Bundeling longreads totaal 2016 doc

Page 1

Longreads Ruimte voor de Rivier

RUIMTE VOOR DE RIVIER IN

8 thema’s

–– 2I ––


– II –


Voorwoord Foto: Henk Tuinman

De longreads maken onze zoektocht naar balans goed zichtbaar Communicatie is voor ons programma van cruciaal belang geweest. Niet alleen om draag­ vlak te creëren, maar ook om de kennis en ervaring die we met Ruimte voor de Rivier hebben opgedaan op een toegankelijke manier te delen; dat stond ons met het maken van een serie longreads voor ogen. Naar mijn idee is dat gelukt. Zelf heb ik de bijdrages van de verschillende geïnterviewde en de presentatievorm altijd heel inspirerend gevonden. En ook in mijn netwerk vormden ze aanleiding tot interessante en relevante discussies. Ruimte voor de Rivier heeft veel te delen. Op zo’n beetje elke vierkante meter die wij onder handen hebben gehad, zijn er verschillende belangen aan de orde. Dat betekent dat er balans nodig is. Balans bijvoorbeeld tussen waterveiligheid, natuur, recreatie en economische activiteiten. Het zoeken van die balans vraagt erom dat je in gesprek bent én blijft met elkaar. Je moet met elkaar een weg zien te bewandelen, waarbij het zoeken van die balans een plek krijgt. Alleen zo kan een project met voldoende draagvlak de eind­ streep halen; daar ben ik van overtuigd. Dat communicatie in het DNA van Ruimte voor de Rivier als programma zit is daarom van grote waarde gebleken. Ik denk dat die zoektocht in de longreads voor de lezer ook zichtbaar is. In de verhalen die nu gebundeld zijn, komen rond verschillende thema’s veel verschillende perspectieven aan bod; het geheel vormt een rijke verzameling aan ideeën die gebruikt kunnen worden door toekomstige programma’s en projecten. De een vindt dit, de ander dat. En het mooie is: er is geen goed of fout. Wel is het cruciaal dat je elkaars perspectief en inzicht deelt, dat je elkaars taal spreekt. Waarom? Omdat de kennis en ervaring die je opdoet met het zoeken van de balans anderen kan helpen in hun zoektocht. Ik hoop dat de longreads daar op een inspirerende en verrijkende wijze aan bijdragen. En dat de verhalen de lezer laten zien dat kennisdelen soms eenvoudigweg ‘fruitplukken’ kan zijn uit die enorme rijkdom aan ideeën. ben broens

Programmadirecteur Ruimte voor de Rivier, Rijkswaterstaat

– 1 –


Inleiding Ruimte voor de Rivier: kraamkamer voor vernieuwing Lessons learned in 8 thema’s Een veiliger rivierengebied én een aantrekkelijke leefomgeving; dat is het resultaat van het nationale programma Ruimte voor de Rivier, uitgevoerd door Rijkswaterstaat, water­ schappen, gemeenten en provincies. Naast het behalen van die concrete, dubbele project­ doelstelling heeft het programma nog veel meer opgeleverd. Het is een kraamkamer geweest voor een groot aantal vernieuwingen in de manier waarop we in Nederland met waterveiligheid én met grote projecten omgaan: Ruimte voor de Rivier heeft op veel verschillende terreinen een enorme hoeveelheid kennis en ervaring opgeleverd. Vanaf 2012 kwam het programma in de uitvoeringsfase: het werk werd buiten nu pas echt zichtbaar. Hierop anticiperend is door Ruimte voor de Rivier een wijziging in de communicatie­strategie van het programma doorgevoerd. Twee uitgangspunten staan daarbij centraal. Het eerste is het ‘verhaal van Ruimte voor de Rivier’ laten vertellen door ‘anderen’. Het netwerk van Rivierjutters1 – betrokken bewoners die over de projecten in hun achtertuin verhalen delen op social media – is hiervan een mooi en succesvol voorbeeld. Ook wetenschappers, educatieprofessionals en natuurgidsen zijn voorbeelden van ‘anderen’ die het Ruimte voor de Rivier verhaal verteld hebben via (sociale) media, de website of speciale uitgaven van het programma. In de tweede plaats verschoof de communicatiefocus meer naar professioneel geïnteres­ seerden, wat betekent dat er ook steeds meer relevante content gemaakt is voor bijvoorbeeld professionals werkzaam in domeinen als waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling.

1 https://issuu.com/ruimtevoorderivier/docs/ruimte_voor_de_rivier___rivierjutte

– 2 –


Foto: Henk Tuinman

Doel van deze verschuiving van ‘zenden’ naar ‘laten vertellen’ en de focus op professionals, was het geven van een extra impuls aan het borgen en overdragen van het Ruimte voor de Rivier-verhaal en de opgedane kennis en ervaring binnen het programma. Het idee was om de bijzondere aspecten – het DNA van Ruimte voor de Rivier – op een toeganke­ lijke wijze vast te leggen. Om dit te bereiken, is gekozen voor het maken van een serie longreads, waarin telkens één Ruimte voor de Rivier-thema aan de orde komt. Een longread is een digitale, journalistieke vorm die het midden houdt tussen een digitale nieuwsbrief en een digitaal magazine. De longreads bevatten tekst, beeld, video en graphics. Telkens met tal van doorverwijzingen, naar onder meer projecten, evaluaties, essays en tussenrapportages. Daardoor ontstaan verschillende verdiepingslagen. Het verhaal wordt verteld door externe deskundigen met autoriteit en een aansprekende visie op het betreffende thema. Het resultaat – sinds voorjaar 2014 zijn acht longreads gepubliceerd – is in deze uitgave gebundeld: een overzicht van de hoofdthema’s binnen de innovatieve aanpak van het programma Ruimte voor de Rivier. Van ruimtelijke kwaliteit, via nieuwe vormen van samenwerking, tot de impact van de maatregelen op het leven van mensen. Wij danken alle lezers voor de belangstelling die zij voor het programma Ruimte voor de Rivier hebben getoond. Bijzondere dank gaat uit naar de personen die vanuit hun gedreven deskundigheid hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de verhalen.

Programmabureau Ruimte voor de Rivier

– 3 –


LONGREADS > – 4 –


Veilige rivieren ­verrijken het landschap Foto: Erwin Zijlstra

Nederlandse rivieren krijgen steeds meer water te verwerken en daarmee stijgt de kans op overstromingen. Om dat te voorkomen, worden op 34 verschillende plaatsen maatregelen genomen. Het gaat om dijkverleggingen, uiterwaardvergravingen, hoogwatergeulen, zomerbed- en kribverlagingen, een ontpoldering en een waterberging.

D

at is al een opgave van formaat. Maar Ruimte voor de Rivier kent nog een tweede doel­stelling: ruimtelijke kwaliteit. Een gebied moet door de ingreep niet alleen veiliger worden maar ook de ecologische, landschappelijke en economische functies versterken. Een unieke dubbelopdracht die een veilig en mooi rivierengebied moet opleveren. Deze longread zet op een rij hoe Ruimte voor de Rivier invulling heeft gegeven aan de hoofddoelstelling ruimtelijke kwaliteit.

De landelijke aansturing van het nationale programma is belegd bij het programma­bureau Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat, met de minister van Infrastructuur en Milieu als politiek verantwoordelijke. Maar wil het programma succesvol zijn, dan is het evident dat nauwe en goede samen­werking met de regio bij alle 34 projecten2, die samen het programma vormen, nood­zakelijk is. En elk project kent tal van belanghebbenden. Naast regionale en lokale overheden gaat het om water­schappen, bewoners, bedrijven en belangenorganisaties op het gebied van natuur, cultuur, recreatie en werk. Allemaal partijen met eigen belangen, gedachten en wensen over de ruimtelijke invulling. Ruimtelijke kwaliteit gaat dus over de inpassing van de maatregel in het land­schap en het ruimtegebruik van een gebied in overleg met de omgeving. Hoe complex dit proces is, beschreven onderzoekers van Berenschot in 2011 bij een tussenevaluatie van het programma Ruimte voor de Rivier. “De belangen van partijen kunnen tegenstrijdig zijn, waardoor spanningen in de uitvoering kunnen ontstaan. Het samenwerken op deze manier, in een programmatische aanpak, is daarnaast relatief nieuw en er bestaat dan ook niet zoiets als een blauwdruk voor succes. Dit maakt het risico van dergelijke programma’s groot, des te meer omdat de investeringen en de maatschappelijke belangen significant zijn.”

2 www.ruimtevoorderivier.nl/projecten

– 5 –


Jeroen de Jong, landschapsarchitect en Regina Havinga, expert Ruimtelijke Kwaliteit Rijkswaterstaat

De randvoorwaarden waar alle projecten aan moeten voldoen, liggen vast in de Plano­ logische Kernbeslissing, vastgesteld in 2006. Grofweg gezegd zijn dat de veiligheids­ doelen, de ruimtelijke kwaliteitsdoelstelling, budget, tijdspad en het type maatregel. Het programmabureau is de regisseur en controleur. Maar de precieze invulling en de te nemen maatregelen liggen grotendeels open en zijn in eerste instantie de verantwoordelijk­ heid van de uitvoerende partijen (Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en water­ schappen). Zij zijn – in overleg – verantwoordelijk voor ontwerpkeuzes, risicomanagement, vergunningen, selectie en aansturing van marktpartijen en voor het creëren van lokaal draagvlak.

Draagvlak creëren Een voorbeeld. De veiligheidsopdracht voor de IJssel bij Deventer is een daling van het waterpeil tot wel 18 centimeter. De stad is onlosmakelijk verbonden met de IJssel. In de Hanzetijd (circa 1350-1450) was de rivier een belangrijke internationale handelsroute en zorgde er mede voor dat Deventer tot grote bloei kwam. “Deventenaren voelen zich verbonden met de rivier”, zegt Hans Heilen3, zelfstandig projectmanager en door de gemeente Deventer ingehuurd om als projectleider de planstudie voor rivierverruimende maatregelen4 bij de IJssel in goede banen te leiden. “Mensen in Deventer waren huiverig dat zo’n grootschalig project het karakteristieke aangezicht van de stad zou aantasten. Daarom zei het stadsbestuur ‘als het moet, laten we dan zelf het heft in handen nemen’.”

‘ We zijn direct heel helder over het proces geweest. Dat zij een adviserende rol hadden maar dat wij uiteindelijk de beslissingen namen. Maar we probeerden natuurlijk wel tot een gezamenlijke gebiedsgerichte aanpak te komen.’ Voor Heilen was het duidelijk dat het project alleen een succes kon worden als alle belanghebbenden er bij zouden worden betrokken. Van bovenaf een plan aan de inwoners opleggen, zou absoluut de verkeerde route zijn. Eerst moest de gemeente de noodzaak van de maatregelen uitleggen en iedereen goed informeren. Daarvoor werd alles uit de kast getrokken: van excursies in de uiterwaarden en informatiekranten tot het inschakelen van weerman Erwin Krol die uitleg kwam geven over klimaatverandering en de gevolgen daarvan.

3 linkedin.com/in/hansheilen/nl, @Hheilen 4 issuu.com/ruimtevoorderivier/docs/uiterwaardvergraving_deventer_bwo

– 6 –


Vervolgens werd aan betrokken partijen gevraagd hoe zij hun rivier beleefden. Bewoners, watersportverenigingen, ondernemers, stichting Oud-Deventer, het beeldbepalende IJsselhotel, de aanwezige rederijen, wandelverenigingen; ze werden stuk voor stuk betrokken via een klankbordgroep. Daarbij namen ook landschapsarchitecten plaats om zo goed mogelijk te kunnen adviseren. Die heldere rolverdeling is bijvoorbeeld duidelijk bij de inbreng van de plaatselijke watersportvereniging. Zij komen met een voorstel voor een nevengeul bij de rivier waardoor ze kunnen roeien in stilstaand water. Hun voorstel is ruimtelijk echter niet gewenst en ook het regelen van de vergunningen zou problemen opleveren. Het projectteam koppelt – in goed overleg met het programmabureau Ruimte voor de Rivier – de wens van de watersporters aan de doelstellingen van het programma. Er rolt uiteindelijk een variant uit met nevengeulen die ruimtelijk past, voor voldoende waterstandsdaling zorgt en het gewenste stilstaande water voor de roeiers oplevert.

Historisch stadsgezicht Maar niet alleen de watersportvereniging heeft zijn eigen ideeën over de inrichting. Tal van partijen in de regio hebben wensen en opdrachten die allen samen komen in het project van Ruimte voor de Rivier. Zo verpacht de Stichting IJssellandschap agrarische gronden passend binnen hun visie om waterveiligheid, natuurontwikkeling en agrarische activiteiten te combineren. De Natuurderij5, een biologisch landbouwbedrijf, beheert de uiterwaarden en dan is het gebied ook nog beschermd natuurgebied dat onder de speciale spelregels van Natura 2000 valt. Een stuk verderop langs de rivier spelen weer andere belangen. Daar wil de gemeente de grote salonboten van de aanwezige rederijen meer uit het zicht hebben, terwijl die juist een prominente ligplek in de plannen willen. En de stichting Oud-Deventer kijkt kritisch mee om het historisch stadsgezicht van de stad te garanderen. Om alle partijen mee te krijgen is het noodzakelijk om alle belangen scherp te hebben. Als het plan van de watersportvereniging niet uitvoerbaar is, kan je dan op een andere manier het doel bereiken? Om voortgang te behouden worden deelbesluiten genomen en de opdrachtgevers (Rijkswaterstaat, provincie, gemeente, waterschap) voortdurend goed geïnformeerd. Zo worden stap voor stap de hobbels genomen. Ook kijkt een team van lokale specialisten mee om de kwaliteit van de maatregelen te bewaken, naar analogie van het zogeheten kwaliteitsteam6 (Q-team) dat Ruimte voor de Rivier adviseert. Het onafhankelijke Q-team, met de Rijksadviseur voor Landschap en Water als voorzitter, is multidisciplinair samengesteld en adviseert over de voorgestelde plannen vanuit landschapsarchitectuur, rivierkunde, ecologie, fysische geografie en stedenbouw. Heilen: “De inbreng van hun deskundigheid op de plannen maakt dat je razend scherp bent. Zij vragen waarom je linksaf gaat en niet rechtsaf. Dat maakt dat je aan alles denkt en niet op je lauweren gaat rusten.”

Schets voor rivierverruiming aan overzijde van binnenstad Deventer

5 www.keizersrande.nl/boerderij 6 www.ruimtevoorderivier.nl/over-ons/

– 7 –


Landschapsarchitect Jeroen de Jong in gesprek met dhr. Scheers van Rederij Thuishaven Deventer BV

Voor Heilen is het cruciaal dat van begin af aan ruimtelijke kwaliteit als tweede hoofd­ doelstelling werd benoemd. Daardoor is niet de techniek leidend en is het noodzakelijk vroegtijdig te doorgronden wat leeft in het gebied. Doe je dat niet dan sta je direct 1-0 achter en krijg je later in het proces weerstand en vertraging door een gebrek aan draag­ vlak. Heilen: “Het programmabureau van Ruimte voor de Rivier was goed aangehaakt en gelukkig voelen ze dat ook zo. Zo hebben we de veiligheidsdoelstelling gerealiseerd en is ook de ruimtelijke kwaliteit naar volle tevredenheid ingevuld.”

Zeldzame mix Is het succesvolle proces in Deventer exemplarisch voor de aanpak van Ruimte voor de Rivier? De onderzoekers van Berenschot gaven in 2011 in hun tussenevaluatie daar als volgt antwoord op. “De expliciete benoeming van ruimtelijke kwaliteit als tweede doel­ stelling heeft geleid tot een efficiënte werkwijze waarbij in dialoog tussen overheden, belanghebbenden en experts invulling is gegeven aan de kwaliteit van de ontwerpen. De decentrale aanpak, waarbij de initiatiefnemer van ruimtelijke maatregelen een gemeente, provincie of waterschap is, werkt en leidt tot goede resultaten.” Inmiddels zijn we ruim drie jaar verder. De aanpak van Ruimte voor de Rivier werpt nog altijd zijn vruchten af, concludeert Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft en directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds Ontwikkeling. Hij noemt als succesfactoren de brede aanpak van werken aan veiligheid gecombineerd met ruimtelijke kwaliteit en de combinatie van centrale aansturing uit Den Haag met de decentrale planvorming en realisatie op projectniveau. En – in de derde plaats – het bundelen en verspreiden van de opgedane kennis.

‘ Bij Ruimte voor de Rivier zie je de positieve kant van het poldermodel.’ De Zeeuw doceert waar grote programma’s als Ruimte aan de Rivier aan moeten voldoen, wil het werken. De doelstelling moet helder zijn, er moet een doordachte uitvoering­ strategie zijn waarbij de centrale en decentrale overheden kennis uitwisselen, voldoende budget en de juiste kennis en kunde moet aanwezig zijn. “Het is vrij zeldzaam dat aan alles wordt voldaan en dat een programma staat als een huis. Het grote gevaar in Nederland is dat het allemaal bureaucratisch vastloopt. Maar lukt het, dan profiteer je maximaal van wat Nederland te bieden heeft: een integrale aanpak. Bij Ruimte voor de Rivier zie je de positieve kant van het poldermodel.”

– 8 –


Steun van de top Dat de integrale aanpak goed van de grond is gekomen, komt volgens de hoogleraar Gebiedsontwikkeling mede doordat de top van Rijkswaterstaat de brede visie van veiligheid én ruimtelijke kwaliteit actief onderschreef. Daarnaast is het belangrijk dat in de projecten niet een techneut de touwtjes in handen heeft maar de gebiedsontwikkelaar met oog voor ruimtelijke kwaliteit. Met om hem heen een goed team mensen. “Nu het financieel tegen zit hoor je in Den Haag alweer geluiden om alleen geld uit te geven aan water­ veiligheid. Dan laat je de kwaliteitsaspecten en integratie los en creëer je weerstand. Dat keert zich uiteindelijk tegen je. Je moet het echt samen met de omgeving doen.” Kostenbewustzijn speelt uiteraard wel een belangrijke rol bij grote programma’s en daar ziet De Zeeuw een verbeterpunt voor Ruimte voor de Rivier. Hij vindt dat een econo­ mische doelstelling een meer expliciete plek had moeten krijgen. Door bijvoorbeeld de economische dragers van een gebied, denk aan (water)recreatie, te versterken. Ook had de markt een grotere rol kunnen spelen. Bedrijven in de regio hebben ongetwijfeld wensen en kunnen dan ook financieel betrokken worden bij de invulling. Aan de kostenkant is ook nog het nodige te winnen denkt hij. “Ik doel op de hoeveelheid semi-precieze onderzoeken in de voorfase naar situaties die zich uiteindelijk nooit zullen voordoen. Ik pleit voor een gezond verstandaanpak. Dat zal ook wel nodig zijn want de overheid heeft veel minder geld beschikbaar dan toen met Ruimte voor de Rivier werd begonnen.”

‘ De vraag was vervolgens hoe je deze maatregelen zo uitvoert dat het gebied echt een toevoeging is voor de gemeente.’

Luchtfoto Lent

Weerstand overwinnen De stad Nijmegen en de bewoners stonden al enige tijd tegenover elkaar nadat het Rijk begin 2000 gebiedsontwikkeling aan de Waal had gestopt vanwege het veiligheidsbelang. Ter hoogte van Nijmegen maakt de rivier een scherpe bocht en vernauwt zich in de vorm van een flessenhals. In 1993 en 1995 dreigden overstromingen door hoog water. De samenwerking over welke veiligheidsmaatregelen nodig waren, verliep uiterst moeizaam in het begin. Terwijl duidelijk was dat de ingreep grote gevolgen zou hebben voor bewoners en bedrijven in het gebied. In 2007 sprak de Tweede Kamer zich uit voor de oplossing waarbij de dijk bij NijmegenLent 350 meter landinwaarts wordt verlegd7. Zo ontstaat er straks een nevengeul en extra capaciteit voor waterafvoer waardoor het waterpeil minder snel stijgt.

7 www.ruimtevoorderivier.nl/project/ruimte-voor-de-waal

– 9 –


Landschapsarchitect Mathieu Schouten van gemeente Nijmegen

Karsten Schipperheijn8 is door de gemeente Nijmegen ingehuurd als omgevingsmanager voor het project ‘Ruimte voor de Waal’9 (dijkteruglegging Lent). Het verantwoordelijke projectteam bewandelde direct twee sporen: het ‘harde’ spoor van informeren, inspraak en procedures en het ‘zachte’ om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de identiteit van het gebied en om zorgen weg te nemen. Want door de moeizame aanloop was het vertrouwen niet groot. Er zijn mensen geïnterviewd, oude stadsverhalen in een boekje verzameld, in het landschap staan levensgrote informatiekubussen en een uitkijktoren voor de beleving en visualisatie van het project. Alles stelt het projectteam in het werk om goed te infor­ meren en belanghebbenden te betrekken bij de uitwerking. ‘Wij luisteren en kijken wat mogelijk is’, is de boodschap.

‘ Natuur zal zich in een rivieromgeving op vele plekken relatief snel hoogwaardig kunnen ontwikkelen; cultuurhistorische elementen kunnen echter maar eenmaal en dan voor altijd worden uitgewist.’ Cultuurhistorische belangen Bij de inkleuring van het gebied dat ontstaat door het verplaatsen van de dijk spelen tegenstrijdige belangen. Schipperheijn: “Wil je daar natuur of juist recreatie? Rust of levendigheid? En er zijn natuurlijk ook ecologische en cultuurhistorische belangen.” Zo vindt het gemeentelijke kwaliteitsteam dat het ontwerp van een brug niet voldoet. Dat botst met het aangezicht van de al bestaande bruggen. Binnen het budget ontwerpt een architect een mooiere brug die beter bij de omgeving past. “In het kwaliteitsteam zaten echte toppers met het gezag om bij te sturen. Ze dachten en denken ook nu nog met veel verstand en visie mee, soms tot op detailniveau”, zegt Schipperheijn. Zo ontstaat langzaam een beeld van wat de regio wil en wordt zichtbaar wat de ingreep voor de waterveiligheid in Nijmegen en Lent kan opleveren. In de geul komt een zo natuurlijk mogelijk zandeiland waar vogels een plek krijgen. De geul en het eiland vormen samen een uniek rivierpark waar ook roeiers en andere watersporters hun sport kunnen beoefenen. Ook de rijke historie van de stad krijgt aandacht in de plannen. Bepaalde kazematten en panden die in het ‘geulgebied’ staan, blijven bewaard. Net als restanten van het Fort Knodsenburg, uit de 16e eeuw, die weg moeten uit het geulgebied. Voor het aangetroffen bruggenhoofd van de toenmalige slotgracht zoekt het projectteam een plek op het eiland om de rijke historie van de stad te benadrukken. Het belang van cultuurhistorische waarden, beschrijft het landelijk Q-team in een document waarin zij twee jaar ervaringen bundelt.

8 linkedin.com/in/karstenschipperheijn/nl 9 www.youtube.com/watch?v=ALslhy6YAz0&feature=youtu.be&t=2m56s

– 10 –


Juiste mix mensen Bij de projecten in Nijmegen en Deventer is het belang van vroegtijdig samen optrekken met belanghebbenden duidelijk bewezen. De projecten bleven binnen het budget en het gestelde tijdspad en verreweg de meeste betrokkenen zijn blij met hoe de waterveiligheids­ maatregelen zijn uitgewerkt in plannen die de kwaliteit van de regio versterken. Maar om de juiste plannen te maken, heb je de juiste mensen met een juiste mix aan kennis nodig. “Bij integrale ontwerpen moet alle vakkennis aanwezig en in balans zijn”, zegt Regina Havinga10, die als expert ruimtelijke kwaliteit deel uitmaakt van het programmabureau Ruimte voor de Rivier. “Denk dan aan mensen met kennis van rivier, bodem, techniek, archeologie, landschapsarchitectuur en juridische zaken. Je moet bij dit soort complexe projecten op het juiste moment en op de juiste manier die kennis kunnen inzetten.”

