, Kloosterstraat, Pastoor van Erpstraat naar het processiepark der Eerwaarde Zusters van Liefde trekken. Van daaruit gaan we door de Pompstraat weer naar de kerk terug waarna de plechtigheid met het Te Deum en Tantum Ergo wordt besloten. Buiten de kerk wordt en processiemars gespeeld door de Harmonie. Bij het betreden van het processiepark wordt door de Harmonie ‘Rex Clementissime’ gespeeld en door het kerkkoor gezongen. Het refrein ‘Lauda Jerusalem Dominum’ wordt door allen medegezongen totdat de Priester het Allerheiligste heeft weggezet in de troonhemel. Na een korte toespraak en aanroepingen, welke door alle aanwezigen worden meegebeden, worden nog enkele gezangen gezongen. Hierna zingen alle aanwezigen het ‘Tantum Ergo’ begeleid door de Harmonie. Na de zegening met het Allerheiligste speelt de Harmonie het ‘Aan U o Koning der Eeuwen’ dat weer door de aanwezigen wordt meegezongen. Onder het wegtrekken uit het processiepark wordt het Rozenhoedje gebeden totdat de Harmonie inzet. Voor het uittrekken der processie kan men zich langs de straten of in het processiepark opstellen. Dit laatste is voor iedereen toegankelijk. De gelovigen worden verzocht tijdens de processie ingetogen en devoot mee te zingen. Vanuit het processiepark wordt meegebeden. Door middel van luidsprekers zal dit overal hoorbaar zijn. Zeer dringend wordt iedereen verzocht van het begin tot het einde der processie de stilte te bewaren!

Sfeerbeeld van de Sacramentsprocessie uit 1934 in het processiepark[foto uit het kloosterarchief]

De Verenigingen zorgen er voor, dat hun vaandel uiterlijk half twee in de kerk aanwezig is. Degenen die het vaandel draagt, zorgt er voor uiterlijk kwart over twee bij het St.Jozefaltaar te zijn, van de H.Familie alleen de prefecten van de eerste twee Secties.

27


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

De leden van al deze verenigingen nemen voor het Lof plaats in de kerk, ieder zoveel mogelijk bij zijn eigen groep. De Verenigingen die in de processie vooraan lopen, gaan vooraan in de kerk zitten; de Verenigingen die in de processie meer achteraan lopen, gaan ook in de kerk meer achteraan zitten, terwijl de harmonie achter in de kerk aan de kant van de doopkapel blijft. Zodra de Kruisdrager zich door het middenschip naar achter begeeft, stellen de groepen en verenigingen zich op een teken van de Ceremoniemeester op. Helpt allen mede, zodat de opstelling een vlot verloop heeft. In het processiepark wordt Uw plaats aangewezen. De kop van de processie loopt door tot links van het Rustaltaar en allen sluiten – meerdere rijen achter elkaar – zoveel mogelijk aan, om ons allen in een grote boog rond het Rustaltaar te verenigen. Na terugkeer in de kerk nemen allen weer plaats op stoel of bank. Van U allen wordt verwacht, dat ge de richtlijnen strikt opvolgt en de juiste opstelling zult handhaven, dan zijn we er zeker van dat deze plechtigheid goed zal slagen en er dus aan onze Altaar Koning Christus, een waardige hulde wordt gebracht.

Sfeerbeeld van de Sacramentsprocessie uit 1934 in het processiepark [foto uit kloosterarchief]

