Rotterdamse Academie van Bouwkunst
HUIG
Nummer 14
Voorwoord
Voorwoord
Chris van Langen Directeur Rotterdamse Academie van Bouwkunst
Inhoudsopgave
Voorwoord — Chris van Langen
5
Afstudeerwerk 2011 - 2012
8
Reflectie Arnold Reijndorp Projecten
Iktinosprijs 2012
32
Reflectie Cor Geluk Projecten
52
Onderzoek: Functional Ambiance — Dirk van Peijpe en Marc Verheijen
58
Post-superdutch — projecten van alumni
72
Column — Jasper de Haan
88
Colofon
92
Inhoudsopgave
Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis — Marlies Buurman
Afstudeerwerk 2010 – 2011
Froukje van de Klundert winnaar Archiprix 2012
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Met haar afstudeerproject The Edge Effect was Froukje van de Klundert in 2012 een van de vier eersteprijswinnaars van de landelijke Archiprix. Uit het juryrapport: “Het prijzenswaardige doel is om door middel van deze school de jeugdcultuur in de probleemwijk optimaal in contact te brengen met een veelheid aan educatieve voorzieningen. De gekozen strategie biedt een interessant alternatief voor de gangbare relatief introverte, grote brede scholen. Het model van een soort stadscampus sluit erg goed aan bij het gestelde doel en levert een bijdrage aan de actuele discussie over de scholenbouw. De integratie met de achterstandswijk is optimaal. Het model geeft tevens goede uitgangspunten voor flexibiliteit.[...] Het idealistische plan is goed ontworpen en mooi uitgewerkt.�
Gymzaal en copyshop.
10
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Froukje ontmoet enkele bewoners van de Tarwewijk, de plek van haar afstudeerproject. Foto: Frank Hanswijk
11
Afstudeerprojecten 2011 — 2012 In het laatste jaar van hun studie formuleren studenten aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst hun eigen afstudeeropgave en zoeken daarbij een passende mentor en externe critici. Het afstuderen richt zich op het verbinden van het tijdens de studie ontwikkelde ontwerpvakmanschap en de positionering van de student in het vakgebied. In dit artikel zijn de 15 afstudeerprojecten van het studiejaar 2011 – 2012 te zien die deelnamen aan de interne selectie voor de landelijke Archiprix, de jaarlijkse verkiezing van de beste studentenplannen op het gebied van architectuur, stedenbouw en landschapsontwerp.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Extra aandacht is er voor Living Shell van Dik Houben, Ruimte voor de historische stad van Joost van den Ham en Klimaatcampus van Kasper Zoet, de drie projecten die door de staf van de Academie geselecteerd zijn voor deelname aan de landelijke Archiprix 2013. De getoonde projecten verschillen stuk voor stuk in schaal, complexiteit en opgave. Het merendeel is gesitueerd in Rotterdam. De architectuurprojecten betreffen een publiek gebouw of een woningbouwproject. De stedenbouwprojecten bestrijken verschillende schaalniveaus: van regionale tot stedelijke schaal, tot op het schaalniveau van de wijk. Het aantal projecten dat zich expliciet verhoudt tot actuele maatschappelijke kwesties is behoorlijk groot, maar minstens zo opvallend is dat een groot deel van de architectuurprojecten bewust aansluiting zoeken bij het actuele debat over ambachtelijkheid en de kunst van het maken.
Einde van een episode. Wat nu? Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011 2012 door Arnold Reijndorp. Begin december mocht ik als voorzitter van de jury de Zuiderkerkprijs uitreiken. De Zuiderkerkprijs is de prijs van de gemeente Amsterdam voor het beste woningbouwproject gerealiseerd in het afgelopen jaar. Dit jaar werd de prijs voor de vijftiende keer uitgereikt, wat uitnodigde tot een terugblik. Tijdens het jureren drong zich aan de jury (Suzanne Mulder van het NAi, Tom Franzen, de winnaar van vorig jaar, en ik) het sterke gevoel op het einde van een tijdperk te moeten beoordelen.
Sinds 2011 nodigt de Academie een externe criticus uit om het afstudeerwerk mee te beoordelen. In 2011 was dat Nanne de Ru, in dat jaar winnaar van de ‘jonge Maaskantprijs’. In 2012 heeft de Academie Arnold Reijndorp, winnaar van de Maaskantprijs 2012, bereid gevonden deel te nemen aan de rondgang langs het werk. In een persoonlijke beschouwing gaat hij in op het werk van de afstudeerjaargang 2011-2012.
Niet toevallig werd de prijs 15 jaar geleden ingesteld. De tweede helft van de jaren negentig vormden het hoogtij voor het stimuleren van architectuur en stedenbouw in Nederland. De VINEXopgave kwam op gang, evenals omvangrijke stedelijke-vernieuwingsprojecten als de Kop van Zuid, de IJ-oevers, het Spui-kwartier in Den Haag en het Chassé-terrein in Breda en de herstructurering van de naoorlogse wijken werd aangevat. De volgende jaren zouden in het teken staan van de integrale gebiedsontwikkeling en -transformatie, meestal in een of andere vorm van publiek-private samenwerking. Deze grote opgaven boden tal van kansen aan stedenbouwkundigen en architecten, ook aan jonge, nog beginnende bureaus. Een nieuwe lichting architecten had de stadsvernieuwingsgeneratie opgevolgd. De crisis van de afgelopen jaren betekende het stilvallen van deze omvangrijke opgave.
12
Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011-2012
Voorlopig is totaal onduidelijk wat deze omslag betekent voor de stedenbouw. Het ruimtelijk beleid (voor zover het nog bestaat) huldigt het bouwen in bestaand stedelijk gebied. De metropoolregio heeft de netwerkstad vervangen. Daardoor is er meer aandacht voor de integratie van bebouwing, infrastructuur en landschap. Stad en land vormen steeds meer een groen-stedelijke symbiose van recreatieve landschappen en stadslandbouw. Op nationale schaal lijkt ruimtelijke ordening te zijn ingeruild voor de planning van infrastructuur en multimodale knooppunten. De oogst aan afstudeerprojecten van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst toont dezelfde tweekoppigheid. Sommige projecten markeren het einde van de periode van de grote gebiedsontwikkeling – het masterplan voor Brainport Centre Eindhoven van Jimmy van der Aa bijvoorbeeld – andere lijken al voor te sorteren op de nieuwe werkelijkheid, zoals de transformatie van de voormalige Shell-toren aan het Hofplein in Rotterdam van Dik Houben. Voorbij de vangrail van Bas van der Vinne onderzoekt de relatie van ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur, die in het licht van de omslag in het ruimtelijk beleid van groeiend belang is maar helaas nog niet helemaal uit de verf komt. Twee projecten richten zich op binnenstedelijke transformaties van een bescheiden schaal. Er is ook aandacht voor energetisch bouwen, maar de vraag is of voor de Klimaat Campus van Kasper Zoet in Katendrecht een programma is geformuleerd dat realisatie mogelijk maakt. Energetisch en ‘groen’ bouwen zou eigenlijk geen specifieke opgave meer moeten zijn, maar een normale eis aan elke ontwikkeling en ingreep.
13
Voor de architectonische opgave geldt misschien hetzelfde: leren ontwerpen zonder vast omschreven programma. De oogst van afstudeerprojecten kent enkele projecten die een hint geven in die richting. De transformatie van het voormalige Shell-gebouw tot luxe appartementen is een voorbeeld. Het ontwerp sluit aan bij de brutalistische uitstraling van het gebouw, radicaliseert die nog en geeft er tegelijk een zekere verfijning aan. Het ontwerp voor een school in Wielewaal van Pieter Waijer is een ander voorbeeld. Teruggrijpend op de structuralistische architectuur van de jaren zestig en zeventig zorgt het vooral voor een ruimtelijke structuur die programmatisch indifferent lijkt, maar waarin de architectuur specifieke sferen en daarmee activiteiten oproept. Het laatste voorbeeld is het ontwerp van Henk Jan Imhoff voor een woonhuis met praktijk in Gorinchem, dat opvalt door een ongekende formaliteit die tegelijk – zoals in een sonnet – sterk narratief en poëtisch werkt. Of de architectuur de belofte van het begeleidende stripverhaal waarmaakt is niet helemaal te controleren. Deze architectuur pur sang houdt echter wel een belofte in voor een periode ‘zonder programma’.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Inmiddels is duidelijk dat het niet gaat om een stagnatie van voorbijgaande aard maar om een structurele aanpassing. De bouwopgave, en daarmee de opgave voor architectuur en stedenbouw, zal nooit meer hetzelfde zijn. De oogst aan projecten van het afgelopen jaar laat duidelijk zien dat we in een overgangsfase zitten. Naast de sporadische VINEX-woningbouw markeren enkele bijzondere stedelijke vernieuwingsprojecten, vaak met een multifunctioneel programma, het einde van de voorbije episode. Daarnaast zijn er projecten die de nieuwe opgave zichtbaar maken: stedelijke transformaties op een veel bescheidener schaal, transformatie van kantoorpanden, particulier en collectief opdrachtgeverschap, appartementen in het topsegment naast sociale woningbouw als Ikea-formule. De bouwmarkt is een niche-markt geworden, waarvoor maatwerk is geboden. De architect is vaak zelf ontwikkelaar. Een fenomeen dat we uit de jaren dertig kennen (Van Tijen in Rotterdam: Bergpolderflat, appartementen aan de Parklaan).
Achter de zoektocht naar een nieuw programma dat realisaties mogelijk maakt, gaat een andere, nog ingewikkelder opgave schuil. Die behelst het belang van het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerp. Vooral voor de stedenbouwkunde vraagt dat om een radicaal andere aanpak. Niet in de zin van het ontwerpproces. Daar ligt juist het probleem. De integrale gebiedsontwikkeling van de afgelopen periode maakte van de stedenbouwkundige een procesmanager. De nieuwe opgave kent geen integraal proces meer, waarin de ontwerper behulpzaam is in het samenbinden van verschillende actoren. Vanaf nu begint het proces pas als het plan klaar is. Het proces van realisatie is onvoorspelbaar en deels ook onvoorstelbaar, in de ruimte en in de tijd. Dat vraagt om een ontwerp dat scherp vastlegt wat moet en verder heel veel – zeker wat het programma betreft - open laat. Hoe zo’n ontwerp er uitziet, hoe je dat als ontwerper in kaarten vastlegt met precies de juiste verhouding tussen grote lijn en cruciaal detail, dat is de nieuwe opgave. Het project van Joost van den Ham voor de binnenstad van Utrecht oogt in deze zin veelbelovender dan de Prinsenhof, een ontwerp van Frederik Pöll in het centrum van Rotterdam.
