Workshop Spiegelreflex

Page 1

Fotograferen met een spiegelreflex camera techniek en creativiteit


Inhouds-opgave 2 Inhoudsopgave 4 Inleiding 5 Meer begrip voor digitaal fotograferen 6- Tips & trucs: zo maak je scherpere foto’s 7 Spiegelreflexcamera’s 8 Objectieven Merk versus Universeel Portretten met groothoek Vallende lijnen Werken met telelenzen Macrofotografie Portretten met macro objectieven Zoom objectieven 13 De feiten over brandpuntsafstanden 14 Werken met filters 15 Tips & trucs: landschappen en natuur Lijnenspel Beeld in- en uitsluiting Hoofdrol voor de horizon Deelvergroting Weer- of geen weer Panorama opnamen Accessoires 20-Het vastleggen van beelden met een digitale camera Pixels en filtergroepen Hebt u al deze pixels nodig ? Hoe uw camera pixelgegevens opslaat CCD / CMOS uitgelegd Welke kwaliteit voor welk doel ? Het Raw formaat Compressie en beeldverhoudingen 25 Camera instellingen Witbalans Iso instelling Histogram Beeldstabilisatie Transportstanden Stofreductiesysteem Het programma instelwiel 31 Stroomvoorziening in digitale camera’s 32 Tips & trucs: voor betere actie foto's Het juiste moment Bovenop de actie ! Dynamische foto's

2


33-Zo kan een camera scherpstellen 35 Zo zorgt uw camera voor de correcte belichting Soorten lichtmeting Belichtings compensatie Scherpte-diepte uitgelegd De hyperfocale instelling 39 Tips & trucs: voor betere portretten Beelduitsnede Licht en sfeer Fotogeniek op de kiek Vijf regels Compositie / Regel van derden 42-Werken met flitsers Betere flitsfoto's maken Flits afstand Rode ogen reductie Invulflits Tegenlicht Diffusor 46 Tips & trucs: Reizen Schoonhouden en beschermen Lens en condens Vakantie reportage Sneeuw- en ijspret 49 Tips & trucs: fotograferen in steden en musea 50 Geheugenkaarten Geheugenkaart protocol Transfer: het overbrengen van beelden Geheugenkaart correct verwijderen 52 Tips & trucs: het fotograferen van dieren Huisdieren Luilakken eerst De dierentuin Onderwater 53 Verklarende woordenlijst

Het is niet toegestaan deze uitgave, geheel en/of gedeeltelijk, te reproduceren, in welke vorm dan ook, mechanisch of elektronisch, via fotokopie, scan, enz. dan wel op enigerlei andere wijze, zonder schriftelijke toestemming van de schrijver.

3


INLEIDING Door de razendsnelle integratie van Internet en E-mail is de behoefte aan snel toegankelijke en betaalbare beelden toegenomen. Net als de computer heeft digitale fotografie een enorme stijging in prestatie en mogelijkheden ondergaan. De eerste camera begin jaren negentig, had een resolutie van zo’n 300.000 pixels, ongeveer evenveel als vandaag de LCD schermpjes achter op een digitale camera, en was nagenoeg onbetaalbaar. Rond 1995 hadden prijsdalingen van o.a. de CCD-chips tot gevolg dat er betaalbare digitale camera’s binnen handbereik kwamen. Tegenwoordig wordt al een resolutie van ruim 24 miljoen pixels gehaald. Deze razendsnelle ontwikkeling leidt tot veel vragen. Wij hebben geprobeerd zoveel mogelijk vragen rondom digitale fotografie te beantwoorden, zonder voorbij te gaan aan allerhande accessoires die er mee samenhangen. Dit handboek hoort bij de workshop digitale fotografie. Veel van wat er in dit boek staat komt tijdens de workshops aan de orde. Ook voorzien wij U tussentijds van diverse tips en trucs. Deze tips zullen u helpen om het verschil te maken tussen een ‘foto’ en een uit de losse pols geschoten kiekje. Een handboek als naslagwerk bij een cursus is natuurlijk een ideale combinatie. Het streven bij het samenstellen van dit handboek is echter geweest dat het boek ook zonder workshop is te volgen, of alvast voorafgaand. Niet iedereen leert ten slotte op dezelfde manier en in hetzelfde tempo. De aanleiding voor dit boek, en deze workshop’s, is het feit dat mensen ons vaak dezelfde vragen stellen. Waar draait het om in de digitale fotografie? Het draait niet alleen om een goed plaatje en om goede apparatuur. Een goed plaatje schieten is niet genoeg voor het realiseren van een mooie afdruk. Met een pc of Mac en een goede printer alleen, redt u het evenmin. Het gaat om een goed samenspel tussen de fotograaf en de apparatuur waarmee gewerkt gaat worden, en een goede kijk op het te fotograferen onderwerp. In dit handboek geven wij u belangrijke informatie over dit samenspel tussen fotograaf en apparatuur en brengen wij u op de hoogte van technieken om met apparatuur en software tot goede resultaten te komen. Daarbij geldt dat deze informatie natuurlijk pas echt werkt als u ermee aan de slag gaat. Goede resultaten zult u alleen behalen c.q. verbeteren door zeer frequent te oefenen en te experimenteren met nieuwe / andere instellingen. Ontwikkelingen op digitaal gebied zijn in een stroomversnelling. Wij volgen als professionals, maar ook uit liefhebberij, deze ontwikkelingen op de voet. Wij hebben deze kennis gebundeld en het resultaat treft u hierbij aan. Houdt u er echter rekening mee dat deze informatie een momentopname is. Digitale kennis veroudert met de dag. Ten slotte nog iets over de reikwijdte van dit handboek. Zoals hierboven al stond vermeld, verandert de digitale kennis razendsnel. Daarom is dit handboek gemaakt via het printing-on-demandsysteem. Daarmee is het mogelijk om steeds kleine oplagen te printen, zodat er snel ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelingen. Dat is noodzakelijk, want om alles bij te houden zal er regelmatig een nieuwe versie van dit handboek moeten verschijnen.

R.P.Q. foto & video centrum, Kaatsheuvel

Maart 2009 eerste druk

Wij wensen u veel plezier !

4


Meer begrip voor digitaal fotograferen Met de komst van digitale camera’s is een volledig nieuw tijdperk ontstaan. Wij streven er naar om een bijdrage te leveren aan een positief imago van de digitale fotografie, ook al veranderen de middelen: het is en blijft fotograferen. Wij gaan in dit hoofdstuk in op de kenmerken en de daaruit voortvloeiende voordelen van de digitale fotografie. Al meer dan 150 jaar is fotografie een chemisch proces. Het kleinbeeldfilm-systeem waarbij film mechanisch, eerst met de hand, later met behulp van motortjes, werd getransporteerd is in 1925 uitgevonden door Oscar Barnack van Leitz. Het werd ontworpen voor de in grote hoeveelheden beschikbare film voor bewegend beeld, en had In grote lijnen dezelfde fysieke vorm, en dezelfde standaard. Fotografische film bestaat uit een laag zilverhalogenide-emulsie op een soepele drager. Na belichting wordt de film ontwikkeld om het latente beeld zichtbaar te maken. Digitale beeldvorming heeft fotografie echter in het elektronische tijdperk gebracht. Beelden worden met lichtgevoelige sensoren opgevangen en met computersoftware bewerkt. Omdat de sensor van een digitale camera altijd op zijn plaats blijft, en er nauwelijks meer bewegende delen aan te pas komen, kunnen fabrikanten de vorm van een camera vrij ontwerpen. Wat digitaal beeld echter zo bijzonder maakt is de manier waarop het, in elk willekeurig moment in het proces, in andere elektronische systemen kan worden geïntegreerd. Dit komt omdat het beeld wordt vastgelegd als een reeks getallen, en daarom te bewerken zijn. Bewerken, corrigeren van gemaakte opnamen is voor afdrukken of publiceren heel gemakkelijk. Bovendien hoeft wijzigen geen kwaliteitsverlies tot gevolg te hebben. U kunt beelden per telefoonlijn versturen en ze op het internet plaatsen. U kunt beelden in een desktop publishing programma invoeren om nieuwsbrieven, brochures en wenskaarten en uitnodigingen mee te illustreren. En dit is nog maar het begin, in de toekomst zullen er steeds meer toepassingen zijn voor de beelden die u met uw digitale camera maakt. Het karakter van fotografie verandert ook: fotografie was een volstrekt eerlijk proces, eenmaal vastgelegd zat alle informatie onwrikbaar vast in het negatief (positief), de camera legde vast wat de fotograaf op een bepaalde plaats en moment waarnam. Aangezien correctie en manipulatie probleemloos,en zelfs een wezenlijk onderdeel van het digitaal proces zijn, verandert dit ook het karakter van fotografie. Het vergroot ook de mogelijkheden: eenvoudig en snel plaatjes schieten enerzijds, ongekende mogelijkheden anderzijds: monteren, onderdelen verwijderen, kleur,licht,scherpte en contrast wijzigen, onmogelijk bij conventionele fotografie, relatief gemakkelijk bij digitale fotografie.

5


Tips & trucs: zo maak je scherpere foto’s Correct vasthouden: is bij mini-camera’s lastig, enerzijds omdat vaak een handgreep ontbreekt, anderzijds omdat veel opnamen achteloos, uit losse hand gemaakt worden. In tegenstelling tot wat veel reclames suggereren zal het op armlengte vasthouden en op het LCD-scherm kijken zelden leiden tot betere opnamen. Door de camera beter vast te houden ( zoeker gebruiken ! ), beter gebruik te maken van de mogelijkheden en beperkingen van het AF systeem, en meer aandacht te besteden aan de compositie, zal de kwaliteit van de opnamen aanmerkelijk verbeteren. Hoe het niet moet:

Houd de camera bij voorkeur tegen het hoofd gedrukt. Ondersteun de camera door je ellebogen tegen je borstkas te drukken, dit is je ingebouwde statief. Ondersteun de camera ook met je linkerhand. Plaats voor het maken van de opname je linkervoet een halve pas vooruit, zo wordt je lichaamsgewicht over beide benen verdeeld. Zoek, indien mogelijk, steun bij een verticaal object. Adem, voor het maken van de opname, een keer in- en uit, om vervolgens tijdens het maken van de opname de adem even in te houden. Hoe het wel moet:

Boven genoemde tips gaan zwaarder wegen naarmate de hoeveelheid beschikbaar licht afneemt. Ook bij langere belichtingstijden veroorzaakt door het gebruik van langere (tele- en zoom) objectieven ontstaat gemakkelijker bewegings-onscherpte.

6


de Spiegelreflexcamera Spiegelreflex-camera’s danken hun naam aan het systeem dat ervoor zorgt, dat u in / door de zoeker exact het beeld te zien krijgt, zoals dat op de beeldchip gaat vallen. U kijkt via een prisma en een spiegel, rechtstreeks door het objectief naar het onderwerp. Parallax is bij dit soort camera’s dan ook uitgesloten. Dit type camera is altijd uitgerust met een (groot) LCDkleurenscherm. Spiegelreflexcamera’s zien er niet alleen indrukwekkend uit; het zijn ook staaltjes van technische perfectie. Mensen denken dan al snel dat je voor dit cameratype veel moet weten van fotografie, maar het tegendeel is waar: deze camera leert u fotograferen. Spiegelreflexcamera’s zijn verkrijgbaar met automatische en/of handmatig instelbare: • • • • • • • • • • • •

Scherpstelling (autofocus) Belichting Beeldstabilisatie Flitsmeting Flits (direct en/of indirect), intern en extern ‘Rode-ogen`reductie Invulflits Instelbare ISO-waarde (imiteert de filmgevoeligheid) Afstandsbediening Timer / zelfontspanner Direct print PictBridge

Live view Tegenwoordig beschikken veel spiegelreflexcamera’s over Live view. Dit bied spiegelreflexcamera gebruikers de mogelijkheid om de te maken opname op voorhand te beoordelen via het LCD-scherm. Het LCD-scherm van deze camera’s is in veel gevallen ook nog eens verstelbaar, zodat vanuit lastige invalshoeken gefotografeerd kan worden. Verwisselbare flits systemen Naast de ingebouwde flitser bieden spiegelreflexcamera’s de mogelijkheid tot het aansluiten van syteemflitsers. Dit kan zijn: een externe opsteekflitser, die in een aantal gevallen ook naast de camera geplaatst kan worden, tot studio flitsapparatuur. De lichtopbrengst van deze externe flitsers is hoger zodat grotere afstanden overbrugd kunnen worden. Tegelijk bieden ze volop mogelijkheden om de creativiteit te prikkelen. Verwisselbare objectieven De meest kenmerkende eigenschap van spiegelreflexcamera’s is de mogelijkheid om objectieven (en flitsers)te wisselen. Dit type camera’s is namelijk uitgerust met een bajonet- of kliksysteem waardoor objectieven kunnen worden verwisseld. De keuze in objectieven is groot; zowel op het gebied van lenzen met een vaste brandpuntsafstand (standaard, groothoek, macro of tele), als zoomobjectieven met meerdere brandpuntsafstanden: standaardzooms, groothoekzooms en telezooms. De laatste ontwikkeling is een hybride camera, dus met LCD schern, en Een elektronischezoeker, waarvan toch de objectieven verwisselbaar zijn. Hier wordt dus door de lens naar buiten gekeken, maar niet via een spiegelsysteem. Hierdoor kunnen deze camera's compacter gebouwd worden, zo onstaat een mix van voordelen met de spiegelreflexcamera.

7


OBJECTIEVEN Vast of verwisselbaar objectief Stof en zand doen bij een digitale camera meer kwaad dan bij een conventioneel model. Daarom worden verwisselbare objectieven toegepast bij spiegelreflexen die vooral worden aangeschaft door hobbyisten of professionals. Daarnaast biedt een aantal spiegelreflexcamera’s bijzondere voorzieningen tegen stof in het interieur. Zo reinigt de beeldchip van veel camera’s zichzelf met ultrasone trillingen, waardoor deze stofvrij wordt gemaakt, telkens als de camera wordt ingeschakeld. Soms zijn er softwarematige voorzieningen. Nadat een wit vel papier is gefotografeerd, begrijpt de software op welke plaatsen stofjes zitten, waarna deze vervolgens digitaal worden gecorrigeerd. Zin en onzin over lichtsterkte De lichtsterkte van een objectief is nogal eens aanleiding tot discussies en er bestaan veel misvattingen over. Vaak wordt aangenomen dat een lichtsterk objectief, bijvoorbeeld een 2.8/300mm, een kleinere scherptediepte geeft dan een minder lichtsterk objectief, zoals een 4.5/300mm. Bij een kleiner diafragma krijg je immers meer scherptediepte, en het laatste objectief heeft een kleiner diafragma bij volle lensopening. Het misverstand wordt veroorzaakt door dit laatste stukje van de zin. Feit is dat er een verschil in diafragma bij volle opening is, en de 2.8/300mm zal daarom bij volle opening een kleinere scherptediepte hebben. Maar als beide objectieven gediafragmeerd worden tot dezelfde waarde, bijvoorbeeld f/5.6, is de scherptediepte van beide objectieven hetzelfde. Het feit dat er bij volle opening een verschil is, werkt dus niet door over de hele range van diafragmawaarden. Wat is dan het nut van een lichtsterk objectief, dat aanmerkelijk duurder is dan een minder lichtsterke uitvoering. Om te beginnen is dat de mogelijkheid om die kleinere scherptediepte bij volle opening te gebruiken, maar een lichtsterk objectief biedt ook de mogelijkheid om snellere sluitertijden te kiezen, wat met name bij bewegende onderwerpen van belang is. Verkijk u niet op die ene stop! Eén stop verschil is een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht. En één stop verschil kan daarom het verschil zijn tussen onscherp en scherp! ( meer hierover in het hoofdstuk: Zo kan uw camera scherpstellen) Merkobjectieven versus Universeel objectieven Niet alleen zijn objectieven van verschillende cameramerken verkrijgbaar; er zijn ook merken die zich gespecialiseerd hebben en alleen objectieven leveren. Kwalitatief goed, alleen voordeliger omdat de kostbaarste delen in massa gefrabriceerd worden, alleen de aansluiting (bajonet) en de aansturende elektronica in het objectief hoeft voor de diverse merken passend te worden gemaakt. Lensbereik Zoals u weet, is er een verschil tussen een verrekijker, vergrootglas en loep. Het zijn verschillende soorten lenssystemen voor al even verschillende soorten gebruiksdoelen.Deze verschillen zijn er ook bij objectieven. De meeste camera’s zijn tegenwoordig standaard voorzien van een zoomlens. Deze geeft de mogelijkheid om zoveel mogelijk beeldvullend te fotograferen. Dat een objectief in de groothoek stand hele andere eigenschappen heeft als in de tele stand, is minder bekend.

8


Fisheye-objectief De naam voor een objectief met een extreem grote beeldhoek. Daardoor ontstaat een heel wijds blikveld, zo als bij een vissenoog. Zo wijds, dat het vertekent in de hoeken, en het beeld er als een bolvorm uitziet.

Groothoekobjectief De grote beeldhoek van dit objectief laat de camera meer "zien". Handig als er grote objecten gefotografeerd moeten worden, en ruimte om afstand te nemen ontbreekt. Ook bij interieurfotografie wordt van de groothoek gebruik gemaakt. Dit objectief laat interieurs van auto’s of (hotel-)kamers ruimer lijken dan ze zijn. Bijkomend voordeel van de groothoek is de grote scherptediepte en de lichtsterkte van het objectief. Het onderwerp lijkt echter verder weg en wordt kleiner, want alleen door de schaal te verkleinen kun je meer op eenzelfde oppervlak krijgen. Werken met de (super)groothoek Bij veel fotografen bestaat de indruk dat vooral het teleobjectief de meest bijzondere mogelijkheden biedt. We zien dit aan de grote belangstelling voor steeds langere telezooms, zoals bijvoorbeeld de 18-200mm. Dit gaat ook op bij compactcamera's, waar modellen met lange telezooms meer verkocht worden dan modellen met zoomobjectieven die meer in groothoekbereik liggen. Een zoomobjectief als bijv. een 16-50 mm wordt veel minder gekocht dan bijvoorbeeld die 18-200mm. Juist met sterke groothoeken zoals bijv. een 7-14 of een 12-24 zijn bijzondere foto's te maken. Een teleobjectief doet feitelijk niets anders dan een deelvergroting maken uit een foto dmv het gebruik van optiek. Zou je een foto ,die gemaakt is met een korter brandpunt, laten uitvergroten dan krijg je dezelfde foto. Een sterke groothoek daarentegen doet iets heel anders. Omdat zo'n objectief een beeldhoek heeft die veel groter is dan onze eigen ogen, kunnen we daarmee foto's maken die sterk tot de verbeelding spreken door hun beeldhoek en enorme "diepte". De creatieve mogelijkheden van een groothoek zijn daarmee feitelijk veel groter dan die van een teleobjectief, vooropgesteld dat we hier goed mee om gaan. De meest gemaakte fout bij het fotograferen met groothoek is dat we de afstand tot het onderwerp te groot maken. Daardoor wordt het onderwerp klein en komt er een flink stuk, meestal oninteressante, voorgrond in de opname. Bij gebruik van een groothoek moet u echt "op uw onderwerp kruipen". Pas dan komt de dynamiek van de grote beeldhoek echt tot z'n recht. Portretten met een groothoek U heeft het vast wel eens gehoord of gelezen: Portretfoto's mag je niet met een groothoeklens maken, want dan wordt het gezicht vervormd. Vervorming van gezichten e.d. treedt echter niet op omdat u een groothoeklens gebruikt, maar omdat u te dicht bij het onderwerp bent. Het is de afstand die voor de vervorming zorgt, niet het brandpunt. U kunt dus wel een portretfoto maken met een groothoeklens, als u de afstand tot de geportretteerde maar niet kleiner maakt dan zo'n 1,5 meter. Maak gebruik van een groothoek om een persoon in zijn of haar omgeving te laten zien. Zou u een langer brandpunt gebruiken, dan moet u meer afstand nemen om alsnog een stukje omgeving op de foto te krijgen. Daardoor lijkt die omgeving aan de persoon 'vast te plakken'. Met een groothoek ziet het er juist veel natuurlijker uit, omdat u voldoende dichtbij kunt blijven. Zo ontstaat beter contact tussen de geportretteerde en de fotograaf /camera: er wordt meer nadruk gelegd op de persoon. Dat is het gevolg van de ruime beeldhoek,die een groothoek objectief eigen is.

9


Vallende lijnen Wie wel eens met een groothoekobjectief een gebouw gefotografeerd heeft, weet ongetwijfeld wat er bedoeld wordt met 'vallende lijnen'. Het is net alsof het gebouw achterover leunt en dreigt om te vallen, doordat de lijnen schuin worden weergegeven. Vallende lijnen worden veroorzaakt doordat je de camera schuin houdt, waardoor het beeld schuin op de sensor wordt geprojecteerd. Het gebouw staat immers schuin ten opzichte van dit vlak. Bij gebruik van een groothoek gebeurt dit sneller dan bij een teleobjectief.

Vallende lijnen kunnen worden voorkomen door de camera precies recht te houden, zodat de sensor en het gebouw recht blijven ten opzichte van elkaar. Dan staan de gebouwen, ook bij sterke groothoek, keurig recht op de foto. U krijgt dan veel voorgrond op de foto. Kies daarom de voorgrond met zorg en zet er iets interessants op. . Een technische manier om vallende lijnen te voorkomen is door te werken met een zogenaamd shift-objectief. Bij een shift-objectief kun je de camera recht houden en vervolgens het objectief t.o.v. de body naar boven of beneden verschuiven. Daardoor kun je schuin omhoog fotograferen, zonder dat de sensor t.o.v. het gebouw schuin wordt gehouden. Het gevolg is dat de lijnen keurig recht blijven en het gebouw niet meer dreigt om te vallen.

Standaard-objectief De naam voor het objectief waarmee een camera in de basisuitvoering is uitgerust. De beeldhoek van dit type objectief is bijna gelijk aan die van het menselijk oog. Het lichtsterke objectief met grote lenshoek zorgt ervoor dat (ook) op korte afstand veel onderwerpen scherp op de foto gezet kunnen worden. Mede door de geringe vertekening en de grote scherpte-diepte is dit objectief ook geschikt voor architectuur-fotografie. Tele-objectief Dit objectief doet hetzelfde als een verrekijker: grote afstanden overbruggen dankzij een lange brandpunts-afstand. Handig als kleine objecten of een onderwerp op afstand groot in beeld moeten komen. On-opgemerkt fotograferen, doordat je op afstand kunt blijven, verstoort de scene niet. Bovendien is het een ideaal objectief om close-ups van gezichten te maken, want telelenzen vertekenen het beeld niet of nauwelijks. De scherpte-diepte neemt al vanaf 60 cm sterk af waardoor het onderwerp scherp wordt afgebeeld, en de achtergrond niet. Zo ’isoleert ’u het onderwerp van de achtergrond. Omdat de ‘tele` groter en zwaarder is dan een ‘gewoon` objectief, neemt de kans op bewegingsonscherpte toe. Dat komt omdat je handen gaan trillen als je langere tijd inspanning moet leveren. Die trillende handen laten de camera bewegen tijdens de opname, waardoor defoto onscherp wordt. Er zijn ook camera’s en objectieven op de markt die de functie: “antishake” kennen, waardoor bij langere belichtingstijden het risico op bewegingsonscherpte sterk afneemt. Vuistregel voor de langste sluitertijd, waarbij u nog veilig met tele uit de hand kunt fotograferen is: 1 : brandpuntsafstand.

