ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
STREET WISE HUIG MAGAZINE NR. 15 - MEI 2014
VOORWOORD DOOR CHRIS VAN LANGEN
STOEPKRIJT
P.06
DE STRAAT ALS SOCIALE RUIMTE - WOUTER VELDHUIS
STREETWISE - LEGE RUIMTE BESTAAT NIET
P.09
SHARON ZUKIN EN MARK BREARLEY OVER STADSSTRATEN
STREETWISE TALK XXL
P.15
ONTWERPCULTUUR EN STRATENMAKEN - ARIE LENGKEEK
KWETSBAARHEID ALS KRACHT
P.23
EEN BESCHOUWING OVER DE WINTERWORKSHOP 2014 - IVAN NIO
HAIRY DRAWINGS VOOR SCHIEDAM
P.29
MARTIN AARTS EN JOS GADET AAN DE WANDEL MET MARIEKE HILLEN
HET ABC VAN DE NIEUWE BINNENWEG
P.39
OTTO SNOEK
NIEUWE BINNENWEG FOTO-ESSAY
P.46
EMMA ANDREETTI
NIEUWE BINNENWEG POSTER
P.63
STREETWISE ATELIER 2013 - JOB FLORIS
ATELIER THE INNER
P.65
STREETWISE ATELIER 2014 - WOUTER VELDHUIS
ATELIER BERLIJN - ROTTERDAM
P.69
LEEKE REINDERS
COLUMN
P.73
STREETWISE 2013-2014
P.76
AUTEURS HUIG #15
P.78
COLOFON
P.79
STOEPKRIJT 6
Onder de noemer Streetwise weeft de RAvB twee jaar lang een inhoudelijke draad door haar programma. Daarmee adresseren we de straat als sociale ruimte vanuit twee perspectieven. Enerzijds agenderen we de betekenis van het ontwerp bij het tegemoet treden van sociale kwesties. Anderzijds proberen we de impact van maatschappelijk bewustzijn op het ontwerpinstrumentarium te ontrafelen. Sinds september 2013 programmeren we ontwerpateliers, collegereeksen en laboratoria rond het thema. Het belang ervan werd tijdens de jaaropening meteen al stevig neergezet met een lezing van Dirk van Peijpe over Functional Ambiance en een gesprek over de straat tussen hem, Henk Hartzema, Leeke Reinders en Otto Snoek. Daarnaast organiseren we straatgesprekken; het afgelopen jaar tussen Ton Schaap & David Dooghe, Sylvia Karres & Wolbert van Dijk en Hans van der Heijden & Michiel Raats. En in januari 2014 vond Streetwise Talk XXL plaats: een dubbellezing van Sharon Zukin en Mark Brearley als kick off voor de winterworkshop onder leiding van Mark Brearley - beiden mogelijk gemaakt door de Stichting ABKTW. HUIG #15 is de volgende Streetwise-stap.
Wouter Veldhuis overpeinst de staat van de (Rotterdamse) straat naar aanleiding van een half jaar Streetwise. Hij dringt erop aan de kracht van het ontwerp te funderen op bescheidenheid en, vooral, goed kijken. Arie Lengkeek blikt terug op de, door Sandra van Noord voor deze HUIG vastgelegde, Streetwise Talk XXL-lezingen. Met zijn oproep het ontwerp in te zetten om cultuur op te bouwen, kantelt hij het perspectief. In zijn reflectie op de winterworkshop dwingt Ivan Nio de blik in een andere richting: hij bepleit de tekening en het ontwerp te gebruiken om de strijd om de (sub)culturele ruimte te onderzoeken en inzichtelijk te maken. Marieke Hillen doet verslag van een voor deze HUIG op de Binnenweg gearrangeerd straatgesprek tussen Martin Aarts en Jos Gadet. Zij vragen om een sensitieve focus op de conditionerende bijdrage van het ontwerp aan de alledaagse gebruiksruimte. Otto Snoek reflecteert op dat gesprek door de Binnenweg te laten zien. Daarmee verdiept hij het pleidooi van Wouter Veldhuis: kijken is een vorm van denken. In zijn column voert Leeke Reinders, tot slot, het gesprek over de straat als sociale ruimte terug naar de basis en roept hij op tot verzet tegen de wurggreep van het schijnbaar normale.
In deze HUIG natuurlijk ook aandacht voor een ander onderwerp: het beste studentenwerk van het vorige studiejaar. Met veel ruimte voor de RAvB-inzendingen voor Archiprix 2014 van Arnold van Ouwerkerk, Eef-Jan Boon en Jens Jorritsma en voor het atelierproject waarmee Christophe Cornille de Iktinosprijs 2013 won. Maar ook met reflecties op het werk door Eric-Jan Pleijster en Emmie Vos. De afstand van de genoemde projecten tot Streetwise blijkt relatief. In Arnold van Ouwerkerk’s gevangenisontwerp krijgt de relatie tussen verschillende (veiligheids)domeinen vorm met behulp van een kasbah-achtige stegenstructuur. De school die Eef-Jan Boon ontwierp, ontvouwt zich rond een centrale, publieke straat. Jens Jorritsma maakt nieuwe gebruiks- en toeeigeningsmogelijkheden in de straten van Pendrecht denkbaar door de wateropvangcapaciteit op te voeren. En Christophe Cornille‘s Iktinosproject wil Moskou van nieuw stedelijk leven voorzien door de herdefiniëring van haar straten en boulevards. De straat als sociale ruimte doet ertoe!
CHRIS VAN LANGEN
7
WOUTER VELDHUIS
LEGE RUIMTE BESTAAT NIET
9
STREETWISE – DE STRAAT ALS SOCIALE RUIMTE
Waarom is zo’n onooglijke straat met dichte plinten en een overdosis aan geparkeerde auto’s zo levendig? Wat kan je als stedenbouwkundige of architect leren van dit voorbeeld? Wat kan je als ontwerper doen om het straatleven te activeren? Deze vragen lopen als een rode draad door het themaproject Streetwise van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Centraal staat de rol en betekenis van de straat als sociale ruimte. Als de plek waar vormgeving, sociale structuren, economische netwerken, culturele patronen en politieke processen samenkomen en elkaar beïnvloeden.
RUIMTE, GEBRUIK EN BETEKENIS Wat is dat eigenlijk, een straat? Volgens de meest elementaire definitie in het woordenboek is het een geplaveide weg tussen bebouwing in een stad of dorp. Straten zijn dus verhard, duidelijk begrensd en gaan ergens heen. Zo simpel als de definitie is, zo ingewikkeld is het om een aantrekkelijke straat te ontwerpen. Ruimte, gebruik en betekenis komen immers in steeds wisselende condities bij elkaar. Om meer kennis te krijgen over de kritische succesfactoren van straten organiseerde de Academie drie openbare straatgesprekken in De Unie. Tijdens het eerste straatgesprek stelde stedenbouwkundige Ton Schaap dat het ontwerp van een straat in de eerste plaats een organisatievraagstuk is, gericht op de ruimte tussen de bebouwing. Verkeerskundige claims strijden om dezelfde ruimte als esthetische vraagstukken (waar komen bijvoorbeeld de bomen?) en de wensen van mensen die de straat voor andere activiteiten willen gebruiken. De kwintessens zit opgesloten in het dwarsprofiel. Hier toont de ontwerper zijn vakmanschap, gebaseerd op tradities en simpele vuistregels.
10
FOTO’S PRENZLAUERBERG: WOUTER VELDHUIS
Daar staan we dan, op een zonnige ochtend in maart: de Marienburger Straße in Berlijn. Voor deze straat moeten de architectuur- en stedenbouwstudenten van het atelier Streetwise Berlin een ontwerp maken. De stoep is breed, de gevels kloek en de rij geparkeerde auto’s lang. Om ons heen bruist het straatleven. We kijken naar de bestrating. De brede natuurstenen platen zijn oud en versleten. Ze liggen schots en scheef. Strenge winters hebben de kinderkopjes decennialang gegeseld. Overal gaten, geïmproviseerd gedicht met betontegels of een schep steensplit. Import Berliner Lucas Verweij vertelt: “Steensplit is een universeel huishoudmiddel. In een handomdraai dicht je een gat op de stoep. In de winter gebruik je het om de gladheid te bestrijden.” Net als in veel andere straten staat er ook achter Lucas Verweij een bord op de stoep met de mededeling: Gehwegschäden.
Ook in het derde straatgesprek, met architect Hans van der Heijden, lag de nadruk op de ruimtelijke structuur van de straat. In zijn ogen moet de architect zich volledig richten op het creëren van de begrenzing van de ruimte door middel van bebouwing. Van der Heijden: “Ik ben een bouwboer. De straat en de openbare ruimte vragen om een andere benadering. Ik vraag mij af of het in mijn competentie ligt om dit te ontwerpen?”
FOTO’S PRENZLAUERBERG: WOUTER VELDHUIS
Landschapsarchitecte Sylvia Karres liet tijdens het tweede straatgesprek duidelijk blijken dat zij die competentie wel bezit. Vormgeving van ruimte is haar belangrijkste instrument, maar haar werkelijke agenda is het uitlokken van gebruik. Goede straten moeten in haar woorden “… kleefkracht hebben”. Met de grootste zorg ontwerpt zij plekken waar mensen graag even gaan zitten, blijven staan of met elkaar afspreken. Hierdoor wordt de straat veel meer dan een route of een verbinding. De straat wordt geladen met betekenis. Vaak gaat het om eenvoudige elementen, zoals een verhoogde rand om een boom of een zone in de bestrating waar bewoners of ondernemers spullen neer kunnen zetten. Hierdoor ontstaat er de mogelijkheid voor mensen om zich de ruimte (tijdelijk) toe te eigenen, vertrouwd te worden met de plek en een groep van gelijkgestemden om je heen te verzamelen. Zo krijgt de straat betekenis als sociale ruimte.