Living shell — Transformatie van kantoorgebouw naar woongebouw — Nominatie Archiprix 2013
Dik Houben (Architectuur) Afstudeercommissie: André Kempe (mentor), Rob Hootsmans, Marcel de Boer en Job Floris (voorzitter) De leegstand van kantoorpanden is de laatste tijd flink toegenomen, met name die van kantoorgebouwen uit de jaren ’60 en ’70. Ze blijken zeer moeilijk verhuurbaar omdat ze niet meer voldoen aan de marktvraag, terwijl de bouwtechnische levensduur van de achtergelaten panden nog steeds heel lang is. Herbestemmen tot woonruimte kan een geschikt alternatief vormen voor sloop en nieuwbouw.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
De Shelltoren aan het Hofplein in Rotterdam, tegenwoordig Hofpoort genaamd, is zo’n pand. De toren bestaat uit flexibel in te delen kantoorlagen met een kolommenstructuur en een centrale voorzieningenkern. Dit bijna-monument was lange tijd het enige hoge kantoorgebouw in het centrum en is een schoolvoorbeeld van de architectonische uitdrukkingsvorm van de jaren zeventig. Het gebouw vormde de eerste aanzet tot de schaalvergroting in de hoogbouwzone van Weena en Coolsingel, maar is echter nooit met
hetzelfde enthousiasme begroet als veel andere hoogbouw in de binnenstad. Desondanks heeft het gebouw een pregnante, duidelijke hoofdvorm en gevelbeeld en is het niet meer weg te denken uit het stadsbeeld. De opgave bestond uit het ontwikkelen van een nieuwe identiteit voor het bestaande gebouw. De nieuwe verschijningsvorm strookt met de nieuwe functie én het oorspronkelijke uiterlijk van het gebouw. De gelaagdheid van oud en nieuw draagt bij aan het karakter van de woningen. De opgave raakt ook gecompliceerde programmatische en technische onderwerpen. Het in samenhang behandelen van deze aspecten vormt de kern van de opgave. Het blijkt dat de flexibiliteit van een gebouw op lange termijn niet wordt bepaald door het verschuiven van wanden, maar door de vaste onderdelen. De constructie, de afmetingen van de verdiepingen, zowel in diepte als hoogte, en de ruime ontsluiting van het kantoorgebouw maken meerdere functies mogelijk. Daarnaast is vanwege het gewicht van de betonnen gevelpanelen het gebouw zo zwaar gedimensioneerd dat bij een nieuwe lichte gevel het gebouw extra verdiepingen kan krijgen en buitenruimtes simpelweg aan het bestaande gebouw gehangen kunnen worden. Met het transformeren van de Shelltoren naar een dierbaar woongebouw kan ruimte geboden worden aan de veranderende behoefte naar huisvesting in onze maatschappij. Een divers en dynamisch gebouw dat open staat voor de stad in plaats van het gesloten en uniforme gebouw dat het nu is. Daarbij worden de positieve eigenschappen van het bestaande gebouw benut en aangevuld met hedendaagse toevoegingen die nodig zijn om te voldoen aan de huidige en de toekomstige vraag van gebruikers.
Gevel beeld.
Espressobar.
14
Doorsnede loft.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Vide hoekwoning.
Standaard gevel.
15
Ruimte voor de historische stad — Nominatie Archiprix 2013
Joost van den Ham (Architectuur) Afstudeercommissie: Floris Cornelisse (mentor), Paul Meurs, Klaas van der Molen en Willemijn Lofvers (voorzitter) Ruimte voor de historische stad gaat over het hergebruik en openbaar maken van onbestemde stedelijke buitenruimte, in dit geval een voormalige stadstuin in een bouwblok aan de Plompetorengracht in Utrecht. Een ruimte met een enorme potentie waar een enorme bouwdruk op rust. Ruimte in de stad is immers schaars. De tuin is oorspronkelijk vormgegeven door J.D. Zocher als onderdeel van het 19e eeuwse singelontwerp. In het project wordt de tuin onderdeel van het openbare stedelijk weefsel door woningen in het gebied te situeren, niet in de tuin zelf, maar aan de randen om zo het bestaande bouwblok aan te vullen.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
In de restauratie is een bekende techniek het aanlassen van hout. Door onbruikbare delen te vervangen door een nieuw maar gelijk deel krijgt het bestaande opnieuw betekenis en functie. Hier is deze techniek toegepast op zowel de schaal van de stad als van de individuele woning. De tuin wordt omgevormd tot publiek stadspark. Een rustplek waar de drukke stad ontvlucht kan worden, waar het geluid verstomt en je je in een andere wereld waant. Het bouwblok wordt met precisie aangevuld. Drie nieuwe openingen vormen de toegang tot het park.
Binnentuin.
Aan de centrumzijde is het bestaande plein naar binnen verlengd. Hierdoor ontstaat een natuurlijke overgang van openbaar naar privé. Aan het nieuwe plein zijn stadswoningen geplaatst en een hotel. Aan de grachtzijde is een voorplein gecreeerd door in de gevelwand een pand haaks toe te voegen. De verbrede stoep vestigt de aandacht op de ingang van het park. Aan de singelzijde tot slot wordt het bestaande poortgebouw hersteld. Er worden muurwoningen toegevoegd die wijzen op de te openen poort. De architectuur van de nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande, maar is in de detaillering herkenbaar eigentijds. De woningen kennen een verscheidenheid aan typologieën. Aan het plein bevinden zich ondiepe meerlaagse stadswoningen. Aan de gracht is de diepe woning gericht op het voorplein. Aan de singelzijde zijn de woningen terugliggend ten opzichte van de straat geplaatst. Het park wordt van binnenuit opnieuw omkaderd door de bestaande tuinmuren aan te vullen en door de drie belangrijkste gebouwen als enige met de voet in het park te situeren. Het park wordt hiermee afgesloten van de aanliggende private bebouwing en wordt een onderdeel van het publieke stedelijke weefsel.
Interieur stadswoning.
16
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Maquette met overzicht van de ingrepen.
Nieuw woonprogramma.
17
Klimaat Campus — Nominatie Archiprix 2013
Kasper Zoet (Architectuur) Afstudeercommissie: Ralf Pasel Mareike Krautheim (mentoren) Duzan Doepel Peter Mensinga Job Floris (voorzitter) Eeuwenlang waren de lokale omstandigheden, met het klimaat voorop, de bepalende factoren binnen de architectuur. Locatie, oriëntatie, vorm en materialisering waren hiervan een logisch gevolg. In dit ontwerp voor een Klimaatcampus wordt het klimaat opnieuw ingezet als instrument in de architectuur. Er is onderzocht hoe de weersomstandigheden in het ontwerp kunnen worden ingezet om belevingen te intensiveren (ervaring) en de belasting van het milieu te verminderen (duurzaamheid).
Afstudeerwerk 2011 - 2012
In de huidige architectuurpraktijk worden sensorische ervaringen grotendeels buitengesloten. Het zijn echter juist die sensorische belevingen die er toe leiden dat architectuur kan prikkelen, verbazen en zorgen voor een ongekende diepgang. Het ontwerp van de Klimaat Campus is dan ook een pleidooi om de architectuur niet alleen te zien als een middel om ons te beschermen tegen het klimaat, maar ook als een instrument om ons weer terug te brengen bij het klimaat. In het ontwerp van de Klimaat Campus staan de lokale (klimatologische) omstandigheden centraal. De aanwezige omstandigheden worden zoveel mogelijk benut om een aangename plek te creëren voor de gebruiker. De winddruk, de zon en het water worden ingezet om de energiebehoefte terug te dringen (hard-facts) maar daarnaast
Maquette.
18
Interieur.
worden wind, zon en water ook gebruikt om de afstand tussen de gebruiker en zijn omgeving te verkleinen. Het klimaat wordt zichtbaar, voelbaar en ervaarbaar gemaakt in het ontwerp. De zintuigen van de gebruiker worden geprikkeld; het voelen van de verkoeling van de wind, de warmte van de zon, de rust van het ondergrondse en het ruiken van de algen bij laag tij (soft-facts). De Klimaat Campus biedt onderdak aan klimaatgerelateerde master-opleidingen en levert daarnaast een bijdrage aan het publieke klimaatdebat, niet alleen door plaats te bieden aan lezingen, voorlichting en tentoonstellingen, maar ook door de verschijningsvorm.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Waterlaag.
Doorsnede ventilatie en koeling.
19
Open Hoboken!
Barbara JanĂ&#x;en (Architectuur) Afstudeercommissie: Marieke Kums (mentor) Maarten van Bremen Willemijn Lofvers Jeroen Visschers Chris van Langen (voorzitter)
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Het Burgemeester ’s-Jacobsplein is een nonplace, zonder verbindingen en gelaagdheid, een ruimte met weinig beschutting waar iedere intimiteit ontbreekt. Met het ontwerp Open Hoboken wordt het plein uitgegraven en daarmee geopend. Doordat de mensenstromen op zowel het maaiveld, het plein als in de metro visueel met elkaar in contact komen, worden de sociale interactie en de veiligheid vergroot. Door het plein te verdiepen ontstaat er een wind- en geluidsluwe ruimte die tot verblijven uitnodigt. De aan het plan toegevoegde functies zoals de fitness, de supermarkt en de parking zorgen voor extra voetgangersverkeer en daarmee levendigheid.
20
Wat de boer niet (meer) kent‌
Jolanda Faber (Architectuur) Afstudeercommissie: Serge Schoemaker (mentor) Moritz Bernoully Sylvia de Koning Wilma Lanke Willemijn Lofvers Chris van Langen (voorzitter)
21
Afstudeerwerk 2011 - 2012
De komende dertig jaar komt door vergrijzing en schaalvergroting de mantelzorg op het platteland in het gedrang. Voor oudere boeren kan een kleinschalige woonvorm met een gezamenlijke huishouding een oplossing zijn. Dit vraagt om een nieuw woningtype dat ook geschikt is voor de specifieke beperkingen en behoeften van dementerenden. De doelgroep heeft behoefte aan een boerderij-achtige woning met woonkeuken en moestuin. Het prototype refereert op een abstracte manier aan de plaatselijke dwarshuisboerderij. Om het steeds veranderende daglicht in de woning te ervaren heeft de boerderij een open plattegrond en vier grote openingen op de windrichtingen. Het eenvoudige ruimteplan kan zonder grote ingrepen herbestemd worden. Aanpassingen kunnen zo plaatsvinden zonder dat het gebouw aan architectonische waarde inboet.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Brainport Centre — Een icoon voor de Brainport Regio
Jimmy van der Aa (Architectuur) Afstudeercommissie: Ludo Grooteman (mentor) Eline Strijkers Joost Zonneveld Willemijn Lofvers Chris van Langen (voorzitter) Brainport is een broedplaats van innovatie van bedrijven, overheden en kennis- en onderzoeksinstellingen. Daarnaast worden er uiteenlopende publieksactiviteiten georganiseerd. Het diverse en wisselende programma vraagt om een flexibel ontwerp en een slimme omgang met leegstand. Ten eerste zullen tijdelijke functies in dezelfde ruimte plaatsvinden als ze op verschillende momenten een vergelijkbare ruimtebehoefte hebben. Daar-
22
naast wordt een deel van de gebouwen zelf flexibel en demontabel. De locatie voor het Brainportcentre is het Eindhovense Evoluon, centraal gelegen binnen het huidige Brainportnetwerk, met een goede bereikbaarheid en een publiekstoegankelijk karakter. Door het landschap op verschillende plekken ‘op te tillen’ ontstaat er ruimte voor programma en wordt er voor gezorgd dat de landschappelijkheid en continuïteit gewaarborgd blijven.
Transitions
Henk Jan Imhof (Architectuur) Afstudeercommissie: Penne Hangelbroek (mentor) Jan van Heemst Ralf Pasel Jeroen Visschers (voorzitter) Transitions is a project about the memory of what used to be, the confrontation with what is and the longing for the things to come. Imagine a big house, a villa, located in a historical part of a provincial town. By starting with a conventional architectural vocabulary like symmetry, recognizable spaces like corridors and items such as regular windows, a sign of recognition was captured. The ‘wellknown’ one could say.
Foto: Jessica Waltmans en Inge Brussé
23
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Besides being a place to live it is also a medical practice. This program gains momentum when private & public are forced to meet or try to hide from each other. The definition of privacy changes fast and the project asks what privacy actually is. At first glance the classical lay-out seems a sturdy, clear organisational principle. There it is a carefully designed point where you’ll get what you see. But, by pushing the public and the private character in such a way that they start to interfere, a sequence of moments unrolls. They confront both inhabitants as well as visitors with each other as apparent coincidences. By inviting the patient near the most private rooms, also the effect of having that luxury (i.e. to be seen) is shared.
De Popexperience
Angelique le Clercq (Architectuur) Afstudeercommissie: Maartje Lammers (mentor) Allard Jolles Frits van Dongen Jeroen Visschers (voorzitter)
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Nederland heeft een zeer rijke popgeschiedenis. Veel poppodia hebben het echter moeilijk, net als veel musea. De Pop Experience ondervangt dit door een popmuseum te combineren met een popmuziekcentrum en een reeks ondersteunende functies, zoals winkels en horeca. Het centrum is gesitueerd in een zestig meter hoge gashouder op een voormalig gasfabriekterrein in het Vierhavengebied in Rotterdam, een rauw en industrieel gebied waar geluidsoverlast en bereikbaarheid geen probleem zijn. Het enorme gebouw is vormgegeven en ingericht als een belevingsmachine, een mini-popstad.