28


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Opstelling Sacramentsprocessie 1952 Bruid met schild, Groep bruidjes, Kruis met flambouwen, Misdienaars, Welpen, Gidsen, Genovevagilden, Jongensgilde, Kajotsters, Kajotters, Voetbalvereniging, Jonge Boerenbond, Boerinnenbond, Groep bruidjes, K.A.B., Vakbonden, Middenstand, Enkele kleine bruidjes, Apostelgroep, Bruid met bloemstuk en zes kleine bruidjes, E.H.B.O., St. Vincentiusvereniging, Sr. Elisabethvereniging, Missienaaikring, Grote bruiden met Mariabeeld, Mariacongregatie, Lam Gods, Groep kleine bruidjes, Prefecten en Onderprefecten van de H.Familie, Muziekschool, Kindje Jezus van Praag, St. Janneke en St. Jozef, Harmonie, Rythmische rey, Grote engel en kleine engeltjes, Bloemstuk van de Stille Omgang, Strooibruidjes en misdienaars, ALLERHEILIGSTE, de reserve Baldakijndragers, Kerkmeesters, Burgemeester en Wethouders, Kerkkoor en Gemengd Koor, Bruidjes, Bond van Oud-Strijders, De res. Baldakijndragers lopen niet naast maar achter het Allerheiligste, Aan weerszijden van de stoet, enkele voor en achter het Allerheiligste, loopt een Mil. Erewacht�. Hierna volgt in het weekblad eenzelfde relaas over de Sacramentsprocessie der O.L.Vrouwe-parochie Boschweg. Henk Beijers, lid van de historische werkgroep bron: Schijndels Weekblad jrg.10 nr.24 dd. 13 juni 1952

29


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

4. Koorts en honger De Deurnese arts-radioloog Hans van den Broek houdt zich inmiddels al zo’n 25 jaar bezig met de plaatselijke geschiedenis der geneeskunde. Zijn onderzoek leidde tot artikelen over de poffer, het bekkensnijden, het gebruik van bijnamen, de verering van heiligen in de wintertijd en het vangen van mussen. Hij schreef o.a. ook over bloedzuigers, zwakzinnigenzorg vòòr 1900, gebruik van de kleur blauw bij Mariakindjes, bijgeloof rond heksen en kwakzalverij. Bijzonder zijn zijn nasporingen over medische behandelingen, die verborgen zaten in de zogenaamde wonderboeken van o.a. Handel, Kevelaer of Boxmeer. Het materiaal, wat Van den Broek gedurende zo’n 15 jaar verzameld had heeft de basis gevormd van zijn boek Koorts en Honger: Geneeskunde op het platteland in de afgelopen eeuwen. In dit boek behandelt hij een veelvoud van fysieke en mentale aandoeningen en de wijze, waarop gedurende eeuwen deze aandoeningen “medisch” behandeld werden. Een lezenswaardig hoofdstuk handelt over bedevaarten & wonderen, waarbij Van den Broek, gebruikmakend van de huidige medisch kennis, verschijnselen, die in vroegere tijden als een wonder werden aangemerkt, tot een (eenvoudig) verklaarbare gebeurtenis weet terug te brengen. Nederland kent verspreid over het hele land 662 bedevaartplaatsen, waarbij steden als Eindhoven en Breda resp. 4 en 8 kerken en kapellen hebben, waar bedevaartgangers hun devotie kunnen betuigen. De meeste van deze plaatsen beschikken over relikwieën of heiligenbeelden, die het object van de verering vormen. Ook voor de meesten van hen ligt de nadruk op het geestelijke voordeel van het religieus bezoek, het liefst versterkt via aflaten. Enkele plaatsen reppen over een aantal wonderen, die zouden zijn geschied, maar geven hierover geen verdere uitsluitsel. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere (katholieke) landen in Europa vlogen de wonderen de pan uit en wel zodanig, dat ook de katholieke kerk zelf probeerde er meer greep op te krijgen. Als gevolg hiervan werden er vanaf 1740 te Kevelaer geen wonderen meer vastgelegd ! Ook het aantal wonderen in andere bekende bedevaartplaatsen nam in hoog tempo af.