‘ We hebben een heel open houding naar de regio. Zij kunnen hun eigen plannen inbrengen binnen onze opdracht. Maar ik zie ons ook als een soort waakhond die alarm slaat als de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit verslapt.’ Havinga benadrukt het belang van ruimtelijke kwaliteit als doelstelling en de betrokkenheid van de Rijksadviseur voor Landschap en Water. Dit maakt dat zij zowel op directie- als projectleidersniveau gevraagd en ongevraagd kan adviseren. Daarmee krijgt de integrale, gebiedsgerichte aanpak de noodzakelijke aandacht. Ze weet uit ervaring dat een project­ leider van grote klussen heel veel aan zijn hoofd heeft en dan wil een onderwerp als ruimtelijke kwaliteit nog wel eens ondersneeuwen. Dat is immers niet meetbaar en ligt niet vast in wet- of regelgeving. Daarom was het programmabureau nauw betrokken bij alle projecten.

Dijkverlegging op maat Het programmabureau is er ook om kritisch mee te denken en indien nodig te ondersteunen. Wanneer zet je bijvoorbeeld een landschapsarchitect in en wat vraag je hem of haar dan precies? De tussentijdse plannen worden bekeken om een vinger aan de pols te houden en soms gaat iemand van het programmabureau ter plekke steun bieden. Zo dreigde bij de Zwolse wijk Westenholte een ongewenste situatie te ontstaan door de rivierverruimende maatregel11. In de planfase blijkt dat door de ingreep er vrijwel één grote plas water zou overblijven waardoor het lijkt alsof de IJssel is verdubbeld, wat totaal niet past bij het kleinschalige landschap. Geen enkele partij is daarvoor, blijkt tijdens een bezoek van het Q-team. Het uiteindelijke voorstel is om de dijk iets verder naar achteren te leggen.

Inrichtingschets van dijkteruglegging Westenholte

10 linkedin.com/in/regina-havinga-6525585 11 www.ruimtevoorderivier.nl/project/ruimte-voor-de-rivier-zwolle/

– 11 –


Landschapsarchitect Tijs van Loon in overleg over dijkversterking Westerholte

Bij het nieuwe idee zullen drie extra gezinnen moeten verhuizen. In een buurtcentrum gaan alle betrokkenen – gemeente, provincie, waterschap, de gedupeerde bewoners, de landschapsarchitect van het project en Havinga – twee dagen lang aan de slag met het schetsen van mogelijke scenario’s. De aanvankelijke weerstand slaat gedurende de dagen om in overeenstemming. De inwoners verhuizen naar dijkwoningen en het gebied wordt verrijkt met natuur, een eiland en laarzenpaden voor wandelaars. Het voorbeeld over Westenholte, maar ook het project in Deventer, maken duidelijk dat het karakter van de rivier en het landschap van groot belang zijn bij de keuze voor de waterveiligheidsmaatregel. De ingreep moet de identiteit van het landschap niet aan­tasten, maar zo mogelijk versterken. Het Q-team schrijft daarover dat de oplossingen op maat moeten zijn en moeten passen bij de kenmerken van de rivier. “Dus geen IJssel verbreden tot deze de afmetingen krijgt van de Waal, geen nevengeulen waar ze van nature niet horen en zeker geen vreemd gesitueerde plassen.” Het programmabureau heeft dit vooraf ondervangen door samen met de provincies en de toenmalige ministeries van VROM en LNV van elke rivier de geschiedenis en karakteris­ tieken te beschrijven. Havinga: “De IJssel is een kleine, intieme rivier met bochten en veel houtwallen en relief. Het landschap is daar compleet anders als bijvoorbeeld bij de wijdse Overdiepse Polder met grote boerenbedrijven. Daarom is het van belang om plannen te maken die passen bij de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Daar begint het invullen van ruimtelijke kwaliteit al.”

Effectieve aanpak Bij grote ruimtelijke (infra)projecten is veelal het beeld niet zo rooskleurig bij het opmaken van de ‘eindrekening’: budgettaire overschrijdingen en vertraging zijn geen uitzondering. De onderzoekers van Berenschot concludeerden bij de tussentijdse evaluatie in 2011 al dat Ruimte voor de Rivier goed scoort.

‘ Gegeven de complexiteit van Ruimte voor de Rivier is het opvallend dat het programma zo goed scoort op realisatie van de (dubbel)doelstelling, budget en tijd.’ Ook uit het reguliere overzicht dat minister Schultz in april dit jaar naar de Tweede Kamer stuurde, blijkt dat het programma nog altijd binnen het gestelde budget werkt. De onafhankelijke onderzoekers gaven bij hun evaluatie ook een oordeel over de ruimtelijke component. “De algemene conclusie is dat de organisatie en aanpak effectief zijn. Het is goed gelukt om te komen tot plannen die niet alleen de waterstaatkundige doelen halen, op draagvlak mogen rekenen en financieel inpasbaar zijn, maar ook leiden tot ruimtelijke kwaliteit.” Missie geslaagd. – 12 –


Ruimte voor de Rivier; Hernieuwde omarming van leven met water Foto: Ruimte voor de Rivier

Een betere bescherming tegen hoogwater van mens en dier én van de enorme economische waarde die in het gebied rond de Rijn(takken) aanwezig is; dat is het doel van het programma Ruimte voor de Rivier. Die betere bescherming is nu eens niet het resultaat van het traditionele recept dijkverhoging. ‘Meebewegen’ met het water is het adagium.

O

p meer dan dertig plekken langs de Waal, Merwede, Nederrijn, Lek, IJssel en Bergsche Maas krijgt de rivier meer ruimte om grotere hoeveel­heden water veilig naar zee te kunnen afvoeren. De maatregelen variëren van zomerbedverdieping en kribverlaging tot uiterwaardvergraving en dijkverleggingen. Dijkverhoging is het sluitstuk. Hoe is deze andere aanpak – naast het tot enkele decennia geleden zo goed als ‘heilige’ dijkverzwaringsparadigma – tot stand gekomen? En: wat is de betekenis van de ‘Ruimte voor de Rivier’- benadering voor de toekomst?

Ruimte voor de Rivier: een nieuwe aanpak? Henk Ovink12, voormalig waarnemend DG Ruimte en Water van het ministerie Infra­ structuur en Milieu, is sinds een aantal jaar adviseur van de Amerikaanse minister voor huisvesting en stedelijke ontwik­keling, Shaun Donovan. Vanuit die rol initieerde hij het ontwerp- en onderzoeks­programma Rebuild by Design; een programma dat zowel qua benadering als procesaanpak veel overeenkomsten vertoont met Ruimte voor de Rivier en bedoeld is als antwoord op de water­opgaven in de VS die na Katrina en Sandy hoog op de agenda kwamen. Gevraagd naar zijn visie op de ‘Ruimte voor de Rivier’-benadering, zegt Ovink: “Nederland is groot geworden met water, juist door zich er niet tegen te verzetten, maar door ermee te leven. Koppig zijn we altijd wél geweest, natuurlijk.”

12 @henkovink

– 13 –


Henk Ovink, adviseur van de Amerikaanse minister Shaun Donovan

“Maar rivierverruiming is niet iets dat we eind jaren negentig van de vorige eeuw bedacht hebben. Het principe van het meebewegen met de natuur, bijvoorbeeld door het gebruik van overlaten en het ‘afleiden’ van teveel aan rivierwater, is heel lang gemeengoed geweest in onze relatie met het water. Wat Ruimte voor de Rivier wel laat zien is dat we met de kennis van nu en de koppeling met de ruimtelijke kwaliteitsdoelstelling op basis van een integrale ontwerpbenadering hele mooie dingen kunnen doen. Meerdere opgaven tegelijkertijd aanpakken. Dat creëert meerwaarde. Maar Ruimte voor de Rivier is niet het zoveelste wereldwonder.”

‘ Nederland is groot geworden met water, juist door zich er niet tegen te verzetten. Ruimte voor de Rivier is een hernieuwde omarming van leven met dat water.’ Dijkversterking: vechten tegen het water Meebewegen met de natuur of vechten tegen het water? De laatste decennia van de vorige eeuw leken oplossingen die de rivier aan banden leggen vaak het meest voor de hand te liggen. Niet in de laatste plaats door de catastrofale gevolgen van de watersnood­ ramp van 1953. Dat mocht niet nog een keer gebeuren. De overheid gaat aan de slag met de Deltawerken. Maar niet alleen voor de bescherming van het land tegen de zee en het aanzien van de Nederlandse kust is de ramp van 1953 van grote betekenis geweest; ook de water­veilig­heid in het rivierengebied komt door de ramp hoog op de agenda. De dijken voldoen niet aan de veiligheidseisen en versterking is noodzakelijk. Op dat moment – de angst voor het water zit er kort na de ramp van 1953 nog goed in – is het maatschappelijk draagvlak groot. Er staat de rivierdijkbeheerders in het midden van de jaren zestig weinig in de weg om met de grootste dijkversterkings­operatie ooit te beginnen. Steeds duidelijker wordt echter dat de voor­genomen en daadwerkelijk ter hand genomen versterkingen grote gevolgen hebben voor bewoners en een enorme impact hebben op het karakteristieke dijklandschap. Het aanvankelijk ruim aanwezige draagvlak brokkelt in snel tempo af en de uitgangspunten worden ter discussie gesteld. De strijd die ontstaat tussen dijkversterkers en tegenstanders zal decennia lang duren. Vanaf de jaren tachtig leggen tegenstanders van de dijkversterkingen steeds vaker de vraag op tafel of er geen alternatieven zijn voor het versterken van de dijken. Bijvoorbeeld in de vorm van overlaat­systemen en zijdelingse afleiding van een teveel aan water. De achter­ liggende gedachte: het creëren van meer ruimte voor het water en het weer op gang laten komen van natuurlijke sedimentatie­processen, is een meer duurzame manier van omgaan met water en het op lange termijn behouden van land. Initiatieven elders in Europa – zoals de aanleg van opvangbekkens langs de Rijn in combinatie met natuurontwikkeling in Duitsland – dragen in belangrijke mate bij aan de toenemende aandacht voor alternatieve benaderingen.

– 14 –


Alternatieven: meer meebewegen met de natuur Eén van die alternatieve benaderingen is het plan Ooievaar dat in 1986 als winnaar van de door de Eo Wijers stichting uitgeschreven prijsvraag ‘Nederland Rivierenland’ uit de bus komt. Het plan presenteert een ‘nieuwe’ manier om met de inrichting van het rivieren­ gebied om te gaan: met het natuurlijke watersysteem en natuurontwikkeling als basis. Hoewel Ooievaar zich niet primair richt op hoogwaterbescherming maar op het herstel van de natuurlijke kwaliteit van de rivier, liggen in de benadering die het plan voorstaat ook alternatieven voor dijkversterking besloten. In 1992 verschijnt ‘Levende Rivieren’, een studie in opdracht van het WNF. De bijdrage van uiterwaardvergraving en in ere herstelde nevengeulen aan rivierverruiming en daarmee aan hoogwaterbescherming komt in deze studie nog veel explicieter aan de orde dan in het plan Ooievaar. “Je zag de belangstelling voor meer ruimtelijke oplossingen in die jaren groeien”, vertelt Wim Silva, vanuit Rijkswaterstaat vanaf het begin nauw betrokken bij Ruimte voor de Rivier. “Niet alleen onder bewoners van, en actie- en belangengroepen in het rivierengebied. Ook in de Tweede Kamer waar vragen werden gesteld over de haal­ baarheid van ‘Levende Rivieren’. En binnen het toenmalige ministerie van VROM bestond de wens om het hoogwaterbeschermingsbeleid anders en op een meer natuurlijke manier vorm te geven. Alleen de natuur zelf had nog niet gesproken.”

Bijna-rampen jagen kogel door de kerk Lang blijven de rivieren echter niet zwijgen. In 1993 en in 1995 laten ze luid en duidelijk van zich horen door via Maas en Rijn schrikbarend grote hoeveelheden water Nederland binnen te voeren. Het hoogwater van 1993 treft vooral Limburg: 6.000 huizen lopen onder water, 8.000 mensen worden geëvacueerd en de financiële schade is enorm. In 1995 is vooral de Betuwe het toneel van een bijna-ramp. Op 1 februari dreigt de dijk bij Ochten te bezwijken. Hoewel een dijkdoorbraak uitblijft, worden uit voorzorg 250.000 mensen en 1 miljoen dieren naar veiliger oorden geëvacueerd.

‘ Toen het beleidsmatige licht voor rivierver­ruiming op groen ging, stonden we door al het voorwerk al in de startblokken om aan de slag te gaan.’ In feite jaagt die bijna-ramp van 1995 de kogel door de kerk en beslist het pleit in het voordeel van rivierverruiming in plaats van het enkel en alleen verhogen en verzwaren van de dijken. Cruciaal voor de omslag is het toenemende besef dat klimaatverandering er wel eens toe zou kunnen leiden dat hoogwaters als in ‘93 en ‘95 steeds vaker zullen optreden en de af te voeren hoeveelheden water zelfs nog zouden toenemen. Dit zou betekenen dat de dijken flink verhoogd moesten worden en dat dit – bij een voortzetting van de klimaat­verandering – tot in lengte van dagen moet blijven gebeuren. Een scenario dat zelfs voor de grootste voorstanders van dijkversterking moeilijk te verteren was.

Wim Silva, Rijkswaterstaat

– 15 –


Nieuw beleid: dijkversterking en rivierverruiming samen De omslag krijgt onder meer gestalte met het opstellen van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier waarin de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM in 1996 hun visie presenteren op bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen: in plaats van het insnoeren van de rivier met steeds hogere dijken, moet het beleid zich richten op het (terug)geven van ruimte aan het water en het meebewegen met het natuurlijk systeem. De hoogwaters van 1993 en 1995 leiden echter niet alleen tot nieuw rivier­verruimend beleid. Ze vormen ook de aanleiding om te starten met het Deltaplan Grote Rivieren om de dijken die niet voldeden aan de afvoernorm van 15.000 m3/s versneld op sterkte en hoogte te krijgen. De stap van 15.000 m3/s naar 16.000 m3/s – de naar aanleiding van de bijna-rampen bijgestelde (nieuwe) maatgevende afvoer – zou voor rekening komen van rivierverruiming. De uitvoering van het rivierverruimend beleid krijgt gestalte in de start van twee projecten: het opstellen van de Plano­logische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier en de Spankrachtstudie. De PKB richt zich op het creëren van de ruimte die nodig is om 16.000 m3/s veilig af te kunnen voeren. De Spankrachtstudie buigt zich over de vraag wat bij nog grotere rivierafvoeren de mogelijkheden voor rivierverruiming zijn op de langere termijn. Silva: “Het mooie was dat we voor de PKB niet vanaf ‘nul’ hoefden te beginnen. We hadden in een aantal studies al heel veel voorwerk gedaan. In feite stonden we daardoor – toen het beleidsmatige licht voor rivierverruiming op groen ging – al in de startblokken om met de PKB Ruimte voor de Rivier aan de slag te gaan; het was toen ook duidelijk dat er een veelheid aan mogelijkheden was om de rivier meer ruimte te geven.”

‘ Net als voor dijkverhoging is ook voor rivierverruiming de vraag relevant hoe lang je daar mee door kunt én wilt gaan. Zeker gezien de aanwezige bebouwing.’ De vraag was natuurlijk wel welke van die mogelijkheden een plek zouden moeten krijgen in de PKB. Doel van rivierverruim­ing is het verlagen van de waterstanden bij hoge rivier­ afvoeren door het verdelen van dat water over een grotere ruimte. “Dat kun je op heel erg veel verschillende manieren doen”, schetst Silva de complexiteit: “Door de uiter­waarden te vergraven, door dijken meer binnendijks te verleggen, door bypasses te maken die bij een bepaalde waterstand met de rivier gaan meestromen en door kribben te verlagen of obstakels te verwijderen. Noem maar op. En elke ingreep heeft zijn eigen effecten. Er is dus niet één oplossing, maar er is een veelheid van oplossingen en combinaties van maat­ regelen mogelijk. Vanzelfsprekend moesten die wel voldoen aan harde eisen op het gebied van onder meer benodigde waterstanddaling, budget en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. In totaal hebben we meer dan 600 mogelijke maatregelen ontworpen samen met belangenorganisaties en overheden.”

Noordwaard

Uiteindelijk zijn er een kleine 40 maatregelen – van de oorspronkelijke 600 – in de PKB Ruimte voor de Rivier opgenomen. In 2019 is met de oplevering van het project IJsseldelta bij Kampen het gehele programma afgerond. Voor de korte termijn is daarmee de veiligheid van het rivierengebied op orde. Maar hoe zit het met de toekomst? Dan zijn verdere maat­ regelen nodig. Maar welke vorm krijgen die? Staat de ‘Ruimte voor de Rivier’-benadering ook garant voor een veilige toekomst en is er definitief afscheid genomen van het dijken­ paradigma.

– 16 –


Bas Jonkman, Hoogleraar Integrale Waterbouwkunde aan de TU Delft

Rivierverruiming: definitief antwoord op veiligheids­vraagstuk? Gevraagd naar de betekenis van het programma Ruimte voor de Rivier voor de toekomst, zegt Bas Jonkman13, hoogleraar Integrale Waterbouwkunde aan de Technische Universiteit Delft: “Het programma levert zeker een belangrijke bijdrage aan de veiligheid en is boven­ dien een impuls voor ruimtelijke ontwikke­lingen. Dat heeft erg interessante en mooie projecten opgeleverd. Maar op de vraag of we met rivierverruiming een definitief antwoord hebben gevonden op het veiligheidsvraagstuk, is het antwoord naar mijn mening ‘nee’. Ruimte voor de Rivier, licht Jonkman toe, heeft vooral effect op de waterstand. “Rivier­ verruiming leidt ertoe dat dijken minder hoog hoeven te zijn. Maar dat zegt nog lang niet alles over de sterkte van een dijk. De dijken die in New Orleans bezweken na de orkaan Katrina konden het water qua hoogte wel keren, maar ze waren eenvoudigweg niet sterk en stabiel genoeg.” Een van de (faal)mechanismen die kan leiden tot het bezwijken van een dijk is ‘piping’. Daarbij gaat het om water dat onder de dijk doorstroomt en binnendijks omhoog komt. Daardoor kan ook zand mee gaan spoelen. Dat ondermijnt de dijk die uiteindelijk kan bezwijken. Jonkman: “Dat mechanisme, waar we nu overigens veel meer van weten en ook beter aan kunnen rekenen dan vroeger,kan al optreden lang voordat er sprake is van een maatgevende afvoer.

‘ Rivierverruiming leidt ertoe dat dijken minder hoog hoeven te zijn. Maar dat zegt nog lang niet alles over de sterkte van een dijk.’ Tijdens het hoogwater van 2011 – overigens geen bijzonder hoogwater – werden op 18 plekken van die ‘piping spots’ gevonden. En in 1995 was er tijdens de bijna-ramp op 180 locaties sprake van dit fenomeen. Berekeningen in het kader van het project ‘Veilig­ heid Nederland in Kaart’ laten zien dat er voor delen van het rivierengebied op sommige (zwakke) plekken sprake is van doorbraakkansen die vele malen groter zijn variërend van eens in de 100 tot eens in de 500 jaar – dan we met het oog op het wettelijk vastgestelde veiligheidsniveau als samenleving accepteren.” Hoewel binnen veel ‘Ruimte voor de Rivier’projecten rekening wordt gehouden met de nieuwe inzichten – in Lent bijvoorbeeld wordt een pipingscherm van 1 kilometer lengte aangelegd – ben je er niet met rivierverruiming, stelt Jonkman. “Ook niet bij een gelijkblijvende maatgevende afvoer. Dat besef is door de toegenomen kennis de laatste jaren steeds sterker toegenomen. Je zult echt iets op het gebied van dijkversterking moeten doen om dat op te lossen.”

13 linkedin.com/in/bas-jonkman-bb8b7b5

– 17 –


Klaar voor de toekomst? Een veelgehoord argument tegen dijkversterkingen is, dat je er niet tot in het oneindige mee door kunt gaan. Jonkman: “Nog afgezien van het feit dat het technisch gezien mogelijk is om nog veel hogere dijken te bouwen, kun je je ook afvragen wat de doorgroeimogelijk­ heden zijn van rivierverruiming. Met het programma is de eerste stap gezet om de afvoer­ capaciteit te vergroten en de waterstanden te verlagen. Daarbij zijn de plekken waar dat het ‘gemakkelijkst’ kon, gepakt. Hoewel je de rivier ook in de toekomst nog meer ruimte kunt geven, denk ik dat dat – zeker gezien de aanwezige bebouwing in het rivieren­gebied – een steeds lastiger opgave wordt. Alleen al met het oog op de kosten en de maat­ schappelijke acceptatie. Net als voor dijkverhoging is dus ook voor rivier­verruiming de vraag relevant hoe lang je daar mee door kunt én wilt gaan. Scherp gesteld: de ultieme rivierverruiming is natuurlijk het openleggen van het gehele rivierengebied voor het water. In het buitenland is daar overigens soms ook sprake van. Wij hebben de rivieren helemaal bedijkt met een beetje ruimte voor de rivier ertussen. In bijvoorbeeld Thailand is sprake van een open systeem waarbij slechts een klein deel van het gebied – bij steden zoals Bangkok – is bedijkt. Voordat je daarvoor kiest, zul je je als samenleving echter eerst wel even achter de oren krabben.”

Combinatie van interventies Omgaan met water is voor Ovink vooral een zaak van de juiste mix tussen verschillende benaderingen, dijkversterking en rivierverruiming, waarbij het altijd zaak is op basis van een integrale ontwerpaanpak op zoek te gaan naar het samenbrengen van zoveel mogelijk belangen. “Dat creëert toegevoegde waarde. Ruimte voor de Rivier is daar heel goed in geslaagd. Het is een hernieuwde omarming van onze cultuur van leven met water. Tegelijkertijd moeten we Ruimte voor de Rivier niet als blauwdruk presenteren en zeggen: in het vervolg passen we alleen nog maar ‘Ruimte voor de Rivier’-oplossingen toe. Dat is een ontkenning van de complexiteit, er is niet één aanpak maar juist een veelheid aan interventies nodig, in samenhang. In onze relatie met het water isgeen van beide benaderingen zaligmakend. We hebben ze allebei nodig.”

Hondsbroeksche Pleij

De combinatie van interventies is ook de rode draad die het in september 2014 gepresen­ teerde Deltaprogramma volgt. Doel van dit nationale programma – waarin rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken – is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en de beschikbaarheid van voldoende zoetwater te waarborgen. Uniek daarbij is dat er wordt gewerkt aan het voorkomen van een ramp. Eén van de in totaal negen deelprogramma’s richt zich specifiek op de rivieren: het Deltaprogramma Rivieren. Dit deelprogramma kreeg de opdracht een strategie te ontwikkelen die het rivieren­gebied ook in de toekomst (2100) veilig en aantrekkelijk houdt. Alle kennis die in Nederland aanwezig is op het gebied van omgaan met water is in dit programma meegenomen; ook de kennis en ervaring die met Ruimte voor de Rivier is opgedaan. Hoewel in het ene deel van het rivieren­gebied het accent binnen de strategie meer zal liggen op rivier­verruiming in plaats van dijkversterking, terwijl het in een ander deel andersom kan zijn, krijgen beide benaderingen in samenhang een plek in de hoogwater­bescherming van de toekomst: een keuze voor het beste uit twee werelden.

– 18 –


Belang van internationale aandacht Foto: Arjo Kleinhuis

Het programma Ruimte voor de Rivier draagt binnen de landsgrenzen bij aan de veiligheid van 4 miljoen mensen die in het rivierengebied leven én aan de bescherming van de enorme daar aanwezige economische waarde. Daarnaast betekent het een kans voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Het gebied wordt er mooier op en economisch vitaler.

H

et Ruimte voor de Rivier-gedachtegoed vindt echter niet alleen in eigen land vruchtbare bodem; van over de landsgrenzen wordt met zeer veel interesse gevolgd ‘hoe die Nederlanders nu weer met het water aan de slag zijn’. Overigens is dat vaak zeker geen vrijblijvende belangstelling. In tal van landen gaat het Nederlandse bedrijfsleven concreet aan de slag met de Ruimte voor de Rivier-benadering. Een zoektocht naar het hoe, wat, en waarom.

Mondiale problematiek De zeespiegel stijgt, en neerslagpatronen veranderen: veel rivieren krijgen in natte perioden meer water te verwerken. William van Niekerk14, voorzitter Kernteam Export & Promotie van de Topsector Water15 en directeur bij BAM: “Vooral voor de laaggelegen delta’s wereld­ wijd, waar al dat water samenkomt, heeft dat ingrijpende gevolgen. Tegelijkertijd groeit de wereldbevolking en mondiaal tekent zich een duidelijke urbanisatietrend af. Mensen trekken op grote schaal naar met name de laaggelegen en dichtbevolkte deltagebieden. Niet voor niets: het zijn over het algemeen de economische meest belangrijke gebieden.”

14 linkedin.com/in/vanniekerk, @wjvanniekerk 15 www.topsectorwater.nl

– 19 –


William van Niekerk, voorzitter Kernteam Export & Promotie van de Topsector Water

In 2050 leeft ruim 70% van de wereldbevolking in steden, is de verwachting. En die liggen van nature vaak in delta’s.16 Om leven en have en goed in deze gebieden te beschermen tegen het water zijn oplossingen nodig. Dit, terwijl in de dichtbevolkte gebieden ook sprake is van enorme ruimtelijke ontwikkelopgaven. Van Niekerk: “Dat is niet alleen met het oog op de toekomst van belang. In veel landen vormt het water ook vandaag de dag al een reële bedreiging.” Wereldwijd is er naar schatting jaarlijks een bedrag gemoeid van honderd miljard euro met de bescherming van (vaak) dichtbevolkte deltagebieden tegen overstromingen.”17

‘ Bij het in kaart brengen en combineren van de opgaven betrekken we alle stakeholders, zowel op nationaal als regionaal niveau. Dat concept is heel krachtig.’ Opgaven met elkaar verbinden Overal ter wereld wordt gezocht naar oplossingen om op een slimme manier met het water om te gaan. En: het mooiste is natuurlijk wanneer die oplossingen recht doen aan de veelheid van belangen die voortspruiten uit de ontwikkelopgaven. “Dat is precies wat het Ruimte voor de Rivier-programma bereikt”, zegt David van Raalten18, marktsector­ leider Deltatechno­logie bij Arcadis19, één van de ingenieurs- en adviesbureaus die vanaf een zeer vroeg stadium bij het programma betrokken is: “Het interessante aan Ruimte voor de Rivier is dat het programma een fysiek vraagstuk – hoe creëer je waterveiligheid?

16 www.dutchwatersector.com/expertise/delta-approach/ 17 http://nyti.ms/2fIedhC 18 linkedin.com/in/david-van-raalten-55112219, @draalten 19 www.arcadis.com//nl/nederland

– 20 –


– combineert met een ruimtelijke opgave. We weten binnen Ruimte voor de Rivier niet alleen functies te combineren, maar we gaan nog een stapje verder: we krijgen het voor elkaar om opgaven met elkaar te verbinden. Om dat te kunnen doen, is het essentieel om voortdurend te zoeken naar de opgaven die voor een gebied relevant zijn. Als mensen natte voeten krijgen, dan is één van de opgaven al duidelijk: het water komt te hoog. Maar misschien ligt er ook nog wel een wens om de economische ontwikkeling te stimuleren, of om natuurontwikkeling van de grond te krijgen. Die verschillende opgaven weten we binnen Ruimte voor de Rivier te combineren. Dat werkt in Nederland én het sluit aan bij de toenemende internationale behoefte aan integrale oplossingen. En bij het in kaart brengen en combineren van die opgaven betrekken we bovendien nog eens alle stake­ holders, zowel op nationaal als regionaal niveau. Dat concept is heel krachtig.”

Naam en faam op watergebied: internationale media-aandacht Die kracht valt op: Ruimte voor de Rivier kan zich verheugen in een enorme internationale media-aandacht. Een kleine greep uit het mediapalet: De Verenigde Staten, ­GrootBrittannië20, Australië en Brazilië schrijven over de ‘Dutch approach’. De Washington Post21 betitelt de Nederlandse aanpak van rivierverruiming ‘vooruitziend’. En de BBC besteedt aandacht aan Ruimte voor de Rivier in de documentaire BBC Horizons over de mondiale hoogwaterproblematiek. En ook voor medianetwerk Al Jazeera22 is Ruimte voor de Rivier geen onbekende. “Die specifieke belangstelling voor Ruimte voor de Rivier past in een wat bredere context”, vertelt Kerstin Schweighöfer23, woordvoerder en oud-voorzitter van de Buitenlandse Persvereniging: “Als het om water gaat, wordt traditioneel vaak al heel snel naar Nederland gekeken: ‘hoe pakken die Hollanders het aan?’ De manier waarop Nederland met het water omgaat staat in het buitenland bekend als innovatief, gedurfd en onconventioneel. Nederland wordt gezien als een gidsland dat steeds nieuwe wegen inslaat om met het water om te gaan. Als het gaat om het onder de knie krijgen van het water, dan zijn de ogen dus direct op Nederland gericht.”

‘ De manier waarop Nederland met water omgaat, staat in het buitenland bekend als innovatief, gedurfd en onconventioneel.’

Kerstin Schweighöfer, woordvoerder en oud­-voorzitter van de Buitenlandse Persvereniging

20 www.theguardian.com/environment/2014/may/19/floods-dutch-britain-netherlands-climatechange 21 http://wapo.st/2giRRTI 22 www.youtube.com/watch?v=_5dvpTqHoYM 23 linkedin.com/in/kerstin-schweighöfer-72509ab

– 21 –


Landschap: geschapen land Van vechten tegen water, naar leven met water en het creëren van meer ruimte voor het water om de veiligheid te vergroten. Die omslag in beleid wordt met veel interesse gevolgd, maakt Schweighöfer duidelijk. “Het verrast: Nederland pakt het weer anders én op geheel eigen wijze aan. Tegelijkertijd zijn we dat van Nederland gewend. Ook als het gaat om andere onderwerpen. Dat mag op vele vlakken veranderd zijn, wat water betreft zijn ‘jullie’ nog steeds innovatief en ‘anders’; voortdurend bezig de relatie met het water te vernieuwen en daarmee jullie eigen land te vormen. Dat is heel bijzonder.

‘ Een thuismarkt en demonstratie­projecten zijn erg belangrijk. Het is natuurlijk veel sterker wanneer je kunt zeggen: ‘thuis gebruiken we hem ook’, dan wanneer je geen showcase hebt.’ Misschien staan jullie er zelf niet eens bij stil, maar er zijn twee Nederlandse woorden die wereldwijd carrière hebben gemaakt. Het eerste woord is ‘apartheid’ en daar zullen jullie niet trots op zijn. Wat betreft het tweede woord, is trots zeker op zijn plaats. Dat is ‘land­ schap’, waaraan bijvoorbeeld het Engelse ‘landscape’ is ontleend: jullie scheppen land uit het water. En door de eeuwen heen zijn jullie gewend om de ruimte in te richten en om te vormen. En als er – zoals nu het geval is – ruimte aan het water wordt teruggegeven, dan bedenken jullie wel weer iets om die ruimte toch nog te kunnen gebruiken: voor recreatie bijvoorbeeld, of natuur. Of door het bouwen van drijvende huizen. Die houding is typisch Nederlands. Wat bovendien opvalt is de manier waarop Nederland draagvlak weet te creëren voor de rivierverruimende maatregelen. Er worden geen plannen van bovenaf opgelegd, maar gezamenlijk gemaakt. Met die bijzondere houding ten opzichte van het water, creëert Nederland ook nog eens een heel mooi exportproduct. De hele wereld doet een beroep op jullie kennis en kunde.”

‘Thuis gebruiken we hem ook’ “De goede naam die Nederland heeft, legt ons land geen windeieren”, zegt Van Niekerk. “De mondiale watersector – niet alleen deltatechnologie – is voor Nederland een belang­ rijke markt. Ondanks econo­mische tegenwind groeide de export van de Nederlandse watersector de afgelopen jaren naar een bedrag van 7,3 miljard euro; een verdubbeling in vijftien jaar tijd.” Dat bedrag mag overigens best nog groter worden als het aan de Topsector Water ligt. Van Niekerk: “De ambitie, geformuleerd voor de gehele watersector, is een verdubbeling van de toegevoegde waarde. Om die ambitie te kunnen verwezenlijken en de exportdeuren nog verder open te zetten, zijn een thuismarkt en demonstratieprojecten van groot belang. Het is natuurlijk veel sterker wanneer je kunt zeggen: ‘thuis gebruiken we hem ook’, dan wanneer je niets als showcase kunt laten zien.”

Loire ter hoogte van Orláns

Régis Thepot, Directeur Établissement public territorial de bassin Seine Grands Lacs

– 22 –


Laten zien wat we in huis hebben Wat dat betreft mag Ruimte voor de Rivier zich verheugen in een grote stroom van buitenlandse delegaties die naar Nederland komen en kennismaken met de manier waarop we rivierverruiming in de praktijk aanpakken. Van Niekerk: “In China, Vietnam, Indonesië, Hongarije, Roemenië – om maar een paar geïnteresseerde landen te noemen – weten ze inmiddels waar Nijmegen ligt, of de Overdiepse Polder.” Gert Verzijl, directeur projecten bij Boskalis die bij verschillende in het oog springende Ruimte voor de Rivier-maatregelen betrokken is, onderschrijft het belang van de Ruimte voor de Rivier-thuismarkt: “Ik wil het geen proeftuin noemen, want het zijn echt heel serieuze projecten. Maar we kunnen met die projecten heel mooi aan potentiele buiten­ landse opdrachtgevers laten zien wat we in huis hebben en wat we in Nederland aan het doen zijn. Overigens niet alleen op het gebied van het bouwen zelf, maar ook wat betreft de kennis en kunde die we hier bijvoorbeeld met innovatieve contractvormen opdoen. Ook dat stelt ons in staat een voorsprong te creëren in de wereld.”

Ruimte voor de Rivier Lent

Inspirerende eye-opener Régis Thepot is directeur van het Établissement public territorial de bassin Seine Grands Lacs24, een overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor het watermanagement van de Seine. Ook het hoogwatermanagement van Parijs valt hieronder. Dit Franse project is in belangrijke mate geïnspireerd door Ruimte voor de Rivier. Zijn eerste kennis­making met de Nederlandse aanpak van rivierverruiming als hoogwater­bescherming stamt echter uit de periode van voor het Seine-project. Thepot: “We zochten naar oplossingen voor de hoog­water­problema­tiek langs de Loire, onder meer ter hoogte van Orléans. Die opgave benaderden we in eerste instantie ‘gewapend’ met technische oplossingen heel erg als een enkelvoudige opgave. Wat toen echt als een eye-opener werkte, was dat we in Nederland bij de Maaswerken zagen dat het ook anders kon: beter. De Nederlanders zeiden tegen ons: ‘die technische oplossing die komt wel, ga eerst eens kijken wat er speelt, hoe mensen leven langs en rond de rivier. Wat zijn de belangen? Wat ligt er nog meer aan opgaven in het gebied en hoe kun je die combineren?’ Dat was enorm inspirerend en daar hebben we veel van geleerd. Zo’n benadering leidt tot veel slimmere, aan­trekkelijkere oplossingen om met de inrichting van de ruimte om te gaan. Boven­dien is het hebben van oog voor en het in gesprek gaan met de omgeving een must om in urbane gebieden – zoals bij jullie bij Nijmegen en Deventer het geval is – tot integrale oplossingen te komen. Anders krijg je het niet gedaan.”

‘ De Nederlanders zeiden: die technische oplossing komt wel. Ga eerst eens kijken welke opgaven er in het gebied liggen. Dat was een heel inspirerende eye-opener.’

24 seinegrandslacs.fr

– 23 –


Ruimte voor de Rivier lead-partner Europese programma’s Zowel het Seine Grands Lacs project als het Loire-project nemen deel in een tweetal door Europa gesubsidieerde programma’s25: ALFA26 (Adaptive Land Use for Flood Alleviation) en FRC27 (Flood Resilien City). In beide projecten werkte Ruimte voor de Rivier als leadpartner samen met verschillende Europese partners. Zowel ALFA als FRC zijn inmiddels afgerond, een mijlpaal in het programma. Thepot: “Doel is dat op basis van onder meer kennisuitwisseling van elkaar geleerd wordt hoe beter om te gaan met het gevaar van overstromingen in de stedelijke gebieden en het creëren van opslagcapaciteit en extra afvoercapaciteit in landelijke gebieden.” Dat werkt: de EU-partners plukken de vruchten van elkaars ervaringen en ontwikkelde kennis. Het Duitse Hördt-project bij Speyer28 bijvoorbeeld, betrekt in navolging van Ruimte voor de Rivier de regio bij de planuitwerking voor de inrichting van een overloopgebied. Kampen en Noordwaard leren van de evacuatie­ plannen van Orléans aan de Loire. En Nijmegen liet zich bij het ontwerp van de nieuwe kades bij Lent inspireren door de glooiende, geleidelijk aflopende kades van Orléans.

Extra bagage Kennis en ervaring deelt Ruimte voor de Rivier binnen Europese programma’s. Maar draagt het Ruimte voor de Rivier-concept ook bij aan het openen van de buitenlandse markt? Van Raalten: “Sowieso wordt vaak een beroep gedaan op Neder­land, gezien onze ‘rugzak met bagage’ als het gaat om wateropgaven. We hebben een hele rijke ervaring waar door het buitenland met grote bewondering naar gekeken wordt. Natuurlijk is het Neder­landse portfolio met Ruimte voor de Rivier alleen maar aantrekkelijker geworden; het is extra bagage. Dat zit hem niet alleen in het koppelen van opgaven op het gebied van hoogwaterbescherming en ruimtelijke ontwikkeling. Vooral ook de manier waarop met alle stakeholders gezamenlijk naar oplossingen wordt gezocht, blijkt voor het buitenland aantrekkelijk. Nog afgezien van de uiteinde­lijke inhoudelijke oplossing merk ik – in Colombia bijvoorbeeld of in Mexico – dat men vaak erg onder de indruk is van de manier waarop we in Nederland het proces organiseren. Dus om het even of het gaat om een dijkverlegging, een uiterwaardvergraving of een hoogwater­geul, is hun vraag: ‘hoe krijgen jullie dat nou voor elkaar?’. En: ‘neem jullie ervaring met Ruimte voor de Rivier mee, en kom ons daarbij helpen.’ Ik merk daarom dat niet alleen geroepen wordt ‘bring in the Dutch when it gets complicated’, maar ook ‘bring in the Dutch to get something done’.”

David van Raalten, marktsectorleider Deltatechnologie - Arcadis

25 youtu.be/Yo9umffYsUA 26 alfa-project.eu/nl 27 www.floodresiliencity.eu 28 alfa-project.eu/nl/projects/4/rivier-de-rijn

– 24 –


Multi-stakeholderbenadering; overal toepasbaar? Is de multi-stakeholderbenadering die zo kenmerkend is voor het succes van Ruimte voor de Rivier wel overal toepasbaar? Van Niekerk: “Natuurlijk verschilt de culturele context van land tot land. Maar het stellen van de vraag wat de opgaven zijn, het gezamenlijke vaststellen daarvan en het vervolgens gezamenlijk zoeken naar oplos­singen is naar mijn overtuiging een aanpak die overal toepasbaar is. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat daarmee de oplos­ singen ook overal hetzelfde zullen zijn.” Van Raalten: “Soms blijkt de oplossing voor de hoogwaterproblematiek zelfs helemaal niet te liggen in het creëren van meer ruimte voor het water. Maar bijvoorbeeld in de aanleg van een flexibele waterkering aan de monding van een rivier om bij storm opstuwend water vanuit zee te keren, vergelijkbaar met het concept van de Maeslantkering. Het proces dat je door­lopen hebt om daartoe te komen, is echter wel hetzelfde: eerst met iedereen vanuit zijn eigen rol rond de tafel en aan de slag om de opgaven in kaart te brengen en vervolgens naar oplossingen zoeken. Dat er uiteindelijk wellicht een ander soort oplossing nodig blijkt te zijn, is geen pro­bleem: ook uit dat vaatje kunnen we tappen.”

Geen dichtgetimmerde blauwdruk Tegelijkertijd geeft Van Raalten aan dat de aanpak in sommige landen wel op wat onwennig­ heid stuit: “In voormalige Oostbloklanden is men bijvoorbeeld vaak gewend om zaken nogal top down te organiseren. Een ministerie bepaalt bij wijze van spreken wat iemands probleem is. En dan komen wij en we zeggen dat we graag met de burgemeesters van de steden langs de rivier aan tafel willen. Dat zijn ze helemaal niet gewend. In die situatie moet je dan niet zeggen: in Nederland organiseren wij het op die manier, dus daarom moeten jullie het ook zo doen. Daarom vind ik ook dat je het Ruimte voor de Rivierconcept qua governance29 niet als een soort dichtgetimmerde blauwdruk moet neer­ zetten, die voorschrijft hoe je het moet doen. Dus: geen dictaat vanuit Nederland. Maar de filosofie erachter – laten we de verschillende opgaven in een gebied in kaart brengen, met z’n allen bespreken en gezamenlijk een oplossing zoeken – is wel overal toepasbaar.”

Rol overheid bij openen export Inmiddels zijn Nederlandse advies- en ingenieursbureaus in veel landen actief met een op Ruimte voor de Rivier geba­seer­de aanpak. Het binnenhalen van opdrachten gebeurt steeds meer op eigen kracht. “Bij de eerste projecten – ons eerste project in Polen30 bijvoorbeeld – lag dat anders”, vertelt Van Raalten: “Dat is echt mede vanuit het programma Ruimte voor de Rivier geïnitieerd, en gefaciliteerd door het Netherlands Water Partnership31 (NWP). Om voet aan de grond te krijgen is dat heel belangrijk geweest.” Van Niekerk: “De betrokkenheid van de overheid is van wezen­lijk belang voor het openen van de export. Bijvoorbeeld bij het aanknopen van de eerste contacten en het winnen van vertrouwen. Maar uiteindelijk zit het onderscheidende toch in de expertise van het bedrijfsleven. En is de basis eenmaal gelegd, dan kunnen ze op eigen kracht verder.”

‘We moeten voortdurend blijven zoeken naar nieuwe visitekaartjes.’ Ook in financiële zin kan de overheid ondersteunen. Van Niekerk: “In Colombia werken we bijvoorbeeld met de zoge­noemde Transitiefaciliteit32: zowel de Colombiaanse als Nederlandse overheid investeren in hoogwaterbeschermings­programma’s waarin het Nederlandse bedrijfsleven kennis en kunde inbrengt. De Transitiefaciliteit is er daarbij op gericht de relatie met Nederland van hulp naar handel te laten verlopen.”

29 issuu.com/ruimtevoorderivier/docs/brochure_samenwerken_aan_maatwerk_30 youtu.be/FiG9bMYb25Y 31 www.nwp.nl 32 www.nwp.nl/activiteiten/internationale-activiteiten/co

– 25 –


‘Ik zie het werk echt wel komen’ Nederlandse advies- en ingenieursbureaus zijn over de grens aan de slag, maar tot op heden heeft de Ruimte voor de Rivier-aanpak de Nederlandse aannemerij in het buiten­ land nog geen contracten opgele­verd. Verzijl: “Het zijn sowieso vaak eerst de advies- en ingenieursbureaus die opdrachten uit het buitenland krijgen. Wij komen daar als opdracht­ nemers over het algemeen wat achteraan. Dat het nog niet tot concrete opdrachten gekomen is, heeft naar mijn idee overigens ook veel te maken met het gegeven dat we hier in Nederland vooruitstrevend aan de slag zijn gegaan met het anticiperen op klimaat­ verandering. Het is mijn overtuiging dat andere landen met een wateropgave volgen. Alleen al in Europa hebben heel veel landen een probleem. En: het wordt steeds duidelijker dat die landen geld willen uittrekken voor het realiseren van oplossingen. In Duitsland is nu bijvoor­beeld 5,4 miljard euro vrijgemaakt voor een programma a la Ruimte voor de Rivier, terwijl het water al voor zo’n 2 miljard aan schade heeft berokkend. Het kan niet anders dan dat dat ook voor de Neder­land­se waterbouwers contracten oplevert; ik zie het werk echt wel komen.” Niet uit alle landen overigens, geeft hij aan: “Sommige landen kopen wel buitenlands advies in, maar als het gaat om de uitvoering, beschermen ze de eigen bedrijven die actief zijn in die markt. De markt in de Verenigde Staten is bijvoorbeeld zeer gesloten. Daar kom je als buitenlands bedrijf eigenlijk niet tussen.”

Rivercare-programma: onderzoek naar effecten rivierverruiming Het programma Ruimte voor de Rivier nadert de afronding. In 2015 en 2016 is er sprake van een piek in de oplevering van de projecten die het rivierengebied veiliger maken. Komt daarmee ook de motor tot stilstand die Nederland als waterland nog nadrukkelijker op de kaart heeft gezet dan al het geval was? Van Raalten: “Het is zeer verheugend dat het zogenoemde Rivercare-programma33 groen licht heeft gekregen. Daarbinnen gaan we op een veelheid van aspecten onderzoek doen naar de effecten van de Ruimte voor de Rivier-maatregelen. Al die plannen voor Ruimte voor de Rivier zijn gemaakt op basis van onze kennis en kunde en onze modellen waarin we allerlei dingen doorrekenen. Maar het blijven modellen en daar zitten allerlei aannames in. Nu kunnen we in de praktijk gaan kijken wat er gebeurt. Kloppen onze berekeningen bijvoorbeeld als het gaat om de sedimentatie van geulen die zijn aangelegd? Met het programma laten we de wereld zien dat we niet stilstaan. We blijven kennis ontwikkelen.”

Zandmotor - Tweede Maasvlakte

Voortdurend zoeken naar nieuwe visitekaartjes Ook in bredere zin is het van belang te blijven investeren in kennisontwikkeling, zegt van Raalten: “We moeten voortdurend blijven zoeken naar nieuwe visitekaartjes. We zijn zeer gebaat bij grensverleggende projecten. De aanleg van de Tweede Maasvlakte bijvoorbeeld, of de Zandmotor. In dat licht is het ook van groot belang verder te gaan met het project Markerwadden. Met dat idee om heel veel hectare natuur in het Markermeer aan te leggen en de waterkwaliteit in het meer te verbeteren, kunnen ‘onze’ baggeraars innovatieve technieken testen én bewijzen. We hebben met andere woorden experimenteerruimte nodig om de rest van de wereld te laten zien wat we kunnen. Mijn pleidooi is: Nederland, zorg dat je voorop blijft lopen.”

33 www.utwente.nl/nieuws/!/2013/12/137995/rivercare-meer-grip-op-rivieren

– 26 –


Ruimte voor innovatie? ­Successen en tegenvallers aan het informatiefront.

Foto: Henri Cormont

Het stellen van de vraag of het programma Ruimte voor de Rivier het stempel ‘innovatief’ verdient, is hem eigenlijk al beantwoorden. Alleen al de richting waarin het programma het antwoord zoekt op de water­ veiligheidsopgave – rivierverruiming in plaats van enkel dijkversterking – is vernieuwend. Net als de koppeling van de veiligheidsopgave aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en de vernieuwende wijze waarop rijk en regio in het programma samenwerken. Vernieuwingen te over, zeker tijdens de fase voorafgaand aan de uitvoering van de in totaal 34 rivierverruimende maatregelen. Maar welke innovatieruimte bood het programma aan marktpartijen ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen?

D

at innovatie voor waterveiligheidsprogramma’s en -projecten een belangrijk thema is, is mede gerelateerd aan de veelheid aan ontwikkelingen die zich in het rivieren­ gebied voordoen. Hoogwaterbescherming langs de grote rivieren is een zeer complexe opgave geworden. Naast de toenemende druk op ruimtegebruik door verstede­ lijking, transport, mobiliteit en behoefte aan recreatieve voorzieningen, doet ook de klimaatverandering een duit in het zakje: we moeten rekening houden met toenemende weersextremen. Tegelijkertijd verwacht de maatschappij een steeds hoger veiligheids­ niveau tegen liefst een lagere prijs. Vernieuwende oplossingen zijn geboden om de uitdagingen het hoofd te bieden.

‘ Innovatie is voor de Nederlandse topsectoren en daarmee voor de Nederlandse export van doorslaggevend belang.’

– 27 –


Meer dan alleen technologische vernieuwing Ook voor de BV Nederland is innovatie van grote betekenis, benadrukt Hans Huis in ‘t Veld34, boegbeeld Topsector Water: “Innovatie is voor de Nederlandse topsectoren van doorslaggevend belang. De Topsectoren zijn gezamenlijk van zeer grote betekenis voor de Nederlandse economie. Zeker waar het de export betreft. Die positie kun je alleen behouden als je voortdurend innoveert.” Bij vernieuwing gaat het in de optiek van Huis in ‘t Veld om veel meer dan alleen technologische productinnovaties. “In dichtbevolkte delta’s kun je ook het samenspel tussen wonen, werken, natuur, de beschikbaarheid van vruchtbare grond en de bescherming tegen hoogwater vernieuwend vorm geven. Ruimtelijke kwaliteit als tweede doelstelling heeft kansen gecreëerd voor innovatie. En veel opgeleverd. Kijk naar het project bij Nijmegen / Lent35 bijvoorbeeld. Daar is rivierverruiming gecombineerd met een compleet nieuwe gebiedsinrichting en gaat waterveiligheid hand in hand met het creëren van een nieuw aanzicht voor de stad, woningbouw en nieuwe recreatiemogelijkheden. Wereldwijd krijgt dat project heel veel aandacht – het won bijvoorbeeld in 2011 de New Yorkse ‘Waterfront award’36 -en staat als zeer vernieuwend te boek. Ook dat komt uiteindelijk de positie van het Nederlandse bedrijfsleven ten goede.”

Hans Huis in ‘t Veld, boegbeeld Topsector Water

Innovaties vanuit het programma en innovaties vanuit de markt Als het gaat om innovaties binnen Ruimte voor de Rivier, is het zinvol een onderscheid te maken tussen innovaties geïnitieerd door het programma en innovaties vanuit marktpartijen die via aanbesteding ten behoeve van de uitvoering bij het programma werden betrokken. De aandacht van Ruimte voor de Rivier was in eerste instantie vooral gericht op de laatste categorie (technische) innovaties, zo schetst de innovatiebrochure ‘Ruimte voor innovatie; Stapsgewijs of met grote sprongen’.37 In november 2007 tekenden het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat, Programmadirectie Ruimte voor de Rivier en ‘de markt’ een intentieverklaring voor samen­werking met het doel innovatie te bevorderen binnen het programma Ruimte voor de Rivier. De verklaring beschrijft het belang van innovatie als kans voor een betere, snellere en wellicht goedkopere uitvoering van het programma. Tevens, zo was – en is in zijn algemeenheid nog steeds – de gedachte, versterkt innovatie de positie van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstituten op de Nederlandse markt. Om kansen op innovaties te signaleren en vooral na te jagen, heeft het programma bij de start in 2007 een coördinator technische innovaties benoemd en is in oktober 2009 een innovatie­

34 www.topsectorwater.nl/leden/hans-huis-in-t-veld 35 www.ruimtevoordewaal.nl/nl/home 36 www.waterfrontcenter.org/Awards/Awards2011/2011Awards.html 37 www.ruimtevoorderivier.nl/wp-content/uploads/2015/06/innovatiebrochure-ruimte-voor-de-rivier.pdf

– 28 –


Boerderijen op een terp

programma vastgesteld. Vervolgens zijn alle projecten benaderd over mogelijkheden om innovatieve oplossingen toe te passen in hun projecten. Uit dit (technische) innovatie­ programma is samen met projectpartners en marktpartijen een aantal kansrijke innovaties benoemd. Deze aanpak creëerde de juiste mindset en zette innovatie hoog op de agenda’s van zowel het programmabureau als de uitvoerende marktpartijen.

Mooie voorbeelden, maar niet alle kansen verzilverd “Ruimte voor de Rivier heeft hele mooie voorbeelden van innovatie opgeleverd,” zegt Huis in ‘t Veld. “Zeker ook als het gaat om productinnovaties: het innovatief toepassen van geotextiel om piping tegen te gaan, bijvoorbeeld.38 En binnen het project Noordwaard fungeert een wilgenbos voor een nieuwe dijk als golfremmer, zodat de dijk lager kon worden uitgevoerd. Bij de dijkverlegging Hondsbroeksche Pleij is de zogeheten mixed-inplace techniek toegepast bij de aanleg van een kwelscherm onder de nieuwe Pleijdijk om dijkverzwakking tegen te gaan. Belangrijk voordeel van deze maatregel is dat er minder brede bermen aan de nieuwe dijk nodig zijn, dit spaart ruimte. Dat was nieuw in ons dijkenland. Bij weer een ander project – Overdiepsche Polder – doen boerderijterpen opnieuw hun intrede. Ga zo maar door... Op een heel breed innovatiefront heeft het programma zijn vruchten afgeworpen.”

Geotextiel, Hagestein-Opheusden

De in het innovatieprogramma benoemde kansen voor innovaties zijn echter – zo constateert genoemde innovatiebrochure – niet allemaal opgepakt. Rijkswaterstaat kan een innovatie namelijk niet voorschrijven aan de markt. Dit heeft te maken met de huidige D&C-contracten (Design en Construct). Deze contractvorm geeft de markt weliswaar ruimte om innovaties in de ontwerpfase mee te nemen, maar marktpartijen moeten tijdens een aanbesteding wel zelf met die innovaties komen. Dit verklaart, zo stelt de brochure, waarom een aantal voorgestelde innovaties niet is opgepakt.

38 youtu.be/8-oZrG-Bi_E

– 29 –


Organisatorische en juridische vernieuwingen Onder druk van de opleveringsdatum van 2015 zijn – binnen de categorie vernieuwingen geïnitieerd door het programma zelf – veel niet-technische vernieuwingen vormgegeven en doorgevoerd. Deze bleken vaak nodig om knelpunten op te lossen die op meer traditionele wijze niet konden worden getackeld. Zo is stevig ingezet op organisatorische en juridische vernieuwingen om bijvoorbeeld de kans op vertraging in het vergunningen­ proces te verkleinen. Beleid dat zou belemmeren of ontbrak, is aangepast of ontworpen.

water deklaag fijn zand industriezand Onderzuigen: Bij het onderzuigen gaan zuiglansen door de bodem naar de laag met industriezand. Een mengsel van water en zand wordt dan naar boven gezogen. De bodem zakt vervolgens.

Een voorbeeld is de ‘Schaderegeling Buitendijks Wonen’, die speciaal voor dit programma en in samenwerking met betrokkenen, is ontworpen. Een ander voorbeeld is de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit39 om het grootschalige grondverzet beter uitvoerbaar te maken. Dergelijke innovaties hebben zonneklaar een belangrijke rol gespeeld om het programma tot een succes te maken.

De onderzuigtechniek: een innovatie die niet uit de verf kwam Innovatie is binnen Ruimte voor de Rivier echter zeker niet alleen een succesverhaal. Dat is ook niet vreemd, want eigen aan innovatieprocessen is, dat er – hoe veelbelovend een innovatie ook lijkt – geen garantie bestaat voor de uiteindelijke toepassing van die innovatie. De zogenoemde onderzuigtechniek, een alternatief voor het traditioneel afgraven van grond, is een voorbeeld van een veelbelovende productinnovatie die uiteindelijk niet uit de verf gekomen is. Bij traditioneel afgraven van grond komt bij het verwijderen van de toplaag veelal verontreinigde dan wel niet-vermarktbare baggerspecie en grond vrij waarvoor een kosteneffectieve bestemming moet worden gevonden. Verder kunnen door het weghalen van een kleihoudende toplaag kwelproblemen ontstaan. Met verticaal onderzuigen zouden deze nadelen mogelijk kunnen worden ondervangen. Hierbij wordt de bodem verlaagd door vermarktbaar zand (en grind) op een beheerste wijze onder de toplaag weg te zuigen zonder deze te verwijderen.

‘ Wanneer je de markt veel eerder inschakelt, kun je ook in de voorbereidende fase werken aan productinnovaties.’ Inschatting: zeer grootschalige vergravingen noodzakelijk Jan Jaap Tiemersma40, van Cubic Square BV is vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van dit alternatief voor (uiterwaard)vergraving. “In het jaar 2000 was, nog voor de start van de PKB-fase van Ruimte voor de Rivier, duidelijk dat rivierverruiming bij de bescherming tegen overstromingen een veel nadrukkelijker rol zou gaan spelen dan voorheen. De inschatting van Rijkswaterstaat was indertijd dat zeer grootschalige integrale uiterwaard­

39 wetten.overheid.nl/BWBR0022929/2013-07-01 40 linkedin.com/in/janjaaptiemersma

– 30 –


Jan Jaap Tiemersma, Cubic Square BV

vergravingen nodig waren. Een kwart daarvan was grond – het betrof voornamelijk de deklaag – waar je eigenlijk niets mee kon en waarop strenge regelgeving van toepassing was. De opgave was het zodanig aan te pakken dat de deklaag integraal, als een plaat, zou zakken. Zonder dat deze uiteen zou vallen of vermengen met de omringende grond of het grondwater.” Verschillende partijen startten veldtesten om de onderzuigtechniek te beproeven en verder te ontwikkelen. Die testen waren veelbelovend, zegt Tiemersma: “Eigenlijk was de markt klaar – hoewel nog niet voor de volle 100% – voor het aanpakken van de opgave die Rijkswaterstaat had geschetst.”

Beleidswijzigingen maken onderzuigen overbodig Verschillende – in het jaar 2000 nog onvoorziene – ontwikkelingen speelden de onder­ zuigtechniek echter parten. Zo verschijnt de nota Actief Bodembeheer die een enorme verruiming betekent van de ‘omgangsregeling’ met de niet toepasbare grond. Even later wordt – mede als gevolg van het programma Ruimte voor de Rivier zelf – het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Tiemersma: “Om kort te gaan: door deze ontwikkelingen mocht er meer en werd het steeds minder een probleem om de grond op conventionele wijze af te graven en te verzetten. In feite werd de nieuwe techniek daarmee voor veel situaties overbodig.” Bovendien werd binnen het programma Ruimte voor de Rivier steeds meer ingezet op de aanleg van nevengeulen in de uiterwaarden in plaats van op integrale uiterwaardverlaging. Het resultaat was een veel kleiner volume af te graven grond dan waar aanvankelijk mee was gerekend. En voor deze kleinere volumes bood de onderzuigtechniek een minder aantrekkelijk economisch perspectief dan conventioneel vergraven. Al met al reden om er binnen de Ruimte voor de Rivier-projecten geen gebruik van te maken; het was een antwoord op een vraag die in feite niet meer bestond.”

Vroegtijdig betrekken markt creëert ruimte In meer algemene zin stelt Tiemersma dat productinnovaties de meeste kans van slagen hebben binnen een project als de uitvoerende marktpartijen in een zeer vroegtijdig stadium worden ingeschakeld. “Het is niet uitzonderlijk dat de planvoorbereiding van projecten – ook Ruimte voor de Rivier-projecten – zo’n vier tot zeven jaar in beslag neemt, tegen twee jaar voor de realisatie. Wanneer je de markt veel eerder inschakelt, kun je ook in die voorbereidende fase werken aan productinnovaties. Daarmee verklein je het risico dat een innovatie leidt tot een tijdsoverschrijding. Want op het moment dat een uitvoerende partij maar twee jaar heeft voor de realisatie en er al een ontgrondings­ vergunning ligt, is er geen ruimte meer om een innovatie te ontwikkelen waarvoor bijvoorbeeld een nieuwe ontgrondingsvergunning nodig is. Die tijd heb je niet.” “Mijn overtuiging is”, zegt Huis in ‘t Veld, “dat wanneer je marktpartijen heel vroeg betrekt, budget- en tijdsdruk geen belemmeringen hoeven te zijn. Liefst in de pre-competitieve fase van een project of programma, dus voorafgaand aan aanbesteding en in ieder geval ruim voordat alle keuzes zijn vastgelegd. Dat is de ideale situatie. Dan is er echt ruimte

– 31 –


‘ Een Plan, Design & Construct-contract levert tijdwinst: drie van de vier Nederrijn-maatregelen zijn een jaar eerder opgeleverd dan oorspronkelijk was gepland.’ voor innovatie. Vandaar ook dat de Taskforce Deltatechnologie41 zich binnen de Topsector Water actief inzet om de pre-competitieve samenwerking tussen markt, kennisinstituten en overheid te stimuleren.”

Nederrijn-maatregelen: vervroegde marktbenadering Van vroegtijdige betrokkenheid van de uitvoerende partij was wel sprake bij de vier Nederrijn-maatregelen die als geheel werden aanbesteed en waarvoor met Boskalis een Plan, Design & Construct-contract werd afgesloten. Taco Vergeer, directeur projecten van Boskalis kwalificeert de gekozen contractvorm als zeer innovatief en Boskalis als uitvoerende partij op het lijf geschreven. “Wij zijn er echt van overtuigd dat door het creëren van meer ruimte aan de voorkant van een project, innovaties en omgevingsefficiënte oplossingen veel beter van de grond komen dan wanneer er sprake is van een dichtgespijkerd contract. Nu hadden we echt de ruimte om samen met de omgeving aan tafel aan maatwerk­ oplossingen te werken. Dus niet alleen voor ons als uitvoerende partij, maar ook voor de omgeving biedt zo’n manier van werken heel veel kansen. Vaak zie je dat er in de voor­ bereidende fase van projecten al keuzes zijn gemaakt, waarvan je achteraf zegt: ‘dat is jammer. Dat maakt nu net iets onmogelijk, waarmee je een breed probleem op zou kunnen lossen.’ Daar was bij het Nederrijn-project geen sprake van.”

Taco Vergeer, directeur projecten van Boskalis

Uit het comfortabele karrespoor Voor Iede Blok42, realisatiemanager Nederrijn-maatregelen van Ruimte voor de Rivier, boden de procesinnovaties een gouden kans. “We kregen de gelegenheid om het te proberen en zo’n kans moet je gewoon met twee handen aangrijpen. De innovaties boden de gelegen­ heid uit het comfortabele karrespoor te komen waar je in terecht komt als je dingen steeds op dezelfde manier aanpakt. Niet om het innoveren zelf, maar omdat innovaties kansen bieden: voor betere oplossingen en voor winst op het gebied van geld en tijd.” Blok: “Als Rijkswaterstaat zijn we van oudsher gewend om de planuitwerking en de afstemming met de collega bestuurders van de waterschappen en op gemeentelijk en provinciaal niveau zelf te doen, net als het regelen van de hoofdvergunningen en bestemmings­planaanpassingen. Pas als alle voorbereiding zijn beslag heeft gekregen, gaan

41 www.topsectorwater.nl/mission-taskforce-deltatechnologie 42 linkedin.com/in/iede-blok-35849719

– 32 –


we op zoek naar een uitvoerende partij. Binnen een Plan, Design & Construct-contract zijn de rollen anders gedefinieerd. Op basis van de PKB Ruimte voor de Rivier hebben we voor die vier Nederrijn-maatregelen een compact schetsontwerp gemaakt. Dat is vervolgens bestuurlijk afgestemd met de betrokken bestuurders van de andere over­ heden. Daarbij hebben we ook aangegeven dat we een integrale opdracht wilden wegzetten bij één partij. Die partij zou niet alleen uitvoeren, maar kreeg ook de opdracht om het plan uit te werken, eventueel het bestemmingsplan aan te passen, hoofdvergun­ ningen aan te vragen, en het project na realisatie over te dragen aan de beheerders.”

Geen wisselingen van de wacht Een groot voordeel was dat de mensen van de uitvoerende partij al voor de daadwerke­ lijke uitvoering met de stakeholders aan tafel zaten, maakt Blok duidelijk. “Tijdens de uitvoering waren er geen nieuwe gezichten, geen wisselingen van de wacht; iedereen kende elkaar al. Dat maakt het hele projecttraject voor de omgeving erg begrijpelijk en inzichtelijk, er zijn domweg gewoon minder raakvlakken. Bovendien ging na het afronden van de planfase en het verkrijgen van de vergunningen, de schop vrij snel de grond in. Of kon, zoals bij de steenfabriek Elst, de sloophamer al voor die tijd worden opgepakt. Ook dat is winst. Bij een traditionele manier van werken volgt de aanbesteding na de planfase die dan helemaal af moet zijn. Dat neemt al snel driekwart jaar in beslag. In die periode raak je belangrijke stakeholders in de omgeving soms een beetje kwijt. Bij deze projecten was daar geen sprake van”.

‘ Hier konden we bouwen op een bestuurlijk vastgestelde referentie. Een stabiele omgeving is een belangrijke voorwaarde voor het succes van een Plan, Design & Construct-contract.’ Focus op draagvlak – ruimtelijke kwaliteit in het gedrang? Blok ziet veel voordelen van het werken met een P,D&C-contract. “Drie van de vier Nederrijn-maatregelen zijn een jaar eerder opgeleverd dan oorspronkelijk was gepland. En de Ruimte voor de Rivier-doelstelling in termen van waterstandsdaling is volledig gehaald.” “Wel”, zegt Blok, “had er op het gebied van ruimtelijke kwaliteit wellicht net wat meer ingezeten, naar het overigens niet unanieme oordeel van de deskundigen. Niet omdat de uitvoerende partij geen oog zou hebben voor ruimtelijke kwaliteit, maar omdat de focus tijdens het planproces – zoals in het contract overeengekomen – sterk gericht was op het creëren van draagvlak. Eén van de wensen van de omgeving had bijvoorbeeld betrekking op het verbeteren van de ontsluiting van een aantal bedrijven. Die wens is gehonoreerd door het aanpassen van de locatie van een brug. Daar is op het vlak van ruimtelijke kwaliteit ingeleverd. Als je het ontwerpwerk overlaat aan een ander – in dit geval de uitvoerende partij – zit je niet zelf meer aan de tekentafel; dat is de consequentie. Maar aan de andere kant: de direct betrokkenen zijn tevreden.”

Iede Blok, realisatiemanager Nederrijn­maatregelen van Ruimte voor de Rivier

– 33 –


Stabiele omgeving wenselijk Overigens lenen niet alle projecten zich voor de manier van werken zoals bij de Nederrijnmaatregelen43 is toegepast. Vergeer: “Hier konden we bouwen op een bestuurlijk vastge­ stelde referentie. Dat vormde een solide vertrekpunt. Daarnaast leent dit soort contracten zich minder voor projecten die bij voorbaat op veel omgevingsweerstand stuiten. Hier was de omgeving positief-kritisch. Kritisch mag en positief is een must. Want laten we eerlijk zijn: als het aankomt op zaken als onteigening, bestuurlijke dwang en procedures bij de Raad van State, dan zijn dit voor een private partij moeilijk beheersbare processen en is de hulp van het Rijk noodzakelijk. Een stabiele omgeving is dus een belangrijke voorwaarde.”

Ruimte voor innovatie? Ruimte voor de Rivier; ruimte voor innovatie? Is het mogelijk de vraag die met de kop boven dit verhaal gesteld wordt eenduidig te beantwoorden? De wil om vanaf de start innovatie te stimuleren, de geboden ruimte aan de markt en de samenwerking met bestuurlijke partners zijn belangrijke factoren, die hebben bijgedragen aan grote verbeteringen. Versnelling van procedures, het creëren van nieuwe effectieve procedures en de toepassing van vernieuwende technieken en aanbestedingsvormen zijn daar voor­ beelden van. Het is daarmee zonneklaar dat innovaties, geïnitieerd door het programma zelf, een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het succes van het programma. Verder lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de markt een onmisbare rol heeft gespeeld bij het mogelijk maken van innovaties. Daarnaast hebben uitvoerende partijen ook zelf initiatieven ontplooid, bijvoorbeeld als het gaat om logistieke optimalisatie bij grondverzet. De markt heeft een belangrijke rol gespeeld bij zowel het invullen van PDC-contracten als bij de introductie van technische innovaties, die in samenwerking met onder meer Rijkswaterstaat, waterschappen, en kennisinstituten tot stand zijn gekomen.

Vernieuwende marktbenadering komt productinnovaties ten goede Wat betreft de ruimte die de markt in algemene zin binnen een project kan nemen om te innoveren, is echter wel een reflecterende kanttekening te plaatsen. Een van de bevindingen – ook opgetekend in de innovatiebrochure – is dat de huidige Design & Constructcontracten de markt weliswaar ruimte bieden om innovaties in de ontwerpfase mee te nemen, maar dat desondanks niet alle gesignaleerde kansen om tot grote technische vernieuwingen te komen zijn verzilverd. Het betrekken van de markt in een zeer vroeg­ tijdig stadium, bijvoorbeeld via een Plan, Design & Construct-contract biedt marktpartijen wellicht meer ruimte om met innovaties aan de slag te gaan en verkleint hiervan het risico. In de woorden van Tiemersma: procesinnovatie op het gebied van marktbenadering komt productinnovatie ten goede.

‘ De innovaties boden de gelegenheid uit het comfortabele karrespoor te komen waar je in terecht komt als je dingen steeds op dezelfde manier aanpakt. Niet om het innoveren zelf, maar omdat innovatie kansen biedt.’ Voor het succesvol toepassen van een Plan, Design en Construct-contract is naar de overtuiging van Blok en Vergeer dan wel een (bestuurlijk) stabiele omgeving wenselijk. Stabiliteit heeft daarnaast in zekere zin ook betrekking op de vraagstelling; wat is het probleem waarvoor een vernieuwende oplossing nodig is? Verandert de probleem­ definitie, dan kan dat betekenen dat een innovatie overbodig of economisch minder aantrekkelijk wordt.

Meer weten? De brochure ‘Ruimte voor innovatie: stapsgewijs of met grote sprongen’44 beschrijft inno­ vatie binnen het programma Ruimte voor de Rivier in verschillende innovatiedomeinen.

43 www.ruimtevoorderivier.nl/project/uiterwaardvergravingen-en-obstakelverwijdering-nederrijn 44 www.ruimtevoorderivier.nl/wp-content/uploads/2015/06/innovatiebrochure-ruimte-voor-de-rivier.pdf

– 34 –


Rivierverruiming – ingrepen in het leven van mensen; ‘We laten heel veel achter’ Foto: Arjo Kleinhuis

Het programma Ruimte voor de Rivier omvat 34 projecten die het rivierengebied beter beschermen tegen overstromingen. Het creëren van meer ruimte voor het water levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van vier miljoen mensen die in het rivierengebied wonen en werken. Tegelijkertijd betaalt een deel van de mensen die in een project­ gebied wonen en/of werken hiervoor een prijs. Door het karakter van de maatregelen, zoals ontpoldering, of het (landinwaarts) verleggen van dijken, kunnen de gevolgen voor de omgeving zeer ingrijpend zijn. Wat brengt Ruimte voor de Rivier teweeg in het leven van mensen?

V

orig jaar zomer werd de nieuwe terp van de familie Wijers in de Voorsterklei opgeleverd. Zij moeten wijken voor rivierverruiming en de nieuwe terp markeert voor hen en hun boerenbedrijf een nieuw toekomstperspectief. Het betekende ook het einde van een langdurige periode van onzekerheid over hun toekomst. Nu, een jaar later, heeft de familie de handen vol aan het opstarten van het nieuwe bedrijf. Iets zuidelijker langs de IJssel – bij Cortenoever – is ook Jeroen Beker druk in de weer met het nieuwe bedrijf van zijn familie. Ook zij gaan de toekomst vanwege rivierverruiming op een andere locatie tegemoet. “In november gaan we verhuizen. Er wordt nu druk gebouwd op de nieuwe locatie. Van de koeienstal staan de spanten er. De jongveestal volgt op korte termijn. Het begint nu echt vorm te krijgen.”

Elk dossier vertelt een verhaal van mensen Alleen al de ruimtelijke maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier – dus nog zonder de gevolgen van dijkverbeteringen – ‘raken’ circa 120 woningen en 60 bedrijven. In totaal gaat het om zo’n 58 dossiers waarin ‘schade’ een rol speelt. Zo kan de impact van het programma op administratieve wijze samengevat worden. Maar in die woningen en bedrijven leven en werken mensen. Achter elk dossier gaan gezichten schuil; elk dossier

– 35 –


Jeroen Beker, agrariër Cortenoever

vertelt een verhaal van mensen. Elke woning die wordt verwijderd of bedrijf dat moet worden gestaakt heeft een emotionele impact; de maatregelen dwingen mensen afscheid te nemen van hun thuis, of hun tot dan toe opgebouwde levenswerk. De gevolgen van het programma Ruimte voor de Rivier voor de bewoners van het rivierengebied verschillen van project tot project. Vooral de maatregelen die binnendijks ruimte creëren voor het water, zijn ingrijpend. De dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei, ten zuiden en ten noorden van Zutphen zijn twee van dergelijke ingrepen.45

De maatregelen in het kort De IJssel stroomt bij Zutphen door een flessenhals. Bij extreem hoogwater levert dit problemen op. Het verleggen van dijken in de omgeving van Zutphen – bij Cortenoever en bij Voorst46 – biedt daarvoor een oplossing en vergroot de afvoercapaciteit van de rivier. Bij Voorst komt er een nieuwe dijk; één kilometer meer het land in dan de oorspronkelijke dijk. Deze oude 3,5 km lange dijk wordt op bepaalde plekken – de zogeheten in- en uitroomopeningen – gedeeltelijk afgegraven zodat er drempels ontstaan. Via deze drempels kan het water bij hoge rivierafvoeren in het voormalige binnendijkse gebied met de IJssel meestromen. Ook bij Cortenoever wordt de dijk ongeveer een kilometer landinwaarts verlegd en kan het rivierwater via drempels in het nieuwe buitendijkse gebied meestromen bij hoogwater. De dijkverleggingen leveren bij extreem hoogwater – ten opzichte van de situatie zonder maatregelen – een waterstanddaling op van 26 centimeter bij Voorst en 31 centimeter bij Cortenoever. De verwachting is dat de gebieden die de IJssel door de dijkverleggingen beschikbaar krijgt voor het afvoeren van water, gemiddeld eens per vijfentwintig jaar meestromen. De maatregelen leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de bescherming tegen hoogwater.

Complexe projectomgeving Bijzonder complex, zo kwalificeert Rudy de Groote47 de (maatschappelijke) ‘omgeving’ waarbinnen de plannen voor de dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei48 hun beslag moesten krijgen. De Groote is omgevingsmanager vanuit waterschap Vallei en Veluwe, dat na de vaststelling van de Planologische Kernbeslissing49 (PKB) Ruimte voor de Rivier ‘initiatiefnemer en realisator’ is voor beide maatregelen en de uitvoering coördineert. “Acht agrarische bedrijven worden direct geraakt door de dijkverleggingen. De opstallen daarvan moesten allemaal het gebied uit. Daarnaast moeten veertien woningen en een weg- en waterbouwbedrijf wijken voor de rivierverruiming. Voor sommige wat hoger

45 youtu.be/S-0ts5760XQ 46 www.ruimtevoorderivier.nl/project/dijkverleggingen-cortenoever-en-voorsterklei/ 47 linkedin.com/in/rudy-de-groote-9a39706/nl 48 www.dijkverleggingcovo.nl 49 www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/brochures/2006/09/01/brochure-pkbruimte-voor-de-rivier/pkbnederlands.pdf

– 36 –


gelegen woningen geldt dat de mensen daar kunnen blijven wonen. Maar die zitten weer met de vraag hoe vaak ze water over de vloer krijgen en tot welke schade dat zou leiden. Zij zijn momenteel druk doende met maatregelen om dergelijke schade zoveel mogelijk te beperken. Ook zijn er mensen die alleen grond in eigendom hebben. De dijkverleggingen raken ook hen en de eventuele pachters van hun grond. Verder hebben we te maken met natuurbelangen en met de organisaties die zich daar sterk voor maken. In de projectge­ bieden zijn bovendien monumenten aanwezig, zoals landhuis en boerderij Reuversweerd, en cultuurhistorisch waardevolle plekken; het landgoed Beekzicht bijvoorbeeld, dat een zogeheten natuurschoonwetstatus heeft. In het projectgebied is daarnaast een rioolwater­ zuivering gesitueerd. Gemeenten als toekomstig beheerders van rioolleidingen en wegen zijn vanzelfsprekend ook partij. En we hebben natuurlijk te maken met verschillende bevoegde gezagen met verschillende regels – rijk, provincie, waterschap en gemeenten. Al met al een veelheid aan belangen die lang niet allemaal eenvoudig met rivierverruiming te verenigen zijn.”

Van ‘het waait wel over’ naar schrik De families Beker en Wijers, beiden met een melkveehouderij, zijn al generaties lang met hun land langs de IJssel vergroeid. De geschiedenis van de familie Wijers in Voorst gaat terug tot 1709. Jeroen Beker, die het familiebedrijf op termijn van zijn vader overneemt, is inmiddels de 5e generatie van de familie Beker die ‘boert’ op hun plek in Cortenoever. Voor beide families begint het Ruimte voor de Rivier-verhaal ruim tien jaar geleden, zo ongeveer in 2004. Beker: “Toen kwam Rijkswaterstaat met de eerste aankondiging dat er maatregelen langs de rivieren nodig waren.” De PKB Ruimte voor de Rivier was nog niet afgerond, maar er waren al wel maatregelen en zoekgebieden in beeld. Tijdens een eerste informatiebijeenkomst werden de maatregelen die mogelijk langs de IJssel waren voorzien, toegelicht. “Daar zat Cortenoever ook bij”, vertelt Beker. “Maar er waren nog zo veel plannen dat we dachten: het waait wel over. Cortenoever zal wel afvallen.”

‘ Er waren nog zoveel plannen, dat we dachten: ‘het waait wel over’. Dat is dus niet gebeurd.’ Evert Jan Wijers vult aan: “Was het tijdens die eerste bijeenkomst nog niet duidelijk hoe rigoureus de plannen waren, een tweede bijeenkomst in 2005 bracht daar verandering in. Daar zagen we woningen en bedrijven rood ingetekend staan op kaartmateriaal. Ook de terp waarop onze boerderij de ‘Schnaauwert’ ligt. Dan schrik je. En wij niet alleen; iedereen die het betrof. Het was in één keer duidelijk dat het voor de Voorsterklei om een zeer ingrijpende maatregel zou gaan. Er werd gezegd: ‘we graven de huidige dijk af tot maaiveld.’ Dan zou het gebied elk jaar kunnen overstromen. Woningen die te laag stonden moesten weg. Het agrarisch gebruik van de grond zou door de maatregel nagenoeg niet meer mogelijk zijn. Het was een emotionele bijeenkomst. Het idee dat je het gebied moest verlaten... Dat kwam hard aan. De schrik overheerste.”

Rudy de Groote, omgevingsmanager bij waterschap Vallei en Veluwe

– 37 –


Evert Jan Wijers, agrariër Voorsterklei

‘We moeten wat doen om de plannen tegen te houden’ De ingrijpende plannen die zich aandienden waren – hoewel in dat stadium nog verre van definitief – voor de betrokkenen in Voorst aanleiding een belangenvereniging op te richten: Voorsterklei Watervrij. Wijers werd voorzitter: ”Het idee was om als ‘buren’ gezamenlijk met Rijkswaterstaat in gesprek te kunnen gaan, hun plannen te beoordelen en zelf alternatieven aan te dragen.” Ook in Cortenoever komt de buurt bij elkaar. Beker: “De eerste gedachte was: we moeten wat doen om het tegen te houden. Het is een bijzonder gebied en dat wilden we ook zo houden. Bovendien waren er naar ons idee andere opties en die hebben we ook aangedragen. Maar je weet ook: als dit gebied in beeld blijft, dan gaat er heel veel gebeuren. En wat zijn dan de gevolgen voor mij? De onzekerheid waar je mee geconfronteerd wordt, ook al in het voortraject, dat doet wat met je.”

‘ De terp waarop onze boerderij de Schnaauwert ligt, stond rood ingetekend. Dan schrik je. Het idee dat je het gebied moest verlaten... Dat kwam hard aan.’ Sceptisch over nut en noodzaak maatregelen Het draagvlak voor de voorziene ingrepen onder de bewoners in het gebied was ver te zoeken. De Groote: “Tegen nut en noodzaak van de dijkverleggingen werd vanaf het begin zeer sceptisch aangekeken. En daar is goed beschouwd de afgelopen jaren maar weinig in veranderd. De gedachte was en is vaak nog steeds: die hoeveelheid water die de IJssel moet kunnen afvoeren, is echt uit de lucht gegrepen. Zoveel komt hier niet.

Oude foto boerderij Wijers

– 38 –


En: als er dan toch maatregelen nodig zijn, dan niet hier. Waarom moeten wij het oplossen voor andere delen van Nederland? Bovendien: het water komt uit Duitsland. Laten ze het daar maar oplossen. Een ander veelgehoord argument tegen binnendijkse maatregelen is dat we hier in Nederland de uiterwaarden zijn gaan beschouwen als natuurgebied en helemaal laten volgroeien met bomen en struiken. ‘Maak dat eerst maar eens op orde en zorg dat er geen begroeiing is die de doorstroming belemmert (Programma Stroomlijn), is het idee. En: als er dan toch nog meer maatregelen nodig zijn, zoek de oplossing dan in buitendijks gebied en niet binnendijks.”

‘ Tegen nut en noodzaak van de maatregelen is altijd sceptisch aangekeken. Daar is eigenlijk de afgelopen jaren maar weinig in veranderd.’

Cortenoever-Noord: oude en nieuwe dijk in beeld

Van PKB tot voorkeursvariant De alternatieven die de bewoners hebben voorgelegd – waaronder een uiterwaardenplan van Voorsterklei Watervrij – worden door Rijkswaterstaat beoordeeld en te licht bevonden: te duur en te weinig effect. In 2007 wordt de PKB Ruimte voor de Rivier vastgesteld. Dan liggen de contouren vast van de gebieden waar wat gaat gebeuren. Net als de aard van de maatregelen die genomen zullen worden en het effect dat deze moeten sorteren. “Vast­ stelling van de PKB betekende ook dat we ons bedrijf niet verder mochten ontwikkelen op de plek waar we zaten”, zegt Beker. “Er zat voor een paar jaar een slot op de toekomst.”

‘ De vaststelling van de PKB Ruimte voor de Rivier betekende ook dat de toekomst voor een paar jaar op slot zat.’ Na vaststelling van de PKB kreeg de regio (de gemeenten Brummen, Voorst en Zutphen, waterschap Vallei en Veluwe, en de provincie Gelderland) de gelegenheid met een alternatief te komen voor de opgave in de omgeving van Zutphen. “Uiteindelijk”, zegt De Groote, “heeft dat een integraal plan opgeleverd waarin de twee dijkverleggingen waren opgenomen. Groot verschil ten opzichte van de in de PKB opgenomen maatregelen was dat er geen sprake meer was van jaarlijks meestromen. De meestroomfrequentie was teruggebracht naar gemiddeld eens in de 25 jaar. Met deze verandering kon de agrarische functie in het gebied behouden blijven. Mede daardoor ontstond bestuurlijk draagvlak en ook meer maatschappelijke acceptatie voor deze voorkeursvariant.”

– 39 –


Onzekerheid bleef De voorkeursvariant maakte echter nog geen einde aan de onzekerheid waarin – onder meer – de families Beker en Wijers verkeerden. “De periode vanaf de presentatie van de eerste plannen in 2004 tot het gereedkomen van het definitieve ontwerp in 2011 hebben we als een hele nare tijd ervaren”, geeft Wijers aan. “Er werden tijdens de planvorming steeds andere alternatieven onder de loep genomen en doorgerekend. Bij het ene alter­ natief moesten we weg uit het gebied. In een volgend plan konden we, weliswaar met ‘beperkingen’, blijven zitten. Zo zijn we behoorlijk tussen hoop en vrees heen en weer geslingerd. In die tijd hebben we ook elders in het land rondgekeken: misschien moeten we toch verkopen en waar kunnen we dan terecht?” Beker: “De onzekerheid blijft eigenlijk bestaan tot het moment dat je precies weet waar je aan toe bent en waar je uiteindelijk terechtkomt. Dat is in Cortenoever een vrij individualistisch proces geweest: eerst ben je met z’n allen tegen de maatregel. Maar op een gegeven moment moet je wel voor jezelf kiezen. Wij hebben altijd de voorkeur gehad om in het gebied te blijven. Dat is uiteindelijk ook gelukt. Maar je weet ook dat dat niet voor iedereen haalbaar is. Er moesten echt mensen vertrekken. Dat is heel lastig. In die zin trekt zo’n project een zware wissel op een gemeenschap. Het dwingt mensen als het ware om aan zichzelf te denken.”

‘ We zijn behoorlijk tussen hoop en vrees heen en weer geslingerd.’

Puinbreken Cortenoever

Werken aan een definitief ontwerp: open, eerlijk en nieuwsgierig De keuze voor de voorkeursvariant bracht weliswaar geen zekerheid voor de mensen in het gebied, beaamt ook De Groote. Maar er kon vanaf dat moment wel gewerkt worden aan een definitief ontwerp. “Alle belanghebbenden in het gebied zijn daar intensief bij betrokken. Daarbij was het allereerst zaak om heel duidelijk aan te geven wat nog wel en wat niet meer bespreekbaar was. Bijvoorbeeld als het gaat om mogelijkheden voor mensen om een woning of bedrijf in het gebied terug te bouwen. Of om de situering van ontsluitingswegen, watergangen en fietspaden. Vervolgens hebben we mensen gevraagd mee te denken, en ideeën en wensen in te brengen. Op basis daarvan zijn voor beide gebieden drie ontwerpen gemaakt en is aan het gebied gevraagd daarover te adviseren. Hun advies is in belangrijke mate leidend geweest voor de definitieve uitwerking van de maatregel.”

‘ Onze insteek is altijd geweest samen met de bewoners te zoeken naar mogelijkheden waarmee niet alleen het project verder komt, maar zij ook.’ Rode draad in de gesprekken die het waterschap met alle betrokkenen in het gebied voerde was een open, eerlijke en nieuwsgierige houding. De Groote: “In de keukentafel­ gesprekken die ik samen met de projectmanager met de bewoners heb gevoerd en waarbij soms veel emotie naar boven kwam, hebben we gewoon vertelt waar het op stond.

– 40 –


Waarom ze weg moesten bijvoorbeeld en waarom ze niet kunnen bouwen op de plek van hun voorkeur. Tegelijkertijd stel je de vraag wat je – gegeven de mogelijkheden en onmogelijkheden – nog voor hen kunt doen. Onze insteek is altijd geweest om samen met de bewoners te zoeken naar mogelijkheden waarmee niet alleen het project verder komt, maar zij ook. Het levert alle partijen uiteindelijk veel meer op wanneer je gezamenlijk probeert een oplossing te bedenken in plaats van elkaar te bevechten.”

Beroep bij de Raad van State Ondanks de insteek van het waterschap is niet met iedereen overeenstemming bereikt. De Groote: “In totaal hebben we 41 inspraakreacties gekregen op de ontwerpbesluiten. Voor 24 daarvan hebben we oplossingen kunnen bewerkstelligen; we hebben echt alles in het werk gesteld om kansen te creëren en mensen te helpen bij het zoeken naar oplossingen.” Uiteindelijk zijn er 9 beroepen behandeld door de Raad van State in een procedure die 1,5 jaar geduurd heeft. Twee van de ingediende beroepen zijn tussentijds ingetrokken. Op 1 april 2015 was er eindelijk juridische helderheid: de Raad van State verklaarde de beroepen ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard.50 Pas vanaf dat moment bestond er definitief duidelijkheid over de toekomst voor de mensen in Cortenoever en Voorsterklei. De Groote: “Niet iedereen is overigens blij met die duidelijkheid. Met een aantal inwoners is er nog altijd geen overeenstemming over de aankoop of het gebruik van hun grond of sloop van de woningen.”

Opgespaarde milieuruimte biedt groeimogelijkheden De families Wijers en Beker kozen niet voor een gang naar de Raad van State, maar besloten mee te werken om er het beste van te maken en de bedreiging om te buigen naar een kans. Beker: “We wilden graag in het gebied blijven, maar aanvankelijk was er geen geschikte plek beschikbaar. In de loop der jaren is er echter wel wat veranderd in het gebied en zijn er mensen gestopt met hun boerenbedrijf – ook los van het project. Zo kwam er op een gegeven moment een plek vrij waar we wel naartoe wilden. Bij het ontwikkelen en realiseren van die plannen zijn we door het waterschap en de gemeente Brummen volledig ondersteund. Op het gebied van het verkrijgen van de vergunningen bijvoorbeeld, maar ook in de procedure die de nieuwe buurman startte tegen onze plannen.” De Groote: “Als je het cynisch zou verwoorden hebben zij die procedure mede gewonnen met de hulp van de partijen van wie ze van hun oude plek moesten vertrekken.”

‘ We hebben de milieuruimte van vertrekkende agrariërs opgespaard. Die komt ten goede aan de blijvers.’ Fact & figures Maatschappelijke impact

585

minnelijke overeenstemmingen

7

2500

onteigeningen

ha aan grond is er aangekocht

58

150 40 boerenbedrijven zijn

schadedossiers

particulieren en ruim

geherhuisvest

47 miljoen m3 grond verplaatst

(= een rij gevulde vrachtwagens van 1,5 keer de afstand Amsterdam - Sydney)

Feiten en cijfers Ruimte voor de Rivier

50 www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=83262&summary_ only=&q=

– 41 –


De nieuwe plek biedt de familie Beker toekomstperspectief. “We kunnen daar groeien van 200 naar uiteindelijk maximaal 440 koeien.” De Groote vult aan: “We hebben de ‘milieuruimte’ van de vertrekkende agrariërs opgespaard. Die ruimte komt vervolgens ten goede aan de blijvers. We hebben altijd gezegd: sommige dingen maken we onmogelijk. Maar als we dingen mogelijk kunnen maken, dan doen we dat. Dit is daar een illustratie van.”

Nieuwe terp; waarom zou dat hier niet kunnen? Ook de familie Wijers wilde graag in het gebied blijven. In de periode waarin wordt gewerkt aan het definitief ontwerp van de dijkverlegging Voorsterklei lobbyen ze intensief voor de aanleg van een nieuwe terp. Wijers: “In de Overdiepse Polder maken nieuwe terpen deel uit van het project. Waarom zou dat hier niet kunnen?” Omdat lange tijd onduidelijk bleef, of zijn wens zou worden gehonoreerd, is Wijers ook andere alternatieven gaan verkennen. “We hebben bijvoorbeeld met onze buren de mogelijkheden onderzocht om samen een nieuw bedrijf te beginnen. Daar kwamen we uiteindelijk niet uit; we besloten toch elk ons eigen weg te gaan.” Die ‘eigen weg’ bleek vervolgens niet ver van de oude locatie te liggen. “Er kwam groen licht voor een nieuwe terp, aan de buitendijkse zijde van de nieuwe dijk. We zagen dat als een enorm mooie kans om het bedrijf – op termijn neemt mijn zoon het over – voort te zetten. We hebben daar ook ruimte om te groeien van zo’n 140 koeien nu, naar 200 op de nieuwe locatie.”

‘ De nieuwe terp is een enorm mooie kans om het bedrijf voort te zetten.’

Luchtfoto Voorsterklei met nieuwe terp

Financiële afwikkeling en grondzaken Beide agrariërs zijn goed te spreken over de ondersteuning van het waterschap bij het omzetten van de bedreiging in een kans; bij het zoeken naar een toekomstperspectief. Een stuk minder positief zijn ze over het traject rond de financiële afwikkeling op het gebied van vastgoed en schade met het rijk. Wijers: “Dat liep in het begin verre van soepel. We hadden niet het idee dat de persoon die bij ons aan tafel zat onze situatie goed begreep. Later hadden we met een andere bemiddelaar te maken. Dat liep beter. Maar die eerste onderhandelingen gingen heel moeilijk. Dat bracht voor ons gevoel een goede afloop niet echt dichterbij.” “Een heel moeilijk, langslepend en taai traject”, is de ervaring van Beker. “Dat had naar mijn overtuiging toch een stuk constructiever opgezet kunnen worden. Er zijn behoorlijk wat wisselingen van de wacht geweest, wat personen betreft met wie we aan tafel zaten. Daarnaast is er meerdere malen getaxeerd en daar hoorden we dan vervolgens niets meer over. Dat heeft een behoorlijke emotionele impact. Die dingen verdienen geen schoon­ heidsprijs. Je hebt niet om dat circus gevraagd, maar je werkt wel mee. Dan verwacht je ook duidelijkheid. Maar die krijg je dan niet. Dat is lastig.”

– 42 –


De Groote: “Wat wel heeft geholpen, is dat het rijk altijd heeft geprobeerd – waar dat kon – actief aan te kopen, terwijl nog niet 100% zeker was of het nodig was. Er zijn bijvoor­ beeld ook agrarische bedrijven aangekocht die buiten het projectgebied liggen, zodat daar agrariërs heen konden die weg moesten uit de projectgebieden. Dat heeft zeker een positief effect gehad.”

‘ Ik ben erg blij dat er een einde gekomen is aan de onzekerheid. We staan niet langer stil, maar kunnen weer bewegen; de goede kant op.’ ‘We laten heel veel achter, maar we hebben weer toekomst’ Volgens de planning van de aannemer zullen de dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei51 eind december 2015 / begin 2016 zijn afgerond. Met de oplevering van die projecten begint een nieuw verhaal van het land langs de IJssel en de mensen die er wonen en werken. Hoe kijken de families Beker en Wijers naar de toekomst? Beker: “Ik had hier op onze oude plek prima vooruit gekund. Maar qua bedrijfsvoering gaan we er op de nieuwe locatie zeker op vooruit: alles is nieuw en efficiënt ingedeeld. Maar de plek die je achterlaat met alle geschiedenis die eraan vast zit, die raken we kwijt. We laten heel veel achter. Ik heb daarom een dubbel gevoel. Wel ben ik erg blij dat er een einde is gekomen aan de onzekerheid. We staan niet langer stil, maar kunnen weer bewegen; de goede kant op.”

Werk in Voorsterklei

‘ We hebben het waterschap gevraagd ons te laten weten wanneer er gesloopt gaat worden. Dan gaan we twee weken weg. Dat willen we liever niet zien.’ Wijers: “We hebben weer toekomst. Dat is het belangrijkste. We hebben gedurende het hele proces nieuwe kansen leren zien en gepakt. We hebben – onder meer ook met gebruikmaking van EU-subsidie – een heel mooie innovatieve en duurzame stal kunnen bouwen: niet alleen voor ons prettig om in te werken, ook diervriendelijk. Het afscheid van de oude plek? We hebben het waterschap gevraagd het ons te laten weten wanneer er gesloopt gaat worden. Dan gaan we twee weken met vakantie. Dat willen we liever niet zien. Dat zal nog even moeilijk zijn.”

51 www.facebook.com/dijkverlegging.covo

– 43 –


Samenwerking overheden Ruimte voor de Rivier ‘Het begint met het opbrengen van begrip voor elkaars belangen’

Foto: Ruimte voor de Rivier

Zomaar een greep uit het omvangrijke maatregelenpakket van Ruimte voor de Rivier: een gemeente graaft in opdracht van Rijkswaterstaat met rijksgeld een dijk af van een waterschap, bouwt een nieuwe en graaft bovendien nog een geul voor Rijkswaterstaat. Hét recept voor hommeles tussen overheden? Integendeel. Het zoeken en vormgeven van samen­ werking – op verschillende niveaus en vanaf het prille begin – creëert juist meerwaarde; er ontstaan betere oplossingen. Samenwerking tussen overheden als sleutelwoord. Maar is dat een toverformule, of is het ‘gewoon hard werken’?

D

e bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Dat is de dubbele doelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier dat 34 projecten omvat, verspreid over het gehele Nederlandse stroomgebied van de ‘Rijntakken’. Het behalen van die dubbele doelstelling (veiligheid én ruimtelijke kwaliteit) is een rijksopgave. Het programma valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken. Zeven provincies, acht waterschappen en dertig gemeenten hebben echter binnen vooraf vastgestelde kaders en randvoorwaarden een grote mate van vrijheid gekregen bij de uitwerking van de verschillende maatregelen. Regionale en lokale overheden bedenken de plannen niet alleen samen met bewoners en bedrijven, ze voeren ze waar mogelijk ook zelf uit.

Pleidooi tegen versnippering, verkokering en sectoraal denken Kenmerkend voor de Ruimte voor de Rivier-aanpak is dat Rijkswaterstaat vanaf de start heeft ingezet op verregaande samenwerking tussen overheden in elke fase die het programma heeft doorlopen; op bestuurlijk niveau, op directeuren-niveau en op project­ niveau. Het programma wordt wel gezien als het eerste grote project, waarin de intentie om wateropgaven gezamenlijk aan te pakken, vorm krijgt. Nog in 2000, vlak voordat

– 44 –


Rijkswaterstaat met de Planologische Kernbeslissing52 (PKB) Ruimte voor de Rivier van start gaat, beschrijft de commissie Tielrooij in het rapport ‘Waterbeleid voor de 21e eeuw’ de aanpak van wateropgaven anno 2000 als versnipperd, verkokerd en gekenmerkt door sectoraal denken. Het pleidooi van de commissie om de gewenste en noodzakelijke samen­ werking handen en voeten te geven en tot een meer integrale aanpak van wateropgaven te komen, vindt gehoor: in 2003 ondertekenen rijk, provincies, waterschappen en gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water53 (NBW).

Tussen 2012-2019 worden alle veiligheidsmaatregelen gerealiseerd

Budget: 2,3 miljard euro

200 gezinnen en 50 agrariërs verhuizen

30 miljoen m3 grondverzet

Gezamenlijke aanpak tussen rijk, partners en regionale overheden, NGO’s en aannemers

Nationaal Bestuursakkoord Water; stuwende kracht achter samenwerking? Is dat akkoord nu de stuwende kracht geweest achter de gezamenlijke (rijk en regio) aanpak van de wateropgaven binnen het programma Ruimte voor de Rivier? Cor Beekmans54, hoofd Kennis en Riviertakmanagement van het Programmabureau Ruimte voor de Rivier (RVR): “Ongetwijfeld heeft het een rol gespeeld. Maar ik ben altijd wat huiverig om veranderingen – in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken bijvoor­ beeld – enkel en alleen aan dergelijke plannen toe te schrijven. Bovendien zag je begin jaren ’90 van de vorige eeuw al, dat overheden opgaven steeds meer gezamenlijk oppakten. In het rivierengebied speelde bijvoorbeeld de wens om de stap te maken van overwegend landbouw naar meer natuur. Het was bij de betrokken overheden – zoals gemeenten, provincies en betrokken ministeries – al heel snel duidelijk dat je dat niet zonder elkaar gedaan krijgt. Er werd ook veel gezamenlijk onderzoek gedaan, naar wat de rivier wel en niet aankan. Toen na de bijna-rampen van 1993 en 1995 voor iedereen duidelijk was dat er echt maatregelen nodig waren in het rivierengebied, was er dus al sprake van een behoorlijk intensieve samenwerking tussen de verschillende overheden. Dat is niet iets wat op dat moment nog moest worden uitgevonden.”

Cor Beekmans, hoofd Kennis en Riviertakmanagement Rijkswaterstaat

52 www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/brochures/2006/09/01/brochure-pkb-ruimtevoor-de-rivier/pkbnederlands.pdf 53 www.helpdeskwater.nl/publish/pages/473/nationaal_bestuursakkoord_water.pdf 54 linkedin.com/in/cor-beekmans-43319912/nl

– 45 –


‘ Toen na 1993 en 1995 duidelijk was dat er echt maatregelen nodig waren in het rivierengebied, was er al sprake van een behoorlijk intensieve samenwerking tussen de verschillende overheden.’ Vanzelfsprekende samenwerking Mede tegen die achtergrond was het voor Rijkswaterstaat eigenlijk heel vanzelfsprekend dat ook de regionale en lokale overheden in de PKB-fase betrokken werden: het rijk ging aan de slag met de PKB, terwijl de regio een (regio)advies zou uitbrengen over die PKB. Beekmans: “Het besluit om dat bovendien niet los van elkaar te doen, maar samen – zoveel mogelijk tegelijkertijd en op basis van dezelfde gegevens – is heel belangrijk geweest. Daar is toen ook bewust een flexibele proces-structuur voor ontworpen. Die maakte het voor rijk en regio mogelijk om op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau als ‘sparring-partners’ het werk aan de PKB en het regioadvies te bespreken en op elkaar af te stemmen. Samenwerking was niet alleen vanzelfsprekend, maakt Beekmans duidelijk. “Het was – en dat geldt zeker voor de fases na de totstandkoming van de PKB – ook in praktische zin noodzakelijk. De projecten moesten binnen tijd en budget gerealiseerd worden. Rijkswaterstaat had het nooit alleen voor elkaar gekregen om zowel de plan­ vorming van alle maatregelen als de uitvoering te trekken. Dat was alleen al wat capaciteit betreft een onmogelijke opgave geweest. Daar komt dan – gegeven de doelstelling op het gebied van ruimtelijke kwaliteit – ook de opgave nog bij om mooie en in het gebied passende oplossingen te realiseren die bovendien op draagvlak kunnen rekenen. Zonder betrokkenheid van de regionale en lokale overheden lukt dat niet.”

Martin Schepers, projectmanager van waterschap Rivierenland

Ook samenwerking op de werkvloer Gedurende de PKB-fase was er niet alleen sprake van een gelijklopend proces waarin regelmatig bestuurlijk de koppen bij elkaar gestoken werden, bestuurlijke knopen werden geïnventariseerd, bediscussieerd en waar mogelijk doorgehakt. Er werd ook op maatregel­ niveau echt samengewerkt. Beekmans: “We hebben in die PKB-fase bijvoorbeeld samen ontwerpsessies gehouden, op basis waarvan we 600 mogelijke maatregelen in kaart brachten. Daarvan hebben we vervolgens – ook weer gezamenlijk – de effecten onderzocht. Met de resultaten konden wijzelf en de regio weer verder met de plannen. We hadden de regio in die tijd echt letterlijk over de vloer. Ze leverden een heel substantiële bijdrage aan het programma. Projectmanager Martin Schepers55, van waterschap Rivierenland: “We dachten in die fase niet alleen mee, maar participeerden ook in het zoeken naar oplos­ singen; de waterschappen waren in die fase ook trekker van het dijkversterkings­alternatief om rivierverruiming te kunnen vergelijken met ‘business as usual’.”

55 linkedin.com/in/tjschepers, @martintjs

– 46 –


Impact op omgeving: inbreng groot aantal partijen noodzakelijk Samenwerking tussen rijk en regionale en lokale overheden was vanaf de prille start van het programma een must, benadrukt Gerard Dalhuisen, secretaris-directeur van water­ schap Vallei en Veluwe. “Van meet af aan bestond het besef dat de wateropgave veel meer omvatte dan alleen een technisch vraagstuk. Rivierverruimende maatregelen zouden een enorme impact hebben op de omgeving; het was een ingrijpende gebiedsopgave, waarbij de ruimtelijke en sociaal-economische component veel nadrukkelijker in beeld kwamen dan voorheen het geval was bij de aanpak van wateropgaven. Om maar wat te noemen: agrariërs zouden met hun boerenbedrijven voor de ingrepen moeten wijken en hele dorpsgemeenschappen zouden door de rivierverruiming geraakt worden. Om met dat soort vraagstukken om te gaan, moet je er wel heel veel partijen bij betrekken. Eenvoudigweg omdat er een veelheid van belangen speelt.” Schepers: “Dat betekent ook dat je als lokale overheden onderling met elkaar moet samenwerken. Wij verwijderen als uitvoerende partij bij een van de dijkversterkingen bijvoorbeeld de helft van een parkeer­ terrein. Dat kan eenvoudigweg niet zonder samenwerking. Bij een andere gemeente is er sprake van bebouwing die een obstakel vormt voor de dijkversterking en die moet wijken voor de maatregel. Dan probeer je gezamenlijk tot een oplossing te komen die én de dijkversterking ten goede komt én winst betekent voor de ruimtelijke situatie binnen die gemeente.”

‘ Samenwerking tussen rijk en regionale en lokale overheden was vanaf de prille start van het programma een must.’

Cortenoever Voorsterklei

Meer dan alleen antwoord op bedreiging Andries Heidema56, burgemeester van Deventer en lid van de Bestuurlijke Begeleidings­ groep Ruimte voor de Rivier: “Uiteindelijk landen de maatregelen die je moet nemen in een gebied. Daar wonen en werken mensen en met het nemen van maatregelen beïnvloed je hun leefomgeving. Wat mij betreft is het in Nederland sowieso ondenkbaar dat je ten behoeve van één enkel belang – in dit geval waterveiligheid – knopen doorhakt en daarbij alle andere belangen opzij zet. Dat zou hebben geleid tot enorm veel maat­schappelijk protest. Kijk bijvoorbeeld naar wat het dijkversterkings­programma in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw opriep: grootschalig verzet. Niet in de laatste plaats omdat er te weinig oog was voor de leefomgeving van mensen. Zo’n aanpak is vandaag de dag eenvoudigweg niet realistisch. Met Ruimte voor de Rivier heeft Rijkswaterstaat nadrukkelijk gekozen voor een geheel andere route. De aanleiding was natuurlijk waterveiligheid. Maar Ruimte voor de Rivier is meer dan alleen een antwoord op een bedreiging. Het heeft de decentrale overheden ook geweldige kansen geboden om tegelijkertijd de kwaliteit van de leef­ omgeving te verbeteren”

56 @andriesheidema

– 47 –


Deventer, Zandzuiger in de Zandweerdplas

Een eigen project in plaats van een Haags project Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit als onderdeel van de dubbele doelstelling van Ruimte voor de Rivier is een belangrijke succesfactor geweest voor de samenwerking binnen het programma en het uiteindelijke resultaat, is de stellige overtuiging van Heidema. “De mogelijkheid om als lokale overheid vanuit de dubbeldoelstelling ook ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven, maakte het hele programma natuurlijk zeer inspirerend. Het bood de mogelijkheid om er echt een ‘eigen’ project van te maken. In Deventer brengen we bijvoorbeeld de geschiedenis weer tot leven door een van de bruggenhoofden van een historische schipbrug over de IJssel een plek te geven in een van de projecten. Ook richten we een van de rivierverruimende nevengeulen in ten behoeve van de watersport. Zo wordt het een project van Deventer en haar inwoners. In plaats van een Haags project waar we last van hebben.”

‘ De manier van aanpak bood de mogelijkheid om er echt een ‘eigen’ project van te maken. In plaats van een Haags project waar we last van hebben.’ Beekmans: “Uiteraard is de dubbele doelstelling – veiligheid en ruimtelijke kwaliteit – de samenwerking ten goede gekomen. Maar zonder die dubbele doelstelling hadden we ook samengewerkt. Voor elke maatregel met een ruimtelijke component ben je het de samen­ leving verplicht om die oplossing goed in te passen en vorm te geven; oog en oor te hebben voor de leefomgeving van mensen. En bij elk project raak je de belangen van andere overheden. Je moet dus altijd gezamenlijk zoeken naar oplossingen. De vraag is alleen of de samenwerking zonder de dubbele doelstelling dezelfde vorm had gekregen.”

Moed en rechte rug nodig Werden in de PKB de plangebieden en aard van de maatregelen globaal vastgelegd, in de planfase volgde de uitwerking van de maatregelen die resulteerde in een door de staats­ secretaris goedgekeurd projectbesluit. Het rijk was daarbij verantwoordelijk voor sturing en programmabeheersing maar voor het merendeel van de maatregelen gingen decentrale overheden aan de slag met de planontwikkeling. Dat betekende dat een waterschap, gemeente, of provincie initiatiefnemer werd van een maatregel. “Dat is voor een aantal lokale en regionale overheden best een sprong in het diepe geweest”, maakt Dalhuisen duidelijk: “Op het moment dat de vraag aan de orde was, of wij verschillende projecten voor Rijkswaterstaat wilden doen, was daar een besluit van het algemeen bestuur voor nodig. Toen konden we hier een hele stoet met tractoren met gierkarren ‘verwelkomen’. Dat was een behoorlijk dreigende sfeer. Dan is het nodig dat je echt overtuigd bent van het belang van het project en dat je als bestuurder je rug recht durft te houden. In een gemeente als Voorst, maar ook in andere gemeenten, was de bevolking op voorhand nou niet echt ingenomen met dit project. En om dan als gemeentebestuur van een betrekkelijk kleine gemeente toch zo’n heel groot project met zo’n grote impact te durven omarmen en daar zeer ingrijpende besluiten over te durven nemen: Dat vraagt moed.”

– 48 –


‘ In het begin mochten we hier een hele stoet met tractoren met gierkarren ‘verwelkomen’. Dan is het nodig dat je als bestuurder je rug recht durft te houden.’ Ondersteunende rol programmabureau Ruimte voor de Rivier De initiatiefnemende partijen sloten bij de start van de planfase een overeenkomst met het rijk. Waarin doelen van het project, beschikbaar budget en planning werd opgenomen. Ook was daarin vastgelegd dat de initiatiefnemer een aantal besluiten moest voorbereiden, die de staatssecretaris moest goedkeuren. Beekmans: “Het programmabureau Ruimte voor de Rivier – kortweg PDR toetste voorafgaande aan het besluit het werk van de decentrale overheden; voldoet het aan alle afspraken die we in de overeenkomst hebben vastgelegd? Dat je dan een wat scherpere formele relatie met elkaar hebt, wil niet zeggen dat er geen ruimte meer is voor samenwerking. Integendeel. In principe ontwikkelde de initiatiefnemer het plan. Maar niet altijd kon deze terugvallen op ervaring met dit soort projecten. Soms hadden zij ook niet de nodige expertise in huis. Daar konden we hen vanuit het programmabureau mee helpen en dat resulteerde in een behoorlijk intensieve samenwerking: je hebt in die fase heel veel contact met elkaar waarbij je probeert om problemen voor te zijn, en kijkt of je aan de voorkant al kunt helpen. Bijvoorbeeld om het ontstaan van risico’s te beperken of om projectoverstijgende issues centraal op te lossen. En je draait mee in de regionale stuurgroepen. Het gaat er om dat je precies weet wat er speelt en continu feeling houdt met zo’n project. Behalve een toetsende rol, hebben we dus ook een ondersteunende rol gespeeld.”

Samenwerken vanuit partnership Heidema: “Bij het programmabureau zit een ongelooflijke hoeveelheid technische, juridische en procesmatige know how; daar hebben we dankbaar gebruik van gemaakt en zwaar op geleund tijdens de planontwikkeling. Als het gaat om de ruimtelijke invulling van de maatregelen en de interactie met de grote hoeveelheid belanghebbenden – van middelbare scholier tot watersportvereniging – waren wij nadrukkelijk in de lead. Maar overall gezien is de relatie met de PDR er een geweest vanuit partnership: we hadden gewoon een gezamenlijke opgave. We hebben het proces gezamenlijk doorlopen. Het is niet zo dat hier lokaal iets is bedacht, dat vervolgens door de programmadirectie als een soort scherprechter met een rood potlood is bewerkt. Integendeel: ze waren intensief betrokken, dachten mee.”

Gerard Dalhuisen, secretaris-directeur van waterschap Vallei en Veluwe

– 49 –


Samenwerken is gewoon hard werken “Als je het over samenwerking hebt”, zegt Beekmans, “klinkt het vaak alsof het allemaal vanzelf gaat. Maar het is gewoon hard werken: verschillen van inzicht de wereld uit helpen, en af en toe je kont tegen de krib gooien. Maar ook soms je eigen oplossing durven los­ laten omdat met de oplossing van de ander overall meer winst te halen is. Samenwerken is niet het uitspreken van een toverformule waarmee alles direct harmonieus verloopt; het is ook niet een kwestie van één dingetje op orde hebben of het ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomst. Het zit in allerlei aspecten waarin je gezamenlijk kunt werken om van het project een succes te maken, van het voorkomen van risico’s tot het samen uitdragen van de mijlpalen. En: samenwerken vraagt continu onderhoud en het bijstellen van de manier van samenwerken zodat die blijft aansluiten op de fase waarin een project zich bevindt.”

‘ Als je het over samenwerking hebt, klinkt het vaak alsof het allemaal vanzelf gaat. Maar het is gewoon hard werken.’ Het begint met het opbrengen van begrip en elkaars taal verstaan “Natuurlijk werk je samen en heb je contact met elkaar vanuit formele posities en verantwoordelijkheden”, zegt Dalhuisen: “En vanzelfsprekend tuig je een structuur op van min of meer formele overlegvormen, op zowel bestuurlijk niveau als op managements- en projectniveau. Maar samenwerken begint met het opbrengen van begrip voor de verschillen en voor elkaars belangen. Ook al is dat soms lastig en heb je het gevoel dat de andere partij de problematiek wel erg vanuit het eigen straatje benadert. Dan moet je elkaar opzoeken en het gesprek aangaan; heel veel met elkaar praten en in elkaar investeren om elkaar te leren kennen – ook persoonlijk – en te vertrouwen. Zodat je de zekerheid hebt dat je ook op elkaar kunt bouwen in moeilijke fases als er veel weerstand ontstaat. En natuurlijk is ook het gezamenlijk vieren van feestjes bij mijlpalen van belang. Je werkt aan hetzelfde doel en het succes van de één is ook het succes van de ander. Het is bijna een goed huwelijk.” Dat huwelijk is er overigens niet alleen voor bestuurders en directeuren: “Onze projectmedewerkers hebben ook heel wat dagen doorgebracht bij de verschillende gemeenteraden, in overleggen met alle bevoegde gezagen en handhavers en met hun collega’s bij andere RVR-projecten. En we hebben geïnvesteerd in het gezamenlijk opleiden van mensen om ervoor te zorgen dat ze elkaars taal verstaan.”

Elkaar iets gunnen Persoonlijke aspecten spelen altijd mee binnen een samenwerking, zegt ook Beekmans. “Als je in elkaars allergie zit, dan werkt het gewoon niet zo prettig samen. Vooral wanneer je het er niet over hebt. Daarnaast denk ik dat vooral op bestuurlijk niveau speelt dat je elkaar iets moet willen gunnen. Bij een van de maatregelen trad na een bestuurswissel een nieuwe wethouder aan die in de voorafgaande bestuursperiode eigenlijk tegen de betreffende maatregel was geweest. Terwijl zijn bestuur toen de volledige medewerking aan de maatregel had toegezegd. Wat doe je dan als nieuwe wethouder? Uiteindelijk heeft die bestuurder in kwestie de ruimte gekregen om zaken aan te passen zonder de essentie van de maatregel geweld aan te doen. Daarvoor is het wel erg belangrijk dat bestuurders elkaar tegemoet willen komen en elkaar iets gunnen.”

‘ Je komt verder als je elkaar iets gunt en samen je schouders ergens onder zet.’ Elkaar iets gunnen speelt ook bij de vraag wie op welk moment het podium krijgt om in de spotlights een projectsucces te brengen. Beekmans: “Bij een gezamenlijk project passen ook afspraken over wie wanneer met de projectsuccessen naar buiten treedt. Dat betekent dat je de ander ook zendtijd gunt.”

– 50 –


Andries Heidema, burgemeester van Deventer

Schouder aan schouder naar Den Haag Heidema geeft nog een voorbeeld van een iets andere aard waarbij de gunfactor een rol speelt: “Stichting IJssellandschap – beheerder van grond in de uiterwaarden – kwam met het idee een nieuw boerenbedrijf in de uiterwaarden te bouwen.57 Dat was eigenlijk ondenkbaar. Maar we wilden het heel graag, omdat het heel veel toegevoegde waarde had. Dus zijn we als bestuurders schouder aan schouder opgetrokken richting rijk en provincie om daar in de Haagse en Zwolse burelen het bewustzijn te creëren dat het hier echt zin had om af te wijken van de standaard ‘gij zult niet bouwen in de uiterwaarden en Natura 2000-gebied’. Dat heeft heel veel energie gekost van de betreffende gedeputeerde, van de directeur IJssellandlandschap, van de wethouder en de dijkgraaf. En niet te vergeten van de programmadirecteur van Ruimte voor de Rivier. Maar het is wel gelukt om de stand­ punten aan te passen. Je komt dus verder als je elkaar iets gunt en samen je schouders ergens onder zet. Bovendien creëer je daarmee een gezamenlijk gevoel van trots: je hebt het samen toch maar mooi voor elkaar gekregen.”

Je best doen om het elkaar gemakkelijker te maken Zijn de afspraken tussen rijk en regio in de planfase al formeler en scherper dan in de PKB-fase, en wegen de verantwoordelijkheden zwaarder, in de realisatiefase wordt het nog ‘spannender’. De decentrale overheid die verantwoordelijk is voor de uitvoering, krijgt de beschikking over budget en een risico-opslag. Bij overschrijding daarvan is er echt een probleem. Schepers: “Voor een projectmanager is het beheersen van een project op de aspecten tijd en geld daarom cruciaal. En samenwerking speelt daarbij een belangrijke rol. Voor mij betekent samenwerking vooral ook: je best doen om het elkaar gemakkelijker te maken, zodat het proces soepel verloopt. Als ik de documenten die het programma­ bureau nodig heeft aanlever op een manier waar zij direct mee uit de voeten kunnen – terwijl ik daarvoor aan mijn kant wat zaken op een andere manier moet aanpakken dan ik gewend ben – dan help ik hen daarmee. En daarmee ook mezelf, want de voortgang van het hele proces is ermee gebaat. Dan win je dus met elkaar in een project. Maar daarvoor is het wel belangrijk dat je met elkaar deelt wat je belangen zijn in zo’n proces en begrijpt hoe het reilt en zeilt bij je samenwerkingspartner.”

Innovatie en samenwerking In de dijkversterkingen die Schepers als projectmanager onder zijn hoede heeft, wordt een aantal innovatieve technieken58 – waaronder het gebruik van geotextiel als maatregel tegen ‘piping’ – toegepast. “Innovaties59 zijn vaak in een iets andere contractvorm

57 www.ruimtevoorderivier.nl/vernieuwde-brochure-samenwerken-aan-maatwerk/ 58 www.ruimtevoorderivier.nl/wp-content/uploads/2015/06/innovatiebrochure-ruimte-voor-de-rivier.pdf 59 www.ruimtevoorderivier.nl/longread/longread-ruimte-voor-innovatie/

– 51 –


ondergebracht dan reguliere werkwijzen, simpelweg omdat je van het gebaande pad afwijkt”, vertelt Schepers. “In feite betekende dat dat zowel aan onze kant als aan de kant van Rijkwaterstaat aan de procedures gesleuteld moest worden. Het betekende ook dat van de minister een bijdrage werd gevraagd zonder dat op voorhand gegarandeerd was dat deze innovatie ook daadwerkelijk zou lukken. Dat is best spannend. Bij zo’n pilot moet iedereen een beetje uit z’n comfortzone komen. Dat vraagt ten opzichte van reguliere projecten om een nog hechtere samenwerking. Het is nog belangrijker dat je op elkaar kunt vertrouwen. Je gaat met elkaar echt het diepe in. En als je samenwerking dan niet blijkt te werken, gaat het mis. Bij de reguliere projecten kun je dan nog terugvallen op de regeltjes en de contracten en wat met elkaar in de realisatieovereenkomst is afgesproken. In het geval van zo’n innovatie gaat dat niet; dan blijft er niets meer van de toepassing van die nieuwe techniek over.”

Uiterwaardvergraving en dijkverlegging Munnikenland

Leervolle ervaringen Dalhuisen, Heidema en Schepers zijn vol lof over de samenwerking tussen rijk en decentrale overheden en vooral over het resultaat dat die gezamenlijke inspanning heeft opgeleverd. Toch zijn er wel wat lessen op te tekenen waar vervolgprojecten naar hun zeggen hun voordeel mee kunnen doen. Dalhuisen: “Als je mensen in een gebied echt mee wilt nemen in het proces, dan moet je in een heel vroeg stadium met hen in gesprek gaan. Wellicht al op het moment dat er slechts nog sprake is van de identificatie van het probleem, en er nog niets aan mogelijke oplossingen of kaders op papier staat. Dat is niet alleen van belang met het oog op het creëren van draagvlak, maar kan ook helpen om de gevolgen van mogelijke ingrepen in zo’n gebied effectief te kunnen tackelen. Ik denk dat we rivierverruiming in het begin net iets teveel vanuit een hoger doel en een hoger belang hebben gepresenteerd. Waarvan de gevolgen maar geaccepteerd moesten worden.” Schepers: “Wat mij soms wel wat tegenstaat is dat we van dergelijke projecten en programma’s met zijn allen wel een heel bureaucratisch spektakel maken, waarin alles moet worden vastgelegd. Ik ben meer het type van ‘een woord is een woord en een daad is een daad’. Daar mag iedereen me ook altijd op aanspreken. In een goede samen­ werking zou je elkaar daar nog meer in moeten kunnen vinden.”

‘ Wat mij soms wel wat tegenstaat is dat we van dergelijke projecten en programma’s met zijn allen wel een heel bureaucratisch spektakel maken.’ Ruimte voor de Rivier als inspiratiebron Heidema benadrukt vooral positieve leerpunten, maar constateert wel dat de verwachtingen van de regionale overheden over hun stem bij het bepalen van inhoud van de PKB ietwat afweek van ‘wat Den Haag daarvan vond’. “Wellicht is dat een kwestie van verwachtingen­ management”, zegt hij. Verder ziet Heidema de manier van werken als een hele grote stap op weg naar een rijksoverheid die in de samenleving staat in plaats van zich daar boven stelt. “De aanpak van Ruimte voor de Rivier heeft school gemaakt. Bij het uitrollen van het Deltaprogramma, maar ook bij programma’s op andere terreinen, moet Ruimte voor de Rivier daarom een inspiratiebron zijn. Het is zeker een aanpak die navolging verdient.”

– 52 –


Van realisatie naar beheer Soepele overdracht mogelijk door vroege betrokkenheid beheerders Foto: Werry Crone

Het programma Ruimte voor de Rivier nadert de voltooiing. Ruim dertig maatregelen maken het rivierengebied een stuk veiliger en geven de ruimtelijke kwaliteit een flinke impuls. Straks zijn de projecten opgeleverd, lintjes doorgeknipt, en verlaten aannemers en project­ organisaties de projectgebieden. Tegelijkertijd markeren die momenten de start voor een nieuwe fase: de heringerichte gebieden moeten beheerd en onderhouden worden. Hoe krijgt de overgang van realisatie naar beheer en onderhoud gestalte? En is die overdracht soepel verlopen? En zo ja, is daarmee dan de kous af, of dienen zich wellicht nieuwe ontwikkelingen aan op het gebied van beheer en onderhoud die kunnen leiden tot een efficiëntere inzet van financiële middelen?

E

en rivierverruimende maatregel heeft het doel de afvoercapaciteit van de rivier te vergroten. Zonder beheer en onderhoud zal de effectiviteit van een maatregel na verloop van tijd afnemen. Ongebreidelde groei van planten en bomen belemmert de doorstroming, net als het dichtslibben van een aangelegde nevengeul. En vanzelfsprekend functioneert een in- of uitlaat alleen wanneer bewegende onderdelen niet zijn vast­ geroest. Beheer en onderhoud is dus noodzakelijk om de effectiviteit van de maatregelen blijvend te waarborgen en het rivierengebied tegen overstromingen te beschermen. Daarnaast – voortvloeiend uit de dubbele doelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier – moet ook de ruimtelijke kwaliteit op het afgesproken niveau blijven, of zich naar dat niveau kunnen ontwikkelen.

‘ Het is lastig om de praktische uitwerking van de plannen tot in de finesses te overzien en de vertaling te maken naar het beheer.’

– 53 –


Sijtze van der Schaaf, algemeen beheerder gemeente Deventer

Beheer en onderhoud cruciaal voor gebruikswaarde maatregelen Zonder beheer en onderhoud is de investering in waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit simpel gezegd weggegooid geld. Zowel het waterstandsverlagend effect, als de ruimtelijke kwaliteit zijn afhankelijk van de wijze waarop deze fase is ingericht en in de praktijk handen en voeten krijgt. De fase van beheer en onderhoud is daarmee gedurende tientallen jaren cruciaal voor de gebruikswaarde en de belevingswaarde van de Ruimte voor de Riviermaatregelen. Tegelijkertijd is het een fase die verre van spannend of heroïsch is; het is de alledaagse praktijk, de realiteit van alledag. Sijtze van der Schaaf, algemeen beheerder gemeente Deventer en verantwoordelijk voor het gemeentelijke operationele beheer en onderhoud van de Deventer Ruimte voor de Rivier-maatregel60: “Beheer en onderhoud wordt over het algemeen niet ‘sexy’ gevonden. Wellicht is dat een van de redenen dat collega’s belast met het beheer en onderhoud bij projecten soms pas in een vrij laat stadium worden uitgenodigd om aan te schuiven. Alsof het een vanzelfsprekendheid is waar je niet veel aandacht aan hoeft te besteden; het gebeurt toch wel.”

Luchtfoto Deventer

Vroegtijdige instemming met rol van beheerder Bij Ruimte voor de Rivier lag dat anders, vervolgt Van der Schaaf: “Daar is vanaf een vroegtijdig stadium wel al veel aandacht uitgegaan naar beheer en onderhoud. Het gemeentelijk programma Leefomgeving, waar beheer en onderhoud onder valt, was bijvoorbeeld al voordat de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de definitieve projectbeslissing nam betrokken bij het opstellen van het beheerplan. Door met dat plan in te stemmen zijn we als gemeente toen al akkoord gegaan met onze rol van beheerder van een groot aantal objecten en recreatieve voorzieningen, waaronder ook die van andere partijen. Dat is belangrijk, al was het alleen maar om – nog voordat de

60 www.ruimtevoorderivier.nl/project/ruimte-voor-de-rivier-deventer/

– 54 –


schop in de grond gaat – zeker te stellen dat er in de fase van beheer en onderhoud financiële middelen beschikbaar zijn om dat wat gebouwd wordt, ook daadwerkelijk te kunnen beheren en onderhouden. In ons geval gaat het bijvoorbeeld om een jachthaven met parkeerplaatsen en een trailerhelling of de aanlegsteiger voor het pontje dat vaart tussen de Worp en de binnenstad. Maar je kunt ook denken aan de afvalinzameling bij recreatieve voorzieningen. En een aantal weilanden langs de IJssel houden we op de gewenste lengte door begrazing. Daarvoor hebben we afspraken gemaakt met een biologische boer.”

Veerpontje in Deventer

Financiële dekking voor toename beheer en onderhoud Elk type maatregel stelt specifieke eisen aan beheer en onderhoud. Al in de fase van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier61 (PKB-fase) is geanalyseerd welke consequenties verschillende typen maatregelen zouden hebben voor het beheer en onderhoud. Op basis hiervan is toen ook al bepaald welke maatregelen vanuit het oogpunt van beheer te verkiezen zouden zijn boven andere. De resultaten van deze onderzoeken zijn beschreven in de PKB Ruimte voor de Rivier. De aandacht voor de beheer- en onder­ houdsfase betekende echter niet dat in de PKB-fase ook al budget werd gereserveerd voor het beheer en onderhoud.

‘ Het is erg goed geweest dat het financiële plaatje al in een vroeg stadium is afgekaart. Dat heeft belangrijk bijgedragen aan een soepele overgang van de realisatiefase van de projecten naar de fase van beheer en onderhoud.’ Josan Tielen62, vanuit Rijkswaterstaat coördinator beheer en onderhoud Ruimte voor de Rivier: “Volgens de begrotingssystematiek worden aanlegkosten altijd apart gehouden van beheerkosten. Wel hebben we met toestemming van het ministerie van IenM een deel van ons budget gereserveerd voor de situatie waarin gemeenten of natuurbeheer­ organisaties kosten voor beheer en onderhoud voor hun kiezen krijgen als gevolg van onze maatregelen. Die kosten lopen in een aantal gevallen behoorlijk op. Zo konden we die gemeenten en natuurbeheerorganisaties tegemoet komen. Bovendien voorzagen we dat gemeenten anders bepaalde onderdelen van een project – een brug bijvoorbeeld – niet in beheer zouden willen nemen. Dan zouden we als Rijkwaterstaat allerlei Rijkswaterstaats-vreemde objecten moeten gaan beheren en onderhouden; een snippertje hier en een snippertje daar. Dat wil je liever niet.” Eric ten Cate63, vanuit Rijkswaterstaat riviertakcoördinator Ruimte voor de Rivier IJssel: “Het is erg goed geweest dat het financiële plaatje al in een vroeg stadium is afgekaart. Dat heeft belangrijk bijgedragen aan een soepele overgang van de realisatiefase van de projecten naar de fase van beheer en onderhoud. Regel je dat niet in een vroeg stadium, dan ontstaat er geheid gedoe.”

61 www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2006/09/01/brochure-pkb-ruimte-voor-de-rivier 62 linkedin.com/in/josan-tielen-8b025a19/nl 63 linkedin.com/in/eric-cate-ten-483a357/nl

– 55 –


Eric ten Cate, riviertakcoördinator - Rijkswaterstaat

Vroegtijdig betrekken toekomstige beheerders Het streven van het Programma Ruimte voor de Rivier is altijd geweest om de uiteindelijke beheerders al tijdens de planontwikkeling bij de Ruimte voor de Rivier-projecten te betrekken. Soms zelfs waren partijen al in de PKB-fase in beeld als toekomstig beheerder. Dit was bijvoorbeeld het geval met Stichting IJssellandschap, die verantwoordelijk is voor het beheer van een groot deel van de gronden langs de IJssel bij Deventer. Jaap Starkenburg64, directeur Stichting IJssellandschap: “Wij waren al grondeigenaar en we hebben altijd gezegd: ook als het gebied is ingericht voor rivierverruiming willen we graag beheerder blijven. De plannen die we al hadden liggen voordat Ruimte voor de Rivier startte, hebben we vanaf het allereerste begin ingebracht binnen het Ruimte voor de Rivier-programma. Ons doel was om natuurbeheer, waterbeheer en recreatieve mogelijkheden te combineren met de gesloten bedrijfsvoering van een biologisch dynamisch melkveebedrijf: de Natuurderij. Dat plan is vervolgens stapje voor stapje uitgewerkt, aangescherpt en uiteindelijk hebben we het kunnen realiseren.”

Verdeling te beheren objecten Doorgaans startte de betrokkenheid van de toekomstige beheerder echter niet in de PKB-fase, maar in de planfase. Ten Cate: “In eerste instantie ga je aan de slag met het op een logische manier verdelen van de te beheren objecten. Wie gaat wat beheren? Er was in Nederland nog niet zo heel veel ervaring met het beheer van nevengeulen. Daarom hebben we gezegd: het baggeren en financieren van het onderhoud daarvan hebben we als Rijkswaterstaat graag in eigen hand. Ook het rivierbeheer en het op diepte houden van het zomerbed van de rivier is een verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Maar als je bijvoorbeeld kijkt naar vegetatiebeheer, dan hebben natuurbeheerorganisaties veel meer ervaring in huis dan wij. Het is dus logisch dat zij dat deel van het beheer oppakken. En voor het beheer en onderhoud van en aan fietspaden of bruggetjes zijn gemeenten weer de meest voor de hand liggende partij, terwijl het beheer van kades en dijken logischer­ wijs naar een waterschap gaat.” Tielen: “De verdeling van de objecten in de planfase is vooral van belang omdat voordat de uitvoering begint echt duidelijk moet zijn dat wat gemaakt wordt ook echt een beheerder heeft als het af is. Als een gemeente zegt: ik wil dat bruggetje niet beheren, dan zeggen wij: als er geen beheerder is, dan maken wij dat bruggetje niet. Maar wanneer het om een noodzakelijk onderdeel van het project ging en een gemeente aangaf ‘ik wil het wel beheren, maar het is geen onderdeel van mijn taak’, dan compenseren we de beheerkosten.”

64 linkedin.com/in/jaap-starkenburg-0237b211/nl

– 56 –


Bij aantal projecten kink in de kabel Overigens was er bij een aantal projecten nog wel sprake van een kink in de kabel. Ten Cate: “Voor het terreinbeheer werd vroeger bij de verdeling van te beheren terreinen gewerkt met een zogeheten ‘eerste gegadigdenlijst’. Organisaties als Staatsbosbeheer, provinciale landschappen, of Natuurmonumenten stonden vaak bovenaan en waren daarmee vrijwel automatisch in beeld als toekomstig beheerder.” Zo ook bij Ruimte voor de Rivier-projecten. Een rechtszaak – aangespannen door particuliere terreineigenaren die in het geweer kwamen tegen deze vermeende bevoordeling van de natuurbeheer­ organisaties – veranderde deze insteek. Tielen: “De uitspraak van het Europese Hof kwam er op neer dat we niet één op één met zo’n natuurbeheerorganisatie in zee konden gaan; het principe van de ‘eerste gegadigdenlijst’ werd onderuit gehaald en het beheer moest openbaar, transparant en marktconform worden aanbesteed. Bij een aantal projecten zaten we daardoor dus niet vanaf het begin met de uiteindelijke beheerpartijen rond de tafel. Bij Deventer heeft het geen rol gespeeld, maar bij verschillende andere Ruimte voor de Rivier-projecten werd pas in de realisatiefase definitief duidelijk wie voor het terrein­ beheer aan de lat zou staan.”

Natuurderij Keizersrande, Deventer

Beheerplan; gedragen onderdeel van projectbeslissing Nadat parallel aan het ontwikkelen van het voorkeursalternatief de beheertaken werden verdeeld, is een beheerplan opgesteld65, dat een onlosmakelijk onderdeel vormt van de projectbeslissing. Tielen: “Meestal ging het zo: een projectteam deed een voorstel voor het beheerplan. Alle beheerders zaten dan aan tafel en konden daar hun input voor aanleveren om uiteindelijk tot een gezamenlijk en gedragen plan te komen. Het werd pas vastgesteld wanneer de beheerders ermee instemden. Een echt ‘go-no go’-moment.”

‘ Beheer en onderhoud wordt over het algemeen niet ‘sexy’ gevonden. Wellicht wordt ‘beheer en onderhoud’ daarom nogal eens pas in een vrij laat stadium uitgenodigd om over een project mee te denken.’ Ten Cate: “Een onderdeel van een beheerplan was bijvoorbeeld het vegetatiebeheer66. Op een vegetatiekaart is vastgelegd aan welke eisen de vegetatie in de te beheren gebieden moet voldoen: hoe hoog mag de vegetatie in een uiterwaarde zijn en waar is wel wilgen­ groei toegestaan en waar niet. Zo’n kaart komt niet uit de koker van Rijkswaterstaat alleen, maar is tot stand gekomen in samenwerking met alle terreinbeheerders die bij een maat­ regel zijn betrokken. Zij hebben er ook allemaal mee ingestemd. Rijkswaterstaat is wel de organisatie die in de beheerfase toetst of aan de afgesproken eisen wordt voldaan. De ideale situatie is natuurlijk die waarin een terreinbeheerder zijn beheer zo inricht dat we eigenlijk niet langs hoeven te komen.”

65 www.keizersrande.nl 66 www.rijkswaterstaat.nl/water/waterbeheer/bescherming-tegen-het-water/waterkeringen/leggers

– 57 –


Josan Tielen, coördinator beheer en onderhoud - Rijkswaterstaat

Meebepalen van inrichting beheergebied Stichting IJsselland heeft door haar vroege betrokkenheid grote invloed kunnen uitoefenen op de uiteindelijke inrichting van het gebied dat ze nu zelf beheert. De realisatie van de biologisch dynamische melkveehouderij op een terp in buitendijks gebied die agrarische bedrijfsvoering combineert met water- en natuurbeheer is daar een prachtige illustratie van. Starkenburg: “Wij hadden onze ideeën al heel vroeg rond en die hebben we bij alle betrokken partijen ingebracht: bij Rijkswaterstaat en Ruimte voor de Rivier, de provincie, gemeente Deventer. Die probeer je enthousiast te maken en met je mee te krijgen. Het feit dat Ruimte voor de Rivier niet alleen een kwantitatieve veiligheidsopgave kent, maar ook een kwalitatieve ruimtelijke opgave, heeft daarbij zeker geholpen. Bovendien: Rijks­ waterstaat is ook op zoek naar nieuwe beheervormen voor de uiterwaarden. Ons concept sloot daar goed bij aan. Daarnaast hadden we het overgrote deel van de benodigde grond al in handen. Die factoren gezamenlijk hebben ertoe geleid dat we ons idee met succes in de planvoorbereiding hebben kunnen inbrengen. Uiteindelijk is het plan bijna integraal overgenomen in het definitief ontwerp.”

Lastig om alles tot in de finesses te voorzien “Wat in het proces van plannenmakerij voor een toekomstig beheerder wel lastig is”, zegt Starkenburg, “is het tot in de finesses overzien van de praktische uitwerking van de plannen en de vertaling hiervan naar het beheer en de maatregelen die je in dat kader moet nemen. Ruimte voor recreatie? Voor zwemmers, roeiers en vissers? Ja, natuurlijk! Maar zwemmen en roeien gaat niet samen. Daar moet je rekening mee houden. En ook de combinatie natuur en recreatie vraagt de nodige aandacht: waar moet een hek komen, en waar een wandelpad, of een bordje ‘honden aan de lijn’? Je kunt niet genoeg in de plannen duiken en je een voorstelling maken van de manier waarop ze in de praktijk zullen uitwerken.”

‘ Voordat de uitvoering begint moet duidelijk zijn, dat wat gemaakt wordt ook echt een beheerder heeft als het af is.’ Het doorleven van de plannen met het oog op het beheer, is vooral van groot belang bij het opstellen van de vraagspecificatie op basis waarvan de aannemer uiteindelijk met de uitvoering aan de slag gaat, benadrukt Starkenburg. “Wanneer zaken daarin niet helemaal goed beschreven staan – net iets te vaag, of in sommige gevallen juist iets te concreet – dan loop je het risico dat je iets krijgt waarvan je zegt: dat had net wat anders gemogen. Dan krijg je bijvoorbeeld een pad van een meter breed waarvan je denkt: het had ook de helft mogen wezen. Of er staan wel of geen hekken. Dat soort dingen. Een les voor ons is dat we daar wellicht meer aandacht aan hadden moeten geven.” Het blijkt bovendien soms ook moeilijk om te voorspellen hoe een gebied gebruikt gaat worden, of soms zelfs misbruikt door graffiti, vandalisme en het achterlaten van rotzooi. Ook een mooi gebied kan daardoor verloederen. – 58 –


Investeren in doorgronden vraagspecificatie Sijtze van der Schaaf herkent het belang van het ‘doorleven’ van de plannen en de vraag­ specificatie. Zijn afdeling werd bij het Deventer Ruimte voor de Rivier-project betrokken op het moment dat waterschap Groot Salland bezig was met het opstellen van die specificatie. “We hebben echt de ruimte gekregen om vragen te stellen, opmerkingen te plaatsen en wensen in te brengen. Maar we moesten wel in een betrekkelijk korte tijd op de zeer uitgebreide specificatie reageren. Dat is over het algemeen wel gelukt. Maar we hebben niet op alle punten helemaal kunnen doorgronden wat de specificatie betekende voor alles wat er gerealiseerd werd, en daarmee dus ook niet of al onze vragen goed afgedekt waren. Wellicht was het goed geweest om daar meer tijd voor te reserveren. Het probleem is natuurlijk ook dat wijzigingen gaande de rit – wanneer de aannemer aan het werk is – niet altijd in het belang zijn van een projectorganisatie; wijzigingen in de uitvoering kunnen resulteren in kostenstijging voor het beheer.” Ten Cate: “Door de beheerder te betrekken bij het opstellen van de vraagspecificatie probeer je ervoor te zorgen dat hij goed nadenkt over wat de marktpartij gaat maken. Maar het is wel allemaal tekst. Een beheerder heeft daarom wel hulp nodig om zo’n vraagspecificatie goed te doordenken. Wat komt er precies op hem af. Hoe ziet het object eruit. Wat betekent het straks voor het beheer? Daar kunnen projecten denk ik meer in faciliteren, bijvoorbeeld door een vraagspecificatie meer te verbeelden. Dat kost tijd, zowel aan de projectkant als aan de beheerderskant, maar die investering verdien je terug.”

‘ Uitgangspunt binnen de methodiek die we nu ontwikkelen is, dat eerst de grootste risico’s voor het systeem als geheel moeten worden aangepakt.’ Naar een systeemgerichte risicogestuurde benadering? Afgezien van de kanttekeningen die bij het vraagspecificatieproces te plaatsen zijn, is de overdracht van realisatiefase naar beheer en onderhoud over het algemeen soepel verlopen. Dat heeft een solide basis gelegd voor het waarborgen van de effectiviteit van de maat­ regelen en het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit op het afgesproken niveau. Dat wil niet zeggen dat er zich in de (nabije) toekomst op het gebied van beheer en onderhoud geen veranderingen zullen voordoen. Bijvoorbeeld als gevolg van de ontwikkeling van nieuwe benaderingen van beheer en onderhoud en assetmanagement. Frank den Heijer67 en Nathalie Asselman68, beiden van Deltares, bepleiten een risicogestuurde en systeem­ gerichte benadering van rivierbeheer, waarin de effectiviteit op de rivierfuncties regelmatig wordt gemonitord. Het gaat daarbij niet alleen om de Ruimte voor de Rivier-maatregelen maar om het functioneren van het gehele riviersysteem.

Jaap Starkenburg, directeur Stichting IJssellandschap 67 linkedin.com/in/frank-den-heijer-84865113 68 linkedin.com/in/nathalie-asselman-63614719/nl

– 59 –


Eerst grootste risico’s voor het systeem als geheel aanpakken In opdracht van Rijkswaterstaat werkt Asselman momenteel aan de ontwikkeling van een nieuwe methodiek voor assetmanagement: “Elk project binnen het programma Ruimte voor de Rivier heeft een taakstelling. Per maatregel is het beheer en onderhoud daarop afgestemd. Het gras in een uiterwaard moet bijvoorbeeld gemaaid worden wanneer de waterstandsdaling niet helemaal wordt bereikt. Tegelijkertijd kun je je voorstellen dat een klein beetje opstuwing op een strategische locatie in het rivierengebied – zoals bij het splitsingspunt Waal en Pannerdensch Kanaal – een veel groter effect kan hebben op het functioneren van het totale systeem, dan bij wijze van spreken halverwege de Waal. De risico’s zijn dus niet hetzelfde voor verschillende plekken binnen het systeem. De metho­ diek die we nu ontwikkelen is in feite bedoeld om de hoeveelheid geld die beschikbaar is voor het beheer en onderhoud ten behoeve van de waterveiligheid slim te verdelen. Uitgangspunt daarbij is dat eerst de grootste risico’s voor het systeem als geheel worden aangepakt. Dat is een vrij nieuwe benadering.” “Overigens”, zegt Asselman, “is de methodiek die we nu ontwikkelen bedoeld om input te leveren voor de SLA-afspraken die de komende jaren worden gemaakt voor de periode 2021 – 2024. Voor die tijd wordt deze methode nog niet gebruikt. Rijkswaterstaat is echter al wel enthousiast.”

23

gemeenten

10

waterschappen

6

natuurbeherende organisaties

1

4

Rijkswaterstaat organisatieonderdelen

Talloze

provincie

agrariërs

Aantal beheerders van de projecten van Ruimte voor de Rivier

Efficiencywinst en samenbindend effect Frank den Heijer is vanuit Deltares projectleider van het project Risk and Opportunity Based Asset Management for Critical Infrastructures69 (afgekort als ROBAMCI). “Assetmanagement is meer dan beheer en onderhoud”, maakt hij duidelijk. “Bij beheer en onderhoud gaat het in eerste instantie om het in stand houden van dingen, van tastbare objecten. Bij assetmanagement draait het om het in stand houden van een functie, waar­ voor met regelmaat ook aanleg en renovatie nodig zijn. Risicogestuurd en systeem­gericht assetmanagement is in de waterbouw wat minder ver ontwikkeld dan in andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de industrie. Wat we met het project ROBAMCI willen laten zien, is dat met risicosturing en een systeembenadering veel efficiencywinst te behalen valt; wellicht meer dan 10% van de kosten die nu met het assetmanagement in de publieke infra­ structuur gemoeid zijn.”

‘ Met risicosturing en een systeembenadering is veel efficiencywinst te behalen.’

69 www.deltares.nl/app/uploads/2015/07/Asset-management-van-de-ondergrond.pdf

– 60 –


Nathalie Asselman en Frank den Heijer, Deltares

Behalve financiële winst, zou een risicogestuurde en systeemgerichte benadering voor de Ruimte voor de Rivier-maatregelen nog een groot voordeel met zich meebrengen, stelt Den Heijer. “Tijdens de planvorming en de realisatiefase was er in het gehele rivieren­ gebied sprake van een gezamenlijke koers en van een duidelijke Ruimte voor de Riviersignatuur. Na afronding van de maatregelen gaan de verschillende beheerders veel meer hun eigen weg. Wanneer je het beheer en onderhoud van de rivierfuncties echter vanuit een systeemgerichte benadering vorm geeft, dan heeft dat een heel duurzaam samen­ bindend effect. Het benadrukt het gegeven dat waterveiligheid een kwestie is van een gezamenlijke inspanning. Niet op één locatie in het rivierengebied, maar op heel veel plaatsen. Door een systeemgerichte benadering wordt het duidelijk dat het werk op de ene plek samenhangt met het werk elders.”

– 61 –


Ruimte voor de ­Rivier: Kraamkamer voor ­vernieuwing Foto: Erik Peek

Het programma Ruimte voor de Rivier nadert zijn afronding: voor het overgrote deel van de 34 maatregelen die deel uitmaken van het programma is inmiddels de waterveiligheidsdoelstelling bereikt. Het sluitstuk is het project IJsseldelta. Maar: we zijn in Nederland nooit klaar met werken aan waterveiligheid, dus ook na Ruimte voor de Rivier staan er – in het kader van het Deltaprogramma – projecten op de planning.

E

en veiliger rivierengebied én een aantrekkelijke leefomgeving; dat is het resultaat van het programma Ruimte voor de Rivier. Naast het behalen van die concrete project­ doelstellingen heeft het programma echter nog veel meer opgeleverd. Erfgoed dat té waardevol is om er niets mee te doen. Ruimte voor de Rivier heeft op veel verschillende terreinen een enorme hoeveelheid kennis en ervaring opgeleverd. Bijvoorbeeld als het gaat om: • de aanpak: met het water meebewegen in plaats van enkel tegenhouden; • bestuurlijke samenwerking: Rijk en regio doen het samen; • ruimtelijke kwaliteit: niet alleen omdat dat leidt tot aantrekkelijker oplossingen, maar ook omdat de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit de maatschappelijke omgeving winstmogelijkheden biedt én helpt draagvlak te creëren; • versnellingen in de planuitwerking en de voorbereidingsfase door deze fases parallel te schakelen; • innovatie in communicatie door de bewoners waar het werk voor gedaan is centraal te stellen, in plaats van de organisaties; • programmabeheersing die ervoor gezorgd heeft dat het programma nagenoeg binnen tijd en volledig binnen budget gerealiseerd is. Daarnaast heeft Ruimte voor de Rivier waardevol erfgoed opgeleverd als het gaat om de ‘juridische optimalisatie van publieke processen’. Denk aan de coördinatie van besluiten of de ontwikkeling van schaderegelingen. Ook heeft Ruimte voor de Rivier een podium geboden voor de ontwikkeling van vernieuwende manieren om de markt te benaderen en in te schakelen.

– 62 –


Waardevol erfgoed Wat is de waarde van het erfgoed van Ruimte voor Rivier voor andere programma’s die zich richten op de bescherming tegen hoogwater. Hoe wordt deze waarde benut? “Eigenlijk word ik niet zo blij van de term erfgoed”, zegt Jan-Hendrik Dronkers70, directeur-generaal van Rijkswaterstaat. “Erflater; dan ben je dood. Ik vind dat een beetje een weemoedige manier om dingen te benaderen. Ik benader de ‘opbrengst’ van het programma liever vanuit een ander perspectief. Ik zie Ruimte voor de Rivier behalve als programma waarmee het rivierengebied mooier is geworden en beter beschermd is tegen overstromingen vooral ook als kraamkamer. Een kraamkamer voor een heleboel vernieuwingen die nu en in de toekomst bruikbaar zijn bij het tegemoet treden van de wateropgaven waar we in Nederland voor staan. Bijvoorbeeld binnen het Delta­ programma en het Hoogwaterbeschermingsprogramma dat daar onderdeel van is.”

Van functioneel naar aandacht voor inpassing en participatie Het vernieuwende karakter van de Ruimte voor de Rivier-aanpak staat niet op zichzelf en is ook niet uit de lucht komen vallen, benadrukt Dronkers. Het vloeit voort uit de wijze waarop de organisatie zich – in samenspel met de veranderende samenleving – sinds de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld. “In de periode van wederopbouw direct na de Tweede Wereldoorlog lag de nadruk in de wijze waarop we ons werk deden op het snel en goed ontwikkelen van (lijn)infrastructuur. Veel aandacht voor landschappelijke inpassing was er niet en van het betrekken van de maatschappelijke omgeving via participatie, was al helemaal geen sprake. Maximale snelheid en functionaliteit waren de sleutelwoorden. Maar dat veranderde. Plannen voor aanleg van de rijksweg A27 door het landgoed Amelisweerd bij Utrecht leidden tot jarenlange protesten en gerechtelijke procedures. Mede daardoor werd duidelijk dat we in ons doen en laten wel degelijk ook rekening moeten houden met de omgeving waarin we werken. Functionaliteit en snelheid zijn mooi, maar het mag niet ten koste gaan van de omgeving: een fatsoenlijke landschappe­ lijke inpassing werd noodzaak. Vervolgens kwam ook de vraag om participatie steeds nadrukkelijker op de maatschappelijke agenda. ‘Inpassen is mooi, maar we willen eigenlijk ook wel weten wat je doet. Of liever nog: daar willen we wel over meepraten.’”

Water meer als vriend zien Ondertussen werd eind vorige eeuw – meer ingestoken vanuit technisch perspectief – steeds vaker de vraag gesteld of er alternatieven waren voor steeds hogere en zwaardere dijken in de strijd tegen het water. De bijna-rampen van 1993 en 1995 hebben daar zeker een rol in gespeeld. Dronkers: “De gedachte was: ‘we kunnen ons wel blijven verschuilen achter die keringen, maar misschien kunnen we het water in plaats van alleen als vijand meer als vriend gaan zien. Toen is het gedachtegoed ontstaan om de rivieren meer ruimte te geven. Daar is het concept Ruimte voor de Rivier uit voortgekomen.”

Jan-Hendrik Dronkers, directeur-generaal Rijkswaterstaat 70 linkedin.com/in/jan-hendrik-dronkers-25aa8b2a, @DronkersJH

– 63 –


‘ Ik zie Ruimte voor de Rivier als een kraamkamer voor een heleboel vernieuwingen die nu en in de toekomst bruikbaar zijn bij het tegemoet treden van de wateropgaven waar we in Nederland voor staan.’ Die benadering was niet alleen vernieuwend vanwege de keuze voor het creëren van meer ruimte voor het water op een groot aantal locaties. Dronkers: “Ook is toen direct gezegd: laten we het participatief aanpakken en provincies, gemeenten, waterschappen en burgers betrekken bij het maken van de plannen en de besluitvorming daarover. Bovendien – en dat was echt nieuw voor Nederland – ging het vanaf het begin niet alleen om waterveiligheid, maar tegelijkertijd om het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Die dubbeldoelstelling heeft vervolgens weer geholpen bij het creëren van draagvlak voor de soms erg ingrijpende rivierverruimende maatregelen.”

Hetty Klavers, Dijkgraaf Zuiderzeeland

Keiharde randvoorwaarden én ruimte voor alternatieven Een ‘parel’, zo vat Hetty Klavers71 het programma Ruimte voor de Rivier in één woord samen. Klavers is dijkgraaf van waterschap Zuiderzeeland72 en bestuurslid van de Unie van Waterschappen73, portefeuille waterveiligheid en watereducatie Deltaprogramma. “Wat ik mooi vind is dat het programma vanaf het prille begin heel slim is opgezet. Aan de ene kant was het bittere ernst. Er moest binnen budget en op tijd een bepaald aantal keiharde centimeters waterstandsdaling worden gehaald. Tegelijkertijd was het uitgangspunt: laten we een dubbele slag slaan en niet alleen investeren in waterveiligheid, maar ook in ruimtelijke kwaliteit. En tegen de regio is gezegd, als jullie een alternatief hebben voor wat ons voor ogen staat, be our guest. Maar het moet wel binnen dezelfde middelen en tijd gebeuren en met hetzelfde resultaat. En dat benodigde resultaat kon je gewoon berekenen. Daar bestond dus geen discussie over. Daardoor is voor iedereen maximale duidelijkheid gecreëerd. Het programma laat daarmee een prachtige combinatie zien van zakelijkheid – er moet wel een klus geklaard worden – en het bieden van ruimte voor alternatieven en meedenken over oplossingen. Dat is maar weinig projecten gegeven.”

Programmamanagement als belangrijke succesfactor Een niet te onderschatten prestatie zegt ook Deltacommissaris Wim Kuijken74 over het binnen budget en (nagenoeg) binnen de planning behalen van de doelstellingen van het programma Ruimte voor de Rivier. “Dat ook nog eens in een speelveld waar veel over­

71 @HettyKlavers 72 www.zuiderzeeland.nl 73 www.uvw.nl 74 linkedin.com/in/wim-kuijken-870b7324/nl, @delta_comm

– 64 –


heden zijn betrokken en dus veel – soms tegenstrijdige – belangen spelen. Niet in de laatste plaats is het succes te danken aan de manier waarop het programma- en project­ management in een ‘multigovernance’-omgeving75 is vormgegeven. Opereren in een dergelijke omgeving vraagt om een organisatie die kan variëren in de stijl van het leiderschap. Nu eens dienend, dan weer dwingend. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en het elkaar wat gunnen om tot winwinsituaties te komen. Dat is een belangrijke les geweest. Als Deltaprogramma hebben we erg veel geleerd van de wijze waarop het programma Ruimte voor de Rivier is aangestuurd en gemanaged.” Dronkers: “Het heeft onszelf ook kennis opgeleverd waar we als regieorganisatie wat aan hebben. Want hoe regisseer je? Als je er te dicht op zit, dan ga je het feitelijk zelf doen. Maar als je op een te grote afstand staat, dan loop je het risico dat je alleen maar kunt rapporteren wat er niet goed ging. Binnen Ruimte voor de Rivier hebben we er echt op grote schaal ervaring mee kunnen opdoen. Ook wat dat betreft heeft Ruimte voor de Rivier als kraamkamer gefungeerd.” Kuijken: “Het is vanzelfsprekend van groot belang dat deze kennis en ervaring behouden en toepasbaar blijft voor het Delta­ programma. Bijvoorbeeld via het programmabureau van het Hoogwaterbeschermings­ programma.”

Elke opgave vraagt om eigen antwoord Ruimte van de Rivier heeft vanzelfsprekend naast kennis en ervaring op het gebied van programmamanagement veel meer opgeleverd maakt Kuijken duidelijk: “In de eerste plaats heeft Ruimte voor de Rivier als innovatief programma de toon gezet voor een nieuwe manier van kijken naar waterveiligheid in het rivierengebied: niet meer standaard de dijken verhogen maar ruimte creëren voor het water. Dat betekent onder meer dat de gevolgen van een eventuele overstroming door de lagere waterstanden verminderen.” Dat wil overigens niet zeggen dat rivierverruiming hét zaligmakende antwoord is op toekomstige waterveiligheidsopgaven in het rivierengebied. Daarover zijn Kuijken, Dronkers en Klavers het eens. Klavers: “Ik denk dat meebewegen met de natuur een volwaardige plek heeft gekregen binnen het waterveiligheidsdenken. Maar het is niet zo dat het de enige oplossing is. Kijk naar Zuiderzeeland, het gebied waar ik zelf dijkgraaf ben. Ik zeg wel eens: daar moet je meebewegen met de techniek. Ik denk ook dat je een dergelijke oplossing nooit zomaar kunt kopiëren als antwoord op een volgende opgave. Elke opgave vraagt weer om een eigen en ander antwoord.” Kuijken: “Waar het de waterveiligheid in het rivierengebied betreft, beschouwt het Deltaprogramma76 nadrukkelijk de samenhang tussen dijkversterking en rivierverruiming. Het is niet het één of het ander; het gaat om de optimale balans. In het Deltaprogramma vindt het verbinden van water met ruimtelijke opgaven niet alleen plaats in het rivierengebied, ook op nationale schaal.”

‘ Tegen de regio is gezegd, als jullie een alternatief hebben voor wat ons voor ogen staat, be our guest. Maar het moet wel binnen dezelfde middelen en tijd gebeuren en met hetzelfde resultaat.’ Aansluiten op energie uit samenleving Wat als vernieuwend element uit de Ruimte voor de Rivier-aanpak zeker terugkomt bij het zoeken naar oplossingen voor waterveiligheidsopgaven, is de samenwerking die zo kenmerkend is geweest voor het programma. Klavers: “Dan gaat het wat mij betreft niet alleen om de bestuurlijke samenwerking, maar überhaupt de samenwerking tussen overheden en omgeving, organisaties en belanghebbenden. Ik denk dat je in de huidige samenleving die samenwerking altijd moet opzoeken. Het levert bovendien mooie resultaten op. Kijk naar de Overdiepse Polder waar door Ruimte voor de Rivier prachtig is aangesloten op de energie die daar in de polder onder de bewoners en agrariërs zat. Dat gonst nu door het hele land: je moet aansluiten bij de energie die er in de samenleving zit. Dat is heel mooi.” Maar ook de manier waarop partijen samenwerken is onderhevig aan verandering, maakt Klavers duidelijk: “In feite deed het Rijk in het geval van Ruimte voor de Rivier een propositie in de vorm van het aantal te behalen centimeters waterstands­ daling. Tegelijkertijd werd wel ruimte voor alternatieven geboden.

75 issuu.com/ruimtevoorderivier/docs/brochure_samenwerken_aan_maatwerk_e 76 www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma

– 65 –


Wim Kuijken, Deltacommissaris

Maar in het Delta­programma is gezegd: het Rijk doet geen propositie. We gaan vanaf het begin nog nadrukkelijker als overheden samen aan de slag met het zoeken van oplossingen. In die zin is het element samenwerking uit de Ruimte voor de Rivier-aanpak als het ware doorontwikkeld binnen het Deltaprogramma.”

Verschil maken door schaalgrootte en volume Blauwdrukken voor het tegemoet treden van uitdagingen bestaan niet, is ook de stellige overtuiging van Dronkers. “De weg die je bewandelt naar een oplossing is niet telkens hetzelfde. Gelukkig maar. Want als het goed is leer je onderweg en het geleerde neem je mee in een volgend project of programma. Met Ruimte voor de Rivier hebben we leren meebewegen met de natuur. Maar een project als de Zandmotor77 gaat nog een stap verder. Daar gebruiken we de kracht van de natuur om ons tegen de bedreigende kant van de natuur te beschermen. Maar voordat je dat kunt doen, moet je eerst anders tegen die natuur hebben leren aankijken. En binnen Ruimte voor de Rivier hebben we dat kunnen doen. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat zonder Ruimte voor de Rivier als kraamkamer voor nieuwe vormen van samenwerking, de samenwerking zoals we die nu binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma78 zien, waar Rijkswaterstaat en water­ schappen écht een alliantie vormen, er niet in die vorm geweest zou zijn. En het mooie is dat vernieuwingen door de schaalgrootte en het volume van het programma ook direct een verschil maken; door Ruimte voor de Rivier zijn de waterschappen bijvoorbeeld gaan werken met nieuwe contractvormen en hebben ze hun projectteams kunnen professiona­ liseren door grotere projecten te draaien dan ze daarvoor gewend waren. Ze hebben on the job gezien dat het kan. En dat niet op één plek, maar door het hele land.”

‘ Niet in de laatste plaats is het succes van Ruimte voor de Rivier te danken aan de manier waarop het programma- en projectmanagement in een ‘multigovernance’-omgeving is vormgegeven.’ Waterveiligheidsopgaven verbinden met lokale en regionale agenda’s Ruimte voor de Rivier is bijna afgerond. “Maar in een delta is het werk nooit af!”, maakt Kuijken duidelijk. Wat is in grote lijnen de opgave waar Nederland op het gebied van waterveiligheid met het oog op de toekomst voor gesteld staat? Kuijken: “In het Deltaprogramma hebben we met alle betrokken overheden een nieuwe benadering met nieuwe normen voor waterveiligheid ontwikkeld. Essentie is dat daarbij niet alleen gekeken wordt naar waterstanden die een dijk moet kunnen keren, maar ook naar de

77 www.dezandmotor.nl 78 www.hoogwaterbeschermingsprogramma.nl

– 66 –


gevolgen van een onverhoopte overstroming. De grote opgave van het Deltaprogramma is de waterveiligheid op orde te brengen en te houden zonder ‘een ramp’ als aanleiding: we werken als het ware voor de ramp uit. Proactief in plaats van reactief en draagvlak is dan enorm belangrijk. Daarom verbinden we de waterveiligheidsopgaven met lokale en regionale agenda’s op bijvoorbeeld het gebied van stedelijke ontwikkeling en/of natuur­ herstel. Dat is een van de elementen uit de Ruimte voor de Rivier-aanpak waar we heel duidelijk op voortbouwen en die we nationaal toepassen. Zo creëren we maatschappelijke meerwaarde en wordt het ook voor lokale partijen interessant om mee te doen.”

Mensen niet lang in onzekerheid laten zitten De nieuwe normering79 gaat ook gelden voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit programma, dat onderdeel is van het Deltaprogramma, richt zich op het in 2050 op orde hebben van 1100 kilometer van de in totaal 22.500 kilometer aan dijken in Nederland, waarmee jaarlijks meer dan 300 miljoen euro wordt uitgegeven; een soort APK-keuring van de dijken. Klavers: “Ruimte voor de Rivier heeft niet alleen als het gaat om het maken van plannen veel opgeleverd, maar ook als het gaat om het uitvoeren ervan. Op het gebied van contractmanagement en het werken met het Integraal Project Management-model bijvoorbeeld waarin de functies van projectleider, omgevings­ manager, technisch manager, contractmanager en manager projectbeheersing de sleutelrollen zijn. Of waar het de inrichting van faseovergangen van projecten betreft en hoe belangrijk het daarbij is goed vast te houden aan de lijn die is uitgezet. Maar ook op het gebied van omgaan met belanghebbenden en de wijze waarop je de communicatie met hen vormgeeft is Ruimte voor de Rivier een heel leerzaam programma. Wat daarin een rode draad is geweest, is dat aan de voorkant altijd eerlijk is aangegeven wat nog wel kon en wat niet.”

Animatie over nieuwe normering waterveiligheid: vimeo.com/182834681

Daarop aanhakend zegt Dronkers: “Ik heb een paar keer aan een keukentafel gezeten bij mensen in de Noordwaard die door de ontpoldering geraakt werden. Het is enorm betekenisvol als je rustig met die mensen kunt praten over waarom wij dit nu zo doen. De emoties zitten hen soms zo hoog en vaak hebben ze jarenlang in onzekerheid gezeten. Het is van ontzettend groot belang dat je naar hen luistert. Als ik in dat licht terugkijk op Ruimte voor de Rivier, vind ik dat we over een aantal beslissingen toch wel lang hebben gedaan. In ieder geval vanuit het perspectief van bewoners. Persoonlijk denk ik dat het verstandig zou zijn de duur van de periode waarin we mensen in onzekerheid laten, als belangrijke factor meenemen in de besluitvorming.80 We moeten hen sneller duidelijkheid bieden. Voor de mensen die geraakt worden door een project en niet weten of en hoe en waar ze verder kunnen, is dat essentieel. Ook dat is wat mij betreft een les voor de toekomst.”

79 www.deltacommissaris.nl/documenten/publicaties/2016/07/14/normering-waterveiligheid 80 www.hoogwaterbeschermingsprogramma.nl/Documenten+openbaar/Nieuwe+Normering+documenten/ HandlerDownloadFiles.ashx?idnv=609179

– 67 –


Colofon Teksten Leene Communicatie Longread 1 Kees Wessels Longread 2-8 Gert Jan Kleefmann

Portretten Lars van den Brink Peter de Krom

Fotografie Henri Cormont Werry Crone Tineke Dijkstra Arjo Kleinhuis Erik Peek Henk Tuinman Sabine Verbeek Erwin Zijlstra Aeroview BV Your Captain Luchtfotografie

Concept, Ontwerp en Creatie Maatschap voor Communicatie, Utrecht VormVijf, Den Haag

Uitgegeven door Programmabureau Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat Postbus 24103 3502 MC Utrecht

Datum 15 december 2016

– 68 –



www.ruimtevoorderivier.nl – 1 –


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.