24
Prinsenhof — Rotterdam
Frederik Pöll (Architectuur) Afstudeercommissie: Serge Schoemaker (mentor) Willemijn Wilms Floet Ralf Pasel Jeroen Visschers (voorzitter)
De opgave bestaat uit het ontwerpen en inpassen van een woningbouwblok in de binnenstad van Rotterdam. De gekozen plek kent een rijke geschiedenis maar is hierdoor ook ruimtelijk onduidelijk geworden. Het plein en de weinig aantrekkelijke bestaande bebouwing worden vervangen door zorgvuldig ingepaste nieuwbouw, met in de plint publieke functies. Daarboven word gewoond. Het gebouwtype is gebaseerd op het principe van het liefdadigheidshofje, een aantrekkelijke binnenstedelijke typologie. Het type verwijst tevens naar de allereerste bebouwing van de locatie, een klooster. De toegang tot de woning is een route architecturale, waarin ruimtelijke typologieën elkaar opvolgen. Er is een duidelijke zonering in het gebouw aanwezig; hoe dieper je het gebouw ingaat, hoe minder openbaar het wordt. Bezoekers worden binnen het gebouw op een architectonische manier verwelkomd of tegengehouden. De ontsluiting is, net als de constructie en de huid, een intrinsiek onderdeel van het gebouw.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
25
Museum Caldic Collectie — Wassenaar
Michel Zethof (Architectuur) Afstudeercommissie: Marie-José van Hee (mentor) Ben Huygen Suzanne Swarts Jeroen Visschers (voorzitter)
Afstudeerwerk 2011 - 2012
De Caldic Collectie is één van de grootste en belangrijkste particuliere verzamelingen in Nederland van moderne en hedendaagse kunst. In het ontwerp staat de vraag centraal hoe de beleving van een museale ruimte kan samengaan met een optimale beleving van een particuliere kunstcollectie. Het museum komt in de achtertuin van de verzamelaar Joop van Caldenborgh. Hier heeft hij afgelopen jaren met tientallen beelden een eigen beeldenbos gemaakt. De beelden maken het bos tot een eigen wereld. De beleving van de natuurlijke omgeving en kunst wordt in het ontwerp van het museum geintegreerd.
26
Voorbij de vangrail
De snelweg is haar kwaliteit als venster op de regio aan het verliezen. Een integrale benadering kan het verschil maken. In het ontwerp voor de A23 bij Enkhuizen is gezocht naar een balans tussen economische vooruitgang, verkeerskundige logica en ruimtelijke ontwikkeling. Het ontwerp van de snelweg wordt ingezet als sturend element in toekomstige ontwikkelingen.
Bas van der Vinne (Stedenbouw) Afstudeercommissie: Harm Timmermans (mentor) Stefan Bendiks Pieter Veenstra Jeroen de Willigen (voorzitter)
In het plan ontwikkelen drie netwerken van verschillende schalen met elk een eigen dynamiek en programmering zich onafhankelijk van elkaar. Het bovenregionale systeem herbergt bovenregionale programma’s, het regionale netwerk ontwikkelt zich op een gebiedseigen wijze tot een “superlint” met lokale en regionale bedrijvigheid en het lokale netwerk richt zich op recreatie. De plekken waar netwerken elkaar kruisen en waar mobiliteitsstromen van verschillende schaalniveaus elkaar raken geven aanleiding voor een bijzondere ingreep.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
27
Kulturhus de Blokkendoos
Martijn van Voorden (Architectuur) Afstudeercommissie: Helena Casanova (mentor) Serge Schoemaker Luc Willems Willemijn Lofvers (voorzitter)
Afstudeerwerk 2011 - 2012
In het Kultuurhus komt sport samen met sociaalmaatschappelijke voorzieningen, culturele functies, zorg en dagopvang. Een sober houten gebouw vormt de basis. Ingepast in een “groene kamer� vormt het gebouw een subtiele overgang tussen de dynamiek van het sportpark en de omliggende natuur. Met een aantal opvallende insneden opent het gebouw zich naar zijn omgeving en laat het daglicht binnendringen in de verschillende ontmoetingsplekken. Het gebouw bestaat uit een aantal vrijstaande volumes die het vaste programma van het complex huisvesten. Tussen die volumes is ruimte voor bijzondere activiteiten.
28
HUB (Hybrid Urban Block)
Bahar Akkoçlu (Architectuur) Afstudeercommissie: Jaakko van ’t Spijker (mentor) Harm Timmermans Marieke Kums Willemijn Lofvers (voorzitter) The Laurenskwartier has great potential for an architectural intervention with a strong green identity. It has been in a continuous transformation since WWII. In former plans for the SintJacobsplaats’ aspects such as height difference, construction and accessibility, were not properly addressed. HUB aims to bring a solution to these urban complications with architectural interventions which will create the opportunity to link SintJacobsplaats back to the city center. ‘Cityness’ is the keyword to achieve the regeneration of the Sint-Jacobsplaats. In the HUB’s urban approach “cityness” is defined by a combination of density, program and landscape. They are the strategic tools to succeed in HUB’s urban concept.
Afstudeerwerk 2011 - 2012
29
Brede school Wielewaal — 27 variaties op een thema
Pieter Waijer (Architectuur) Afstudeercommissie: Serge Schoemaker (mentor) Bart van Kampen Klaas van der Molen Robert von der Nahmer (voorzitter)
Afstudeerwerk 2011 - 2012
De Brede school Wielewaal herbergt vier programma’s: een wijkcentrum, een buitenschoolse opvang, een sportaccommodatie en een basisschool voor zeer moeilijk lerende kinderen. De school is gesitueerd aan de rand van de gelijknamige wijk, grenzend aan het Zuiderpark. Dit verbeeldt precies de dualiteit die spreekt uit de onderwijsvisie van de wijkschool. Enerzijds wil de zmlk-school rust en geborgenheid bieden. Anderzijds wil zij uitwisseling met de maatschappij stimuleren. Om deze twee karakteristieken maximaal te benadrukken is het gebouw radicaal oost-west georiënteerd, van de betonschijven die de constructieve structuur vormen tot de secundaire structuur van houten lamellen. Eenmaal in het gebouw zie en ervaar je óf de rust van het park, óf het leven in de wijk. Door te variëren met de maatvoering van deze elementen is een zeer gevarieerde reeks ruimtes en sferen gecreëerd voor de zeer diverse gebruikers van de brede school Wielewaal.
30
The European Project — Brussel
Maira Bos (Stedenbouw) Afstudeercommissie: Helmut ThĂśle (mentor) Hiroki Matsuura Nanne de Ru Margit Schuster (voorzitter)
Europe has been able to develop itself from a continent in ruins after WWII into the economic and political powerhouse it is, because countries decided to work together. In order to remain a global powerhouse during the current crisis, Europe needs to believe in its own dream. It does however, need to re-invent itself. It should do this in the de facto capital Brussels. The European project shows how the EU can become a valuable player in the urban dynamics and identity of the city of Brussels.
The new market on the stairs forms a new vibrant and dynamic hub in the city, connecting politics and city, the EU and the citizens
31
Afstudeerwerk 2011 - 2012
Daily life activity like education, sports and markets brings people together and create a bond between people. These are social hotspots and ideal locations for the integration. By using the existing public transport system, the institutes can spread throughout the city in an easy and effective way. Within this new shape the different institutes of the Union can spread out and show themselves, creating strong bonds between them and the people of Brussels. An example is the European Market, combining an actual foodmarket with the EU Department of Agriculture.
Iktinosprijs 2012
Iktinosprijs 2012
De Iktinosprijs is in 1969 ingesteld door architect Huig Maaskant, medeoprichter van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, met het oogmerk om jaarlijks die Academie-student te prijzen die “… door kwaliteit en karakteristiek van het studieresultaat een (culturele) bijdrage heeft geleverd aan onderwijs, onderzoek en praktijk van architectuur of stedebouw”. Het ging Maaskant daarbij uitdrukkelijk om tussentijdse studieresultaten en niet om afstudeerprojecten. Uit het studiejaar 2011-2012 is werk uit alle dertien ateliers voor de prijs voorgedragen.
Iktinosprijs 2012
Jury De jury stond net als de afgelopen jaren onder voorzitterschap van Academiedirecteur Chris van Langen en bestond daarnaast uit Cor Geluk, Klaas van der Molen en Francesco Veenstra - allen alumni van de Academie. Secretaris was staflid Jan Duursma. Er was lof voor het niveau van de inzendingen, dat volgens één van de juryleden beduidend hoger lag dan het niveau van het gros van de inzendingen voor een hier niet nader te noemen professionele prijsvraag. En hoewel er waardering was voor het getoonde ontwerpvakmanschap werd ook geconstateerd dat bij relatief veel architectonische projecten aandacht voor de context ontbrak. Men was ditmaal zeer te spreken over de kwaliteit van de gestelde opgaven, al werd bij een aantal ateliers gesteld dat de opgave wel erg complex of omvangrijk was. De jury was blij te zien dat de opmerking van de vorige jury over het ontbreken van enkele ateliers ter harte was genomen, en dat ditmaal projecten uit alle ateliers vertegenwoordigd waren. De projecten zijn door de jury gezamenlijk beoordeeld. Na de rondgang kon elk jurylid drie projecten voordragen, waarna zes projecten overbleven. Twee hiervan konden op bijzondere waardering rekenen: Het Geborgen Huis van Pascalle Asgarali en Passages, in between the worlds van Mattie le Voyer. Deze twee projecten werden door de jury nogmaals bestudeerd en bediscussieerd. Ze bleken elkaar in waardering niet veel te ontlopen, maar gedurende de discussie werd wel duidelijk dat die waardering per project verschilde van karakter. Beide projecten overtuigen in hun ruimtelijke kwaliteiten, architectonische articulatie en diepgang en prachtige presentatie. Bij beide projecten plaatste de jury op deelaspecten ook enkele vraagtekens.
34
Bij Het Geborgen Huis was er waardering van de jury voor de volwassenheid van dit eerstejaars project. Daar kwam nog eens bij dat haar andere project, The Knotted Pavillion, ook tot de zes beste beoordeelde projecten doordrong. Pascalle is volgens de jury een student om in de gaten te houden! Het Geborgen Huis is een goed doordacht en goed uitgewerkt project, consistent van plattegrond tot uitwerking gevel. Wel is het programma aan de grote kant voor één woning. Er werd een kanttekening geplaatst bij het specifieke karakter van de buitenruimtes en de wijze waarop binnen en buiten relaties met elkaar aangaan. De jury was verdeeld over het generieke karakter van het omsluitende scherm. Veel waardering was er voor de ingetogen en ambachtelijke presentatie, waarbij het concept bovendien helder wordt uitgelegd.
Iktinosprijs 2012
Passages, in between the worlds van Mattie le Voyer waardeerde de jury specifiek vanwege de compleetheid door verschillende schaalniveaus heen en de typologische vernieuwing. Mattie’s project levert daarmee een relevante bijdrage aan het debat over en het onderzoek naar de transformatie en actualisering van de bestaande stad. Het is een intrigerend en heel krachtig gepresenteerd project. De jury had heel veel waardering voor het concept en de vertaling ervan in een coherent ontwerp. Het project leidt tot een voor deze locatie radicale en interessante typologische vernieuwing op blok- en gebouwniveau. De uitwerking is op een aantal fronten zeer overtuigend, maar op andere plaatsen minder sterk. Zo zijn de passages, ondanks de enorme verleidingskracht van de beelden ervan, programmatisch wat diffuus en indifferent, zijn er grote vraagtekens bij de woningplattegronden in de kop aan de oostzijde en acht de jury de parkeergarage volstrekt onbruikbaar. Het project als geheel is echter sterk, waarbij de jury met name onder de indruk is van de stedelijke betekenis en ruimtelijke kwaliteit van het opengebroken binnenterrein, met haar koppelingen tussen de passages en tuinen en haar zorgvuldig vormgegeven overgangen tussen openbaar, collectief en privaat. Alles afwegend in het licht van Maaskants’ intentie met de prijs, was de jury het er unaniem over eens dat de Iktinosprijs 2012 moest worden toegekend aan Mattie le Voyer voor haar project Passages, in between the worlds.
