HUIG Magazine nr.18

Page 1

H Academie

kunst

Rotterdamse

U van Bouw-

#18

HUIG



18

1



Voorwoord / 4—5 Afstudeerwerk 2014—16 / 6—23

Art In Context—Katarzyna Nowak­( Eerste prijs Archiprix 2016 ) / 8—9

Het Water Vernieuwt—Alex de Jong ( Winnaar “De Meester” 2016) / 10—11 Tanah Antara, Tussenland—Ruben Sannen

( Winnaar “De Meester” 2015) / 12—13

Getijdenperspectief—Stephan Boon / 14—15 Huis voor alle zinnen—Femke Feenstra / 16—17 Parkway Drive—Jan Willem Terlouw / 18—19 Inclusive Hackey—Barend Mense / 20—21 Roseform—Martins Duselis / 22—23

Waterstaat—Ruben Sannen / 24—25 ArchiprixNL / 26—29 Iktinos-prijs 2015 / 30—41

Logistics Beyond Madness—Maarten de Haas / 34—35 The Roller Door Community—Chris van Nimwegen / 36—37 Rotterdam Ontkoppeld—Bram van Ooijen / 38—39 Biomassa als Basis—Ben Wegdam

( Iktinos-prijs 2015) / 40—41

Iktinos-prijs 2016 / 42—53

Verdichting van Brussel—Madelon Pluis / 44—45 Thuis Op Zuid—Niek van der Putten / 46—47 Oxymoron—Umut Türkmen / 48—49 Noordoosteiland—Bram van Ooijen / 50—51 The Imported Towerhouses—Umut Türkmen ( Iktinos-prijs

2016) / 52—53

Ruimte voor ideeën—Renske van der Stoep / 54—59 Ruimte voor ontwerponderwijs—Jeroen Visschers / 60—65 Future Urban Regions—Willemijn Lofvers / 66—77 De Buurt als Broedplaats—Robbert de Vrieze / 78—79 Colofon / 80


4

5


De wereld waarin wij leven, is nogal in beweging. De ervaring van die dynamiek wordt natuurlijk maximaal uitvergroot omdat we er middenin staan. En wellicht zullen we achteraf constateren dat het net wat minder heftig was dan we nu denken. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, kun je niet ontkennen dat er wel heel veel aan de hand is. Dit is dan ook geen tijd om weg te kijken en je mond te houden. De verzengende maalstroom van de actuele werkelijkheid maakt het noodzakelijk je uit te spreken. Het kan niemand ontgaan zijn dat het mensenpark het zwaar heeft. Crises op verschillende vlakken dreigen of zijn al werkelijkheid. Ons sociale domein polariseert en verkruimelt. Ons economisch bestel is op weg naar de volgende zeepbel en scheurt onderwijl onze samenleving uiteen. In culturele zin bewegen we ons richting een archipel van elkaar uitsluitende entiteiten. De legitimiteit van ons politieke systeem erodeert, met machteloosheid en wantrouwen tot gevolg. En ondertussen gaan we vrolijk door onze aarde onherstelbare schade toe te brengen. De enorme opgaven die voortkomen uit dat samenhangende ballet van crises, moeten nú te lijf gegaan worden. Dat vereist een oordeel over wat er aan de hand is en een standpunt over waar we naartoe willen. Van iedereen. Niemand kan het zich meer veroorloven zich niet uit te spreken. Niet als burger, maar ook niet als professional. Als mens moeten we elk moment aangrijpen om ons uit te spreken en in gesprek te gaan. Als ontwerper evenzeer. Juist ook omdat het tegemoet treden van die enorme opgaven smeekt om de mogelijkheidszin die het ontwerpmatig denken en handelen van architecten en stedenbouwkundigen creëert.

Huig #18 spreekt zich uit. Ze laat het oorverdovend geraas van de uitgesprokenheid klinken. Luister maar eens naar de heldere en overtuigend uitgewerkte kritiek op de hedendaagse museumarchitectuur die opklinkt uit het Archiprix-winnende afstudeerproject van Katarzyna Nowak. Of naar de manier waarop Alex de Jong, De Meester 2016, vanuit een ijzige waterstaatkundige logica niet alleen een grote wateropgave aanpakt, maar ook een heel stadsdeel een wenkend perspectief biedt. En hoor hoe Ben Wegdam, winnaar van de Iktinosprijs 2015, de actuele relevantie van het regionaal ontwerpen agendeert door daadwerkelijk een nieuw geluid over de werkelijkheid te laten klinken. Of hoe de poëtische verbeeldingskracht van Umut Türkmen, winnaar van de Iktinosprijs 2016, een nieuw stedelijk prototype leven influistert. Het zijn niet alleen de studenten en alumni van de Academie die Huig #18 gebruiken om zich ontwerpmatig uit te spreken. In deze Huig klinken ook de uitgesproken standpunten van Willemijn Lofvers over ontwerpend onderzoek naar gezonde verstedelijking en van Jeroen Visschers over de ruimte voor het ontwerponderwijs. Daarnaast spreekt onze columnist-van-dienst, Robbert de Vrieze, zich uit over het ambacht van het hedendaags samenleven. Daarmee geeft hij een aftrap voor 'Bouwen aan de Buurt', de opvolger van ‘Streetwise’. En tenslotte is Huig #18 uitgesproken in de wijze waarop die polyfonie van uitgesprokenheden samenkomt in de grafische vormgeving.

Chris van Langen Directeur Rotterdamse Academie van Bouwkunst 5


Beste afstudeerwerk 2014—15 &2015—16 Afgestudeerden 2014—2015

2015—2016

Architectuur

Architectuur

Adriaan Corten Femke Feenstra Esther van Liempd Jürgen Maurer John Nieuwenhuize Katarzyna Nowak Dave Oorschot Ruben Sannen Jarno Schellenberg Siu Kin Shek John van der Veer Christine Vriesema Jorinde van der Wal

Martins Duselis Arthur Meerloo Bernard van de Pol Jan Willem Terlouw Stephan de Vaal Edwin Veth

Stedenbouw Stephan Boon Rudolf van Ee

Stedenbouw Alex de Jong Barend Mense Linda van Os

Archiprix In dit nummer van Huig wordt teruggeblikt op twee jaar afstudeerproductie. Vorig jaar verscheen in plaats van het magazine onze jubileumpublicatie ‘Verankerd Vakmanschap, vijftig jaar Rotterdamse Academie van Bouwkunst’. In de studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 studeerden in totaal 25 studenten af. Een bescheiden aantal dat vooral een gevolg was van de lage instroom van nieuwe studenten rond 2010. Net als andere jaren kon de staf van de Academie beide jaren drie projecten nomineren voor deelname aan de landelijke Archiprix. Ook in 2015 en 2016 werd daarbij de hulp ingeroepen van een (oud)winnaar van de Rotterdam Maaskant-prijs. In 2015 was het externe jurylid Arjan Klok, winnaar van de jonge Maaskantprijs in 1999, tegenwoordig eigenaar van STUDIOKLOK en hoofd stedenbouw aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. Afgelopen jaar schoof Tracy Metz, architectuurjournalist en winnaar van de Maaskantprijs 2016, aan bij het selecteren van de nominaties. De jurycriteria kunnen samengevat worden als het tentoongespreide vermogen om de afstudeeropgave vanuit een scherp geformuleerde vraagstelling, concept en programma, te vertalen in een coherent ruimtelijk ontwerp en dit ontwerp uit te werken in architectonische of stedenbouwkundige termen, alsmede het vermogen om kritisch te reflecteren op de consequenties van de gemaakte (ruimtelijke) keuzes. In beide jaren zijn de drie geselecteerde afstudeerprojecten met een grote meerderheid van stemmen verkozen. Het jubileumjaar 2015-2016 kende een mooie afsluiting, toen alumnus Katarzyna Nowak voor haar afstudeerproject ‘Art in Context’ de eerste prijs kreeg toegekend door de landelijke Archiprix-jury.

Nominaties Archiprix 2016

Ruben Sannen, Architectuur, Tanah Antara – Tussenland Katarzyna Nowak, Architectuur, Art in Context (winnaar Archiprix 2016) Femke Feenstra, Architectuur, Huis voor alle zinnen

2017

Barend Mense, Stedenbouw, Inclusive Hackney Martins Duselis, Architectuur, Roseform Jan Willem Terlouw, Architectuur, Parkway Drive

6



Art

in

Context

nominatie De Meester 2015

Winnaar eerste prijs Archiprix 2016

Art in Context — plattegrond

Art in Context definieert de optimale ruimtelijke condities om de kunstcollectie werkelijk te kunnen beleven. Dit project is gebaseerd op de prijsvraag voor een nieuw kunstmuseum in Boedapest. De prijsvraagopgave bood een realistisch kader om de these van het ontwerp te bewijzen: de overtuiging dat kunst niet los gezien kan worden van haar context, de condities waarvoor het is gemaakt. Wel is het programma opnieuw gearrangeerd, van middeleeuws tot hedendaags, om zo een hogere variëteit in te onderscheiden perioden van de honderdduizend kunstwerken uit de collectie geschiedenis te bereiken. 8

Art in Context — horizontale doorsnede expositievloer

K atarzy na


N owak

Art in Context — perspectief zuidwestvleugel

De landelijke Archiprix-jury was het hier volledig mee eens: “Met dit fascinerende afstudeerplan dat het karakter heeft van een ontwerpend onderzoek, slaagt de ontwerpster er op overtuigende wijze in om gestalte te geven aan haar ambitie om een nieuwe museumtypologie te ontwikkelen. In een goede balans tussen de theorie en het ontwerp wordt een intrigerend museum ontwikkeld met een geheel eigen karakter. Interessant is bovendien dat het ontworpen museum niet alleen een doorsnede toont van de kunstgeschiedenis, maar dat de architectuur van het museum zelf ook een doorsnede van de architectuurgeschiedenis is. Het ontwerp biedt daarmee een heel nieuwe kijk op de typologie van musea. Het intrigerende ontwerp heeft diepgang en weet de beschouwer te pakken, mede dankzij de sprekende maquette en heldere presentatie.”

Daarmee ontstaat een hernieuwde museumtypologie die een kunst specifieke ruimtelijke articulatie agendeert. Deze nieuwe museumtypologie kan hierdoor opnieuw veroverd worden. Hogelijk gewaardeerd wordt de wijze waarop beide ‘kanten’ van het project samenkomen in een ontwerpproces dat vrijwel geheel gestructureerd is rond het maken van een continue stroom (gipsen) ruimtelijke modellen, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van de verschillende tentoonstellingsruimten diepgaand is doorgrond.”

Art in Context — entreepassage

Uit het juryrapport van de Academie: “De rijkdom aan betekenissen én ruimtelijke ervaringen die het ontwerp kenmerkt, is indrukwekkend. Net zo overtuigend is de wijze waarop het enorme programma is georganiseerd: een patchwork aan ruimtes die wordt ontsloten over de diagonalen, waardoor zowel overzicht als dwaalruimte ontstaat, en bijeen gehouden wordt door een graduele verschuiving van gesloten naar open. Tegelijkertijd formuleert het project een heldere en overtuigend uitgewerkte kritiek op de hedendaagse museumarchitectuur. Vanuit de stellingname dat specifieke kunst om een specifieke ruimtelijke context vraagt, zoekt en vindt de ontwerper een rijk palet aan ruimtetypologieën die verschillende kunstcategorieën maximaal kunnen huisvesten.

9


Het water Winnaar De Meester 2016

vernieuwt Het water vernieuwt — Stadsoverlaat piekpeil

Nederland kent een enorme wateropgave. Het water komt van alle kanten. Daar wordt al op allerlei manieren aan gewerkt, maar er blijven majeure knelpunten bestaan. Zoals in Arnhem, waar zich een enorm ‘bottleneck’ in het nationale rivierensysteem bevindt. Terwijl een vergelijkbaar probleem in Nijmegen inmiddels is aangepakt, gebeurt er in Arnhem niets. Met zijn project laat Alex de Jong zien dat een enorme ingreep, een ‘stadsoverlaat’, mogelijk is, die tegelijkertijd de katalysator kan zijn voor de vernieuwing van de naoorlogse wijk Groot Malburgen. Het water vernieuwt — Stadsoverlaat hoogwaterpeil Het water vernieuwt — Stadsoverlaat gemiddeld waterpeil

10

Uit het juryrapport van De Meester: “Het plan ‘Water vernieuwt!’ beoogt duurzame beveiliging tegen hoogwater door een zo ‘natuurlijk’ mogelijk riviersysteem met overlaat. Alex de Jong doet dit door het ontwerpen en ruimtelijke inpassen van een nieuw binnenstedelijk watersysteem in het naoorlogse stadsdeel Groot Malburgen in Arnhem. Deze wijk in de voormalige polder vormt een flessenhals in het rivierwatersysteem. Deze obstructie zal in toenemende mate voor wateroverlast zorgen door de hogere piekwaterstanden die in de toekomst vanwege de klimaatveranderingen vaker zullen voorkomen. De waterstaatkundige ingrepen die Alex voorstelt zijn tegelijkertijd de strategie voor stedenbouwkundige en landschappelijke vernieuwing en herontwikkeling van de wijk.

d

Ale x


Het water vernieuwt — Stadsoverlaat — opbouw

Het water vernieuwt — Stadsoverlaat — uitwerking

e

Jon g De jury van De Meester is onder de indruk van zijn interpretatie hoe ruimte te geven aan water, door de doorwrochte combinatie van civiele techniek, landschap en stedenbouw. Het plan doet geloofwaardige voorstellen op basis van gedegen onderzoek en is een demonstratie van een ontwerpbenadering die zo noodzakelijk is bij de grote en ingewikkelde opgaven die het veranderende klimaat en de voortschrijdende verstedelijking zullen blijven oproepen. Uit het plan spreekt bevlogenheid en een hoog ambitieniveau. De jury beoordeelde zijn verbale presentatie als meest overtuigend en van toegevoegde waarde naast de toch al hoge communicatieve kracht van zijn beelden.”

Promotieprijs De Meester

In 2015 heeft de Fleur Groenendijk Foundation een jaarlijks uit te reiken promotieprijs in het leven geroepen met de naam De Meester. De Fleur Groenendijk Foundation bestaat sinds 1997 en stimuleert Rotterdamse jongeren bij hun opleiding en vorming op het terrein van architectuur in de brede zin van het woord, ook in relatie tot kunst, cultuur en wetenschap. Voor De Meester komen alleen afgestudeerden van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst in aanmerking. De prijs (€ 5.000) dient ter ondersteuning en bevordering van de promotie van het werk van de jonge architect of stedenbouwer. Jaarlijks worden drie afstudeerprojecten genomineerd door een onafhankelijke jury. De genomineerde kandidaten presenteren op ‘De avond van De Meester’ tijdens een feestelijk openbaar programma hun projecten nog eenmaal aan het publiek en de jury. De juryleden reageren ter plekke op de presentaties en maken diezelfde avond de winnaar bekend. In 2015 bestond de jury uit Han van den Born (partner KCAP), Mirjana Milanovic (senior adviseur dRO Amsterdam), Paul van der Laar (directeur Museum Rotterdam en hoogleraar geschiedenis EUR), Michiel van Raaij (hoofdredacteur Architectenweb.nl) en Dikkie Scipio (KAAN Architecten en bestuurslid FGF).

In 2016 werden de plannen beoordeeld door Frits van Dongen (Van Dongen–Koschuch Architects and Planners en voormalig Rijksbouwmeester), Arjen Knoester (Stadsontwikkeling Rotterdam), Merel Pit (architectuurjournalist), Hans Lensvelt (designondernemer, Lensvelt Contract Furniture) en wederom Dikkie Scippio namens de FGF. Het beste project van deze tweede editie was volgens de jury ‘Water vernieuwt!’ van stedenbouwer Alex de Jong.

Alex de Jong over het winnen van De Meester

“Er is veel gebeurd sinds ik in november 2016 werd uitgeroepen tot de winnaar van De Meester 2016. Op zijn zachtst gezegd staat alles sindsdien op zijn kop, zowel professioneel als persoonlijk. Zo heb ik in januari het plan mogen presenteren aan de vak- en buitenwereld tijdens een interactieve workshop bij Rijkswaterstaat Oost. Dit heeft het plan een nieuwe impuls gegeven. Het project wordt inhoudelijk verfijnder en rijker, en kan zo hopelijk een nog interessantere bijdrage leveren aan het debat over een toekomstbestendige, veilige en aantrekkelijke Hollandse waterstaat. In het voorjaar ga ik terug naar Rijkswaterstaat met een verfijnd en aangescherpt plan. In maart was ik te gast bij het Netherlands Water Partnership in Den Haag, een samenwerkingsorgaan van 200 Nederlandse waterorganisaties. In april ging mijn website www.destadsoverlaat.eu online. Daarmee wil ik het plan verder uit dragen in binnen- en buitenland. Dit vervolg is uitdagend en inspirerend, en motiveert mij enorm om te blijven graven in de rijke Hollandse traditie van stedenbouw en civiele techniek. Het winnen van De Meester heeft mij ook als persoon veel opgeleverd. Niet alleen ervaar ik een geweldige inhoudelijke ontwikkelspurt, maar ook ben ik sinds 1 maart van dit jaar werkzaam als stedenbouwkundige voor KCAP. Een nieuwe impuls, een stap vooruit in mijn carrière en een prachtige uitdaging. Ik prijs mezelf dan ook gelukkig als alumnus van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, die samen met de Fleur Groenendijk Foundation dit initiatief faciliteert. De Meester is een geweldige mogelijkheid voor jonge architecten en stedenbouwkundigen om hun filosofie uit te dragen aan de buitenwereld.”

11


Tanah Antara, land Tussen Archiprix-nominatie 2016

Winnaar De Meester 2015

Tanah Antara is een radicale reflectie op ingenieurskundige oplossingen om dichtbevolkte deltasteden te beschermen tegen overstromingen. Leven met water wordt opnieuw gedefinieerd binnen een stedenbouwkundige en architectonische visie die is geworteld in de rijke tradities van de Indonesische cultuur en de veerkracht van de stadskampong. Het plan presenteert watermanagement op kleine schaal dat

vervolgens wordt verbonden met een stedelijk verdichtingsmodel waarin de huidige organisatie van de kampong onderdeel is. Het zet hiermee de toon voor toekomstige duurzame bouwprojecten in de stad en biedt de klassieke ingenieurskundige aanpak een alternatief. Een benadering die past bij de Indonesische kennis op het gebied van bouwen, omgaan met water, veerkracht en de aanpassing aan natuurlijke omstandigheden.

De jury: “Het project kent, met het agenderen van de zeespiegelstijging in relatie tot de toekomst van de metropool Jakarta, een enorme breedte. De commissie is zeer onder de indruk van het feit dat Ruben Sannen zich niet heeft verslikt in die breedte van het onderwerp, maar de opgave heeft weten te vertalen in een consistent afstudeerproject. Het project beweegt zich door een grote bandbreedte van schalen en raakt op elk schaalniveau steeds de juist snaar van subtiliteit. Daarbij stelt het een grote thematische variatie tentoon; van een polemische stellingname tot gedetailleerde constructieprincipes. Die breedte, diepgang en consistentie zijn kenmerkend voor het project. Binnen die enorme rijkdom is de commissie extra te spreken over de contextgerichtheid van het project. Die is zichtbaar in de essentie van de hoofdstrategie, namelijk om de water- en zeespiegelstijgingsopgave tegemoet te treden vanuit de logica van de kampong als sociale basiseenheid van en cruciale bouwsteen voor de moerassige metropool. Deze hoofdstrategie is eveneens te herkennen in de sociaalculturele en klimatologische logica van de architectonische uitwerking én in de totale afwezigheid van ‘paternalisme’ in het project: de commissie merkt aan alles dat de bewoners van Jakarta daadwerkelijk serieus genomen worden.”

12

Tanah Antara, Tussenland — Zicht in een doorgaande straat


De nieuwe compacte kampongwoning 1 Regenwater wordt opgevangen en wordt gebruikt voor verschillende functies. 2 Daktuin en filtersysteem 3 Natuurlijke koeling van beplanting 4 De primaire constructie bestaat uit cocoshout van nabije cocosplantages aangeplant in de vorige eeuw. 5 Drinkwater transport 6 Overloop in het straatprofiel 7 Kook- en wasplek 8 Riolering wordt opgevangen in septictanks 9 Het grijze water wordt afgevangen voor natuurlijke filtering en komt terug in het circulatiesysteem.

R uben Sannen


Getijden Nominatie De Meester 2015

perspectief naar een attractieve

Aan de Belgische kust hebben aantrekkelijke kustplaatsen en uitgestrekte duinpartijen en vergezichten plaatsgemaakt voor een nieuw panorama van appartementencomplexen, kustpromenades en vakantieparken. Wat is de toekomst van deze verstedelijkte kuststrook, rekening houdend met veranderende recreatiepatronen, het toenemend belang van natuur en landschap en een steeds verder stijgende zeespiegel? Het Belgisch kustlandschap bevindt zich letterlijk op een keerpunt. De extreme verstedelijking van de laatste vijftig jaar is niet alleen ruimtelijk onaantrekkelijk en heeft het natuurlijk landschap extreem in de verdrukking gebracht, maar toont door het eenzijdige aanbod ook de eerste sporen van leegstand. Het seizoensgebonden badtoerisme moet steeds meer concurreren met alternatieve vakantiebestemmingen.

14

Ste phan En op het gebied van kustverdediging wordt de kuststrook geconfronteerd met een stijgende zeespiegel als gevolg van klimaatveranderingen. Plaatselijk bestaat het risico dat het achterland tot wel twee meter onder water kan komen te staan. Het afstudeerproject presenteert een alternatief toekomstperspectief voor het Belgische kustlandschap tot 2050. Een visie die de strategische relaties tussen zee, kuststrook en achterland inzet bij het formuleren van alternatieve vormen van verstedelijking, recreatie en kustverdediging. Uit het juryrapport van De Meester: “Een sterk en compleet uitgewerkt plan, met als verbindend idee het middels de ontwikkelde en onderscheidende typologieĂŤn zichtbaar maken van de diversiteit die ontstaat als het achterliggende landschap met de kuststrook verbonden wordt.â€?


g n i d n rmo

Boo n

e z J I e urlijk

u t a n en

in het Belgisch

Getijdenperspectief — Jachthaven Nieuwpoort

kustpanorama


voor

alle zinnen

Archiprix-nominatie 2016 en nominatie De Meester 2015

Het plan doet een voorstel voor de ruimtelijke reorganisatie van de Yulius kliniek in Dordrecht naar een leefomgeving die de zintuigen stimuleert. ‘Huis voor Alle Zinnen’ is een sensitief onderzoek naar de leefomgeving van de psychiatrische patiënt. Een pleidooi voor het waarborgen van de fundamentele kwaliteiten van de psychiatrische kliniek, zoals autonomie en bewegingsvrijheid.

Huis voor alle zinnen — Exploded view

Binnen de verschillende therapieruimten wordt ingespeeld op de gemoedstoestand. Waar bij de therapieruimte voor depressie geur en kleur vertaald worden in een tuinkamer met ruimte voor gesprekken en werken in de tuin, wordt de ruimte voor wanen vertaald in een badhuis met verschillende geuren en focuspunten. De therapie wordt een feit als het warme of koude water wordt gevoeld. 1 hyper (beweeggang) 2 agressief (klankkamer) 3 wanen (badhuis) 4 eenzaamheid (leeskamer) 5 Depressief (tuinkamer) 6 Angst (bezinningsruimte)

16

Deze ontdekkingstocht naar het stimuleren door zintuiglijke prikkels voedt een omwenteling in de ontwikkeling van de psychiatrie, vanuit de gedachte dat een samenvloeien van visuele, tactiele, auditieve en akoestische indrukken leidt tot een gewenste verandering in de ruimte en geest van de psychiatrie. In dit bewustzijn biedt dit afstudeerproject een nieuwe architectonische methode voor het organiseren, beleven en verbinden van de psychiatrische kliniek.

Femk e

Huis


Fee nstr a

De jury: “Het project is interessant én relevant, omdat het architectuur op meerdere lagen aanspreekt. Het ontwerp is in architectonische zin, met haar organische vormentaal, zeer uitgesproken. Die vormentaal is het resultaat van een bewuste en expliciete zoektocht naar de maximale architectonische conditionering van de psychiatrische zorg. De verschillende vormen van geestesgesteldheid van de bewoners zijn grondig bestudeerd en zorgvuldig in kaart gebracht. Het project formuleert een overtuigende en relevante, alternatieve denk- en ontwerprichting voor de omgang met verschillende psychische stoornissen. Door de architectonische articulatie in vorm, in materialisering, in sfeer en beleving van de verschillende ruimten direct te verbinden aan deze vormen van geestesgesteldheid van de bewoners, wordt de rol die architectuur daarbij kan hebben, versterkt. Vanuit dat perspectief is het project een interessant experiment in een architectuur van de ‘healing environment’. Tegelijkertijd stelt het project, op een krachtige en overtuigende wijze, de hedendaagse, sterk financieel gedreven en op maximale efficiëntie gerichte architectuur van de psychiatrische zorg stevig ter discussie. Het feit dat de ontwerper directielid is van een bureau dat zich expliciet op dat terrein begeeft, maakt het project extra opvallend en maakt die inzet van het project ook extra kansrijk.”

Huis voor alle zinnen — Tuinkamer

Huis voor alle zinnen — Maquette van paviljoen


Park way Archiprix-nominatie 2017

Jan

Drive

W illem

Parkway Drive gaat enerzijds over de aaneenschakeling van verschillende lokale weide-, natuur- en recreatielandschappen. Anderzijds gaat het over mobiliteit, snelheid en tijd. De gekozen vormentaal komt voort uit deze twee werelden. Natuur en mobiliteit vloeien samen in infrastructuur. ‘Parkway Drive’ is tegelijkertijd een architectonisch ontwerp dat twee werkelijkheden adresseert. Aan de ene kant de functionele inbedding en

de esthetische ervaring van de omwonenden: de snelweg vanuit het (stedelijke) landschap. Aan de andere kant de esthetisch-filmische ervaring van de automobilist: de snelweg in zichzelf. In dit plan wordt een troebel tussengebied (de vergeten plekken en technische ruimtes), de scheiding tussen snelweg en omgeving, vol van wezenloos non-descripte plekken, architectonisch vormgegeven en opnieuw gedefinieerd.


Park Way Drive — tunneldeel Lage Bergse Bos — Molenaarkwartier

Terlou w De jury: “Parkway Drive wil een integraal ontworpen alternatief bieden voor de volledig door civieltechnische (deel)oplossingen gestuurde ontwerpen voor onze wegeninfrastructuur. Startend vanuit het voorgestelde tracé voor de A13/16 ( geen nadere locatie vermelden?) zijn niet alleen de civieltechnische eisen en mogelijkheden in kaart gebracht, maar zijn tevens de mogelijke relaties met het omliggende (stads)landschap en de verschillende gebruikersgroepen geanalyseerd. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn op intelligente wijze gerelateerd aan de meer exploratieve analyses van de parkway, vervuiling, de toekomst van de auto en de weg en de mogelijke rol van het architectonisch ontwerp, en daarmee van de architect, bij het ontwerpen

van infrastructuur. Van daaruit is een continu en samenhangend architectonisch ontwerp voor de gehele A13/16 gemaakt waarin het nieuwe wegtracé volledig wordt geintegreerd in het omliggende landschap. Tenslotte is niet alleen het profiel van de weg, maar ook een aantal kunstwerken architectonisch uitgewerkt. De gekozen, door de gotiek en art-nouveau geïnspireerde vormentaal levert een esthetische ervaring op, die het in mentale zin toe-eigenen van de weg mogelijk wil maken. Door de combinatie van gedegen onderzoek en kennis enerzijds en indrukwekkende ontwerpkracht anderzijds, biedt dit project zicht op de mogelijkheden van een betekenisvol infrastructureel stadslandschap, ver voorbij een standaardweg van A naar B.”

19


Inclusive

Hackney

Archiprix-nominatie 2017 en nominatie De Meester 2016

Londen kan de groei van het aantal nieuwe inwoners niet meer aan. Behalve tot gentrification leidt dit tot het verdwijnen van veel bedrijvigheid uit de binnenstad, terwijl rond de High Streets nu nog meer dan de helft van de werkplekken in Londen te vinden zijn. Hackney is een bloeiend stadsdeel in Oost-Londen dat’ exemplarisch is voor de huidige ontwikkelingen. Nu nog is het een plek voor werken, winkelen, wonen, recreatie en onderwijs, maar vlak achter de High Streets liggen grote kavels al te wachten op nieuwe grote investeringen van ontwikkelaars. Oost-Londen is een kweekvijver voor nieuwe ondernemers en werk glas en metaalbewerking. Juist de locaties achter de High Streets zouden plaats moeten bieden aan dergelijke nieuwe initiatieven. Inclusive Hackney zet in op een ruimtelijke strategie die dit mogelijk maakt.

Inclusive Hackey — Impressie Hackney Wick

De jury: ”Inclusive Hackney is een transformatiestrategie voor de Londonse wijk Hackney. Deze wijk is op dit moment hip and happening, maar haar ‘exclusieve’ toekomst kondigt zich al aan: grootschalige projectontwikkeling in de vorm van kantoren en dure woningbouw. Het project doet een voorstelbaar tegenbod. De grondige analyse toont aan dat Hackney kwaliteiten heeft, die ook andere vormen van transformatie mogelijk maken. Kwaliteiten die echter noch door de dominante vorm van gebiedsontwikkeling, noch door de vigerende regelgeving onderkend (kunnen) worden. De kracht van het project is gelegen in de keuze van de ontwerper om zich vanuit die analyse niet te beperken tot een ‘verleidelijk’ alternatief ontwerp of masterplan, maar diep in de haarvaten

B arend 20

van de regelgeving te gaan zitten om de Londonse marktkrachten een tegenwicht te bieden. Het hart van het project wordt gevormd door de formulering van alternatieve ‘urban design guidelines’, waarin niet alleen de eigendomsverhoudingen, belangen, fasering en financieel-economische aspecten een plaats krijgen, maar ook zaken als de verbindende kwaliteit van de openbare ruimte, hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed, woningbouwdifferentiatie en het ruimte bieden aan binnenstedelijke (maak) industrie. Op drie plekken in Hackney worden op basis van die nieuwe guidelines interventies voorgesteld, die bewijzen dat een meer inclusieve transformatie daadwerkelijk voorstelbaar is.


Inclusive Hackey — Groeiscenario voor Hackney Wick

Inclusive Hackey — Impressie Hackney Wick

Mense

21


Rose

form

Archiprix-nominatie 2017 en nominatie De Meester 2016

Roseform is een ontwerp voor een stedelijk ensemble boven de spoortunnel langs de Rosestraat in Rotterdam-Zuid. Het project refereert aan O.M. Ungers’ notie van de ‘Grossform’. Vanuit de voor een ‘Grossform’ essentiële, in dit project architectonisch gespecificeerde, formele coherentie, slaagt het project erin zich te positioneren als een architectonische vorm op het schaalniveau van de stad: een architectuur van de

Martins

22

De jury: “De kracht van het project is gelegen in een fascinerende, en tegelijkertijd overtuigende, combinatie van onbescheidenheid en bescheidenheid. De uitgangsstelling is onbescheiden, en binnen het actuele debat ook enigszins tegendraads: architectuur heeft zeggingskracht op het schaalniveau van de stad. De gedurfde keuze voor een architectonisch gedefinieerd stedelijk project, geïnspireerd op O.M. Ungers’ Grossform, blijkt op zowel het schaalniveau van de stad als op dat van het stadsdeel overtuigend. Op stadsniveau herschrijft het de mental map, terwijl het op stadsdeelniveau het litteken van de spoortunnel heelt en, door de intelligente positionering van de grote blokken en hun parken en tuinen, de omliggende wijken weer met elkaar

D uselis Roseform - aanzicht blok

verbindt. Dit krachtige en agenderende gebaar op stedelijk niveau wordt op gebouwniveau aangevuld en ondersteund door een architectonische uitwerking die gekenmerkt wordt door bescheidenheid. Dit is geen architectuur die spektakel wil bieden, maar zich, met een overtuigende inzet van architectonische middelen en zelfbeheersing, wil voegen in de bestaande stad. Het is de architectonische articulatie van een terechte en trefzeker gekozen welgevoeglijkheid, gericht op de reparatie van de stad op het schaalniveau van het alledaagse en het tastbare.”

stad als ‘stad in de stad’. Door de rol die de architectuur tevens speelt in het vormgeven van het collectieve samenleven, ontstaat een consistent stedelijk project, waarbinnen de collectieve ruimten de intermediair vormen tussen het publieke en het private. Daarmee kent het project een vorm van monumentaliteit die de bewoners hun waardigheid geeft, zonder hun specifieke identiteit te willen ontkennen.


Roseform - binnenterrein


Project naar aanleiding van het winnen van De Meester 2015


Ruben Sannen

Impressie publicatie Waterstaat (verschijning medio 2017)

Het winnen van “De Meester” was voor Ruben Sannen de uitgelezen kans om een deel van zijn afstudeerwerk verder uit te kunnen diepen. Zijn afstudeerproject over stadsontwikkeling en watermanagement in Jakarta leverde hem veel kennis op over watersystemen wereldwijd en van eigen bodem. Een studie naar het watermanagement van een reeks meren in Nederland gaf niet alleen inzicht in technische mogelijkheden, maar vertelde veel over de tijdsgeest en cultuur. Deze waterpartijen zijn allemaal een fragment van de Hollandse cultuur, samen weerspiegelen ze ons erfgoed. Deze vertelling wil Ruben Sannen op een breder niveau naar buiten wil brengen met zijn eigen initiatief; “Waterstaat”, mede mogelijk gemaakt door de Fleur Groenendijk foundation. Van Jakarta verlegt Ruben zijn focus naar Nederlandse bodem, en spiegelt onze cultuur aan de

totstandkoming van het Hollandse landschap. In samenwerking met ontwerpstudio RenS uit Eindhoven is hij op zoek naar een visualisatie van deze bijzondere relatie. Daarnaast werkt hij aan een nieuwe atlas. Deze atlas vormt het kader waarin we Nederland zien door te kijken naar wat het ooit was; water. Alle meren, vijvers, vennen, en plassen in deze atlas vertellen een verhaal die onze cultivering in kaart brengt, de hoeksteen van onze samenleving. Het onderzoek resulteert in een expositie met werk van RenS en de presentatie van zijn atlas. Na zijn afstuderen is Ruben naar de VS verhuisd waar hij werkzaam is als architect bij Sasaki in Boston. Hij schrijft regelmatig voor Archined en heeft samen- met Joep Jacobs nog steeds een eigen ontwerpstudio, SannenJacobs.

25


Ar NL h i c i x r p wat je nodig hebt om te winnen, kun je niet faken Sander Woertman

Tussen 2005 en 2008 besprak ik voor het tijdschrift de Architect maandelijks een afstudeerproject. Het selecteren van de plannen was een heel karwei. De redactie kreeg veel post van studenten die gepubliceerd wilden worden, al dan niet aangespoord door hun ontwerpopleidingen. De selectie was streng. Er waren immers maar elf publicaties per jaar te vergeven. Na een eerste schifting besprak ik de overgebleven afstudeerprojecten met hoofdredacteur Harm Tilman. Vaak bleef er bitter weinig over, maar wat er overbleef, 26

was de moeite waard. De studenten die gepubliceerd werden, kwamen op uitnodiging naar de redactie om hun project uit te leggen. Door de jaren heen sprak ik aardig wat studenten die geselecteerd waren voor de Nederlandse editie van de Archiprix. De drie winnaars van 2009 werden allemaal vooraf in de Architect gepubliceerd. Geen gekke score. Als ik in de daaropvolgende jaren niet gestopt was met het schrijven over afstudeerprojecten, zou ik dan na verloop van tijd elk jaar de Archiprix-winnaars eruit gepikt hebben?


Logische samenhang

Dat is natuurlijk onzin. Dat uitgerekend de winnaars gepubliceerd werden, is te danken aan andere factoren. Studenten die geselecteerd zijn voor de Archiprix, worden vaak aangespoord om de publiciteit te zoeken. Naast het feit dat een winnaar het mooiste materiaal heeft om op te sturen, zal hij of zij wellicht ook meer moeite steken in het promoten van het project en er niet voor terugdeinzen om de redactie een aantal keer op te bellen. Toch heb ik de afgelopen jaren vaak nagedacht over de vraag wat een afstudeerproject een Archiprix-winnaar maakt. De uitnodiging om daar voor de RAvB over te schrijven, nam ik dus maar al te graag aan. Nu wil het toeval dat ik sinds kort gastdocent ben op de faculteit Bouwkunde in Delft, waar dit voorjaar de reizende tentoonstelling met alle ArchiprixNLfinalisten te zien was. Een mooiere gelegenheid om de afstudeerplannen te vergelijken bestaat er niet.

Helder Hackney

En dus loop ik op een zonnige ochtend langs de espressobar van de faculteit naar de tentoonstellingsruimte. De groene wanden van de reizende expositie zijn zoals elk jaar weer van de partij. In de grote verscheidenheid aan plannen fungeren de wanden als verenigend gebaar. Ik probeer me te verplaatsen in de jury die de plannen moet beoordelen: qua inhoud, presentatie en abstractieniveau is er geen lijn te ontdekken in de plannen. Hoe kun je ze dan vergelijken? Ik zoek tussen de plannen naar de projecten van RAvB-studenten. De eerste die ik zie, is die van Barend Mense. Zijn stedenbouwkundige voorstel voor een inclusieve ontwikkeling van Hackney in Londen boeit me. Wat me opvalt aan de presentatie van Mense is de helderheid waarmee hij een complex vraagstuk uitwerkt. Het leest als een verhaal, wat wordt versterkt door het beeldmateriaal. Het onderwerp is actueel, Mense weet heel goed de relevantie van zijn onderzoek aan te tonen en neemt de toeschouwer stap voor stap mee in zijn oplossing. De hoofdvraag: hoe kan de ontwikkeling van Londen hand in hand gaan met aandacht voor lokale kwaliteiten en economische activiteit zonder de huidige bevolking te verdrijven?

Een hels karwei

Als ik vervolgens eenmaal om mijn as draai, zie ik in één oogopslag waarom het beoordelen van de Archiprix-finalisten een hels karwei moet zijn. Naast de panelen van Mense hangt een architectuurproject. Dit project is uitgewerkt tot en met detaildoorsnedes en voorzien van een tafelblad met materiaalstudies. Daartegenover hangt een massief model van een ondergronds bezoekerscentrum. De panelen met tekeningen dienen in dit geval slechts ter ondersteuning van de maquette. Ik denk terug aan de keren dat ik deelnam aan de jury van een grote interieurarchitectuurprijs: bij elke editie waren er zo’n zestig inzendingen, variërend van kleine interventies voor private woningen die inzetten op materiaal en textuur, tot interieurs van grote publieke gebouwen, waar ruimtelijkheid en massa de beleving van het interieur bepaalden. En elk jaar zat de jury met de handen in het haar. Hoe konden we alle inzendingen in godsnaam op gelijke gronden beoordelen? De oplossing bleek elke keer weer voor de hand liggender dan gedacht. Excellente kwaliteit verloochent zich nooit. Die is te vinden in de mate waarin een concept zijn weg vindt naar het eindproduct, in de details die laten zien dat de ontwerper het proces beheerst en uiteindelijk in het esthetische samenspel van ruimte, vorm en materiaal.

Volgens datzelfde principe kun je ook de heterogene verzameling Archiprix-finalisten beoordelen. Ze zijn allemaal zonder uitzondering van hoge kwaliteit, wat het rondlopen op de tentoonstelling altijd de moeite waard maakt. Maar wie de moeite neemt om projecten met elkaar te vergelijken, gaat verschillen zien. Sommige presentaties bezitten een logische samenhang, waardoor de toeschouwer kan traceren hoe oorspronkelijke overwegingen terechtgekomen zijn in het ontwerp. Zo kan ook het ontwerp beoordeeld worden ten opzichte van zijn mededingers. Als het goed is, wordt duidelijk of het eindresultaat een neerslag is van alle aspecten van het afstudeertraject: analyse, ontwerpbeslissing, uitwerking. En dan kan de kwaliteit van het plan worden gewogen. De intelligentie van de oorspronkelijke overweging is daarbij het startpunt. Als deze te wensen overlaat, kan de uitwerking nog zo goed zijn, maar de kwaliteit van het uitgangspunt zal het niet opkrikken.

Compleetheid versus

Twee jaar geleden belde ik met Jeroen Visschers, coördinator van de masteropleiding Architectuur van de Rotterdamse Academie, over Archiprix en het verschil in succes tussen de afstudeerders van verschillende opleidingen. Eén van de belangrijkste kenmerken die Visschers signaleerde bij de winnende plannen is compleetheid. “De jury’s letten daar scherp op”, stelde hij. Volgens hem ligt de focus in Rotterdam op inhoudelijke positionering. “Dit sluit aan op onze onderwijsvisie. Dat betekent dat studenten een specifieke nadruk kunnen leggen op bepaalde facetten van hun afstudeerontwerp, wat zich terugvertaalt in de presentatie, maar die ten koste gaat van de compleetheid.”

Verankering van de architectuur

Even terug naar de Archiprix-tentoonstelling. Om de hoek bij zijn studiegenoot Mense hangt het afstuderen van Jan-Willem Terlouw. Zijn project ‘Parkway Drive’ geeft gestalte aan het actuele vraagstuk rond het verbindingstracé tussen de A13 en de A16 in Rotterdam. Terlouw stelde zichzelf ten doel om van het tracé een ruimtelijk-architectonische beleving te maken. De enorme schaal van de opgave wordt opgehakt in delen, die op hun beurt in beeld en detail grondig worden uitgewerkt. Van een project dat op een dergelijk schaalniveau opereert, verwacht je geen volledig uitgewerkte maquette. Dat desalniettemin draadmodellen aanwezig zijn die de architectonische ontwerpprincipes weergeven, kan alleen maar rekenen op waardering. Terlouw heeft een inspanning geleverd die eenvoudig overgeslagen had kunnen worden, maar die ontegenzeggelijk van meerwaarde is om de architectuur steviger te verankeren in het gehele project.

Dissonanten in het ritme

Het laatste werk van een Rotterdamse academiestudent hangt achter me. Martins Duselis vond in het verlengde van de historische Hefbrug in Rotterdam een langwerpige locatie waar het spoor vroeger overheen liep - en tegenwoordig onderdoor loopt. De fascinatie voor Ungers’ Grossform is overal aan af te lezen. Dit project heeft zeker aantrekkingskracht, maar roept ook vraagtekens op bij mij. Eén zin over Ungers rechtvaardigt immers nog niet de keuze voor grote monotone blokken. Een blik op de presentatie leert dat Duselis worstelde om de massieve blokken in het ritme te krijgen van de stedelijke werkelijkheid die hij na verloop van tijd tegenkwam. In de eerste situatietekening zijn de blokken nog kloek gepositioneerd, volgens een strak ritme en overal even breed. Maar de tweede tekening, die meer in detail treedt, laat zien hoe de blokken moeten terugwijken vanwege de infrastructuur; in het ritme verschijnen dissonanten die niet geadresseerd worden in de verdere presentatie.

Net buiten de vuurlinie

Ik herken de opmerking van Visschers terug bij de inzendingen. Het afstuderen van Mense is inhoudelijk sterk. Hij signaleert in Londen een economische motor die losstaat van de Central Activities Zone waar de stad zich op concentreert. Langs de zogenoemde High Streets, zo meent Mense, bevindt zich de bulk van economische activiteit waar tevens de meeste inwoners van Londen werken. Vanuit deze High Streets formuleert hij een strategie om Hackney, een gebied dat nog net buiten de oprukkende gentrificatielinie ligt, te verdichten en geschikt te maken voor lokale bewoners en activiteiten.

Verschil in presentatie

Het afstuderen van Mense heeft een evenknie in het afstuderen van Hans Maarten Wikkerink, ook een academiestudent, maar dan uit Amsterdam. Wikkerink gaat ook op zoek naar een inclusieve manier van ruimtelijke ontwikkeling in de bestaande stad, alleen dan in New York. Vanwege het soortgelijke thema zijn de twee plannen goed te vergelijken. Twee zaken vallen op. Op het vlak van presentatie kun je constateren dat het New Yorkse plan is voorzien van twee superstrakke maquettes die het verhaal van een gefaseerde ontwikkeling helder in drie dimensies tonen. Dergelijke maquettes ontbreken bij Mense. Zijn presentatie eindigt in een heldere 3D-tekening waarin zijn ontwerpstrategie duidelijk wordt weergegeven. Ik snap de keuze om het hierbij te laten, maar tegelijkertijd vind ik het jammer. Ik vraag me af of de jury zoiets laat meewegen in haar oordeel.

27


Er mist iets

ur)

ha

ndsc

(

, Ell

rähle

a St Laur

n&

esig

al, D

end ouw en R

la : van Build

ap dsch

klan

t da p to

ectu chit t, ar

elf TU-D

Dat het communiceren van het concept iets is wat mist bij de Rotterdamse afstudeerontwerpen, wordt bevestigd door twee andere bezoekers van de tentoonstelling. Bachelor-studenten Marius en Dennis nemen er de tijd voor en voorzien elk afstudeerplan van commentaar. Als ze niet onder de indruk zijn, lopen ze snel verder. Het project ‘Parkway Drive’ kan echter op hun goedkeuring rekenen. “Een mooie manier om een snelweg onderdeel van het landschap te maken”, concludeert Marius. “Ver uitgewerkt”, vult Dennis aan terwijl hij de detaildoorsnedes bekijkt. Nadat de renderings zijn bekeken verleggen ze hun aandacht weer naar de grote overzichtstekening van de snelweg. “Ik zie nergens staan waarom hij daar bovengronds gaat, en verderop ondergronds,” zegt Dennis. Beiden scannen ze de hele presentatie. Een antwoord vinden ze niet. Maar vet vinden ze het wel.

Verschil in conceptuele communicatie

Op het vlak van het concept valt ook iets op. Het afstuderen van Mense kent een grote informatiedichtheid zonder dat de geïnteresseerde toeschouwer de draad kwijtraakt. Alle respect daarvoor. Het laat zien hoe complex de taak was die hij zichzelf stelde en hoe hij door middel van analyse en een goed proces stapsgewijs tot zijn ontwerp kwam. Het afstuderen van Wikkerink kent eenzelfde complexiteit en worstelde met hetzelfde probleem als Mense. Maar Wikkerink vliegt het anders aan. Hij reserveert een deel van zijn presentatie voor infographics die de kern van zijn probleemstelling en de gevonden oplossing communiceren, alvorens los te gaan op de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking.

Laura Langridge, Ivalo River Sandbanks (TU Delft, architectuur)

Je kunt het niet faken

Giel Sengers, Hommage au Borinage (AvB Arnhem, architectuur)

Hans Maarten Wikkerink, Marcy Houses: Een case-study naar sociale woningbouw in New York City (AvB Amsterdam, architectuur)

28

Als ik de tentoonstelling verlaat, duizelt het me. Ik heb zoveel goede projecten gezien. Wat te denken van het Design & Build-afstuderen van Laura Strähle en Ellen Rouwendal? De studentes togen na hun afstuderen naar Kenia om hun voorstel voor een rurale nederzetting in Kenia daadwerkelijk te bouwen. De foto’s van het uiteindelijke project zou je kunnen zien als ultiem bewijs van hun afstudeeronderzoek en architectonische voorstel. Maar moeten zij daardoor winnen? Ik weet het niet. Ik kom tot de conclusie dat ik simpelweg niet kan voorspellen welk project dit jaar gaat winnen. Elk jaar is het weer een gok waar de jury voor valt. Actuele vraagstukken zijn altijd in trek, maar probeer daar maar eens op te anticiperen: tussen het begin van het afstuderen en de uiteindelijke prijsuitreiking van Archiprix verstrijken er gemakkelijk twee jaren. Jaren waarin de wereld er heel anders uit kan zien. Een student doet er dus vooral goed aan zijn eigen interesses na te jagen. Helderheid, compleetheid en eigenheid zijn noodzakelijke ingrediënten voor een winnend afstuderen. Die ingrediënten komen je niet aanwaaien, maar kun je in je ontwerpwerk verwerken door inzet en aanleg. En die eigenschappen kun je niet faken.



pr

De Iktinos-prijs is in 1969 ingesteld door architect Huig Maaskant, medeoprichter van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. De prijs bestaat uit een stipendium van € 2.000 en wordt jaarlijks uitgereikt met het oogmerk de Academiestudent te prijzen die “… door kwaliteit en karakteristiek van het studieresultaat een (culturele) bijdrage heeft geleverd aan onderwijs, onderzoek en praktijk van de architectuur of stedenbouw”. De Iktinos-prijs biedt getalenteerde en ambitieuze studenten een podium om hun ontwerpwerk te etaleren, en moedigt hen aan om het maximale uit hun studie en carrière te halen. Het ging Maaskant nadrukkelijk om tussentijdse studieresultaten en niet om afstudeerprojecten. Op voordracht van de docent(en) wordt uit elke studio – voor de curriculumvernieuwing in 2016 uit elk atelier - één project genomineerd voor de Iktinos-prijs. De prijsuitreiking en de Iktinos-tentoonstelling maken deel uit van de opening van het academisch jaar. Net als bij de afstudeerprojecten wordt ook hier teruggeblikt op twee jaar Iktinos.

30


rijs Het beste atelierwerk

uit de de studiejaren 2014–2015 en 2015–2016

31



Iktinos-prijs Uit het studiejaar 2014–2015 is werk uit elf ateliers voorgedragen. De jury bestond uit de voorzitter van de Stichting Vrienden van de Academie Martin Aarts (Stadsontwikkeling Rotterdam), de drie alumni Simone Drost (architect, Simone Drost Architecture), Renske van der Stoep (architect, Ector Hoogstad Architecten), RiÍtte Bosch (stedenbouwkundige, West 8 Urban Design and Landscape Architecture) en Chris van Langen, directeur, namens de Academie.

De jury heeft waardering voor het algemene niveau van de ingezonden projecten en voor de onderzoekscomponent van veel plannen, dat geldt vooral voor de stedenbouwprojecten. De jury vindt het heel belangrijk dat onderzoek als wezenlijk onderdeel van het vak geprogrammeerd wordt en hoopt van harte dat ook de studenten die van nature minder geneigd zijn tot onderzoek, het belang hiervan gaan inzien. De jury waardeert presentaties die niet te braaf zijn. Een verleidelijke en uitgesproken projectpresentatie, met een goede lay-out en goed gekozen beelden, is belangrijk voor het meenemen van de kijker in het verhaal. Niet alle projecten slagen daarin. De jury pleit daarom niet voor standaardisering van de eindpresentaties en adviseert de Academie om haar studenten de ruimte te geven zich in het presenteren te ontwikkelen. Verder juicht de jury studio-opgaven toe die aansluiten op de Rotterdamse actualiteit zoals Het Nieuwe Depot, het nieuwe collectiegebouw van museum Boymans van Beuningen. De Academie kan zich hiermee actief in het actuele Rotterdamse debat mengen. Vier projecten springen er volgens de jury uit:

33


Logistics

34

“Het meest intrigerende van de gepresenteerde architectuurprojecten! Een overtuigend en onheilspellend verhaal over de consumptiemaatschappij, goed verwoord en mooi opgetekend in het stripverhaal. Het project stelt belangrijke vragen, door de huidige wereld van het consumentisme te extrapoleren en te vertalen in een Danteske ruimtelijke belevenis. Tegelijkertijd is het project ook de uitkomst van een geslaagd onderzoek naar de typologische ontwikkeling van het logistieke havengebouw. De jury is minder te spreken over de weliswaar in de plattegronden zeer gedetailleerde, maar visueel weinig aansprekende architectonische uitwerking. Wellicht is dit een gevolg van de opzet van het atelier, met slechts drie weken ontwerptijd na een lange onderzoeksperiode. Ook het slotbeeld, met het aanzicht van het gebouw vanaf de snelweg, kan de jury in het licht van de rest van de presentatie niet echt bekoren. De jury adviseert deze getalenteerde student nog scherper op zoek te gaan naar een positionering tussen poëzie en kritiek.

adness

de jury

...It is at this point where my plan operates in time. At first, its’ enormous size will make the consumer walk around for ages just to answer his quest for fulfilment. Paradoxically, his fulfilment will never be satisfied, after all, satisfaction is the death of all desire. Therefore the warehouse is constructed as a continuous loop, a maze where finding the exit will take the most effort. It is the machine and his mad love for fulfilling. Traveling along the continuous loop of showrooms, restaurants, warehouses and generic construction, the consumer and his quest for fulfilment come across different objects, each representing the foundation of desire. Close to Dante’s ‘rings of the inferno’, the seven sins. The real foundation of human desire...


door Maarten

de Haas Studio: 10.000 TEU Docenten: Francesco Marullo & Amir Djalali

Maarten de Haas - Logistics beyond madness’ plattegrond

35


The Roller Door Community Chris van Nimwegen

36

Chris van Nimwegen - Roller Door Community - exploded view


&

This prototype design is an answer to London’s problem of manufacturing workshops being pushed out of the expensive city centre. By incorporating manufacturing in compensation law Section 106, housing becomes the financially leading program where manu-facturing is top-down strategically added to. The forced combination of working and housing requires new typologies, such as the Roller Door Community. Key elements, to which site-specific options can be added, are the collective hall with shared facilities and its connection to the High Street. This roller door facade building forms the combined entrance for residents, employees, goods and customers on foot, by bike, forklift or car. It’s a place of friction, street life and a lovely place to witness just that.

Studio: Streetwise London-Rotterdam

Docenten: Wouter Veldhuis

Jan Vermeulen

Liesbeth Brink

“Een lastige opgave: een ontwerp voor Londen vertalen in een voorstel voor een sterk afwijkende locatie in Schiedam, en daar dan een uitvinding op moeten baseren. De tussenstap in Schiedam is niet het meest interessante onderdeel van dit project, maar wel wordt de stap optimaal uitgebuit om te komen tot de uiteindelijke typologische vondst: het maximaal inzetten van de diepte van het blok door het introduceren van een bijzonder ontsluitingsprincipe. Een goed uitgewerkt principe bovendien. Niet alle juryleden zijn echter te spreken over de wat lastig te doorgronden presentatie op het laatste paneel. Dat de architectonische uitwerking wat achterblijft is logisch: de maker van het plan is student stedenbouw.”

De jury had grote waardering voor de bovenstaande twee plannen, maar de discussie spitste zich uiteindelijk toe op de resterende twee plannen, die boven de andere projecten uitstaken dankzij hun volwassenheid en diepgang.

37


Rotter

38

“In ‘Rotterdam Ontkoppeld’ wordt vooral het vernuftige systeem gewaardeerd en de gelaagdheid van het plan. De presentatie is erg mooi en helder opgebouwd en voorzien van duidelijke, aansprekende diagrammen. De juryleden verschillen echter van mening over de technische haalbaarheid van het grijswatersysteem in het plan. Ook vraagt men zich af welke échte uitvindingen er in het project nu eigenlijk zijn gedaan”.

ntkoppeld

de jury

Het riool als sturend mechanisme in de stadsplanning van Rotterdam. Dit scenario-onderzoek schetst een toekomstbeeld voor de vervangingsopgave van het riool en verkent de mogelijkheden van een circulaire afvalverwerking; nutriënten terugwinning als economisch verdienmodel. De vervangingsopgave van het rioleringsnetwerk in Rotterdam is groot. De kosten bedragen ca. 2,5 mld. euro per 60 jaar. Een opgave waar de gemeente Rotterdam financieel niet aan kan voldoen. Tegelijkertijd biedt het rioleringssysteem kansen voor een circulaire afvalverwerking. Uit afvalstoffen in het riool kunnen grondstoffen en energie worden teruggewonnen. Het onderzoek schetst twee scenario’s, de bandbreedte tussen een decentrale en centrale ordening van het rioolnetwerk. De ruimtelijke kansen en potenties van beide extremen zijn verkend. De stedenbouwkundige opgave is uitgewerkt voor de wijk Pendrecht.


door Bram

van Ooijen

Bram van Ooijen – Rotterdam ontkoppeld - overzicht

Atelier: De Grondstoffenfabriek Docent: Florian Boer

Bram van Ooijen - ‘Rotterdam ontkoppeld’


Biomassa als Basis

Winnaar Iktinosprijs 2015

Ben Wegdam

Ben Wegdam - Biomassa als basis


&

Grootschalige energieopwekking door middel van biomassa wordt vaak onderbelicht. Deze manier van energieopwekking wordt nu slechts op kleine schaal toegepast, maar blijkt uiterst rendabel. Ze kan door opschaling naar regionale schaal een substantiële bijdrage leveren aan de energiebehoefte van de metropoolregio Rotterdam-Eindhoven en daarnaast andere economische en milieu bevorderende kansen bieden. Vanwege de strategische ligging van deze metropoolregio ten opzichte van de agrarische gebieden is een direct aanbod van reststoffen uit biomassa groot; denk bijvoorbeeld aan restproducten van de veehouderij, de akkerbouw en de glastuinbouw. Ook de stedelijke regio’s zelf zijn een grote bron van reststoffen. Daarnaast zijn de aanwezigheid van de haven Rotterdam (voor import van extra biomassa) en van de petrochemische industrie interessant. Wanneer de afvalstromen worden gebundeld, is grootschalige energieopwekking vanuit biomassa mogelijk. Door de agrarische, industrie- en havengebieden op strategische plekken opnieuw in te richten, kunnen afval- en energiestromen efficiënt afgehandeld worden om een betrouwbare energiebron voor de metropoolregio te ontwikkelen.

Atelier: Exit Randstad?

Docenten: Bernadette Janssen

Martin Aarts

“Het plan van Ben laat bij uitstek zien wat regionaal ontwerpen in deze tijd kan zijn, het middels het ontwerp zoeken naar een realistisch lijkend antwoord voor een actueel probleem. Daarbij wordt expliciet de kracht van de eenvoud geprezen: de consistente en slimme uitwerking van een manier om middels biomassaverwerking de banden tussen de Rotterdamse regio en Brabant te verstreken. Inhoudelijk is het plan slim opgebouwd rond het bestaande logistiek systeem. In het plan is de ruimtelijke impact echter niet geheel duidelijk: waar leiden de voorgestelde ruimtelijke ingrepen nu precies toe?” Zoals vaak discussieerde de jury lang over de laatste plannen. In het licht van de eisen die Huig Maaskant stelde aan de toekenning van de Iktinosprijs, besloot de jury ook ditmaal om de prijs toe te kennen aan het project dat de culturele betekenis van het ontwerp het scherpst agendeert, een project dat de jury daadwerkelijk een nieuw zicht op de werkelijkheid biedt. De Iktinos-prijs ging daarom naar Ben Wegdam voor het plan ‘Biomassa als Basis’.

41


42


Iktinos-prijs Er waren in studiejaar 2015–2016 17 projecten genomineerd voor de Iktinos 2016. De jury bestond uit de voorzitter van de Stichting Vrienden van de Academie Martin Aarts (Stadsontwikkeling Rotterdam), de drie alumni Jos Hartman (stedenbouwkundige en landschapsarchitect, ZUS), Rolf Reichardt (architect, RHAW architecture) en Renske van der Stoep (architect, KCAP), en Chris van Langen, directeur, namens de Academie.

De externe leden van de jury zijn onder de indruk van het tentoongestelde werk en dan met name van de compleetheid van veel plannen en de energie en gedrevenheid die van veel plannen af spat. Ook spreekt de jury haar waardering uit voor het feit dat in veel gevallen sprake is van échte plannen, of beter nog: échte ontwerpen. In meer algemene zin is de jury daarmee positief over het feit dat een substantieel deel van de projecten dicht aanschurkt tegen de realiteit van het werk van architecten en stedenbouwkundigen. Het betreft vaak realistische opgaven die beantwoord worden met realistische, maakbare, daadwerkelijk voorstelbare ontwerpen, waarin zowel het ontwerpvakmanschap als de zelfbewuste professionaliteit wordt ingezet om de opgave tegemoet te treden. De vreugde hierover wordt mede ingegeven door de eigen ervaring van een deel van de jury met de tijd waarin de Academie zich anders profileerde. Een tijd waarin het experiment boven alles stond en de afstand tot het werken in de praktijk schier onoverbrugbaar was. Tegelijkertijd merkt de jury op dat de Academie ook een vrijplaats moet zijn en blijven: een plaats waar de student, de architect- of stedenbouwkundige-in-opleiding, de ruimte krijgt en neemt om het experiment aan te gaan, ver buiten de gebaande paden te treden, het onbekende te onderzoeken, eigenzinnigheid te ontwikkelen en aan te scherpen en statements te durven maken. De jury stelt vast dat er een productieve balans tussen die twee componenten van de opleiding moet bestaan en constateert dat die er op dit moment is. Maar het is een fragiel evenwicht. De balans kan gemakkelijk verstoord worden. En zelfs als die balans er in het aanbod aan opgaven is (of lijkt te zijn), moet er alles aan gedaan worden om ervoor te zorgen dat beide zijden, de ambachtelijk-realistische en de experimenteel-utopische kant, tot bloei kunnen komen. Het feit dat er geen plan is dat de jury heen en weer schudt, ondanks de prettige eigenzinnigheid die op vele plaatsen opborrelt en van haar sokken blaast, bewijst eens te meer hoe moeilijk dat is. Op een iets praktischer niveau stelt men vast dat de onderlinge vergelijkbaarheid van de plannen, tot op zekere hoogte, zéér ingewikkeld blijkt. Dat geldt in het bijzonder vanwege het enorme verschil tussen de resultaten van (een deel van) de kwartaalateliers en van de semesterateliers. Met name de plannen uit kwartaalateliers die een zeer specifiek, maar beperkt aspect van het ontwerpvakmanschap agenderen (zoals de (re)presentatie) of die zich richten op een zéér kleine opgave, zijn feitelijk niet te vergelijken met en af te wegen tegen projecten uit meer integrale, complexere én langer durende ateliers. De jury adviseert de Academie goed na te denken over de vraag welke atelierprojecten genomineerd worden voor de Iktinosprijs. Tot slot vraagt de jury aandacht voor het feit dat van één student twee en van één student zelfs drie projecten zijn genomineerd. Het is iets waar je gemakkelijk aan voorbij zou kunnen gaan, maar het is in werkelijkheid heel bijzonder: het vertelt veel over het ontwerptalent en de ontwerpmatige zeggingskracht van beide studenten. Dat beiden nog aan het begin van hun carrière staan, maakt het extra bijzonder. Omdat de jury ervan overtuigd is dat goede wijn wel degelijk een krans verdient, wil ze op deze plaats, kort voordat ze overgaat tot de bespreking per plan, beide studenten, Harmen van der Wilt en Umut Türkmen, nog even extra in het zonnetje zetten.

43


Verdichting van Brussel

Madelon Pluis

44

Madelon Pluis – Transition Zone – Studio Brussel


&

Omdat er een bevolkingsgroei tot 2040 verwacht wordt van 170.000 inwoners is Brussel op zoek naar een verdichtingsstrategie binnen haar eigen grenzen. Dit is een gebied ter grootte van de stad Nijmegen. Brussel kampt met een hoge werkeloosheid onder de laaggeschoolde bevolking. De industriesector, die zich bevindt langs het kanaal, zorgt voor werkgelegenheid voor laagopgeleiden. Het is dus belangrijk dat de industrie in Brussel behouden blijft, maar tegelijkertijd dient deze aantrekkelijke locatie verdicht te worden. De enorme daken van de distributiecentra zijn verloren oppervlaktes die een nieuwe functie krijgen, waardoor er een nieuwe wereld ontstaat op deze daken. Hier kan een woonmilieu ontstaan en een goede verbinding gemaakt worden met de stad.

Atelier: Studio Brussel

Docenten: Ivar Branderhorst, Han Dijk

Jan Vermeulen

“Madelon’s transformatie- en verdichtingsplan voor een binnenstedelijk industrieterrein in Brussel lijkt in eerste instantie gewoon een goed plan, compleet en consistent. Maar bij nadere beschouwing blijkt die vanzelfsprekendheid bedrieglijk. Het plan bevat een reeks slimme ingrepen die geworteld zijn in een intelligent heen en weer bewegen tussen de schaalniveaus en de disciplinaire logica van architectuur en stedenbouw. Ingrepen ook, hoe vanzelfsprekend ze ook lijken, die helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn; Madelon kiest bewust voor een andere dan meestal gehanteerde benadering. Het meest sprekend in dat opzicht is de keuze voor nieuwe openbare ruimtes op de daken van de distributiecentra, die niet alleen de bebouwing van het nieuwe woonmilieu met elkaar verbindt maar ook op ontspannen wijze de relatie met de stad aan de andere zijde van het spoor legt. Een vergelijkbaar slimme ingreep over het kanaal, mét een ontworpen verankering in het park, had het plan nog sterker gemaakt. Daarnaast moet Madelon ervoor oppassen dat het resultaat van haar begenadigde ontwerpershand – zoals blijkt uit de schijnbaar ontspannen distributie van de gebouwen – haar niet de mogelijkheid ontneemt van een kritische reflectie op de gebruikswaarde van de ontworpen objecten.’’

45


Thuis

46

“Niek’s stadhuis voor Zuid toont in alles het ontwerpplezier. Een plezier dat onder andere zichtbaar wordt door de complete presentatie, die het tevens mogelijk maakt de ontwerpbeslissingen na te volgen en de volledigheid van het ingezette ontwerpinstrumentarium te waarderen. Maar de kwaliteit en het plezier van het project zitten ook in de interessante ruimtelijkheid van het plan en de grote samenhang van het ontwerp. Hoewel het project op meerdere niveaus super overtuigend is, moet de jury ook constateren dat juist de centrale vraag van het atelier naar een hedendaagse vorm van representativiteit minder scherp wordt beantwoord. Wellicht had een verdere doordenking van het vraagstuk van de hechting aan de context, zowel op stedenbouwkundig niveau als op architectonisch niveau, juist ook op dat vlak een extra laag kunnen genereren.’’

uid

de jury

Het nieuwe stadhuis moet de identiteit van Rotterdam-Zuid tonen. Twee elementen die Zuid kenmerken, scheepsvaart en woonstad, zijn het uitgangspunt voor het ontwerp. Het archetypische huis opgebouwd uit elementen vormt het basisvolume en wordt op de nieuwe stedenbouwkundige as gelegd. De as loopt door het gebouw heen waardoor er twee werelden ontstaan. De buitengevel drukt openheid en regelmaat uit, de binnengevel semi-geslotenheid en dynamiek. Dit contrast toont dat Zuid meer te bieden heeft dan in eerste instantie zichtbaar is. Een introvert stadsdeel en dito gebouw, maar met een uitgesproken karakter.


door Niek

van der Putten Atelier: Op Zuid Docenten: Remco Bruggink & Sanne van Manen

Thuis op Zuid – doorsnede

47


Oxymoron

Umut Türkmen

48

Umut Turkmen – Oxymoron – Atelier De Eigenhaard


&

Het Rotterdamse bouwblok aan de Snellinckstraat is geïnterpreteerd als een gesloten binnentuin, een Hortus Conclusus. Het woonhuis is een inversie van het bouwblok. Het openbaart zich als een vrijstaand huis in een binnentuin met zicht over vier assen. Het huis bestaat in hoofdopzet uit een woongedeelte en een atelier, met centraal daartussen de woonkamer als ontmoetingsplek. De transitie door het woonhuis ontvouwt zich door alle ruimtes en genereert continu een kader waar men naartoe geleid wordt. In de doorsnede versterken de diagonale zichtlijnen door het huis het concept van het huis als tuin. De ontsluiting van het huis is net zo dubbelzinnig als haar typologische omkering: enerzijds via de voortuin aan de Snellinckstraat en anderzijds via de achterzijde van het bouwblok.

Atelier: De Eigenhaard

Docenten: Jasper de Haan

Rosie van der Schans

“Umut’s woonhuis is een prachtig project. De compleetheid, de doorwrochte ambachtelijkheid en de poëtische verbeeldingskracht zijn opmerkelijk voor een project van een kwartaal en zo vroeg in de studie. Dankzij die aspecten wordt de interessante vondst die aan de basis staat van het ontwerp – een woonhuis als een inversie van een bouwblok – doorgewerkt tot een sturend architectonisch thema dat in een verrassende ruimtelijkheid resulteert. De jury is er nu al van overtuigd dat we hier te maken hebben met een ontwerper waar we nog veel van zullen gaan horen.”

Ondanks de grote waardering voor de bovengenoemde plannen ging de strijd uiteindelijk tussen onderstaande twee plannen, plannen die de jury dwongen elkaar nog verdergaand te ondervragen en nog dieper in de ogen te kijken.

49


Noordoost-

50

“Bram’s project voor de overgave van de Noordoostpolder agendeert een reeks relevante kwesties. In de eerste plaats toont hij op overtuigende wijze de nog steeds voortdurende noodzaak van het ontwerpen op regionale schaal aan: schakelen tussen de verschillende schaalniveaus is, ook op die schaal, een ontwerpopgave die op elk schaalniveau daadwerkelijk ontwerpend denken en handelen vereist. Dat wordt in het bijzonder zichtbaar in de plankaart, veel meer nog dan in de ‘tastbare’, in optimistische zin populistische, ruimtelijke representaties van de door Bram geschetste mogelijke toekomst. Daarmee neemt hij tegelijkertijd positie in de discussie over de representatie van het regionale ontwerp. En tenslotte neemt hij de ambitie, en daarmee het mogelijke handelingsperspectief van de stedenbouw én de ontwerper de maat: hoe groot mogen en kunnen we denken? De intelligentie waarmee hij dat doet, door wellicht bekende ontwerpoplossingen te verbinden en op te schalen, tekent zijn volwassenheid en die van zijn project.”

e capitulatie an Flevoland

de jury

De Flevopolder is het land van water, energie en landbouw. De polder bevat Nederlands grootste zoetwatervoorraad, de hoogste teeltopbrengsten uit landbouwoogsten en grossiert in duurzame energieopwekking. Tegelijkertijd daalt het aantal banen in deze drie topsectoren de afgelopen jaren drastisch. Tevens drukken de beheerskosten van het watersysteem onhoudbaar op de belastinginkomsten. Bodemdaling en verzilting bedreigen de polder en de inpoldering zelf veroorzaakt verdroging elders in het land, zoals op de Veluwe en het Venne. In het plan Noordoosteiland geeft de Flevopolder zich over aan het water. Deze capitulatie resulteert in een natuurlijke rivier die door het genivelleerde polderlandschap meandert. Een kunstmatig gereguleerd watersysteem dat het oppervlaktewater van het IJsselmeer zuivert en extra bergingscapaciteit creëert, dient als vers-waterbassin voor haar omgeving. Dit wekt energie op, creëert contrastrijke natuur en introduceert nieuwe productielandschappen. Door de introductie van de rivier en de nieuwe productielandschappen ontstaan kansen voor recreatie, natuur en economie.


door Bram

van Ooijen Atelier: Nieuw Land in Zicht Docenten: Wolbert van Dijk & Bernadette Janssen

Noordoosteiland – plantekening

51


Winnaar Iktinosprijs 2016

The Imported Towerhouses

Umut Türkmen

Umut Turkmen – The imported towerhouses – Studio The Mansion

52


&

The London mansions are ready for typological innovations. The London mansions from the last centuries introduced completely new types of scale and architecture. The imported tower houses from Yemen, conceptually raised from out of the ground level with a tiny footprint, create a new strategy as a response to the current urbanisation and high land prices in London. The layout is a composition of two volumes; one volume which provides the vertical transition and one volume of the apartment itself. The slender towers as a model can be further developed as a strategy on tiny plots elsewhere in London where land is expensive. This mansion block is imported yet very different from its original. It contributes to new forms of streets and public spaces.

Studio: The Mansion

Docent: Hans van der Heijden

“Umut’s tweede, en chronologisch ‘jongste’, Iktinos-nominatie bouwt voort op het vorige project – als in het doorbouwen aan een oeuvre. De daaruit sprekende volwassenheid – anders dan bij Bram van Ooijen, maar van een welhaast vergelijkbare, en zichtbaar groeiende, rijpheid – is uiterst bewonderenswaardig voor een project zo vroeg in de studie. Om de kracht van het project te duiden, moeten ook vergelijkbare termen gebruikt worden als bij zijn eerder besproken project. Opnieuw zindert het plan van de poëtische verbeeldingskracht, die, misschien meer nog dan de overtuigende architectonische articulatie, de goede plattegronden, de krachtige ruimtelijke oplossingen, de intelligente omgang met de buitenruimte en de consistentie van het plan, de overtuigingskracht en de actuele relevantie van dit project bepaalt. En opnieuw blijkt Umut in staat een onverwachte vondst – de formele loskoppeling van de plotvorm en de woningbouwtypologie – zo uit te werken dat er iets nieuws ontstaat. Niet alleen een prachtig, op het eerste oog soms wat genadeloos plan maar ook een voorstelbaar prototype voor andere locaties.” De overtuigingskracht en de ontwerpmatige volwassenheid van beide plannen is onvergelijkbaar, maar toch zeer gelijkwaardig. Ook als het gaat om de ‘culturele’ relevantie van beide projecten, hoewel zich op een totaal ander vlak begevend, doen beide projecten feitelijk weinig voor elkaar onder. Uiteindelijk kiest de jury voor het project met de meeste zeggingskracht als ontwerp, en dus voor het project ‘The Imported Towerhouses’ van Umut Türkmen.

53


voor ideeĂŤn


55

Het was Huig Maaskant, als een van de oprichters van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, die in 1969 de Iktinos-prijs in het leven riep. De prijs maakt het mogelijk om het werk van studenten nog tijdens de studie te bekronen, en onderscheidt zich daarmee van andere prijzen in het veld. De docenten nomineren per studio de student met het beste project en de jury kiest daaruit de winnaar. Het mooie is dat zo studenten uit alle leerjaren in aanmerking kunnen komen voor de prijs en het bijbehorende stipendium van ₏2000,- . De jury staat onder voorzitterschap van Martin Aarts (voorzitter van de Stichting Vrienden van de Academie van Bouwkunst) met directeur Chris van Langen als vast lid en een wisselende bezetting van drie Academie-alumni. Renske van der Stoep, architect-associate bij KCAP maakte deel uit van de jury’s voor 2015 en 2016.


Ruimte voor ideeën Renske van der Stoep Catja Edens

Grenzen verkennen

Van der Stoep voelt zich verbonden met de Rotterdamse Academie. Ze studeerde er zelf in de periode 1998 tot 2004 en was de laatste jaren regelmatig ‘‘visiting critic’’ bij beoordelingen. Van der Stoep: ‘Je kunt zien dat het onderwijs in die periode bepaalde ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Toen ik zelf studeerde lag de focus sterk op het experiment, op het maken van statements. De afgelopen jaren zie je juist vrij veel aandacht voor het vakmanschap en de vaardigheden die daarbij horen. Dit had natuurlijk ook te maken met de crisis. De Academie wilde studenten de beste kansen bieden door ze goed voor te bereiden op de praktijk.’ Toch wil Van der Stoep het belang van het experiment benadrukken. ‘Juist tijdens je studie kun je dingen uitproberen en grenzen verkennen zonder dat je gebonden bent aan allerlei praktische voorwaarden. Dat maakt de Academie tot zo’n leerzaam avontuur – in de eerste plaats voor de studenten natuurlijk, maar stiekem ook voor de docenten.’ Van der Stoep is geboeid door de manier waarop de nominaties van 2015 en 2016 zich verhouden tot deze twee polen van het ontwerpen: het pragmatische en realistische aan de ene kant en het visionaire en experimentele aan de andere kant.

Experimenteel en realistisch

‘Het zijn juist die schetsen die

Een mooi voorbeeld van een experimenteel ontwerp vindt Van der Stoep ‘Logistics Beyond Madness’ van Maarten de Haas (2015). Het toont een shopping mall ondergebracht in een voormalig havengebouw, vormgegeven als een labyrint waarin de consument eeuwig rond kan dwalen. Het maatschappijkritische statement van dit ontwerp geeft zich niet direct prijs, maar is misschien ook daarom wel des te sterker, vindt zij. ‘De kracht van dit ontwerp schuilt niet zozeer in de architectonische uitwerking, maar vooral in de manier waarop het ons waarschuwt voor een wereld die volledig beheerst dreigt te raken door de zucht om te consumeren.’ Ook het ‘Monument Oostplein’ van Tea Hadzizulfic (2016) bevindt zich aan deze kant van het spectrum. In tegenstelling tot het ontwerp van Maarten Haas, maakt haar monument een statement in het volle zicht van de beschouwer. Hier is het echter de inhoud van het statement die enigszins verborgen blijft. We zien een groot en dominant object, onbereikbaar door de gracht die eromheen ligt. Het belichaamt een confrontatie met een nieuw totalitair regime, de context die vanuit de studio waarin het ontwerp is gemaakt, werd meegegeven. Van der Stoep: ‘Monument Oostplein’ gaat

kunnen geven in de ideeënwereld en werkwijze van ontwerpers.’ 56


Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de projecten met een meer realistisch en pragmatisch karakter. Een voorbeeld is het Nieuwe Depot van Bob-Willem van Hooft (2015), een ontwerp voor het depotgebouw van Museum Boijmans van Beuningen. Van der Stoep: ‘Ik vind het interessant dat de Academie kiest voor actuele opgaven in Rotterdam en zich daarmee in de stad positioneert. Van Hoofts ontwerp is voorstelbaar en realiseerbaar, maar misschien ook wel iets te voorstelbaar en realiseerbaar. Juist bij een opgave als deze zou de ontwerper ervoor kunnen kiezen om te reageren op het ontwerp dat de stad gekozen heeft, om op die manier een eigen statement te maken.’ De winnaar van 2016 laat zien dat een realistische uitwerking en het experiment elkaar niet hoeven uit te sluiten. Met ‘Imported Towerhouses’ toont Umut Türkmen een poëtische variant op het Londense townhouse, geïnspireerd op traditionele Jemenitische towerhouses. Van der Stoep: ‘Dit ontwerp is tegelijkertijd vernieuwend en realistisch. Het introduceert op vanzelfsprekende wijze een nieuwe schaal in de omgeving met een verrassende typologie, zorgvuldig uitgewerkt in ontsluiting, plattegronden en materialisering.’

Samenhang architectuur en stedenbouw

De verschillen tussen architectuur en stedenbouw in de nominaties waren voor de jury aanleiding tot gesprek. Van der Stoep: ‘Bij de jurering was het soms lastig om stedenbouw met architectuur te vergelijken. De grootschaligheid van stedenbouwkundige vraagstukken maakt een analytische ordening noodzakelijk; er zit een bepaalde vanzelfsprekendheid in de manier waarop het wordt aangevlogen. In architectuur ligt dat anders. Je ziet dat de ontwerpen soms een beetje aan de oppervlakte blijven met vlakke metaforen. Ook ontbreekt vaak een goede analyse.’ Vanuit de ontwerppraktijk bij KCAP, en daarvoor bij MVRDV, weet Van der Stoep dat architectuur en stedenbouw elkaar vooruit kunnen helpen en kunnen verrijken. Het is daarom interessant om studenten stedenbouw en studenten architectuur ook op die manier te laten samenwerken binnen de studio’s. Een voorbeeld is ‘Kanaalsprong’ van Ashwin Karis (2015). Op stedenbouwkundig niveau is dit een sterk en volwassen plan. Aan de strategie om een bedrijventerrein in de Antwerpse wijk Kronenburg te transformeren naar een gemengd woonmilieu met ruimte voor werken en recreëren, ligt een gedegen analyse ten grondslag. Het is echter de architectonische uitwerking die enigszins achterblijft. Van der Stoep: ‘Dit plan heeft prachtige ingrediënten maar in de architectonische uitwerking zit weinig verrassing en urgentie. Dat is een gemiste kans. De Academie zou hierin een rol kunnen spelen door de architectonische uitwerking als een volgende stap op te vatten. De student stedenbouw geeft de student architectuur dan een basis om verder mee te gaan, vergelijkbaar met de praktijk van ruimtelijk ontwerp.’ Ook in andere nominaties ziet Van der Stoep dit soort kansen. Een interessant voorbeeld is ‘The Roller Door Community’ van Chris van Nimwegen (2015) dat een brug slaat tussen architectuur en stedenbouw. Het gebouw is voorzien van een revolutionaire ontsluiting die effecten sorteert op stedenbouwkundig niveau. Een diep bouwblok krijgt hier een gecombineerd programma van woningen en werkplaatsen voorzien van een gemeenschappelijke hal als interface met de stad. Met een roldeur opent en sluit zich het complex. Ook dit is een ontwerp dat nog veel aan kracht kan winnen met een sterkere architectonische uitwerking, gelooft Van der Stoep. Tegelijkertijd speelt hier nog iets anders. Vanuit de studio is de opgave die oorspronkelijk bedoeld was voor het centrum van Londen, vertaald naar een situatie in Schiedam. Van der Stoep geeft aan dat dit een complicerende factor moet zijn geweest voor de studenten: het stadshart van Londen biedt immers een wezenlijk andere context dan het centrum van Schiedam. Hadden de studenten daar niet tegen moeten ageren en de opgave in deze vorm ter discussie moeten stellen, vraagt zij zich hardop af.

Ruimte voor ideeën

Tot slot maken de nominaties van 2015 en 2016 Van der Stoep vooral nieuwsgierig naar de stappen die aan de ontwerpkeuzes voorafgingen. Welke richtingen hebben de studenten tijdens het ontwerpproces verkend, en welke ideeën zijn overwogen? Hier en daar zijn bij de inzendingen een schetsboek of studiemaquettes gepresenteerd, maar Van der Stoep had graag in de presentatie van alle projecten meer van het proces terug willen zien. ‘Het zijn juist die schetsen en studies die inzicht kunnen geven in de ideeënwereld en werkwijze van ontwerpers. Daar moet het op de Academie ook over gaan, de ruimte om je proces en ideeën te delen, de ruimte voor het experiment.’

‘Juist tijdens je studie kun je dingen uitproberen en grenzen verkennen zonder dat je gebonden bent aan allerlei praktische voorwaarden. Dat maakt de Academie tot zo’n leerzaam avontuur – in de eerste plaats voor de studenten natuurlijk, maar stiekem ook voor de docenten.’

niet alleen over het ontwerp maar ook over de ontwerper en de manier waarop die zich positioneert ten opzichte van een opdrachtgever of een politieke situatie. Het zijn vraagstukken waar ontwerpers ook in de internationale beroepspraktijk mee te maken kunnen krijgen. Dat maakt het interessant.’

57




R voor

ntwerp

O

uimte

nderwijs


Dit artikel is een bewerking van een lezing tijdens de “Third International Workshop on Design Education”. Deze tweedaagse bijeenkomst op 3 en 4 Maart 2017 werd georganiseerd door de “Education Academy”, een subgroep van de European Association of Architectural Education (EAAE). Hoofden en coördinatoren van architectuuropleidingen afkomstig uit zestien verschillende landen kwamen in Amsterdam bijeen om te werken aan een Europees raamwerk gericht op verweving van praktijk en onderwijs. Het delen van inzichten, ervaringen en kennis vond plaats tijdens lezingen en kleine onderlinge workshops. Jeroen Visschers vertegenwoordigde de Rotterdamse Academie van Bouwkunst door op de tweede dag een lezing te verzorgen met als titel ‘Spaces for Design Education”, gevoed door de ervaringen en uitkomsten van de Winterworkshop 2017. Jeroen Visschers

School Practices

De Europese bijeenkomst droeg treffend de titel “School Practices” en ondervroeg de relatie tussen architectuur als discipline, de praktijk van de architect en de school als leeromgeving met Europa als horizon. Terwijl de eenheid van Europa politiek en van onderaf onder vuur ligt, is Europa verenigd in haar culturele verschillen, zowel in de onderwijscultuur als in de cultuur van architectenpraktijken. Ze is verenigd in haar wil om van elkaar te leren. Gedurende deze paar dagen, spraken we met elkaar over hoe wij als Europese opleiders nieuwe onderwijsmethoden, nieuwe samenwerkingen met de praktijk en nieuwe onderwerpen op de agenda zetten. Ook Rotterdam heeft een eigen onderwijscultuur; een manier van ‘zo doen wij de dingen’. Door onze geringe omvang en de kleine korrel van het onderwijs, onderscheiden wij ons van de grotere Europese opleidingen in flexibiliteit. We kennen een traditie van onderwijsvernieuwing; elk Academisch jaar schrijven we een nieuw onderwijsprogramma, geworteld in de actualiteit van de beroepspraktijk. Zeer recent is ook het onderwijsmodel zelf aangescherpt. Deze voortdurende heruitvinding van het ontwerponderwijs is nodig om de hedendaagse beroepspraktijk in een snel veranderende wereld bij te benen. Die urgentie is dezelfde drijvende kracht achter de noodzaak van deze Europese bijeenkomsten.

Ruimte voor ontwerponderwijs

Hoewel elke school zijn eigen onderwijsvisie en traditie heeft die aansluit bij de lokale cultuur van de ontwerppraktijk, besprak ik een stelling die voorbij gaat aan culturele verschillen. Waar we vaak spreken over de verschillende methodes van het opleiden van architecten en stedenbouwers, hebben we het zelden over de ruimtes, de interieurs van de onderwijsgebouwen waarin dat ontwerponderwijs plaatsvindt. Onze Europese collega’s wil ik oproepen om ook de ruimtelijke condities van ontwerponderwijs opnieuw te overdenken. Want nieuwe manieren om ontwerpen te onderwijzen vraagt om nieuwe ruimtes voor onderwijs.

Winterworkshop

De vraag naar de huisvesting van onze eigen Academie werd naar voren gebracht tijdens het tweemaandelijkse studentenoverleg. Wat is er dan een betere manier om samen met de studentengemeenschap ontwerpend te studeren op nieuwe ruimten voor ontwerponderwijs tijdens de drie-en-een-halfdaagse ontwerpmarathon die onze jaarlijkse Winterworkshop is? Hier nemen we ontwerpend onderzoek serieus, door de verbeeldende kracht van ontwerpen in te zetten om de mogelijkheidszin van geprojecteerde toekomsten te testen en open te stellen voor kritisch debat. Maar hoe zet je de ontwerpkracht van de gehele gemeenschap daarvoor in?

Parameters

Vanzelfsprekend werd tijdens de Winterworkshop gestart met de beschouwing van de layout van andere eigentijdse ontwerpscholen. In mijn inleiding benoemde ik onder andere OMA’s ontwerp voor Cornell, Gary Paige’s slimme ontwerpinterventies op een parkeerplaats voor SCI-ARC, MVRDV’s BK City in Delft en het jonge Strelka Instituut dat zichzelf continu opnieuw uitvindt. Hierna kregen twaalf groepen van acht studenten, elk begeleid door een meer ervaren ontwerpstudent, een steeds verschillende set van onderzoeksparameters. Deze parameters waren enerzijds de locatie, zowel in fysieke zin als in de verhouding van de eigen discipline ten opzichte van de anderen, en anderzijds het pedagogisch model. Het spectrum strekte zich uit van radicale pedagogische modellen zoals peer-to-peer ontwerpbegeleiding tot het traditionele meester-gezelschap. Het liep uiteen van een autonoom gehuisveste ontwerpschool tot een die geheel opgelost was in het sociale weefsel van de stad, of ingehuisd bij verschillende ontwerpbureaus, of versmolten in ruimtelijke zin met andere scholen zoals een theaterschool of circusschool.

Verkennen, ontwerpen, verbeelden

Hoe kun je gedachten-prikkelende ruimtes voor onderwijs ontwerpen? Of op zijn minst een professionele discussie erover voeren die gevoed wordt door ontwerpen in plaats van woorden? Wij vroegen de studenten zich in te leven in de gegeven criteria en zich af te vragen wat architectuur en stedenbouw studeren betekent onder deze omstandigheden. Het ontwikkelen van een visie was een eerste stap. Wij vroegen de studenten ten eerste zich in te leven. De tweede stap was het ontwerp van een object dat essentieel is binnen deze nieuw uitgevonden onderwijsruimte. Waar kan een ontwerpstudent absoluut niet zonder? Is het een opvouwbare tentoonstellingsmachine die je meeneemt? Is het een eindeloze tekentafel zoals de industriële schildermachines van de Situationisten? Of is het een ‘wired’ werkplek, rechtstreeks ingeplugd in het virtuele onderbewustzijn van een online community?

61


Als derde stap werd de studenten gevraagd een montage te maken van dit fysieke object, op zo’n manier dat het beeld de suggestie wekt van ruimte, een ruimtelijk narratief vertelt. In principe moest dit beeld zichzelf uitleggen. Er vond geen presentatie van het beeld zelf in woorden plaats, maar een gesprek over de mogelijkheidszin van het geponeerde onderwijsmodel. Het ontwerp is de aanstichter van debat. Het ontwerpmatig denken werd behalve door mijn inleiding gevoed door een lezing van theatermaker en onderzoeker Anne Karin ten Bosch en beeldend kunstenaar Geert van de Camp die met het kunstenaarscollectief Observatorium narratieve projecten in de publieke ruimte maakt.

Een van de groepen stelde daarom een conceptuele bijenkorf voor, een façade die zowel opbergruimte voor het werk van studenten is en waar de octogonale etalage als showcase werkt. Het eindbeeld lijkt te refereren aan het werk van Superstudio of de vroege generieke gevels van OMA. Als de studenten niet op de Academie zijn, dus haast elke werkdag, representeert en presenteert het gebouw al het ijverig verrichte werk. En tegelijkertijd kunnen deze cellen uitgenomen worden – of de inhoud ervan, dit werd niet geheel duidelijk – zodat studenten deze naar hun (beroeps)praktijk kunnen meenemen. Het geheel vormt een soort van metafysische gereedschapskist of meubel dat gebruikt wordt tijdens de beroepsuitoefening.

62

Onderwijsarchief als Academie - Job Kerklaan, Baghdad Azarkani, Jason Broekhuizen, Fung Chow, Koen van Dungen,Mark Gjaltema, Nasra Hajibaana and Koen Marks

Geheugen

Als een Academie niet langer een fysiek, autonoom gebouw nodig heeft, maar opgelost is in de stad – zoals een andere groep voorstelde – in leegstaande gebouwen, dan is er behoefte aan een vorm van thuiskomen. Wat maakt een academie een Academie? De groep ontwierp en bouwde meubelstukken die als archiefkluizen voor alumni werken. Deze kamerschermen markeren de ingang als een sluis, en bevatten het archief van de studentengemeenschap, zowel de huidige als die uit het verleden. Het is essentieel – zo redeneren de studenten – dat een ontwerpopleiding het ontwerpen doceert door ook de leeruitkomsten uit het verleden in te zetten. Welke startende afstudeerder keek niet naar het werk van zijn of haar voorgangers, al was het enkel als inspiratiebron of om de lat hoger te leggen? De wanden dragen de namen van alle alumni, gedrukt op de grote archiefladen.

Bijenkorf model - Daniel Grobecker, Lianne Blok, Thijs de Boer, Lars Melenhorst, Madelon Pluis, Arnoud Seegers, Iris de Wit and Martijn Feenstra

Bijenkorf

Uit de gesprekken rond de gepresenteerde toekomstvoorstellen werd duidelijk dat er behoefte is aan een ruimtelijke uitdrukking, een architectonische expressie van de uitwisseling van ideeën en ontwerpen tussen Academie en de buitenwereld. Ook bleek er behoefte aan een architectonische oplossing voor een gebouw dat in ons geval slechts anderhalve dag per week bewoond wordt door docentenstaf en studenten.


Splendid isolation

Het inhuizen in verzamelgebouwen voor de creatieve industrie, bijvoorbeeld architectenbureaus maar ook productontwerpers, werd verkend door een andere groep. Zij wilden benadrukken hoe centrale gedeelde open ruimte belangrijk is voor sociale en creatieve uitwisseling tussen ontwerpondernemers en studenten. Maar gedeelde ruimte is niet genoeg, stelden de studenten. Om optimale leereffecten te bereiken, stelden de studenten tijdelijk geïsoleerde ruimtes voor, noem het kritische distantie om met Kenneth Frampton te spreken. Met een gordijn kunnen werkruimtes, studieruimtes akoestisch en visueel afgescheiden worden van de alledaagse drukte van de praktijk. Op de foto is te zien hoe het object in werkelijkheid werkt, waarbij het gordijn gebruikt wordt om de ontwerptekeningen te projecteren. Ruimte voor kritische distantie - Nick Tettero, Mees Dijkman, Noora Karim, Richard van Klaveren, Gary Leisberg, Giel Lansink, Trajko Mitev en Joep van Prooijen

Ontwerparbeid

Nu zetten we al ontwerpend onderzoek in om urgente ruimtelijke en nog niet geagendeerde opgaven in Rotterdam aan te pakken in opdracht of samenwerking met de stad. Maar de studenten stellen een Academie-fabriek voor die ongevraagd ontwerpen produceert voor fel realistische stedelijke opgaven. De taak zou het zichtbaar maken zijn van die opgaven die nog niet op de agenda van de stad staan. Of – in dit andere voorbeeld – een haast nihilistische antwoord op de vraag naar de ruimte voor ontwerponderwijs: een groep besloot om hun werkruimte in het hoofdgebouw te kopiëren naar de ruimte in Baai Twee, de workshopruimte, en het te openen voor het publiek als een tentoonstelling. Natuurlijk, het riekt naar installatiekunst of concept of performance art, maar tegelijkertijd zou je kunnen stellen dat niet alleen het openbaar maken van afgeronde projecten het waard is om te delen. Ook het delen van het nog niet afgeronde, het werk in uitvoering en de gefaalde projecten is belangrijk om te delen met de buitenwereld. Deel je misstappen, je tussenproducten, lok de dialoog met de buitenwereld uit tijdens het ontwerpproces.

Ark

De vraag naar het inhuizen van de Academie bij andere ontwerpopleidingen, om zo deel uit te maken van een grotere ontwerpgemeenschap, leidde tot de ontdekking dat al deze scholen gehuisvest zijn aan de Maas. Van de school voor scheepsbouw tot de Academie voor Beeldende Kunsten en de Theaterschool. Weigerend zichzelf vast te pinnen in een enkel gebouw, stelden ze een drijvende ark voor die aanmeert bij de verschillende scholen. Omdat de Rotterdamse Academie van Bouwkunst nu ook al gehuisvest is aan de Maas, en studenten de school bereiken per waterbus, is het in het geheel geen bizar idee. Natuurlijk, het is een radicaal ontwerp, maar het bevat de subtiele gedachte dat de scholen niet aan elkaar gestikt moeten worden, maar dat er juist een publieke ruimte tussen de aangemeerde Academie-ark en de gastschool moet blijven. Dit benadrukt dat de faciliteiten van beide scholen gedeeld kunnen worden, maar dat de samenwerking altijd tijdelijk en flexibel is. Andere ideeën die voorgesteld werden, spraken over de Academie als een werkelijke ontwerpfabriek in het hart van Rotterdam. Dit klinkt bijna als de oude Rural Studio’s, waarbij ontwerp en productie onlosmakelijk verbonden zijn. En tegelijkertijd, hoewel er geflirt wordt met het archaïsch vocabulaire waaruit ‘grijp alle productiemiddelen’ weerklinkt, is het een scenario dat gewenst wordt door zowel de eigen studentenpopulatie als door de stad zelf.

Academie als Fabriek voor Ongevraagd Ontwerp - Umut Türkmen, Wesley Capelle, Jelle van Kampen, Maartje Kool, Jesus Macias y Macias, Martijn Ravia, Maxim Ross en Tom Visser

63


Leerlandschappen

Verder zagen we ruimtes als meubels, of meubels als leerlandschappen, zoals in het ‘Inspiral-project’. En we zagen de kracht van nonsens architectuur die professionals en studerende werknemers samenbrachten in een zweefmolen in een gedeeld gebouw. Beide onderstrepen het belang van een betekenisvolle ruimte voor studenten om samen te komen, werk te bespreken, om te eten, praten, lezen, om al die dingen te doen die niet direct verbonden zijn met het maken van maquettes en tekeningen. Een school zonder een gemeenschap van ontwerpers zou een nogal slechte school zijn waar heel wat minder ideeën uitgewisseld zouden worden, en waar heel wat minder reflectie zou plaatsvinden. Inspiral - Francesco Catanese, Annalot Brockhof, Philip Haak, Jeroen Haas, Jan van der Lans, Ellis Dorien Soepenberg, Antoin Oosterom en Melvin van der Houdt

Smeltkroes voor creativiteit - Eilien Neumann, Max Tala Nossin, Arnout Blankenstijn, Danny Buitelaar, Kirsten Dielen, Rob Damen, Dirk Gonzales Veugelers en Björn Mensink

Voorbij het Kritische

Een zeer radicaal afscheid van het idee van een school als leeromgeving, is de Academie die niet langer werken en studeren combineert als twee afzonderlijke parallelle sporen, maar zelf een ontwerpbureau is. Zou een bureau kunnen bestaan dat zowel school als commerciële entiteit is? De waterkoeler is hun totem, symbool voor ‘corporate business’ met hun dagelijkse gesprekken rond de waterkoeler. Hoe zou kritische distantie, of de veiligheid van het maken van fouten mogelijk zijn in een school die tot beroepspraktijk is geworden? Het delen van de ruimte met de buitenwereld, en niet alleen het ontlenen van opdrachten aan de buitenwereld is de sleutel volgens vele studenten. Informele menging van samenleving en school is een gemeenschappelijk thema. Deze studenten stellen bijvoorbeeld het delen van trappen in gewone stadsgebouwen voor. Omdat de trappen in de grotere commerciële en openbare gebouwen vaak overgedimensioneerd zijn, kan de overmaat extra programma aan. Verschillende mobiele meubelstukken die ofwel stoel, tekentafel, container of snijplank kunnen zijn, bezetten de stijgpunten in gebouwen. In de hoop op zinvolle ontmoetingen suggereert dit bijna een honger naar contact met de echte wereld. Toch kan men zich afvragen hoe deze ontmoetingen verschillen van het alledaagse praatje in de supermarkt.

Winterlessen

Tijdens de zondag, na de gesprekken in de ochtend en middag, werd alles gedemonteerd, en lieten we Baai Twee achter alsof er niets gebeurd was. Maar wat blijft er achter? Vanzelfsprekend is het idee dat de Academiestaf de resultaten meeneemt in het denken over de strategische koers van de school. Er zijn concrete en urgente redenen om dit onderwerp te agenderen, aangezien het aantal studenten groeit en het gebouw niet, wat zorgt voor een gespannen relatie tussen studentenaantallen en vierkante meters. En wellicht belangrijker nog, we zijn een school met nomadische trekjes, nooit bleven we langer dan acht jaar op een plek, misschien moeten we ons boeltje pakken en opstaan. Welke lessen kunnen we trekken uit het ontwerpmatig denken en handelen van de studenten?

1. De winterworkshop benadrukte dat het gesprek over de ruimte van het ontwerponderwijs intrinsiek is aan elke discussie over onderwijsideologie.

2. Tijdens het zoeken naar het radicaal of minder radicaal delen van ruimte met de beroepspraktijk, bleek overduidelijk de noodzaak van een eigen gemeenschappelijke ruimte die niet een klaslokaal of een maquettewerkplaats is.

3. De workshopresultaten bewijzen dat er altijd ruimte moet

zijn om het gesprek te voeren over de ontwerparbeid zelf, en dat een ontwerpschool zonder discours een behoorlijke armzalige school zou zijn.

4. De studenten toonden aan dat kritische distantie van groot belang is, zelfs voor een school die diepgaand verankerd is in de realiteit; er moet ruimte voor reflectie op afstand geboden worden.

5. De studenten wezen erop dat de studieresultaten van

oud-studenten, verzameld in een voor studenten toegankelijk archief, haast even belangrijk zijn als de geschiedenis van beide ontwerpdisciplines zelf.

6. Tot slot, en dit kan niet genoeg onderstreept worden,

64

bewees deze winterworkshop het belang en de waarde van het ontwerpen zelf voor het onderzoeken van de consequenties van veranderende ideeën over onderwijs. Ontwerpen is ons meest krachtige onderzoeksinstrument.



66


67


De afgelopen drie jaar heeft de Rotterdamse Academie van Bouwkunst (RAvB) zeer actief geparticipeerd in het lectoraat Future Urban Regions (FUR). In afwachting van de FUR publicatie over die periode ĂŠn van het startsein voor de tweede


lectoraatperiode blikt 1 Willemijn Lofvers in deze Huig terug. Wat heeft FUR de RAvB gebracht en wat was de betekenis van de Academie voor het lectoraat? Maar ze kijkt ook vooruit door een agenda voor de komende periode te formuleren. 69


In Willemijn Lofvers

FUR is het netwerklectoraat van de Nederlandse Academies van Bouwkunst. Het werd gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en agendeert gezonde stedelijkheid door ontwerpend onderzoek in de praktijk. De resultaten houden ons een spiegel voor over het denken over de stad, over sociale, politieke en natuurlijke ruimten en het gebruik daarvan – ons moedwillig ingrijpen – en over de waarde(n) die we daar tegenover stellen. Maar ook over het belang van netwerken – persoonlijke inzet en verankering – en de agenderende rol van ontwerpend onderzoek. In september verschijnt de FUR publicatie ‘Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen’ waarin het denken over stedelijke opgaven gevat is in 50 projecten van studenten en cases uit de praktijk. Die voorbeelden zijn illustratief voor een andere werkwijze, vanuit gedeelde agenda’s gericht op het concretiseren van ambities, waarin ruimte niet het doel is, maar als middel wordt ingezet, en het ontwerp als instrument wordt gebruikt.

lei ding

Fietstocht met Hans Jungerius langs Rotterdamse Afvallandschappen, Afval als bron, (foto Alexandru Matei)

ne

sitio

Po

Het lectoraat en haar agenda werden ingekaderd door de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp, waarin de Rijksoverheid op zoek is naar een verbinding tussen verschillende partijen, een sterk veranderende praktijk, urgente opgaven, politieke agenda’s en lokale krachten. De Academies van Bouwkunst kregen als “… belangrijke en onderscheidende laboratoria”2 de vraag van het ministerie I&M om de versterking van de samenwerking en wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en de werkpraktijk van de lokale en regionale overheid te verkennen. In de eerste periode van FUR stonden drie onderzoekslijnen centraal: gezonde stedelijkheid (wat), ontwerpend onderzoek (hoe) en ontwerpstudio’s met lokale en/of regionale opdrachtgevers (wie). Iedere academie werkte aan een specifiek sub-thema binnen het overkoepelende thema ‘gezonde stedelijkheid’: ‘vitale economie’, ‘gezond leven’ of ‘sociaal-culturele verbondenheid’ (sub-thema’s binnen het sociale domein), of ‘veerkrachtige infrastructuur’, ‘duurzame energie’ of ‘materialencycli’ (sub-thema’s binnen het technische domein).

ring

1. Willemijn Lofvers is namens de RAvB als onderzoeksmedewerker verbonden aan FUR. Daarnaast werkt zij aan haar proefschrift ‘eigenaarschap en stedelijke ontwikkeling’, over rollen en vaardigen (HR/TU-Delft). 2. Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013-2016. Werken aan ontwerpkracht, p.53

70


De Rotter damse

Onder de vlag ‘materialencycli’ richtte de RAvB zich op een meer milieutechnische benadering van het stedelijk metabolisme: door materiaal te laten circuleren in plaats van het aan het einde van een cyclus te plaatsen, kunnen we het ook als potentieel grondstof zien voor een volgende cyclus. Dat geldt voor zowel ‘actieve materialen’, die zijn opgeslagen in de vorm van een gebouw, als ‘passieve’ materialen, zoals water, gassen, mineralen, fosfaten etc., die van nature in allerlei gedaanten aanwezig zijn in stedelijke systemen. Vanuit een dergelijk perspectief ontstaan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Dit denken was uitgangspunt voor de Rotterdamse studio’s ‘FoodHub Spaanse Polder’, ‘De Grondstoffenfabriek’, ‘Afval als bron’ en ‘Getijdenrivier’. De ontwerpend onderzoek-opgaven in de studio’s werden geagendeerd in overleg met de gemeente Rotterdam. Zij was de belangrijkste publieke partner van de ‘Rotterdamse afdeling’ van FUR en de RAvB bij het werken aan concrete opgaven in de samenwerking en wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en de werkpraktijk van de lokale overheid.

con

Volgens de gemeente Rotterdam is ontwerpkracht belangrijk om stromen bij elkaar te brengen. De Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) 2014 wordt beschouwd als een eerste stap in die denkrichting over het metabolisme. De gemeente ziet de samenwerking met het lectoraat en de Rotterdamse Academie als een kans om antwoorden op complexe opgaven te formuleren, deze te relateren aan systemen en zo een meerwaarde te creëren voor de stad. Bij aanvang van de samenwerking is vanuit dat perspectief een shortlist van mogelijke studio-opgaven opgesteld.

text

Except

Van Ganzewinkel

Facebook Community Plastics

AVR

Groothandelsmarkt Vakmanstad

Wijkcooperatie ZOHO

ReKreators

Stroom Den Haag

Eetbaar Rotterdam Havenbedrijf Gebiedscommissie Noord

Evides

Wereld Natuur Fonds

Interdelta

River Art R&D Foundation

PHurbanism

Ziegler Brandenhorst ROTOR

Catalogtree Superuse Studio

Building Conversation

Rotterdamse Schouwburg

Gemeente Rotterdam Studio Marco Vermeulen

Shift A+U

Vereniging Deltametropool Provincie Zuid-Holland

Bureau Lofvers De Urbanisten

Hoogheemraadschap S+K

H+N+S

WUR

FUR LINT

buro Spatie

RAVB Fabric Freek van Riet Hidde van der Grind Ruud van Leeuwen Ashwin Karis Danil Grobecker

Studio Maks DELVA LA

Wolbert van Dijk ULA

Afval als Bron

Chris van Nimwegen

Food Hub Spaanse Polder

TU Delft

ETH

Christian Quist

Floris Schiferli Barend Mense

Amber Nederhand Wander Hendriks

Getijdenrivier

De Grondstoffenfabriek

Chiel Lansienk Mark Gjaltema Joeri Bellaard Garry Leisberg

Cecilia Miedema Emma Westerduin

Jelle van Kampen

Bram van OoijenNicky van der Kooij

Mikolai Brus Jason Broekhuizen

Rob Damen Koen Marks Umut Trkman

Sem Vrooman

studenten

onderwijs

studio

Betrokken personen en partijen bij de Rotterdamse FUR-studio’s. [netwerkkaart Rotterdam - Thijs van Spaandonk]

ontwerpbureaus

overheid

publiek

NGO

overige bedrijven

71


Hoe ontwerp je

aan het metabolisme van

de stad?

Hoe ontwerp je aan het metabolisme van de stad? Voor het verkennen van de ‘metabolistische’ vraagstukken werd ontwerpend onderzoek ingezet. Hierbij is het ICCI-model gebruikt, waarin ontwerpend onderzoek is uiteengelegd in vier stappen: Inform, Combine, Choose, Implement. De eerste twee stappen dienen om allerlei mogelijkheden te onder zoeken (divergentie), op basis waarvan in de laatste twee stappen keuzen worden gemaakt en getoetst (convergentie). Studenten worden door het proces geleid middels het verkennen van een abstracte opgave, daarin focus aan te brengen door mogelijke scenario’s of strategieën te formuleren, vervolgens een keuze te maken en dit als een concreet ontwerp uit te werken. In Rotterdam is geëxperimenteerd met verschillende werkwijzen, formats, instrumenten en vaardigheden3 op het gebied van het ontwerpend onderzoek. De opgaven werden vanuit verschillende invalshoeken benaderd: door het verzamelen van feitelijke data (deskresearch) en het doen van (observerend) veldwerk. Een middel dat is ingezet om de ruimte werkelijk te zien en kennis over te dragen is het format van de Stadsklas, een actief leermodel4: “Leren doe je namelijk niet van PowerPoint in een zuurstofarm zaaltje; dat doe je enkel door te ervaren.”5 Zo zijn de studenten van ‘Afval als bron’ met Hans Jungerius6 langs en door de stedelijke Rotterdamse afvallandschappen gefietst om de impact van afval op onze omgeving te leren zien en ervaren, want “… zelfs de meest authentieke natuur kan bizarre vervuilingen verhullen.”7 Een andere manier die word geïntroduceerd, is door de wereld vanuit de dingen zelf te bekijken; daarom nam de studio ‘Getijdenrivier’ zitting in het Parlement van de Dingen8. Daarin kreeg de rivier een stem, net als de vissen die er in zwemmen, de boten, de havenbaronnen, de vissers, het sediment dat door de vaargeul spoelt, en de planeten die zorgen voor de getijden. De veranderende rol van de ontwerper vraagt daarnaast ook op andere vlakken een ander type vaardigheden, zoals empathie, vertrouwen, verbinden, testen, communicatie. Vaardigheden die nodig zijn om de maatschappelijke rol van ontwerper te kunnen vervullen en aansluiting te vinden bij een sterk veranderend krachtenveld. Eén van de middelen die daartoe ingezet werd, is een publiekspresentatie separaat van de academische eindbeoordelingen. Hier presenteerden de studenten zichzelf, de opgave en hun projecten voor een groter publiek. Deze bijeenkomsten droegen bij aan de reflectie van de studenten op hun rol en positie, het benoemen van de kansen en uitdagingen voor stakeholders, en de kennisontwikkeling van het lectoraat en de gemeente Rotterdam.

Publiekspresentatie ‘Afval als bron’ in MONO, 22 juni 2016 (foto Alexandru Matei)

3. Een verkenning van methoden, technieken en instrumenten van ontwerpend onderzoek op basis van een werkveld sondering werd door Jeroen Visschers (SUSSOL) en Willemijn Lofvers (FUR) vastgelegd in de bijdrage ‘Ontwerpen aan mogelijkheidszin’, in: Huig #16, juni 2015. 4. Stadsklas is tegelijkertijd onderzoek, onderwijs en ervaring. Als project is Stadsklas ontwikkeld in samenwerking met Stroom Den Haag, als onderzoek- en leermodel ligt de Stadsklas ten grondslag aan Lofvers’ PhD onderzoek. 5. Projectverslag Stadsklas. Learning by doing. SCI 2017 6. SK11 Flourishing waste met Hans Jungerius (stichting Verborgen Landschap), 21 mei 2016. 7. Projectverslag Stadsklas. Learning by doing. SCI 2017 8. Parlement van de Dingen (SK12 met Lotte van den Berg) is een conversatievorm waarin een pleidooi wordt gehouden voor het recht van het ding. Zie www.buildingconversation.nl/gespreksvormen/parliament-of-things/

72


Gaandeweg werd steeds duidelijker dat het werken in teamverband zeer vruchtbaar is om complexe vraagstukken op te pakken. Daarom zijn er communities gevormd rondom opgaven, waarin naast studenten en docenten ook opdrachtgevers en stakeholders zitting hebben. Het accent in de studio’s verschoof daarmee ook van enkel individuele trajecten naar gezamenlijke leer- en werkprocessen. Het gaat minder om de ego’s en meer om betrokkenheid en het nemen van verantwoordelijkheid voor (een deel van de) opgave en het team. De gemeente Rotterdam vertolkte de rol van opdrachtgever, maar was tevens betrokken bij het hele ontwikkelproces van de studio. Er werd telkens gezocht naar een probleemeigenaar (die niet de opdrachtgever is) die zijn agenda wilde delen in ruil voor ruimtelijke verkenningen. De docenten hadden de rol van expert; zij werden zorgvuldig gekozen vanwege hun specifieke kennis over het deelthema en hun ervaring met systeem- en/of ontwerpdenken. De studenten waren de producenten9. Daarnaast werden er allerlei partijen en personen betrokken als informant: zij waren onmisbaar in het ontwikkelen van kennis, het toepassen van vaardigheden en het toetsen van de uitkomsten.

Spaanse Polder programmablob (Floris Schiferli)

Wie zijn er betrokken en speelt welke rol?

73


Op breng sten

Na drie jaar onderzoek naar gezonde stedelijkheid, ontwerpdenken en het betrekken van stakeholders maken we in Rotterdam de balans op. We hebben de studio-opzet en het ontwerpend onderzoek redelijk goed in beeld. Daarnaast kunnen we ook iets zeggen over de rollen van de verschillende betrokkenen. Hieronder geven we de belangrijkste opbrengsten van de samenwerking tussen RAvB en FUR weer. – – – – – –

– –

Proces van ontwerpdenken Grondstoffenfabriek (Wander Hendriks)

De Rotterdamse FUR studio’s namen geen locatie (of pve) als uitgangspunt voor de ontwerpopgave, maar het systeem of het materiaal; dat bleek zeer productief. Elk antwoord op een gestelde vraag leidt weer tot een nieuwe vraag. De vertaling van het ICCI-model naar een goed werkend onderwijsmodel voor ontwerpend onderzoeken en vice versa; inmiddels draait de derde studio op basis van dit model. Het aanscherpen van de ontwerphouding door actief onderzoek te doen, te begrijpen waarover gesproken wordt vanuit verschillende invalshoeken, te pre senteren en te reflecteren. Het innemen van een open, nieuwsgierige en zoekende houding en wegblijven van bekende verwachtingspatronen en rollen werkt enthousiasmerend. In teamverband werken aan complexe opgaven, met minder ruimte voor ego’s, is zeer vruchtbaar en leidt tot meer bevlogenheid en betrokkenheid; het ontwikkelen van communities, waarin kennis actief met elkaar wordt gedeeld, is daar een bruikbaar instrument voor. De intensieve voorbereiding van de studio’s is weliswaar onzichtbaar, maar het halve werk. Het enthousiasme van studenten die twee FUR studio’s volgen, hun afstuderen verbinden aan het FUR programma of de methode van ontwerpdenken toepassen in hun eigen proces van ontwerpend onderzoek. De publicatie ‘Stedelijke vraagstukken, Veerkrachtige oplossingen. Ontwerpend onderzoek voor de toekomst van stedelijke regio’s’ met bijdragen van Wander Hendriks, Ruud van Leeuwen, Cécilia Miedema, Barend Mense, Chris van Nimwegen, Bram van Ooijen en Floris Schiferli.

74

9. Studenten hebben in Rotterdam de keuzemogelijkheid om voor een complexe studio te kiezen


De uitwisseling van reststromen zijn aanleiding voor het verleggen van de waterkering waardoor nieuwe ruimtelijke relaties ontstaan. Afval als bron - Hidde van der Grind)

Een agenda

voor

In de tweede periode van het lectoraat wordt de ingezette denklijn over de opzet van de FUR studio’s gecontinueerd: samen werken, vertrekkend vanuit een proces van ontwerpdenken. Die opzet heeft profijt van het nieuwe curriculum. We laten de materialencycli los en verleggen de focus naar één (of meer) van de andere vijf thema’s. ‘Getijdenrivier’ agendeert het veerkrachtig systeem en de daaropvolgende studio richt zich op de sociale kant van het metabolisme.

de komende

De komende jaren verschuiven de accenten. Vragen als ‘Hoe werk je in een netwerk van mensen en dingen, leg je verbindingen, en genereer je betrokkenheid? En wat is de rol van ruimte daarin?’ komen centraler te staan. Daarbij bestaat de nadrukkelijke ambitie van FUR om een tekenmethode of -stijl te ontwikkelen die als instrument ingezet kan worden om de dynamiek van gezonde stedelijkheid weer te geven, dan wel systemen in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen te illustreren. Tevens zal de focus minder op Wie?, Hoe? of Wat? liggen, maar juist op de samenhang ertussen. Met andere woorden: minder op de knooppunten van het netwerk, meer op de verbindingen zelf. Dus op de relaties en wisselwerkingen tussen wie en wat, wat en hoe, hoe en wie. Het ICCI-model dat ten grondslag aan alle FUR studio’s ligt, maakt onderlinge kennisdeling en uitwisseling mogelijk. Op basis van de opgedane ervaringen wordt het model van ontwerpend onderzoek verder ontwikkeld. De zoektocht naar de eigenaar (formeel en informeel) van de opgave, die aarzelend in de eerste periode is ingezet, krijgt een prominente plek. Tot slot worden in de tweede lectoraatsperiode niet alleen de nieuwe rollen voor ontwerpers geagendeerd, maar ook opdrachtgevers en stakeholders worden veel explicieter in beeld gebracht. Met wie krijgen dergelijke opdrachten gestalte en hoe wordt het ontwerp ingezet? En wat is dan de betekenis van het ontwerp?

periode

75


DE RIVIER VAN... Presentatie I Umut Turkmen 0904306 10 maart 2017

EIGENDOM: De volle eigendom is als het ware de som van de blote eigendom en het vruchtgebruik . De volle eigendom omvat namelijk het recht op het gebruik, de vruchten én de beschikking van een goed.

NIEMAD

EIGENDOM VAN DE STAAT

EIGENDOM VAN GEMEENTE - land

EIGENDOM VAN DE GEMEENTE - land onder water

GEDEELD EIGENDOM

ERFPACHT UITGEGEVEN

VOLLEDIG EIGENDOM

ZAKELIJKE RECHTEN ONTLEEND

GRENS - MIDDEN RIVIER

Wie is de baas? (Getijdenrivier - Umut Türkmen) GSEducationalVersion

(INFRASTRUCTUUR EN MILIEU)

GRONDIEGENDOM DERDEN = STAAT VOLLEDIG EIGENDOM NIEUWE MAAS

Bron: Marineregions - UNCLS

Bron: Kadaster

MAASHAVEN EN KONINGSHAVEN

ERFPACHT UITGEGEVEN

Bron: Marineregions - UNCLS

INTERNATIONALE WATEREN 370 KM EXCLUSIEVE ECONOMISCHE ZONE

2 1

2 1

3

3

N

1. TERRITORIALE WATEREN 2. AANSLUITENDE ZONE 3. BINNEN WATER

50

100

200

km

N

INTERNATIONAAL

United Nations Convention on the Law of the Sea

Exclusieve economische zones (EEZ's) liggen buiten de territoriale wateren en zijn dus deel van de internationale wateren. Voor EEZ's geldt dan ook andere wetgeving dan voor territoriale wateren.

Soevereine staten hebben in de EEZ:

A. soevereine rechten ten behoeve van de exploratie en exploitatie, het behoud en het beheer van de levende en niet-levende natuurlijke rijkdommen van de wateren boven de zeebodem en van de zeebodem en de ondergrond daarvan, en met betrekking tot andere activiteiten voor de economische exploitatie en exploratie van de zone, zoals de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden;

B. rechtsmacht ten aanzien van de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen, het wetenschappelijk zeeonderzoek en de bescherming en het behoud van het mariene milieu.

EU

Landwinning t.b.v. haven - industrie = natuurcompensatie voor verloren zeenatuur

Aanleg en beheer: Rijksoverheid is verantwoordelijk voor aanleg en beheer van bodembeschermingsgebieden. Controle: Europese Comissie

STAAT

800

meters

N

200

400

800

meters

+

Natuurcompensatie

+

Bodembeschermingsgebied

Verloren (zee-)natuur

Tijdelijke overstromingen en opzettelijke drooglegging veranderen grenzen niet.

a. de bovengrond; b. de daaronder zich bevindende aardlagen; c. het grondwater dat door een bron, put of pomp aan de oppervlakte is gekomen; d. het water dat zich op de grond bevindt en niet in open gemeenschap met water op eens anders erf staat; e. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak; f. met de grond verenigde beplantingen.

De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt:

Titel 3. Eigendom van onroerende zaken

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Burgerlijk Wetboek Boek 5

Beheer: Rijkswaterstaat en Waterschappen

NATIONAAL - REGIONAAL

Het grondgebied bepaalt de geografische zone waarin de staat zijn bevoegdheden kan uitoefenen. Hieruit volgt één van de voornaamste zorgen van de staat, namelijk het afbakenen van zijn territorium, zowel ter land, ter zee als in de lucht. Deze bepaling heet ook wel het territorialiteitsbeginsel.

400

SPOORWEGHAVEN EN BINNENHAVEN

ZAKELIJKE RECHTEN ONTLEEND

200

RIJNHAVEN

VOLLEDIG EIGENDOM

GRONDEIGENDOM GEMEENTE

BINNENHAVEN

GEDEELD EIGENDOM

Gemeente Rotterdam (belast met erfpacht) Havenbedrijf Rotterdam (erfpacht) Eigenaar Havenbedrijf Rotterdam N.V. : Gemeente Rotterdam 70% De staat 30%

?

? BURGERS - DE MENS

76


De riv

ier van 77


78


Buurt Buurt Broedplaat Broedplaats

Er gebeurt iets geks met mij als ik in de buurt Erhuis gebeurt geks met mij als bekijk ik in de buurt van mijn kom.iets Normaal gesproken vanmet mijn huis kom. Normaal gesproken bekijk ik de stad een professionele betrokken ik dealsstad met een betrokken blik. Maar ik dichter bijprofessionele huis kom, reageer blik. Maar als iksoms dichter bij huismaar kom, reageer ik anders: emotioneler, onredelijk, ik anders: emotioneler, soms onredelijk, ook veelomvattender en met meer urgentie. Om maar met meer urgentie. Om de hoekook vanveelomvattender mijn huis, in het en buurtje SchansWatergeus, zoekvan ik naar raakvlakken, de hoek mijnde huis, in het buurtje Schansschuurplekken en synergie het lokale en Watergeus, zoek iktussen naar de raakvlakken, het globale perspectief. en synergie tussen het lokale en schuurplekken

het globale perspectief.

Overal in de wereld vliegen door de mens opgetuigde systemen uit de bocht. Met onder andere een financiële, een grondstoffen-, een migratie- en een klimaatcrisis tot gevolg. De politiek - zowel op globale en Europese, als op landelijke en gemeentelijke schaal - lijkt niet bij machte om oplossingen te bieden voor de grote uitdagingen die deze crises opleveren. Overal de wereld vliegen door de mensen opgetuigde systemen bocht.gedraaid, Met onder andere een financiële, een grondGegijzeld door trage in bureaucratie, electoraal escapisme medialogica wordt eruit aandeknopjes maar blijven fundastoffen-, eentransities migratie-achterwege. en een klimaatcrisis tot gevolg. De politiek - zowel op globale en Europese, als op landelijke en mentele en noodzakelijke

gemeentelijke schaal - lijkt niet bij machte om oplossingen te bieden voor de grote uitdagingen die deze crises opleveren.

trage bureaucratie, electoraal escapisme enontmoeten medialogica aan knopjesalle gedraaid, De schaal vanGegijzeld de buurt door is interessant omdat daar alles bij elkaar komt. Hier allewordt kokerseren schotten, beleids-maar blijven fundamentele en noodzakelijke transities(on)samenhang. achterwege. Hier vind je ook één van de drijvende krachten achter de terreinen en spreadsheets elkaar in hun integrale opkomst van lokaal bewonersinitiatief: “Dit werkt niet, laten we er samen wat aan doen”. Al deze lokale initiatieven - van De schaal van de buurt interessant omdat daarlezen allesals bij prototypes elkaar komt. alle kokerswaarin en schotten, alle beleidsgemeenschapstuin tot zelfregiehuis enisklimaatstraat - laten zich vanHier eenontmoeten nieuwe maatschappij terreinen spreadsheets elkaaren in de hun integraleomgeving (on)samenhang. Hiervan vind je ookopnieuw één van gedefinieerd de drijvende krachten achter de de verhoudingen tussenen werk, waarde, welzijn gebouwde in deze tijd transitie worden. opkomst van lokaal bewonersinitiatief: “Dit werkt niet, laten we er samen wat aan doen”. Al deze lokale initiatieven - van gemeenschapstuin tot zelfregiehuis en klimaatstraat - laten zich lezen als prototypes van een nieuwe maatschappij waarin

Mijn persoonlijke toetssteen is het buurtje Schans-Watergeus, tussen Historisch hettransitie Dakpark. Een de verhoudingen tussen werk, waarde, welzijn ingeklemd en de gebouwde omgevingDelfshaven in deze tijden van opnieuw gedefinieerd buurtje waar worden. een opeenstapeling van verschillende krachten ervoor zorgt dat het, in contrast met de bordkartonnen façade van Historisch Delfshaven, voelt als een getto. Er is 10 jaar geen onderhoud gepleegd wegens pre-crisis sloopgedachten terwijl woonlasten bleven stijgen. Op een schamel en stenig speelpleintje, op deingeklemd plek van een wond in een bouwblok, wordt Mijn persoonlijke toetssteen is het buurtje Schans-Watergeus, tussen Historisch Delfshaven en het Dakpark. Een gedeald en debuurtje politie waar geïntimideerd. Een opeenstapeling van kwetsbare doelgroepen (ex-verslaafden, een opeenstapeling van verschillende krachten ervoor zorgt dat het, inmensen contrastmet metpsyde bordkartonnen façade chische problemen, daklozen) maakt de buurt ondermijnende criminaliteit. Allerlei verkokerde institutionele van Historisch Delfshaven, voeltvatbaar als eenvoor getto. Er is 10 jaar geen onderhoud gepleegd wegens pre-crisis sloopgedachten programma’s en noodverbanden, van gemeente, politie en corporatie, legitimeren de status quo.

terwijl woonlasten bleven stijgen. Op een schamel en stenig speelpleintje, op de plek van een wond in een bouwblok, wordt gedeald en de politie geïntimideerd. Een opeenstapeling van kwetsbare doelgroepen (ex-verslaafden, mensen met psyDe afgelopen 10 jaar ben ik dit buurtje vanuit verschillende perspectieven gaan doorgronden. Als bewoner, Academie-student, chische problemen, daklozen) maakt de buurt vatbaar voor ondermijnende criminaliteit. Allerlei verkokerde institutionele initiatiefnemer van WIJ Delfshaven, gebiedscommissielid, bestuurslid van Delfshaven Coöperatie, aanjager van coöperatieve programma’s en noodverbanden, van politie en corporatie, legitimeren blik de status quo. de gebiedsontwikkeling, RAvB-gastdocent, ontwerper engemeente, opdrachtgever. Vanuit deze caleidoscopische zie je waar

huidige systemen vastlopen en waar energie en urgentie zit voor vooruitgang: in het koppelen van lokale initiatieven aan afgelopen 10 jaar ben ik dit van buurtje vanuit verschillende perspectieven gaan doorgronden. bewoner, institutionele De ambities, het slimmer inzetten geldstromen in de wijk zodat de wijkeconomie veerkrachtigerAls wordt, het Academie-student, initiatiefnemer van WIJ Delfshaven, gebiedscommissielid, bestuurslid van Delfshaven Coöperatie, aanjager van coöperatieve versterken van lokale zeggenschap en (doe-)democratie, het benutten van sociaal ondernemerschap om globale uitdagingen gebiedsontwikkeling, RAvB-gastdocent, ontwerper en opdrachtgever. Vanuit deze caleidoscopische blik zie je waar de lokaal te adresseren en het werken aan duurzame samenwerkingsverbanden en inclusieve governance.

huidige systemen vastlopen en waar energie en urgentie zit voor vooruitgang: in het koppelen van lokale initiatieven aan

institutionele ambities, hetals slimmer inzetten geldstromen in de wijk zodatarchitectuur de wijkeconomie veerkrachtiger wordt, het Als je de buurt op een dergelijke manier broedplaats kuntvan zien, opent zich een veld waarin en stedenbouw vande lokale zeggenschap en (doe-)democratie, het benutten sociaal ondernemerschap om globale uitdagingen hun verloren versterken connectie met maatschappij kunnen hervinden. Door ruimte te makenvan voor zelfvoorzienende en circulaire systemen op lokaal het gebied van energie, en materiaal. Door plekken te ontwerpen voor ontmoeting, wijk-leren en te adresseren envoedsel het werken aan duurzame samenwerkingsverbanden en inclusieve governance. lokale productie. Door te plannen voor diversiteit en resilience van het stedelijke ecosysteem. De buurt is een spannende speeltuin waar perspectieven opals debroedplaats toekomst kankunt laten zien.opent Duik erin! En maak het verschil. Alsontwerpkracht je de buurt opnieuwe een dergelijke manier zien, zich een veld waarin architectuur en stedenbouw hun verloren connectie met de maatschappij kunnen hervinden. Door ruimte te maken voor zelfvoorzienende en circulaire systemen op het gebied van energie, voedsel en materiaal. Door plekken te ontwerpen voor ontmoeting, wijk-leren en lokale productie. Door te plannen voor diversiteit en resilience van het stedelijke ecosysteem. De buurt is een spannende speeltuin waar ontwerpkracht nieuwe perspectieven op de toekomst kan laten zien. Duik erin! En maak het verschil.

Robbert de Vrieze Maatschappelijk ontwerper & architect Robbert de Vrieze

Maatschappelijk ontwerper & architect 79


Informatie

Redactie

Jan Duursma (eindredactie), Chris van Langen, Alenka Milward, Jeroen Visschers

Vormgeving

Amber Ledegang, Lara Bruggeman, Maura Verkleij, Susanne Janssen (Willem de Kooning Academie)

Begeleiding vormgeving en druk

Rick Vermeulen (Willem de Kooning Academie)

Tekstbijdragen

Catja Edens, Alex de Jong, Chris van Langen, Willemijn Lofvers, Ruben Sannen, Jeroen Visschers, Robbert de Vrieze, Sander Woertman

Tekstcorrectie Ineke Soeterik

Met dank aan

Gabrielle Marks (Willem de Kooning Academie) en Peter Bongers (NPN)

Druk

NPN Drukkers, Breda

80

Rotterdamse Academie van Bouwkunst Heijplaatstraat 23 3089 JB Rotterdam 010-794 4855 www.ravb.nl info@ravb.nl ISBN 978-90-824192-1-4 HUIG 18 – Juni 2017 Huig is het jaarlijkse magazine van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. In 2003 werd het blad gelanceerd onder de naam AVBR. Vanaf 2005 ging het magazine verder onder de huidige naam, verwijzend naar de medeoprichter van de Academie, architect Huig Maaskant (1907–1977). Voor het bestellen van een gratis exemplaar kunt u contact met ons opnemen via info@ravb.nl. Aan deze uitgave is de uiterste zorg besteed; voor onvolledige en/ of onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), vormgevers, redactie en academie geen aansprakelijkheid. Bij de keuze van beeldmateriaal is zoveel mogelijk geprobeerd om de daarop berustende auteurs- en publiciteitsrechten te honoreren, de bron te vermelden en bij de academie bekende rechthebbenden te informeren. Voor verbetering van onjuistheden houdt de academie zich aanbevolen.

Rectificatie Huig #16

Bij lezing van het artikel ‘Ontwerpen aan mogelijkheidszin’ in Huig #16 zou het idee kunnen postvatten dat de docenten van de besproken ontwerpateliers de auteurs van de passage over die ateliers zijn. Dat is niet het geval: de interpretaties van de atelierresultaten komen geheel en al voor rekening van de auteurs van het artikel, Willemijn Lofvers en Jeroen Visschers. De namen van de docenten in het artikel verwijzen alleen naar hun rol als atelierdocent.



I Rotterdam G


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.