11
FOTO’S PRENZLAUERBERG: WOUTER VELDHUIS
De Marienburger Straße in Berlijn is voor ons zo interessant omdat de private, de collectieve en de openbare ruimte overlappen. Bewoners zijn verplicht om de stoep voor hun deur in de winter begaanbaar te houden. Met het steensplit dat ze daarvoor gebruiken wordt de winterschade in het voorjaar gerepareerd. In ruil voor deze bijdrage aan de openbare ruimte claimen veel bewoners een deel van de stoep voor eigen gebruik. Bankjes, bloempotten en uitstallingen van winkels vullen de eerste meter(s) vanuit de gevel. Deze private claims in de openbare ruimte werden tijdens het tweede straatgesprek ook expliciet aan de orde gesteld door stedenbouwkundige en RAvBalumnus Wolbert van Dijk. Geïnspireerd door grootstedelijke boulevards in Buenos Aires stelt Van Dijk dat een aantrekkelijke straat een flinke dosis private invloed nodig heeft. Dit kan soms in de vorm van de fysieke toeeigening met geveltuinen, soms door de eigendomsverhoudingen zo te organiseren dat private ruimten en openbare ruimte elkaar overlappen. Op deze wijze kunnen een kwaliteitsniveau én betrokkenheid gerealiseerd worden die in de reguliere Rotterdamse straat vaak niet voorstelbaar zijn. De ruimte om je een straat toe te eigenen ontbreekt vaak in Rotterdam. Dit heeft niets te maken met Hollandse zuinigheid. De straten zijn vaak breed genoeg. Het primaat ligt op dit moment echter bij de auto. Ruimte waar de sociale betekenis van de straat vorm kan krijgen, is meestal een restpost.
12
Dit wordt ook mooi aangetoond in het onderzoek Functional Ambiance, dat De Urbanisten in opdracht van het lectoraat Infratecture deden (zie HUIG 2013). Maar daar wil ik mij niet bij neerleggen. Ik geloof nog steeds dat stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, architecten en verkeerskundigen straten kunnen ontwerpen die de cultuur van een stad kunnen veranderen.
KIJKEN, BEGRIJPEN, STUREN EN HANDELEN
De herprofilering van de Witte de Withstraat is een goed voorbeeld. Hier is op de stoep een zonering gerealiseerd die opvallende overeenkomsten vertoont met de succesvolle Marienburger Straße. De eerste meter kan geclaimd worden door ondernemers en bewoners. Vervolgens is er een relatief smalle doorgaande loopzone van niet meer dan één meter. Een utilitaire zone tussen stoep en rijbaan biedt afwisselend plaats voor bomen, terrassen, fietsenrekken, vuilnisbakken, banken en straatverlichting. Dit is een stoep die uitnodigt om gebruikt en veroverd te worden! Op drukke avonden wordt zelfs de rijbaan overgenomen door voetgangers. De auto’s, die normaal dominant zijn in het Rotterdamse straatbeeld worden dan letterlijk naar het tweede plan geduwd.
Met het thema Streetwise, de straat als sociale ruimte raakt de RAvB misschien wel aan het moeilijkste onderwerp voor een ontwerper: de wederkerige relatie tussen ruimte, gebruik en betekenis. Lege ruimte bestaat niet. In veel gevallen past de ontwerper niets dan bescheidenheid omdat betekenis geladen wordt door het gebruik van de straat, de groep mensen die de straat domineert en de ligging in de stad. Niet voor niets benadrukten Leeke Reinders, Ivan Nio en Sharon Zukin in hun afzonderlijke bijdragen aan het Streetwise programma dat de straat een zeer kwetsbare sociale en economische constructie is met een eigen ecologie. Stratenmakers moeten dus beschikken over een vlijmscherp oog, getraind om deze ecologie te kunnen doorgronden. Pas dan is het mogelijk om als ontwerper bij te sturen en waar mogelijk de straat als sociale ruimte te versterken. Of, zoals Mark Brearley het tijdens de Winterworkshop bondig formuleerde: “Observe, catch, steer and act”.
13
STREET WISE TALK XXL SHARON ZUKIN EN MARK BREARLEY
15
SHARON ZUKIN - GLOBAL CITIES, LOCAL SHOPS: CREATING URBAN CULTURE, ONE STREET AT A TIME
Op donderdag 23 januari 2014 spraken Sharon Zukin en Mark Brearley in een uitverkochte Zaal Staal over winkelstraten. Sharon Zukin, Amerikaans sociologe, sprak vanuit haar werkruimte in New York via Skype, omdat sneeuwstormen haar komst naar Zaal Staal onmogelijk hadden gemaakt. Ze sprak over het visuele discours van de winkelstraat en over haar onderzoek naar straten in zes verschillende wereldsteden. “Eerst moeten we definiëren wat een straat is. Een straat is niets. En een straat is alles. Het is de basisinfrastructuur van een stad. De straat is tot voor kort nooit sociologisch onderzocht, omdat we allemaal wel weten wat een winkelstraat is: daar lopen mensen, die in etalages kijken. Het is een elementaire vorm van publieke ruimte in de stad. En het is het gezicht van een wijk. We kunnen de mensen die in de straten rondom de winkelstraat wonen niet zien, maar herkennen ze in de winkelstraat.” “Een straat is écht multidimensionaal: het is een sociale, culturele, economische en politieke ruimte. De politiek van een ruimte is meestal niet erg zichtbaar, maar de straat is belangrijk voor de micropolitiek van het dagelijks leven. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de verschillende soorten bezit in de straat. De straat zelf is meestal eigendom van de stad of de staat, dus per definitie een publieke ruimte. Maar er is een veelheid aan private ondernemingen die gebouwen en winkels bezitten. Er is daarbij een verschil tussen het juridische en het morele bezit – dat laatste komt voort uit het gevoel van een bepaalde sociale klasse of etnische groep die een stempel drukt op een bepaalde straat. Wellicht het meest belangrijke aspect van de politiek van de straat is dat het tegelijkertijd lokale én universele ruimtes zijn. Winkeliers en winkelaars komen uit alle plekken van de wereld, evenals de producten én het geld dat er rond gaat. Een van onze interessante bevindingen is het tegelijkertijd lokale en universele karakter van lokale winkelstraten. De winkelstraten in Brooklyn zijn Afrikaans-Amerikaans. Je ziet dat een gemeenschap een stempel drukt op een straat en een wijk. En je ziet ook dat de global north zich verspreidt: een t-shirtshop in New York ziet er in Amsterdam hetzelfde uit. En zo herken je ook overal de global south in winkelstraten. Vervolgens zie je die dan ook weer náást elkaar, global north en global south. Met allebei hun eigen uiterlijk en hun eigen clientèle uit de lokale bevolking.”
16
“Ik ben zeer geïnteresseerd in het sociale karakter dat wordt gevormd door het visuele discours van een winkelstraat. In Orchard Street (Manhattan) is bijvoorbeeld sprake van een snelle gentrificatie door de zogeheten abc’s: art galleries, boutiques en cafés. Het wordt de gentrification by hipsters genoemd. Een ander interessant verschijnsel vind ik de wijken die voorheen voornamelijk door Afrikaans-Amerikanen en CaribischAmerikanen werden bevolkt, die nu door Afrikanen en moslims uit andere delen van de wereld worden overgenomen. Welke verhalen kunnen we vertellen aan de hand van het visuele discours van een straat? Of: wat is het sociale karakter van het visuele discours?” Aan de hand van foto’s van winkels laat Zukin zien hoe verschillende bevolkingsgroepen het uiterlijk van Orchard Street in de loop der jaren hebben beïnvloed. “Eerst kwamen er Duitse ondernemers, gevolgd door joden uit Rusland en Polen en nog later Latijns-Amerikanen uit Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek. En vanaf de jaren negentig maakten die winkels plaats voor cafeetjes, restaurants en galeries. De eigenaren daarvan kwamen van buiten New York, uit de global north: Californië, Europa en soms uit Oost-Azië. Een ander interessant fenomeen is sequential change: inmiddels lege gebouwen die nu weer gebruikt worden door een onderneming die hoort bij ‘de nieuwe straat’ en ‘de nieuwe buurt’. Er zijn belangenverschillen tussen de galerietjes en de winkels die veel verschillende mensen aantrekken. En ik vraag me dan af: gaat er iemand ‘winnen’? Hebben we straks een straat die er helemaal uitziet als de een, óf als de ander?” Aan de Franse socioloog Henry Lefebvre ontleent ze de termen structured space, lived space en imagined space om een antwoord te kunnen geven op de sociologische vraag: waar komt de winkelstraat vandaan? “Bij structured space gaat het om de politieke economie van de straat, waar komt het geld van de fysieke winkelstraat vandaan? Dat zijn de eigenaren van gebouwen, eigenaren van winkels en winkelaars. Bij lived space gaat het om de interactie tussen mensen die de straat mogelijk maakt (of juist niet). Dit is afhankelijk van welke winkel je wel of juist niet kiest, van je sociale klasse, etnische afkomst en sekse. Het visuele discours van een winkelstraat
17
trekt bepaalde soorten clientèle aan. Daarbij wordt er een gezamenlijk geheugen gebouwd en bewaard, zelfs als de gebruikers niet allemaal met elkaar praten. Neem het voorbeeld van een delicatessenzaak die uit de Utrechtsestraat is vertrokken. De oude buurtbewoners kennen hem allemaal nog, en hebben er dan ook gelijk herinneringen aan de oorlog bij. Bij imagined space gaat het om de reputatie van de straat, die wordt gevormd door de media, geschiedenis en de vergelijking tussen vandaag en gisteren, en tussen deze straat en andere straten. Zo blijken mensen van een bepaalde straat te houden juist omdát die niet hetzelfde is als een andere straat.” “All in all a street is fragile. Hij is vooral economisch erg kwetsbaar en heeft bescherming nodig. Kleine zaakjes hebben het altijd, overal, zwaar. De winkels én de straat als geheel moeten aantrekkelijk zijn. Daarbij is er altijd een belangenconflict tussen gebouweigenaren en winkeleigenaren die bijna altijd huurders zijn. Er is veel concurrentie van internationale ketens en andere grote merken waar vooral jonge consumenten gevoelig voor zijn. En er is extreme concurrentie van webshops. Een typisch Nederlands geval van kwetsbaarheid zijn veranderingen in beleid. Zoals wanneer besloten wordt tot opwaardering,
modernisering of sociale integratie. Dit kan een verwoestend effect hebben op het kwetsbare ecosysteem van lokale winkelstraten.” “Maar ik heb nog een heel ander verhaal, uit China. Daar worden heel veel oude wijken gesloopt om de stadscentra volledig te moderniseren. De binnensteden worden commerciële centra, honderdduizenden bewoners zijn verhuisd naar buitenwijken. Tianzifang, een wijk in Shanghai, is daar een uitzondering op, door de inspanningen van één oplettende ambtenaar op het gemeentekantoor. Het speelde net op het moment dat investeerders zich éven inhielden. Hij verzamelde Chinese en buitenlandse ondernemers, een bekende kunstenaar en andere creatievelingen en galeries, en lobbyde voor een herbestemming als culturele wijk. De oorspronkelijke huizen bleven daardoor staan, de huiseigenaren konden hun benedenverdieping verhuren aan ontwerpbureaus en galerietjes, en een nieuwe winkelbuurt was geboren. Maar dat ging wel ten koste van het sociale karakter van de buurt. Het behouden van het culturele ecosysteem van een winkelstraat is dus mogelijk, maar dat moet heel bewust worden gedaan. Samen met de overheid. Als veranderingen aan de markt worden overgelaten, dan wordt het culturele ecosysteem verwoest.”