35
De rol van de ruimtelijk ontwerper in onzekere tijden — Cor Geluk
Het zijn moeilijke tijden voor de ontwerper. In van de woning. In de inzending Het Verborgen een tijd dat de economie nagenoeg tot stilstand Huis wordt deze vertaald in vrije gevels die veel is gekomen, in het bijzonder in de bouwsector,interactie met de omgeving bewerkstelligen. Het wordt iedere opgave met beide handen aangeopwaarderen van een buurt die is ontworpen in grepen. Je voelt het sentiment in de lucht hangen: de jaren ’70 met een multidisciplinaire aanpak, het maakt me niet meer uit wat de opgave is, als ik stedenbouwkundig-architectonisch én landschapmaar iets te doen heb. We zijn eigenlijk veel meer pelijk, figureert in Denk Groot, Acteer Klein uit aan het overleven dan aan het ontwerpen. het Buurt-atelier. Het ontwerp voor een verza-
Iktinosprijs 2012
melgebouw van architectuurinstellingen waarbij In zo’n omgeving zal de Academie zich een sterk accent ligt op de detaillering van de nadrukkelijk moeten positioneren om ook zelf gevel te vormt inzet in het project Bouwwerk van de overleven. Naar mijn idee zijn er drie mogelijkheArchitectuur. Tot slot staat het ontwerpambacht den: 1. De Academie profileert zich vooral als een op de voorgrond in het nieuwe stedenbouwkunambachtelijke opleiding waar tijdgeestonafhankedig ontwerp voor een oude stadswijk met als titel lijke opgaves worden gedoceerd, 2. De Academie Charlois Vervlochten. gaat mee met de ‘flow’ van de huidige tijdgeest en leidt de ontwerper op tot ruimtelijk mediator 2. De Eigentijdse Opgave die tal van opgaven op de kleine- en middenschaal Het Rehab-atelier levert een architectonisch ontweet vorm te geven, 3. De Academie gaat op zoek werp op voor de transformatie van een kantoorgenaar een nieuwe horizon en probeert te formu-bouw naar een woongebouw met een accent op leren waar we in Nederland over 10 of 20 jaar de sociale problematiek die is gerelateerd aan de zouden moeten staan. schaal van het gebouw .Eigentijdse opgaven staan ook centraal in het Duurzame WoongebouwHet lijkt mij interessant om te bekijken welkeatelier waar een stedelijk/architectonische interIktinos-inzending hoort bij welke gedachte: ventie op een belangrijke plek in de stad wordt voorzien van een nieuw type publieke ruimte, 1. Het Ambacht waaraan nieuwe stedelijke woontypologiën worDe twee inzendingen vanuit het atelier Tectonics den&opgehangen. Dit resulteert in de inzending Structure stellen de beheersing van het materiaal Passages tussen de werelden. centraal en onderzoeken de mogelijkheden ervan in de vorm van een kleipaviljoen en een gebouw 3. De Horizon geknoopt uit touw. Stedenbouwkundige inter-Het Resilient Feijenoord-atelier blikt voorbij venties in verschillende omgevingen, variërendde horizon. Watergerelateerde opgaves zoals van stedelijk naar landelijk, worden voorzien van overstromingsrisico, regenwateroverlast en specifieke ontwerpen in verschillende dichtheden, drinkwaterverbruik worden gebruikt om een figureren in het project Goudsche Identiteit. Het bestaand stuk stad opnieuw te ontwerpen met architectonische ontwerp van een brede school voornamelijk landschappelijke ingrepen in de met veel interactie tussen binnen en buiten is inzending Water Moderator. onderwerp van het ontwerp interactief Freinet Stadsschool. Het ontwerpen aan een belangrijkeHet is duidelijk dat het ambacht op dit moment straat in de stad die wel een oppeppertje kan veruit de meeste aandacht heeft, dat de eigengebruiken vindt plaats in het Straatatelier met tijdse als opgaves nog maar mondjesmaat doordrininzending Zeven in een. Het ontwerp voor eengen en dat Duzan Doepel nog een roepende in huis van een schrijver is tweemaal onderwerp in de woestijn lijkt. Vanuit deze beschouwing lijkt de het atelier Groot Stedelijk Huis. De inzending keuze voor een super-ambachtsschool zeer kansFaçade hangt het woonprogramma op aan eenrijk. Toch vraag ik mij af of dit de juiste weg is. Juist boekenwand die een effect heeft op de façadein een tijd waarin alle vanzelfsprekendheden lijken
36
Reflectie naar aanleiding van de Iktinosjurering 2012
te verdwijnen wordt het steeds belangrijker je positie als ontwerper goed te bepalen. Ambachtelijke opgaves zijn daarbij zeer behulpzaam maar zouden wellicht kunnen worden geplaatst in actuele initiatieven zoals de vele kleinschalige architectonische projecten die in Rotterdam op dit moment worden opgezet. Een goed voorbeeld voor de aangename mix tussen actualiteit en ambacht is het project van Mattie le Voyer (Passages tussen de werelden). Hierin wordt niet alleen ingegaan op de actualiteit van herstructurering maar wordt er tevens aangetoond dat met zowel stedenbouwkundige frisse ingrepen (de passage, het drieledig blok) als architectonische typologiĂŤn, de rol van de ontwerper goed is ingevuld.
Cor Geluk Jurylid Iktinosprijs 2012
Cor Geluk studeerde in 1995 af aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. In datzelfde jaar richtte hij samen met studiegenoot Huub Juurlink een eigen bureau op, Juurlink+Geluk urbanism + landscape (www.jeng.nl).
37
Iktinosprijs 2012
Ten slotte zou ik toch een lans willen breken voor de zoektocht naar eigentijdse opgaves met een andere horizon. Juist in een tijd waarin iedereen aan het overleven is, kan de Academie de bakens verzetten en vooruit blijven kijken. Dat dit geen eenvoudige keuze is blijkt wel uit de beoordeling van de inzendingen. Het transformeren van een bestaand kantoorgebouw naar een sociaal aantrekkelijk woongebouw staat nog volledig in de kinderschoenen en er zal nog veel water door de Maas stromen voordat we hiervoor met overtuigende ontwerpen kunnen komen. Dat geldt ook voor de toekomstige vraagstukken, waarbij niet alleen de water- of energie-opgave een rol speelt maar ook sociale vraagstukken als de toekomst van de zorg en het onderwijs op een heel andere manier moeten worden vormgegeven.
Passages, in between the worlds — Mattie le Voyer — Winnaar Iktinosprijs 2012
Studio: ‘Sustainable Residential Building’ Tutor: Serge Schoemaker The word « passage » indicates both the architectural object and the action of going through a place to reach one point from another. It blurs the limits between the worlds, physical and spiritual, and marks a step in your evolution. In the residential project, the passage operates on two different scales.
The combination of the French passage and the Dutch canal house creates the Dutch communal dwellings, grouped around the gardens. This new typology is a way to confront heritage and futuristic wishes.
Iktinosprijs 2012
On a urban scale, the object’s passages act as a filter between the busy tram-garage and the calm canal. The passages are the naves of a modern church without religion, a sacred meeting place.
Super-social, contemplative or mysterious, the lateral apses create pressure or depression influences on the trajectories. On a smaller scale, the passage articulates around series of connectors. Sometimes rock, sponge or draft, they define the degree of publicity of the space.
38
Iktinosprijs 2012
39
Het Geborgen Huis — Pascalle Asgarali
Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’ Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper Het grootstedelijke karakter van de locatie is leidend voor het ontwerp van het woonhuis bestemd voor een schrijver en zijn gezin. Opvallend zijn de vier vrije gevels, grenzend aan verschillende functies: stadspark, kinderboerderij, zijstraat en naastgelegen woningen. Het huis lijkt te balanceren op de grens van publieke verblijfsgebieden en de private sferen van de woonfunctie.
Iktinosprijs 2012
Aansluiting, overgang en begrenzing van de woning op de locatie zijn belangrijke parameters. Een privacy-façade creëert afstand tot de
omgeving. Tussen de privacy-façade en de woning bevindt zich de bufferzone. De bufferzone verzacht de overgang van openbaar naar privaat. Er ontstaat gelaagdheid in de woning, waarbij buiten naar binnen wordt getrokken. De privacy-façade bestaat uit beweegbare panelen die geopend of gesloten kunnen worden. De woning krijgt hierdoor meerdere gezichten. Indeling van functies, gebaseerd op karakteristieken van de omgeving, in combinatie met de bufferzone, zorgen ervoor dat de bewoner de ruimte op verschillende manieren kan beleven.
40
Think Big, Act Small — Suet Chan
Atelier: ‘Buurt’ Docent: Han Dijk In de jaren 70 vormde het ontwerp voor een leefbare binnenstad het antwoord op de anonieme wederopbouwstad. De architect Jan Verhoeven leverde hieraan een bijdrage met zijn ontwerp voor wooncomplex Heliport in Rotterdam. Hij ontwierp openbare ruimtes waarbinnen de sociale interactie een belangrijke rol speelt. Echter, dit stedelijk complex ligt nu geïsoleerd van de binnenstad en de openbare ruimtes zijn in onbruik geraakt en verwaarloosd.
Iktinosprijs 2012
Think Big, Act Small brengt stedenbouw, architectuur en landschapsarchitectuur dichter bij elkaar om de oorspronkelijke plangedachte uit de jaren 70 nieuw leven in te blazen. Heliport en de binnenstad worden met elkaar verweven zodat het complex weer betekenis krijgt voor de stad. Het plan zet in op drie schaalniveaus: omgeving, complex en woning. Verschillende ruimtelijke verbindingen sluiten de commerciële en recreatieve lus in de binnenstad. Het stedelijk complex wordt geopend en betrokken bij de binnenstad door de openbare ruimtes bruikbaar te maken voor het omliggende gebied.
41
Clay pavilion — Daan Hens
Studio: Tectonics & Structure Tutor: Boris Zeisser First of all, it’s a serene place. It displays a certain calmness, soberness. Secondly, it’s a place where people meet and socialize when they come to collect water. And last but not least, it’s a place of exposure. It reveals the hidden water below the surface. With these tools different studies where undertaken, resulting in a pavilion made out of clay blocks, scattered all over Peckham Square.
Iktinosprijs 2012
Although Peckham is a deprived area in SouthEast London, the residents love their neighbourhood. A sentence from the book ‘The little Prince’, “What makes the desert beautiful is that it somewhere hides a well”, explains Peckham’s potential. By using this phrase as a metaphor for what has to be achieved with the new pavilion, a starting point was set for the design. So what kind of a place is this well? And why does it make the desert beautiful?
42
Knotted pavilion — Pascalle Asgarali
Studio: Tectonics & Structure’ Tutor: Maartje Lammers The design of Peckham’s Knotted pavilion was inspired by the DNA of both coral and Peckham. Peckham is a deprived urban area with a low quality public space. The aim was to create a public pavilion with attractive and sheltered public space where the residents of Peckham can meet. The DNA of coral is transformed into the structure, skin and appearance of the building. Rope is chosen as building material, mimicking the
features of coral. Using a traditional handknotting technique – macramé – the rope is knotted into a pavilion. A combination of components like polyester, fiberglass, and aramide fibers, adds strength and stability to the once soft knotted rope. The pavilion consists of 3 volumes, each with it’s own knotted pattern and function, being open, semi-open and closed. Within and between these volumes the border between formal and informal spaces can be explored.