Werken met telelenzen Voor het fotograferen van dieren in de vrije natuur of sportfotografie, zijn lange telelenzen onontbeerlijk. Dergelijke objectieven zijn verkrijgbaar in allerlei uitvoeringen, van relatief compacte en zeer betaalbare uitvoeringen tot "kanonnen" met een zeer hoge lichtsterkte en een prijskaartje waar je een kleine auto voor kunt kopen. De belangrijkste vraag is welk brandpunt ideaal is voor jouw favoriete onderwerp. Het beschikbare budget bepaalt dan hoe ver je kunt gaan wat betreft lichtsterkte.

10


Voor grotere dieren is een 300mm al heel redelijk. Voor dieren die wat verder weg zijn of wat kleiner zijn, is de combinatie met een 1.4x converter ideaal. Je krijgt er tegen een minimale investering een 420mm objectief erbij. Wie wil proberen om vogels te fotograferen, komt met een 300mm niet uit de voeten. Je zou de 2.8/300mm kunnen gebruiken met een 2x converter (dit word dan een 5.6/600mm), maar een mooi en heel betaalbaar alternatief is de 5.6/400mm met ook weer een 1.4x converter. Met de converter heb je een 8.0/560mm en dat is ook voor vogels heel goed bruikbaar.

Belangrijk bij het gebruiken van teleobjectieven is dat ze goed stil worden gehouden. Door het lange brandpunt geeft de minste beweging al een onscherpe opname. Een stevig statief is daarom net zo belangrijk als de lens zelf en, als dit om bepaalde reden niet bruikbaar zou zijn, dan moet je een alternatief gebruiken. Een éénbeen statief is zo'n alternatief. Niet zo stabiel als een driepoot-statief, maar wel stabieler dan uit de hand fotograferen. Macro-objectief Een heel andere wereld gaat open, als je gaat fotograferen met Macro objectieven. Dat komt omdat je met een macro-objectief een onderwerp van heel dichtbij kunt fotograferen. Zo dichtbij dat je met een gewoon objectief een onscherpe opname zou krijgen. Dankzij macrofotografie kan zelfs het kleinste foto-onderwerp op ware grootte, of nog sterker vergroot worden vastgelegd. Daardoor krijg je van minuscule onderwerpen zeer gedetailleerde opnamen die sterk zijn uitvergroot. Veel zoomobjectieven op digitale camera’s hebben een macrostand. Wel is het zo dat een macro-objectief veel sterker vergroot als de macro-functie op een zoomobjectief. Macrofotografie Macrofotografie is het fotograferen van kleine onderwerpen, waarbij de term "macro" officiëel pas geldt als er sprake is van een afbeelding van 1:1 of meer. Dat wil zeggen dat het onderwerp op uw foto minimaal net zo groot moet zijn als in de realiteit. In de praktijk wordt het begrip "macro" wat ruimer genomen, en bedoelen we daarmee meestal het fotograferen van kleine onderwerpen als bloemen of insecten, ook als die niet precies 1:1 in beeld komen. Voor echte macrofoto's zijn speciale hulpmiddelen nodig, zoals een speciaal macro-objectief of tussenringen. Voor dichtbijfotografie is een lichte telelens met "macrostand" vaak ook voldoende. Mocht U minder frequent gebruik maken van deze objectieven, of vindt U de investering te hoog, dan kunt u als alternatief gebruik maken van tussenringen. Deze worden in 3 maten geleverd, afhankelijk van het brandpunt van het objectief dat de combinatie vormt. Nog voordeliger is het gebruik van close-up filters, welke u in 3 gradaties dichter op uw onderwerp brengen. De goedkoopste oplossing,en op reis altijd nog wel ergens een plekje voor te vinden ! Macrofoto's maken is niet moeilijker dan gewone foto's maken, maar u moet wel op specifieke zaken alert zijn. Op de eerste plaats is er altijd sprake van een beperkte scherptediepte. Een groot deel van de foto zal onscherp worden. De manier waarop die onscherpe dingen in beeld komen, kan storend zijn en daarom de opname beinvloeden. Veel camera's hebben een knop voor de controle van de scherpte-diepte die U kunt gebruiken voordat u de opname maakt. Een tweede punt waarop u goed moet letten is de kleur van de achtergrond. Bij macrofotografie in de natuur is groen uiteraard de meest voor de hand liggende kleur. Als het u niet lukt om een "natuurlijke" groene achtergrond te krijgen gebruik dan een groen geverfd stuk karton of stof. Zorg er voor dat er wat oneffenheden in dat groene vlak zitten, zoals in de natuur ook het geval zou zijn. En zorg er voor dat het karton uit de scherptediepte blijft als u het als achtergrond gebruikt!

11


De keuze voor een macrolens hoeft dus niet te worden gemaakt op basis van grotere scherptediepte. Waarop dan wel? Het verschil in perspectief is al genoemd. De 50mm toont meer achtergrond, de 100mm maakt het beeld wat "platter". Voor wie levende dieren (insekten) wil fotograferen is de keuze erg simpel. Omdat je met een 100mm macro een 2x zo grote afstand kunt aanhouden, is de kans op een succesvolle foto veel groter. Hoe dichter bij, hoe eerder de insekten worden verjaagd. En als we bedenken dat een 100mm macro ook een perfecte portretlens is, lijkt de keuze voor 100mm over het algemeen aan te raden boven 50mm. Bij gebruik van een statief bestaat er ook nog het handige hulpstuk van een traditionele macro-instelslede. Deze plaatst u op het statief, en kunt u vervolgens met een draaiknop een zeer nauwkeurige verstelling naar voor- of achter maken. Portretten met macro-objectieven Portret-objectieven hebben traditioneel een brandpunt tussen de 85mm en de135mm, anders ontstaat er vervorming in het gezicht. De 100mm Macro's vallen hier binnen. Ze hebben bovendien als voordeel dat je niet op de grens van de scherpstelling aan het werk bent. Bij gewone objectieven van rond de 100mm of bij zoomobjectieven in dit bereik, wil de kortste scherpstelafstand nog wel eens aan de krappe kant zijn voor een aansprekend portret. Dankzij de hoge lichtsterkte is het bovendien mogelijk om op creatieve wijze te spelen met een kleine scherpte-diepte. Momenteel is een trend in de portretfotografie om ook de macro (ring) flitsers in te zetten bij portret fotografie. Tenslotte is uw scherpstelling van zeer groot belang. Juist omdat er zo weinig scherp zal zijn, is het cruciaal dat u datgene scherp maakt dat echt het hoofd-onderwerp vormt. Zeker op dit gebied is macrofotografie niet vergevingsgezind! Zoom-objectief Een zoomobjectief is een technisch hoogstandje. Zonder dat je verschillende objectieven mee hoeft te nemen, kun je het brandpunt traploos wijzigen, en verander je eenvoudig van groothoekbereik (W) in telebereik (T), en andersom. Dat biedt een enorme diversiteit aan beelduitsneden en evenveel creatieve mogelijkheden. Zoomlenzen zijn in diverse bereiken verkrijgbaar: groothoek-, standaard- en telezoom. Gaat u echter voor de maximale afbeeldingskwaliteit, kunt u beter kiezen voor vaste brandpunten. Hierin zit simpelweg minder glas, waardoor er minder lensfouten in voor komen.

12


De feiten over de brandpuntsafstand De kwaliteit van de analoge lens versus de lens voor digitaal: De fotosensor in de meeste digitale camera’s is kleiner dan het beeldformaat van een 35 mm camera. Bij sommige modellen is de sensor nog geen 5,5 mm in doorsnee, terwijl het beeldformaat van een 35 mm camera 43 mm in doorsnee is. Als beide camera’s over een objectief met dezelfde brandpuntsafstand beschikken is de beeldhoek van de 35 mm camera groter dan die van de digitale camera. Dit betekent dat als een objectief met dezelfde brandpuntafstand op beide camera’s wordt gebruikt, de sensor van de digitale camera minder van het beeld “ziet” als het beeldformaat van de 35 mm camera. In vergelijking tot de 35 mm camera legt de sensor enkel het middelste deel van het beeld vast. Belangrijk is te weten dat bij digitale camera's de lichtbundel recht op de sensor moet vallen. Daardoor zijn analoge objectieven minder geschikt. ( zie de afbeeldingen hieronder: links de analoge lens, en rechts de digitale !)

Analoog objectief

Digitaal objectief

Omdat de sensoren in formaat variëren en omdat veel gebruikers vertrouwd zijn met de brandpuntsafstanden van de 35 mm camera’s is de brandpuntsafstand van een digitale camera met die van een 35 mm camera vergeleken, en als zodanig vermeld op de objectiefrand. Als bijvoorbeeld een 4 mm objectief op een digitale camera wordt gebruikt, moet een 28 mm objectief op de 35 mm camera gebruikt worden om dezelfde beeldhoek te krijgen. Dit wordt op de objectiefrand geschreven als: 4 mm (35mm film equivalent: 28mm). Belangrijk is te weten dat er geen echte verandering in brandpuntsafstand is bij objectieven die bij digitale en 35 mm camera’s worden gebruikt. Elk camera-lensdeel wordt uit een gegoten blok glas (of kunststof) gezaagd. Dat wordt geslepen en vervolgens gepolijst. Zonder te veel op technische details in te gaan gebeurt dat met een bepaalde fijnheid. Dit procédé werd tot voor kort ook toegepast op lenzen die voor digitale camera’s waren bestemd. Tot camerafabrikanten ontdekten dat er grote kwaliteit-verbeteringen binnen bereik kwamen door objectieven voor digitale camera’s fijner te slijpen. Bij een conventionele camera zijn zo’n 50 lijnenparen ( dwz. een zwarte- en een witte lijn) nodig om tot gedetailleerde foto’s te komen, door het kleinere formaat van de CCD- sensor heeft een objectief voor een digitale camera hiervoor ongeveer 150 lijnenparen nodig, en dat ook nog eens bij een kleine lensdiameter. Dit verklaart waarom die fabrikanten waar al ruim honderd jaar glas geslepen wordt in staat zijn de hoogste kwaliteiten te bereiken, en anderen hun heil zoeken in samenwerking met gerenommeerde merken.

Optische of digitale zoom Alle goede digitale camera’s beschikken over een optisch zoomobjectief. Hierdoor kunt u de brandpuntsafstand verstellen om zodoende groothoek en tele-opnamen te maken. Sommige modellen beschikken ook over een digitale zoommogelijkheid, waardoor het telebereik van de optische zoom vergroot wordt. Bij digitale zoom wordt het centrale deel van het beeld vergroot tot een beeldvullende.Met deze functie wordt het beeld softwarematig uitvergroot via interpolatie en dat heeft een lagere beeldkwaliteit tot gevolg.

13


Werken met filters Omdat de objectieven van spiegelreflexcamera’s een schroefdraad in de rand hebben, kunnen filters worden gebruikt. Filters zijn glazen of kunststof plaatjes die u, al dan niet met behulp van een filterhouder, voor de lens van uw camera kunt zetten. Hebben filters een kleur, dan wordt die kleur toegevoegd aan de opname. Ook zijn er filters om kleuren te corrigeren. Filters met een bepaald effect (vervagen, vervormen etc.) kunnen het beeld van de uiteindelijke foto zelfs ingrijpend veranderen. Een belangrijk voordeel van de spiegelreflexcamera boven andere camerasystemen, is dat u door het objectief zelf kijkt als u fotografeert. Daardoor ziet u alles wat de camera ook ziet en dat geeft de mogelijkheid om tijdens de opname bepaalde effecten toe te passen, en ziet u precies wat het filter doet. Daarnaast heeft een reflex nog een tweede voordeel, en dat is dat de lichtmeting ook door het objectief plaatsvindt. Een eventuele belichtingscorrectie doordat het filter licht tegenhoudt, is dus niet nodig. U meet de belichting al inclusief het filter. UV-filter Dit filter houdt ultraviolette stralen tegen, deze stralen zijn onzichtbaar voor het menselijk oog. Vooral in de bergen en aan zee is de UV-straling hoog en deze veroorzaakt een blauwzweem in de opname. Het UV-filter voorkomt deze blauwzweem en zorgt voor een betere kleurweergave en een hoger contrast. Een alternatief is overigens het "skylight" filter, een UV-filter met een licht roze tint. Deze filters kunnen altijd op het objectief blijven zitten en vervullen op deze wijze ook een belangrijke taak als bescherming voor het objectief. Het voorkomt dat er vuil op het objectief komt, een filter is gemakkelijker te reinigen dan het objectief waar veelal een speciale coating op is aangebracht. Beschadiging van deze coating is onherroepelijk op de opnamen te zien. Wat u ook bedenkt : u heeft keus uit een groot assortiment filters. Het veelzijdige polarisatiefilter Een polarisatiefilter is door geen enkel grafisch programma goed te vervangen. Een polarisatiefilter wordt vaak gebruikt om een bleke lucht donkerder te maken, bij fel licht worden alle kleuren mooier weergegeven met dit filter. Het polarisatiefilter absorbeert ook reflecties van glanzende oppervlakken waardoor de kleuren dieper worden en het onderwerp meer detail krijgt. Dit filter laat lichtstralen vanuit ÊÊn richting door. Draai net zolang aan het filter totdat je geen ongewenste reflecties op glimmende oppervlakken zoals oa. glas en metaal meer ziet. Met het polarisatiefilter kunt u waterschitteringen op de foto verminderen en reflecties in glimmende oppervlakken (van bijvoorbeeld auto en caravan) vervagen. Een prettige bijwerking van dit filter is dat kleuren feller en dieper worden en een grijze lucht blauwer.

. Om een maximale werking te krijgen, moet je ervoor zorgen dat de zon onder 90 graden staat ten opzichte van de optische as van de lens. Onder een andere hoek werkt het filter minder en bij pal tegenlicht of bij het zonnetje in de rug, werkt een polarisatiefilter niet meer. Gebruik je een spiegelreflexcamera, dan kan je uiteraard precies zien wat het effect wordt en eventueel de werking ervan verminderen door het filter niet helemaal in z'n maximale stand te draaien. Omdat gereflecteerd licht gepolariseerd wordt, kan een polarisatiefilter reflecties vrijwel helemaal verwijderen. (met uitzondering van reflecties op metalen oppervlakken). Met een 81 filter haalt u de hardheid weg en verwijdert u de blauwige zweem die daarbij vaak in de schaduwen optreedt. Om dezelfde reden is zo'n filter ook heel geschikt om te gebruiken als u wat hoger in de bergen komt. Ook daar ontstaat een blauwige zweem over de foto's. Omdat het beter is om geen filters op elkaar te stapelen, brengen sommige fabrikanten ook een combinatie uit van het 81A filter en het polarisatiefilter. Dit is dus een polarisatiefilter waarin tevens die warme 81A tint is opgenomen.

14


Tips & Trucs: landschappen en natuur . Een makkelijk en boeiend onderwerp om te fotograferen. Want veranderende weersomstandigheden en wisselende jaargetijden leveren al snel mooie foto’s op. Waar op moet u letten als u dit soort foto’s wilt maken ? Omdat een foto de weergave is van een ruimtelijke voorstelling, missen we de derde dimensie: de diepte in een foto. Daarom is beeldopbouw het belangrijkste bij deze vorm van fotografie. Gelukkig zijn er verschillende methodes om die diepte te krijgen in de opname, en de aandacht te leggen op de plaats die u wilt. . Kleur en contrast De compositie van een opname kan in orde zijn maar dat kan geheel teniet gedaan worden als alle kleuren vaag en het contrast te hoog of te laag is. Bij een te hoog contrast lopen de schaduwen dicht, er is dan geen detail meer zichtbaar, de lichte delen zijn dan uitgebeten en ook daar is vrijwel geen detaillering meer in te vinden. Bij buitenopnamen worden de kleuren en het contrast vooral door het heersende licht bepaald. Dat licht is het mooiste als de zon laag staat en dat is ’s morgens vroeg en tegen de avond. De kleuren zijn dan het mooiste en het contrast is niet hoog. Midden op de dag ontstaan slagschaduwen bij zonnig weer. In de tropen kun je het best 's ochtends vroeg fotograferen omdat er tegen de avond vaak bewolking is. Natuurlijk kan het soms niet anders dan midden op de dag te fotograferen, simpelweg omdat je alleen dan maar op die ene plek bent. . Kracht van de eenvoud Een opname met een eenvoudige compositie bestaat uit slechts een enkel of enkele elementen met een vorm of kleur die je raakt. Complexe opnamen met vele elementen en kleuren raken de kijker vaak minder, simpelweg omdat ze teveel informatie bevatten. Je kunt proberen een scène te vereenvoudigen door bijvoorbeeld je objectief te wisselen of het brandpunt van het objectief te wijzigen door in te zoomen, van standpunt te veranderen, het is een kwestie van kijken en experimenteren. Het is ook mogelijk een opname achteraf kleiner te snijden door bijvoorbeeld de storende elementen te verwijderen. . Diepte en perspectief Veelal zijn de meest interessante opnamen die waarin het perspectief tot uiting komt. Hierdoor worden diepte en afstand benadrukt . Met perspectief wordt de verhouding in grootte tussen onderwerpen op de voorgrond en de achtergrond bedoeld. Dit is afhankelijk van het standpunt van de camera: hoe dichter bij een onderwerp, hoe groter het, in verhouding met de achtergrond, in de opname komt.

Je kunt ipv op ooghoogte te fotograferen het perspectief wijzigen door naar voren of naar achteren te gaan. Dit kan natuurlijk ook door omhoog of omlaag te gaan. Als je een onderwerp, dat kleiner is dan jezelf, van bovenaf fotografeert ontstaat het vogelperspectief. Het onderwerp wordt gezien zoals een vogel de wereld van bovenaf bekijkt. Als een onderwerp van onderaf wordt gefotografeert ontstaat het kikvorsperspectief, het onderwerp steekt hoog boven je uit: zoals een kikker de wereld van beneden uit bekijkt. Landschapsfotografie is een vorm van fotografie die vrijwel iedere fotograaf van tijd tot tijd beoefent, bijvoorbeeld tijdens de vakantie. Meestal zien we dan foto's die duidelijk tot doel hebben om de grootsheid van het landschap vast te leggen. Met een groothoek wordt een opname gemaakt die goed de diepte of de wijdsheid van het landschap weergeeft, maar meer dan een getrouwe weergave wordt het niet.

15


Het kan zijn dat je een fantastisch landschap gefotografeerd hebt, en wanneer je de opname terug kijkt, deze tegen blijkt te vallen. Het landschap is ineens niet zo indrukwekkend meer als toen je er zelf stond. Een landschap is indrukwekkend door de diepte maar op de opname blijkt het een plat vlak te zijn omdat de derde dimensie ontbreekt: het indrukwekkende ervan is geheel verdwenen. Maar als je perspectief in de opname brengt door iets anders in de voorgrond te plaatsen wordt de achtergrond als het ware kleiner weergegeven en ontstaat diepte in de opname. Zo wordt het indrukwekkende landschap ook indrukwekkend weergegeven. Het landschap abstraheren: diepte door lijnen Een alternatief is om landschappen eens vanuit een abstraherende benadering te fotograferen. Probeer een landschap zodanig in beeld te brengen, dat het feitelijk alleen maar een spel van vlakken en lijnen is geworden! Dergelijke foto's zetten de kijker 'op het verkeerde been' omdat die niet goed meer kan zien wat de grootte van het beeld is. En dat maakt de foto plotseling veel boeiender. Landschappen fotograferen is lijnen zien. Sloten, wegen en bomenrijen trekken denkbeeldige of zichtbare lijnen. Van die lijnen kunt u bij de opbouw van uw foto gebruik maken. Heel mooi is bijvoorbeeld een slingerende lijn van een sloot, die zich naar het eigenlijke onderwerp van uw foto kronkelt. Lijnen van wegen komen het beste tot hun recht, als ze van linksonder schuin naar rechts lopen. Ze lopen dan met de leesrichting mee. Zulke foto's maken is niet moeilijker dan 'gewone' foto's maken, maar het vereist wel goed kijken en nauwkeurig een compositie maken. Een statief mag niet ontbreken, want dan kun je echt goed zien wat je doet zonder dat het beeld zich constant verplaatst. Probeer belangrijke lijnen van het beeld uit de hoeken van de foto te laten lopen en bedenk dat met name kromme lijnen de foto een bepaalde 'vaart' mee kunnen geven. Je ogen worden als het ware langs die lijnen in het beeld doorgetrokken. Lijnen in de opname kunnen gebruikt worden om het oog van de kijker naar het onderwerp toe te trekken of er juist van af te leiden. Lijnen en perspectief zijn met elkaar verbonden, krachtige lijnen in een opname, recht of krom, geven de kijker een idee van diepte en afstand. Je zult overal in het landschap patronen en lijnen ontdekken, ze leiden het oog naar een bepaald punt of nodigen de kijker uit verder te kijken. Je wordt als het ware uitgenodigd om verder te kijken en je vraagt je af wat er zich aan het eind van de lijn bevindt. Diepte door beeldinsluiting Een foto is maar een klein stukje van de omgeving die u fotografeert. Probeer daarom een natuurlijke insluiting te vinden. Een boom of een deel van een muur links en/of rechts op de foto voldoet bijvoorbeeld als beeldafsluiting vaak erg goed. Zo kunt u ook een raam of doorgang als natuurlijk kader gebruiken.

Patronen Een harmonieus patroon dat uit soortgelijke elementen bestaat geeft een gevoel van orde en rust. Een rommelig patroon geeft een idee van wanorde, het oog wordt alle kanten op getrokken. Ge誰soleerde patronen, harmonieus of rommelig, kunnen een onderwerp op zich zijn. In de natuur zijn overal patronen te vinden, de huid van dieren, bladeren, bloemen, kijk om je heen en je zult veel patronen ontdekken. Ook zijn er veel door de mens gecre-eerde patronen te ontdekken, denk alleen al aan een gemetselde muur of een tegelpad.

16


Hoofdrol voor de horizon De horizon kunt u natuurlijk gewoon in het midden van het zoekerbeeld plaatsen. Toch loont experimenteren, met de horizon laag- of juist hoog in beeld, betere foto's op. De belichting vindt plaats op de plek waar het accent hoort te liggen, en geeft meer diepte aan de opname. Zet de horizon laag in het zoekerbeeld, daardoor krijgt u weinig voorgrond op de foto, maar wel veel lucht. Diepte krijgt u, ondanks de lage horizon toch, door als voorgrondvulling grassprieten of bloemen mee te fotograferen. Is daarentegen het landschap boeiend, plaats dan de horizon hoog, en zet zo veel mogelijk landschap in de foto. Zie de maan... Een volle maan boven een landschap is niet alleen fotogeniek, maar ook een lastig onderwerp om goed op de foto te zetten. Het probleem bij zo'n opname is om zowel het landschap als de maan goed belicht te krijgen. Dit komt omdat de maan een relatief klein deel van de opname is, zelfs als de foto wordt gemaakt met een telelens. Pas bij een objectief van 1000mm wordt de maan echt groot, maar daar fotografeer je meestal geen landschappen mee. Doordat die maan zo klein in beeld komt, wordt deze bij het meten van de belichting nauwelijks meegenomen. U belicht de foto daardoor vrijwel alleen op basis van het landschap, en de felle maan komt vervolgens overbelicht op de foto. Het gevolg is een uitgebeten vlek, enig detail zoals de kraters, is dan niet meer te zien. Om een goed belichte opname te maken, moeten we ons realiseren dat de maan niks anders is dan een landschap dat door de zon wordt beschenen. De belichting van zo'n landschap zou dus feitelijk niet anders moeten zijn dan de belichting van een landschap op aarde overdag. Omdat de maan natuurlijk licht moet lijken te geven, betekent dit in de praktijk dat we een belichting moeten kiezen die zo'n twee tot drie stops daarboven zit. Dat betekent dat u ,afhankelijk van de Iso instelling, uit zal moeten komen op ruwweg f/5.6 tot f/8 bij 1/60 seconde! Een dergelijke belichting komt niet overeen met de belichting die een nachtelijk landschap nodig heeft. De oplossing is om zulke opnamen te maken, wanneer de maan al op is gekomen maar voordat het al helemaal donker is. Zo rond zonsondergang hebt u dan een situatie waarbij zowel landschap als maan met dezelfde belichting ongeveer goed belicht worden. De belichting moet zo worden ingesteld, dat het landschap feitelijk een beetje onderbelicht wordt. Dat geeft beter het nachtelijke effect weer. Alles bij elkaar is dat een situatie die niet zo heel vaak voorkomt en die dus om een goede planning vraagt Hebt u geen bezwaar tegen trucages, dan kunt u het probleem ook oplossen met een dubbelopname. Belicht het landschap (zonder maan) op de juiste wijze, en belicht daarna de maan met een belichting die daarvoor correct is. Zorg uiteraard wel dat die maan op een plekje komt waar de landschapsfoto een zwarte lucht liet zien. Doordat u tevens verschillende brandpunten kunt gebruiken, kunt u hierbij ook de grootte van de maan in het landschap aanpassen. Paddestoelen Wie in de herfst op tijd op zoek gaat, vindt zeker mooie exemplaren. Fotografeert u zo’n paddestoel van bovenaf, dan komt alleen de hoed op de foto. Boeiender wordt het als u ook de steel eronder mee fotografeert. Wilt u de paddestoel in vol ornaat op de foto, dan kan dat plat op de buik of met behulp van een draaibaar / kantelbaar LCD-scherm.

17


Deelvergroting Een opname is achteraf heel gemakkelijk te wijzigen. Je kunt je de betreffende opname versnijden in het beeldbewerkings-programma op je computer. Je moet er wel rekening mee te houden dat een versneden opname minder pixels bevat. Als je deze foto groot wilt (laten) afdrukken moet je dus wel voldoende pixels overhouden voor een scherpe afdruk. Daarom kun je in dit soort situaties het beste de hoogst mogelijke resolutie van je camera gebruiken zodat er voldoende pixels voor het afgesneden deel van je foto overblijven Je kunt een opname ook versnijden om ongewenste elementen uit een opname te verwijderen zodat de aandacht echt alleen naar het onderwerp uitgaat. Kunt u bloemen en/of insecten niet van zo dichtbij fotograferen? Maak dan toch gerust foto’s en laat achteraf een deel van uw foto’s uitvergroten. Op foto geeft u aan welk deel u groter afgedrukt wilt hebben en levert deze samen met het digitale bestand in. In onze beeldspeciaalzaak zorgen we dan voor een prachtige deelvergroting. Ook nu ervoor zorgen dat u fotografeert in de hoogst mogelijke kwaliteit.

. Panorama foto’s Panorama’s zijn ideaal om een landschap vast te leggen. De techniek is om een opname te maken en de camera daarna zodanig te verdraaien dat een rand van het vorige beeld( zo’n 30% ) in de volgende opname verschijnt om vervolgens de aansluitende opname te maken. U kunt dit herhalen tot het hele landschap in een aantal beelden vastgelegdis. Daarbij is een statief heel handig. Met de camera waterpas op statief, fotografeert u de horizon in delen. U kunt instellen of u bij het maken van de opnameserie de camera naar links of rechts, of van boven naar benenden wilt bewegen. Sommige camera’s hebben een Stitch Assist modus., maar het eigenlijke panoramawerk wordt altijd op de computer gedaan met gebruik van het programma: Panorama Factory, Photo Stitch, of: Adobe Elements. Alles wat u bij dit programma hoeft te doen, is het selecteren van de reeks beelden en het programma detecteert de overlappende gebieden van de beelden, waarna deze opnamen aan elkaar worden gelast zodat één lange foto ontstaat. Er kunnen maximaal 26 beelden tot een panoramafoto aan elkaar worden gezet tot 360 graden.

Twee opnamen van elk 10x15 cm.

Diezelfde twee opnamen aan elkaar "gelast" met de functie: Photo-merge" in Photoshop Elements

18


Weer of geen weer Als u buiten fotografeert zult u ook afhankelijk zijn van het weer. Gelukkig kunt u ook zonder zon een mooie landschapsopname maken. Sterker nog een bedekte hemel met getemperd licht zorgt voor mooiere foto’s dan fel zonlicht, daarbij is een mooie wolkenpartij boeiender als een strakblauwe lucht. Interessante onderwerpen vindt U in de stad tijdens, of kort na, een regenbui. Weerspiegelingen in plassen of op nat glanzende bestrating levert leuke plaatjes op. De mooiste foto’s van tuinen en bossen maakt u kort na een pas gevallen regenbui. De regendruppels maken het groen fris van kleur, waardoor bloemen nog fleuriger ogen. Omdat juist een bedekte (grijze) lucht voor de ideale belichting van uw buitenfoto’s zorgt, is het raadzaam de horizon hoog in beeld te nemen, zodat daarvan weinig in de foto komt. Dankzij de groothoek en de W(ide)-stand van zoomobjectieven, zet u moeiteloos de hele tuin op de foto. Om uw album te verlevendigen wisselt u deze af met close-ups van bijv. bloemen of struiken , gemaakt met de T(ele)stand op uw zoomlens Verzekering Als je met veel apparatuur op reis gaat is het zeer belangrijk deze goed te verzekeren, vaak word gedacht dat de reisverzekering deze apparatuur ook dekt, dat is echter niet altijd het geval of slechts tot een bepaald bedrag. Zorg dat je apparatuur onder alle omstandigheden goed verzekerd is. Veelal moet je voor apparatuur een aparte verzekering afsluiten, informeer dus hoe je apparatuur het beste kunt verzekeren. Alle verzekeringsmaatschappijen hanteren andere regels en voorwaarden. Als je apparatuur apart verzekerd is, is dat niet alleen tijdens een reis, maar gedurende het hele jaar een geruststellend idee! Tassen Alhoewel U de kostbare apparatuur door ons uitstekend kunt laten verzekeren is voorkomen beter als genezen ! In een tas is Uw camera uitstekend beschermd tegen vallen en stoten, en is het ook nog eens een comfortabele manier van dragen. Ze zijn leverbaar in alle soorten, maten en kleuren: uit te breiden met een lenskoker of een waterfleshouder, tot een rugzak voor de meer uitgebreide uitrusting. Het statief. Eigenlijk is het statief een ‘must`voor zowel liefhebbers van portret- en landschapsfotografie, als voor bezitters van een camera met tele. Nu denkt u misschien dat een statief altijd groot en zwaar is, maar niets is minder waar. We hebben ze in alle soorten, maten en gewichten. Hier volgen enkele voorbeelden van klein, kleiner, kleinst. Klemstatief Past in elke lichtgewichtuitrusting en op een hek of boomtak geklemd, is dit de oplossing voor trillingvrije fotografie. Tafelstatief De kleinste van alle statieven en kan op een picknicktafel of stevige ondergrond worden geplaatst. Het is zo klein dat het in een jas- of broekzak past en weegt nauwelijks iets. Eenbeen of eenpoot statief Klein en compact, waardoor het zich makkelijk laat vervoeren. Toch biedt dit statief u steun en is het veelzijdig. Driepootstatief Het meest bekende en gebruikte statief, dat altijd stevig staat, al is de bodem nog zo ongelijk. De poten kunnen worden uitgeklapt en uitgeschoven en de hoogte is verstelbaar. In veel gevallen voorzien van een gemakkelijke snelkoppeling en/of verschillende soorten koppen, zoals bijvoorbeeld een balhoofd dat vrij in alle denkbare richtingen gedraaid kan worden. Ook zijn er speciale statieven voor macro-fotografie waarbij de poten zo plat gelegd kunnen worden, dat de camera vlak boven het onderwerp gebracht kan worden.

19


Het vastleggen van beelden met een digitale camera De beelden gemaakt met een digitale camera worden vastgelegd door een groot aantal lichtgevoelige cellen, waarna het elektronische bestand op een geheugenkaart wordt vastgelegd. Na het overbrengen van de geslaagde opnamen naar de computer (transfer) kunt u de informatie op het kaartje wissen zodat het steeds weer te gebruiken is. We zullen eens kijken hoe dit proces in een digitale camera er uit ziet: Een camera is in theorie een lichtdichte doos met een objectief aan de ene kant, en een lichtgevoelig medium aan de andere kant. In het geval van een digitale camera is het lichtgevoelig medium een fotosensor. Fotosensor Een fotosensor is een element dat licht in een elektrische lading omzet. Hoe meer licht, hoe groter de lading. Een doorsnee sensor heeft de grootte van een vingernagel. Als u een beeld op deze sensoren zou projecteren zou elke sensor een elektrische lading produceren, gebaseerd op de helderheid van het kleine deel van het beeld dat op de sensor valt. Pixels en beeldpuntjes Digitale foto’s bestaan uit honderdduizenden en vaak miljoenen kleine puntjes, ook wel pixels genoemd. Een computer gebruikt deze kleine puntjes om een afbeelding weer te geven, op het scherm of op een printer. Van iedere pixel wordt vastgelegd wat de positie op de afbeelding is, alsmede de kleur en contrast van de pixel. De informatie van elke sensor wordt een pixel element genoemd, meestal afgekort tot `pixel’. In de loop van de tijd is men de term pixel voor een enkel beeldelement gaan gebruiken. Pixels zijn de bouwstenen van digitale beelden. De verzameling van alle pixels in een afbeelding wordt ook wel bit-map genoemd. Filter groepen Pixels zijn kleurenblind. Ze kunnen alleen de helderheid van het licht dat ze ontvangen onderscheiden. Hoe wordt dan de kleur van het onderwerp vastgelegd? De oplossing is het gebruik van een raster van zeer kleine kleurenfilters boven op de beeldelementen, een filter op elke pixel, zodat een miniatuur raster op de pixels ontstaat om het onderwerp in kleur te zien. Aantal Pixels Per Inch Van al deze factoren is het aantal pixels het gemakkelijkst meetbaar. In de specificaties van elke digitale camera zult u het aantal pixels kunnen lezen – meestal in de vorm van kolommen en rijen, bijvoorbeeld 2.080 kolommen en 1.542 rijen pixels, een totaal van 3,2 miljoen effectieve pixels. Uw geheugenkaart raakt sneller vol als u alle foto’s maakt met een maximale pixelresolutie, omdat hierbij grotere bestanden worden gemaakt. De kwaliteit van een digitale afbeelding, weergegeven op het scherm of afgedrukt op een printer is erg afhankelijk van de hoeveelheid pixels die gebruikt zijn bij het maken van de foto. Dit wordt ook wel de resolutie van de afbeelding genoemd. Hoe meer pixels gebruikt zijn bij het maken van een afbeelding, hoe meer detail er wordt vastgelegd en des te vloeiender wordt het beeld. Als u een digitale opname vergroot, dan zullen de pixels vierkanter en groter worden. De foto wordt daarmee ‘blokkeriger’. Dit wordt ook wel pixelization genoemd. Dit is heel goed te vergelijken met de vergroting van een conventionele foto of met het uitvergroten van een kopie op een kopieerapparaat. Hoe meer pixels er gebruikt zijn bij het maken van een foto, des te beter de foto uitvergroot kan worden, zonder dat er pixelization ontstaat. De grootte van een foto wordt vaak op 2 manieren gespecificeerd. Enerzijds door het horizontale aantal pixels en het aantal verticale pixels te specificeren, bijvoorbeeld 1280 x 1024 pixels pixels). Anderszijds kan ook het totaal aantal pixels genoemd worden om de grootte van de foto uit te drukken, bijvoorbeeld 1,31-miljoen pixels (1280 vermenigvuldigd met 1024).

20


Hebt u al deze pixels nodig? Als u de beelden op een printer wilt printen, is het antwoord: ja. Fotografeer ook bij twijfel echter altijd in de hoogste resolutie. U kunt de resolutie van de opname later verlagen als u beelden wilt publiceren op een website of met een E-mail wilt meesturen. De bestanden zijn dan veel kleiner, maar u kunt de resolutie van een beeld niet verhogen zodra het is gemaakt – u beschikt dan niet over de informatie die u nodig heeft om het extra detail te maken. U hebt een hoge resolutie nodig als u grote prints wilt maken. Er wordt vaak gevraagd naar het aantal Megapixels dat nodig is om een goeie afdruk te maken van een digitale foto. De afdrukgrootte van een foto is afhankelijk van de kwaliteit van uw camera èn van uw printer. Er bestaat een verband tussen de grootte van uw fotoafdruk, de kwaliteit van de printer en het aantal Megapixels van uw camera. De meeste standaard kleurenprinters hebben een afdrukkwaliteit van 300 dpi. DPI staat hierbij voor het aantal dots per inch, oftwel het aantal puntjes per inch. Een printer die met een kwaliteit van 300 DPI print, drukt 300 puntjes per horizontale inch (=2,54 cm) af. Indien u dus een camera aanschaft met 3 Megapixels, dan is de maximale resolutie van de foto's die deze camera kan maken 2048 bij 1536 pixels. Deelt u de horizontale component van de resolutie (2048) door het aantal DPI van uw printer (meestal 300), dus 2048 / 300 = 6,83 inch = 17,34 cm. Dezelfde berekening kunt u loslaten op de verticale component van de resolutie (1536) en ook dit cijfer deelt u weer door het aantal DPI van uw printer (meestal 300 DPI), dus 1536 / 300 = 5,12 inch = 13 cm. De maximale afdrukgrootte van een 3-Megapixel Camera is dus 17,34 cm bij 13 cm. In de onderstaande tabel vindt u een aantal voorbeelden van het verband tussen het aantal Megapixels van uw camera en de maximale afdrukgrootte op een standaard kleurenprinter CameraResolutie (pixels) 640 x 480 800 x 600 1024 x 768 1280 x 960 (1.3 megapixel) 1600 x 1200 (2.1 megapixel) 1800 x 1200 (2.3 megapixel) 2048 x 1536 (3 megapixel) 2400 x 1600 (4 megapixel)

Afdrukgrootte 300 DPI printer 5.42 cm x 4.06 cm 6.77 cm x 5.08 cm 8.67 cm x 6.5 cm 10.84 cm x 8.13 cm 13.55 cm x 10.16 cm 15.24 cm x 10.16 cm 17.34 cm x 13 cm 20.32 cm x 13.55 cm

CCD_grootte Behoudens het aantal pixels, is ook de grootte van de beeldsensor zeer bepalend. Een grotere sensor met minder pixels kan een betere kwaliteit leveren dan een kleinere sensor met meer (veel) pixels ! In een dSlr wordt een grotere sensor toegepast dan in een compact camera, maar het aantal pixels neemt niet evenredig toe, daardoor neemt het aantal pixels per mm2 af ! Deze pixeldichtheid is bij een compact camera meer dan 240 duizend per mm2. Dit is gelijk aan 6 Megapixel op een ½.3 inch sensor. Bij een sensor zoals toegepast in een Digitale SpiegelReflex is deze dichtheid slechts 20 duizend per mm2. Deze lagere pixeldichtheid houdt een groter pixeloppervlak in. Deze pixels zijn hierdoor in staat meer licht te ontvangen, wat weer resulteert in een lager ruisniveau en meer detail.

21


Hoe uw digitale camera de beelden opslaat De informatie die van de CCD of CMOS sensor wordt ontvangen is analoog. Het is een serie waarden van elektrische ladingen die door de fotosensoren zijn gegenereerd. Om dit in een formaat op te slaan dat door een computer en een printer kan worden gelezen moet het worden omgezet naar het binaire formaat. Een computer kan slechts aan en uit onderscheiden. Hieraan zijn de waarden 1 en 0 toegekend. Een binair getal is een reeks van nullen en enen, de binaire getallen (binary digits, of bits). Omdat er echter groepen van vier pixels met rood, groen- en blauwfilter zijn, moeten we drie series met gegevens verzamelen. In plaats van een enkele reeks van 8 bits hebben we nu drie reeksen, samen 24 bits met gegevens over de helderheid van het pixelgebied. Het aantal bits wordt de kleurdiepte genoemd. Hoeveel verschillende kleuren zijn er mogelijk met een kleurdiepte van 24 bits? Vermenigvuldig 256x 256 x 256. De uitkomst is meer dan 16.7 miljoen! Dit geeft een weergave van het onderwerp die het menselijk oog als natuurgetrouw beoordeelt. . De waarde van elke bit hangt af van de positie in de reeks. Vanaf rechts geteld staat de eerste positie voor 1, de tweede positie 2, de derde positie 4 de vierde positie 8, enzovoort. Dit betekent dat het binaire getal 1010 8+2 oftewel 10 voorstelt. Het grootste deel van de digitale fotografie is gebaseerd op reeksen van acht cijfers. 11111111 staat voor 128+64+32+16+8+4+2+1, wat 255 is. Daarbij herkent de computer ook 00000000 , zodat 256 verschillende waarden uit reeksen van 8 cijfers kunnen worden gevormd. Dit betekent dat de informatie van elke pixel als een waarde tussen 0 en 255 kan worden opgeslagen – dus met 256 verschillende grijswaarden. Het is moeilijk om het menselijk oog rechtstreeks te vergelijken met film of fotosensors, maar over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de equivalente resolutie 100 tot 120 miljoen pixels is. Bij een beeldje van 35 mm film gaat het om ongeveer 18 tot 20 miljoen pixels, hoewel een fotosensor met 6 miljoen pixels, een vergelijkbaar resultaat lijkt te geven.

. Bij de meeste digitale camera’s kunt U verschillende resoluties instellen. Zo kunt u, behalve met 2.272 x 1.704 pixels, ook fotograferen met 1.600 x 1.200, 1.024 x 768 of 640 x 480 pixels. Veel mensen vinden het verwarrend dat een digitale camera een standaard resolutie heeft van 72 pixels per inch (PPI). Toch kunt u ook dié beelden voor hoogkwalitatief printwerk gebruiken, want alleen het totale aantal pixels in een bestand telt. Door het aantal pixels per Inch aan te passen, verandert ook de afmeting van het beeld. Bij een lagere resolutie registreert de camera één waarde uit een groep aangrenzende pixels in plaats van uit elke pixel, dit heet compressie.

Kwaliteits-instelling: Hoog.

Kwaliteits-instelling: Normaal.

Kwaliteits-instelling: laag

Het RAW-formaat Waren het in eerste instantie vooral professionele fotografen die dit formaat gebruikten, inmiddels zijn de voordelen ook door amateur fotografen ontdekt. Het resultaat van een opname in het RAW-formaat kan in eerste instantie teleurstellend lijken, de foto’s kunnen er kleurloos uitzien en onzuivere randen vertonen. Vooral bij oudere RAW-formaten is dit het geval. Echter na bewerking ontstaat een foto waar jpeg of tiff niet aan kunnen tippen. Als u tot nu toe een digitale compactcamera hebt gebruikt, werden al uw foto's waarschijnlijk opgeslagen als JPEGbestanden. Uw digitale spiegelreflexcamera kan ook bestanden in dat formaat maken, maar biedt daarnaast de mogelijkheid om RAW-bestanden te maken.

22


Maar wat is een RAW-bestand en wat zijn de voordelen ervan ten opzichte van JPEG-bestanden? Telkens als u een foto maakt, legt de sensor van de camera een grote hoeveelheid gegevens vast, veel meer dan vereist om een JPEG-bestand te maken. Wanneer de camera een beeld verwerkt, gaan veel van deze gegevens verloren om een klein bestand te kunnen maken. De foto die hiervan het resultaat is, is goed genoeg voor de meeste toepassingen, zoals afdrukken, verzenden via e-mail of publiceren op een website. In tegenstelling tot een JPEG-bestand, is een RAW-bestand een bestand dat niet verwerkt of gecomprimeerd is door de camera. Het bevat alle gegevens die de sensor heeft vastgelegd toen u de foto maakte. RAW biedt een veel bredere waaier aan informatie over kleuren en tinten in vergelijking met de kleuren die worden gebruikt in een JPEG en mogelijk biedt het ook een veel grotere mate van detaillering voor de extreme schaduwpartijen en lichte partijen. Daarom wordt het soms een "digitaal negatief" genoemd. Zo kunnen de extra gegevens die vastgelegd zijn in een RAW-bestand worden gebruikt om foto's van een hogere kwaliteit te krijgen. Het vergt alleen wat oefening. Om RAW-bestanden te verwerken, hebt u speciale "raw converter"-software nodig, zoals meestal bij de camera meegeleverde Converter Software. Wanneer u een RAW-bestand opent in deze software, wordt de opname weergegeven zoals deze tijdens de opname is vastgelegd. Vervolgens kunt u de belichting, witbalans, kleurmodus, de kleurruimte, het contrast en een diversiteit aan instellingen wijzigen, totdat het beeld de uitstraling heeft die u wilt. U kunt zelfs de "voor"- en "na"-versies naast elkaar weergeven, zodat u het effect van de wijzigingen bekeken kan worden. Niet bang zijn dat u iets verkeerd doet, wanneer u klaar bent met het aanpassen van de opname, kunt u het resultaat opslaan als een nieuw (TIFFof JPEG-)bestand. Het originele RAW-bestand blijft behouden en ongewijzigd, zodat het indien gewenst, opnieuw gebruikt kan worden om totaal andere wijzigingen te maken. De parameters contrast, verzadiging en scherpte hebben invloed op hoe uw foto er uiteindelijk zal uitzien. Het is niet goed mogelijk om deze met het blote oog op het lcd-display van uw camera te beoordelen. In plaats van direct te beslissen welk niveau van contrast, verzadiging en scherpte u wilt voor een foto, doet u er goed aan enkele foto's te maken met verschillende camera-instellingen en deze te uploaden naar de computer om ze nader te bekijken en eventueel te wijzigen. Contrast heeft betrekking op de verhouding tussen de meest lichte en de meest donkere partijen binnen een beeld. Als het contrast laag is, wordt alles weergegeven in grijstinten, terwijl een hoog contrast zeer geprononceerde lichte partijen en schaduwpartijen biedt met weinig tussenliggende tinten. Er bestaat niet zoiets als een "ideaal" contrastniveau. Alles hangt af van de aard van de scène waarvan u een foto maakt. Voor het fotograferen van documenten kunt u bijvoorbeeld beslissen een hoger contrast in te stellen om zo de tekst beter te laten uitkomen ten opzichte van de achtergrond. Contrast is vooral belangrijk als u de kleurfunctie van de camera hebt ingesteld op zwart-wit. Dit neemt echter niet weg dat het altijd aan te raden is in de RAW-modus foto's te maken. Verzadiging: dit is de intensiteit van de kleuren. Als u tot nu toe een compacte "point-and-shoot"-camera hebt gebruikt, zullen de kleuren met een digitale spiegelreflexcamera in eerste instantie misschien minder levendig overkomen dan verwacht. De oorzaak hiervan is dat compactcamera's vaak ingesteld zijn op een hoger verzadigingsniveau. Net zoals voor contrast, is ook hier de beste keuze afhankelijk van het soort foto dat u maakt. Foto's van verjaardagsfeestjes van kinderen, die zich kenmerken door veel kleuren en beter tot hun recht komen met een hoger verzadigingsniveau, terwijl het bij natuurfoto's erop aankomt de oorspronkelijke kleuren zo goed mogelijk te reproduceren. Belangrijk is dat u een verzadigingsniveau kiest nadat u de foto's aandachtig hebt bekeken op uw computer. Het kleurengamma van het lcd-display op de camera is te beperkt om op basis hiervan een beslissing te nemen over de verzadiging. Scherpte: Dit heeft niets te maken met scherpstelling. Wel is het zo dat u niets kunt aanvangen met de instelling Scherpte als er niet, of niet goed, is scherpgesteld.

23


Het opnameproces voor het maken van een digitale foto resulteert in een foto die lichtjes "onscherp" is. Dit komt doordat u complexe vormen maakt die gebruikmaken van elementen (de pixels) die min of meer een vierkante vorm hebben. Alles wat geen eenvoudige horizontale of verticale lijn is zal een getande rand hebben. Als u bijvoorbeeld een cirkel wilt fotograferen, zal het resultaat meer weg hebben van een tandwiel dan van een cirkel. Wanneer de beeldgegevens echter worden verwerkt, worden de getande randen gepolijst. Vervolgens wordt er verscherping toegepast. U kunt het scherpteniveau selecteren dat het meest geschikt is voor het onderwerp in kwestie. Een voorbeeld: voor een portret kan een lichtjes zacht effect een voordeel zijn, terwijl een foto met een groot aantal fijne details meestal het best tot zijn recht komt met een hoge mate van scherpte. U kunt de scherpte ook instellen op uw computer, nadat u de foto's hebt overgebracht. Als u werkt met RAWbestanden zult u waarschijnlijk de voorkeur geven aan deze manier van werken. JPEG-bestanden ogen echter altijd het best als de scherpte wordt ingesteld op de camera zelf.Raw betekent ruw, onbewerkt. Bij het Raw-formaat worden de gegevens direct uit de sensor van de camera uitgelezen en zonder verdere bewerking in het geheugen opgeslagen. Achteraf kan er op de computer nog heel veel gecorrigeerd worden zoals bijvoorbeeld witbalans, kleur, belichting en scherpte. De voordelen In tegenstelling tot het jpeg- en het tiff-formaat werkt het raw-formaat met een kleurdiepte van 48 bits. Jpeg en tiff werken met 24-bits kleuren, de helft van de kleurgegevens gaat bij deze bestandsformaten dus verloren. Evenals het tiff-formaat is het raw-formaat een verliesvrij opslagformaat. Verliesvrij wil zeggen dat er compressie zonder verlies van gegevens plaats vindt. De raw-opnamen kunnen echter veel sneller in het camerageheugen weggeschreven worden omdat pas nadat de opnamen op de computer overgezet zijn, de ingewikkelde berekeningen volgen waarmee het ruwe materiaal tot mooie opnamen gecorrigeerd word. Raw-bestanden zijn kleiner dan tiff-bestanden die ongecomprimeerd twee tot drie keer zo groot zijn. Het grootste voordeel van het Raw-formaat is dat er achteraf nog veel te corrigeren is. Over- of onderbelichte opnamen kunnen nog heel goed aangepast worden. De witbalans kan, indien nodig, achteraf gecorrigeerd worden. Je hebt bijvoorbeeld je camera op daglicht ingesteld terwijl je bij TL-licht gefotografeerd hebt. In dat geval kun je achteraf de witbalans nog op TL-licht instellen. Dit is bij jpeg- en tiff-opnamen niet in die mate mogelijk. Ogenschijnlijk mislukte opnamen kunnen nog tot prima opnamen gecorrigeerd worden. De nadelen Alle gemaakte opnamen moeten bewerkt worden in een conversieprogramma. Ook als echte bewerkingen niet noodzakelijk zijn, zullen de opnamen naar jpeg of tiff omgezet moeten worden om ze overal gemakkelijk te kunnen bekijken en af te laten drukken. De raw-bestanden zijn aanzienlijk groter dan jpeg-bestanden, de geheugenkaart zal dus sneller vol zijn. De camera heeft ook langere tijd nodig om de opnamen op te slaan, wat vooral merkbaar is bij het maken van continu/serie opnamen. . Beeldverhoudingen Zoals U op de afbeeldingen hieronder kunt zien, en hierboven al heeft kunnen lezen, komen CCD/CMOS sensoren in verschillende groottes/verhoudingen. Behalve invloed op kwaliteit, heeft dit ook gevolgen voor de beeldverhouding, zeker wanneer er afdrukken worden gemaakt. De 3:2 verhouding is een voortzetting van het kleinbeeldformaat, zoals het 4:3 formaat overeenkomt met het 14 inch beeldscherm. Er zal dus altijd beeldafval plaatshebben bij een opname in 4:3 en afdrukken in het tradioneel formaat.

24


Camera instellingen LCD Scherm Het LCD scherm op de camera heeft verschillende functies. Ten eerste laat het de zojuist gemaakte opname zien. Hoewel klein (meestal zo’n 4-5 cm breed) is de afgebeelde foto toch groot genoeg om de compositie en belichting te controleren. Vindt u de foto niet goed genoeg dan kunt u deze wissen en opnieuw een opname maken. U kunt ook een of meerdere opnamen op de geheugenkaart bekijken. Dit is handig na het maken van een aantal foto’s, wanneer u meerdere opnamen van hetzelfde onderwerp heeft gemaakt kunt u de minder geslaagde wissen. Steeds meer camera’s worden voorzien van een flexibel scherm. Ook krijgt U bij veel camera’s toegang tot het menu via het LCD- scherm. Hier kunt u de datum of tijd veranderen, de helderheid van het scherm instellen, de geheugenkaart formatteren, het waarschuwings-signaal instellen,en nog veel meer.(deze kenmerken kunnen verschillen per model). Wees voorzichtig met het aanraken van deze schermen, want door met bijvoorbeeld Uw nagel het schermpje hard in te drukken, of er met de vingers op te tikken, vergroot u kans op beschadiging en/of storing. Live view Tegenwoordig beschikken, net als bij compactcamera's, ook veel spiegelreflexcamera’s over Live view. Dit biedt spiegelreflexcamera gebruikers de mogelijkheid om de te maken opname op voorhand te beoordelen via het LCD-scherm. Het LCD-scherm van deze camera’s is in veel gevallen ook nog eens verstelbaar, zodat vanuit lastige invalshoeken gefotografeerd kan worden. Histogram Een histogram is een hulpmiddel om een juiste belichting te kunnen krijgen. Direct na de opname kan het histogram worden beoordeeld. Er zijn diverse camera’s die ook een real-time histogram kunnen weergeven, zodat van tevoren bepaald kan worden hoe de belichting zal worden. Een histogram is vooral een grafische weergave die de helderheid van een afbeelding weergeeft. De grafiek geeft het helderheidsniveau aan. Aan de linkerkant van de grafiek verschijnen de donkere partijen en aan de rechterkant verschijnen de lichte partijen, zwart bevindt zich dus links en wit rechts in het histogram.

Als er weinig contrast is zijn deze partijen in het midden van het histogram te zien. Bij een juiste belichting verschijnen de donkere partijen aan de linkerkant van het histogram en de lichte partijen aan de rechterkant van het histogram. De partijen zijn evenwichtig over het histogram verdeeld. Bij overbelichting verschijnen de gegevens vooral aan de rechterkant van het histogram, en bij onderbelichting verschijnen er dus vrijwel geen gegevens aan de rechterkant van het histogram, maar juist links.

25


ISO gevoeligheid Hoewel fotosensoren niet hetzelfde op licht reageren als film, is het toch mogelijk om de gevoeligheid van een sensor met film te vergelijken zodat er een vergelijkbare ISO waarde toegepast kan worden. De gevoeligheid van de sensor kan veranderd worden, zodat u de ene opname met een equivalent van ISO 100 kunt maken en de volgende met bijvoorbeeld ISO 1600. Het is aan te bevelen om een gevoeligheid van ISO 50 tot 400 in te stellen indien de lichtomstandigheden het toelaten. Het, per opname, kunnen instellen hiervan geeft meer vrijheid om bij afwijkende of slechte lichtomstandigheden, zoals in een sporthal, manege of zwembad, controle te houden op het gewenste eindresultaat. Helaas gaat de kwaliteit achteruit bij hogere gevoeligheden. (de ruis neemt toe, vergelijkbaar met de ” korrel” in film). Voordeel is dat er kortere belichtingstijden mogelijk zijn waardoor minder snel, bijv. bij een statief, steun gezocht hoeft te worden.

Witbalans De witbalans zorgt ervoor dat er onder diverse omstandigheden een neutrale kleurweergave verkregen wordt. De kleur van het licht is afhankelijk van de lichtbron en de omstandigheden. Dit kan de kleurbalans van uw opnamen beïnvloeden. Afhankelijk van de kleurtemperatuur komen de drie primaire kleuren rood, groen en blauw in verschillende proporties in een lichtbron voor. Het menselijk oog ziet elk wit object, ongeacht het soort licht, altijd als wit. Het oog past zich automatisch aan de lichtomstandigheden aan, dit doet de lichtgevoelige chip of sensor niet. De automatische witbalans van een camera zal nagenoeg altijd de optimale witbalans instellen. In bepaalde gevallen, zoals verschillende lichtbronnen, krijg je geen natuurlijke weergave van kleuren en moet handmatig ingesteld worden. In dit geval wordt de witte kleur in het onderwerp gecorrigeerd en als referentie gebruikt om op basis hiervan de andere kleuren aan te passen.

Daglicht ingesteld in een vertrek met kunstlicht.

Gecorrigeerde witbalans.

Met witbalans kan de camera natuurlijk ogende kleuren reproduceren in verschillende lichtomstandigheden. De kleur van het licht verandert naarmate de dag vordert. Daarnaast hebben kunstlichtbronnen een compleet andere kleur dan daglicht. Meestal merkt u dat niet omdat het menselijk oog zich automatisch aanpast aan veranderingen in de lichtkwaliteit, zodat kleuren er altijd normaal uitzien. Uw camera heeft een aantal verschillende instellingen voor witbalans. Niet alle genoemde witbalans instellingen komen op alle camera’s voor, vaak slechts een deel van de genoemde instellingen . Automatische witbalans: Als de camera is ingesteld op Auto(matische) witbalans (vaak afgekort als AWB) past de camera zich automatisch aan door de kleur van het omgevingslicht te meten. Deze instelling is geschikt voor de meeste omstandigheden.

26


Maar Automatische witbalans is niet altijd de beste keuze. Als er een combinatie is van lichtomstandigheden of als u zich niet in dezelfde lichtsituatie bevindt als uw onderwerp, is het mogelijk dat de witbalans niet correct wordt geregeld. Daarom biedt uw camera ook mogelijkheden om een specifieke witbalans te selecteren, die afgestemd is op uw situatie. Vooringestelde witbalans: Daglicht: Dit is wat we doorgaans beschouwen als "normaal" licht, het licht dat we buitenshuis aantreffen op een heldere, zonnige dag. Flitslicht: Flitslicht lijkt qua kleur op daglicht. Uw camera wordt automatisch op Flitslicht ingesteld wanneer het apparaat detecteert dat de ingebouwde flitser is geactiveerd of een externe flitser is bevestigd. Als u echter een studioflitser gebruikt of een flitsapparaat dat niet automatisch samenwerkt met uw camera, moet u deze zelf instellen. Kunstlicht: Dit is het soort licht dat u thuis hebt. Het is geler dan daglicht en het creëert een geel-/oranjeachtige gloed als het niet wordt gecorrigeerd.

TL-licht: Fluorescerende verlichting is typisch voor kantoren en winkels. Het creëert een groenachtig licht, wat resulteert in fletse kleuren op uw foto's.

Bewolkt: Op bewolkte en betrokken dagen is het licht eerder blauw van kleur en hebben foto's die in die omstandigheden worden gemaakt, mogelijk een "koude" uitstraling. Met behulp van de instelling "bewolkt" wordt de kleur "opgewarmd", zodat het licht er natuurlijker uitziet. Schaduw: Zelfs als u op een zonnige dag in de schaduw zit, buiten het bereik van direct zonlicht, is er toch te veel blauw in het licht. Dit kan een soortgelijk effect hebben als het licht bij een bewolkte lucht. Voor elk van deze vooringestelde opties kunt u met de besturingsknop/multi-selectieschakelaar van uw camera een fijnafstelling uitvoeren. Zo kunt u de witbalans nauwkeuriger afstemmen op de heersende lichtomstandigheden. U kunt het effect ervan controleren op het lcd-display. Er zijn bepaalde typen licht waarvoor niet kan worden gecompenseerd. Voorbeelden hiervan zijn de kwiklampen of natriumlampen die worden gebruikt voor straatverlichting en industriële locaties. De enige manier om nauwkeurige kleuren te verkrijgen met dit type verlichting bestaat erin de flitser te gebruiken, mits het onderwerp binnen het bereik ervan is. Als u niet tevreden bent over het natuurlijk ogende licht dat AWB of een vooringestelde optie biedt, kunt u een eigen witbalans gebruiken: "Kleurtemperatuur of "K". Professionele fotografen gebruiken een kleurmeter om de kleur te meten van het licht waarin ze werken. Bepaalde camera's bieden de mogelijkheid om de meetgegevens van een kleurmeter in te voeren. Als u deze functie gebruikt, plaatst u grijskaart als referentie in het licht dat zal worden gebruikt voor de foto. Zo kan de camera zich daarop instellen. De instelling voor Eigen witbalans blijft opgeslagen in het camerageheugen, totdat u een nieuwe instelt.

27


Beeldstabilisatie IS / VR De stabilisator heft trillingen/kleine bewegingen op, zodat er minder geflitst hoeft te worden ( behoud van sfeer) en er langer uit de hand gefotografeerd kan worden. Zeker bij het gebruik van lange (tele) lenzen loopt dit op tot een factor vier, een vier keer zo lage lichtgevoeligheid van de sensor, of hetzelfde resultaat met vier keer minder licht. We onderscheiden deze in optische en mechanische stabilisatie ( zie de afbeelding hieronder) Het voordeel van deze laatste is dat de stabilisatie plaatsvind in de body, waardoor alle objectieven hiervan profiteren, zonder investering in duurdere objectieven.

Transportstanden Met de transportstanden wordt de transport-snelheid geregeld waarmee de beelden kunnen worden opgenomen. Vrijwel alle camera's kennen de volgende drie transportstanden: Enkelbeeldtransport: Iedere keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt een enkele opname gemaakt. Vaak kan dit pas nadat de scherpstelling heeft plaatsgevonden. Continu-transport: Opnamen maken zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Hier zit vaak een limiet aan, afhankelijk van de snelheid van opslaan van de bestanden door de camera.

. . Zelfontspanner: Met de zelfontspanner kan het moment van opname vertraagd worden om bijvoorbeeld zelf op de foto te komen. De volgende transportstanden komen, soms onder andere benamingen, op geavanceerde digitale camera’s voor: Bracketing: Opnameseries maken met een belichtings-trapje: een overbelichte-, een normaal-, een onder belichte opname. Soms zelfs met witbalans of contrast verschil. Interval: Opnameseries maken waarbij tussen elke opname een instelbare tijd verstrijkt. Stofreductie systeem U kunt zich voorstellen dat tijdens het wisselen van objectieven mogelijk stof, zand e.d. de camera kunnen binnendringen. Om te voorkomen dat een sensor te frequent gereinigd moet worden, worden steeds meer spiegelreflexcamera's voorzien van een stofreductie filter (reinigingsfunctie). Soms software-matig dan wel door een flinterdunfilter dat tijdens het opstarten "geschut" wordt dmv ultrasone trillingen. Hierbij wordt evt aanwezig zand of stof door een "plakstrip" op de bodem van het spiegelhuis opgevangen.

28


Video –opnamen maken ( met geluid) Steeds meer camera’s zijn in staat om videoclips op te nemen, de camera schakelt dan over op een lagere pixelresolutie. De camera, neemt video op met bijvoorbeeld 640 x 480 pixels. Tegenwoordig kan dit ook al in volledige HD kwaliteit. Bij deze instelling worden zeer snel gegevens van de sensor getransporteerd, waardoor een opnamesnelheid van 60 beelden per seconde mogelijk is. De resultaten zijn ideaal om af te spelen op de TV ,voor websites en Multimedia-presentaties, vaak kan er tegelijkertijd ook geluid worden opgenomen. PictBridge / Direct print Veel camera’s beschikken over PictBridge. Deze merk-onafhankelijke standaard maakt het mogelijk dat een camera ,die deze standaard ondersteunt, rechtstreeks op een printer kan worden aangesloten. Met deze functie kunnen uw opnamen rechtstreeks, zonder tussenkomst van een computer, op daarvoor geschikte printers worden afgedrukt. Speciale modi / Foto-effecten Met alle digitale camera’s is het mogelijk om volautomatisch opnamen maken. Het enige dat je hoeft te doen is de compositie bepalen en de ontspanknop indrukken. De automatiek van de camera bepaalt zelf, aan de hand van de helderheid en de brandpuntsafstand van het objectief, de belichtingsinstelling. Bij de meer geavanceerde camera’s wordt de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en/of op het lcdscherm weergegeven. Bij diverse camera’s wordt de flitser automatisch geactiveerd als er onvoldoende licht is om te fotograferen, vaak kan dit ook uitgeschakeld worden. Bij de betere camera’s is het mogelijk bij gebruik van het volautomatische programma aanpassingen uit te voeren en hebben ze naast een volautomatisch programma, vaak een semi automatisch programma waarbij programmaaanpassingen gemaakt kunnen worden. Bij sommige camera’s is het ook mogelijk beelden te manipuleren wanneer de opname wordt gemaakt en opgeslagen op een geheugenkaart. In deze foto-instellingen kunt u bepalen met welk effect de opname gemaakt zal worden. Automatisch Programma, de groene stand Dit is de camera's "point and shoot" mode. Wanneer u deze selecteert gaan alle instellingen terug naar de standaard automatische functies. Deze instellingen zijn niet te wijzigen, in tegenstelling tot de nu volgende instelling:

P, automatisch programma met shift Programma belichting kan anders worden ingesteld met deze optie om een variatie aan gelijke belichtingen in te stellen middels het instelwiel. Bij plaatsing van 2 instelwielen zal de ene de sluitertijd wijzigen (aangegeven als PS), ook kun je het diafragma (scherptediepte, PA) wijzigen. S, sluitertijd voorkeuze In deze instelling kies je de sluitertijd. De bijbehorende lensopening (diafragma) word berekend door de camera. Ook hier hangt de instelling af van de ingestelde gemeten lichtwaarde en ISO waarde. Deze waarde is meestal zowel in de zoeker, als op het statusdisplay af te lezen. A, diafragma voorkeuze In deze instelling kies je de lensopening (diafragma) en berekent de camera de bijbehorende sluitertijd. E.e.a. hangt af van de ingestelde gemeten lichtwaarde en ISO waarde, meestal in de zoeker, en op het Statusdisplay af te lezen. M, volledige hand instelling In deze instelling selecteert u zowel de sluitertijd als de lensopening, en optioneel ook de langetijden optie: B, ofwel Bulb. Als u de instelling via het instelwiel wijzigt, verandert de EV schaal op de opname display en de zoeker status schaal geeft aan hoe de verhouding is tussen de gekozen en de gemeten waarde.

29


Voor de volautomatische, voorgeprogrammeerde instellingen worden verschillende afbeeldingen gebruikt, deze zijn per camera-merk verschillend, maar de functionaliteit is in alle gevallen gelijk. Portret Selecteert grotere lensopeningen (kleine F nummers, diafragma’s) om een klein scherpte-diepte gebied in te stellen, zodat het onderwerp “los” komt van de achtergrond. De achtergrond wordt zo onscherp mogelijk weergegeven, het onderwerp komt dan duidelijker uit. Nachtscene / portret Maakt gebruik van een langere sluitertijd, en aangepaste belichting en witbalans, gericht op weinig tot geen aanwezig licht. Het verschil tussen de beide instellingen is dat de eerste zonder-, en de tweede met flitsgebruik is. Uitschakelen van de flits gebeurt meestal handmatig. Deze opnamestand wordt gebruikt om mensen in de schemering of ’s nachts te fotograferen. Het onderwerp en de achtergrond komen optimaal tot uiting.

. Landschap Opnamestand die bestemd is voor weidse opnamen zoals panorama’s. Het programma zorgt voor een maximale scherptediepte teneinde een zo groot mogelijk deel van de opname scherp afgebeeld te krijgen

. . Sport Deze opnamestand is bedoeld om snel bewegende onderwerpen, door het gebruik van snelle sluitertijden, het volgen van bewegende onderwerpen, tijdens de actie te bevriezen. Ook worden de continue transport- en continue AF instellingen gebruikt, de flitser wordt uitgeschakeld. Volg met de camera het onderwerp en houdt de ontspanknop ingedrukt, dan blijft de camera scherpstellen voor het maken van continu opnamen. Macro / Close-up Hier worden snelle sluitertijden ingesteld om bewegings onscherpte te voorkomen bij sterke uitvergrotingen( diafragma F5.6 of F8). Deze opnamestand is bedoeld om zo dicht mogelijk bij het object te komen, en stelt scherp bij de kortste focusstand van de lens. Flitser uit In deze modus word het flits-advies altijd genegeerd. Handig als je niet wilt flisen, of als dit verboden is. Rekening moet gehouden worden met mogelijke bewegings onscherpte.

30


De stroomvoorziening in digitale camera’s Essentieel is de stroomvoorziening van Uw camera, want zonder voeding gebeurt er niets! Als de camera en vooral het LCD/TFT- scherm aan staan maakt het in stroomgebruik weinig uit of u de camera gebruikt om een opname te maken of niet. Omdat de lens automatisch blijft scherpstellen en het LCD/TFT- scherm aangeeft wat de beeldchip ‘ziet` kost dit veel stroom Voor al die functies is stroom nodig. Vaak schakelen zowel camera als LCD.TFTkleurenscherm zichzelf uit om stroom te besparen (auto shut off). U bent daardoor langer paraat. Bij camera’s die gebruik maken van batterijen, heeft u als extra mogelijkheid om op batterijen lijkende accu’s te gebruiken. U heeft hier wel een speciale acculader(set) voor nodig, maar bent dan wel langer van stroom voorzien. Stel opladen niet te lang uit De camera waarschuwt met een knipperend icoon op het LCD/TFT-scherm, in de zoeker en/of met een waarschuwings-lichtje, wanneer de stroomvoorziening te laag wordt. Stop dan direct met opnemen en vervang meteen de accu of de batterijen. Anders is er onvoldoende vermogen om de digitale camera goed te laten werken. Gebruikt u de camera intensief, houdt dan standaard een reserveset op voorraad. Op= niet altijd leeg Lege accu’s / batterijen hebben vaak niet meer voldoende spanning om een LCD-scherm te voeden, maar kunnen vaak nog wel fotograferen met gebruik van de zoeker.Na even wachten leveren ze ook vaak voldoende stroom voor nog enkele opnamen. Gebruikt U meerdere accu’s dan kunt U de tweede wisselen voor de eerste, die dan vaak weer net voldoende spanning geeft voor een, of meerdere opnamen. Alkaline is de meest gebruikte AA batterij. Ze zijn weinig geschikt voor gebruik in digitale camera’s vanwege hoge interne weerstand en zijn niet herlaadbaar. Handig is wel dat ze overal en makkelijk te krijgen zijn. NiMh (NickelMetaal Hydride) bevatten 40% meer capaciteit dan nicd batterijen. Deze hebben weinig last van het geheugen effect en kunnen zo’n 500 keer herladen worden. Ze zorgen voor voldoende spanning voor zo’n 2 uur fotograferen. Langere tijd niet gebruiken is ook hier uit den boze omdat ze, bij geen gebruik ontladen. Li-Ion ( Lithium Ion) is de accu met alle eigenschappen om de camera langdurig van een constante spanning te voorzien. Ze hebben ook nauwelijks last van "geheugen-effect". Ook leverbaar als AA-accu met bijbehorend snel-laadapparaat. Accu / batterij laders Er zijn veel soorten batterijen, en evenveel bijbehorende laders: Zo op het oog lijken ze allemaal hetzelfde maar Variëren van eenvoudige- via snel-lader, tot zeer geavanceerde druppel-laders. Een intelligente lader kan o.a. de volgende opties bieden: snel-laden: al zo rond een uur wordt niet de maximale maar wel zo’n 90% van de capaciteit bereikt laden op 12 volt ( auto, caravan en boot), laden en ontladen, waarbij het geheugeneffect wordt verminderd, druppel-laden, na het laden wordt overgegaan op druppel-laden om de spanning op peil te houden. Ze kunnen niet overladen, of over verhit raken waardoor ze onherstelbaar beschadigen. Stroomadapter Deze wordt aangesloten op het lichtnet en voedt de camera met gelijkstroom. Vooral tijdens de transfer van beeld naar de computer is een on-onderbroken stroomvoorziening vereist. Want stroomstoring kan leiden tot verstoring van de op de camera geïnstalleerde software, en tot het kwijt raken van beelden. Handgreep Bedoeld voor een verbeterde handligging, bij steeds compacter wordende camera’s. Hierin kunt U meerdere accu’s kwijt zodat er ook langer stroom geleverd kan worden. Daarnaast komen de belangrijkste functies hier ook op voor, zodat gebruikersgemak wordt gecombineerd met een stabielere handligging.

31


Tips & trucs: voor betere actie foto’s: De betere actiefoto’s zijn dynamisch. Hoe krijgt u dit in uw foto’s over gebracht? Wilt u bewegingen van binnensporten ‘bevriezen`op de foto, dan is flitslicht onmisbaar. Voor een goed resultaat is het van belang om rekening te houden met het bereik van de flitser. Bij de ingebouwde flits van camera’s ligt dat bereik meestal tussen de een en maximaal vijf meter. Externe flitsers op spiegelreflexcamera’s kunnen een grotere afstand overbruggen. Informatie over het bereik van uw flitser vindt u in de handleiding (en soms op de flitser zelf.) Bovenop de actie Juist op foto’s die van dichtbij zijn gemaakt, is de spanning en dynamiek goed zichtbaar en juist dat maakt sportfoto’s boeiend. Naar aanleiding van het bovenstaand, zal het duidelijk zijn dat de betere plaats om de foto’s te maken, zo dicht mogelijk bij de sporters is. En bij buitensporten is de afstand tot de actie vaak veel groter dan bij zaalsport. Als u een mooie sport-fotoserie wilt maken, moet u net zo “scherp” zijn als de sporters zelf. Zorg dat u op het beslissende moment de ontspanknop van uw camera kunt indrukken. Maak een fotoserie van de wedstrijd en begin uw foto-serie bij het begin: de warming-up. Daarna de opnamen van de wedstrijd zelf, en na afloop natuurlijk de blijdschap van de overwinnaars. Dynamiek door freeze Als er sprake is van rust in de beweging, is het eenvoudiger om defoto te maken. (zie hiernaast: wachten tot de hoogspringster helemaal “ boven” is) Wilt u bij een buitensport een beweging bevriezen,dan doet u dat het eenvoudigst met een korte belichtingstijd (bijv. 1/500 of 1/1000 sec.) Daarop past u het diafragma aan. Deze extreem korte tijden, vragen wel om een extra lichtgevoelige camera-instelling ( 400 of 800 ISO). Daarnaast kunt u de flitser gebruiken om de beweging stil te zetten, mits de te overbruggen afstand niet groter is als 5 meter. . Dynamiek door scherpte Er zijn verschillende manieren om snelheid te suggereren in uw foto’s. Het meetrekken van de camera is zo'n techniek. U wilt bijvoorbeeld een voorbij rijdende wielrenner fotograferen ( zie hieronder). Kunt u bij de camera belichtingstijden handmatig instellen, kies dan een niet te snelle sluitertijd, bijv. 1/125 of 1/60 seconde. Op het moment dat de renner in beeld komt, volgt u deze met de vinger op de ontspanknop. U ”trekt” de camera gewoon met het bewegende onderwerp mee. Houd daarbij drie dingen in de gaten; de manier waarop u de renner in beeld brengt, het juiste moment waarop u moet afdrukken en tenslotte de scherpstelling. Dat resulteert in een foto, waarop het onderwerp scherp is afgebeeld tegen een streperige achtergrond.

. Dynamiek door onscherpte Doet u het tegenovergestelde, dan zal het bewegende onderwerp onscherp afgebeeld worden. De suggestie van snelheid wordt nu gewekt, omdat de renner onscherp wordt weergegeven tegen een scherpe achtergrond. Schakel, indien mogelijk, de autofocus van uw camera uit. Het scherpstellen doet u – net als bij het ‘meetrekken`- vooraf, op de plaats of afstand waar u verwacht dat de renner in beeld gaat komen. Hetzelfde geldt voor de belichtingstijd: schakel de automaat uit en indien mogelijk stelt u die in op 1/125 of 1/60 seconde. Omdat de camera zelf stilgehouden wordt, is het handig vanaf statief te fotograferen. U bepaalt namelijk vooraf tegen welke achtergrond u het onderwerp gaat opnemen. Wacht vervolgens tot de renner in beeld komt en druk op het juiste moment af, terwijl u ‘langs`de camera kijkt. Vooral met snelle onderwerpen kunt u dat moment op deze manier beter inschatten, dan kijkend door de zoeker. Door professionals wordt vaak met twee ogen open gefotografeerd ze kijken met een oog in de zoeker en houden het andere oog open om onverwachte bewegingen te signaleren.

32


Zo kan een camera scherpstellen Handmatige scherpstelling Let bij een camera met handmatige scherpstelling die wordt aangegeven met symbolen, goed op het volgende: het symbool dat is ingesteld, moet corresponderen met de afstand waarbij wordt gefotografeerd. Anders wordt de opname onscherp. Autofocus Autofocuscamera’s stellen zelf scherp en geven in het zoekerbeeld ( LCD-scherm) aan of de camera goed is scherpgesteld. Dat doet de autofocuscamera ook als u de automaat uitschakelt en op handbediening over gaat: de camera blijft met oplichtende lampjes en/of pieptoontjes aangeven of de instelling die u maakt de juiste is Automatische scherpstelling geeft meer kans op snelle en nauwkeurige opnamen. We onderscheiden 2 systemen: Passieve AF waarbij contrast, gemeten door de CCD, in een scene wordt gebruikt om de juiste afstand tot het onderwerp te bepalen. Actieve autofocus maakt gebruik van een infrarode lichtwerper- en ontvanger in een driehoeksmeting. Het gereflecteerde licht wordt gemeten. Dit kan ook ultrasoon (met geluid) gebeuren, waarbij het verschil in tijd tussen het zenden en terug ontvangen van het uitgezonden signaal gemeten wordt. De meeste camera’s zijn voorzien van een aantal opties om scherp te stellen . Een aantal voorkomende opties om scherp te stellen: -Enkelvoudige autofocus: Dit wordt voor algemene fotografische toepassingen gebruikt. Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld op het onderwerp in het scherpstelveld. Continu autofocus: Dit wordt voor bewegende onderwerpen gebruikt. Als je de ontspanknop half indrukt wordt de autofocus gestart en deze blijft scherpstellen totdat de opname is gemaakt. Dit wordt bijv. automatisch ingesteld bij het sportprogramma. -Automatische autofocus puntselectie: De camera selecteert het autofocuspunt of de autofocuspunten automatisch afhankelijk van de omstandigheden. -Handmatige autofocus puntselectie: Je kunt zelf handmatig een autofocuspunt kiezen, dit gebruik je als op een bepaald punt in je compositie moet zijn scherpgesteld. -Panfocus: Je kunt de scherpstelling gemakkelijk en snel wisselen tussen dichtbij en een veraf gelegen object. Meerdere AF-punten Flexizone Control is het nieuwe 9-punts AF-systeem waarmee camera’s zijn uitgerust. Metingen worden uitgevoerd door elk van de scherpstelpunten die over het gebied van de zoeker zijn verdeeld. ( zie het voorbeeld hiernaast) Die punten die het gebied van het onderwerp het dichtst bij de camera bedekken, worden vervolgens actief gemaakt voor zowel scherpstelling als belichting. Omdat bijna alle camera's met automatische scherpstelling zijn uitgerust, wordt het scherpstel-punt aangegeven middels een kader in de zoeker ( of op het LCD-scherm). Dankzij dit kader kun je gemakkelijk de optimale scherpstel plaats bepalen. Camerarichting: horizontaal of verticaal ? Onze ogen zien een horizontaal beeld. Dit is de reden dat horizontaal gemaakte opnamen het meest overeenkomen met de wijze waarop wij de wereld om ons heen zien. Is het onderwerp langer- als het breed is, (bijv. hoge gebouwen) is het vaak beter de opname ‘staand “ (verticaal) te maken. Terwijl een horizontale opname een panoramisch effect geeft, zal de verticale de hoogte van het gebouw benadrukken.

33


Het algoritme van de belichting dat in een groot aantal camera’s wordt gebruikt, gaat ervan uit dat de hemel in het landschap aan de bovenkant ligt d.w.z. de bovenzijde van de camera wanneer die wordt gebruikt voor horizontale opnames. Draai de camera op de zijkant voor staande beelden, en het meetsysteem krijgt het moeilijk om zich in te stellen op de landschap-scene. Betere digitale camera’s zijn met een richtingssensor uitgerust, als deze camera’s op de zijkant worden gedraaid weet het systeem dat nu verticaal een opname word gemaakt. Deze informatie wordt gebruikt om het meetalgoritme zodanig in te stellen dat landschappen op de correcte wijze worden belicht. Focus-lock is handig wanneer meerdere onderwerpen zich op verschillende afstand van de camera bevinden. De AF-automaat weet nl.niet waar hij scherp op moet stellen.

Bij Focus-lock of: ‘scherpstel-vergrendeling’ richt je de camera op het hoofdonderwerp, Vevolgens druk je de ontspanknop in tot je voldoende tegendruk voelt, en de scherpstel indicator oplicht. Houd de ontspanknop half ingedrukt en wijzig de compositie. Maak de opname door de ontspanknop geheel in te drukken.

Focus-lock helpt ook bij de volgende AF- problemen: door scherp te stellen op een onderwerp wat zich even ver Van de camera bevindt, als het te fotograferen onderwerp. Het scherpstel systeem heeft het in een aantal situaties lastig om de correcte afstand in te stellen. De scherpstel-indicator in de zoeker zal dan blijven knipperen om aan te geven dat er geen juiste instelling kan plaatsvinden. Dit komt o.a. voor bij: een onderwerp dichtbij een zeer heldere beeldpartij, te weinig contrast of te weinig licht.

34


Zo zorgt Uw camera voor de correcte belichting Belichten met een digitale camera is bijna hetzelfde als bij elke andere camera. Een sensor maakt echter de contrasten harder dan een kleurenfilm. Deze verschillen tussen de lichtste en donkerste delen in een opname veroorzaken dan ruis die met name in de donkere delen opvalt. Ook hier geldt dat het handig kan zijn om naast een automatische regeling ook een halfautomatische- of handmatige regeling te gebruiken. De eerste camera’s bepaalden de belichtingsinstelling door de helderheid van het op de camera gereflecteerde licht te meten. Voor een aantal objecten is dit een goede methode, maar bij taferelen met achtergrondverlichting of situaties die worden gekenmerkt door grote gebieden met donkere of lichte schakeringen werkt dit minder goed. De hedendaagse camera’s zijn veel geavanceerder en kiezen instellingen door zich te baseren op een ingebouwde database die informatie geeft over situaties uit het echte leven. Deze database bestaat uit gegevens van fotoopnames die informatie op basis van parameters zoals: brandpuntsafstand, afstand tussen de camera en het onderwerp (weet de camera door het gebruik maken van de data die door de autofocus verstrekt worden), en de helderheid (luminantie) van het onderwerp. Deze unieke gegevens zijn gegenereerd door duizenden foto’s te analyseren die tijdens research, ontwerp en fabricage van camera’s die in meer dan 60 jaar door camerafabrikanten zijn verzameld. Aanvankelijk werd deze technologie in recente modellen toegepast om automatische belichting (AE) en automatische witbalans (AWB) te regelen. Nu wordt deze technologie gebruikt om snellere automatische scherpstelling (AF) te bereiken door het zoeken naar de scherpstelling te beperken tot een afstandsbereik dat door de analyse wordt aangegeven. Om nóg creatiever te werk kunnen gaan, zijn sommige digitale camera’s uitgerust met `Flexizone AF/AE’. Met deze functie kunt u een AF/AE meetframe over het belangrijkste gedeelte van het onderwerp vrijelijk binnen de zoeker verplaatsen. . DDL-meting (TTL-meting) Door De Lens meting is de ideale manier om contrast en lichtsterkte te bepalen. De letters zijn een afkorting voor een lichtmeting die Door-DeLens (Through-The-Lens) plaatsvindt. In het beeldvlak van de foto meten 1 of meer lichtgevoelige cellen achter de cameralens, hoeveel licht op een (van die) punt(en) valt. Omdat hierbij rekening wordt gehouden met het lichtverlies dat door de lens optreedt, is deze belichtingsmeting nauwkeuriger dan bij de hierboven genoemde lichtgevoelige cel. . Centrumgerichte meting De nadruk word hier gelegd op het centrum van de opname, omdat de meeste mensen hier het voornaamste onderwerp plaatsen. Verder naar de buitenrand neemt het gewicht dat hieraan wordt gegeven af. . Spotmeting: Een heel klein centraal gebied word gemeten en is vooral geschikt bij overheersende kleuren en/of contrasten. Omdat dit niet noodzakelijkerwijs het centrum van de opname is, is het gebruikelijk eerst te meten en de belichtingsvergrendeling (AEL) te gebruiken. . Het nut van spotmeting Een aantal spiegelreflexen hebben een geavanceerde lichtmeting in de vorm van matrixmeting, maar daarnaast ook de mogelijkheid te kunnen kiezen voor spotmeting. Bij spotmeting wordt slechts een klein stukje (in het midden) van het beeld gemeten, en de rest van de foto negeerd wordt. Net als bij alle meetmethoden, gaat ook bij spotmeting de meter er vanuit gaat dat het gemeten stukje beeld 18% reflectie geeft. In de praktijk kàn dat natuurlijk toevallig zo zijn, maar meestal zal dit niet zo zijn. Een wit truitje, een zwarte sweater, de blanke huid, het zijn allemaal voorbeelden van dingen die zeker geen 18% lichtreflectie geven, maar juist meer of veel minder. De kans dat je er met spotmeting op het onderwerp dus naast zit, is groter dan wanneer je de matrixmeting gebruikt, die het hele beeld meet en daarvan een ingewikkeld gewogen gemiddelde uitrekent. Wat is dan het nut van spotmeting? Er is één ding dat ook een matrixmeting niet kan inschatten, en dat is het contrast tussen de lichtste en donkerste partijen. Als dit contrast te hoog wordt dan moet je kiezen: Laat je de donkerste partijen zwart 'dichtlopen' en belicht je dus zodanig dat de lichtste partijen mooi doortekend blijven, of laat je de lichtste partijen 'uitvreten' om nog details in de donkere partijen te houden? Met spotmeting op beide partijen kun je meten wat het contrastverschil is, en vervolgens de belichting daarop afstemmen. Wil je mooi doortekende lichte partijen, dan doe je een spotmeting hierop en vervolgens ga je twee stops overbelichten t.o.v. deze meting (omdat de meting 18% grijs op zou leveren!).

35


Eenpuntsmeting en Meerveldsmeting Is er in een DDL-ofwel TTL- systeem één lichtgevoelige cel, dan is er sprake van een eenpuntsmeting, zijn er meerdere lichtgevoelige cellen, dan spreken we van meerveldsmeting. Meerveldsmeting verdeelt de opname in meerdere segmenten, die ieder afzonderlijk worden gemeten, waarna de processor aparte algoritmen gebruikt om de prioriteiten in de opnamen te bepalen. Hoe meer lichtgevoelige cellen worden ingezet, des te nauwkeuriger is de belichting. Dat komt omdat er in een foto vaak grote verschillen tussen licht en donker zijn (bijv. zonovergoten stranden en de schaduwrijke parasols en/of terrassen). Dit kan bij de betere camera’s zowel gecombineerd, als onafhankelijk van het scherpstellingspunt gebruikt worden. Als uw camera de mogelijkheid heeft om verschillende manieren van lichtmeten toe te passen, zal de standaard instelling meerveldsmeting zijn.

Of een andere meting, in specifieke situaties, tot betere resultaten leidt is een kwestie van experimenteren. Dit is met een digitale camera, via het display of later op de computer, gemakkelijk en meteen te beoordelen, en te corrigeren. Belichtingscompensatie De belichtingsmeter van de camera kan door bepaalde omstandigheden misleid worden. Een erg licht onderwerp zoals een wit strand dat door de zon beschenen wordt of een sneeuwlandschap kan te donker op de foto afgebeeld worden, dus onderbelicht zijn. In dat geval is het mogelijk de belichting te compenseren met een correctie +1 of +2 om een juiste belichting te verkrijgen. Bij een erg donker onderwerp pas je een correctie van -1 of -2 toe, dit is een kwestie van experimenteren. Kiest u voor een negatieve waarde dan wordt er korter belicht, en zal de foto donkerder worden. Een positieve waarde daarentegen zorgt voor een langere belichtingstijd en zal de foto lichter maken. Omdat lichtomstandigheden altijd verschillen hieronder een paar indicaties: Onderwerp Belichtings-compensatie Sneeuwlandschap bij fel zonlicht +2 Sneeuwlandschap bij bewolkt weer +1 / +1½ Fel verlicht onderwerp +2 Onderwerp tegen een lichte achtergrond (afhankelijk van de onderwerpgrootte) +1 / +2 Onderwerp tegen een donkere achtergrond (afh. van de onderwerpgrootte) -1 / -2 Als u een opname maakt worden de fotosensoren aan licht blootgesteld. Twee factoren spelen een rol: de helderheid van het licht en hoe lang dit op de sensoren inwerkt. De helderheid van het licht wordt bestuurd door het diafragma van het objectief. De duur van de belichting wordt bepaald door de werking van de sluiter. De sluiter van de camera opent en sluit om het licht, dat door het diafragma komt, toegang tot de sensor te geven. Fotosensoren zijn zeer lichtgevoelig zodat de belichtingstijden kort zijn –bijvoorbeeld 1/125 sec.Veel camera’s beschikken over een volautomatische belichtingsmodus (program AE). Hierbij meet de camera het licht waarna er automatisch een sluitertijd en diafragma voor een juiste belichting worden ingesteld. Bij gebruik van sluitertijdvoorkeuze (S) kunt u de sluitertijd zelf in stellen waarbij de camera automatisch het juiste diafragma instelt. Bij de diafragmavoorkeuze (A) kiest u het diafragma, en de camera stelt automatisch de juiste sluitertijd in. Bij handbediening (M) kunt u zelf de sluitertijd en het diafragma instellen. Een reeks diafragma-instellingen ziet er bijvoorbeeld zo uit: f/2.8, f/4, f/5.6, f/8, f/11, f/16 f/22en f/32. Elk opvolgend diafragmagetal laat tweemaal zo veel licht door als het volgende (hogere) nummer. Of twee keer zo weinig als het volgende (lagere) getal.

36


Een sluitertijdenreeks werkt ook zo. Dit betekent dat het mogelijk is om de sluitertijd en het diafragma te veranderen zonder dat de belichting verandert. Een opname met een belichting van bijvoorbeeld 1/125 bij f/8 kan net zo goed worden genomen met een belichting van1 / 250 bij f 5,6. De belichting is correct alleen komt de foto er heel anders uit te zien. (zie de afbeelding hieronder). Deze simpele verhouding tussen diafragma en sluitertijd is de basis van veel creatieve fotografie. Scherptediepte Met het diafragma kan ook de scherptediepte worden geregeld. Hieronder verstaan we de afstand waarbinnen onderwerpen scherp op de foto komen. Door de diafragmaopening te vergroten of te verkleinen, wordt ook het scherptedieptegebied verkleind of vergroot. De hieronder genoemde combinatie’s van belichtingstijd en diafragma zullen leiden tot eenzelfde hoeveelheid doorgelaten licht, maar de opnamen zien er uiteindelijk heel anders uit !

Dezelfde belichting ! Over het begrip "scherptediepte" bestaan zeer veel misverstanden, waarvan het meest hardnekkige misverstand is dat scherptediepte alleen zou worden bepaald door het gebruikte brandpunt. Veel mensen kopen bijvoorbeeld een 50mm macrolens in plaats van een 100mm macro, omdat ze denken dat ze met die 50mm macro een grotere scherptediepte zouden bereiken. Dat is echter niet waar. Scherptediepte wordt bepaald door de vergrotingsmaatstaf en die wordt weer bepaald door de combinatie van brandpunt en afstand. Een 2x langer brandpunt geeft een 4x kleinere scherptediepte als vanaf dezelfde afstand wordt gefotografeerd. Maar als je een 2x langer brandpunt gebruikt, zul je ook 2x verder weg moeten gaan om dezelfde vergroting te krijgen. En een 2x grotere afstand geeft weer een 4x grotere scherptediepte, waarmee per saldo de scherptediepte dus gelijk blijft en onafhankelijk is van het brandpunt (bij gelijke vergroting). De grotere afstand geeft wel een ander perspectief en daarom zijn de foto's met een 50mm macro en een 100mm macro niet volledig identiek.

37


De doorsnede van de lensopening ( diafragma) in relatie tot de brandpuntsafstand wordt aangegeven door het diafragma. Grote diafragma’s hebben kleine getallen, zoals F/2,8 kleine diafragma's hebben grote getallen: F /22. Vuistregel: klein getal: weinig scherp, groot getal: veel scherp !

Fotografeert u bijv. de honkbal handschoen met groot diafragma (f 8) in combinatie met een korte belichtingstijd (1/250 s)? Dan komt de handschoen scherp op de foto, maar wordt de achtergrond onscherp. (bovenste opname) Wilt u zowel de handschoen als de achtergrond haarscherp op de foto? Kies dan een klein diafragma (f22) in combinatie met een lange belichtingstijd (1/30 s). ( onderste opname) Breng het maar eens in de praktijk en u zult versteld staan van het verschil dat diafragmeren oplevert.

De Hyperfocale instelling Zoals bekend, zorgt een kleiner diafrgama (een groter diafragma-getal) voor een grotere scherptediepte. Dit betekent: dat niet alleen het onderwerp waarop scherpgesteld werd ook scherp op de foto komt, maar daarnaast ook dingen die een beetje voor of achter dit scherpstelvlak liggen. Vuistregel is daarbij dat ongeveer 1/3 van die extra scherpte vóór het onderwerp ligt en 2/3 erachter. Vooral bij landschapsfotografie is een grote scherptediepte vaak gewenst, maar veel fotografen ''verspillen" een flink deel van de scherptediepte, door daar niet bewust gebruik van te maken. Ze stellen scherp op het oneindige en laten daarmee dus 2/3 van de scherptediepte in het nutteloze deel achter het oneindige vallen. Om maximaal gebruik te maken van de scherptediepte, moeten we daarom niet scherpstellen op het oneindige, maar op een punt verder naar voren. Het oneindige brengen we daarna binnen de scherptediepte door voldoende te diafragmeren, waarbij we ook nog eens een stuk extra scherpte vóór het ingestelde punt erbij winnen. De op deze wijze bereikte instelling met een maximale benutting van scherptediepte noemen we de: "hyperfocale instelling".

38


Tips & trucs: voor betere portretten Feestdagen vragen om een camera, en feest vraagt om herkenbare foto’s. Erbij te zijn en zien waarom het gaat daar draait het om. Breng in uw foto’s de gelaatsuitdrukking van de feestneuzen goed in beeld. Die in één oog-opslag duidelijk maken of het om een verjaardag, Sinterklaas of Kerstavond gaat. Daarbij is een telezoom een handige hulp. Want dankzij dit veelzijdige objectief kunt u steeds bepalen wat de meest sprekende foto oplevert, zonder dat u zelf van standpunt hoeft te veranderen. Zo maakt u het best een opname De truc is zo lang mogelijk te wachten met afdrukken, en niet om zo snel mogelijk af te drukken. Veel amateurfotografen nemen nauwelijks de tijd als ze een foto maken. Ze zien iets wat de moeite te fotograferen waard is, grijpen direct naar de camera en schieten een plaatje. Dat is niet de beste weg naar mooie foto’s. Wat dan wel?. Beelduitsnede Probeer niet alle feestelijke gebeurtenissen tijdens een verjaardagsfeest in één foto te vangen. Beter is het om meerdere foto’s het verhaal te laten vertellen. Juist dan zult u ervaren dat de verschillende gebeurtenissen elk hun eisen stellen aan de camera. Wanneer de jarige de kaarsen op de verjaardagstaat uitblaast, vraagt dat om dichtbij-fotografie als u een zoekplaatje wilt voorkomen. Ook voor de gezichts uitdrukking bij het uitpakken van de kado’s moet de feestneus van dichtbij worden vastgelegd. In dat geval kiest u voor de Tele-stand op uw zoomlens. Natuurlijk wilt u ook laten zien wie er allemaal op verjaardagsvisite zijn geweest en maakt u ter herinnering een groepsfoto. Dan schakelt u over op groothoek (of Wide) stand op uw zoomlens. Worden cadeaus overhandigd en handen geschud, dan stelt u de cameralens ergens tussen groothoek en telebereik in. De verschillende beelduitsneden (close-up), detail- en overzichtsfoto maken uw reportage niet alleen beter herkenbaar, maar ook aantrekkelijker om naar te kijken. Licht & sfeer ; sfeervolle foto’s Uw camera kan tijdens sfeervolle avonden best een steuntje in de rug gebruiken, in de vorm van een extra lichtgevoelige camera-instelling (bij. ISO 400). De lichtgevoeligheidsinstelling op de camera kan de gekozen lichtomstandigheden versterken of verzwakken. Een ISO 400-instelling zorgt bijvoorbeeld niet alleen voor een perfecte kleurweergave, maar ook voor een uitstekende doortekening van schaduwpartijen. Een portretfoto gemaakt met zacht licht, krijgt met ISO 400 meer detail. Maakt u daarmee ’s-avonds foto’s wanneer de lampen aan zijn, dan zult u zien dat uw foto’s sfeervoller ogen. Een minder lichtgevoelige instelling (bijv. ISO 100 ) versterkt de effecten van een harde belichting en geeft schaduwpartijen ongenuanceerd hard weer. De sfeer van een portretfoto kunt u sterk beïnvloeden met licht. Zacht licht bijvoorbeeld zorgt ervoor, dat gezichten mooi gedetailleerd worden weergegeven. Het licht voegt niets aan het portret toe; maar zorgt alleen voor een zo nauwkeurig mogelijke registratie In huis zorgt een (zonnig) raam voor hard licht. Als u iemand naast zo’n venster zet, ziet u direct wat het licht met het gezicht ‘doet`. Bij fel invallend zonlicht binnen geven vitrages een zachter resultaat, omdat het invallende zonlicht erdoor Verstrooid wordt. Buitenshuis zorgt een felle zon voor hard licht, hier kan Invulflitsen het resultaat aanmerkelijk verbeteren. Ook kunt u een direct flitslicht op afstand van de camera plaatsen en op het fotomodel richten. Professionele fotografen plaatsen, als ze alleen direct kunnen flitsen een zgn. diffusorkap over de flitser. In alle gevallen veel aandacht besteden aan de juiste positie van het onderwerp t.o.v. de lichtbron Feestelijk flitsen Veel digitale camera’s beschikken over een invulflits. Die geeft voldoende licht voor een geslaagde foto, maar overstraalt het aanwezige lamplicht niet. De meer geavanceerde camera’s zijn voorzien van functies, die ervoor zorgen dat er altijd zo bescheiden mogelijk wordt geflitst, waardoor een zo natuurlijk mogelijk effect bereikt wordt.

39


Fotogeniek op de kiek Er wordt soms gekscherend over een ‘fotogenieke kant`gesproken, maar het is een feit dat ieder mens wel degelijk een mooiste kant heeft. Door rekening te houden met die fotogenieke kant, wordt een portretfoto extra mooi. De regel is: dat bij rechtshandige mensen het best de linker gezichtshelft de mooiste fotoresultaten garandeert en bij linkshandige de rechter gezichtshelft. Probeer maar eens uit: ga voor de spiegel staan en dek uw rechter gezichtshelft af met een wit vel papier, en doe daarna hetzelfde met uw linker gezichtshelft, u zult zien dat u “twee gezichten” heeft ! Hoe fotografeert u het model ? De meest toegepaste manier is het model recht van voren te fotograferen, de foto’s die daarvan het resultaat zijn tonen een indringend oogcontact met de geportretteerde. U kunt ook en profil fotograferen, waardoor vooral de vorm van (voor)hoofd, neus en kin tot uitdrukking komen. Wilt u een zo duidelijk mogelijke portretregistratie, dan fotografeert u iemand schuin van voren. Dan komt zowel de voor- als een deel van de zijkant van het gezicht op de foto. Welke u ook kiest, realiseer u dat het belangrijkste van een goed portret de ogen van uw model(len) zijn. Regel 1. Neem de tijd Als een foto wordt gemaakt, vraagt de belichtingsmeting tijd. Op hetzelfde moment moet de cameralens scherpstellen op het onderwerp, en ook dat kost tijd. Hoe stiller de camera wordt gehouden tijdens de opname, des te sneller en nauwkeuriger kan het deze gecompliceerde acties uitvoeren, met als resultaat een betere opname. Het kan mogelijk zijn om, als uw model op gelijke afstand van uw camera blijft, om al vast wat voorwerk te doen, en de scherpstelling en belichting-meting al vast in te stellen, en daarna de automatische regelingen uit te schakelen. Goede portretfoto’s zijn het resultaat van een vertrouwensband tussen u en degene die u fotografeert. Zorg daarom voor een prettige sfeer, en blijf geduldig; ook als u ziet dat het resultaat nog niet optimaal is. Laat uw (foto) model over kinderen of hobby praten, of iets waar ze enthousiast over zijn, en u zult zien, dat de gezamenlijke inspanningen worden beloond met fotoportretten om trots op te zijn. Regel 2. Goed door de zoeker kijken Ooit wel eens nagedacht over met welk oog je door de zoeker van je camera kijkt? Iedereen heeft een dominant oog. Dit is het oog dat het beste geschikt is om mee te fotografen. In de meeste handleidingen wordt er vanuit gegaan dat je met je rechter oog door de zoeker kijkt, zoals ook de greep van je camera gemaakt is voor rechtshandigen. Niet bij iedereen is het rechteroog ook dominant. Het kan net zo goed je linker oog zijn en als dat zo is, dan is dat het oog waarmee je door de zoeker zou moeten kijken. Het is erg eenvoudig om te bepalen welk oog je dominate oog is. - Vouw je handen samen zodat er een klein gaatje tussen ontstaat. - Kijk met beide ogen door het gat en kies iets in de achtergrond om op te focussen. - Sluit nu om beurten je rechter en je linker oog.

Wanneer je dit doet verandert bij een oog het beeld dat je ziet door het gat tussen je handen. Bij het andere oog zie je gewoon precies hetzelfde als met twee ogen. Het oog dat je dicht hebt op het moment dat je beeld verandert; is je dominante oog. Dit oog is ook het oog dat je het best kunt gebruiken om door de zoeker te kijken. Het ligt in de lijn der verwachting dat de meeste mensen, wanneer ze hun camera gebruiken,deze automatisch naar hun juiste oog brengen. Het lijkt een open deur intrappen, maar het goed bestuderen van de preview in het beeldscherm of zoeker wordt direct beloond met zichtbaar mooiere foto’s. Gelukkig kunt u op het LCD/TFT-scherm goed zien hoe de foto er uit gaat zien.

40


Regel 3. Compositie / Regel van derden Als u naar een tv-programma kijkt, ziet u dat mensen die in beeld komen bijna nooit in het midden staan. U kunt natuurlijk uw model(len) op elke denkbare plaats in de foto plaatsen, maar wat is nu de mooiste plek? Een mooie vlakverdeling krijgt u door de breedte en de hoogte van uw zoekerbeeld denkbeeldig in drie gelijke stukken te verdelen. Op de snijlijnen ontstaan vier punten. Wanneer u uw foto-onderwerp op een van die vier punten plaatst, komt dit de opbouw van uw foto beslist ten goede, en krijgt u een dynamische compositie en een mooiere foto. Bij sommige camera’s kunt u zelfs zo’n raster in het zoekerbeeld activeren. In vaktermen heet dit de gulden snede, of : de regel van derden. Let wel: het is een regel, en geen wet. Experimenteren loont de moeite !

Regel 4. Afstand bij portretten Veel mensen verkrampen als de camera op ze wordt gericht. Professionele fotografen maken gebruik van middellange tele objectieven om fysieke afstand te creeren, en het model toch beeldvullend vast te leggen. Ongedwongen foto’s zijn dan ook makkelijker te maken. De tele(zoom)lens is daarbij een handig hulpmiddel, omdat je op afstand kunt fotograferen. Gelukkig beschikken veel digitale camera’s over krachtige zoomobjectieven. Een draad-ontspanner of een infraroodafstandsbediening, en een statief zijn prettige hulpmiddelen. Door deze te gebruiken kunt u naast de ingestelde camera gaan staan, terwijl u met uw fotomodel praat en ongemerkt foto’s maakt. Daarbij is het wel goed rekening te houden met het bereik van de flits (meestal 3-6 meter). Want zoomt u met de lens in op een onderwerp, dat buiten dat flitsbereik valt, dan kan een onderbelichte foto het eindresultaat zijn. Regel 5. Maak een serie en kies een foto Een portretfoto wordt als geslaagd beschouwd, wanneer de persoonlijkheid van het fotomodel tot uitdrukking komt. Toch kan ook een vrolijke foto van een serieus type veel waardering oogsten. Ga daarom vooral op uw gevoel af. En als u er vanuit gaat dat de eerste foto echt niet altijd de beste zal zijn, maar dat een goede portretfoto meestal pas na een serie foto’s tot stand komt, kan het niet meer misgaan. Met een digitale camera hoeft u dan ook niet op een opname meer of minder te kijken; de missers wist u gewoon.

41


Werken met flitsers Betere flitsfoto’s maken Het nut van een hoog richtgetal. Als u nog geen losse flitser bij uw reflexcamera gekocht hebt, vraagt u zich misschien af wat de meerwaarde hiervan is. De meeste reflexcamera's hebben tegenwoordig immers een ingebouwde flitser. Zo'n ingebouwde flitser moet u echter zien als een noodhulp en niet als volwaardige flitser, daarvoor is de kracht van de flitser, aangegeven met het zogenaamde richtgetal, te laag. Flitsafstand Te dichtbij: uitgebeten en fletse onderwerpen. Te ver weg: de opname raakt onderbelicht doordat het flitslicht het onderwerp niet bereikt. De ingebouwde flitsers halen een maximale afstand van zo’n 5 meter ! De ideale flitsafstand is dus tussen 2 – en 4 meter.

Te veel licht

Correct belicht

Te weinig verlicht

Het richtgetal geeft aan wat het maximale bereik van de flitser is bij een bepaalde diafragmawaarde (standaard opgegeven bij ISO 100). Formule : Richtgetal : Diafragma = Flitsbereik ( bij Iso 100 in meters). Het is de vermenigvuldiging van die twee, dus diafragmawaarde * reikwijdte = richtgetal. Andersom kunt u dus uit het opgegeven richtgetal simpel uitrekenen wat de reikwijdte van de flitser is bij een bepaald diafragma: het richtgetal gedeeld door de diafragmawaarde. Bij een ingebouwde flitser met richtgetal 12 tot 14, is die reikwijdte dus niet zo spectaculair: bij bijvoorbeeld diafragma 5.6 haalt u net iets meer dan 2 meter en zelfs bij 2.8 haalt u nog maar vier meter. Een groter richtgetal is dus geen overbodige luxe, maar hoe groot is groot genoeg? Als u alleen een groter richtgetal wilt om een grotere reikwijdte te halen, dan is een richtgetal van rond de 30 al behoorlijk . Hiermee haalt u immers een reikwijdte van meer dan zeven meter bij f/4.0 en nog steeds meer dan vijf meter bij f/5.6. Bovendien kunt u ook altijd nog een gevoeligere instelling nemen. Bij ISO 200 wordt het richtgetal 1,4x zo groot en bij ISO 400 zelfs 2x zo groot. Wanneer de donkere dagen weer voor de deur staan, zult u vaker gebruik maken van een flitser bij uw camera. Bewust zeggen we "bij" de camera en niet "op" de camera. Als de flitser direct op de camera is gemonteerd, komt het licht pal van voren uit de richting van de camera. Het gevolg is dat de onderwerpen vaak wat "plat" verlicht worden. Er zit geen diepte in de foto omdat er geen mooie schaduwwerking is. U kunt dit verbeteren door de flitser los van de camera te gebruiken. Voor veel flitsers is een extensie-kabel te verkrijgen, waarmee u de afstand tussen flitser en camera enkele tientallen centimeters kunt vergroten met behoud van alle functies. Maar u kunt ook nog verder gaan en de flitser zelfs helemaal los van de camera gebruiken, zelfs in tegenlicht. Daartoe zet u de flitser op een statiefje op iedere willekeurige plaats in de ruimte. Vervolgens zet u de instelling in de zogenaamde "slave" stand, waarbij hij wordt ontstoken door het licht van een andere flitser. Als ontsteking gebruikt u de ingebouwde flitser van de camera Om te voorkomen dat die hulpflitser toch nog te veel licht op het onderwerp geeft, kunt u deze afdekken met een stukje papier. De slave in de flitser is gevoelig genoeg. Bedenk wel dat de flitser nu geen door-de-lens sturing meer heeft, dus u moet de camera-instelling even uitrekenen aan de hand van de bekende richtgetal-formule. Betere flitsers kunt u daarbij ook instellen op 1:2 of 1:4 of 1:8 etc. lichtopbrengst, zodat u het diaframa toch volledig kunt instellen. Bovendien kunt u dan sneller werken, omdat de flitser niet steeds helemaal opnieuw hoeft op te laden.

42


In mindere lichtomstandigheden zoals grote, schaars verlichte ruimten, ’s avonds, maar ook buiten bij zowel bedekte hemel als zonnig weer of fel licht, biedt de flitser ook uitkomst. Die zet het onderwerp extra in het zonnetje en voorkomt zware schaduwen. Voorwaarde is wel dat het onderwerp binnen het bereik van de flitser valt, veelal met een bereik van 1 tot 5 meter. Binnen die afstanden zetten ze het onderwerp in het ‘zonnetje` en draagt de flits bij tot scherpere en kleurrijkere opnamen. Vaak beschikt een digitale camera over uitgebreide flitsmogelijkheden. Hieronder volgen enkele voorbeelden: Flitser uit In deze instelling gaat de flitser nooit af, zelfs niet in mindere lichtomstandigheden. Als er niet geflitst mag worden zoals in musea en wanneer de sfeer bij beschikbaar licht wilt vastleggen. Het voorkomt ook de “doodgeslagen’ harde verlichting en (‘hotspots’ reflectie-vlekken).Omdat de belichtingstijd langer word is het raadzaam een statief te gebruiken.

Slow sync (nachtstand) Hierbij gaat de flitser altijd af. Het onderwerp en de voorgrond worden uitgelicht door de flitser, de achtergrond word correct uitgelicht door de langere belichtinstijd, waardoor een meer uitgebalanceerde opname ontstaat. . Automatische flits De standaard instelling van de camera: de camera bepaalt zelf of er voldoende licht is om een geslaagde opname te maken, indien nodig word de flitser ingeschakeld.

Automatische flits met rode-ogen reductie (portretstand) In deze stand worden door de flitser een aantal voorflitsen afgegeven waardoor pupillen vernauwen, en de kans op de beruchte rode ogen met zo’n 40% afneemt. Wie portretfoto’s maakt met een directe flits in een schaars verlichte ruimte, loopt risico op foto’s met ‘rode ogen`. Die ontstaan doordat te weinig verlichting grote pupillen veroorzaakt, en er recht in de camera wordt gekeken tijdens de opname. De directe flits maakt via de pupil het erachter gelegen netvlies zichtbaar. Daarom worden camera’s vaak uitgerust met een voorflits. Voordat de echte flits komt, geeft de flitser eerst een aantal kleine flitspulsen af ( sommige camera’s hebben een fel lampje dat in de ogen schijnt). Hierdoor vernauwt de oogpupil zich en word het ‘rode-ogen` effect sterk verminderd. Dit heeft echter als nadeel dat het echte opname-moment altijd later komt als het eigenlijke moment, zoals bedoeld toen u de opname maakte. Bovendien is het onzichtbaar repareren van ‘rode `ogen van opnamen via goede software achteraf heel eenvoudig. Flits tips ter vermindering van rode ogen • Laat de geportretteerde niet rechtstreeks naar de camera kijken, maar net erlangs. • Zorg voor zoveel mogelijk verlichting. • Waarschuw de mensen die u fotografeert, dat de rode-ogen reductie functie is ingeschakeld. • Hiermee voorkomt U dat mensen wegkijken of weglopen na het afgaan van de eerste (voor) flits. • Als de hierboven omschreven opties nog steeds tot rode ogen leiden, zoals bijvoorbeeld bij pas geboren baby's dan kunt U vaak in software een voorziening vinden die, al dan niet automatisch, deze hinderlijke effecten wegwerkt.

43


Invulflits Ook hier gaat de flitser altijd af, ongeacht de lichtomstandigheid. Handig bij tegenlicht om grote contrasten te compenseren. Invulflits gebruik je als de achtergrond uitzonderlijk helder is. Het onderwerp komt dan in de eigen schaduw te staan. Het onderwerp wordt te donker afgebeeld waardoor geen, of onvoldoende, detail te onderscheiden is. Ook onder bomen, een parasol of luifel zet het onderwerp zichzelf in de schaduw. Gebruik van de flitser helpt om de schaduwzijde met flitslicht in te vullen en balans in de belichting te brengen. Als u tijdens de vakantie in zonnige oorden fotografeert, zult u met enige regelmaat met contrasten te maken krijgen die niet meer te overbruggen zijn. De beste remedie is natuurlijk om zulke situaties zo veel mogelijk te vermijden en vooral in de ochtend en in de namiddag te fotograferen, maar dat is niet altijd zo te plannen. Bent u min of meer gedwongen uw foto's tijdens het middaguur te maken, dan kan een invulflits uitkomst bieden. De kunst van een goede invulflits is om het ook een echt 'invul'-licht te laten zijn. Het zonlicht is de hoofdverlichting en de flitser is alleen bedoeld om de schaduwen op te helderen. Als u een volautomatische flitser gebruikt die 'dedicated' kan samenwerken met uw camera, dan wordt dit door camera en flitser zelf ingesteld. Het nut van een zeer krachtige flitser, zit dus niet alleen in het gebruik van de flitser binnen, maar juist ook buiten. Hiervoor hebben we het begrip 'invulflitsen' al behandeld, maar hebben we nog niet stilgestaan bij een belangrijk technisch probleem bij deze methode van flitsen: de beperking van de combinatie flitser en buitenlicht. Stel dat we een invulflits willen maken in een situatie overdag, waarbij de meting 1/250 sec bij f/8.0 aangeeft. Omdat de meeste camera's een flitssynchronisatie hebben van 1/125 sec, moeten we dit veranderen naar 1/125 met f/11. Maar bij diezelfde f/11 is de reikwijdte van de flitser beperkt, want dat is het richtgetal gedeeld door 11! Bij een flitser met richtgetal 30 is de reikwijde van de invulflits dus minder dan drie meter als we 'vol' willen flitsen. Zelfs bij een geringe invulflits zal de reikwijdte maximaal vier tot vijf meter zijn. Gebruikt u een camera met een tragere flitssynchronisatie, bijv. 1/60 sec, dan wordt het probleem groter. Een gevoeligere Iso instelling kiezen helpt niet en de flitssynchronisatie is een vast gegeven, dus is de enige oplossing een zo krachtig mogelijke flitser gebruiken. Toch kan het dan gebeuren dat de flitser een verhoudingsgewijs felle flits afgeeft. De camera 'weet' immers niet dat u een invulflits gebruikt en geen volledige flits. Bij sommige camera's kan daarom het flitslicht apart worden geregeld ten opzichte van de hoofdverlichting en zou u alleen de flitser op bijvoorbeeld -2 stops kunnen instellen. Bij camera's waar dat niet op zo'n fraaie manier kan, kunt u dit bereiken door de flitser zelf op een laag vermogen in te stellen, bijvoorbeeld 1/16e vermogen. Gebruikt u een flitser die niet automatisch met de camera samenwerkt, dan kunt u in dit geval een trucje toepassen om het flitslicht toch te temperen. Stel dat uw camera op f/8 ingesteld staat. Stelt u deze diafragmawaarde ook op de flitser in, dan zal deze een volledige flits voor de diafragmawaarde f/8 afgeven, dan wordt dat te veel. Het flitslicht wordt dan hoofdlicht. Stelt u op de flitser f/5.6 of zelfs f/4.0 in, dan 'denkt' de flitser dus dat de camera op een veel grotere opening staat en met minder licht toe kan. Daardoor wordt het flits-intensiteit minder en dat is wat u nodig heeft om de verhouding tussen zonlicht en flitslicht weer goed te krijgen. Tegenlicht zorgt ervoor dat de camera zich instelt op de heldere achtergrond waardoor het onderwerp onderbelicht raakt. Flitsen helpt als het onderwerp binnen het bereik van de flitser valt. Is het onderwerp te ver weg, of te groot, dan helpt de belichtingscompensatie, het be-invloed echter ook de achtergrond in de opname.

Tegenlicht ( zonder flits )

Tegenlicht ( met flits )

Tegenlicht ( met invulflits )

44


Slave flitser Als de camera beschikt over een ingebouwde flitser, zonder de optie er een externe flits aan toe te voegen, is de oplossing een zgn. slave-flitser. Deze flitser zijn voorzien van een sensor die flitslicht detecteert en er voor zorgt dat de slave-flitser tegelijk ontsteekt. Deze flitser kan aan de camera bevestigd worden middels een beugel, maar kan ook los, bijv. mbv.een tafelstatiefje, elders in de ruimte worden geplaatst. Sommige zijn voorzien van een eigen standaard en bijna allemaal zijn ze ook indirect te gebruiken. Externe flitser Betere camera’s beschikken naast de ingebouwde flits soms ook over de mogelijkheid om er een externe flitser aan toe te voegen. Dit biedt een groot aantal, creatieve, mogelijkheden. Behalve dat de flits-afstand hierdoor vergroot wordt, is de belangrijkste hiervan indirect flitsen bijv. via een (witte) muur of plafond het flitslicht te reflecteren waardoor er minder schaduw-werking optreedt en, een zachtere belichting gerealiseerd kan worden. Diffusor Als er in deze ruimte niet via een wit plafond of muur indirect geflitst kan worden, bied een zgn. diffusor uitkomst. Deze kan zonder tussenkomst van bijv. klittenband, gemakkelijk en snel over de flitskop geschoven worden. Het effect is nagenoeg gelijk aan indirect flitsen. Behalve dat U de mogelijkheid krijgt Uw flitscapaciteit (afstand) te vergroten, bent U zo ook in staat een zachtere en meer egalere belichting te realiseren. Het vermindert ook de lelijke slagschaduw achter het onderwerp,zie de voorbeelden hieronder.

45


Tips & trucs: vakantie, reizen naar de zon en de sneeuw U gaat toch ook niet op vakantie zonder uw auto een controlebeurt te laten geven? Laat daarom ook uw digitale camera controleren en de batterijen en geheugenkaart testen of met een extra zware geheugenkaart uitrusten. Dat bezorgt u voorpret en voorkomt teleurstelling. Neem in twijfelgevallen ook altijd reserve-batterijen mee. Want digitale camera’s hebben voor alle functies stroom nodig en vragen tijdens de vakantie misschien om tussentijdse vervanging. Kunt u op uw vakantie-bestemming niet het juiste type batterij krijgen, laat u dan nooit een type batterij aanpraten dat u niet vertrouwt, want een verkeerde batterij kan uw camera beschadigen. Schoonmaken en -houden Wilt u de camera een schoonmaakbeurt geven, beperk u dan tot de buitenkant en lees de gebruiksaanwijzing van het toestel voor u begint. Vuil of vingerafdrukken op lens en zoeker poetst u voorzichtig weg met speciale lenstissues. Stof kunt u het best met een blaaskwastje verwijderen. Mocht uw camera onverhoopt met zand in aanraking komen, maak deze dan alleen schoon met een blaaskwastje. Daarmee blaast u de zandkorrels weg en voorkomt u krassen. Controleer de camera regelmatig op verontreinigingen maar maak hem alleen schoon als het echt noodzakelijk is. De buitenkant van de camera kun je met een zachte pluisvrije doek schoonmaken. Reinig het objectief alleen wanneer het echt noodzakelijk is. Vette vingerafdrukken op het objectief zijn slecht voor de coating en moet je dan ook zo snel mogelijk verwijderen. In dat geval verwijder je eerst het eventueel aanwezige stof en zandkorreltjes met een blaaskwastje en maak daarna gebruik van een speciaal lensreinigingsdoekje en vloeistof om de vingerafdruk te verwijderen. Gebruik, idem mogelijk, een UV-filter op het objectief, dit beschermt het objectief zelf en is gemakkelijk schoon te maken of eventueel te vervangen. Sensor reinigen Door het wisselen van lenzen maar ook door het gebruik van zoomlenzen kan er altijd stof op de sensor terecht komen en uiteindelijk zal dat in de foto’s te zien zijn. Maak maar eens een foto van een egale lucht met een heel klein diafragma bijvoorbeeld f22, bekijk deze op de computer en je zult stofvlekken zien. Wanneer dit ook met grotere diafragma’s gaat voorkomen is het tijd om de sensor te reinigen. Hiervoor zijn speciale hulpmiddelen in de handel, of ga ermee naar onze beeldspeciaalzaak. Gebruik NOOIT lensvloeistof om de sensor te reinigen. Laat het binnenwerk liever aan onze beeldspeciaalzaak over. Raak kwetsbare onderdelen als de sluiter, de sensor of de spiegel van een spiegelreflexcamera nooit aan. Datzelfde geldt voor alle contactpunten, bijv. die voor aflezing van de geheugenkaart zorgen. Kom voor zo’n ‘grote`beurt tijdig naar onze beeldspeciaalzaak, want juist in de vakantieperiode is het vakantiespits. Bescherming tegen zon en warmte • • • • • •

Mooi weer speelt een grote rol in de vakantie: hoe meer zon, des te beter. Maar in een auto, tent of caravan die in de brandende zon staat, kan de temperatuur hoog oplopen. Laat daarom uw camera en geheugenkaart niet ‘bakken`. Neemt u de camera mee, dan biedt een fototas niet alleen bescherming tegen uitzonderlijke temperaturen, maar ook tegen zand en vocht. Bij lage temperaturen raken accu’s en batterijen sneller leeg, zorg dus dat een reserveset bij de hand is. Bescherm de camera altijd tegen water, vooral zout water is funest, stof, vuil en zand. Verwijder de batterijen of geheugenkaart NOOIT met natte handen dit leidt tot schade aan de camera. Zorg ervoor dat de camera bij de overgang van koude naar warmte geen last van condensvorming krijgt. Laat de camera in een afgesloten plastic zak acclimatiseren.

46


Lens en condens Als er toch condensvorming optreedt gebruik de camera dan niet voordat deze helmaal droog is, verwijder de batterijen en de geheugenkaart en laat de klepjes openstaan tot alles geheel droog is. Wanneer u, vanuit een airconditioned hotelkamer, bus of na de apres-ski, met een warme camera naar buiten gaat, of andersom: wanneer u na een dagje op de piste naar binnen gaat, vormen zich kleine druppeltjes( condens). Dit gebeurt ook bij het binnengaan- of verlaten van vochtige ruimten zoals zwembaden, en ontstaat door temperatuur- of luchtvochtigheidsverschillen. Enig geduld is dan noodzakelijk, omdat anders uw opnamen een onbedoeld “ soft focus” effect krijgen: ze worden niet scherp. Wacht dus in beide gevallen tot de camera ge-acclimatiseerd is. Vliegveldcontrole Op het vliegveld gaat uw koffer door een röntgenapparaat om te controleren of er geen verboden zaken in zitten. Geheugenkaarten zijn gevoelig voor elektro-magnetische straling en het is dan ook verstandig de fotospullen als handbagage in te checken en te laten controleren, heeft u bovendien uw camera bij de hand voor toevallige momenten zoals hiernaast afgebeeld.

Bijdehand onderweg Maak van uw vakantie-belevenissen een fotoverhaal, zodat u met extra mooie vakantiefoto’s thuiskomt. Fotografeer niet alleen uw reisgenoten of landschappen, maar probeer in reportagevorm te fotograferen. U begint met het vertrek van huis, de dingen die u onderweg meemaakt, de aankomst op uw bestemming en alle zaken die u daar ter plekke beleefd en gezien hebt. Het is de kunst om de foto’s het verhaal te laten te laten ‘vertellen`. Leg vast wat ter plekke zo’n indruk op u maakte, of hoe gezellig het was. Het eerste camerastandpunt is dan niet altijd het beste. Kijk daarom goed door de zoeker naar uw foto-onderwerp en kijk ook of een andere plek een betere opname oplevert. Natuurlijk maakt u foto’s als u een stop maakt om de benen te strekken. Maar zomaar overal stoppen is vaak niet mogelijk. Gelukkig is ook fotograferen vanuit de auto heel goed te doen.

Draai het raampje naar beneden of voorkom reflecties door de camera dicht tegen raam te houden. Dit kunt u bij vliegtuig raampjes uiteraard ook toepassen, deze kunnen immers niet naar beneden worden gedraaid ! Fotografeert U door glas, zoals bijv. door een vliegtuigraampje of de ruit van Uw transferbus, dan gelden de volgende regels (zoals ook bij het fotograferen van een aquarium). Allereerst moet de flits van de camera worden uitgeschakeld. Druk de cameralens tegen het glas om reflecties te voorkomen en gebruik de tele- of de macrostand op de lens. Zodra het onderwerp in uw zoekerbeeld is, drukt u af. Als u een hoge ISO gevoeligheid kunt instellen, dan heeft u nauwelijks last van de trillingen van het voertuig en schiet u plaatjes met ‘vaart`. Zonnige portretten Fotografeert u tegen de zon in, dan heeft u met een zonnekap op uw camera minder risico dat de zon net in de lens schijnt. De invulflits op uw fototoestel voorkomt dat uw foto-onderwerp te donker op de foto wordt afgebeeld omdat het in (zijn eigen,of) de schaduw staat. Hetzelfde bereikt u door de tegenlichtcorrectieknop te gebruiken. Daarmee wordt de belichtingstijd aangepast aan de schaduwzijde van uw foto-onderwerp. Maakt u tijdens de vakantie foto’s van spelende kinderen en zongenieters met de zon in uw rug, let er dan op dat uw ‘modellen`niet in uw eigen schaduw komen te staan.

47


Hoog, hoger, hoogst . . . .

Soms lijken bergen op een foto minder hoog dan ze in werkelijkheid zijn. Dat komt omdat, zonder een object in de voorgrond, de relatie met de grootte ervan ontbreekt. Dat is eenvoudig op te lossen. Maak niet alleen overzichtsfoto’s van bergen, maar ook detailfoto’s waarop iets of iemand op de voorgrond wordt mee gefotografeerd. Door het verschil in grootte of diepte Wordt de echte afmeting duidelijk. Bovendien is uit een lichaamshouding goed af te lezen hoe steil de helling is. Waterpret en natte voeten Bewegend water, in de vorm van een waterval of een woeste zee, horen bij de meest gefotografeerde onderwerpen uit de natuur. De woeste golven van de zee tijdens een storm, trekken steeds weer grote aantallen mensen naar de kust en iedereen die wel eens aan de voet van een waterval heeft gestaan, weet hoe indrukwekkend dit kan zijn. Toch is het fotograferen van bewegend water niet eenvoudig. Vaak blijkt dat het effect, door gebruik van een verkeerde sluitertijd, niet is geworden zoals we ons dat voorgesteld hadden. Heb je geen ervaring met het fotograferen van een waterval, gebruik dan een statief en maak een serie foto's, met een grote varieteit aan sluitertijden. Iedereen weet dat een langere tijd tot het bekende 'engelenhaar-effect' leidt, maar in welke mate is moeilijk te voorspellen. Gebruik rond de 1/125 seconde, bij een (veel) snellere tijd lijkt alles tot stilstand te komen en lijkt het water op ijs. Sluitertijden tot zo'n 1/15 seconde (afhankelijk van de grootte van de waterval) leiden nog tot herkenbaar 'stromend water'. Bij langere tijden verdwijnt alle structuur uit het water. Sneeuw- en ijspret Een digitale camera is afhankelijk van stroom, dus de batterijen / accu moeten in topconditie zijn om ijskoud te kunnen foto-graferen. Bij lage temperaturen geven ze namelijk minder spanning af. Bij vorst en vrieskou kunt u beter de batterijen / accu op een warmere plaats, zoals bijv, uw broekzak, bewaren. Verwacht u veel opnamen te maken, dan is een reserve handig. Omdat niet elke camera herlaadbare accu-batterijen accepteert en ook niet alle typen geschikt zijn voor elke camera, geven we u graag advies op maat. De lichtmeting Winterlandschappen zijn prachtig om te fotograferen. Als de totale opname uit witte vlakken bestaat, is dat zelfs voor een geavanceerd systeem lastig. Dit kan de lichtmeter van de camera misleiden, die gaat namelijk uit van 18% grijs en door het heldere wit van de sneeuw leidt dit tot onderbelichting Uw camera weet immers niet of u met gemiddeld licht in de sneeuw staat, of dat u met fel licht in een ander soort omgeving staat. Contrast is nodig om de autofocus van uw camera goed te laten functioneren.

Ski-ers en schaatsers scherp vastleggen De moeilijkste foto’s voor u en uw camera zijn actie-foto’s. De makkelijkste manier om ze scherp op de foto te krijgen wanneer ze bijna recht op de camera afkomen. Met een snelle sluitertijd worden ze " bevroren". Als U geen sluitertijden (sport-stand)kunt instellen, kies dan voor een hogere gevoeligheid ( bijv. ISO 400), die zorgt automatisch voor kortere sluitertijden Op een zonnige dag is het ook in de sneeuw het beste ’s morgens vroeg of tegen de avond op pad gaan om opnamen te maken. Bij een laagstaande zon is er meer structuur in de sneeuw te zien dan bij een volle middagzon. Maak geen opnamen met de zon direct achter je, het licht wordt dan direct in het objectief terug gereflecteerd, de sneeuw wordt dan als een verblindend witte massa weergegeven. Doe dit indien mogelijk met een zonnekap op de camera, zo komt er minder verstrooid licht uw objectief binnen.

48


Tips & trucs: fotograferen in steden en musea Standbeeld en standpunt Vaak zijn ze dichterbij dan u denkt en treft u overal fotogenieke straatjes, pleintjes, gebouwen en indrukwekkende monumenten aan. Bij een stadsgezicht of monumentale gevel is het beter om zoveel mogelijk met de camera afstand van het onderwerp te nemen om alles in beeld te krijgen. Is er niet de mogelijkheid tot afstand nemen, dan kunt u het best de groothoek of zoomlens met grootboekbereik gebruiken, voor- en achtergrond komen dan ook scherp op de foto. Fotografeer een indrukwekkend standbeeld eens vanuit een afwijkend perspectief. Een voorbeeld hiervan is het kikvorsperspectief. Dat krijgt u als u door de knieën gaat en de camera omhoog richt. Dankzij het lage camerastandpunt steekt dit af tegen de lucht en oogt het daarom nog groter en imposanter. Bijkomend voordeel is dat storende elementen, zoals auto’s, verkeersborden, of andere mensen, niet mee gefotografeerd worden. . De stand van de zon De stand van de zon speelt een grote rol bij het fotograferen van gebouwen. Fotografeert u gebouwen die uit baksteen of ander ruw materiaal zijn opgetrokken, probeer dan of u een standpunt kunt vinden, waarbij het zonlicht evenwijdig langs de muur schijnt. Dit strijklicht veroorzaakt op metselwerk en gepleisterde muren een mooie schaduw-werking die het gebouw een mooi reliëf geeft .

Monumentaal licht Oude kerken en kastelen zijn meestal slecht verlicht. Dit maakt flitsen noodzakelijk om tot goede fotoresultaten te komen. Heeft u een indirecte (externe) flitser? Dan kunt u de sfeer behouden: kijk eerst naar de kleur van de muur en/of het plafond en richt de indirecte flitser alleen op witte oppervlakken. Als witte reflectie-vlakken ontbreken, kunt u beter niet flitsen en kiezen voor een lichtgevoeliger camera-instelling (vanaf ISO 400). Ook het steun zoeken bij een statief, pilaar of bankje, helpen u bij het maken van scherpe opnamen . . Museumtip Om te mogen flitsen kunt u beter eerst toestemming vragen als u in een museum wilt fotograferen: niet alle kunstwerken kunnen tegen flitslicht. Zelfs in musea waar geflitst mag worden, is het gebruik van een directe flitser af te raden omdat direct flitslicht reflecties in (olieverf-) schilderijen en glas-oppervlakken veroorzaakt. Fotograferen zonder flits veroorzaakt langere belichtingstijden. Kies dan voor een lichtgevoeliger camera-instelling (vanaf ISO 400). Ook hier helpt het steun zoeken bij een statief, pilaar of bankje, u bij het maken van scherpe opnamen.

49


Geheugen, geheugenkaartprotocol en beeldtransfer .

Geheugen en geheugenkaart. Deze digitale gegevens moeten in de camera opgeslagen worden. Sommige digitale camera’s hebben (ook) een ingebouwd geheugen. Afhankelijk van de capaciteit passen daarin (enkele) tientallen beelden. Dit is voor bijvoorbeeld een korte vakantie al te beperkt. Daarom worden camera’s meestal uitgerust met verwisselbare geheugenkaarten. Deze zijn er in veel soorten en bieden extra opslagcapaciteit. Bovendien kan zo’n kaart uit de camera worden gehaald en zonder tussenkomst van een computer in daarvoor geschikte printers worden geplaatst, of met een kaartlezer rechtstreeks door de computer worden ‘gelezen`. . Een geheugenkaart is in feite een gigantische matrix met kruisende lijnen. Elk kruispunt kan een bit aan gegevens opslaan. Als er informatie naar de kaart gedownload wordt neemt elk kruispunt de waarde 0 of 1 aan. Op een later tijdstip kunnen de gegevens van de kaart worden opgeroepen om het beeld op het beeldscherm te tonen of op een printer te printen. Geheugen kaarten zijn met verschillende capaciteiten verkrijgbaar, van 1 Gb tot 8 Gb en meer. De capaciteit van de kaart bepaalt hoeveel opnamen u op kunt slaan voordat deze kaart vol is. . Hoeveel beelden passen er op een geheugenkaart? Veel digitale camera’s bieden de mogelijkheid opnamen in een lagere resolutie te maken (bijv. een 1 Megapixel beeld gemaakt met een 4 Megapixelcamera). Daarnaast bieden deze camera’s de keuze uit diverse beeldkwaliteiten: Superfijn, Fijn, Normaal en Laag (in het Engels aangeduid met High, Fine, Normal en Basic). U krijgt zoveel keuzemogelijkheden aangereikt met het oog op de verschillende toepassingen voor digitaal beeld: Prepress, grote of kleine fotoprint, gebruik op Internet of in een kantooromgeving (MicrosoftWord). Bovendien kunt u kiezen uit opslag van de opname in formats als JPG, TIFF of RAW. Gevolg van dat alles is dat een opname verschillende bestandsgroottes kan hebben en dat veroorzaakt grote verschillen in het aantal bestanden dat op een geheugenkaart past. . Transfer: het overbrengen van beelden. Alle digitale camera’s zijn uitgerust met software voor het overbrengen van beelden van de camera naar de computer. Meestal worden de beelden via een USB-kabel of –adapter getransporteerd. Dat protocol wordt Transfer genoemd. Als de software goed is geinstalleerd (niet meer nodig bij Windows XP, of Mac OS X), kan er weinig mis gaan. . Opletten tijdens de transfer Het lijkt wel of de duvel er mee speelt, maar batterijen raken altijd leeg tijdens het overzetten van beelden (transfer) waardoor beelden mogelijk verloren gaan. Een netvoedings-apparaat of adapter zijn de investering meer dan waard. . Geduld is een schone zaak Digitale beeldbestanden zijn groot. Daarom lijkt het soms of er tijdens de transfer niets gebeurt, vooral als uw computer niet de snelste is. De verleiding wordt dan groot om met muisklikken op toetsen of buttons de zaak wat op te peppen. Doe dat liever niet: elke muisklik veroorzaakt bij uw computer een nieuwe opdracht. Wees liever geduldig en u zult zien dat alles goed komt . . Problemen bij de transfer Alle waar is naar zijn geld. Om die reden laat bij goedkopere digitale camera’’s de software nog wel eens te wensen over en dat wreekt zich vooral bij het overbrengen van beelden naar de computer en bij kleurweergave. Die kleurcorrectie kunt u met een gerust hart aan ons toevertrouwen. En voor het overbrengen van beelden hebben we diverse oplossingen o.a. :

. PCMCIA-adapters voor Laptops Heel handig zijn de adapters ter grootte van een creditcard die in het PCMCIA-slot van de laptop passen. Ze zijn verkrijgbaar voor alle soorten geheugenkaarten en als 35 in 1 kaartlezer.

50


Geheugenkaartlezers, Multicardadapters De transfer van beelden met een kabelverbinding via USB kan zeer lang duren, vooral als het grote bestanden betreft. Een kaartlezer zorgt voor een veel vlottere transfer van beelden, meestal 50x sneller dan via een kabel. Ook zijn er kaartlezers voor de USB-poort die meerdere soorten geheugenkaarten kunnen lezen en beschrijven. Daardoor kunt u in een station met zowel Smart Media, Memory Stick, Secure Digital en Multi Media Card, tot wel 35 verschillende soorten geheugen-kaarten, uit de voeten. Leverbaar als intern en extern model. Dankzij deze adapters worden geheugenkaarten die door de digitale camera voorzien zijn van digitaal beeld, direct ingelezen door de computer. De adapters zijn verkrijgbaar in gewone versies en USB-uitvoering voor PC en Mac. Benodigde software is voor beide bij de adapter meegeleverd. (niet meer nodig bij Windows XP, of Mac OS X). Een geheugenkaart correct verwijderen Een geheugenkaart die via een adapter is aangesloten op de computer, dient eerst door het systeem te worden afgesloten, voordat de kaart kan worden verwijderd. Anders blijven bestandsfragmenten op de geheugenkaart achter waarmee de camera niets kan. Bovendien kan de File Allocation Table (FAT) van de kaart worden beschadigd waardoor de bestanden niet meer door bijv. Windows Verkenner of Apple Finder worden gevonden en een foutmelding volgt. Protocol bij Windows-computers - als de kaart via een PCMCIA adapter met de computer is verbonden: Ga met de cursor op het Kaart-adapter Symbool in de balk rechtsonder in het computerscherm staan en houd de linker muisknop ingedrukt. Dan verschijnt vanzelf het venster : STOP (merk) DISK ATA FLASH DISK als de kaart via een USB adapter met de computer is verbonden: -Ga met de muisknop op het USB- adapter icoon in de balk rechtsonder in het computerscherm staan en houd de rechter muisknop ingedrukt. Dan verschijnt vanzelf een pop-up menu met de keuze-mogelijkheid EJECT (uitwerpen) Ziet u zo’n icoon niet open dan de Windows Verkenner. - Klik het Kaart-adapter symbool in het computerscherm aan en houd de RECHTER muisknop ingedrukt. Dan verschijnt vanzelf het hiernaast weergegeven pop-up menu waaruit u vervolgens de optie EJECT kiest. In alle drie bovenstaande situaties geldt: er verschijnt een bevestiging dat u de schijf kunt verwijderen. Verwijder de kaart pas uit de adapter nadat het kaart-adapter-icoon is verdwenen. Neem bij Windows-computers dus altijd het volgende protocol in acht: -Ga met de muisknop op het Kaart-adapter symbool op de balk onder in het computerscherm en houdt de linker muisknop ingedrukt. Dan verschijnt in het scherm STOP (merk) DISK ATA FLASH DISK ( zie de afbeelding). -Als het kaart-adapter symbool uit die balk is verdwenen, verschijnt een bevestiging dat u de schijf kunt verwijderen en klikt u op OK. Dan pas de kaart/adapter uitnemen/loskoppelen. Ook als de geheugenkaart via een USB-adapter is aangesloten, moet de kaart eerst door Windows worden afgesloten, voordat de kaart kan worden verwijderd. Dat lukt echter niet op de wijze die bij de PCMCIA-adapter is beschreven Bij Mac computers: sleep het Card symbool naar de prullenbak, en u kunt deze veilig verwijderen.

51


Tips & Trucs: het fotograferen van dieren Dichtbij huis Een goede dierenfoto maken kost tijd. Een beetje geduld zodat u precies dat moment op de foto zet, waarop de meest karakteristieke houding wordt vastgelegd. Zijn dieren in beweging, dan is een snelle camera-reactie noodzakelijk. De truc is zo lang mogelijkte wachten met afdrukken. Het succes van een goede dierenfoto schuilt vaak in de weergave van details: de uitdrukking van de ogen, mooie vacht, de imposante lichaamsbouw. Breng daarom een dier altijd zo kenmerkend mogelijk in beeld; of het nu om een kat, hond, papegaai of giraffe gaat. Dat betekent ook dat u soms een mooier resultaat krijgt door niet het hele dier, maar een deel ervan in beeld te brengen. Bijvoorbeeld: niet de kat in zijn geheel in beeld, maar een close-up van het spel met het bolletje wol. Huisdieren maken het u makkelijk om een mooi ‘portret` te maken. Ze kennen u, en u kent hen. Dan wordt het heel eenvoudig om een goede close-up te maken. Deze close-ups ‘spreken` het meest, als u de dieren op hun ooghoogte fotografeert. De luilakken eerst : stilzitten of ijsberen? Rustende dieren (bijvoorbeeld luieren in de zon), zijn prima geschikt om op te oefenen. U heeft alle tijd om de camera in te stellen en de beelduitsnede te bepalen. Hoe langzaam en lui dieren ook mogen lijken, ze zijn van nature voortdurend waakzaam en reageren bijna altijd op geluiden. Gebruik dit als u ze de ogen open wilt laten doen of de oren wilt laten spitsen. Schuwe dieren kunt u binnen camerabereik krijgen met voer. Dieren in beweging lijken misschien lastiger te fotograferen, maar geen enkel modern fototoestel heeft daar moeite mee. Als uw camera daar al niet zelf voor kiest, stel dan altijd in op een korte sluitertijd, zodat het dier haarscherp geregistreerd wordt. In zo’n geval geeft een extra lichtgevoelige instelling (bijvoorbeeld ISO 400) uw camera meer speelruimte om met korte belichtingstijden toch goed gelukte opnamen te maken. Scherpstelling: dichtbij of veraf ? Handmatig scherpstellen op snel bewegende dieren heeft de meeste kans op succes, als u de hand steeds op de scherpstelring houdt. Makkelijker is het om vooraf scherp te stellen op de plaats waarvan u verwacht dat het dier in beeld gaat komen. Sommige objectieven geven U de mogelijkheid om, zelfs in de automatisch scherpstellende stand, toch nog een handmatige (na-)correctie op de instelling uit te voeren. Dieren fotograferen betekent dat u voortdurend afstanden moet overbruggen, omdat dieren niet stilzitten en u niet altijd dichtbij kunt komen. Zowel thuis als in de dierentuin is gebruik van een tele(zoom)lens aan te raden: met een draai aan de lens de afstand tussen camera en dier snel en makkelijk overbruggen. Digitaal onderwater . . Sterke verhalen over enorme . Vissen tijdens een duiktrip laten . zich gemakkelijk afdoen in de . wetenschap dat onderwater alles . ruim 25% groter wordt gezien . (als een vergrootglas) . . Een groothoek objectief wordt dan een standaard objectief. U moet dus echt zo dicht mogelijk bij het onderwerp zien te komen. Voor steeds meer camera’s zijn er onderwaterhuizen te koop waarmee tot maximaal 40 meter diepte kan worden gedoken. De kleuren komen bij onderwaterfotografie het best tot hun recht bij het gebruik van de flitser. Hiervoor wordt het best een losse flitser aangeschaft omdat wanneer U dicht bij het onderwerp bent het licht van een ingebouwde flits langs het onderwerp gaat, en daarnaast ook te weinig capaciteit heeft.

52


Verklarende woordenlijst AC Adapter Lichtnetadapter waarmee een apparaat (scanner of digitale camera) ook op het lichtnet kan worden aangesloten. AD Conversie Analoog-Digitaal omzetting waarbij een analoog signaal wordt omgezet in een digitaal. Additieve kleurmenging Een kleursysteem waarbij de drie primaire kleuren (Rood, Groen en Blauw) bij elkaar worden opgeteld. Monitoren maken van dit systeem gebruik. Aliasing Het optreden van pixelvormige krommen aan schuine randen in het object doordat grafische afbeeldingen zijn opgebouwd uit afzonderlijke pixels. Anti-aliasing Vermindering van het aliasing effect d.m.v. het herberekenen van de contrastwaarden van aangrenzende pixels en ze met elkaar in overeenstemming te brengen. ASCII American Standard Code for Information Interchange is een binaire (zie aldaar) code waarbij 128 combinatie’s van letters,cijfers, en leestekens die een juiste overdract van gegevens mogelijk maakt tussen hard- en software. (Deze code gebruikt de eerste zeven Bits van een Byte. De eerste 27 tekens zijn stuursymbolen, zoals de aansturing van een printer). Autofocus Automatisch scherpstelsysteem waarin we twee typen onderscheiden: actief (scherpte-detectie), en passief. Actieve AF gebruikt een infrarood schijnwerper met ontvanger in een driehoeksmeting om de juiste afstand tot het onderwerp te bepalen. Ook komt sonar (ultrasoon geluid) voor waarbij de tijdsduur tussen het uitgezonden- en het ontvangen signaal de afstandbepaling is. Passieve AF gebruikt de CCD om het contrast (fase-verschil) in een object te meten. Baud Uitdrukking voor de transmissie-snelheid van gegevens waarbij het aantal Baud gelijk is aan het aantal Bits per seconde. Beeldcapaciteit Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen voor het opslagmedium vol is. Beeldcompressie Noodzakelijke verkleining van beeldmateriaal eventueel gepaard met verlies van beeldkwaliteit. Bestandsindeling Het soort bestand dat wordt gebruikt voor opslag. Veelvoorkomend zijn: 'TIFF' en 'JPEG' voor beeldmateriaal en 'TXT' voor tekstbestanden. Bitdiepte 24 Bit pixels = 256 x rood, 256 x groen en 256 x blauw = 16,7 miljoen kleuren. Bits & bytes Bit (BInairy digiT) is de kleinste digitale eenheid, met slechts twee waarden: 0 en 1. Byte (BY eight) 8 bits waarmee alle waarden van 0 tot en met 255 kunnen worden weergegeven. Een digitaal signaal heeft de waarde 1 of 0. En kan dus met 1 positie worden weergegeven. Een 1 of een 0 wordt een bit genoemd. Acht van deze bits volstaan om 256 verschillende posities aan te geven. Acht bits zijn een byte. Een bit wordt aangegeven met een b, een byte met een hoofdletter B.

53


Hogere aantallen Bytes worden weergegeven door voor de letter 'B' de letter te zetten, die door het eenhedenstelsel, de volgende derde macht van tien aangeeft ( dus steeds x 1024). KB = KiloByte = 1024 Bytes MB = MegaByte = 1048576 Bytes GB = GigaByte = 1073741824 Bytes TB = TeraByte = 1099511627776 Bytes Cache geheugen Geheugen dat dient als buffer tussen de processor en het gewone geheugen. Cache werkt ook zeer prestatiebevorderend. Cardreader Apparaat dat los van kabels de overdracht van gegevens verzorgt. Geheugenkaarten worden in het apparaat geschoven. Kan zowel intern als extern zijn. CCD Charge coupled device. Sensor die gereflecteerd licht opvangt, en in een van de helderheid afhankelijke spanning. Chip Algemene benaming voor een klein plaatje silicium, halfgeleidend materiaal waarop dioden, weerstanden en transistoren zijn aangebracht. CIS Compact image sensor. Led’s als lichtbron met direkt daarnaast geplaatste sensoren. Compact Flashkaart Een verwisselbaar en herbeschrijfbaar geheugenkaartje met ingebouwde controller. Compressie Het verminderen van de hoeveelheid beeldgegevens om geheugenruimte te besparen, of de transmissietijd te verkorten. Converter of conversielens Voorzetlens die de brandpuntsafstand wijzigt. (groothoek, tele of macro) CYMK Cyaan (blauw), Yellow (geel), Magenta (purperrood) en Key (zwart). Uit deze 3 basiskleuren + zwart kunnen alle andere kleuren worden opgebouwd en de printerkleuren waarmee kleurafdrukken (subtractieve kleurmenging) kunnen worden gemaakt. DCF Design Rule for Camera File system, een norm voor opslag van digitale beelden die de bestandsindeling en de map- en bestandsstructuur bepaalt. Hierdoor wordt het mogelijk om ongecomprimeerde, TIFF-bestanden naar gecomprimeerde,JPEG-bestanden om te zetten. Diafragma Mechanische afsluiting die het licht reguleert dat de camera binnenvalt. Naast de helderheid wordt ook de scherptediepte bepaald. Digitaal tele Herberekening van de vastgelegde beeldinformatie die een zoom-effect nabootst. Op deze manier 'vergroten' levert wel kwaliteitsverlies op. Digitaliseren Analoog-Digitaal omzetting d.m.v. specifieke wiskundige gegevens of binaire code. Deze omzetting gebeurt door een scanner of digitale camera die een analoog signaal omzetten in een digitaal.

54


Download Het binnenhalen van gegevens, vanaf Internet of vanaf een ander apparaat zoals een digitale camera, naar een computer. DPOF Digital Print Order Format, het instellen van de afdrukvolgorde, waarbij de op een geheugenkaartje opgeslagen beelden kunnen worden opgeroepen door bepaalde printers en kopieerapparaten. Ook simpele professionele handelingen kunnen hierdoor bij fotospeciaalzaken worden gedaan. Driver Een kort stuurprogramma dat zorgt voor uitwisseling van gegevens tussen twee apparaten, zoals een digitale camera en een printer. Exif Exchangeble Image Format is een standaard voor beelden gemaakt met beeldinvoerapparaten. Ongecomprimeerd als TIFF, en gecomprimeerd als JPEG, kunnen beelden als EXIF bestand voorkomen evt. aangevuld met verschillende typen commentaarvelden. Firewire Door Apple uitgevonden 100% digitale communicatie. Zo snel dat zowel beeld als geluid gelijktijdig overgebracht kunnen worden. Geheugen-effect Bij gedeeltelijk ontladen batterijen komen gasbelletjes op de platen van de batterij, hierdoor wordt de capaciteit van de batterij verkleind. Gigabyte 1 GigaByte = 1 GB = 1024 MB = 1073741824 Byte Grijsschaal / Grijstrap Van wit tot zwart lopende schaal. Wanneer door een apparaat alleen zwart en wit kan worden weergegeven worden kleuren als grijstinten zichtbaar. Hot plugging Ook wel:'hot swappable'. Het aan- en afkoppelen terwijl de computer in werking is. Alleen mogelijk met USB en Firewire bij een 'plug and play' besturingssysteem. IJken Afstellen van in- en uitvoerapparaten met als doel de door de monitor weergegeven kleuren in overeenstemming te brengen met de door de printer afgedrukte kleuren. Interpolatie Dit is het berekenen en toevoegen van pixels op basis van de reeds aanwezige pixels. Jaggies Vakterm voor pixelisatie, de trapvormige weergave van een schuine of kromme lijn. Hoe meer en hoe kleiner de pixels, hoe kleiner de kans op ’jaggies’. JPEG Joint Photographic Experts Group. Normering voor beeldcompressie in digitale beeldvormende apparaten. Omdat helderheidsinformatie belangrijker is als kleurinformatie kunnen de meeste pixels alleen de helderheidsinformatie opslaan. Er kunnen verschillende compressie-niveau’s worden ingesteld. Wanneer een JPEG wordt geopend, wordt aan de hand van de beschikbare informatie, de ontbrekende kleurinformatie berekend. Kilobyte 1 Kilobyte = 1 KB = 1024 Byte. Niet te verwarren met Kilobit die 100 Bits is.

55


Kleurmanagement Het ijken van alle apparaten, zoals scanners, printers, en monitoren, die voor het maken van kleurenbeelden worden gebruikt. Bij gebruik van een kleurmanagementsysteem worden de gegevens van het beeldinvoerapparaat in waarden met een standaard kleurenbereik. Deze gegevens worden zo geordend dat de printer exact gereproduceerde kleurafdrukken kan maken. Kleurdiepte Het maximale aantal kleuren dat wordt vastgelegd door CCD’s in digitale camera’s of scanners, of weergegeven door grafische kaarten. 24 Bit geeft een zuivere kleurenweergave: 8 Bit’s voor Rood, Groen en Blauw elk, (per pixel 256 beschikbare Bit’s) = 256 x 256x 256= 16 miljoen 777216 kleuren. Kleurfout Incorrecte weergave van kleuren in een afbeelding. Kleurstofsublimatie Bij dit afdukproces wordt warmte gebruikt om kleurstof van printerfolie over te brengen op papier. Kleurtemperatuur De temperatuur van een kleur word uitgedrukt in graden Kelvin. Deze schaal geeft de plaats in het spectrum weer en daardoor de kleurkwaliteit van een lichtbron, zodat het onderwerp in zijn echte kleuren wordt gefotografeerd. Zo ligt het spectrum voor ons oog tussen de 2.700 en 11.000 K. LCD Liquid Chrystal Display komen voor als beeldscherm in notebook- of handheld computers, en in digitale camera’s. Deze beeldschermen bestaan, zoals het woord al zegt, uit vloeibare kristallen. LED Light Emitting Diode, een lichtgevende diode. Een miniatuur lampje dat veel licht geeft en weinig stroom verbruikt, vaak gebruikt als indicatielampje. LED-printer Een printer waarbij de tekst en/of afbeelding door een rij LED’s op een trommel geprojecteerd wordt, welke vervolgens langs elektrografische wijze op papier worden overgebracht. Lens Element van kunststof of glas in een bepaalde vorm, hol-of bolvormig, geslepen en gepolijst. Als er licht op het glas valt wordt een deel van dat licht gereflecteerd, het licht dat door de lens gaat verandert van richting. Door combinaties van verschillende lenzen in de juiste rangschikking wordt het onderwerp exact op het beeldvlak geprojecteerd. Lenzenstelsel Een rangschikking van lenzen waarmee heldere, scherpe opnamen kunnen worden gemaakt. In dagelijks spraakgebruik ook lens of objectief genoemd. Zo zijn er tele-, groothoek- en macrolenzen, zowel met vaste- als variabele brandpunten, ook wel zoomlenzen genoemd. Lichtmeting Wijze van hoeveelheid licht meten dat op een object valt. Te onderscheiden in o.a. spotmeting, multizonemeting en meting met nadruk op het beeldcentrum. Lichtsterkte De relatie tussen de brandspuntafstand van een objectief en de maximale diameter ervan. De grootste lensopening is het kleinste diafragma. Goede zoomlenzen hebben een grootste lensopening van F2. LossLess LossLess is compressie of opslag zonder verlies van informatie, of beeldkwaliteit. Lossy

56


Lossy is compressie, opslag, met beperkt verlies van informatie. Megabyte 1 Megabyte = 1 Mb = 1024 KB = 1048576 Byte. Megapixel Camera’s met CCD’s die beelden vastleggen met meer dan 1 miljoen pixels. Microprocessor Een aantal geprogrammeerde geïntegreerde schakelingen die de werking van een computer sturen. NiMH batterij NickelMetaalHydride batterijen zijn batterijen die een zeer hoge energie kunnen leveren, tot zo’n 100% hoger als NiCad batterijen en bovendien milieuvriendelijker. Uitermate geschikt voor gebruik in digitale camera’s. PCMCIA Personal Computer Memory Card International Association, de organisatie die deze standaard bewaakt en optimaliseert. Alle vooraanstaande ondernemingen zijn hier lid van. Het is tevens de kaart waarop gegevens kunnen worden opgeslagen bij gebruik van vnml. Notebooks. Pixels Pixels is de afkorting voor Picture elements of, elementen van een afbeelding. Dit kleinste element van een digitaal beeld geeft informatie over kleur of lichtsterkte. Een pixel kan, behalve rechthoekig of vierkant, tegenwoordig ook achtkantig zijn. Plug & Play Norm t.b.v. uitbreiding aan-, of installatie in, de computer zonder dat daarbij de configuratie hoeft te worden gewijzigd. (werkt onder Windows 95 of later of Mac OS 8 of later). Plug-in Aanvullend programma om de functionaliteit ervan te vergroten. Met plug-in’s worden bestandsindelingen gedraaid die niet in HTML staan, zoals: 'Acrobat reader' voor PDF-bestanden, en: 'Quick-time' voor video. PPI Pixel Per Inch geeft bij digitale camera’s of scanner’s het aantal pixel’s per inch aan dat deze kan voortbrengen. Protocol Afspraken tussen apparaten onderling. Via een protocol kunnen bijvoorbeeld twee modems foutloos met elkaar communiceren. Quick shooting Tijdens het fotograferen worden de beelden opgeslagen in een groot geheugen, Dynamic RAM opgeslagen, om daarna weggeschreven te worden op het geheugenkaartje, met als doel om snel repeterend opnamen te kunnen maken. Hiermee wordt het mogelijk een aantal opnamen per seconde te maken, in plaats van 1 per twee tot vier seconden. Quick time Norm ontwikkeld door Apple t.b.v. digitale video, welke veelvuldig op het Internet voorkomt. Resolutie Resolutie geeft aan uit hoeveel puntjes (horizontaal bij verticaal) een afbeelding bestaat. Bij digitale camera’s of scanners is dit het aantal DPI dat kan worden vastgelegd, bij printers en monitoren het aantal pixels dat kan worden weergegeven. RGB Rood, Groen en Blauw, de primaire kleuren voor additieve kleurmenging.

57


Spiegelreflexcamera Camera waarbij het binnenvallende beeld d.m.v. een spiegel naar de zoeker wordt geleid. Tijdens het ontspannen van de sluiter klapt de spiegel op zodat het binnenvallende licht het beeldvlak kan bereiken. Terrabyte 1 Terrabyte = 1 TB = 1024 GB = 1099511627776 Byte TFT Thin Film Technologie schermen zijn de LCD schermen met de hoogste kwaliteit. Thumbnail Geminimaliseerde afbeelding van een digitaal beeld, gewoonlijk als controlefunctie in bewerkingsprogramma’s. TIFF Tagged Image File Format is een kwalitatief hoogwaardige bestands-indeling voor het opslaan van digitale beelden. True color Definitie voor, door een printer of monitor, geleverde beelden met minimaal 16 miljoen kleuren. Transmissie Het bij digitalisatie van beelden, zonder kwaliteitsverlies, kopieren of verzenden via kabel- of netwerkverbindingen. Twain Technology Whithout An Interesting Name. Een veel gebruikte standaard waarop toepassingsprogramma’s gegevens uitwisselen met het stuurprogramma van een scanner of een digitale camera. Hierdoor worden scans of digitale foto’s overgebracht naar beeldbewerkingsprogramma’s. USB Universal Serial Bus. Een verbeterde (snellere) seriële poort t.b.v. gegevens uitwisseling tussen de computer en randapparatuur. Maximaal 128 apparaten op een poort. Sneller dan een seriële verbinding. Het grootste voordeel is dat apparaten kunnen worden aangesloten terwijl de pc aanstaat! (Plug & Play en Hot plugging). Inmiddels leverbaar in versie 2 met een transfersnelheid van 400 Mbps. Visually LossLess Compressie, of opslag, waarbij geen zichtbaar beeldverlies wordt geleden. Niet te verwarren met LossLess waarbij in het geheel geen beeldverlies wordt geleden. Witbalans Aanpassing van een digitale camera aan de omgevingsverlichting. Behalve volautomatisch kennen sommige camera’s ook instellingen zoals; 'daglicht', 'kunstlicht' (o.a. gloeilampen). Zelfontlading Verkleint de capaciteit van de batterij. Bij niet gebruiken ontladen zij zichzelf tussen de 2- en 5% per dag. (Alkaline en AccuCell minder als 0,2% en kunnen dus langer ongebruikt blijven) Zoomlens Objectief waarmee de brandpuntsafstand met de hand, of langs mechanische- of elektronische wijze wordt veranderd.

58


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.