MARK BREARLEY – AFFECTING STREETS Hij werkte twaalf jaar voor de (twee) burgemeesters van Londen, vanuit een bureau dat eerst de Architecture + Urbanism Unit heette, en vervolgens Design for London. Ken Livingstone, burgemeester van Londen van 2000 tot 2008, richtte het team op (met onder andere architect Richard Rogers), zijn opvolger Boris Johnson ontbond het programma in 2013. Hij vertelt over hun ideeën, initiatieven en methoden. Hun missie: affecting streets and the making of good places. Hij illustreert zijn verhaal met niet minder dan 337 afbeeldingen. “We werkten met een team van free spirits, bijna allemaal professionele ontwerpers. We beschikten over heel gedetailleerde kennis over de stad, konden gebiedsstrategieën en visies ontwikkelen en een zeer uitgebreid netwerk in de hele stad. En we hebben vooral érg veel samengewerkt. We became very good at collaborating. Delen van ons werk deden we voor de hele stad: het ontwikkelen van ideeën, beleid, richtsnoeren, verhalen en enthousiasme. We maakten allerhande visies en masterplannen, heel veel tekeningen en kaarten, hielden discussies en exposities en richtten een adviesraad op met de burgemeester. We leerden stedelijke verandering te vangen en te sturen, met de volgende lessen: BOUW EEN NETWERK OP EN WERK SAMEN / SLUIT AAN BIJ DE CREATIEVE ENERGIE IN DE STAD ACCEPTEER DAT HET NOOIT GAAT ZOALS JE HAD VERWACHT / WEES BRUTAAL EN ENERGIEK VERTEL VERHALEN EN VERZIN UITDRUKKINGEN / MAAK TEKENINGEN ( EN JE WINT ) WEES OPPORTUNISTISCH EN GRIJP HET MOMENT
18
We richtten ons het meest op projecten in bepaalde buurten, en deden het ook daar: catching and steering, verhalen vertellen, advies geven en de voortgang bewaken. Met veel documenten om betrokkenheid en enthousiasme te creëren en om te onderzoeken. Het ging steeds om het (her) vormen van gebieden. Zo hebben we meer dan honderd plekken in Londen helpen verbeteren. Wat het makkelijk maakte, was dat het publieke ruimtes waren. Daar heeft de politiek invloed.” “Het omvangrijkste wat we deden, was het hervormen van straten, samen met Transport for London. Wij hielpen hen met het ontwerp van straatbeelden en brachten aanpassingen aan in de publieke ruimte. Burgemeester Johnson maakte er een project van: London’s Great Outdoors. Hiermee wilden we de High Streets van Londen aanpakken. Daar zijn er 600 van in Londen. ‘High Street London is everyday London often not lovely, always complex.’ We maakten kaarten, verwijderden daarop de woningen en het groen, en wat overbleef waren alle niet-woonhuizen. Vervolgens haalden we alles weg dat verspreid ligt, en dan blijkt het merendeel geclusterd te liggen langs doorgaande wegen: dát
is High Street Londen. Daar ligt ons werk. Veel van de High Streets van Londen behoren tot de oudste wegen in de stad. Langs deze rechte aders is de stad gevormd. En het is waar de stad leeft. Het zijn de plekken waar zoveel van wat wij delen bij elkaar komt. Want ondanks dat de High Streets maar 3,6% van de wegen beslaan, behoren ze tot de meest belangrijke ruimtes van de stad. 90% van de Londenaars waarderen hun High Street en willen deze verbeterd zien. Buiten het centrum bevinden meer dan de helft van de banen zich aan een High Street, en twee derde van de mensen woont binnen vijf minuten lopen van een High Street. 47% van de bedrijven zijn er aan gevestigd, 1,45 miljoen mensen werken eraan of binnen 200 meter ervan. En er is een enorme groeicapaciteit in die straten: bijna de helft van Londens ontwikkelbare gebieden bevinden zich binnen 200 meter van een High Street. Dus: het is het hart van de Londense economie, en van grote waarde voor de toekomst.” Brearley sluit af met zes sprekende voorbeelden (en 110 dia’s).
PONDERS END In Ponders End, een arme wijk, brachten we plezier en trots. Met straatartiesten, een schitterende draaimolen met galopperende paarden en gouden hanen, en kerstverlichting in de bomen. Plus een nieuwe neon op de geliefde bibliotheek. Zo konden we de wijk op laten bloeien, verbeteren en haar waardevolle eigenschappen vieren.
19
NEW ADDINGTON DALSTON In New Addington is een plein opnieuw vormgegeven, met speelmogelijkheden voor kinderen. Er werden allerlei buurtbijeenkomsten georganiseerd, met als hoogtepunt de Man of Steel competitie. Met een tijdelijke inrichting is het ontwerp uitgetest, en daarna blijvend ingericht.
LEYTON
Dit is het werk van een paar enthousiaste ingenieurs. Ze hebben de straat herijkt, opgefrist en aangepast, en winkelpuien hersteld. Ze maakten goed gebruik van de bijzonderheden die ze aantroffen op straat en op de gebouwen. Wij gaven advies over hoe zo’n straatproject zorgvuldig op te zetten, er extra waarde uit te halen om tot betere kwaliteit te komen. Het waren kleine zetjes en suggesties, zodat de keurige plannen geweldige plannen werden.
20
Dalston is een oude wijk die nu hip is geworden en waar oude en nieuwe levendigheid zich nu mengen. Het waren kleine projecten met grote impact. Een nieuwe lichtreclame voor de bioscoop, oude reclameteksten die opnieuw op de muur werden geschilderd. Een leeg stukje grond dat als stortplaats werd gebruikt is ingericht als gemeenschappelijke tuin voor de buurt. Een speeltuin voor in de weekenden, een schooltuin aan de High Street, een groenstrook langs de weg waardoor een plezierig terras ontstaat en waar zomerfeesten gehouden worden.
BARKING Dit project deden we met jonge ontwerpers. We maakten een advent kalender en elke dag werd er weer een mooi versierde etalage geopend.
SAMENVATTING EN VERTALING LEZINGEN: SANDRA VAN NOORD
WILLESDEN GREEN
Er werden theatrale activiteiten georganiseerd om weer duidelijk te maken waar de High Street voor gebruikt moet worden; een nieuw karakter waardoor de mensen er weer komen. De openbare ruimte werd opgeknapt, opnieuw bestraat, parkeerplaatsen werden omgetoverd in wandelgebied. Er is zorgvuldig gekeken naar de vorm van nieuwbouw, van appartementencomplexen, bibliotheek, cafĂŠ, hotel, en nieuwe straatverlichting. Er komt een nieuwe supermarkt: op de High Street. Het was een stoutmoedige ingreep, maar gebaseerd op het verzorgen en ontwikkelen wat er al is. We deden het zorgvuldig, met goede ontwerpen, na goede onderhandelingen. Het was tevoren niet allemaal tot in detail gepland, maar het kwam stap voor stap tot stand, met veel overleg en samenwerking.
21
KWETS BAARHEID ALS KRACHT ARIE LENGKEEK
23
ONTWERPCULTUUR EN STRATENMAKEN
Ik heb mijn routes herzien. Toen het station een bouwput was kroop ik bij het Schieblock onder het spoor door om niet over het Weena te hoeven. Dan is de Coolsingel onvermijdelijk maar hoe steek je die eigenlijk legaal over, richting de Meent? Nu is de Provenierstunnel open, schamp ik langs het Centraal Station het stadscentrum in, West Kruiskade snijdend via de Westersingel naar de Van Oldebarneveltstraat. Door naar de Meent. Prettiger straten, levendig gemengd, steeds vaker ook met zorg en liefde gematerialiseerd en onderhouden, terwijl de grote boulevards leeglopen. Langs deze lijnen waardeer ik Rotterdam beter. Ik zie de stad die ik mag. Een stad krijgt de straten die ze verdient,
leerde ik van de Rotterdamse stedenbouwkundige Henk Hartzema. Straten zijn de spiegels van de ziel van een stad, van een samenleving. In de woorden van Mark Brearley en Sharon Zukin: city streets are socially produced. Winkelstraten, de focus van Zukin, of High Street London, waar Mark Brearley in zijn lezing de kloppende navelstrengen van het stedelijk leven zichtbaar maakte. Beiden omarmen de overweldigende rijkdom van het dagdagelijkse leven dat zich aan deze lijnen vasthecht als ijzervijlsel aan een magnetische draad. De trots, waardigheid en het plezier - in de woorden van Brearley. Het fragiele, betwiste en kwetsbare in de woorden van Zukin.
24
keert. Het hoogst unieke is het hyperglobale geworden - in hoog gecultiveerde vorm, maar ook de shoarmazaak is internationaal uitwisselbaar geworden. De positie die Mark Brearley neemt, is anders. Hij analyseert om dynamiek te brengen. Hij laat zien hoe hij, als ontwerper, een vector is in de sociale productie van de straat. Hij brengt anderen in positie, agendeert door ontwerponderzoek, organiseert volksoploopjes, en wakkert en passant de liefde voor zorgvuldig bouwen en goed ontwerp aan. Straks meer daarover. Eerst eens door op ‘the economy, stupid’.
VECTOR EN POSITIE
Veelzeggende typeringen, natuurlijk. Zukin neemt als onderzoeker een kritische positie in. Ze typeert de winkelstraat als een fragile, cultural ecosystem. De economische processen die zichtbaar worden in winkelstraten en stadsbuurten neigen volgens haar onderzoek naar homogenisering en monocultuur. Treffend maakt ze het onderscheid tussen de visuele cultuur van global north en global south. In elke stad de niche van Nike en hipster brand stores. In elke stad ook Zeko’s Balkan Grill naast Real African Hair & Nails. Maar zelden ontmoeten Global North en South elkaar: ze bewegen uiteen. De krachten zijn zo groot dat gentrification zich tegen zichzelf
GROOT EN KLEIN
Robin von Weiler zich persoonlijk mee heeft verbonden. Zijn aandacht voor ontwerp en inrichting gaat gelijk op met heldere economische principes die de aard en sfeer van de Meent snel en drastisch veranderden. De Nieuwe Binnenweg is in de afgelopen tien jaar ook van ver gekomen, onder zeer doelgerichte aanvoering van buurtbewoners en ondernemers Anke Griffioen en Jeanne Hoogenboom. Toen ze de Van der Leeuwprijs 2013 in ontvangst namen, benadrukten zij dat ze voortdurend gewerkt hebben aan een gelijkwaardig gesprek tussen ondernemers en overheid. Hiermee in lijn is de veelbelovende recente oprichting van de Afrikaanderwijk Coöperatie. Vanuit het kunstproject Freehouse, geïnitieerd door Jeanne van Heeswijk, is er nu een vehikel dat de verzamelde kleine ondernemers in staat stelt om met één stem met Groot te praten. De coöperatie schrijft zich in voor de aanbesteding van het winkelstraatmanagement Pretorialaan, en buigt zo een investeringsstroom terug de wijk in. Deze korte rondgang lijkt er op te wijzen dat het Rotterdamse landschap van de stadsstraten bij nadere bestudering veel diverser en vitaler is dan de monocultuur van grootschalige ontwikkelingen.