Iktinosprijs 2012
43
Goudse Authenticiteit — Christian Rommelse
Atelier: Atlas van Gouda Docenten: Martin Aarts, Orri Steinarsson & Sander Lap Gouda wordt door de negatieve mediaaandacht momenteel vooral geassocieerd met Marokkanen, overlast, onveiligheid en geweld. Fietsend tussen de Goudse grachten, poldersloten en historische lintbebouwing, herkennen we echter een totaal ander Gouda.
De rijkdom van de Goudse authenticiteit wordt zichtbaar in de drie studies: (1) Het Gouds boerenerf als bouwsteen voor een palet aan woonkwaliteiten, (2) Wonen aan de Burgvlietkade en het Reeuwijkse Verlaat en (3) De Jan Verwolle Wetering als verdichtingstrategie.
Iktinosprijs 2012
Aan de hand van drie stedenbouwkundige studies voor 200 woningen is gezocht naar de lokale Goudse authenticiteit. Typisch Goudse
typologieën en plekken zijn het startpunt voor een blik op de variëteit aan Goudse verdichtings- en uitbreidingsmogelijkheden.
44
Interactief — Freinet Stadsschool — Jurgen ten Hoeve
Atelier: ‘School’ Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper Het onderwijsconcept voor dit brede schoolgebouw is Freinet, een onderwijsvorm waarin de omgeving een belangrijke rol speelt. Het kind leert niet alleen op school, maar ook zijn individuele ervaringen buiten school zijn een verrijking voor het kind en voor de groep. Het programma voor de brede school bestaat uit een basisschool met aanverwante kantoorfuncties, een kinderdagverblijf, een BSO en een peuterspeelzaal. Het programma is verdeeld in clusters en gericht naar de context. Door een stedenbouwkundige benadering van het plaatsen
van de individuele gebouwen, namelijk door deze als massa’s op te vatten, worden er door de verdeling van de gebouwen plekken gedefinieerd. Op deze pleinen en straten kunnen ontmoetingen plaatsvinden en ervaringen gedeeld worden. De transparante gebouwen maken interactie tussen gebouw en omgeving mogelijk. De gebouwen zelf zijn zo flexibel mogelijk gemaakt om de behoefte aan ruimte optimaal te vervullen. Met behulp van vouwwanden kunnen klassen gemaakt of gekoppeld worden. Door deze flexibiliteit is een kind niet meer gebonden aan zijn eigen klas.
Iktinosprijs 2012
45
Dorp in de huid van een kantoorgebouw — Jarno Schellenberg
Atelier: ‘Rehab’ Docent: Penne Hangelbroek bewoners te creëren. De verkeersruimte is een straat waar meerdere woonlagen aan worden ontsloten. Vanaf de straat zijn de buitenruimtes bereikbaar die toegang bieden tot het uitzicht. De hoeveelheid daglicht definieert hierbij het verschil tussen verblijf en verkeer. Tevens werkt het licht als een uitnodigende factor voor de bezoekers en bewoners om de sociale barrières te verkleinen.
Iktinosprijs 2012
De opgave het karakter van een gebouw te behouden en het gebouw tegelijkertijd te transformeren naar koopwoningen bevat een stevige tegenstrijdigheid. Zodra de woningen verkocht zijn, ligt het lot van het gebouw in handen van alleen maar particulieren eigenaren; 150 individuele eigenaren die in de praktijk vaak lastig te organiseren zijn. Door een ‘sociaal’ gebouw te ontwerpen wordt getracht een sociale samenhang tussen de
46
Zeven in één – John Nieuwenhuize
Atelier: ‘Streetwise’ Docenten: Job Floris & Peter van der Helm De straat-met-zeven-namen is één van de weinige assen van noord naar zuid in het centrum van Rotterdam. Maar ze wordt niet als zodanig ervaren. Tegelijkertijd is het een straat waar weinig gewoond wordt; een typisch probleem voor de binnenstad van Rotterdam. Daarnaast bevindt zich langs de straat een groot aantal gebouwen dat zich onttrekt aan de straat, omdat de gebouwen geen adres aan de straat hebben of er geen functionele relatie mee aangaan. Tenslotte zijn er een aantal gebieden in de as met rafelige, ondefinieerbare randen.
Deze constateringen gelden in het bijzonder aan het Haagseveer, in de omgeving van de Witte Keizer en aan de Glashaven. Met het ontwerp wordt aangetoond dat de straat in deze gebieden met behulp van fijnmazige interventies, die zich richten op de opheffing van de geconstateerde problemen, kan worden gecomplementeerd. Een belangrijk onderdeel van de strategie vormt de toevoeging van een mix van woon- en werkprogramma’s aan de straat.
Iktinosprijs 2012
47
Water Moderator — Stephan Boon
Atelier: ‘Resilient Feijenoord’ Docenten: Duzan Doepel & Jeroen de Willigen Hoewel het concept van de waterlijn op verschillende plaatsen in Feijenoord geïntroduceerd wordt, is de uitwerking ervan op de meest urgente plek gericht. De oude spoorstrip waar vroeger nog treinen reden, is niet alleen een fysieke scheur in Feijenoord en een gebied met grote wateroverlast, het is ook de scheiding tussen twee sociaaleconomische werelden. Het ontwerp voor de strip zet in op het hechten van deze twee werelden. De ingrediënten zijn: drie ruimtelijke entiteiten (helofytenpark, waterplein en stadslandbouwtuin), de waterlijn, verbindende routes (inclusief trambaan als vluchtroute) en het toekomstige programma.
Iktinosprijs 2012
Het planconcept combineert drie kansrijke strategieën in één aaneengesloten waterlijn: overstromingsrisico, regenwateroverlast en drinkwaterverbruik. Het verbindt niet alleen de technische stromen, maar gebruikt de dynamiek van het water als aanleiding voor nieuwe, bijzondere openbare ruimtes. Interessant is dat niet enkel het fysieke aspect van water speelt, maar aanverwante programma’s in de stroom kunnen meevaren.
48
Façade — Maarten de Haas
Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’ Docenten: Alexander Pols & Haiko Flach Het gereedschap van de schrijver is de laatste eeuw sterk veranderd. Waar het begon vanuit het “monnikenwerk”, het vloeiende handwerk, eindigde het via de drukmachines in de gekaderde digitale wereld. Deze evolutie vormt de leidraad voor het ontwerp van het woonhuis voor een schrijver. Vanuit de context vormt het uitgelijnde en gepixelde straatbeeld het ontwerpraster voor zowel het horizontale als het verticale vlak.
De schrijver volgt in zijn atelier aan huis een gesloten dagcyclus. Samen met medebewoners ontstaan er verschillende cycli die in een aantal ruimten samenvallen. Door het organisatieschema te moduleren ontstaat er een tweedeling binnen het gebouw. Naast het pixelraster vormt een circulatiebreuk samen met een woon- of leefbreuk de basis van de plattegronden.
Iktinosprijs 2012
49
Bouwwerk van de Architectuur — Remy Jansen
Atelier: ‘Bouwwerk van de Architectuur’ Docent: Hans van der Heijden De gevel van het verzamelgebouw voor architectuurinstellingen in Rotterdam is gebaseerd op het “Stonehenge effect”’ van gestapelde natuursteenblokken, die door hun imperfectie, ongelijkheid en verwering een heel basaal architectonisch effect creëren.
Door de schoon betonnen binnenzijde in te vullen met bamboe, waarachter de bekabeling en stortgaten kunnen worden weggewerkt, wordt het interieur en exterieur van dit publieke gebouw herkenbaar met elkaar verbonden.
Iktinosprijs 2012
Dit effect van natuursteen is uitgevoerd in een hedendaagse bouwmethode. De bekisting van de betonnen sandwichpanelen worden bij het storten van het buitenspouwblad net iets scheef gelegd en gebezemd. Dit geeft een schaduw effect, maar
ook zullen de panelen hierdoor allemaal net anders gaan verweren. De verwering en ruwheid wordt nog eens versterkt door de panelen, als waterslag onder de bamboe kozijnen, schuin in te zagen.
50
Charlois Vervlochten — Stephan Boon
Atelier: ‘Thuis’ Docenten: Floris Cornelisse & Philomene van der Vliet Charlois wordt gekenmerkt door achterstallig onderhoud, verwaarloosde openbare ruimtes, eenzijdigheid en non-places, terwijl nog steeds de karakteristieke entiteiten van de oorspronkelijke wijk aanwezig zijn: het oude dorp met de kerk, de lintbebouwingen aan de kade en de singel met de bijzondere boomgroepen. Het plan bestaat uit twee hoofdingrediënten: op structuurniveau de wijk weer hechten aan zijn context en herkenbare openbare plekken creëren die wijk en omgeving dienen.
De eerder genoemde entiteiten worden opnieuw verbonden met de wijk. Kade en singel ontmoeten elkaar weer en nieuwe groene verbindingen verweven beide karakteristieke structuren. Perforaties, hoogteverschillen en boomaanplant zorgen voor een afwissend beeld van oude en nieuwe bebouwing, verre en korte perspectieven en strenge en kleurrijke contrasten. Samen met het nieuwe plein aan de singel, waar de oude school als uitgesproken element zijn herwonnen positie inneemt, zijn het de nieuwe openbare ruimtes die van Charlois weer een thuishaven maken, een stap vooruit zonder het oude uit het oog te verliezen.
Iktinosprijs 2012
51
Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis
Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis
Vonken overbrengen
Job Floris
Wouter Veldhuis
Een interview met de recent aangetreden coördinatoren architectuur en stedenbouw Job Floris en Wouter Veldhuis. door Marlies Buurman In de directiekamer van het voormalige RDM hoofdkantoor, sinds drie jaar de thuisbasis van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst Rotterdam, zitten twee vrolijke jongemannen voor me. De coördinatoren Architectuur en Stedenbouw, Job Floris en Wouter Veldhuis. Ze zijn het vaak roerend met elkaar eens, in ieder geval over het onderwijs. Wat willen ze bewerkstelligen op de Academie en waar wordt op gestuurd? Een gesprek over persoonlijk committent, het koppelen van ambacht en geheugen en de relevantie van het vak.
Hoe ben je in het onderwijs verzeild geraakt? Wouter: ‘Ik ben gevraagd om te solliciteren en vind dat een hele eer. Je kunt zoiets niet afslaan. Het is eervol en ik voel mij naar het vak toe verplicht hier invulling aan te geven. Daarnaast vind ik het ook gewoon heel leuk om met onderwijs bezig te zijn.’ Job: ‘Voor mij geldt hetzelfde. En het mooie is dat wij ook echt les kunnen geven naast het coördineren. Dat is denk ik heel goed. Daarnaast zijn wij voortdurend goede mensen aan het zoeken die les kunnen geven aan de studenten, die bij de gekozen o nderwerpen passen. De academie had namelijk de gewoonte om ieder jaar een nieuwe lichting in te brengen, maar daar hebben wij mee gebroken omdat het in onze ogen juist de moeite waard is om dingen op te bouwen en mensen dus wat langer te laten blijven.’
54
Job: ‘Het gaat mij om een koppeling tussen ambacht en kennis.’
Het bewaken van de publieke zaak Hoe zit het onderwijssysteem in elkaar? Wouter: ‘De stedenbouwkundige staat toch vooral voor de publieke zaak. Dat vind ik in mijn eigen vakuitoefening heel belangrijk. Je staat voor een discipline die heel waardevol is geweest en deze moet vertegenwoordigd worden door mensen die anderen op sleeptouw nemen. Daarbij is het belangrijk dat je persoonlijk bent en dat je je uitspreekt. Dat wat je doet authentiek is. Dat is in de stedenbouw razend moeilijk. Ik vind ook dat je als ontwerper geen toeschouwer mag zijn. Je moet betrokken zijn, deelnemen aan het publieke domein van de stad en terugkomen in de gebieden waar je werkt of gewerkt hebt. Daarom werk ik uitsluitend in Nederland en bijvoorbeeld niet in China. Ik ben ingebed in de Nederlandse stadscultuur, en alleen door die inbedding kan ik mijn vak goed uitoefenen. Dat deed Van Eesteren bijvoorbeeld ook; die zat dertig jaar lang bij de gemeente Amsterdam in zijn witte stofjas, dat is toch geweldig! Dat persoonlijke committent, daar geloof ik in.’ Job: ‘De rol van de architect reikt wellicht minder ver dan die van de stedenbouwkundige, maar ik denk dat de architect zich bewust moet zijn van zijn verantwoordelijkheid voor de culturele productie van zijn tijd. Je bent er niet alleen voor de pragmatische en oplossingsgerichte zaken maar moet je acties ook inbedden in een architectonisch denken, een mening vormen en uitdragen. Als architect draag je oplossingen aan maar het is ook goed om af en toe even uit te zoomen.’