30


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Frappant is, dat er geen enkel e inwoner van een bedevaartplaats het geluk van een wonderbaarlijke genezing ten deel gevallen is. Degenen, die dit geluk mochten meemaken, hadden meestal een voettocht van soms enkele dagen achter de rug en dit geeft voeding aan de veronderstelling van Van den Broek, dat een langdurig verblijf in de buitenlucht en hierdoor blootstelling aan de zon een positieve invloed heeft gehad op de vitaminehuishouding. Met name vitamine-D heeft mogelijk invloed gehad op de genezing van kinderen, die behept waren met de beruchte Engelse ziekte en eveneens vitamine-A, die invloed had op de genezing van kinderen, die met blindheid geslagen waren nadat ze mazelen hadden gehad. Niet vergeten moet worden, dat men destijds leefde in woningen, waar daglicht nauwelijks doordrong, waar de hygiëne sterk te wensen overliet en de voeding eenzijdig en weinig calorie- en vitaminerijk was. Van den Broek voert in zijn boek diverse voorbeelden aan van een “wonderbaarlijke” genezing van blindheid, waaronder de genezing van 2 broertjes uit Schijndel. Hij schrijft hierover: Tot slot vinden we in Handel de broertjes Wilhelmus en Johannes van Herpen uit Schijndel beschreven. Zij waren beiden aan hun rechter oog blind geworden. Willem moest twee en een half jaar zijn ogen met een doek of een klep tegen het licht beschermen en lag meestal van de pijn te bed. Jan leed ook veel pijn aan linker oog en was negen maanden volslagen blind. Bekwame dokters in Schijndel, Dinther, ’s-Hertogenbosch konden hen niet helpen. Bij de bedevaart naar Handel genas Willem de 10e en Jan de 24e augustus 1726. Ze hadden van hun ogen geen hinder meer. *1) Andere wonderen op het gebied van oogziekten worden vermeld. De eerste melding is van 1383, waarbij zoon Jan van jonkvrouwe Margriet uit Vollenhove werd aangetast door pokken en blind geworden was aan het linkeroog. De jonkvrouwe beloofde een bedevaart tot Maria in Den Bosch en een zilveren oog als offergave. Binnen drie dagen was het oog van Jan geheel genezen. Het kind van Peter Voppen uit Rotterdam was in 1436 blind geworden door de pokken en zag acht weken niets. Een vrouw raadde Peter aan naar Nyervaert (nabij Klundert) te gaan en zijn kind is ziende geworden. Het 5-jarige zoontje van Isebrandt Bernardts uit Helmond wordt in de nacht blind aan beide ogen. Het geneest na een voettocht naar Aerle. Tot slot geneest in 1699 een 7-jarig jongetje uit Vortum. De moeder beloofde zoveel rogge als het kind zwaar was aan het Heilig Bloed en aan de heilige Balbina te Boxmeer te offeren. Na nog geen half uur na deze belofte is het kind vanzelf opgestaan uit zijn bed en heeft zijn ogen geopend. Het gezichtsvermogen werd zo goed dat het wegliep en begon te spelen. Overigens, de belofte om het gewicht van een ziek kind in tarwe, rogge, boekweit, vlas, was enz. te schenken, stond in vroegere tijden bekend als het zogenaamde “opwegen”. Als alternatief werd ook wel een afbeelding van een bepaald object aangeboden of beloofd. Deze “volgens gelofte”-afbeeldingen, “ex voto’s” kwamen in de kerk of kapel van de betreffende heilige te hangen.