Dat is een leerzame constatering voor de ontwerper. Wil je voorbij de kritische analyse van Zukin komen, dan moet je in het spanningsveld tussen groot en klein kunnen stappen, en daar verbinden, bemiddelen, onderhandelen. En daar komt mijn grote fascinatie voor Mark Brearley’s verhaal uit voort. Zijn aanpak laat zien dat je op alle borden moet schaken, of beter: spelen. Ik kan het niet beter samenvatten dan hij zelf deed: A small team of fresh thinkers that formed around Richard Rogers woke up to fi nd itself within City Hall, but with no budget, so we worked by talking and drawing. We built relationships between stakeholders, people who could lead, aiming to infl uence the local governments, and direct budgets in the right direction. We played some part in shifting enthusiasm towards public life and public space.
We nurtured emphasis on a wider mix of clever actions, to help key localities grow and boost the vibrancy of high streets. We dipped into research, statistical and economic work, planning and cultural work, to make the case for shaping places successfully. We fuelled a desire for careful building and good design. If I had to emphasis just one thing that helped above all else, it would be enthusiasm. Without enthusiasm nothing good can happen. {1} Ik pel deze notendop graag verder uit, omdat ik denk dat het een uiterst precieze formulering is van een strategische campagne. Sterker nog: het is bijna een toegepaste les ‘veranderen organisatiecultuur ‘, volgens de principes uit het standaardwerk Cultures and Organizations: Software of the Mind (Geert Hofstede et al).
DESIGNING DIALOGUE
Om preciezer te zijn: de Rotterdamse economie. Waar Zukin zich op de winkelstraten richt en zich manifest tegenstander verklaart van de shopping malls (“they suck the life out of the streets”), zegt Rotterdam dat beide een symbiose aangaan: straat en mall versterken elkaar wederzijds. Gek genoeg is mijn eigen observatie dat de Rotterdamse stadsstraten een veel vitaler en veerkrachtiger systeem lijken te zijn dan de Big Motherfuckers, zoals Koolhaas ze noemt. Kijk eens mee. De Markthal zal na oplevering niet de sfeer van een bocqueria hebben, maar eerder op een Albert Heijn food court lijken. Gall & Gall en Etos zijn ook van de partij. In het zojuist opgeleverde De Rotterdam is vooralsnog ook niet bekend hoe de verticale stedeling 24 uur kan overleven zonder het gebouw te hoeven verlaten. Het is een mirakel dat Dudok Patisserie als een klein Rotterdams ketentje tussen de food chains in het Centraal Station is genesteld. Dat toont: grote projecten praten met grote partijen over grote deals en grote hoeveelheden meters. Als er niemand is om mee te praten, staan we gewoon even leeg. Frappant genoeg staat daar tegenover dat kleine partijen tot grootse dingen in staat zijn. De Meent is een gevierd voorbeeld, waar ondernemer
(1) in: Francesca Ferguson (ed.) (2014) Make Shift City, renegotiating the urban commons, Jovis Verlag, Berlijn, p.155
25
VOLGENS HET BOEKJE (2)
GALLOPING HORSES AND GOLDEN COCKERELS
In vogelvlucht dan. Hofstede zegt: de top moet betrokken zijn, het kan niet worden gedelegeerd. Brearley werkte in een directe relatie met de Mayor of London. Hofstede zegt: macht ĂŠn deskundigheid zijn vereist. Brearley laat zien hoe de ontwerpdeskundigheid op kritische punten wordt aangereikt aan de Mayor en de zijnen om beweging te krijgen. Hofstede zegt: begin met een culturele diagnose. Brearley laat zien hoe uit ontwerpwerk stap voor stap de opgave voor de High Streets naar boven komt. Mapping en surveys tonen: langs 51 km straat blijken 6.460 bedrijven en instellingen en 79.425 arbeidsplaatsen te vinden te zijn, waarmee het strategisch belang van de opgave is geformuleerd. Hofstede praat over het creĂŤren van een netwerk van cultuurver-
nieuwers, Brearley wakkert het verlangen naar zorgvuldige materialisatie en goed ontwerp aan. Hofstede raadt aan structurele en procedurele veranderingen te ontwerpen, Brearley buigt budgetten bij en spant een palet aan acties op, van de jongens van beheer tot radicaal herontworpen buitenruimtes. Hofstede zegt: HRM-beleid is de sleutel. Brearley werkt aan training en capacity building, voor iedereen die bij de trajecten betrokken wordt. Ontwerpen is een vak, maar je kan iedereen leren ermee om te gaan. Hofstede zoekt tot slot helden, symbolen, rituelen; Brearley organiseert feesten met Galopping Horses and Golden Cockerels, prijsuitreikingen en jaarlijks terugkerende publicaties die samen een leercyclus mogelijk maken.
(2) Hofstede, Hofstede en Minkov (2012) Allemaal Andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen. business contact, Amsterdam.
26
STRAATCULTUUR
Waarom is dit lesje zo leerzaam? Omdat het laat zien dat ontwerpen niet louter een skill is, of een vak. Je kan net als Brearley hele harige hairy drawings maken. Maar je leert pas echt iets van hem als je ziet hoe hij het ontwerpen inzet om een cultuur op te bouwen. Die cultuur is bij nadere beschouwing net zo’n fragile cultural ecosystem als de straat zelf. Design for London is immers ontbonden, de hoogtijdagen waar Brearley onderdeel van was zijn voorbij. Maar ik zou de stelling aandurven dat zo’n vitale ontwerpcultuur zich terugbetaalt in straten en steden die net zo rijk, gelaagd, energiek en spannend zijn. En ja, dan ook maar net zo kwetsbaar.
27
IVAN NIO
HAIRY DRAWINGS VOOR SCHIEDAM
29
EEN BESCHOUWING OVER DE WINTERWORKSHOP 2014 Een tekening kan zowel de gebouwde als de geleefde stad tegelijk in kaart brengen. Door te tekenen zijn zwakke schakels in een stedelijk weefsel te traceren, maar ook nieuwe vormen van gebruik en betekenissen van straten en pleinen die onzichtbaar blijven op plankaarten en in statistieken. Tijdens de driedaagse winterworkshop 2014 zijn door 80 studenten van de Academie van Bouwkunst met de hand zulke tekeningen gemaakt.
KOEMARKT EN OMGEVING
Er is gewerkt met hairy drawings, een methode die Mark Brearley gebruikt om observaties, gesprekken met bewoners en ondernemers en het alledaagse gebruik op
Mark Brearley gaf samen met Rob Christiaanse van de gemeente Schiedam de aftrap. Het ontwerp startte met veldwerk waarna de tekeningen werden gemaakt. Het gezamenlijk maken van tekeningen ging gepaard met uitgebreide discussies over de opgaven en ontwikkelstrategieĂŤn. De tekeningen moesten niet alleen aanknopingspunten bieden voor het ontwerp maar ook door andere partijen omarmd kunnen worden. De opgave spitste zich toe op de Koemarkt, de entree tot het centrum van Schiedam. Wat is dit voor een plek in de stad? Welke ontwikkelingen zijn daar te bespeuren en hoe valt daar mee om te gaan? Het gebied dat door de studenten is geanalyseerd en getekend bleek omvattender dan alleen de Koemarkt. En dat was meteen al de meerwaarde van deze catch and steer aanpak van Brearley om een plek in een ruimere context te onderzoeken. De Koemarkt bevindt zich op een scharnierpunt van verschillende stedelijke gebieden met contrasterende ruimtelijke kenmerken. Verscholen achter de gevels van de Koemarkt ligt zowel de historische binnenstad met de Hoogstraat en de Lange Haven als het overdekte winkelcentrum Nieuwe Passage en blokken
30
tekeningen te noteren. Deze tekeningen verschillen van de mental maps van geografen en omgevingspsychologen. Bij mental maps is het individuele gebruik op straatniveau uitgangspunt en zo komt men erachter hoe bewoners zich verhouden tot plekken. Welke routes nemen ze bijvoorbeeld? Mental maps zijn ruimtelijk vaak gefragmenteerd. De hairy drawings zijn vollediger. Hier bemiddelt de ontwerper tussen de ruimtelijke structuur en het gebruik van de stad. De methode koppelt twee perspectieven aan elkaar. De ontwerper balanceert tussen een top-down analyse van de ruimtelijke structuur en observaties van het alledaagse gebruik van plekken.
met stadsvernieuwing. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van het publieke leven naar het geprivatiseerde overdekte winkelcentrum Nieuwe Passage. De Koemarkt is zowel vervoersknooppunt als aankomstplein. Aan de zuidzijde van de Koemarkt ligt een industriegebied. Het maken van tekeningen kan richting geven in al die meerduidigheid. Ook in sociaal-economisch opzicht is Schiedam een stad vol tegenstrijdigheden. Het historische centrum heeft nog betrekkelijk weinig geprofiteerd van de opbloei van Nederlandse steden door de toename van hoogopgeleide stedelijk georiĂŤnteerde huishoudens. De stad kent grote verschillen in sociale klassen en in koopkracht. Het heeft een historische binnenstad, maar ook de grootste leegstand aan winkels van alle Nederlandse steden. De binnenstad is goed bereikbaar, maar ondervindt grote concurrentie van Rotterdam. De Stadsvisie Schiedam 2030 is onder andere gericht op versterking van de detailhandel, bestrijding van de leegstand en verhoging van kwaliteit en aanbod van culturele voorzieningen. Hoe valt nu met tekeningen iets te ontdekken wat de gemeente over het hoofd ziet?