Wouter: ‘Wij hebben hier een soort Montessorisysteem, wat inhoudt dat je twee halfjaarsemesters hebt met een relatief open programma waarin je kunt kiezen uit ateliers en een aantal colleges. Dat betekent dat wij de studenten niet in een chronologisch treintje plaatsen, maar dat wij heel goed kijken naar wat in welke fase van zijn of haar ontwikkeling past.’ Job: ‘Daardoor worden studenten gedwongen zichzelf regelmatig de vraag te stellen: ‘waar sta ik nu?’ En ondanks dat die keuze vrij is, hebben wij daar natuurlijk wel een schaalverdeling in gemaakt opdat studenten niet met de meest complexe gebouwopgave beginnen.’ at is je visie op het vak in het huidige W tijdsgewricht? Wouter: ‘Er wordt op dit moment veel geschud aan het bestaansrecht van het vak van de architect en de stedenbouwkundige en dat leidt bij sommigen tot veel verwarring en zoektochten naar allerlei onbekende paden. Wij menen dat het vak in wezen nog steeds hetzelfde is als honderd jaar geleden. Job en ik hebben allebei de neiging om terug te grijpen op vakaspecten die zich al bewezen hebben, om vervolgens pas na te denken over hoe het beter kan. In het onderwijs probeer ik dat te vertalen door bewust oudere vakgenoten en ervaren docenten uit te nodigen omdat juist zij ontzettend goed weten wat ontwikkelen en ‘stad
55
Interview m et Job Floris en Wouter Veldhuis
Wouter: ‘Wat ik zo goed vind aan de Rotterdamse academie is dat de coördinatoren veel dichter op het onderwijs zitten dan elders. Wij hebben behoorlijk veel studentencontact en zijn ook heel intensief betrokken bij het sturen van degenen die de ateliers leiden. Dat gaat over de inrichting van ontwerpateliers, maar ook over de didactische doelen die bereikt moeten worden. Wij werken weliswaar met gastdocenten maar houden sturing op wat zij doen. Én een keer per jaar geven wij zelf een atelier. Daardoor komen wij tijdens de opleiding iedere student minimaal één keer tegen en kunnen wij ze beter coachen in het ontwikkelingstraject. Dat is uniek.’
maken’ is. Dat doe je in deze tijd misschien op een andere manier maar de essentie is hetzelfde.’ Job: ‘Het betekent dat je heel erg dicht blijft bij de conventie van hetgeen dat bestaat. Dat laatste daar voel ik me heel erg in thuis, en dat weerklinkt in de manier waarop ik met architectuur bezig ben en hoe ik dat zou willen uitdragen in het onderwijs. Dat betekent dat je juist niet alles opzij schuift en je bruggen verbrandt en roept dat alles anders moet, maar dat je kijkt naar wat waardevol is en waar we mee door zouden moeten gaan.’ ‘Het gaat me om een koppeling tussen ambacht en kennis van geschiedenis en de oorsprong van zaken. Ik wil dat studenten niet louter techneut worden, maar dat ze ook reflecteren en nadenken over waarom de dingen gemaakt worden zoals ze gemaakt worden. Dat ze dat in een historisch kader plaatsen en kijken hoe ze daar een interpretatieslag aan kunnen geven. Je kunt niet alleen maar boeken gaan zitten lezen en theoretiseren. Maar je kunt ook niet alleen maar dingen maken zonder je bewust te zijn van het geheugen.’
Interview m et Job Floris en Wouter Veldhuis
Mede door een veranderdend klimaat waarin ruimtelijke opgaven steeds complexer lijken te worden, staat het vak van de architect volop ter discussie. Een veel gehoord geluid is dat architecten hun vak moeten verbreden en dat ze zich andere competenties moeten aanmeten. Wat vind je hiervan? Job: ‘Het s natuurlijk de vraag wat je daar als opleiding mee moet doen. Moet je studenten heel breed gaan opleiden of moeten ze zich breed oriënteren? Primair is volgens ons, dat je hier het ontwerpvakmanschap onder de knie krijgt, in de breedste zin van het woord. Daarna kan men uitwaaieren en die competenties tot zich nemen.’ Wouter: ‘Het gaat er in eerste instantie om dat je een goede ontwerper wordt. Het ontwerp is het enige gereedschap dat andere partijen in de stadsontwikkeling niet in handen hebben. Daar willen we studenten bewuster van maken. Ik vind dan ook dat onze school zich sterker moet profileren in het ontwikkelen van de tools die je als ontwerper nodigt hebt. Die moet je natuurlijk kunnen inbedden in maatschappelijk relevante opgaven, en je moet je wel degelijk bewust zijn van in welke context je tekent. Om die reden moeten studenten in onze ateliers ook echt met ontwerpen voor realistische opgaven komen. We ontwerpen niet alleen maar om het ontwerpen.’ Wat breng je uit je eigen praktijk mee in het onderwijs? Wouter: ‘Elke week neem ik alles mee wat ik de afgelopen 15 jaar geleerd heb als stedenbouwkundig ontwerper bij Must stedebouw. Maar ik breng ook al mijn ervaring in die ik heb opgedaan als gastdocent bij verschillende opleidingen, als jurylid bij prijsvragen en als commissielid van de regeling talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Verder breng ik mijn geloof in de relevantie in het vak mee: een ongebreideld optimisme over wat het vak kan betekenen in deze tijd.’ Job: ‘De kennis die ik als architect opgedaan heb in mijn bureau Monadnock, en daarvoor als medewerker op andere bureaus, plus de kennis die ik als redacteur van het tijdschrift ‘Oase - Journal for Architecture’ meebreng. Ook docentschappen en optredens als gastcriticus in binnen- en buitenland leveren waardevolle ervaringen op. Ik denk dat het belangrijkste is dat je probeert om een vonk over te brengen. Dat werkt het best door dicht bij jezelf te blijven en dingen waar je zelf
Wouter: ‘Het is ons doel om ze te laten ontdekken wie ze zijn, zodat ze zich bij hun afstuderen goed kunnen positioneren.’ enthousiast over bent over te brengen. Door studenten te vertellen over architecten of gebouwen die uitzonderlijk zijn, deze goed onder de loep te nemen en uit te leggen welke kwaliteiten er in te vinden zijn. Docenten die hier tijdens mijn opleiding heel uitgesproken over geweest zijn, zijn mij zelf ook het meest bijgebleven. Hoe geef je verder invulling aan je functie? Wouter: ‘Ik probeer om de opleiding stedenbouw dichter bij de ontwerper/ingenieur te krijgen. Dit past bij de context en cultuur van Rotterdam en bij de positie van deze technische hogeschool. We focussen daarnaast veel op ‘ontwerpvakmanschap’ en proberen duidelijk te maken wat de conventies zijn en hoe je die je eigen kan maken om ze vervolgens te verbeteren en actualiseren.’ Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans tussen intuïtie en ratio. Voor mij is zowel het pure kunstenaarsperspectief als het pure ingenieursperspectief oninteressant. Juist de combinatie tussen de twee is interessant.’ Het huidige discours wordt bepaald door de overgangsfase waarin we volgens velen zitten, de transitiefase,waarbij de ene overkoepelende term over de andere buitelt: spontane stad, eigen initiatief, organische stedenbouw, bottom-up… Hoe staan jullie daar in? Wouter: ‘Het is allemaal relevant. De manier waarop je het voor elkaar krijgt is misschien anders, maar het doel blijft uiteindelijk om een mooi en goed functionerend gebouw te maken en een stad die gezond en aantrekkelijk is. De huidige conditie brengt met zich mee dat je naar andere krachten in de stad moet kijken en met andere partijen moet samenwerken.’
56
Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans tussen intuïtie en ratio.’ Job: ‘Het interessante aan deze tijd is dat het hele veld versplintert, dat er heel veel kleine partijen ontstaan die met elkaar kettinkjes maken en met elkaar de opgaven aangaan.’ Wouter: ‘Je ziet dat het accent nu ligt op het ontdekken wat die andere positie van de ontwerper zou kunnen zijn. Studenten moeten met alle mogelijke posities in aanraking komen en ermee experimenteren. Om die reden vragen we onze studenten ieder half jaar naar hun positie in het vakgebied. Het is ons doel om ze te laten ontdekken wie ze zijn zodat ze zich bij hun afstuderen goed kunnen positioneren.’
Wat wens je studenten toe? Job: ‘Momenteel stuur ik de talenten na hun studie het liefst even naar het buitenland, maar wel met de belofte dat ze ook weer terugkomen, anders gaat er op termijn een hele generatie verloren. Ik wens ze vooral een onderdompeling in werk toe, met name in het realisatietraject, zodat ze aan den lijve het resultaat van hun tekeningen en overwegingen kunnen ervaren, en kunnen zien hoe mensen hierop reageren.’ Wouter: ‘Ik wens ze toe dat ze met veel zelfvertrouwen deze school verlaten en met een open vizier het vak ingaan’.
57
Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis
Fotografie: Frank Hanswijk
Onderzoek: Functional Ambiance
Functional Ambiance
Bij het ontwerpen van een stedelijke straat domineert een hardnekkige vorm van zwart-wit denken. Een stadsstraat kan verkeerskundig pas goed worden als de functionele kwaliteit boven de ruimtelijke kwaliteit gesteld wordt. Omgekeerd kan een stedelijke straat ruimtelijk pas goed worden als de verblijfskwaliteit boven de functionele kwaliteit gesteld wordt. Ofwel: een straat kan pas goed functioneren als er vrij liggende fietspaden, zebrapaden, drempels en tussenbermen gerealiseerd worden versus een straat kan pas aantrekkelijk zijn als al het parkeren verdwijnt . Dit zwart-wit denken leidt tot onbegrip en miscommunicatie tussen de ontwerpdisciplines, tot winnaars en verliezers. De heersende praktijk is gericht op maximalisatie per vakdiscipline in plaats van optimalisatie vanuit een totaalconcept. Deze planningsactualiteit heeft een zichtbaar negatief effect op de straat en de stad, maar ook op de vorm van stedelijkheid die daardoor ontstaat.
Ambitie Op dit onderwerp hebben twee oud-studenten van de RAvB elkaar gevonden: Marc Verheijen (architect / lector infratecture) en Dirk van Peijpe (stedenbouwkundige / directeur DE URBANISTEN). Dit heeft geleid tot een onderzoek onder de naam Functional Ambiance. Wij ambiëren een ontwerpstrategie te ontwikkelen waarbij de stedenbouwkundige en verkeerskundige aspecten van het ontwerpen en inrichten van stedelijke straten vanuit gelijkwaardigheid en samenhang wordt benaderd. Onderdeel van het onderzoek is een best practises-studie naar tien inspirerende Europese stadsstraten. In deze tien straten is een goede balans gerealiseerd tussen flow en place, tussen verkeer en verkeren .
Onderzoek: Functional Ambiance
Ons onderzoek is bedoeld om stedenbouwkundigen en verkeerskundigen te inspireren en met andere ogen naar hun eigen vak te laten kijken. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de resultaten direct in de praktijk toepasbaar zijn. Vandaar dat samenwerking gezocht is met de ontwerpende diensten van Rotterdam en Utrecht en het verkeerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng.
