Thema: Vrijheid
Ken je dat land waar de citrusbomen bloeien,
en in ‘t donker loof de sinaasappels gloeien
waar zwoele wind langs blauwe hemel strijkt,
waar mirre stille geurt en laurier hoog in de luchten prijkt?
Ken je het wel?
Daarheen, daarheen
wil ik op reis, Geliefde, met u alleen!
Ken je dat huis? Op zuilen rust het dak,
de halle stralend, glanzend het oppervlak –
Marmeren beelden starend, gans ontdaan:
Wat hebben ze, arm kind, jou aangedaan?
Ken je het wel?
Daarheen, daarheen
wil ik op reis, Behoeder, met u alleen!
Ken je dat bergpad, omhoog naar de wolkenpoort?
Een muildier in ’t mistig spoor zwoegt moeizaam voort.
In grotten huist het oude draakgebroed
waar d’oude rots bezwijkt, wegspoelt in de vloed.
Ken je het wel?
Daarheen, daarheen
met u, o Vader, spoed ik mij heen!
Goethe, vrij naar Hafez