MANIEREN VAN KIJKEN Naar aanleiding van de opdracht zijn er vanuit drie perspectieven tekeningen gemaakt. Ten eerste waren er analyses van de ruimtelijke en historische structuren, van openbare ruimten, de architectuur van de gevels en grootte van de percelen. Dat resulteerde van Gordon Cullen achtige schetsen tot prachtige perspectieftekeningen die de gelaagdheid, structuur en architectuur van het centrumgebied weergeven. Vaak werd vanuit een vogelvluchtperspectief de stad opnieuw in kaart gebracht. Ten tweede is op
basis van observaties en korte interviews weergegeven hoe het gebruik is van de stad: wat zijn looproutes, hoe druk is het op een plek, met welk vervoersmiddel komt men aan, wat is de functie van panden, waar zijn bewoners trots op? Ten derde zijn er tekeningen gemaakt die ontwikkelmogelijkheden verkennen. Soms waren oplossingen bescheiden, zoals het verplaatsen van de VVV naar het begin van de Hoogstraat, maar ook waren er ingrijpende en kostbare voorstellen.
LITTLE GREEN BAG Groep Little Green Bag had een informatierijke tekening gemaakt van de verschillende ruimtelijke lagen van het centrum. Zij wezen met name op het grote contrast tussen de grote schaal van het in zichzelf gekeerde overdekte winkelcentrum en de kleinschalige historische bebouwing. Uit hun observaties blijken het twee gescheiden werelden, zowel ruimtelijk als sociaal. Deze groep zoekt naar meer verblijfskwaliteit voor de Koemarkt maar probeert tegelijk ook het publieke karakter van het gebied daarachter met z’n binnenterreinen meer betekenis te geven. Het injecteert het centrum met een nieuwe openbaarheid. De verbetervoorstellen bestaan uit een beperkt aantal cruciale ingrepen, zoals het verplaatsen van de inrit van de parkeergarage en de sloop van een architectonisch minder waardevol pand op de Koemarkt, om een nieuwe toegang tot het winkelcentrum te krijgen.
31
RECLAIM THE BALANCE Andere voorstellen zochten het niet zozeer in het versterken van het weefsel, maar in een nieuwe programmering van de plinten. Groep Reclaim the Balance bracht vooral de looproutes in het centrum in kaart. De binnenstad heeft met de overdekte winkelcentra twee ankerpunten. Het Broersveld die de beide centra verbindt zou als winkelstraat versterkt kunnen worden. De conclusie van deze groep is dat de Hoogstraat
32
als winkelstraat geen toekomst meer heeft en dat het daarom verstandiger is om in te zitten op een woonstraat voor jongeren die in Rotterdam studeren en voor oudere huishoudens zonder kinderen. Gezien de leegstand van winkelruimten is de (gedeeltelijke) transformatie naar een woonstraat een van ontwikkelingsrichtingen voor dit deel van het centrum.
MAKE LITTLE PLANS
Meer groepen zochten naar een nieuwe invulling van de Hoogstraat. Volgens groep Make Little Plans bestaat het centrum uit een historisch district met speciaalzaken en culturele voorzieningen, en een gebied waar het programma met winkels voor Schiedammers is gevestigd. De groep had een mooie, uitgebreide analysekaart gemaakt met globale functies per pand en met statistische diagrammen om het gebruik te visualiseren. Volgens deze groep gaan high culture en low culture niet samen. Ze scheiden op stoutmoedige wijze de twee sferen. Daarmee gaan ze wel voorbij aan de stedelijke diversiteit waar de stadssociologe Sharon Zukin zo voor pleit. Brearley wees ook op de mogelijkheid van menging. Is er wel voldoende programma in de culturele zone om bezoekers te trekken, vroeg Rob Christiaanse zich nog af. De Hoogstraat is niet alleen voor toeristen. Het lijkt mij dat de tekeningen zich ook lenen om plekken op te sporen waar ingezet kan worden op de raakvlakken tussen publieken en overlappende sferen. Interessant was het voorstel om van de Broersvest een winkelboulevard te maken zodat er een kleiner winkelcircuit ontstaat.
33
JENEVER PRODUCTIE Een volgende groep kwam in hun titelloze project tot een nieuwe programmering van de Hoogstraat door in te zetten op ambachtelijke productie. Het terugbrengen van deze productielijnen in de stad is een strategie die goed kan passen bij Schiedam. De groep nam de productie van Jenever als uitgangspunt die vroeger geheel plaatsvond in het centrum, van destilleerderijen tot flessen- en etikettenmakers. Van het succes van het familiebedrijf Nolet (dankzij de export van hun producten) is in het centrum nu niets zichtbaar. Door de Hoogstraat op te nemen in
34
een Jeneverboulevard kan weer iets van die productie in de plinten geĂŤtaleerd worden. Jurylid Emmie Vos stelde wel dat er meer nodig is dan een VVV route. Volgens Brearley vraagt het in kaart brengen van productielijnen om een ruimere geografische interpretatie van productiegebieden. Daar valt nog aan toe te voegen dat de Hoogstraat ook in andere opzichten kan zijn opgenomen in allerlei ketens op hogere schaalniveaus, van uitzendbureaus voor mensen die in de havens werken tot gespecialiseerde winkels voor groepen migranten.
HIGH WATER PRIDE Groep High Water Pride zette ook in op de trots van Schiedam, maar deed dit vanuit het perspectief van de openbare ruimte langs de Nieuwe en de Lange Haven. De studenten vroegen 35 passanten naar waar ze trots op zijn. Daar werd weinig verrassend op geantwoord, namelijk dat dit vooral de windmolens, de branderijen en de Havens met de monumenten zijn. De opgave zou niet liggen in het woongebied van het centrum. Daarom ging de groep verder in op de zwakke schakels in het waterfront. Er staan op de kades veel auto’s die het zicht op het water ontnemen en de toegankelijkheid beperken. Het voorstel was om de kades te versterken als waterfront. De wandelroute langs de Lange Haven wordt doorgetrokken naar de Maas waar een strandtent kan komen. De Koemarkt vormt dan de cruciale schakel in deze route van binnenstad naar de Maas.
35
FUTURE IS HISTORY
Ook de groep Future is History zette in op water door het terug te brengen in het centrum. De groep ging vrij snel over tot een voorstel gebaseerd op de stelling dat de vele winkels in Schiedam de concurrentie met Rotterdam verliezen. De Broersvest en het Broersveld worden grachten. Zelfs de smalle Lange Kerkstraat krijgt een gracht. Auto’s worden geweerd op het Broersveld en alleen de tram krijgt nog ruimte. De groep wil van het hele centrum een
aantrekkelijk woonmilieu voor rijke huishoudens maken. Het centrum van Schiedam als een little Venice. “A bad idea well sold”, aldus Brearley. Het is een radicaal en kostbaar plan. Terwijl de andere groepen de publieke ruimte in het centrum een nieuwe betekenis proberen te geven, laat deze groep de publieke ruimte deels verdwijnen door het onder water te laten lopen. Het gedurfde statement overtuigde de jury niet.
FILL THE VOID Meer bottom-up ging groep Fill the Void te werk die een gedetailleerde base map voor het centrum maakte waarin per pand en winkel is aangegeven wat de functie is en of er leegstand is. De conclusie van de analyse van deze groep is dat de publieke voorzieningen in Schiedam zich afkeren van het stedelijk weefsel. Zij legden vooral de nadruk op het herstellen van de ruimtelijke relatie tussen het overdekte winkelcentrum en de Hoogstraat. Evenals de eerste groep stellen ook zij de sloop van een gebouw voor, maar dan in de Hoogstraat zodat hier een pleintje kan ontstaan als entree naar het winkelcentrum. Om aan het centrum een nieuwe bestemming voor routes te geven stellen ze ook verplaatsing voor van de bibliotheek naar een kleiner pand langs de Haven.
36
DIEPERE LAGEN De observaties en de tekeningen hebben de betekenis van specifieke plekken (met name de Koemarkt en de Hoogstraat) onderzocht in relatie tot omliggend gebied. Het verleidde de studenten tot een minutieuze ruimtelijke analyse van structuren, buitenruimten, percelen en gevels. De tekeningen geven op een aansprekende wijze aan hoe het ruimtelijk DNA van het Schiedamse centrum in elkaar zit en waar zwakke schakels in het publieke domein zijn. Tegelijkertijd was het een oefening om gelijktijdig, zowel ruimtelijk als sociaal, de stad te observeren. Het leverde een rijke staalkaart op aan mogelijkheden, kansen en richtingen om het publieke domein in het centrum van Schiedam te versterken. Verschillende diagnoses zijn gesteld voor een betere doorbloeding. Met hairy drawings zijn nog diepere sociaal-culturele lagen aan te boren. In een sociaal-economisch opzicht contrastrijke stad als Schiedam kunnen tekeningen ook vormen van toe-eigening en conflicten zichtbaar maken.
Looproutes en functies zijn in beeld gebracht, maar hoe zit het bijvoorbeeld met stedelijke rituelen, van uitgaan tot evenementen? De tekeningen kunnen ook de krimpende en uitdijende domeinen van diverse publieken in beeld brengen, van de ‘betere’ horeca bij het oude stadhuis tot de Koemarkt met fast food zaken en café’s met terrassen. De voorstellen waren gefocust op het aantrekken van koopkrachtige huishoudens, studenten en toeristen, maar er was weinig aandacht voor de minder kansrijke huishoudens in Schiedam en ook niet voor de vele migranten uit Oost-Europa en uit andere continenten met hun eigen plekken, voorzieningen en netwerken. De Koemarkt is te versterken als verblijfsruimte en de Hoogstraat kan op een andere manier opgenomen worden in routes. Maar het aanpakken van de openbare ruimten is geen neutrale bezigheid. Welke groepen heeft men bij de revitalisering eigenlijk op het oog? ‘Whose Culture? Whose City?’, zou Sharon Zukin zich hebben afgevraagd als ze in de jury had gezeten.