Voor de analyse is een tiental ‘best practices’ geselecteerd; Europese straten die in de afgelopen jaren een interessante transformatie zijn ondergaan.
60
Actualiteit In de huidige inrichtingspraktijk van stedelijke straten staan verkeerskunde en ruimtelijk ontwerp vaak lijnrecht tegenover elkaar. De verschillende disciplines spreken een andere taal en verstaan elkaar doorgaans slecht. Vanuit het onderzoek zijn vijf kritische aspecten binnen de actuele ontwerppraktijk benoemd. Het realiseren van kwaliteit in de openbare ruimte wordt door ruimtelijk ontwerpers (stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, architecten) vrijwel altijd vertaald in het creëren van rust en stilte en daarmee in het verwijderen van frictie en conflict. De auto wordt in deze zienswijze behandeld als een noodzakelijk kwaad, parkeren als ’blik op straat‘. De autovrije wandelstraat lijkt daarbij het summum van kwaliteit. En dat terwijl de algemeen bekende voorbeelden van aantrekkelijke stedelijkheid juist frictie, meervoudig gebruik en dynamiek in zich dragen.
Veel verkeerskundige ontwerpen voor straten blijken een letterlijke vertaling van een dichtgetimmerd programma van eisen te zijn. Een samenraapsel van input op basis van verkeersprognoses, circulatieplannen, capaciteiten en vastgestelde profielen. Systeemeisen en normeringen worden in de praktijk toegepast als onwrikbare eisen in plaats van vakinhoudelijke aanbevelingen. Het ontwerpen van verkeer en vervoer in onze openbare ruimte is meer en meer gegijzeld door het vermijden van risico’s. Op zichzelf is deze focus op (verkeers-)veiligheid begrijpelijk. Het streven naar het zoveel mogelijk voorkomen van verkeersongevallen heeft geleid tot het dogma van het ruimtelijk scheiden van de verschillende verkeersdeelnemers. Dit speelt zo’n dominante rol in het ontwerp van onze straten en steden, dat de kwaliteit ervan als verblijfsruimte ondergesneeuwd is.
61
Onderzoek: Functional Ambiance
Ruimtelijk ontwerpers hebben zich teruggetrokken in hun eigen domein, waar weinig oprechte belangstelling lijkt te zijn voor de (verkeers-) systemen die onze steden mede organiseren en de kwaliteit ervan uitmaken. Onder veel ruimtelijk ontwerpers ligt de focus enkel op de esthetische kwaliteiten van het ontwerp. Het beeld domineert bij ontwerpkeuzes.
In het verkeerskundige ontwerp krijgt mobiliteit vooral als technisch systeem een plaats. De te ontwerpen (verkeers-)ruimte wordt als functionele, a-culturele opgave benaderd. Met deze technocratische benadering verdwijnt de ruimtelijke ervaring uit de opgave; de belevingswaarde voor de mens wordt van het toneel geduwd. Ook de impact van ingrepen in het verkeerssysteem van de stad, de buurt of de plek op de sociale en economische structuur raakt met een dergelijke benadering al snel uit beeld.
Onderzoek: Functional Ambiance
Het onderzoek Het onderzoek is in volle gang: bestudering van tien internationale cases en truck loads aan literatuur, alsmede diverse testen aan de hand van actuele ontwerpvraagstukken in Rotterdam en Utrecht. Er tekent zich al een duidelijk beeld af. Steden zijn te complex om vanuit één enkel disciplinair perspectief te begrijpen, stedelijke vraagstukken kunnen niet monodisciplinair tegemoet getreden worden. Straten vormen het grootste deel van de openbare ruimte van die steden. Het ontwerpen van straten verdient een integrale aanpak. Een aanpak waarbij de verschillende disciplines en specialisten niet met elkaar in gevecht zijn, maar met elkaar samenwerken. Ofwel: de stad vraagt om transdisciplinair werken. Werken vanuit dezelfde attitude, met hetzelfde doel voor ogen. Niet naast, maar mét elkaar. Enkel dan kan daadwerkelijk een optimum gevonden worden tussen de functionaliteit en de ambiance van de stedelijke straat. Tussen de basis waarop de stad functioneert en de sfeer die de stad kleurt.
Voor velen zal dit een open deur zijn. Integraliteit, samenwerken, inter- en transdisciplinariteit zijn begrippen die je overal hoort. Iedereen weet dat het zo moet, maar toch zien wij in de dagelijkse praktijk dat het moeilijk is om daadwerkelijk dat niveau te bereiken. Uit de analyse van de actuele ontwerpprocessen blijkt dat elke discipline een eigen vocabulaire gebruikt en daar het alleenrecht op lijkt te hebben. Verkeersveiligheid is van de verkeerskundige, zichtlijn van de stedenbouwkundige en laanbeplanting van de landschapsarchitect. Het gesprek over dergelijke begrippen mondt uit in rigide stellingnames en autonome keuzes.
Exhibition Road voor en na de ingreep.
Een straatbreed kris-kras motief en een aantal subtiele ingrepen leiden in Exhibition Road in Londen tot een interessante synergie tussen stromen en verblijven.
62
Per straat zijn de scenes samengebracht in een fictieve totaalcompositie waarin zichtbaar wordt hoe het ontwerp het gedrag van verkeersdeelnemers be誰nvloedt.
63
Onderzoek: Functional Ambiance
De waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk zijn opgetekend in een aantal scenes; momentopnames die typerend zijn voor de straat.
Onderzoek: Functional Ambiance
De scenes beschrijven naast de ruimtelijke ingrepen ook welke van de 8 achterliggende thema's van functional ambiance terug te vinden zijn in de straat.
64
Onderzoek: Functional Ambiance
65
Onderzoek: Functional Ambiance
De acht begrippen.
De spidergraph.
66
Acht begrippen Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop het ook anders kan. Door aan het begin van een ontwerpproject een gemeenschappelijke ambitie te bepalen, is het mogelijk boven de eigen discipline uit te stijgen. Daarvoor is het echter van belang de ambitie te baseren op begrippen die boven de disciplines staan. Het onderzoek naar de best practises leidde tot de ontdekking van acht begrippen die cruciaal zijn bij het formuleren van een gedeelde ambitie. Deze acht begrippen zijn ook vanuit het theoretische fundament (variërend van place tot flow en van fysiek tot sociaal) te begrijpen. Ze bevinden zich op dat theoretische veld. Het geheel levert een achtpoot op.
Gesprekken met de ontwerpers van de tien best practises bevestigden ons vermoeden dat specifieke keuzes die het succes van de desbetreffende straat bepalen, ook daadwerkelijk voortkwamen uit interdisciplinaire ontwerpsessies. Impliciet werd tijdens dergelijke ontwerpmomenten in gezamenlijkheid een kwaliteit bepaald. Voor ons ligt daar de sleutel tot succes. Met de functional ambiance-ontwerpstrategie willen we die impliciete gezamenlijkheid expliciet maken. De methodiek bestaat uit het vooraf bepalen van de ambitie. Door gezamenlijk op de acht begrippen ‘te scoren’ is een spidergraph op te stellen die de gezamenlijke ambitie van het ontwerpteam verbeeldt. Door deze spidergraph te vergelijken met die voor de uitgangssituatie, is direct te zien welke kwaliteiten behouden moeten blijven, welke teruggebracht kunnen worden en welke op een hoger niveau gebracht moeten worden.
De waarde van de spidergraph is tweeledig. Enerzijds is het een hulpmiddel om het gesprek over opgave en ambitie gestructureerd te voeren aan de hand van de voor de kwaliteit van het eindresultaat belangrijke begrippen. Anderzijds is de spidergraph een verbeelde ambitie en daarmee de gezamenlijk bepaalde maatstaf waar alle ontwerpbeslissingen aan getoetst kunnen worden. Het ideale middel om regelmatig te controleren of het ontwerp wel op koers ligt.
67
Onderzoek: Functional Ambiance
Tijdens de praktijktesten bleken de ontwerpsessies over deze begrippen te resulteren in een gezamenlijke kwaliteitsbepaling. Voor de ene straat is gedachteloos oversteken belangrijk en komt het ontwerpteam gezamenlijk tot bijvoorbeeld een hoge score op het begrip ’Kris Kras’, terwijl voor een andere straat de doorstroming van het autoverkeer belangrijk gevonden wordt en daarom de score voor het begrip ‘Doorstromen’ hoog is. Het zijn relatieve waarderingen, vastgesteld door en enkel relevant voor het ontwerpteam zelf. Het gesprek over de begrippen bepaalt de gezamenlijke kijk op een specifieke opgave en schept duidelijkheid over de gezamenlijk na te streven ambitie in dat specifieke geval.
Onderzoek: Functional Ambiance
De acht begrippen voor Functional Ambiance komen in verschillende vormen terug in de best practices.
68
Onderzoek: Functional Ambiance
69
Onderzoek: Functional Ambiance
Resultaat Het onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Uit de praktijktesten is veel geleerd over de essenties van ‘Functional Ambiance’ en over hoe die te vertalen zijn in een ontwerp. Daarbij is het in iedere specifieke situatie met andere middelen zoeken naar een balans tussen het organiseren van de space of flows en het organiseren van de space of places. Net zo belangrijk is het vinden van een balans tussen het vastleggen van de formele relaties en het toestaan van informele relaties tussen verkeer en verblijf op de stadsstraat. Voor het trekken van eindconclusies is het echter nog te vroeg. Wel is duidelijk dat de openbare ruimte weer een bijdrage moet leveren aan stedelijkheid in plaats van er afbreuk aan te doen. De stadsstraat moet daarvoor dan wel anders ontworpen worden, op basis van een andere attitude. Te vaak wordt de actuele ontwerppraktijk namelijk gedomineerd door dictaten vanuit één van de ontwerpende disciplines. We hebben ontdekt dat velen dat inzien en dat er ook sprake is van een breed gedeelde wens om hier verandering in te brengen. Onze verwachting is dat de resultaten van het onderzoek kennis, inspirerende voorbeelden en middelen zullen aanreiken om transdisciplinair ontwerpen daadwerkelijk mogelijk te maken. Wordt vervolgd.
Auteurs Dirk van Peijpe (directeur De Urbanisten) Marc Verheijen (lector Infratecture, Hogeschool Rotterdam) Onderzoek en beeldmateriaal De Urbanisten: Dirk van Peijpe, Florian Boer, Jens Jorritsma, Jesus Martin Hurtado.
Marc Verheijen is verkeerskundige en studeerde in 1998 af als architect aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Daarna werkte hij bij dS+V en OMA. Op dit moment is hij architect bij de gemeente Rotterdam en lector Infratecture op de Hogeschool Rotterdam (www.rdmcampus.nl/ onderzoek/infratecture) Dirk van Peijpe studeerde in 1996 af als stedenbouwkundige aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Hij werkte lange tijd bij dS+V als stedenbouwkundige en landschapsarchitect. In 2009 richtte hij samen met Florian Boer stedenbouwkundig bureau DE URBANISTEN op (www.urbanisten.nl).
70
Onderzoek: Functional Ambiance
Functional Ambiance in actie; de spidergraph blijkt een uitstekende discussietool tijdens praktijktesten in Rotterdam en Utrecht.
71
Foto essay
Post-Superdutch — surfen op een golf van vooruitgang
Het is vast niet toevallig dat relatief veel studenten die in de jaren negentig op de Rotterdamse Academie zaten nadien een eigen, vaak succesvol, bureau zijn begonnnen. Op de volgende pagina’s is een doorsnede te zien van meer en minder recent werk van een aantal ontwerpers die in deze jaren van voorspoed en vooruitgang aan de Academie studeerden.
Foto essay
Precies 20 jaar na opening is het Nederlands Architectuurinstituut opgegaan in een nieuw instituut voor de creatieve industrie. De opening in 1993 viel samen met de start van een ongekende bloeiperiode voor de Nederlandse architectuur. Bureaus als MVRDV, UN Studio, OMA, Mecanoo en Wiel Arets braken in dit decennium door, en Rotterdam raakte internationaal bekend als vooraanstaande en vernieuwende architectuurstad.
74
Alumnus: Bureau: Afstudeerjaar: Project: Bouwjaar:
Wim Kloosterboer MADE Architecten 1992 Woningbouw, Holterbroek Zwolle 2006
Foto essay
75
76
Foto essay
Foto essay
Alumni: Cor Geluk/ Huub Juurlink Bureau: Juurlink en Geluk Afstudeerjaar: 1995/1995 Project: Campus Woudestein, Erasmusuniversiteit Rotterdam (masterplan Juurlink en Geluk Amsterdam BV en jvantspijker, architects) Jaar: 2013
77
Foto essay
Alumnus: Bureau: Afstudeerjaar: Project: Bouwjaar:
78
Theo Kupers/Floris le Conge Kleyn N2 Architecten 1992/1994 De Olieberg, Scheveningen 2006
Foto essay
Fotografie: Stef Scagliola / Stijn Brakkee
79
Foto essay
Alumnus: Bureau:
Simone Drost Drost + Van Veen Architecten
Afstudeerjaar: Project: Jaar:
1992 Stedenbouwkundig plan Reitdiep, Groningen 1998
80
Foto essay
81
82
Foto essay
Foto essay
Alumnus: Bureau: Afstudeerjaar: Project: Bouwjaar:
83
Joost Glissenaar / Klaas van der Molen BAR 1996 / 1996 Interieur hoofdkantoor BNA, Amsterdam 2008
Foto essay
Fotografie: Courtesy of Floto + Warner
84
Foto essay
Alumnus: Bureau: Afstudeerjaar: Project: Bouwjaar:
Winka Dubbeldam Archi-Tectonics 1990 Greenwich Building, New York USA 2001
85
86
Foto essay
Foto essay
Alumnus: Bureau: Afstudeerjaar: Project: Bouwjaar:
Peter van Assche Bureau SLA 2001 Nationaal Glasmuseum 2010
87
Column Jasper de Haan
Column
Jasper de Haan — Een overbodig beroep?
Het is niet best. Het is crisis, de bouw ligt zo goed als plat, er gebeurt nauwelijks meer iets. En het schijnt nog erger te worden. Het aantal architectenbureaus in Nederland is sinds 2008 verdubbeld. De hoeveelheid werk in de sector is sinds 2008 gehalveerd. De toename van het aantal architectenbureaus lijkt rechtevenredig met het aantal ontslagen architecten. Managers, adviseurs, doelgroependeskundigen, stakeholders, makelaars, marketingstrategen, projectleiders, “partners”, adviesbureaus, woningbouwcorporaties en investeerders spreken openlijk hun aversie uit tegen architecten en ontwerpers. Architecten zijn lastig, vervelend, veroorzaken vertraging, zijn te eigenwijs, kosten geld, kortom voegen niets toe, sterker nog, je kunt ze er beter niet bij hebben. En het lekt ook nog. Ze zijn ook niet nodig. Als een particulier een huis wil, gaat die naar een catalogusbouwer en zoekt iets uit. Als een bedrijf een gebouw nodig heeft gaat het naar een hallenbouwer en neemt de goedkoopste per m2. En als het dan echt moet is er altijd wel ergens een HTS-er te vinden die de door MBA strategen bedachte kubieke meters wil tekenen. En als er dan werkelijk niet te ontkomen valt aan het inhuren van een architect, dan doen we gewoon een Voodoo contractje (enkel het Voorlopig Ontwerp en Definitief Ontwerp) met een clausule dat de architect dan ook maar meteen verplicht afziet van alle auteursrechten en dus nooit meer iets over zijn of haar ontwerp te zeggen heeft. En er is nog meer ellende. Het NAi moet verplicht fuseren en wordt “creatieve industrie”, het Berlage Instituut is opgeheven en gaat als een soort merknaam door in Delft, de Architectuurbiënnale in Rotterdam staat onder druk en het Stimuleringsfonds voor Architectuur is ook al gefuseerd met een gedeelte van het FBKVB tot het Stimuleringsfonds voor wederom de creatieve industrie. Je zou kunnen stellen dat een beetje opruiming en opschoning in het architectuurveld een goede zaak is, maar het wordt nu wel heel kaal en karig. Vooral omdat architectuur nog slechts een onderdeel is van veel sexyer en snellere disciplines als e-culture, design, games en videoclips.
Kortom: we zijn overbodig en gemarginaliseerd. We zijn niet meer nodig en doen er niet meer toe. En het ergste is misschien wel dat we het zelf gedaan hebben. We kunnen kennelijk niet uitleggen wat we doen en waar we goed in zijn. Wat we kunnen bijdragen. Waarom mensen ons in moeten huren. Waar ons vak over gaat. En er is meer dat we verprutst hebben. Zo helpt het bijvoorbeeld niet dat we altijd en overal collega’s afvallen. Dat er geen goede architectuurkritiek meer is. Ook is er geen vertegenwoordiger van de beroepsgroep. Wie schuift er aan tafel bij DWDD of Pauw en Witteman als het over architectuur gaat. De Rijksbouwmeester? De voorzitter van de BNA? Hertzberger? Koolhaas? De hoogleraar Ontwerp en Politiek in Delft? Advocaten hebben dat beter voor elkaar. Net als hun uurtarieven overigens. Het onderwijs dan. Wie is er nog zo gek om architectuur te gaan studeren? Helemaal niemand zou je verwachten, maar dat blijkt mee te vallen. De universiteiten hebben nog respectabele aantallen eerstejaars. Maar gaan die het vak redden? Ik ben bang van niet, want van Eindhoven en Delft hoeven we voorlopig niet veel te verwachten. In Eindhoven staat sinds enige tijd een volbloed bouwtechneut aan het roer zonder enige affiniteit met architectuur en in Delft is de decaan afkomstig uit de Real Estate and Housing-hoek met een civiele achtergrond. Het heeft het er overigens de schijn van dat de bouwmanagers in Delft de hele faculteit hebben overgenomen. Talloze hervormingen van het Bachelor curriculum hebben nog steeds niet geleid tot de zo noodzakelijke kwaliteitsverbetering. Al jaren komen Delftse afstudeerders dan ook nauwelijks meer voor op de erelijsten van de Archiprix. Is er dan geen enkel lichtpuntje in deze barre tijden? Misschien wel. Ole Bouman, de ex-directeur van het NAi, waarvan alleen Lars Spuybroek zich bij zijn benoeming openlijk durfde af te vragen hoe het nou in godsnaam mogelijk was dat iemand die de Archis om zeep had geholpen als beloning dat nog een keer met het NAi mocht proberen, lijkt vlak voor zijn vertrek tot inkeer gekomen. Net voordat het instituut inderdaad wordt opgeheven en over gaat in iets anders is er eindelijk weer een normale goede architectuurtentoonstelling te zien in het NAi, weliswaar door Vitra gemaakt, maar toch. En ook nog een nieuw boek dat een poging doet om de fantastische collectie van dat NAi te ontsluiten. Veel te laat, maar toch.
90
We hebben eerder economische crisissen gehad. De grootste in Europa was misschien wel die in Duitsland, die grofweg begon na de 1e wereldoorlog en in 1922-1923 leidde tot spectaculaire hyperinflatie. Je moest met een kruiwagen vol geld naar de bakker om daar voor een miljard een brood te kopen en bankbiljetten in de kachel verbranden leverde meer warmte op dan voor dat bedrag aan kolen op te stoken. De beurskrach van 1929 in Amerika was de definitieve domper, die helaas, zo weten we inmiddels uiteindelijk leidde tot de opkomst van Nazi Duitsland met alle afgrijselijke gevolgen van dien. Maar in datzelfde interbellum werd in Duitsland, in Weimar en Dessau, vanaf 1919 tot 1933 (nog geen 15 jaar!!) door een uiterst internationaal gezelschap, de basis gelegd voor de architectuur zoals we die nu kennen. De toenmalige directeur, Walter Gropius schrijft in het oprichtingsmanifest van het Bauhaus het volgende:
Hier kan je bijna één op één Richard Sennetts ambachtsman overheen leggen en ook Peter Sloterdijks werkplaatsen, waar geoefend moet worden. Natuurlijk zullen de hedendaagse werkplaatsen wat digitaler zijn dan in 1919. Met een boel scanners en 3D printers, zodat we van virtueel/digitaal naar analoog en weer terug kunnen gaan. Je zou zeggen dat het dan mogelijk moet zijn om na bijna honderd jaar opnieuw een crisis te gebruiken om het vak aan zijn eigen haren uit het moeras omhoog te trekken. Alleen nog even een onderwijsinstituut vinden waar dat zou kunnen. Jasper de Haan
Column
“Architekten, Bildhauer, Maler, wir alle müssen zum Handwerk zurück! Denn es gibt keine “Kunst von Beruf”. Es gibt keinen Wesensunterschied zwischen dem Künstler und dem Handwerker. Der Künstler ist eine Steigerung des Handwerkers. Gnade des Himmels läßt in seltenen Lichtmomenten, die jenseits seines Wollens stehen, unbewußt Kunst aus dem Werk seiner Hand erblühen, die Grundlage des Werkmäßigen aber ist unerläßlich für jeden Künstler. Dort ist der Urquell des schöpferischen Gestaltens.” Fotografie: Hester Scheurwater
En even verderop heeft hij het over de werkplaats: “Architekten, Maler, Bildhauer sind Handwerker im Ursinn des Wortes, deshalb wird als unerläßliche Grundlage für alles bildnerische Schaffen die gründliche handwerkliche Ausbildung aller Studierenden in Werkstätten und auf Probier- und Werkplätzen gefordert. Die eigenen Werkstätten sollen allmählich ausgebaut, mit fremden Werkstätten Lehrverträge abgeschlossen werden. Die Schule ist die Dienerin der Werkstatt, sie wird eines Tages in ihr aufgehen.”
1
Bauhaus-Manifest, Walter Gropius, Weimar, April 1919
91
Redactie Jan Duursma (eindredactie), Chris van Langen, Alenka Milward, Jeroen Visschers Vormgeving Léonie de Ruiter, Grace Tankard, Sophie van Bragt, Merijn Haenen, Jeroen Giessenburg (Willem de Kooning Academie) Tekstbijdragen Marlies Buurman, Cor Geluk, Jasper de Haan, Joost van den Ham, Dik Houben, Chris van Langen, Dirk van Peijpe, Arnold Reijndorp, Marc Verheijen, Kasper Zoet Fotografie Frank Hanswijk, Hester Scheurwater, Jessica Waltmans, Inge Brussé, Courtesy of Floto + Warner, Stef Scagliola, Stijn Brakkee Tekstredactie Ineke Soeterik
Colofon
Met dank aan Karin Mientjes (Willem de Kooning Academie) Druk Deltahage, Den Haag Informatie Rotterdamse Academie van Bouwkunst Directiekade 23 3089 J B Rotterdam (010) 794 48 55 www.ravb.nl info@ravb.nl ISSN1572 – 1426 Huig is het jaarlijkse magazine van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. In 2003 werd het blad gelanceerd onder de naam avbr. Vanaf 2005 ging het magazine verder onder de huidige naam, verwijzend naar de medeoprichter van de Academie, architect Huig Maaskant (1907 – 1977). Voor het bestellen van een gratis exemplaar kunt u contact met ons opnemen via info@ravb.nl. Aan deze uitgave is de uiterste zorg besteed; voor onvolledige en/ of onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), vormgevers, redactie en academie geen aansprakelijkheid. Bij de keuze van beeldmateriaal is zoveel mogelijk geprobeerd om de daarop berustende auteurs- en publiciteitsrechten te honoreren, de bron te vermelden en bij de academie bekende rechthebbenden te informeren. Voor verbetering van onjuistheden houdt de academie zich aanbevolen.
92
Colofon
93
HUIG 14
Rotterdamse Academie van Bouwkunst