Voorbeeld van een ex voto

31


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

In een ander hoofdstuk besteedt Van den Broek aandacht aan “De vroedvrouw en zwangerschap”. Van oudsher heeft de ene vrouw de andere geholpen bij een bevalling. In de loop der eeuwen groeide de kennis over de bevalling en de daaraan verbonden problemen, waardoor een eigen beroep ontstond, de vroedvrouw genaamd. De kennis waarover de vroedvrouw beschikte, bestond alleen uit ervaring, wat telkens tot problemen leidde, wanneer de vroedvrouw kwam te overlijden. Begeleid door de chirurgijn moest een eventuele opvolgster opnieuw in het vak worden opgeleid. Een vroedvrouw ontving een officiële aanstelling en kreeg een aantal voorwaarden opgelegd. “Op heden 17 maart 1779 is bij Drossaard en schepenen met kennis van den Heere deser Heerlijkheid Deurne, als vroedvrouw aangesteld tot wederzeggens toe Magadalena Daniëls. *2) Zij is verplicht om vóór alle anderen te helpen in het bevallen der kramende vrouwen dezer plaats (dus geen vrouwen uit andere dorpen); zij is verplicht als ze geroepen wordt bij een persoon die een bastaard zou moeten kramen, alvorens te assisteren, daarvan kennis te geven aan de drossaard en te vragen wie de vader van het kind is en hiervan melding te doen en dat zij voor het halen en assisteren van ieder kind niet meer dan twaalf stuivers mag vragen. *3) Ter formalisering moest de sollicitante een eed afleggen in de handen van de Heer Officier in aan-wezigheid van alle schepenen. Voor de vroedvrouw uit Gemert geldt naast enkele andere voorwaarden de plicht zich “niet langer dan 8 uur buiten de gemeente te begeven, zeker niet wanneer er zwangere vrouwpersonen in de gemeente resideren (die op het uiterste gaan) welkens barenstijd volgens de natuurlijke drachte kortelings staat te verschijnen. *4) Als ze al buitendorps gaat moet zij melding maken waarheen ze gaat en naar welke persoon. Zij is gehouden die buitenpersoon terstond te verlaten wanneer iemand in haar dorp haar nodig heeft. In de voorschriften in menige plaats wordt nog vermeld, dat het de vroedvrouw verboden is zich te bedrinken tijdens en na de bevalling ! Deze bepaling is niet voor niets. In Brabant is rond 1900 drankgebruik een probleem. Men schrijft: ……en bij talrijke gelegenheden kwam de fles op tafel en klonk het “schenk ze nog eens vol” als muziek in de oren van de betrokkene. Want het tweede glas smaakt nog altijd beter dan het eerste. Zelfs de baker, ja ! Vooral de baker meende haar bakerverstand niet ten toon te kunnen spreiden zonder een paar “piereverschrikkers” en “slaapmutskes” te nuttigen. *5)

32


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Wanneer de weeĂŤn zich aankondigde verwittigde een familielid of buurvrouw de vroedvrouw. Inmiddels was het huis in gereedheid gebracht voor de bevalling en voorzien van vuurkorf of vuurmand (voor het drogen van linnen, kleding, luiers e.d.), wieg, kraamstoel of kraambed. Soms lag de kraamvrouw op een matras, wat op enkele stoelen werd gelegd of zat ze op de schoot van de vroedvrouw (zgn. schootster).

kortebed

vuurmand

Kamers werden in regel spaarzaam verwarmd. Om geen kou te lijden sloeg men van bovenaf een deken over de benen van de kraamvrouw heen. De vroedvrouw begeleidde de bevalling en paste de nodige handgrepen toe om de bevalling te bespoedigen. Nadat het kind was geboren en de navel-streng was doorgeknipt werd het in een doek gewikkeld en aan de omstanders overhandigd, die de baby en de navelstreng controleerde op eventuele mankementen of gebreken. Hierna werd de kraamvrouw verzorgd en in bed gelegd, waarop de baby bij de vuurkorf/mand gebakerd werd en hierna overhandigd aan de vader, die de vroedvrouw de traditionele fooi gaf. Door de omstanders werd direct hierna de geboortemaaltijd klaargemaakt.

Een vroedvrouw was ook belangrijk als getuige-deskundige. Zo verklaart vroedvrouw Margrita, bij het onderzoek naar een kindermoord in 1743, dat zij in opdracht van de schepenen de weduwe Petronella Sijmons heeft onderzocht en bevonden, dat zij kort daarvoor bevallen moet zijn. *6) Andere taken en plichten van een vroedvrouw worden uitgebreid in het boek behandeld.

33


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Uitgebreid wordt door Van den Broek aandacht besteed aan wat in zijn algemeenheid “geestelijke gestoordheid” werd genoemd. Door de eeuwen heen heeft men geprobeerd een sluitende definitie te geven aan wat verstaan moet worden aan gevallen als “simpelheid”, “onnozelheid”, “waanzinnigheid” e.d. Als men niet over zijn “volle verstand” beschikte, dan moest er sprake zijn van een ingreep door een hogere macht. Men was dan “door den almogende Godt besocht met een simpel ofte onnoselheyt, of er was door een boze geest, de duivel bezit genomen van je hoofd” *7) Als er zich plotselinge omstandigheden voordeden, waardoor er ingegrepen diende te worden, dan moest je wel weten, waarom iemand als gestoord beschouwd moest worden. Men gebruikte daarvoor praktische omschrijvingen. Bijvoorbeeld: Waanzinnig noemde men diegene die “uit zijn boeien brak, die soms vastgebonden en onder toezicht moest gehouden worden of die zichzelf of een ander verwond had of daartoe een poging had gedaan. Onnozel was hij die “niet weet dat een rijzadel naar voren wijst op de paardenrug, die niet op eigen kracht een paard kon bestijgen of een akker omploegen” *8) Onnodig om anno nu te stellen, dat deze “definities” van alle kanten rammelden en op velerlei situaties van toepassing konden zijn. Dat men weinig inzicht had in de wijze waarop men geestesgestoorden moest behandelen, mag, gelet op het bovenstaande, wel begrepen worden. Veelal werden patiënten letterlijk opgesloten om wandaden te voorkomen. Dat dit niet altijd de geijkte methode was ondervonden de behandelaars van Jennemaria Verhoeven uit Deurne. Zij was wegens een vergrijp gedetineerd doch haar geestelijke toestand liet na enige tijd te wensen over. De geraadpleegde arts, dokter Theodorus Herckenrath verklaarde na onderzoek voor de Heren Schepenen, dat de toestand van de gedetineerde Jenne-maria Verhoeven uitermate labiel is, dat het gevaar bestaatdat zij gek wordt zo zij niet in de open lucht mag komen. *9) Problematische situaties deden zich voor, wanneer een geestesgestoorde niet binnen het eigen gezin of familie gehandhaafd kon worden. Was een patiënt(e) niet gevaarlijk en nam de familie niet de zorg op zich, dan werd de patiënt(e) door de voogden of Armentafel “besteld”. Dat wil zeggen, dat de patiënt(e) tegen betaling in een gezin werd ondergebracht, veelal in het dorp zelf. Rijke families brachten hun geesteszieken onder op specifieke plaatsen. Van den Broek noemt hierbij plaatsen als Schijndel en het (Belgische) Geel. Was er sprake van een ernstige stoornis, dan kon de gestoorde sinds 1439 terecht in de instelling Reinier van Arckel. Pas na 1800 komen er meer en grotere instituten en stijgt het bewonersaantal snel. Opname in een dergelijke instelling betekende vroeger, dat de patiënt hier levenslang moest verblijven. Genezing werd zonder meer uitgesloten. Uiteraard waren er ook charlatans, die beweerden, dat zij in staat waren een geesteszieke acuut van zijn probleem te kunnen verlossen. Een voorbeeld hiervan was het zogenaamd verwijderen van een steen uit de hersenen, die de oorzaak van de krankzinnigheid zou zijn. De behandelende kwakzalver bracht hierbij een sneetje aan in het hoofd en verwijderde vervolgens de gewraakte steen, die hij overigens al van te voren in zijn hand had. *10)

34


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Tot slot blijkt nog, dat met name in de 18e eeuw in levendige handel in de verzorging van krank-zinnigen plaatgevonden heeft. Een niet met name genoemd gezin uit Dinther kreeg soms tijdelijk de zorg voor Bossche “zinnelozen” uit Reinier van Arckel à raison van 80 gulden per jaar. De vrouw des huizes toog jaarlijks naar Holland en bracht dan enkele welgestelde krankzinnigen mee naar huis. En als er in haar eigen huis geen plaats was, dan werden deze mensen ondergebracht bij buurtgenoten of kennissen. In het boek worden uiteraard meerdere ziektes en aandoeningen behandeld. Elke beschrijving hiervan wordt op een inzichtelijke wijze weergegeven, zodat er een uiterst interessant boek is ontstaan. Alleszins aanbevolen. Bronnen: 1. Hans van den Broek: Koorts en honger; pagina 183 2. Idem: pagina 227 3. Idem: pagina 227 4. Idem: pagina 228 5. Idem: pagina 228 6. Idem: pagina 229 7. Idem: pagina 321 8. Idem: pagina 321 9. Idem: pagina 325 10. Wikipedia: onderwerp krankzinnigheid

Lex Kamp, lid historische werkgroep

35


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

5. Zoekplaatje

Weet iemand wanneer dit gebouwtje is geplaatst en waar het heeft gestaan? Reacties graag naar Henk van den Brand, e-mailadres: hvdbrand@hotmail.com

36


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

Van het bestuur In 2009 is de Stichting Brabantse Bronnen (SBB) opgericht, waarvan het bestuur bestaat uit de volgende leden: prof.dr. A.J.A. Bijsterveld (voorzitter), G. van den Oetelaar (penningmeester), dr. J.G.M. Sanders, mr. R. Severijns en drs. J. Vis (secretaris). Het doel van de Stichting is het bevorderen van de kennis van de cultuurgeschiedenis en de culturele identiteit van Brabant en zijn regio’s. Het eerste project van de Stichting is het Digitaal Oorkondenboek van Noord-Brabant (DONB), dat een vervolg is op de eerste twee gedrukte delen van het Oorkondenboek van Noord-Brabant (ONB). Schijndel en Liempde zijn de plaatsen die SBB heeft uitgekozen voor het plaatsen van eikenhouten banken met informatiezuilen met daarop een plaquette met geschiedkundige informatie van het gebied (toponiemen). Onder bezielende leiding van Ger van den Oetelaar, met de kennis van Henk Beijers op het gebied van toponiemen en met medewerking van de gemeente Schijndel, zal Meubelmakerij Den Berg in Liempde binnenkort een bank en informatiezuil plaatsen aan Schrijvershoef, Achterste Hermalen, Vier Gemalen, Houterdsedijk, Hardekamp en Dinthersedijk. Op 7 december a.s. vindt de officiële onthulling plaats. Op 19 november a.s. houden we een algemene ledenvergadering. Na het formele gedeelte komt ons heemkundelid Henk Wittenberg en Jan Danker Oreel op een humoristische wijze vertellen over zijn boek: “BRABANT, DAAR BRANDT NOG LICHT”. Het verhaalt de geschiedenis van Brabant in stripvorm. In het Brabants Dagblad is daar al een uitgebreid artikel aan gewijd. Op 12 oktober j.l. is dat prachtige boek in het BHIC in Den Bosch feestelijk gepresenteerd in aanwezigheid van Wim van der Donk, commissaris van de Koningin in Brabant en een groot aantal Schijndelaren, die het project financieel of op een andere manier hebben ondersteund. Aanmelden voor de cursus Heemkunde De heemkundekring wil weer een cursus heemkunde geven in de heemkamer. De cursus omvat 5 woensdagavonden van 19.30 tot 21.30 uur. Dat willen we in maart/april 2013 doen. De kosten bedragen € 26,50 per persoon. U kunt u aanmelden bij Jan Aalders, secretaris van de heemkundekring, Kortenaerstraat 60, 5481 HN Schijndel, telefoon 073-5474566, email: jwaalders@kpnmail.nl U kunt bellen of mailen. Een korte inhoud van de cursus: De heren Henk Beijers, Gerard van Kaathoven en Frans Abrahams verzorgen de cursus. Hier volgt een kort overzicht: De eerste 2 avonden worden door Frans Abrahams gegeven. Eerst wordt ingegaan op het unieke van Schijndel binnen de eigen en andere regio’s . We blijven binnen een cirkel van ongeveer 20 km.

37


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

De ontstaansgeschiedenis van ons natuurlijk milieu wordt behandeld, en de wijze waarop onze voorouders dit gebied hebben ingericht. De vroegere landbouw en de problemen om een bestaan op te bouwen. Waterproblemen ,tevens ook de positie van Den Bosch . De derde avond wordt verzorgd door Gerard van Kaathoven. Hij zal uitgebreid ingaan op de archeologie van ons gebied. Een overzicht van de diverse tijdperken met vondsten zal zeker de interesse wekken. De vierde avond wordt verzorgd door Henk Beijers . Die gaat in op de zeer bewogen geschiedenis van Schijndel en deze wordt geplaatst in een groter geheel. De vijfde avond zullen Henk en Gerard samen verzorgen. Immers er zijn een groot aantal onderwerpen Wanneer er interesse voor is wordt als toegift een excursie in het buitengebied gehouden. Er is een groot scala aan onderwerpen en indien daar interesse voor is kan daar eventueel ook het accent op gelegd worden. En iedere cursist krijgt een prachtig getuigschrift.

Inventarisatie Klein Religieus Erfgoed. Op donderdag 21 juni 2012 is begonnen met dit project. Heemkundekring Schijndel doet hieraan mee. De werkgroep bestaat uit de heemkundeleden Joop Steenbakkers, Henk van den Brand, Jan Aalders, Eric Kolen en Lily Hollanders van Bureau Erasmus. De start vond plaats bij de St. Antoniuskapel in de Wijbosch. Rijke Roomse Leven Europa vindt het van groot belang dat religieus erfgoed tot in lengte van jaren bewaard, onderhouden én beleefd wordt. Het vormt immers het DNA van landschappelijk en stedelijk Brabant. Wat zou Brabant en dus ook Schijndel, anders gezegd, zijn zónder deze landschappelijke aankleding van stad en vooral platteland. Daarbij valt ander andere te denken aan staties in processieparken, wegkruizen, Calvariebergen, bijzondere grafzerken, Heilig Hartbeelden, veldkapellen en Lourdesgrotten. Veel van dit religieus kleingoed werd geplaatst in de tijd van het Rijke Roomse leven, een periode die eindigde rond 1965. Stones en stories “De bedoeling van het project is om allerlei zaken van elk monumentjes zo uitgebreid mogelijk te inventariseren”. Dan gaat het niet alleen om materiële aspecten, zoals de bouwkundige staat van de stones, maar het is vooral de bedoeling om zo veel mogelijk verhalen van omwonenden en bezoekers vast te leggen. De stories zijn meestal erg persoonlijk en daarom zo boeiend. Heeft u thuis in een oude schoenendoos nog prentjes, foto’s of andere spullekes bewaard, dan zou de werkgroep die graag willen scannen en dan kunnen ze meteen weer meegenomen worden. U kunt contact opnemen met Jan Aalders, secretaris van de heemkundekring. ( telefoon: 073-547456 - email: jwaalders@kpnmail.nl)

De Tweede Wereldoorlog. Mede in verband met feit dat in 2014 het 70 jaar is geleden is dat Schijndel is bevrijd, hebben we 150 exemplaren van het boekje over ‘HET VERZET IN SCHIJNDEL TIJDENS DE DUITSE BEZETTING’ van oud gemeentesecretaris S. E. van Berkum en F. Hartman, vader van tandarts Ben Hartman, laten herdrukken. Dat boekje gaat in het bijzonder over het dagboek van kapelaan Woestenburg die van 1942-1947 in Schijndel werkzaam was en actief is geweest in het verzet. In 1995 is de heer Woestenburg overleden en in 2004 is genoemd boekje voor het eerst verschenen.

38


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

In dat jaar was het 60 jaar geleden dat Schijndel was bevrijd en zijn honderden exemplaren van dat boekje verkocht. Het boekje kost â‚Ź 10,00 per stuk. Van de nieuwe oplage zijn intussen ruim 100 exemplaren verkocht. Wie nog een of meer exemplaren wil kopen, kan contact opnemen met Jan Aalders, secretaris van de Heemkundekring, Kortenaerstraat 60, Schijndel, telefoon: 073-5474566 of 06-23103883.

Het bestuur van de Heemkundekring Schijndel

39


Rond die Cluse, 19e jaargang, no. 2

Colofon Redactie Henk van den Brand, De Cock van Neerijnenstraat 19, 5482 GR Schijndel, telefoon 0735432669 Gerard Buenen, Rossinistraat 53, 5481 PG Schijndel, telefoon 0735476573 Lex Kamp, Mars 9, 5482 SN Schijndel, telefoon 0735478012 Secretariaat Kortenaerstraat 60, 5481 HN Schijndel, telefoon 0735474566, e-mail: jwaalders@kpnmail.nl Website www.heemkundekringschijndel.nl Twitter Volg Heemkundekring Schijndel ook op twitter: http://twitter.com/heemschijndel Met dank aan: Gemeente Schijndel, de heer Ton Deelen, Roel van den Brand (voorpagina) en Patrick van der Heijden.

40


Rond die Cluse, 19e jaargang, no.2

De boerderij van Hak, kruispunt Boschweg/Voortstraat

41


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.