37
MARIEKE HILLEN
HET ABC VAN DE NIEUWE BINNEN WEG
39
MARTIN AARTS EN JOS GADET AAN DE WANDEL MET MARIEKE HILLEN
Af en toe wandelen Martin Aarts en Jos Gadet samen. Aarts is strategisch adviseur Ruimtelijke Ordening bij Stadsontwikkeling Rotterdam en Jos Gadet is stadsgeograaf bij de dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam, en auteur van het boek Terug naar de stad. De ene keer wandelen ze in 010, dan weer in 020. Door samen te wandelen, kijken ze met andere ogen naar hun eigen werkterrein en bespreken de staat van hun stad. Voor één keer wandelt, kijkt en luistert Huig met ze mee. Op verzoek van HUIG staat de (winkel)straat centraal. Martin Aarts heeft een ambitieus programma voor zijn Amsterdamse gast voorbereid. Het liefst was hij deze middag over de hele Binnenweg, dwars door het centrum gelopen en dan aan de oostzijde verder via de Meent, de stad weer uit. Maar kijken, praten en lopen gaat nou eenmaal langzamer dan het rennen van een marathon, Aarts’ andere geliefde manier om zijn stad te doorkruisen. Uiteindelijk voert de wandeling hen in een kleine anderhalf uur van de Lage Erfbrug tot het Eendrachtsplein. De Oude Binnenweg, Nieuwe Binnenweg en Schiedamse weg vormen samen - zo wordt gezegd – een van de langste winkelstraten van Europa. Dit winkellint begint in het centrum van de stad en voert door het Oude Westen, de wijken Middelland en het Nieuwe Westen om na historisch Delfshaven en Bospolder Tussendijken te eindigen aan de voet van de kantoortorens aan het Marconiplein. In totaal bijna vier kilometer winkelstraat en van oudsher de route van tram 4. Gadet kent de Nieuwe Binnenweg nog van een bezoek zo’n vijftien jaar geleden, hij herinnert zich een straat in verval. Kort praat Aarts Gadet bij over de revitalisering die sinds 2009 is ingezet. Het was inderdaad, zoals Gadet het zich herinnert, één van de meest problematische winkelstraten van Rotterdam. De gemeente besloot in 2009 om de straat tot een ‘identiteitsdrager’ van de buurt te maken. De afgelopen jaren is de Binnenweg daarom grootscheeps getransformeerd.
40
De publieke ruimte is aangepakt en de straat is heringericht. Vastgoedeigenaren zijn aangeschreven en met subsidies gestimuleerd om hun panden te renoveren. Ook is een straatmanager aangesteld die zich op het winkelbestand heeft gestort. Met winkeliers zijn afspraken gemaakt om opnieuw te investeren in hun winkel.
sprake: Structured Space (de winkeliers, de vastgoedeigenaren en het winkelend publiek); Lived Space (plek van ontmoeting en de vele gradaties van sociale interactie) en Imagined Space (geschiedenis, identiteit en reputatie). Echter minder gestructureerd dan tijdens de lezing: het gesprek meandert zoals het gezelschap wandelt.
Vanuit de gemeente is gestuurd op gentrification van de achterliggende buurten en op de komst van A(rts), B(outiques) en C(afe’s) op de Nieuwe Binnenweg met het idee dat dat goed is voor buurt en straat. Langzaam begint de inzet vanuit de gemeente, de vastgoedeigenaren en ondernemers zijn vruchten af te werpen, in sommige delen van de straat overtuigender dan op andere. Door de crisis gaat het proces van opwaardering er echter langzamer dan gedacht, er staan nog altijd veel winkels leeg en ook is een flink aantal nog in een staat van voor ‘Die Wende’ maar de weg naar boven is duidelijk ingeslagen, aldus Aarts. En hoewel nog wankel, lijkt er een nieuw evenwicht te ontstaan tussen global ABC’s en de lokale ondernemers. Afgaand op de hoeveelheid kleine toko’s (van Braziliaans tot Marokkaans en van indo-Chinees tot Euro Afrikaans) en de enorme culturele diversiteit onder kapperswinkels is de straat nog altijd een afspiegeling van de achterliggende buurten.
Nadat we de Nieuwe Binnenweg zijn opgelopen, staan we meteen stil voor de eerste etalage. Het is een ouderwetse seksshop. Een type winkel dat veelvuldig op de Binnenweg voorkwam en waarvan er nog een enkele is overgebleven. “Is dit de authenticiteit waar Zukin op doelde?” vraagt Aarts zich lachend af. Het is een winkel die overal had kunnen zitten, maar tegelijkertijd hoort deze winkel bij de Imagined Space van de Binnenweg. Deze hoofdstraat van het voormalige ‘Wilde Westen’ stond immers bekend om haar meer of minder louche uitgaansgelegenheden, seksshops en prostitutie. Tijdens de wandeling zien we her en der nog sporen uit dit wilde verleden.
De avond voor de wandeling was Aarts aanwezig bij de Streetwise Talk XXL in Zaal Staal. De verhalen van Sharon Zukin en Mark Brearley echoën nog na in zijn hoofd. Tijdens de wandeling refereert Aarts menigmaal aan Zukin’s ABC (Arts, Boutiques en Café’s) en de authenticiteit van lokale winkels. De verschillende aspecten van het culturele ecosysteem van een winkelstraat zoals Zukin die in haar lezing heeft benoemd komen allemaal ter
“Zo op het eerste gezicht heeft de straat zeker de ruimtelijke kwaliteit om een dergelijke identiteitsdrager te zijn”, reageert Gadet. Het lijkt een verstandige keuze van de gemeente om juist in deze doorgaande winkelstraat, die zoveel buurten verbindt, te investeren. De straat heeft een fijn profiel, de hoogte van de panden en de breedte van de straat hebben een goede verhouding. Het ritme van de straat wordt bepaald door de verticale lijnen, dat geeft een afwisselend straatbeeld. Hij wijst naar de supermarkten iets verderop: daar domineren lange horizontale lijnen, dat maakt een straat saai. Gadet vraagt zich af hoe de achterliggende wijken zijn, wie woont er, is het sociale huur of met name koop? Aarts daagt hem uit om aan de hand van de winkels zelf een
41
antwoord te geven: toon me uw winkelstraat en ik vertel u waar u woont. Het is een wijk met veel sociale woningbouw, veelal uit de negentiende eeuw waar de stadsvernieuwing in de jaren tachtig overheen is gegaan. Sommige lanen en straten springen eruit met meer koopwoningen, en hier en daar is het zelfs uitermate chique. Het zijn steeds gewildere buurten om te wonen. Gadet begrijpt dat wel. In Amsterdam groeit de bevolking met 1200 inwoners per maand. Die willen het liefst allemaal in de buurt van dit soort winkelstraten wonen, vol met het ABC van Zukin, maar om de hoek moet het rustig zijn. Als de woningmarkt in Rotterdam net zo onder druk zou staan als in Amsterdam, dan was dit een ideale plek om te wonen. De potentie van deze straat en de achterliggende gebieden is wat betreft Gadet echt groot. We lopen langs een mooie Jugendstilgevel. Binnen wordt hard gewerkt. Achter de ruim honderd jaar oude gevel wordt een hypermodern Turks badhuis gebouwd. De eigenaar, die ook in Noord een hammam heeft, vertelt dat zijn publiek daar heel divers is en dat zijn badhuis een grote aantrekkingskracht heeft op mensen
42
buiten de buurt. Buiten verbazen Aarts en Gadet zich over het gemak waarmee dit oude pand deze nieuwe functie opneemt. Een fors programma als dat van een hammam blijkt moeiteloos in twee negentiende-eeuwse panden te passen. Aan de overkant, in een jaren tachtigblokje is het echter allemaal precies pas. De overmaat en flexibiliteit van de negentiende-eeuwse panden ontbreekt hier, volgens Gadet. We zijn nu bij de supermarkten waarover Gadet eerder sprak. Hij vindt dat dit soort supermarkten meer moeite kan doen om bij te dragen aan de levendigheid van de straat. Zij kunnen bijvoorbeeld hun groente buiten uitstallen of zich op een andere manier in de straat manifesteren. Aarts staat stil bij een kapper en een belwinkel en zegt dat hij dergelijke zaken na de lezing van Zukin voor het eerst niet als goedkope, achenebbisj winkeltjes ziet, maar als authentiek. Elke nationaliteit heeft zijn eigen kapperscultuur en dat levert een heel eigen levendigheid op. Gadet heeft zijn twijfels: Sharon Zukin is een romantica. Er zitten hier ook veel ondernemers tussen die van alles doen, dat het daglicht niet
43
kan verdragen, daar moet de gemeente kritisch op blijven. Aarts beaamt: “We moeten zeker niet overromantiseren… Zukin stelde: “ABC is cliché”. Maar volgens Aarts kan de Nieuwe Binnenweg nog wel een flinke dosis ABC gebruiken. Vanaf de Schonebergerweg, met op de hoek de voormalige tramremise en aan de overzijde het Heemraadsplein worden de buurten duurder. Het is stads wonen, op ongeveer tien minuten fietsen van het centraal station, aldus Aarts. Na het Heemraadsplein en de Heemraadssingel komen we in Zukin’s world, aldus Aarts. In dit deel heeft een kleine ondernemer de aanzet gegeven tot de vernieuwing van de Binnenweg. Andere winkeliers hebben dit voorbeeld gevolgd. Veel panden zijn zorgvuldig en met liefde opgeknapt, wat bijdraagt aan de sfeer. De rijkdom, de historie van de negentiende-eeuwse winkelstraat is weer zichtbaar gemaakt. Aan de achterzijde zijn veel panden opengemaakt, waardoor het aantrekkelijke ‘doorkijk’winkels zijn geworden. Op dit stuk van de Binnenweg is ook een ontwikkelaar zeer actief. Een goed signaal volgens Aarts en Gadet: hij weet tenslotte wat waardecreatie is. Bij snackbar Peppie in de middenberm van de Claes de Vriezelaan blijven beiden stil staan. Zo vervallen: dat kan niet meer in deze straat. De tegenwerping dat Peppie een levendige ontmoetingsplek is voor de buurt, maar ook een belangrijke pleisterplaats voor uitgaand publiek, verbaast hen. Peppie is cult. Toch moet hij zijn aantrekkingskracht kunnen behouden als hij zijn tent opknapt. Een knap frietkot, zoals in Brussel, staat Gadet voor ogen.
44
Tegenover Peppie zit de Urban Espresso Bar, een icoon van de vernieuwing van de Binnenweg. Hier is het cliché van gentrification werkelijkheid geworden: de zaak puilt uit van de koffiedrinkende hipsters. Aan de overzijde zit een hip eethuis en een veganistische bakker, ook allebei nieuw, maar zij lijken meer moeite te hebben om klandizie te trekken. Gadet vertelt over een Marokkaans koffiehuis in de Van Woustraat met huisgebakken taart, een enorm succes. De komst van een Starbucks - met wifi - aan de overkant, bleek dodelijk. “People go where people are”, zegt Aarts. Dat is geen makkelijke dooddoener waarachter planners zich verschuilen, het is wat het gros van de mensen doet, stelt hij. Op de Binnenweg gebeurt hetzelfde. Na de Mathenesserlaan verandert de straat opnieuw van karakter. Dit is het deel waar de transformatie een paar jaar geleden begon, vertelt Aarts. Gadet is minder te spreken over dit deel. Hij vindt het eerste deel geweldig, maar op het moment dat hij een hoogtepunt verwacht, verliest de straat zijn aantrekkelijkheid. De straat is plotseling te breed, en de lange horizontale lijnen van de volledig naoorlogse bebouwing aan de zuidzijde van de straat maken dit deel veel minder afwisselend. Bij de tramhalte vlakbij het Eendrachtsplein, wachtend op lijn 4, kijken Gadet en Aarts terug op de wandeling. De straat laat de stad zien: de diversiteit van de winkels is een weerspiegeling van de gemêleerde, niet al te koopkrachtige bevolking. Toch biedt
de straat een grote diversiteit van goedkope tot zeer luxe winkels. Opvallend is de bereidheid van veel winkeliers om minder nadrukkelijk hun eigen winkel te profileren met reclame-uitingen, en te zoeken naar samenhang op de Binnenweg. Dit verlaagt de drempel voor het winkelend publiek om ook andere restaurants en winkels te bezoeken. Door het verwijderen van alle wildgroei aan reclame wordt de architectonische rijkdom van de 19de-eeuwse straat zichtbaar, dat maakt de straat aantrekkelijk. De liefde en aandacht voor detaillering is daarbij van groot belang. Het omgekeerde is te zien bij de recente transformatie van de Boogjes, tegenover de tramhalte. Dit rijtje winkels met woningen erboven uit de stadsvernieuwingstijd is op initiatief van de winkeliers in samenwerking met de woningcorporatie aangepakt. Hoewel deze transformatie aanvankelijk met groot applaus is ontvangen kan het, door de bijna suburbane architectuur, de concurrentie met de rest van de Binnenweg nauwelijks aan. Volgens Aarts en Gadet is de diversiteit van de Nieuwe Binnenweg haar kracht als identiteitsdrager van de stad. Zij weerspiegelt de diversiteit van de achterliggende wijken. Het is de kunst om in het krachtenveld van de global ABC’s en de lokale authentieke winkels een nieuw evenwicht te vinden zonder dat het doorslaat naar de een of de ander, waardoor deze winkelstraat (en de achterliggende wijken) zich op een authentieke wijze kan hervinden.
45
NIEUWE BINNEN WEG DOOR OTTO SNOEK
NIEUWE BINNEN WEG DOOR EMMA ANDREETTI
63
JOB FLORIS
ATELIER THE INNER
65
EDWIN VETH
ESTHER KATS
66
STREETWISE ATELIER 2013
JAN-WILLEM TERLOUW
In dit atelier staat het publieke interieur centraal. Toen de passages in de achttiende en negentiende eeuw werden geïntroduceerd functioneerden ze als een verlengd commercieel circuit. Als short-cut en als netwerk van overdekte semipublieke ruimtes waren deze nieuwe stedelijke ruimtes doorgaans rijker en verfijnder uitgewerkt dan de gangbare openbare straat. Bovendien kende de passage vaak een eigen toegangsregime: de bezoeker voelde zich te gast en gedroeg zich er naar. Van oudsher vormen dergelijke stedelijke interieurs de overgangsgebieden tussen publiek en privaat, die functioneren bij nauwkeurige afstemming en onderhandeling of juist bij snoeiharde regulering. Tijdens dit atelier wordt de werking van het semi-openbare domein onderzocht en ontworpen. Hoe zouden deze interieurs in dit tijdsgewricht kunnen worden ontworpen, en waar zouden deze kunnen landen in het centrum van Rotterdam? Deze operatie speelt zowel op architectonische als op stedenbouwkundige schaal. Allereerst zijn historische en hedendaagse voorbeelden uit het binnen- en buitenland bestudeerd, op het vlak van aankleding, dimensionering, programmering, enscene-
ring en toegangsregime, verbinding en betekenis in het stedelijk weefsel. Al deze kennis is vervolgens geïmplementeerd in een ontwerp voor een nieuw publiek interieur in de binnenstad.Na een analyse van de centrumdriehoek van Rotterdam werd in groepen een plan ontworpen voor een nieuw voetgangerscircuit. Hiermee werden nieuwe verbindingen gelegd, maar ook werd het weefsel verdicht door toevoeging van woon- en winkelprogramma. Dit leidde tot de broodnodige verhoging van de diversiteit aan karakteristieke, intieme plekken. De short-cuts in het bestaande weefsel leidden tot nieuwe circuits en nieuwe perspectieven op het centrum. De drie visies voor nieuwe circuits vormden de basis voor individuele deeluitwerkingen, waarbij het doel was om plekken toe te voegen met een uitgesproken architectonisch karakter. Dergelijke plekken kennen vaak een vervreemding of opzettelijke vervaging tussen openbaar en privé, binnen en buiten. Het idee van ‘de begrenzing’ moest daarom nadrukkelijk worden onderzocht. Deze complexe opgave is gelaagd en vroeg de studenten daarom om uitspraken over de functies, de begrenzingen en het toegangsregime, de logistiek en de ontsluitingen.
67
ATELIER BERLIJN ROTTER DAM WOUTER VELDHUIS EN REIMAR VON MEDING
69
PUI LUN TAM
DAVID VERDONK
JURIAAN VOETS
ROBBY SMITH
BAREND MENSE
70
STREETWISE ATELIER 2014
REMY KONINGS
In het tweede Streetwise atelier wordt de verbinding gelegd tussen twee steden die worstelen met de betekenis en vormgeving van de straat: Rotterdam en Berlijn. Beide steden zijn zwaar gehavend door bombardementen en kennen een straatmijdende wederopbouwgeschiedenis. Sinds de Wende is er in Berlijn echter hard gewerkt aan het herstel van het oude stratenpatroon met grootstedelijke bouwblokken. In Rotterdam waart nog steeds de wederopbouwgedachte rond, waardoor tot op de dag van vandaag bestaande buurten plaats maken voor eigentijdse stedenbouwkundige concepten en experimentele architectuur. De tegenstelling is een spannend vertrekpunt voor het atelier, dat is opgezet samen met de Technische Universität Berlin. In de eerste fase van het atelier maken de studenten een ontwerp voor woningbouw op een locatie in de immens populaire Berlijnse wijk Prenzlauerberg. Deze wijk, met een zeer hoge dichtheid, is bijzonder geliefd bij stedelijk georiënteerde gezinnen die elke beschikbare vierkante meter collectieve- en openbare ruimte intensief gebruiken. De ontwerplocatie is een drukke collectieve speelplek die door de bewoners zelf is aangelegd. De studenten worden zo uitgedaagd positie in te nemen in het maatschappelijke spanningsveld tussen het behoud van waardevolle bestaande sociale structuren en het accommoderen van de enorme woningbehoefte in deze populaire wijk. Het ontwerp voor de locatie in Berlijn wordt in de tweede helft van het atelier geïmplanteerd op een plek aan de Witte de Withstraat. Door de noodzakelijke inpassing en aanpassing van het ontwerp is iedere student gedwongen kritisch te reflecteren op de kwaliteiten van zijn of haar ontwerp, en op de overeenkomsten en verschillen tussen Berlijn en Rotterdam. Centraal staat de vraag of het met de lessen uit Berlijn ook mogelijk is om in het centrum van Rotterdam een levendige buurt te ontwikkelen, met een aaneengesloten stratennet dat zowel ondernemers en toeristen als bewoners en kinderen zich kunnen toe-eigenen.
71
LEEKE REINDERS
COLUMN
73
In 1948 maakte de fotograaf Helen Levitt een korte film (In the Street) over het alledaagse leven in een straat in de Lower East Side van New York. De film is gemaakt met een scherp oog voor kleine verwikkelingen die zich op en rondom een straat afspelen. Kinderen die op de stoep, op de straat en tussen de auto’s een spel maken. Dames in bontjassen die over de straat lopen, mannen die vanuit portieken verleidelijk toekijken. Gesprekken tussen mensen op straat en op balkons en in ramen. De film toont ons het straatleven als een theater, een kamer in de stad, met de straat als setting, de huizen als decor en de gebruikers als acteurs. Het is een beeld dat ook nostalgisch maakt en doet verlangen naar een wereld die de afgelopen decennia hard uit de publieke ruimte is weg gepland. In de populaire verbeelding heeft de straat altijd een ambigue plek gehad. Er bestaat een geromantiseerd beeld, zoals we dat uit films, romans en musicals kennen. De musical Street Scene van de Duitse componist Kurt Weill bijvoorbeeld, die een dag lang de verwikkelingen volgt in een straat in de Lower East Side van Manhattan, een wijk bewoond door een multi-etnische gemeenschap van migranten. De films van Spike Lee, zoals Do the Right Thing, die laten zien hoe overgangsruimtes tussen gevel en straat doorwerken in het sociale leven van de Afro-Amerikaanse gemeenschap in Brooklyn. De straat ook als verblijfsruimte, zoals in de film Smoke van Paul Auster, die de taferelen in en rondom een sigarenzaak op een straathoek volgt. De straat fungeert er als een ankerpunt in de stad, waar buurtbewoners een praatje maken en een publieke ruimte tot een parochiaal domein wordt. De Modernisten verafschuwden deze volle wereld. Zij bedachten het visioen van een wereld van harmonie en orde, ver weg van de drukte, de chaos en het gewoel van de grote stad. Het Modernisme hief de straat op, als bron van barbarij en anarchie. De nieuwe stad beeldde snelheid uit en daarin was geen plaats voor stoepen, hoeken of steegjes. Het is een wereld die de Franse cineast Jacques Tati op de hak nam in Playtime,, dat een minutieuze zoektocht is naar de manier waarop mensen zich tot elkaar en de stedelijke ruimte verhouden. De modernistische stad is er verworden tot een wereld van ordelijke routines, ingericht op de circulaties van de auto en de moderne consumptiemaatschappij.
74
HELEN LEVITT, NEW YORK 1945
De films van Tati en Levitt zijn lichtvoetig, maar illustratief voor de gevoelens van verlies, nostalgie en desoriĂŤntatie die ons denken over de inrichting van de stad als publiek domein tot op de dag van vandaag doordringen. De vraag die zich aandient is of we hier naar terug kunnen en moeten willen. Op de straat wordt immers de democratie geboren. Het is de ruimte (of beter: de plek) waar wij straatwijs worden, waar we leren kijken en bekeken te worden en ons tot anderen te verhouden, hen leren inschatten en beoordelen. Dat laten de grote onlusten en oproeren in het Midden-Oosten zien, maar ook het kleine werk van ontwerpers en kunstenaars, zoals de Situationisten, die zich vanaf de jaren vijftig bezighouden met het heroveren van de straat, als ruimte van het experiment en het alledaagse leven. Tegenover deze experimenteerdrang staat een publieke ruimte die steeds meer aan regulaties wordt onderworpen. Politieke regimes hebben een broertje dood aan de straat als voedingsbodem van verzet, wanorde en anarchie. Maar ook winkeleigenaren, gemeentebesturen en ontwikkelaars hebben een sterke neiging om het leven op straten, in steegjes en op hoeken met gebods- en verbodsbepalingen in goede banen te leiden. Het is hoog tijd om van het ontworstelen aan die wurggreep een serieuze ontwerpagenda te maken. De ontwerper als streetwise kid, laat die op onze school geboren worden!
75
ACTIVITEITENKALENDER STREET WISE! HOW TO DESIGN STREETS AS A SOCIAL SPACE? VR. 26 04 / 2013
CHARLES LANDRY - ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
FUNCTIONAL AMBIANCE VR. 30 08 / 2013
STRAATGESPREK VR. 30 08 / 2013
HENK HARTZEMA, DIRK VAN PEIJPE, LEEKE REINDERS EN OTTO SNOEK - ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
ATELIER THE INNER 06 / 09 - 20 12 / 2013
THE HUMAN SCALE DI. 11 10 / 2013
76
PREMIÈRE OP AFFR VAN FILM OVER HET WERK VAN JAN GEHL, GEÏNTRODUCEERD DOOR SJOERD SOETERS
DIRK VAN PEIJPE - ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
STREETWISE ATELIER O.L.V. JOB FLORIS EN FREDERIK PÖLL ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
STRAATGESPREK DI. 05 / 11 / 2013
TON SCHAAP EN DAVID DOOGHE - DE UNIE
STRAATGESPREK DI. 26 11 / 2013
SYLVIA KARRES EN WOLBERT VAN DIJK - DE UNIE
STRAATGESPREK DI. 03 / 12 / 2013
STREETWISE WINTERWORKSHOP SCHIEDAM
STREETWISE TALK XXL DO. 23 / 01 / 2014
SHARON ZUKIN EN MARK BREARLEY - ZAAL STAAL
24 - 26 01 / 2014
ATELIER BERLIJN - ROTTERDAM 7 / 02 - 20 06 / 2014
STREETWISE ATELIER O.L.V. WOUTER VELDHUIS EN REIMAR VON MEDING - ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
ENDRY VAN VELZEN EN NEL DE JAGER - DE UNIE
O.L.V. MARK BREARLEY, M.M.V. GEMEENTE SCHIEDAM EN EUROPAN NEDERLAND
STRAATGESPREK DI 20 05 / 2014
STRAATGESPREK DI 03 / 06 / 2014
HANS VAN DER HEIJDEN EN MICHIEL RAATS - DE UNIE
EDZO BINDELS EN IVAN NIO - DE UNIE
STRAATGESPREK DI 10 06 / 2014
HANS KOLLHOFF EN ERRIK BUURSINK - DE UNIE
77
78
SHARON ZUKIN MARK BREARLEY
In zijn vrije werk begeeft Otto Snoek zich bij voorkeur onder het winkelend, uitgaand, feestvierend of voetbalminnend publiek, om in een geheel eigen stijl de hedendaagse massacultuur in de grote stad vast te leggen. Hij werkt snel, plaatst personen die elkaar niet kennen bij elkaar in één kader en weet zijn beelden tot de randen te vullen met details. Als straatfotograaf zet Snoek een belangrijke stroming voort waartoe ook Ed van der Elsken, Joel Meyerowitz en Martin Parr behoren.
Heeft een ontwerpbureau en een dienbladenfabriek in Londen. Hij is visiting professor op Cass London Metropolitan University. Samen met Julian Lewis richtte hij in 1996 East op. Het bureau werd bekend vanwege hun geduldige en provocerende benadering van stedelijke vraagstukken. Vanaf 2001 werkte hij voor the Mayor of London, eerst binnen de Architecture and Urbanism Unit and vervolgens als Head of Design for London. Ook was hij lid van de Mayor’s Design Advisory Panel.
MARTIN AARTS
Volgde een studie sociale en culturele antropologie. Hij werkt als onderzoeker bij het OTB – het onderzoeksinstituut voor de gebouwde omgeving van de TU Delft. In 2013 promoveerde hij op het proefschrift Harde stad, zachte stad: Moderne architectuur en de antropologie van een naoorlogse wijk.
Is hoogleraar sociologie op Brooklyn College and at the CUNY Graduate Center. Ze schrijft over steden, cultuur en consumentencultuur, en onderzoekt stedelijke, culturele en economische veranderingen. In haar laatste boek The Naked City: The Death and Life of Authentic Urban Places beschrijft Zukin hoe het begrip authenticiteit gebruikt wordt bij het opwaarderen van buurten, waarbij veelal voor de oorspronkelijke bewoners geen plek meer is.
Studeerde architectuur aan de Technische Universiteit Delft. Na zijn afstuderen heeft hij korte tijd bij OMA gewerkt en een eigen bureau gehad. Sinds 1984 werkt hij als stedenbouwkundige voor de gemeente Rotterdam, sinds kort als Strategisch adviseur Ruimtelijke Ordening. Hij geeft les op verschillende opleidingen en werkte mee aan tal van publicaties over Rotterdam.
JOS GADET
ARIE LENGKEEK IVAN NIO
Studeerde sociale geografie en filosofie, en is als onderzoeker verbonden aan de UVA, waar hij werkt aan een promotieonderzoek over new towns en suburbanisatie. Hij was redacteur van S&RO en geeft les aan verschillende ontwerpopleidingen en universiteiten. Ook werkte hij mee aan tal van publicaties, waaronder de Atlas Westelijke Tuinsteden.
OTTO SNOEK
Is opgeleid als geograaf/planoloog. Voor Gideon Consult schreef hij onder meer het boekje Urban Jazz, pleidooi voor de zelfgebouwde stad. Bij het ministerie van OC&W werkte hij aan het architectuurbeleid en de cultuurimpuls in het grotestedenbeleid. Hij heeft ruime ervaring in redactie- en schrijfwerk, ondermeer voor de tijdschriften Stadscahiers en S&RO. Hij werkt sinds 2006 bij AIR.
LEEKE REINDERS
AUTEURS
Is stadsgeograaf en werkzaam als hoofdplanoloog bij de dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam. Daarnaast is hij onderzoeker, auteur en flaneur. In zijn publicatie Terug naar de stad uit 2012, een pleidooi voor de organische stad in de traditie van Jane Jacobs, beschrijft hij de twintigste-eeuwse ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam.
HUIG MAGAZINE - GRID INDEX COVER P 05 P 06 - 07 P 09 - 13 P 15 - 21 P 23 - 27 P 29 - 37
BINNENWEG KRUISKADE ERASMUGBRUG LIJNBAAN WITTE DE WITH MEENT COOLSINGEL
REDACTIE JAN DUURSMA (EINDREDACTIE), CHRIS VAN LANGEN, ALENKA MILWARD, JEROEN VISSCHERS ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST
P 39 - 45 P 63 P 65 - 67 P 69 - 71 P 73 - 75 P 76 - 77 P 78 - 79
BINNENWEG KRUISKADE BINNENROTTE WIJNHAVEN PANNEKOEKSTRAAT LIJNBAAN KRUISKADE
FOTO-ESSAY OTTO SNOEK
MET DANK AAN KARIN MIENTJES, MARK MULDER EN ROGER TEEUWEN
CONCEPT EN ONTWERP NICK DOEJAAREN, MANOUK VAN EESTEREN, CHRISTOPHER NOORT, SHARON VOS
(WILLEM DE KOONING ACADEMIE ROTTERDAM)
STUDENTEN GRAFISCH ONTWERPEN WILLEM DE KOONING ACADEMIE ROTTERDAM
SMG GROEP
DRUK ISSN 1572-1426
CONCEPT EN ILLUSTRATIE EMMA ANDREETTI STUDENT ILLUSTRATIE WILLEM DE KOONING ACADEMIE ROTTERDAM
BEGELEIDING ONTWERP EN DRUK KARIN MIENTJES (WILLEM DE KOONING ACADEMIE ROTTERDAM)
TEKSTBIJDRAGEN
INFORMATIE ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST HEIJPLAATSTRAAT 23 3089 JB ROTTERDAM 010-7944855 WWW.RAVB.NL INFO@RAVB.NL
EEF JAN BOON, CHRISTOPHE CORNILLE, JOB FLORIS, TEA HADZIZULFIC, MARIEKE HILLEN, JENS JORRITSMA, CHRIS VAN LANGEN, ARIE LENGKEEK, IVAN NIO, SANDRA VAN NOORD, ARNOLD OUWERKERK, LEEKE REINDERS, WOUTER VELDHUIS, CHRISTINE VRIEZEMA
HUIG IS HET JAARLIJKSE MAGAZINE VAN DE ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST. IN 2003 WERD HET BLAD GELANCEERD ONDER DE NAAM AVBR. VANAF 2005 GING HET MAGAZINE VERDER ONDER DE HUIDIGE NAAM, VERWIJZEND NAAR DE MEDEOPRICHTER VAN DE ACADEMIE, ARCHITECT HUIG MAASKANT (1907-1977). VOOR HET BESTELLEN VAN EEN GRATIS EXEMPLAAR KUNT U CONTACT MET ONS OPNEMEN VIA INFO@RAVB.NL. AAN DEZE UITGAVE IS DE UITERSTE ZORG BESTEED; VOOR ONVOLLEDIGE EN/OF ONJUISTE INFORMATIE AANVAARDEN AUTEUR(S), VORMGEVERS, REDACTIE EN ACADEMIE GEEN AANSPRAKELIJKHEID. BIJ DE KEUZE VAN BEELDMATERIAAL IS ZOVEEL MOGELIJK GEPROBEERD OM DE DAAROP BERUSTENDE AUTEURS- EN PUBLICITEITSRECHTEN TE HONOREREN, DE BRON TE VERMELDEN EN BIJ DE ACADEMIE BEKENDE RECHTHEBBENDEN TE INFORMEREN. VOOR VERBETERING VAN ONJUISTHEDEN HOUDT DE ACADEMIE ZICH AANBEVOLEN. DEZE SPECIALE EDITIE VAN HUIG MAGAZINE IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR EEN BIJDRAGE VAN DE STICHTING ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN.
HUIG IS HET JAARLIJKSE MAGAZINE VAN DE ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST HUIG IS VERNOEMD NAAR ARCHITECT H.J. MAASKANT, MEDE-OPRICHTER VAN DE ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST.