VIRTUOOS VLAANDEREN! Naar een Living-Human-Treasures-programma in Vlaanderen en Brussel
VIRTUOOS VLAANDEREN!
VIRTUOOS VLAANDEREN! Naar een Living-Human-Treasures-programma in Vlaanderen en Brussel
Kennis met liefde verworven deel je met verstand
VO O R W O O R D Erfgoed borgen: Oosterse inspiratie en baanbrekers in Vlaanderen UNESCO is een tempel met vele kamers. De organisatie is een forum met vele hoeken en banken. Landen en mensen van de hele wereld zitten er samen om ervaringen uit te wisselen, problemen aan te kaarten, oplossingen te zoeken en programma’s te ontwerpen. Denk aan een groot ‘lerend netwerk’. Soms worden in een lidstaat programma’s en oplossingen bedacht, of experimenten uitgevoerd die goed lijken te werken. Dankzij UNESCO kan men die successen bekendmaken, zodat andere landen inspiratie vinden voor het opzetten van eigen initiatieven. Zo hebben Zuid-Korea en Japan de voorbije twintig jaar minstens twee keer een sterke impuls gegeven aan nieuwe programma’s van UNESCO om vorm te geven aan een dynamisch beleid rond erfgoed. De twee genoemde UNESCO-lidstaten maakten in de twintigste eeuw een boeiende, maar moeilijke geschiedenis door, met spanningen en conflicten, ook onderling. Ze kenden in de laatste vreedzame decennia elk een zeer snelle en grote economische ontwikkeling en modernisering. In beide landen is intussen eveneens bijzondere aandacht besteed aan het doorgeven van tradities en vaardigheden aan de volgende generatie, van groep tot groep en van meester op leerling. Japan werkte al in de jaren 1950 voor de zogenaamde hogere kunstvormen een programma uit rond houders van belangrijke immateriële culturele eigendommen, in de volksmond “levend nationaal erfgoed” genoemd. Een gelijkaardig systeem is in Zuid-Korea ontwikkeld: het ging breder en mikte op vormen van volkscultuur, en erkende vooral de vrouwen en mannen die daarmee bezig waren. In het Engels wordt de sympathieke omschrijving Living Human Treasure gebruikt om de laureaten van het Zuid-Koreaanse systeem aan te duiden. Zuid-Korea was zo trots op zijn systeem, dat het dit in 1993 in het hoofdkwartier van UNESCO aan andere landen voorstelde en een oproep lanceerde om met ‘Menselijke Schatten’ aan de slag te gaan. UNESCO stelde een brochure samen met richtlijnen voor het opzetten van National Living Human Treasures Systems. Enkele lidstaten probeerden dit uit en startten een programma op. Diverse landen in het Verre Oosten, met Japan op kop, waren een aantal jaren later ook drijvende krachten binnen UNESCO voor het maken en vervolgens het uitvoeren van de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed (2003). Hierin zijn nieuwe accenten gelegd, zoals participatie, gelijkheid en duurzame ontwikkeling, focus op het betrekken van groepen, gemeenschappen en indien relevant ook individuen. De nadruk ligt hierbij net niét op het benadrukken van excellentie, meesterwerken en schatten, maar op de gelijkwaardigheid van
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n3
culturele expressies en de waarde van culturele diversiteit. Zoals in vele landen elders in de wereld is deze UNESCO-Conventie in België, zowel in Vlaanderen als in Wallonië en de Duitstalige Gemeenschap, omarmd en opvallend snel in landelijk cultuurbeleid omgezet. In UNESCO was Noriko Aikawa, zelf van Japanse komaf, de eerste secretaris van de Sectie Immaterieel Erfgoed die dit proces van totstandkoming en verspreiding van de Conventie van 2003 begeleidde. In 2014, een decennium later, blikte ze met een kritisch artikel terug op de evolutie van de “Levende Nationale/Menselijke Schatten”-programma’s in Japan en Zuid-Korea, zoals die zich sinds de jaren 1950 ontwikkeld hadden. Zij oordeelt dat er tal van goede elementen in zitten, maar ook een aantal problemen en uitdagingen waardoor deze formules tot vandaag niet naadloos in de Conventie van 2003 geschoven kunnen worden. In dat verband rijst de pertinente vraag: hoe verhouden zich tot elkaar meesterlijke “levende erfgoedschatten” en het borgen van “levend erfgoed” – dat is erfgoed verbonden aan de lichamen van leden van een gemeenschap of een groep, maar zonder de nadruk te leggen op excellentie of superioriteit? Het mooie aan UNESCO is dat antwoorden op problemen of uitdagingen soms uit heel onverwachte kamers, hoeken en delen van de wereld kunnen komen. Vlaanderen schuift tegenwoordig “baanbrekend vakmanschap” als slagzin naar voor. In het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering wordt sterk de nadruk gelegd op allerlei vormen van opleiding en overdracht van vaardigheden. Erfgoed is een belangrijk aandachtspunt in Vlaanderen, waarbij het voor het borgen van immaterieel erfgoed al ruim een decennium internationaal een opvallende voortrekkersrol opneemt. Expertisecentra, erfgoedcellen en andere erfgoedactoren namen in die vruchtbare context samen initiatief om uit te zoeken hoe individuele vaardigheden en bijzondere vormen van cultuur doorgegeven kunnen worden. Er zijn vele getuigenissen en ervaringen verzameld van mensen die hier te lande virtuoos, passioneel of op andere interessante manieren bezig zijn. Betrokkenen zijn uitgenodigd om na te denken en inzichten te delen over hoe die bijzondere passie, kunde en vakmanschap met het oog op de toekomst doorgegeven, geleerd en geborgd kunnen worden. Joeri Januarius en de hele ploeg die de voorbije twee jaar rond dat thema hebben gewerkt, hebben met hun praktijkonderzoek een bron aan inzichten en informatie vanuit diverse hoeken samengebracht, alsook een waaier aan hapklare opties en acties opgelijst.
4 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
We leven niet in een periode waar grootschalige en nieuwe budgettaire beleidsambities de toon kunnen zetten. Des te méér is dit het tijdsbestek van duurzaam investeren, van het gericht en grensoverschrijdend werken, van het inzetten op baanbrekende sterktes en kansen met multiplicatoreffecten. Hoe kunnen beleidsprogramma’s ‘slimme’ kaders en oplossingen bieden voor baanbrekende vakmensen (m/v) met het oog op duurzame ontwikkeling en borging? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat waardevolle kennis en kunde als immaterieel erfgoed overgeheveld worden van de meesters naar hun opvolgers? En als het niet steeds om grote budgetten hoeft te gaan, hoe kunnen dan wel bijvoorbeeld de waarde, de erkenning en het Symbolisch Kapitaal zoals UNESCO, een stad, een minister of een staat die kunnen verlenen of toekennen, virtuoos gemixt en gecombineerd worden met effectieve en duurzame investeringen, met leertijdsystemen, borgingsmethoden, met levende mensen? Het lijkt een open doelkans om in Vlaanderen – waar het borgen van immaterieel cultureel erfgoed en de UNESCO-Conventie van 2003 al een opmerkelijke ruimte veroverd hebben – in de komende tijd een experiment op te zetten rond dergelijke formules. Alle bouwstenen ervoor liggen momenteel voor het grijpen. Als het lukt is er een maatschappelijke meerwaarde gecreëerd die onze troeven vermenigvuldigt. Tegelijk kan die ervaring internationaal opnieuw in beeld gebracht, gedeeld en toegeëigend worden. Zo komen we weer in die tempel en op dat forum waar internationale netwerken het verschil kunnen maken: UNESCO.
Marc Vervenne, Jorijn Neyrinck, Marc Jacobs Voorzitter en leden van de Vlaamse UNESCO Commissie
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n5
INHOUDSTAFEL VOORWOORD ................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 3 INHOUDSTAFEL ........................................................................................................................................................................................................................................................................................ 6 INLEIDING ................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 8 Virtuoos Vlaanderen? 9 Virtuoos Vlaanderen! Vlaanderen en Brussel zijn rijk … 15 UNESCO, LIVING HUMAN TREASURES EN IMMATERIEEL CULTUREEL ERFGOED ........................................................................................................................................................................................ 50 1.1. UNESCO, Living Human Treasures (1993) en de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed (2003) 50 1.1.1. Een generiek LHT-programma volgens UNESCO-richtlijnen 51 1.1.2. De UNESCO-Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed (2003) 53 1.2. Living Human Treasures in het buitenland: op zoek naar goede praktijken 60 1.2.1. Japan, Zuid-Korea, Frankrijk en de VS 60 1.2.2. NHU en MCT: programma’s gericht op één domein 64 1.3. Te onthouden uit hoofdstuk 1 65 KENNISOVERDRACHT EN EEN LEVEN LANG LEREN IN HUN EUROPESE EN LANDELIJKE DIMENSIE ............................................................................................................................................... 66 2.1. European Qualifications Network en Vlaamse Kwalificatiestructuur 66 2.2. Erasmus+: erkenning en valorisatie van talenten 68 2.3. Landelijke initiatieven 71 2.3.1. Handmade in Belgium 71 2.3.2. STEM-actieplan 71 2.3.3. Platform voor Opleiding en Talent, SOFINA en de Koning Boudewijnstichting 72 2.4. Proeftuin in Brussel: Erfgoedcel Brussel zet Brusselse Schatten in de kijker 73 Aanbevelingen op basis van de Brusselse proeftuin 74 2.5. Te onthouden uit hoofdstuk 2 75 MEESTERS AAN HET WOORD ......................................................................................................................................................................................................................... 77 3.1. Bewustzijn, beeldvorming, diversiteit en opleiding: analyse van de focusgroepen 78 3.2. Twee speerpunten uit de individuele gesprekken met LHT’s: transmissie en sensibilisering 82 3.2.1. De blik van LHT’s op: transmissie 82 3.2.2. De blik van LHT’s op: het sensibiliseren van maatschappij en sector 84
6 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
3.3. De blik van LHT’s op: vakmanschap, beroepsernst en kwaliteit: constructie van een meesterlijke beroepsidentiteit 3.4. De blik van LHT’s op: de immateriële erfgoeddimensies van ambachten en podiumkunsten 3.5. De blik van LHT’s op: erfgoed en zaken doen. Business as usual? 3.6. De blik van LHT’s op: opleiding en een leven lang leren 3.7. Te onthouden uit hoofdstuk 3
85 91 94 96 98
BELEIDSINSPIRERENDE VOORSTELLEN ........................................................................................................................................................................... 99 4.1. Erfgoed als katalysator voor andere beleidsdomeinen 100 4.1.1. Onderwijs en opleiding: Vlaamse Kwalificatiestructuur (VKS) en European Qualifications Framework (EQF) 100 4.1.2. Economie: creativiteit en innovatie in Vlaanderen 102 4.1.3. Erfgoedbeleid: gemeenschap en democratie 105 4.1.4. Toerisme 107 4.1.5. Arbeidsmarkt en talentontwikkeling 108 4.2. Mogelijke formules om met LHT in Vlaanderen aan de slag te gaan 110 4.2.1. Lanceer een generiek LHT-programma zoals voorgesteld door UNESCO 110 4.2.2. Start met een proefproject rond een Fonds voor Individuele Erfgoedcompetenties 111 4.2.3. Breid de bestaande Eretekens van de Arbeid uit 113 4.2.4. Breid de Vlaamse Cultuurprijzen uit met Cultuurprijs LHT/Virtuoos Talent 114 4.2.5. Ambacht en performance in de publieke ruimte 115 4.2.6. Creëer een ICE-actieplan 115 4.2.7. Optimaliseer (de informatiestroom rond) bestaande financieringsmogelijkheden 115 4.2.8. Vul het bestaande stelsel van kwaliteitslabels aan via het Agentschap Kunsten en Erfgoed 116 4.3. Tot slot 117 SAMENVATTING ............................................................................................................................................................................................................................................................................... 118 WAT? .........................................................................................................................................................118 WAAROM? ..............................................................................................................................................118 HOE? .........................................................................................................................................................118 BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN? ......................................................................................119 BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................................................................................................................................................................................... 120 COLOFON ....................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 126
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n7
I N LE I D I N G “Baanbrekend vakmanschap”. Met dit merkverhaal wil de Vlaamse Overheid Vlaanderen positioneren “als de regio bij uitstek van mensen als makers, sinds eeuwen gedreven door kennis en kunde”1. Op de websites van Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Overheid wordt dit respectievelijk als volgt ingevuld: “Vlamingen worden gekenmerkt door een hands on mentaliteit, eigenzinnigheid, duurzaamheid, knowhow en behulpzaamheid. Vlaanderen is het verhaal van mensen als makers, gedreven door kennis en kunde. Gepassioneerde, eigenzinnige mensen die met liefde hun vak beoefenen. Mensen die baanbrekend zijn in hun vakgebied en internationaal tot de top behoren. Mensen van gisteren, vandaag en morgen. Het DNA van Vlaanderen vatten we daarom samen in het begrip baanbrekend vakmanschap dat voortaan het merkverhaal wordt voor alle internationale promotie van Vlaanderen.”2 “(…) het verhaal van nieuwe straffe Vlamingen, die naam en faam maken in Vlaanderen en ver daarbuiten. Van Tokyo tot New York. Van Zuid-Afrika tot Canada. Het zijn sterke verhalen van Vlamingen in de wereld. Het is het verhaal van mensen die een aantal unieke karaktertrekken bezitten. Van koppigaards en zorgzame Vlamingen, die producten maken en diensten aanbieden, die wereldfaam genieten. Door onze openheid van geest, onze wilskracht en zin voor detail, en onze drang naar vernieuwing verleggen we dikwijls grenzen. We zijn een maatschappij van makers met wereldwijd bekend vakmanschap. Een tikkeltje eigenzinnigheid is ons dan ook niet vreemd. (…) Vlaams vakmanschap is nieuw Vlaams meesterschap.” 3 Virtuoos Vlaanderen! levert een inhoudelijke bijdrage aan de inzet op “baanbrekend vakmanschap” door de meerwaarde te onderzoeken van een LivingHuman-Treasures-programma op maat van Vlaanderen. Living Human Treasures (LHT), gelanceerd door UNESCO in 1993, staat voor de erkenning van vakmanschap, de ondersteuning van individuele talenten en de overdracht van kennis en vaardigheden verbonden aan dit vakmanschap. Dit praktijkonderzoek doet gerichte beleidsaanbevelingen om impulsen te geven aan het competentiebeleid en de valorisatie van ervaring (werk en 1 www.communicatie.vlaanderen.be 2 www.toerismevlaanderen.be/merkbeleid-vlaanderen (eigen accentueringen in de tekst) 3 www.ditisvlaanderen.be (eigen accentueringen in de tekst)
8 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
economie), opleidingen en begeleiding van individuele talenten (onderwijs), het borgen van kennis en vaardigheden van immaterieel cultureel erfgoed (cultuur) en het versterken van de band tussen Vlaanderen en (baanbrekend vakmanschap geworteld in) erfgoed als toeristisch speerpunt (toerisme). 4 Virtuoos Vlaanderen?5 Onderzoek in binnen- en buitenland stipt aan dat de beoefening van sommige disciplines met wortels in traditie, en de kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, meer en meer onder druk staan. Socioloog Richard Sennett omschreef in 2008 in zijn vermaarde werk “The Craftsman” het maatschappelijk belang van ambachtelijk werk. Hij zag in de moeilijke sociale en economische omstandigheden een bedreiging voor het functioneren van vakmensen. 6 Cultuureconomen Francesca Cominelli en Arjo Klamer hebben respectievelijk voor ambachten in
4 Historicus Paul Metzner beschreef hoe in diverse beroepen de fascinatie voor excellentie en de appreciatie van virtuositeit zijn wortels heeft in het 18de-eeuwse Parijs. “Their diversity of occupation may have obscured but did not preclude their development of fundamentally similar drives to excel in spectacle-making, technical skill, and self-promotion. More specifically, these virtuosos had a theatrical bent and loved to perform. They sought to find or gather an audience and then to expand it. In so doing, they modified the exercise of their arts to make them more striking to the eye or ear that is, more spectacular. (…) Such were the common characteristics of the virtuosos of the Age of Revolution. (…)”. De opkomst van en de fascinatie voor virtuositeit verklaart Metzner als volgt: “The answer in a package is that spectacle-making was encouraged by the proliferation of public spaces, that the cultivation of technical skill was encouraged by the appreciation in the value of practical knowledge, and that self-promotion was encouraged by the dissemination of the self-centered worldview, all of which took place during the eighteenth and first half of the nineteenth centuries throughout the Western world but with particular intensity in Paris.” Zie: METZNER (P.). Crescendo of the virtuoso: spectacle, skill and selfpromotion in Paris during the Age of Revolution. Berkeley, University of California Press, 1998, pp. 1-4. 5 Virtuoos Vlaanderen! bundelt de expertise die is opgebouwd tijdens het traject “Schatten van*in Mensen” (2012-2014), opgezet door tapis plein, ETWIE, FARO, Het Firmament, Circuscentrum, Provincie West-Vlaanderen en Erfgoedcel Brussel. Dit is een vervolgtraject van het project “Schatten van*in Mensen” uit 2010, toen getrokken door FARO, in samenwerking met een aantal partners over heel Vlaanderen. Toen was de opzet van het project om het begrip immaterieel cultureel erfgoed, dat op dat moment vrij nieuw was, bredere bekendheid te geven en aan te tonen hoe veelzijdig de praktijken kunnen zijn. Er werd daarom een tentoonstelling met randprogrammatie uitgewerkt rond personen die als ambassadeurs voor tradities in diverse domeinen konden fungeren: orale tradities, podiumkunsten, sociale gewoonten, tradities gelinkt aan natuur en universum, traditioneel vakmanschap/ ambachten. 6 SENNETT (R.). De ambachtsman. De mens als maker. Amsterdam, Meulenhoff, 2013, pp. 1718 (tweede druk).
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n9
Frankrijk en voor een internationaal kader gewezen op de moeilijke positie waarin ambachten meer en meer terechtkomen, en de nefaste gevolgen voor de beoefening van een ambacht en voor de kennis en de vaardigheden die eraan verbonden zijn.7 Uit een omgevingsanalyse van het kunstambacht siersmeden in Vlaanderen blijkt bijvoorbeeld dat 39 kunstsmeden actief zijn (zowel hobbymatig als professioneel), van wie 38,6 procent meer dan 50 procent van zijn of haar tijd specifiek besteedt aan het kunstsmeden; 40 procent geeft aan dat kunstsmeden zijn of haar hoofdberoep is. De smeden wijzen er evenwel op dat ze andere smeedof kunstvormen moeten beoefenen om het hoofd boven water te houden. 8 Voor andere ambachten gelden trouwens dezelfde vaststellingen, en staat het aantal actieve beoefenaars nog meer onder druk. 9 De context van podiumkunsten lijkt op het eerste gezicht sterk verschillend van het veld van ambachten, gezien de jarenlang uitgebouwde omkadering en ondersteuning vanuit onder meer het Vlaamse kunsten- en amateurkunstenbeleid, de invoering van het kunstenaarsstatuut voor o.m. podiumkunstenaars, alsook het opleidingsaanbod in het onderwijs. Niettemin staat ook dit vakgebied voor belangrijke uitdagingen omtrent de overdracht van disciplines, en de gerelateerde kennis en vaardigheden.10 Terwijl het werk van een schilder of ambachtsman ook bewonderd kan worden als de maker er niet meer is, is het vaardige lichaam van de performer een noodzakelijke voorwaarde voor elke performance. Theater en dans laten natuurlijk ook betekenisvolle materiële sporen na buiten het lichaam – denk maar beeldopnames, kostuums, theaterteksten of dansnotities. Deze kunnen een boeiend vertrekpunt vormen, maar voor daadwerkelijke transmissie en creatieve borging van podiumkunstendisciplines is de tijdsintensieve body-to-bodyopleiding door de expert onmisbaar. Op welke manier kunnen de beoefenaars en experten van dit immaterieel cultureel erfgoed (of afgekort: ICE) beter omkaderd worden, in functie van een duurzame borging van deze actuele culturele erfgoedpraktijken, en hoe kan het UNESCO7 COMINELLI (F.). “Governing cultural commons: the case of traditional craftsmanship in France”, Conference Paper Sustaining Commons, 2011, pp. 16-18; KLAMER (A.). “Craftsculture: an international comparison”, pp. 1-2 (www.klamer.nl/docs/crafting.pdf). 8 JANUARIUS (J.) en MOUTON (M.). De kunstsmid in Vlaanderen. Een omgevingsanalyse van een kunstambacht. Brussel, IJzer en Vuur! vzw, 2014. 9 Dit blijkt uit de gesprekken met ambachtslieden die in het kader van dit praktijkonderzoek zijn afgenomen, zie ook verder. 10 Voorbeeld: Simon Smessaert en Roel Daenen stellen in hun onderzoek naar het figurentheatererfgoed vast dat het aantal kennisdragers onder druk staat, dat er onvoldoende of geen opleidingen zijn waar het vak geleerd kan worden, en dat kennis dreigt verloren te gaan “als er geen opvolging klaar staat, dreigt in deze ketting eigenlijk een cruciale wissel op de toekomst gemist te worden”, zie: SMESSAERT (S.) en DAENEN (R.). De boom op het dak. Verdiepingen in het figurentheatererfgoed. Brussel, FARO, 2009, pp. 41-43.
10 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
programma Living Human Treasures (of afgekort: LHT) als hefboom dienen voor een hedendaags (erfgoed)beleid dat linken legt met andere beleidsdomeinen? Dat zijn de centrale vragen van dit praktijkonderzoek dat voortkomt uit het traject “Schatten van*in Mensen” (2012-2014), opgezet door, tapis plein, ETWIE, FARO, Het Firmament, Circuscentrum, Erfgoedcel Brussel en de provincie WestVlaanderen. In de UNESCO-richtlijnen voor de opstart van een Living-Human-Treasuresprogramma staat LHT als volgt gedefinieerd: “persons who possess to a high degree the knowledge and skills required for performing and re-creating specific elements of the intangible cultural heritage”11. Om die ‘levende menselijke schatten’, of beoefenaars van immaterieel cultureel-erfgoedpraktijken, beter te omkaderen, ontwikkelde UNESCO in 1993 een sensibiliseringsprogramma gericht op kennisdeling en erkenning van ‘levende menselijke schatten’. Ambachten en podiumkunsten zijn twee van de vijf gedefinieerde domeinen in de UNESCO-Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed, die in dit praktijkonderzoek als case study bestudeerd worden.12 Het onderzoekstraject Virtuoos Vlaanderen! is daartoe opgebouwd rond diepte-interviews met ‘menselijke schatten’ en gegevens verzameld via focusgroepen en gesprekken met experten. Er werd uitgebreid literatuuronderzoek en desktop research gevoerd met oog op zowel een situering in internationale kaders en benchmarking als in een historische context en perspectief van maatschappelijke en beleidsevoluties. Ook de resultaten van een proeftuin die in Brussel liep en die inzette op het opsporen van Living Human Treasures binnen de maatschappelijke en culturele diversiteit van de hoofdstad, zijn verwerkt.13 Er is gekozen voor een kwalitatieve benadering van het onderzoeksmateriaal en het werken met diepte-interviews omwille van de rijkdom en duiding die mondelinge getuigenissen opleveren: het is de meest geschikte methode om de individuele loopbaantrajecten alsook de diversiteit aan immaterieel erfgoed in kaart te brengen.14 Op basis van een vaste vragenlijst gingen we in gesprek met de ‘menselijke schatten’ om meer te weten te komen over hun persoonlijk parcours (opleiding, carrière), de competenties verbonden aan hun vak, het zakelijke aspect
11 UNESCO. Guidelines for the establishment of Living Human Treasures Systems. Parijs, UNESCO, 2002, p. 9. 12 De andere domeinen zijn: mondelinge tradities, sociale gebruiken, rituelen en festiviteiten, en kennis en praktijken in verband met natuur en universum. 13 Virtuoos Vlaanderen! wordt voorgesteld op een internationale conferentie in Brussel (FARO) op 21 november 2014; meer informatie op www.livinghumantreasures.be 14 MORTELMANS (D.). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven, ACCO, 2007.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 11
van hun beroep, het belang van kennisoverdracht en een netwerk, en de rol die erfgoed kan spelen.15 Vergelijkend cijfermateriaal voor beide sectoren in Vlaanderen is helaas op heden niet beschikbaar (kwantitatieve aanpak) en komt om die reden in dit onderzoeksrapport niet aan bod. Het strekt evenwel ten zeerste tot de aanbeveling om de komende jaren in te zetten op het verder in kaart brengen via kwantitatieve gegevens, zoals in de buurlanden recent is gerealiseerd.16 De beleidsaanbevelingen die in deze nota worden voorgesteld, zijn dus gebaseerd op de resultaten van de analyse van de gesprekken met ‘menselijke schatten’, en zijn dus geïnspireerd van onderuit. Voor dit project zijn we op zoek gegaan naar dragers17 van embodied knowledge, of kennis met een fysieke component, waar een lang leerproces aan vooraf gaat. Om de discipline in de vingers te krijgen, volstaat kennis van regels niet, je hebt praktijkervaring nodig. Enkel al doende kan je het echt onder de knie krijgen. Door toe-eigening van kennis en experiment worden nieuwe accenten gelegd, waardoor de praktijk blijft evolueren. Bij duurzame borging worden maatregelen genomen om praktijken zo goed mogelijk te documenteren, zodat praktijkkennis niet noodzakelijk met de laatste drager verdwijnt. Maar eigenlijk is een duurzaam immaterieel-erfgoedbeleid er in de allereerste plaats op gericht om de praktijk levend te houden, actieve beoefenaars te stimuleren om aan de slag te blijven en kennis over de praktijk door te geven aan nieuwe generaties. Diversiteit in al zijn facetten speelt in dit verhaal een belangrijke rol, zowel bij de beoefenaars als bij de disciplines zelf.
15 De getuigenissen werden woordelijk letterlijk getranscribeerd. Om de leesbaarheid te vergroten werden leestekens in de tekst geplaatst en dialectwoorden en versprekingen aangepast. Voor de analyse werd rekening gehouden met het saturatieprincipe, dat in kwalitatief onderzoek wordt gebruikt; zie ibidem. 16 Voor Frankrijk: COMINELLI (F.). L’Economie du Patrimoine Culturel Immatériel: Savoir-faire et métiers d’art en France. Thèse pour l’obtention du Doctorat en Sciences Economiques. Ecole doctorale d’Economie Panthéon-Sorbonne, 2013; voor het Verenigd Koninkrijk: http://www. craftscouncil.org.uk/what-we-do/research-reports/. In Vlaanderen werd in 2011 en 2014 (update) het onderzoeksrapport Creatieve industrieën in Vlaanderen gepubliceerd, maar daarin ontbreken helaas belangrijke cijfergegevens m.b.t. betreffende sectoren die hier behandeld worden. Zie onder meer: www.flandersdc.be/sites/default/files/Flanders%20DC%20Studie%20-%20Creatieve%20Industrieeën%20in%20Vlaanderen%20-%20update_0.pdf. GUIETTE (A.) e.a. Creatieve Industrieën in Vlaanderen: Mapping en bedrijfseconomische analyse. Flanders DC – Antwerp Management School kenniscentrum, Leuven, 2011. 17 De volledige lijst met interviews is opgenomen in de bibliografie.
12 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Deze nota Virtuoos Vlaanderen! bestaat uit vier delen18 : Het eerste hoofdstuk gaat op zoek naar de hefboomfuncties van een LHT-programma op maat van Vlaanderen en Brussel. In welk kader is Living Human Treasures in 1993 gelanceerd, en wat is de verhouding tot de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed uit 2003? De voor- en nadelen van bestaande buitenlandse systemen worden in kaart gebracht, als inspiratiebron en onderbouw voor een eigenzinnige Vlaamse variant van een Living-HumanTreasures-programma. In het tweede hoofdstuk komen bestaande Europese en landelijke initiatieven aan bod die de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, individuele talenten en competenties in de kijker plaatsen. Die initiatieven zijn voornamelijk sociaaleconomisch gestuurd. Daarnaast is er vanuit een socio-cultureel perspectief een belangrijke rol weggelegd voor de erfgoedsector. Deze nota tekent daarvoor de krijtlijnen uit. Vervolgens worden in het derde hoofdstuk de aandachtspunten, aangestipt door de respondenten in de interviews, thematisch verwerkt en gepresenteerd. Welke bedreigingen zien zij voor het voortbestaan van hun kennis en vaardigheden, op welke manier kan dit worden opgevangen en welke rol kan de erfgoedsector daarin opnemen? Het laatste hoofdstuk giet ten slotte alles in concrete beleidsaanbevelingen: we inspireren met het formuleren van concrete impulsen voor specifieke beleidsdomeinen, en brengen ook mogelijke formules in beeld die naar wens in combinatie met elkaar uitgewerkt kunnen worden. Want de nota Virtuoos Vlaanderen! kiest hierbij meteen ook voor een praktijkgerichte koers met veel realiteitszin. We bevinden ons immers niet in een periode waar grootschalige en nieuwe budgettaire beleidsambities de toon kunnen zetten. Des te méér is dit het tijdsbestek van duurzaam investeren, van het gericht en grensoverschrijdend werken, van het inzetten op baanbrekende sterktes en kansen met multiplicatoreffecten. Hoe kunnen beleidsprogramma’s ‘slimme’ kaders en oplossingen bieden voor baanbrekende vakmensen (m/v) met het oog op duurzame ontwikkeling en borging? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat waardevolle kennis en kunde als immaterieel erfgoed overgeheveld worden van de meesters naar hun opvolgers? En als het niet steeds om grote budgetten hoeft te gaan, hoe kunnen dan wel bijvoorbeeld de waarde, de erkenning en het Symbolisch Kapitaal zoals UNESCO, een stad, een minister of een staat die kunnen verlenen of toekennen, virtuoos gemixt en gecombineerd worden met effectieve en duurzame investeringen, met leertijdsystemen, borgingsmethoden, met levende mensen? Het lijkt alvast een open doelkans om in Vlaanderen – waar het borgen van imma18 Als doorheen de tekst gesproken wordt over ‘een meester’, dan verwijst dit zowel naar mannen als naar vrouwen.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 13
terieel cultureel erfgoed en de UNESCO-Conventie van 2003 een opmerkelijke ruimte veroverd hebben – in de komende tijd een experiment op te zetten rond dergelijke formules. Alle bouwstenen ervoor liggen momenteel voor het grijpen. Als het lukt is er een maatschappelijke meerwaarde gecreÍerd die onze troeven vermenigvuldigt. Tegelijk kan die ervaring internationaal opnieuw in beeld gebracht en gedeeld worden in UNESCO, waarmee we ook in internationale netwerken het verschil maken.
14 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Virtuoos Vlaanderen! Vlaanderen en Brussel zijn rijk ‌ ‌ aan menselijke schatten. Uit dit diverse gamma stellen we er graag enkele aan u voor.19
19 Deze selectie is gebaseerd op de interviews die voor dit praktijkonderzoek zijn afgenomen, aangevuld met de interviews verzameld in het kader van de Brusselse proeftuin.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 15
“
Ik heb nog niet zo lang geleden een meubelmaker gevraagd om verfraaiingen te doen aan mijn huis. Dat was een hele goede meubelmaker, zoals je er nog weinig vindt. Hij zei dat hij blij was dat hij bij mij iets mocht maken. Hij kon bij mij iets maken wat bij andere klanten niet meer mogelijk was. Het mag tegenwoordig allemaal niet te veel geld kosten. Het moet allemaal praktisch triplex zijn. Bij mij mocht hij werken met degelijk hout. Dat doet me dan plezier dat er nog mensen zijn die gepassioneerd geraken door het kunnen en het maken.”
Hedwig Albert Degelaen is één van de weinige nog actieve pruikenmakers voor De Munt. Na een kappersopleiding te hebben gevolgd aan het Brusselse Institut des Arts et Métiers heeft hij zich dank zij de Koninklijke Vlaamse Schouwburg kunnen specialiseren in het maken van pruiken, een vak dat hij ondertussen al meer dan 34 jaar beoefent.20
20 Gebaseerd op een interview van Margaretha Van Huele; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 17
18 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
“
Dit werk kan je niet doen zonder gepassioneerd te zijn door het materiaal. Je wilt iets doen om het object een langer leven te geven.”
Shirin Van Eenhooge is textielrestauratrice verbonden aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (K.I.K.). Ze studeerde textielontwerp en mode in Gent, en onder impuls van Joke Vandermeersch van de Academie Beeldende Kunsten in Anderlecht vatte ze de opleiding Kunstambacht Textiel aan. Ze deed haar stage bij het K.I.K. en ging er nadien onmiddellijk aan de slag met één doel: historisch textiel ondersteunen zodat het kan blijven zoals het is.21
21 Gebaseerd op een interview van Kristien Lenaerts; foto van Kevin Baert.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 19
“
Izegem is heel lang de metropool geweest van de schoenenindustrie in binnen- en buitenland. Tot in de jaren 1990 waren onze schoenen wereldwijd gekend als de chaussures d’Izegem… Dat erfgoed, die kennis… het is echt belangrijk voor de toekomstige generaties hier in Izegem dat geweten is dat hun ouders en grootouders in de schoenenindustrie hebben gewerkt, en dat het die industrie is die Izegem op de kaart heeft geplaatst! ”
Dirk Strobbe is schoenmaker gespecialiseerd in orthopedische schoenen. Hij is afkomstig uit Izegem, tot de jaren 1990 de bloeiende draaischijf in de WestVlaamse en Europese schoenenindustrie. Zijn opleiding volgde hij aan het Vrij Technisch Instituut in Izegem en als zelfstandige runde Strobbe een schoenenbedrijf tot midden jaren 1990. Hij is nog actief in de schoenensector en gebruikt zijn expertise bij demonstraties in het Nationaal Schoeiselmuseum in Izegem. 22
22 Gebaseerd op een interview met Joeri Januarius; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 21
“
Een Soedanees is eigenlijk een speciaal geval. Ik zie eruit als een Afrikaan maar mijn cultuur is Arabisch. Ik lach wel eens dat je mij met een echte Brusselaar kunt vergelijken: Vlaming noch Waal maar Belg. (…) Wie mijn gedichten leest, merkt dat ik mijn erfgoed niet verloochen. Het echte landschap van West-Soedan komt erin voor, zoals de savanne en de (blauwe) bergen. Ik ‘zing’ over de sociale gebruiken (dansen, rituelen). Helaas kan ik ook niet om de jarenlange oorlog heen (…).”
Alhadi Adam Agabeldour is dichter ondersteund door het Vlaams Fonds voor de Letteren. Als master in de rechten heeft hij zich altijd ingezet voor mensenrechten, gelijkheid en identiteit in zijn thuisland Soedan, tot op het ogenblik dat de politieke situatie voor hem onhoudbaar werd en hij moest vluchten. Hij verwerkt Soedanees erfgoed in zijn gedichten; het is zijn belangrijkste bron van inspiratie in de vier dichtbundels die hij tot nu toe uitgaf.23
23 Gebaseerd op een interview van Karel Sergen, foto van Maëlle Bossi.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 23
“
Het visueel theater is universeel. Het wordt door iedereen diep in het hart gedragen en het valt door iedereen te begrijpen. Want mensen denken soms: “ja, dat is zonder tekst, ga ik dat dan wel begrijpen?”. Integendeel zelfs. Er is iets wat geen deel uitmaakt van onze ratio, ons onderbewustzijn, wat toch een even belangrijk onderdeel is van ons bestaan, maar waar blijkbaar minder aandacht aan besteed wordt. En het visueel theater visualiseert of vertegenwoordigt in zekere zin het onderbewuste van ons … Ja, gevoelens en dromen, dat kan je het best met visueel theater vormgeven.”
Marc Crauwels is expert mime en modern visueel theater. In 1986 heeft hij een opleiding gevolgd aan de Antwerpse mimestudio. Sindsdien is hij vurig pleitbezorger van een kwalitatief en modern visueel theater. Hij heeft verschillende initiatieven in gang gezet om dit doel na te streven, van de oprichting van de Vlaamse Mime Federatie in 1990 tot het Crossroadsfestival in het Zuiderpershuis in Antwerpen, het internationale festival voor modern visueel theater uit de 21ste eeuw.24
24 Gebaseerd op een interview van Joeri Januarius; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 25
“
Dans is een natuurlijk iets. Dans is nu eenmaal een uiting van creativiteit, van gevoelens, van plezier. Het is een uitingsvorm, een kunstvorm. Ik denk dat in welke manier het zich ook gaat manifesteren, of dat het nu hedendaagse of meer historische dans is, dat er sowieso iets heel bijzonders zal gebeuren. De ontroering kan zo mooi zijn in een theater. Of het nu theater of dans is, er worden in die stukken openingen gecreëerd in culturele middens die je anders niet kan creëren door discussie of politiek. Dit kan je wel doen via kunst. Dans speelt daar een heel grote rol in, omdat het een middel is om mensen te bereiken en te sensibiliseren. En als we zien dat kleine kinderen klassiek ballet zo fantastisch vinden … dat sprookje, dat luchtige … dat spreekt tot de verbeelding. Waarom zou dat dan als je 35 jaar oud bent, niet meer tot de verbeelding kunnen spreken? ”
Geneviève Van Quaquebeke is balletdanseres gespecialiseerd in het klassieke repertoire. Ze genoot haar opleiding in de Koninklijke Balletschool Antwerpen en ging achtereenvolgens aan de slag bij het Ballet van Vlaanderen en Les Ballets de Monte-Carlo. Nadien keerde ze terug als prima ballerina in het Ballet van Vlaanderen, onder leiding van Kathryn Bennetts. Nu zet ze zich via Dansstudio Arabesque voltijds in om via kwaliteitsvolle begeleiding dansers op te leiden. 25
25 Gebaseerd op een interview van Margaretha Van Huele; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 27
“
Voor mijn plechtige communie had mijn vader een geweldig cadeau. Hij zei: “Ik leer jou de hoofdstad kennen, we gaan naar het Vossenplein”. Daar heb ik dan een boekje gekocht. Een kerkboekje, een gebedenboekje. Ik vond dat geweldig. En ik ben dat blijven kopen omdat – toen besefte ik dat niet – de band mooi was.”
Jan Camps is boekbinder en -restaurator, en runt samen met zijn vrouw Julia Van Mechelen Handboekbinderij J.J. Camps in Diest. Ze hebben een opleiding boekbinden gevolgd, respectievelijk in Mechelen en Genk. Hoewel ze gespecialiseerd zijn in restauratie, handboekbinden en kunstboekbinden, beheersen ze verschillende materialen en technieken, zodat ze een breed gamma kunnen aanbieden.26
26 Gebaseerd op een interview van Margaretha Van Huele; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 29
“
Je hebt veel geduld nodig voor dit werk. Er gaat soms honderd uur werk in een creatie zitten. Maar dat vind ik niet erg. Ik werk graag met mijn handen. Dat geeft tijd om een dialoog te laten ontstaan tussen mijn handen, mijn hoofd en mijn hart. En zo ontstaat er weer een idee voor een nieuw werk. Voor mij gaat elk werk in elkaar over. Het volgende raam is weer een deel van een proces, een stukje uit mijn leven.”
Laura Ten Zeldam is glazenier die de kneepjes van het vak leert bij het ambachtelijk familie-atelier Mestdagh in Gent en dit combineert met een deeltijdse baan. Het maakproces van glas-in-loodramen was vroeger populair, vooral in kerken. Vanaf de art nouveau-beweging worden er minder glasramen met brandschilderwerk gemaakt, hoewel er een rist nieuwe technieken zijn bijgekomen en het ambacht geëvolueerd is (fusen, slumpen, zandstralen en zeefdrukken bijvoorbeeld).27
27 Gebaseerd op een interview van Marieke van Rijn; foto van Elke Van den Ende.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 31
“
Vroeger was België één van de grootste en voornaamste vertegenwoordigers van de koetsenbouw in Europa. Belgische koetsen zijn zeldzaam geworden omdat wij niet veel verzamelaars hebben. Als je mooie Belgische koetsen wil zien, dan moet je eigenlijk in Nederland zijn.”
Ronny Delusinne is hersteller van koetsen, gespecialiseerd in de restauratie en de vervaardiging van wielen. Voor hij volledig als zelfstandige koetsenmaker begon, was Delusinne treinbestuurder. Eens hij de microbe van de koetsen te pakken had, is hij in de leer gegaan bij een bekende koetsenbouwer en is hij zelf op zoek gegaan naar meer vakkennis, onder meer over houtsoorten en houtbewerkingstechnieken.28
28 Gebaseerd op een interview van Margaretha Van Huele; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 33
“
Flamenco is juist imperfect! De duende, het gevoel in flamenco, dat wil je dat iedereen dat eens kan voelen in zijn leven, want als je dat één keer hebt gevoeld, dan vergeet je dat nooit meer.”
Silvia León is danseres gespecialiseerd in flamenco. Tijdens culturele ontmoetingsdagen in het modemuseum in Hasselt kwam Leon als 11-jarig meisje voor het eerst in contact met flamenco. Haar passie voor de dans heeft zich doorgetrokken in haar opleiding als musicologe. In dit kader deed en doet ze nog altijd onderzoek naar deze dans.29
29 Gebaseerd op een interview van Joeri Januarius; foto van Titus Simoens
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 35
“
Iemand die het kort door de bocht stelt, zegt: ‘Een uurwerk aan de toren moet niet meer, want iedereen heeft een gsm of een polshorloge.’ Nu, dan mag je op de markt hier eens tien minuten komen staan, en dan moet je na die tien minuten eens kijken hoeveel mensen er naar boven kijken. Dat is immens. Dan zie je ook vaak dat ze naar boven kijken en dan pas naar hun horloge. Mensen gaan als er een torenuurwerk in de buurt is, altijd verifiëren of ze zelf een horloge dragen. Het is het uithangbord van uw dorp, van uw stad. Het is ook vaak de oudst werkende mechaniek van uw dorp en daar moeten mensen zich van bewust zijn.”
Nick Vanhaute is uurwerkmaker gespecialiseerd in restauratie van torenuurwerken. Na veertien jaar achter zijn fornuis te hebben gestaan, besloot deze kok van opleiding dat hij zijn passie voor techniek moest volgen. Hij maakte de opleiding horlogemaker in avondonderwijs af en ging daarna zelf op zoek naar een stageplaats om zijn competenties te verfijnen.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 37
38 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
“
Ik denk dat het eigenlijk wel belangrijk is dat je dans als een soort erfgoed beschouwt. Ik vind dat eigenlijk wel juist omschreven. Uiteindelijk gaat dat ook over dat gevoel. Ik zeg altijd: je doet dat niet omdat je er veel geld mee gaat verdienen. Je doet dat omdat dat iets is van jezelf dat je wil doorgeven en waarvan je denkt dat andere mensen daar ook plezier aan kunnen beleven.�
Katrien Van Craenenbroeck is danseres gespecialiseerd in volksdansen. Als dochter van danser Renaat Van Craenenbroeck is ze op heel jonge leeftijd in contact gekomen met volksdans, onder meer in het gezelschap De Lange Wapper, opgericht door haar vader. Zijn omvangrijk archief is terechtgekomen bij het Instituut Vlaamse Volkskunst. Zelf stelt ze het plezier in de dans voorop en wil ze zo veel mogelijk mensen aansteken met de dansmicrobe.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 39
“
Ik heb zelf ondervonden hoe het maken en ontwerpen van messen jongeren kan inspireren en hoe belangrijk ze het vinden dat ze gericht en op maat worden opgeleid. Het belangrijkste is dat ik mijn werk en visie kan overbrengen op jongeren, die er dan zelf mee aan de slag kunnen. Ook het feit dat mijn messen worden tentoongesteld, vind ik belangrijk, want dan is mijn werk eigenlijk van iedereen.�
Antoine Van Loocke is messenmaker en -designer die zijn passie voor mooie messen als kind aangewakkerd zag toen hij tijdens de paasvakantie in Dinant naar een winkel met Zwitserse zakmessen mocht gaan. Vijftien jaar geleden ging hij op vakantie in Bretagne, waar hij een toevallige ontmoeting had met een ingenieur die messen maakte. Deze ontmoeting betekende de start van zijn eigen messen met recuperatiemateriaal en afval.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 41
“
Ik wil iets fundamenteels veranderen. Ik heb een schat gevonden die verstopt was, die ik opgraaf en terug in het daglicht stel.�
Michel Mouton is kunstsmid en drijvende kracht achter IJzer en Vuur! vzw, een organisatie die zich inzet voor de promotie van het kunstambacht in Brussel en Vlaanderen. Het leven van deze vertaler-tolk veranderde drastisch tijdens een ontmoeting met het Tsjechisch kunstsmedenicoon Alfred Habermann sr. Gedurende vier jaar was hij de leerling van Habermann, die hij dan ook beschouwt als zijn geestelijke vader. Via initiaties, workshops en stages probeert Mouton zijn passie voor het vuur over te dragen naar de volgende generatie. 30
30 Gebaseerd op een interview met Karel Sergen; foto van Kevin Pycke.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 43
“
In Kalaripayat gaat het er om dat je hele lichaam één oog wordt. Dat je een relatie ontwikkelt tot de ruimte rondom je en je bewust wordt van wat er zich rondom jou beweegt (…) Traditie is belangrijk. Hoewel geen drie lesgevers dezelfde zijn, blijft de basis voor iedereen gelijk. Vernieuwen betekent dat iemand zijn ego in de traditie stopt. Ik denk dan ook niet dat je er iets aan mag veranderen alvorens je de traditie volledig begrijpt.”
Indirah Osumba beoefent Kalaripayat, een traditionele Zuid-Indische krijgskunst. Ze kreeg samen met haar man de microbe te pakken toen ze in India verbleven. Eens terug in Brussel, openden ze een schooltje in Jette. Kalaripayat is een totaalkunst geïnspireerd op dierenbewegingen en -houdingen, die teruggaat naar de gevechtskunst van krijgers in de Indiase deelstaat Kerala. 31 31 Gebaseerd op een interview van Katrijn Meirlaen en Benedicte Serroen; foto van Sandro Maggio.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 45
“
Voordat de clubs er waren, werd het goochelen eigenlijk van leraar op leerling doorgegeven. Via een mentor zeg maar. Dat was dan iemand die aan het einde van zijn carrière een jongen onder zijn hoede nam en die alles aanleerde. En zo heb je materiaal dat soms drie generaties verder is gegaan. Daar zitten echt boeiende en inspirerende verhalen achter.”
Kobe Van Herwegen treedt op als goochelaar De Kobe. Zijn jongensdroom was om als goochelaar op te treden, en dat doel heeft hij meer dan bereikt. Hij was lid van een goochelclub, hij ging naar het circusatelier en volgde dictie- en taallessen, en dat allemaal om zijn droom waar te maken. Samen met zijn vader heeft hij recent het boek Chapeau. De geheime goochelgeschiedenis van België uitgegeven, wat hem tot één van de autoriteiten rond het goochelen maakt in België. 32
32 Gebaseerd op een interview van Margaretha Van Huele; foto van Titus Simoens.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 47
“
Elke techniek heeft een geheel eigen opbouw die je goed onder de knie moet hebben, voor je je in een nieuwe techniek kan verdiepen.�
Inge De Zutter is kantklosser uit Brugge die op haar zevende een opleiding volgde aan de Kantschool, de kantafdeling van de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten in Brugge. Via lesgeven geeft ze haar passie voor dit ambacht door aan jongeren, en ze is steeds op zoek naar manieren om klassieke technieken te combineren met hedendaagse opdrachten. 33
33 Gebaseerd op een interview met Annelies Tyberghein, foto van Tom De Visscher.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 49
1 UNESCO, LIVING HUMAN TREASURES EN IMMATERIEEL CULTUREEL ERFGOED Dit eerste hoofdstuk plaatst de schijnwerpers op UNESCO, en meer in het bijzonder op het begrippenkader dat UNESCO ontwikkelde met de lancering van het Living-Human-Treasures-programma in 1993 en de Conventie voor het borgen van het immaterieel cultureel erfgoed in 2003. We maken een stand van zaken op van het ICE-beleid in Vlaanderen en Wallonië en onderzoeken hoe een LHTprogramma hierin past. Tot slot gaan we op zoek naar inspiratie in het buitenland en worden de voor- en nadelen van lopende LHT-programma’s tegen het licht gehouden.
1.1. UNESCO, Living Human Treasures (1993) en de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed (2003) Op 16 en 17 juni 1993 vond in het UNESCO-hoofdkwartier in Parijs een internationaal forum plaats dat op zoek ging naar nieuwe benaderingen om ook niettastbare vormen van cultureel erfgoed te ondersteunen en te ontwikkelen. Na de goedkeuring van de Convention concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage in 1972 groeide het besef dat er initiatieven genomen moesten worden die niet alleen inzetten op het natuurlijk en cultureel Werelderfgoed. 34 Zo keurde in 1989 de Algemene Vergadering van UNESCO de Recommendation on the Safeguarding of Traditional Culture and Folklore goed. Dit sensibiliseringsinstrument moest door de vertegenwoordigers van de lidstaten onder de aandacht worden gebracht van de nationale overheden, en fungeerde als inspiratiebron om concrete initiatieven rond “traditionele” culturele uitingen en folklore te ondernemen. 35 Eén van de prioriteiten gedefinieerd door de International Consultation on New Perspectives for UNESCO’s Programme in 1993 was de ontwikkeling van een erkenningsprogramma voor dragers van traditionele kennis en vaardigheden (in 34 SMITH (L.) en AKAGAWA (N.). “Introduction.”, in: SMITH (L.) en AKAGAWA (N.) (eds.). Intangible heritage. Londen, Routlegde, 2009, p. 1. 35 UNESCO. Guidelines…, pp. 6-7.
50 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
1993 was er nog geen sprake van de benaming immaterieel cultureel erfgoed). Dit programma zou inzetten op de transmissie van die kennis en vaardigheden voor toekomstige generaties, terwijl UNESCO zelf als katalysator en coördinator zou optreden. 36 Zuid-Korea nam op 30 juni 1993 zelf initiatief en diende op basis van eigen ervaringen 37 een formele aanvraag in om een systeem van Living Cultural Properties en een bijhorende World Living Human Treasures List te introduceren binnen UNESCO, gestoeld op de Conventie uit 1972. Met dit initiatief wilde het ZuidKoreaanse voorstel aansluiting vinden bij de succesvolle Werelderfgoedlijst. 38 In datzelfde jaar keurde de Executive Board van UNESCO een resolutie rond nationale Living-Human-Treasures-programma’s goed. Vier jaar later volgde de Proclamation of Masterpieces of the Oral and Intangible Heritage of Humanity, een lijst gericht op de erkenning van “outstanding value as masterpiece of the human creative genius”39 . In de UNESCO-richtlijnen voor de opstart van een LHT-systeem wordt immaterieel cultureel erfgoed als volgt omschreven: “People’s learned processes along with the knowledge, skills and creativity that inform and are developed by them, the products they create, and resources, spaces and other aspects of social and natural context necessary to their sustainability; these processes provide living communities with a sense of community with previous generations and are important to cultural identity, as well as to safeguarding of cultural diversity and creativity of humanity.”40
1.1.1. Een generiek LHT-programma volgens UNESCO-richtlijnen De adviserende richtlijnen die lidstaten konden aanwenden voor de inrichting van een LHT-programma kwamen er na de 29ste bijeenkomst van de Algemene Vergadering van UNESCO in 1997. 41 UNESCO beveelt aan dat lidstaten zelf moeten kiezen voor een systeem of een programma dat het beste past bij de landelijke beleidscultuur en -gewoonten. Hier ligt dus een kans voor een vernieuwend Vlaams (erfgoed)beleid, waar dit onderzoek een kader op maat voor wil brengen.
36 Idem, p. 8. 37 Zie verder. 38 HAFSTEIN (V.F.). “Intangible heritage as a list. From Masterpieces to representation.”, in: SMITH (L.) en AKAGAWA (N.) (eds.). Op. Cit., pp. 93-95. 39 www.unesco.org/culture/ich/?pg= 00103. 40 UNESCO. Guidelines…, p. 5. 41 Idem, p. 9.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 51
Een generiek LHT-systeem volgens UNESCO is één van de diverse insteken om het immaterieel cultureel erfgoed op een structurele manier te borgen; er kan daarbij ook gedacht worden aan samenwerking tussen bestaande departementen en agentschappen, of aan niet-gouvernementele organisaties die met de steun van de overheid deze taak op zich nemen. 42 In de richtlijnen staan voorts volgende suggesties: 1) Maak een duidelijke keuze over welke aspecten van het immaterieel cultureel erfgoed en op welke niveaus (nationaal of lokaal) actie ondernomen moet worden. 2) Om tot het meest duurzame resultaat te komen, is het aangewezen om een proefperiode in te stellen; in eerste instantie kan gewerkt worden met één bepaalde regio (“a district or province is particularly rich in various types or genres of intangible cultural heritage”) of een beperkt aantal gemeenschappen (“specific parts of the population”). 43 3) Een commissie met afgevaardigden uit erfgoedgemeenschappen, beleid en academische sector, wordt in het leven geroepen om dit proces van dichtbij te begeleiden en advies te geven aan één of meerdere bevoegde departementen, afhankelijk van de beleidsdomeinen die gemobiliseerd worden. De taak van deze commissie bestaat erin het immaterieel cultureel erfgoed tegen het licht te houden en, indien nodig, prioriteiten te formuleren. 4) Eens de krijtlijnen zijn uitgetekend door een commissie met experten, worden de ‘levende menselijke schatten’ in kaart gebracht en kunnen ze genomineerd worden. De commissie kan zelf een keuze maken, of kan zich door de betrokken erfgoedgemeenschappen laten adviseren via een nominatiesysteem. 5) De commissie is belast met de opvolging van de meesters en de uitwerking van de nodige procedures en criteria. Indien de transmissie van de kennis via bijvoorbeeld een uitgewerkt opleidingssysteem niet voldoet aan de vooropgestelde vereisten, dan kan de commissie beslissen om de samenwerking met de meester stop te zetten. 6) De commissie waakt er ten slotte over dat de nodige documentatie over de vaardigheden en technieken wordt gecreëerd en verzameld – dit met het oog 42 Idem, pp. 19-21. 43 Citaten komen uit: Idem, p. 21.
52 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
op een duurzame borging van het vakmanschap voor toekomstige generaties. 44 In de Recommendation on the safeguarding of traditional culture and folklore uit 1989 had UNESCO reeds een reeks criteria opgesomd die kunnen helpen bij de selectie van het immaterieel cultureel erfgoed. In een aantal gevallen is het immaterieel cultureel erfgoed bedreigd, in die zin dat er dringend initiatieven genomen moeten worden om de bestaande meesters te ondersteunen. Een urgentiebeleid zou dus één van de pijlers kunnen zijn. Een commissie kan ook rekening houden met criteria zoals uitzonderlijkheid, representativiteit en kwaliteit van het erfgoed. Dezelfde denkoefening moet worden gemaakt voor de selectie van Living Human Treasures. Uiteraard is het niveau van de vaardigheden die een meester bezit, doorslaggevend in de selectieprocedure. Bovendien moeten meesters een grote betrokkenheid tonen en moeten ze in staat zijn vaardigheden en technieken over te dragen naar een volgende generatie. 45 Een LHT-programma naar UNESCO-model faciliteert meesters, die zich op hun beurt engageren voor de transmissie van hun vak. Afhankelijk van de accenten die een commissie (en een overheid) wil(len) leggen, kunnen afspraken gemaakt worden met een meester, onder meer over de duur van het programma. Een prestigieuze titel, die synoniem staat voor een officiële en publieke erkenning van een meester, kan worden aangevuld met (financiële en logistieke) ondersteuning en de uitwerking van een kader dat het immaterieel cultureel erfgoed in de verf zet (opleiding, subsidies, promotie en communicatie, toerisme, …). Als tegenprestatie moet een meester niet alleen zijn eigen kennis en vaardigheden permanent ontwikkelen (in het kader van een leven lang leren), maar moet hij zich ook actief inzetten om de opgebouwde vakkennis te borgen. Evaluaties, opgezet door een commissie met experten, volgen de individuele programma’s nauwgezet op. 46
1.1.2. De UNESCO-Conventie voor het borgen van
immaterieel cultureel erfgoed (2003)
In 2003 aanvaardde de Algemene Vergadering van UNESCO vervolgens de Convention for the safeguarding of the Intangible Cultural Heritage. Deze mijlpaal in het internationale beleid rond immaterieel cultureel erfgoed, geredigeerd tussen 2001 en 2003, heeft als doel een duurzaam beleid rond culturele diversiteit en
44 Idem, pp. 21-27. 45 Idem, pp. 23-24. 46 Idem, pp. 24-26.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 53
immaterieel erfgoed te ondersteunen op internationaal vlak. 47 Een belangrijk begrip uit de Conventie is borgen (of safeguarding) van immaterieel cultureel erfgoed, dat volgens artikel 2 als volgt wordt gedefinieerd: “’Safeguarding’ means measures aimed at ensuring the viability of the intangible cultural heritage, including the identification, documentation, research, preservation, protection, promotion, enhancement, transmission, particularly through formal and non-formal education, as well as the revitalization of the various aspects of such heritage.”48 In de richtlijnen voor het opstellen van een LHT-programma wordt borgen via vijf elementen ingevuld: “In concrete terms the safeguarding measures cover: 1) the preservation of know-how, skills, practices and techniques indispensable to the continuance, creation, functioning and evolution of traditional culture in all its parts, as pivotal foundations of society, national and cultural identities of peoples, communities and ethnic groups; 2) the formal recognition and remuneration of persons who embody traditional wisdom and are genuine holders of excellence of tangible and intangible cultural heritage as Living Human Treasures themselves; 3) the assured continuation and development of this work via Living Human Treasures themselves; 4) the requirement to train the younger generations in traditional skills and techniques, 5) the encouragement of younger people to devote their lives to learn, use and transmit the know-how to ensure durable and authentic original cultural identities of territories and peoples.”49 Artikels 16, 17 en 18 van de UNESCO-Conventie uit 2003 omschrijven drie kanalen die internationaal de borging van het immaterieel cultureel erfgoed willen ondersteunen: de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid; de Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed dat dringend bescherming nodig heeft; programma’s, projecten en activiteiten rond immaterieel cultureel erfgoed die inspirerend werken voor leden die een eigen beleid willen ontwikkelen. Artikel 18 biedt dus een concrete ingang om binnen de Conventie een LHT-programma te ontwikkelen.
47 Over de totstandkoming van de Conventie, zie bijvoorbeeld: JACOBS (M.). “De geest van de UNESCO-conventie van 2003: het geheim ontsluierd”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 3, 2010, 4, pp. 30-35. 48 UNESCO. Convention for the safeguarding of Intangible Cultural Heritage. 2003, artikel 2. 49 UNESCO. Guidelines…, pp. 8-9.
54 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Article 16 Representative List of the Intangible Cultural Heritage of Humanity 1. In order to ensure better visibility of the intangible cultural heritage and awareness of its significance, and to encourage dialogue which respects cultural diversity, the Committee, upon the proposal of the States Parties concerned, shall establish, keep up to date and publish a Representative List of the Intangible Cultural Heritage of Humanity. 2. The Committee shall draw up and submit to the General Assembly for approval the criteria for the establishment, updating and publication of this Representative List. Article 17 List of Intangible Cultural Heritage in Need of Urgent Safeguarding 1. With a view to taking appropriate safeguarding measures, the Committee shall establish, keep up to date and publish a List of Intangible Cultural Heritage in Need of Urgent Safeguarding, and shall inscribe such heritage on the List at the request of the State Party concerned. 2. The Committee shall draw up and submit to the General Assembly for approval the criteria for the establishment, updating and publication of this List. 3. In cases of extreme urgency – the objective criteria of which shall be approved by the General Assembly upon the proposal of the Committee – the Committee may inscribe an item of the heritage concerned on the List mentioned in paragraph 1, in consultation with the State Party concerned. Article 18 Programmes, projects and activities for the safeguarding of the intangible cultural heritage 1. On the basis of proposals submitted by States Parties, and in accordance with criteria to be defined by the Committee and approved by the General Assembly, the Committee shall periodically select and promote national, subregional and regional programmes, projects and activities for the safeguarding of the heritage which it considers best reflect the principles and objectives of this Convention, taking into account the special needs of developing countries. 2. To this end, it shall receive, examine and approve requests for international assistance from States Parties for the preparation of such proposals.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 55
3. The Committee shall accompany the implementation of such projects, programmes and activities by disseminating best practices using means to be determined by it.”50 Beleid omtrent de UNESCO-Conventie (2003), ICE en LHT in België België keurde de UNESCO-Conventie van 2003 in 2006 goed, het jaar waarin de Conventie ook effectief internationaal van kracht werd. In 2008 werd de Inventaris Vlaanderen in het leven geroepen, een aangroeiend overzicht van ICE-elementen die zich met het concept en beleid immaterieel cultureel erfgoed identificeren en bewust op borging inzetten. De inventaris Vlaanderen geeft informatie over de erfgoedgemeenschappen, de sociaal-culturele betekenis van het ICE-element en de methoden van borging en transmissie die nodig zijn om het element toekomstgericht over te dragen en te laten evolueren. Op 1 juli 2014 zijn 40 elementen opgenomen in de inventaris. 51 De visienota Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen (2010) van voormalig Vlaams minister van Cultuur, Joke Schauvliege, stelt dat Vlaanderen een “faciliterend” en “internationaal” erfgoedbeleid wil voeren waarin het zelf de rol van “kwaliteitsbewaker en moderator” opneemt. 52 Er wordt belang aan gehecht dat de Vlaamse Gemeenschap actief is in het kader van de internationale ontwikkelingen rond immaterieel cultureel erfgoed en internationaal een voortrekkersrol kan blijven opnemen. Tegelijk worden er instrumenten aangereikt die gemeenschappen, groepen en individuen moeten ondersteunen om ICE te (h)erkennen, te benoemen, te promoten, te documenteren en intergenerationeel door te geven binnen expertisekernen en netwerken van expertise. 53 Vanuit het Cultureel-Erfgoeddecreet worden erfgoedorganisaties gesubsidieerd om de gemeenschappen op het terrein in hun immaterieel-erfgoedzorg te ondersteunen en te monitoren. Om de internationale en Vlaamse beleidskaders op effectieve wijze in het veld te implementeren is het aangewezen dat die processen van bewustmaking en capaciteitsopbouw begeleid worden door professionele deskundigen, trainers (van trainers), culturele makelaars en bemiddelaars. De Vlaamse Gemeenschap
50 UNESCO. Convention for the safeguarding of Intangible Cultural Heritage. 2003, artikels 16, 17 en 18. 51 Zie het digitale platform www.immaterieelerfgoed.be. 52 VAN DEN BROECKE (D.) en THYS (A.). Het beleid van de Vlaamse overheid voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Brussel, Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2012, p. 24. 53 Idem, pp. 24-34.
56 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
ondersteunt daartoe voor de vijf UNESCO ICE-domeinen een werking van expertisekernen en netwerken die de erfgoedgemeenschappen, groepen en individuen helpen faciliteren en begeleiden bij hun inspanningen om hun ICE te borgen en door te geven. Die netwerken van Vlaamse cultureel-erfgoedorganisaties bestaan o.m. uit landelijke expertisecentra, organisaties volkscultuur, musea en culturele archiefinstellingen, die complementair werken met overheden die op het lokale en regionale (en tot 2016 ook het provinciale) niveau een erfgoedbeleid uitwerken. In opvolging van de Vlaamse visienota wordt dit ICE-platform in het Vlaamse erfgoedveld georganiseerd volgens de verschillende soorten of domeinen van ICE die de UNESCO-Conventie aangeeft. Per domein neemt een expertisecentrum het voortouw in de coördinatie, informatiedoorstroming, samenwerking en afstemming van activiteiten in het veld. De Vlaamse Overheid nam bijkomend initiatief voor een overkoepelend digitaal interactief platform www.immaterieelerfgoed.be dat deze aanpak wil faciliteren en daarom als instrument in het veld werd gezet en in beheer gegeven voor de verdere uitbouw. Het expertisecentrum rond erfgoed en participatie, tapis plein, kreeg vanaf 2012 een trekkersrol voor het opstarten van dit netwerk in het veld en moderatie van het ICE-platform, gericht op het versterken van de participatie, samenwerking, afstemming en netwerking op het gebied ICE. FARO, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, ondersteunt bijkomend deze groeiende mediatieprocessen en het platform www.immaterieelerfgoed.be. 54 Uittreksel uit de visienota Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen (2010) Programma’s en acties voor het doorgeven van immaterieel cultureel erfgoed “De beleidsdomeinen en -velden ‘Werk’, ‘Onderwijs’, ‘(Amateur)Kunsten en het Socioculturele veld’ zijn de belangrijkste domeinen waarin het doorgeven van kennis en vaardigheden centraal staat. Zeker voor wat betreft het domein ‘immaterieel cultureel erfgoed van technieken en ambachten’ is interactie vereist tussen het beleid voor immaterieel cultureel erfgoed, onderwijs, werk en socioculturele veld. Voor het domein ‘kunsten’ is de wisselwerking met de (amateur)kunstenorganisaties noodzakelijk. Opleiding, het overbrengen van kennis, technieken en vaardigheden staan er centraal. 54 Zie: JACOBS (M.), NEYRINCK (J.) en VAN DER ZEIJDEN (A.) (eds.). “Brokers, Facilitators and Mediation. Critical Success(f)actors for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage”, Themanummer Volkskunde, 2014, 3.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 57
Het is aan de Vlaamse Gemeenschap om aandacht te vragen voor immaterieel cultureel erfgoed in het onderwijscurriculum, in het opleidingsaanbod van de VDAB, in het cursusaanbod van de socioculturele verenigingen en van de amateurkunstenorganisaties. Niet voor elke overdracht van kennis over technieken en ambachten of voor kennis over de kunsten zijn er geschikte instrumenten binnen deze beleidsomeinen of -velden. Beleidsoverleg en informatie-uitwisseling is hiervoor noodzakelijk. In heel specifieke gevallen kan de Vlaamse Gemeenschap binnen haar beleid voor immaterieel cultureel erfgoed opleidingsprogramma’s voorzien. Een actieprogramma in de lijn van het Living Human Treausers programma van UNESCO zou hieraan tegemoet kunnen komen. Levende menselijke schatten zijn personen met unieke kennis en vaardigheden. UNESCO spoort landen ook aan om een programma te ontwikkelen dat inzet op Living Human Treasures. De Vlaamse variant van het Living Human Treasures programma zou naast een beloning of erkenning van de uitzonderlijke kennis van vaardigheden en technieken vooral moeten focussen op het doorgeven van kennis en vaardigheden. De randvoorwaarden om in aanmerking te komen voor ondersteuning op basis van dit programma zouden moeten zijn: - de wens van een erfgoedgemeenschap om deze kennis te vrijwaren - de bereidheid van de persoon die de kennis bezit om die kennis door te geven - de Vlaamse variant zou het ‘meester-leerlingschap’ ondersteunen. Hiervoor moet een regeling worden uitgewerkt. Een commissie van experts zou op aangeven van de verschillende expertisekernen of netwerken de minister kunnen adviseren om een individu te ondersteunen voor het doorgeven van zijn of haar kennis en vaardigheden. De regelgeving die vandaag bestaat voor individuele kunstenaars binnen het kunstendecreet kan inspirerend werken.” 55 In de andere Belgische landshelft keurde het parlement van de Franse Gemeenschap in 2002 een decreet over roerende culturele goederen en immaterieel erfgoed goed, dat in 2006 werd aangepast. In het eerste hoofdstuk van het decreet worden de roerende culturele goederen en het immaterieel erfgoed 55 VAN DEN BROECKE (D.) en THYS (A.). Het beleid van de Vlaamse overheid voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Brussel, Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2012, p. 30.
58 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
gedefinieerd, met als rode draad de termijn van minstens 50 jaar (of twee generaties) vooraleer men van cultureel erfgoed kan spreken. “Schatten” komt als term in twee contexten voor: 1) “de sleutel ligt hier bij lijsten die worden opgesteld, dus bij performatieve taaldaden die objecten tot schat verklaren, waarna ze het ook zijn”56 en 2) “trésors culturels vivants”, of “ (…) déteneurs d’un savoir ou d’un savoir-faire disparu ou en voie de disparition”57. Artikels 26 en 27 bieden een concrete decretale ingang om een LHT-programma te ontwikkelen. Het mag duidelijk zijn dat de nadruk op urgentiebeleid hier reeds een specifieke invulling van LHT betekent. Artikel 26: “Après avis de la Commission, le ministre qui a la Culture dans des attributions peut délivrer à des personnes physiques, le titre de trésor culturel vivant de la Communauté française, en vue de sauvegarder des compétences et des savoirs disparus ou menacés de disparition. Ces personnes doivent détenir un savoir-faire exclusif ou rare dans les techniques relatives à la conservation et à la restauration du patrimoine culturel, ou à l’artisanat d’art traditionnel.”58 Artikel 27: “Après avis de la Commission, le ministre qui a la Culture dans ses attributions peut allouer des subventions aux personnes visées à l’article 26, dans le but de favoriser leurs activités ou de transmettre leurs savoir-faire à des successeurs. Ces subventions peuvent porter aussi sur l’équipement indispensable à leurs activités. Dans ce cas, elles ne peuvent représenter plus de 60 % de la dépense. Le Gouvernement arrête le montant des subventions ainsi que leur procédure d’octroi.”59 Tot op heden ontwikkelde de Franse gemeenschap geen instrumentarium om dergelijk programma te ontwikkelen. 60 Hier liggen kansen om over de grenzen van de Gemeenschappen heen samen te werken en desgewenst een gemeenschappelijk of afgestemd instrumentarium uit te bouwen. 61
56 JACOBS (M.). “De andere wang van doornroosje/La Belle au Bois Dormant. Roerend en immaterieel erfgoed in de zuidelijke helft van België”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 5, 2012, 2, p. 7 57 Décret relatif aux biens culturels mobiliers et au patrimoine immatériel de la Communauté française. 2002/2006, p. 2. 58 Idem, p. 9. 59 Idem, p. 9 60 Voor een overzicht van het beleid sinds 2002 in Wallonië, zie: JACOBS (M.). “De andere wang …” 61 Zie ook hoofdstuk 4.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 59
1.2. Living Human Treasures in het buitenland: op zoek naar goede praktijken Een overzicht van landen waar wel al LHT-programma’s zijn ingevoerd, is terug te vinden op de website van UNESCO. 62 Hier laten we ons licht schijnen op vier veel geciteerde buitenlandse voorbeelden (Japan en Zuid-Korea, Frankrijk, en de VS), aangevuld met twee verrijkende praktijkvoorbeelden uit Noorwegen en de VS van programma’s die zich specifiek op de borging van één vakgebied concentreren (respectievelijk ambachten en moderne dans). Dit overzicht maakt duidelijk dat elk land kiest voor een programma met een eigen instrumentarium (domeinen, selectiecriteria, vormen van erkenning), dat aan elk systeem nadelen verbonden zijn, en dat een LHT-programma voor Vlaanderen eigenzinnig geïnterpreteerd moet worden.
1.2.1. Japan, Zuid-Korea, Frankrijk en de VS Japan kent een lange traditie op het vlak van immaterieel cultureel erfgoed, dank zij de wet ter bescherming van de culturele eigendommen uit 1950. Eén van de speerpunten zijn de Living National Treasures: het programma draait rond de erkenning van de houders van het hoogste niveau van kennis of vaardigheden in podiumkunsten of ambachten, zoals Bunraku (poppentheater) en Gagaku (muziek en dans aan het hof). 63 De Agency for Cultural Affairs, een commissie van het ministerie, bestaat uit een adviserend orgaan, de Council for Cultural Affairs. Elke deliberatie van de Council wordt voorafgegaan door een zoektocht, selectie en onderzoek van de kandidaten – zo worden de gezondheid van de kandidaten, de reeds ontvangen prijzen, het aantal opvolgers, hun positie in de (erfgoed)gemeenschap en hun persoonlijkheid tegen het licht gehouden. Een Living National Treasure krijgt jaarlijks een toelage van 2 miljoen yen (of, omgerekend, 14.600 euro per jaar). Als tegenprestatie zet de meester zich in om leerlingen op te leiden die in staat zijn zelf meester te worden en vervolmaakt de meester zijn/ haar eigen artistieke vaardigheden, kennis en competenties. Bovendien verwacht de Agency dat de meester communiceert met het publiek en dat acties ondernomen worden om haar/zijn kennis en handelingen te documenteren. 64 Het Japanse systeem heeft bijgedragen tot een belangrijke stimulans in de borging van het immaterieel cultureel erfgoed. De nadruk ligt niet noodzakelijk op het individu, 62 www.unesco.org/culture/ich/?pg= 00061. Het is niet duidelijk of deze lijst volledig is en de meest recente informatie bevat. 63 AIKAWA-FAURE (N.). “Excellence and authenticity: Living National (Human) Treasures in Japan and Korea”, International Journal of Intangible Heritage, 9, 2014, pp. 40-41. 64 Idem, pp. 43-44.
60 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
maar wel op het erfgoed van technieken en vaardigheden die een persoon bezit. 65 Critici hebben evenwel gewezen op de beperkte reikwijdte van het systeem, waardoor relevant immaterieel cultureel erfgoed uit de boot valt. Bovendien laat het bestaande programma weinig ruimte voor actuele en/of creatieve invullingen van het immaterieel erfgoed. Wegens budgettaire redenen is het aantal nieuwe Living National Treasures die gehonoreerd worden, beperkt, aangezien de titel in de praktijk vaak voor het leven wordt gegeven. 66 Zuid-Korea speelt samen met Japan een voortrekkersrol op het gebied van LHTprogramma’s. De wens om in 1962 de wet rond Important Intangible Cultural Properties uit te vaardigen was vooral ingegeven door de zoektocht naar een nationale identiteit na jaren van kolonisatie, oorlog, westerse invloeden en industrialisatie. 67 Het Koreaanse programma is op dezelfde leest geschoeid als het Japanse, maar vertrekt vanuit een ander (conceptueel) kader: de Intangible Cultural Property Sub-Committee adviseert het Zuid-Koreaanse ministerie van Cultuur en Toerisme over belangrijke ICE-elementen en Living Human Treasures, die een financiële vergoeding en een hospitalisatieverzekering krijgen in ruil voor hun inzet in de transmissie van kennis en vaardigheden. De Zuid-Koreaanse interpretatie van het immaterieel cultureel erfgoed omvat “folkloristische” culturele uitingen, terwijl het Japanse systeem meer nadruk legt op klassieke kunstvormen. Daarnaast stelt het Zuid-Koreaanse systeem een strikte hiërarchie op van ICE-dragers (van de beginneling tot de gevestigde waarde), als weerspiegeling van de weg naar excellentie die leerlingen en meesters afleggen. 68 Evaluaties van het systeem wijzen op de succesvolle manier waarop immaterieel erfgoed bewaard en intergenerationeel overgedragen wordt. Critici constateren dat een artificiële of tijdloze bewaring van erfgoed haaks staat op de dynamische interpretatie van een Living Human Treasures-programma, dat in essentie ruimte laat om het ICE te actualiseren. Dit roept de vraag op in welke vorm ICE bewaard moet worden, aangezien borgen juist iets dynamisch is. Bovendien kennen culturele uitingen in Korea diverse lokale variaties, en de erkenning van één lokale 65 SATO (N.). “La notion de technique artisanale en matière de patrimoine culturel immatériel”, in: Le patrimoine culturel immatériel à la lumière de l’Extrême-Orient. Lonrai, Actes du Sud, 2009, pp. 96-97. 66 Idem, p. 44. 67 Voor meer informatie over de verhouding tussen het Japanse en Zuid-Koreaanse systeem, zie: PAI (H.I.). Heritage management in Korea and Japan. The politics of Antiquity and Identity. University of Washington Press, 2014. YIM (D.). “Living Human Treasures and the Protection of Intangible Cultural Heritage: Experiences and Challenges”, ICOM News, 2004, 4, p. 11; AIKAWA-FAURE (N.). “Excellence and authenticity … p. 44. 68 AIKAWA-FAURE (N.). “Excellence and authenticity … pp. 45-46.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 61
interpretatie zou negatieve gevolgen hebben voor de culturele diversiteit. 69 Eens de erkenning bestaat, komt het immaterieel erfgoed onder commerciële druk te staan. In Zuid-Korea is al een tijdje het debat aan de gang in welke mate marketing, commercialisering en erfgoed al dan niet verenigbaar zijn.70 De Conseil des métiers d’art in Frankrijk is opgericht in 1994 en is geïnspireerd op het Japanse systeem.71 De raad hangt af van het ministerie van Cultuur en Communicatie en bestaat uit ongeveer 30 leden (professionals uit kunstambachten en vertegenwoordigers uit professionele organen). Een groep rapporteurs maakt om de twee jaar een preselectie van kandidaten die geboekstaafd staan als virtuoze professionals die door gelijken erkend worden voor hun ervaring en pedagogische skills. Op dit ogenblik zijn 63 Maîtres d’Art erkend in Frankrijk, en wel in de volgende domeinen: instrumentenbouw, druk- en boekbinders, podiumkunsten, bouwtechnieken, textiel en mode, aardewerk, mechanische kunsten, hout- en metaalbewerking. In een dubbele overeenkomst stelt de Maître d’Art zich ter beschikking van het ministerie, van wie de meester een jaarlijkse bijdrage krijgt. Hij/zij sluit een contract af met de leerling waarin de modaliteiten van het leertraject zijn opgenomen (dit leerproces duurt drie jaar).72 Het voordeel van dergelijk systeem is dat er een cyclus ontstaat waarin het immaterieel cultureel erfgoed een boost kan krijgen. De focus op de economische en financiële waarde van het ICE zet meer “traditionele” praktijken evenwel onder druk en maakt dat de Conseil specifieke keuzes maakt; die nadelige keuze richt zich vooral op het vrijwaren van beroepen, eerder dan op de kennis en vaardigheden verbonden aan die beroepen.73
69 YIM (D.). Op. Cit., pp. 11-13. 70 JONGSUNG (Y.). “Korean Cultural Property Protection Law with regard to Korean Intangible Heritage”, Museum International, 56, 2004, 1-2, p. 187. 71 Frankrijk kent naast dit systeem met de compagnonage een parallel leertijdsysteem voor ambachten dat eeuwen geleden tot stand is gekomen als reactie tegen de toenemende macht van toenmalige beroepsorganisaties. Een uitgesproken visie op arbeid en kennisoverdracht kenmerkt de compagnons: leertijd gebeurt in een Tour de France, waarin de gezel het land rondtrekt om zijn vaardigheden te verfijnen en zijn kennis uit te breiden. Dit gebeurt met “respect voor het ambacht en in een sfeer van broederlijkheid”. ICHER (F.). Les Compagnons du Tour de France. Editions de la Martinière, 2010, inleiding. Meer informatie over het huidige leertijdsysteem: http://www.compagnons-du-devoir.com en http://compagnonsdutourdefrance.org. 72 Voor meer informatie over het programma, zie: http://www.unesco.org/culture/ ich/?cp = FR&pg= 00311&topic =lht en http://www.maitresdart.com/. 73 WANG (L.). La convention pour la sauvegarde du patrimoine culturel immatériel: son application en droits français et chinois. Parijs, L’Harmattan, 2013, pp. 345-370.
62 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
De National Endowment for the Arts (NEA), een onafhankelijk opererend agentschap, voorziet in de Verenigde Staten financiering van en ondersteuning voor creativiteit, innovatie en virtuoze kunstbeoefening in diverse disciplines (podiumkunsten, letteren, beeldende kunsten, audiovisuele kunsten …). NEA ondersteunt onder meer voorstellingen, tentoonstellingen, festivals, sociaal-artistieke projecten en educatieve projecten en reikt werkbeurzen en prijzen uit. Sinds 1982 kent NEA jaarlijks National Heritage Fellowships toe aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt als pleitbezorgers voor, beoefenaars van of docenten in artistieke disciplines met wortels in tradities van diverse etnisch-culturele gemeenschappen. Het publiek draagt zelf kandidaten voor. De National Council of the Arts onderzoekt en brengt advies uit, dat door de directeur van het NEA wordt bekrachtigd. Zowel individuen als groepen komen in aanmerking voor die erkenning, op voorwaarde dat zij Amerikaanse staatsburgers zijn, een domicilie in de Verenigde Staten hebben, in leven zijn (postume huldiging is niet mogelijk) en vooral: zich op een bijzondere manier hebben ingezet om bepaalde tradities te laten op- of doorleven. Een onderscheiding wordt verleend voor algehele culturele verdiensten, wordt slechts éénmalig toegekend en levert de genomineerde een prijs op van 25.000 dollar (ca. 18.200 euro). De laureaten worden gehuldigd in Washington tijdens een feestelijke ceremonie waar ze de kans krijgen om een breed publiek te laten kennismaken met hun kunst of vakgebied.74 De meerwaarde van deze aanpak is dat het immaterieel erfgoed zijn zichtbaarheid vergroot, aangezien dit de hoogste eer is binnen de sector.75 Een belangrijk nadeel is dat de erkenning en bijhorende ondersteuning eenmalig zijn, en dat NEA geen tegenprestatie verwacht van de laureaten in functie van transmissie van hun kennis en vaardigheden (het is een erkenning van het al geleverde werk). Vijf referentiebrieven, die moeten wijzen op de meerwaarde van de kandidaten, maken iemands dossier compleet. Het blijft onduidelijk in welke mate een nominatie breed gesteund wordt door een gemeenschap en wat dergelijke erkenning verandert aan de maatschappelijke positie van de laureaten.76
74 http://arts.gov/honors/heritage; NATIONAL ENDOWMENT FOR THE ARTS. 2014 Guide to the Nationale Endowment for the Arts. Washington, 2014. 75 MUTHUKUMARASWAMY (M.D.). Voicing Folklore. Careers, concerns and issues. A collection of interviews. Chenai, 2002, pp. 81-85. 76 Voor meer informatie over dit systeem, zie: GOVERNAR (A.). Masters of Traditional Arts: A Biographical Dictionary. 2 vols. Santa Barbara, ABC/CLIO, 2001.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 63
1.2.2. NHU en MCT: programma’s gericht op één domein In Noorwegen staat het Norwegian Crafts Institute (NHU) in voor de duurzame borging van traditionele ambachten. Het uitgangspunt van de ruim 500 projecten die sinds 1987 zijn ondernomen, is action-borne knowledge. De beste manier om de kennis en vaardigheden rond ambachten door te geven is volgens het NHU in een één-op-één situatie. Sinds 1996 biedt het netwerk een driejarige beurs aan, die ambachtslieden kunnen aanvragen. Gedurende die periode krijgen ze de mogelijkheid om zich in hun vakgebied te specialiseren. Bovendien kijkt het NHU over de landsgrenzen heen en biedt het zijn expertise aan onder meer Schotland, Bulgarije en Tsjechië, wat kan leiden tot een Europees netwerk waar naar vergelijkingen en samenwerkingen gezocht wordt. De doorgedreven documentatiemethode (door een specialist in het vak zelf), de flexibiliteit binnen de opgezette projecten77 en de samenwerking met onderzoeksinstellingen worden binnen het NHU positief geëvalueerd.78
De Dance Capsules van de Merce Cunningham Trust (VS), opgericht in 2000, zijn gericht op de documentatie en transmissie van de danscreaties van een van de iconen uit de moderne dans. Elke Dance Capsule bevat één danscreatie, met digitaal archiefmateriaal (geluidsopname, video, decor en lichtinstructies, interviews, productienota’s, …). Een deel van het archiefmateriaal is na toestemming van de Merce Cunningham Trust, de organisatie die de rechten bezit, raadpleegbaar.79 Dit project liet veel stof opwaaien binnen de podiumkunsten, niet alleen omdat na het overlijden van Merce Cunningham in 2009 twee jaar later het dansgezelschap werd opgeheven en de Trust zich sindsdien integraal heeft ingezet om het opgebouwde patrimonium van Cunningham te beheren, maar ook omdat dergelijk digitaal initiatief, op die schaal, uitzonderlijk is: het zet aan tot innovatie door creatie-elementen ter beschikking te stellen als inspiratiebron voor nieuwe makers (en niet noodzakelijk als middel om een voorstelling over te doen). 80 De vraag blijf
77 Aan het begin van een project onderscheidt het NHU één ambachtsman als drager van een traditie, maar als blijkt dat er elders in het land nog een drager bereid is zijn kennis te delen, dan wordt die toegevoegd aan het project. 78 FALK (E.). “Concerns of diversity – living crafts, methodology for the continuation of craftsmanship”, ICHNGO forum, 5 februari 2014 (http://www.ichngoforum.org/concernsof-diversity-2) 79 KIM (E.S.). “ChoreoSave: a digital dance preservation system prototype”, Proceeding ASSIS&T, 2011, pp. 2-4; meer informatie over de Dance Capsules is terug te vinden in het Legacy Plan: CUNNINGHAM DANCE FOUNDATION. Legacy Plan: a casestudy. New York, 2009, 88 p. 80 KIM (E.S.). “ChoreoSave… pp. 1-2.
64 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
evenwel bestaan of op termijn de digitale toegang tot de Dance Capsules vrij zullen blijven of al dan niet gecommercialiseerd zullen worden.
1.3. Te onthouden uit hoofdstuk 1 • Living Human Treasures (1993) en de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed (2003) bieden vanuit UNESCO een internationaal kader met concrete ingangen om een borgingsbeleid rond individuele meesters, belichaamde kennis en vaardigheden van disciplines met wortels in traditie te ontwikkelen. • De visienota Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen (2010) haalt de kansen en mogelijkheden aan van een aangepast LHT-programma; de Franse Gemeenschap heeft een decretaal kader maar nog geen concreet instrumentarium. Dit opent perspectieven in het kader van het akkoord voor culturele samenwerking dat de Vlaamse en Franse Gemeenschappen gesloten hebben. • Buitenlandse voorbeelden tonen aan dat (succesvolle) LHT-programma’s ontwikkeld worden en dat dit best functioneert op maat van landelijke beleidscontexten.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 65
2 KENNISOVERDRACHT EN EEN LEVEN LANG LEREN IN HUN EUROPESE EN LANDELIJKE DIMENSIE Hoe verhoudt een LHT-programma zich ten opzichte van bestaande maatschappelijke initiatieven, die vanuit andere invalshoeken worden gelanceerd? Deze vraag vormt de rode draad doorheen dit deel van de nota. Op Europees en landelijk niveau lopen programma’s en acties die de ontwikkeling van talenten stimuleren. Aan dit voornamelijk sociaaleconomisch verhaal voegt een erfgoedperspectief een belangrijke dimensie toe: intergenerationele overdracht van (specifieke en/of uitzonderlijke) kennis en vaardigheden. Naast het Europese competentiebeleid (EQF) en het programma Erasmus+ focust dit tweede hoofdstuk op landelijke sensibiliseringscampagnes en relevante actievormen die kennisoverdracht stimuleren. De proeftuin in Brussel, die op zoek ging naar LHT in een stedelijke context, toont ten slotte welke rol erfgoed in dit verhaal kan spelen.
2.1. European Qualifications Framework en Vlaamse Kwalificatiestructuur In 2008 verscheen de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over de “vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren.”81 Twee belangrijke observaties hebben geleid tot het formuleren van een gezamenlijk raamwerk van competenties en kwalificaties: “1) Voor de individuele ontwikkeling, het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de sociale cohesie in de Gemeenschap is het van essentieel belang dat burgers meer kennis, vaardigheden en competenties verwerven en dat deze worden erkend. Dit zou de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers en lerenden vergemakkelijken en zou helpen te voldoen aan de eisen van vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt. De toegang tot en de deelname aan een leven lang leren voor iedereen, ook voor mensen uit benadeelde groepen, en het gebruik van kwalificaties moet daarom op nationaal en Gemeenschapsniveau worden 81 EUROPEES PARLEMENT/RAAD. “Aanbeveling van het Europees Parlement en Raad tot vastelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren”, Publicatieblad van de Europese Unie, 2008/C111/01.
66 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
bevorderd. 2) De Europese Raad van Lissabon van 2000 concludeerde dat meer transparantie op het gebied van kwalificaties een van de belangrijke pijlers is om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij aan te passen. De Europese Raad van Barcelona van 2002 drong voorts zowel aan op nauwere samenwerking in de universiteitssector als op grotere transparantie en betere erkenningsmethoden in beroepsonderwijs en beroepsopleiding.”82 Het Europese raamwerk ordent kwalificaties 83 volgens acht niveaus (waar niveau 1 staat voor “basiskennis” en niveau 8 voor “de meest geavanceerde kennis op een werk- of studiegebied”) 84 en maakt het mogelijk om kwalificatieraamwerken van diverse landen aan elkaar te koppelen en te vergelijken. 85 In 2009 stemde de Vlaamse Overheid het decreet op de Vlaamse Kwalificatiestructuur (VKS) goed. De VKS zorgt ervoor dat kwalificatiebewijzen (dit zijn attesten, diploma’s …) verworven in verschillende contexten met elkaar vergeleken kunnen worden via de (Europese) niveaus van de KS. “Competenties” staan in dit verhaal centraal: een beroepskwalificatie bundelt de competenties die nodig zijn om een beroep uit te oefenen en worden vanuit het werkveld gedefinieerd (AKOV, het Agentschap voor Kwaliteitszorg en Vorming, begeleidt het opstellen van een beroepskwalificatiedossier), terwijl een onderwijskwalificatie “een afgerond en ingeschaald geheel van competenties die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend”86 . Die leertrajecten worden ontwikkeld door de opleidingen zelf. Het opstellen van een generiek of breed beroepsprofiel kan enerzijds een probleem vormen (het bereiken van een consensus, over de grenzen van een organisatie heen, is niet altijd evident, en te algemene profielen verliezen hun nut). Van Leeuwen wijst er ook op dat de competentielogica potentiële werknemers als tools kan beschouwen. Anderzijds zijn er twee belangrijke voordelen verbonden aan deze structuur: competentieprofielen maken het mogelijk om (vaak foutieve) beelden van beroepen bij te stellen en de VKS zet de deur open om nieuwe op-
82 Ibidem (eigen accentueringen in de tekst). 83 Onder kwalificatie wordt begrepen “een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde instantie bepaalt dat de leerprestaties die een individu bereikt, aan bepaalde eisen beantwoorden.” Zie: ibidem. 84 Ibidem. 85 www.ond.vlaanderen.be/kwalificatiestructuur/european-qualifications-framework/ 86 Ibidem.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 67
leidingen in te richten en in te spelen op tendensen. 87 Vooral deze twee laatste punten zijn, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, van belang als het gaat over ambachten en podiumkunsten (die als discipline zijn opgenomen in de VKS).
2.2. Erasmus+: erkenning en valorisatie van talenten Erasmus+ is een programma goedgekeurd door de Europese Commissie. Het zet voor de beleidsperiode 2014-2020 in op de domeinen opleiding, onderwijs, sport en jeugd, met als doel “to support Programme Countries’ efforts to efficiently use the potential of Europe’s human talent and social capital, while confirming the principle of lifelong learning by linking support to formal, non-formal and informal learning throughout the education, training and youth fields. The Programme also enhances the opportunities for cooperation and mobility with Partner Countries, notably in the fields of higher education and youth”88 . Jongeren die hun opleiding niet afwerken en laaggeschoolde volwassenen lopen volgens de Commissie een groter risico om in de (jeugd)werkloosheid terecht te komen. Een programma zoals Erasmus+ moet ervoor zorgen dat dit risico beperkt wordt en dat opleidingsprogramma’s en het onderwijs beter afgestemd worden op de noden van de (Europese) arbeidsmarkt. 89 Erasmus+ bundelt de expertise die de Europese Commissie nu al meer dan 25 jaar opbouwt rond opleiding en (formeel en niet-formeel) onderwijs en integreert programma’s uit de beleidsperiode 2007-2013, met als doel de schotten tussen initiatieven te verwijderen en de programma’s onder één noemer beter op elkaar af te stemmen. Onder Erasmus+ blijven diverse speerpunten gedefinieerd, zoals Erasmus+ Grundtvig 90 voor vormingsactiviteiten voor volwassenen, Erasmus+ Jean Monnet voor de ondersteuning van onderzoek naar de Europese Unie en Erasmus+ Leonardo Da Vinci voor initiatieven rond beroepsopleiding en -onderwijs. 91 87 VAN LEEUWEN (J.). “Competenties: van groei naar snoei? Het competentiedenken in Vlaanderen en de mogelijkheden ervan voor de cultureel-erfgoedsector”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 5, 2012, 2, pp. 6-9. 88 EUROPEAN COMMISSION. Erasmus+ Programme Guide. 2014, p. 9. 89 Ibidem 90 Voor een evaluatie van CULKAS (2013-2014), een Grundtvigproject over intergenerationeel en intercultureel werken met erfgoed, zie CAALS (A.) en BELEMANS (R.). “CULKAS (20132014). Een Grundtvigproject over intergenerationeel en intercultureel werken met erfgoed”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 7, 2014, 3, pp. 44-49. 91 Idem, p. 10.
68 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Onder Leonardo Da Vinci biedt het mobiliteitsproject “beroepsopleidingen en –onderwijs” een relevante insteek voor dit praktijkonderzoek. Dat traject maakt het voor studenten én opleiders mogelijk om hun kennis en vaardigheden voor een periode van maximum 1 jaar te verfijnen en buitenlandse ervaring op te doen. Voor studenten is een “VET Traineeship”92 ontwikkeld; een leerovereenkomst wordt afgesloten tussen de student en de ontvangende instelling, en de instellingen zelf creëren in onderling overleg een kwaliteitskader dat het niveau van de uitwisseling garandeert en bewaakt. Lesgevers kunnen eveneens een dossier indienen om aan een buitenlandse instelling les te geven, of hun kennis en vaardigheden bij te spijkeren in direct contact met buitenlandse opleiders. 93 Voor een evaluatie van het nieuwe Erasmus+ is het nog te vroeg; in 2008 publiceerde het onderzoeksbureau ECOTEC een doorlichting van het toen nog afzonderlijke programma Leonardo Da Vinci.94 Het beschikbare budget voor Leonardo Da Vinci (in 2006 goed voor 251 miljoen euro) werd voornamelijk besteed aan mobiliteitsbeurzen (39 procent) en transnationale en thematische proefprojecten (36 procent). Op die manier, komt ECOTEC tot de conclusie, “the programme has proved to be coherent in terms of contributing towards the creation of a European education area through the promotion of lifelong learning and continued Community level cooperation between actors in the field of VET, and successive calls for proposals have reinforced this”. 95 Er bestond en bestaat binnen het beroepsonderwijs en -opleiding een grote nood aan de globale erkenning van competenties en kwalificaties, de ondersteuning van kwaliteit, een centrale informatiestroom en een transparant werkkader. Leonardo Da Vinci heeft volgens ECOTEC daartoe bijgedragen: studenten die deelnamen, verbeterden hun kennis en vaardigheden (zowel beroepsmatig als taalkundig, door de stimulans van hun taalvaardigheid in het buitenland), en het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen gingen er in de deelnemende lidstaten op vooruit. 96 Hoewel dit niet expliciet in het discours van bijvoorbeeld Leonardo Da Vinci is opgenomen, is er zeker een link te leggen tussen deze programma’s en erfgoedberoepen. De Kaderconventie van de Raad van Europa over de waarde van Cultureel Erfgoed uit 2005 biedt met artikel 9 een rechtstreekse insteek om een sociaaleconomisch programma zoals Erasmus+ net als het kader van competentiebeleid
92 VET staat voor Vocational Education and Training 93 Idem, pp. 50-52. 94 ECOTEC. Joint report on the evaluation of the Socrates II, Leonardo Da Vinci and eLearning programmes. Birmingham, ECOTEC, 2008. 95 Idem, p. 11. 96 Idem, pp. 10-12.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 69
en kwalificatiestructuur concreet te linken met cultureel erfgoed. Het verdient aanbeveling deze Europese mogelijkheden en middelen vanuit Vlaanderen verder te mobiliseren, zichtbaar te maken en zo te begeleiden dat vanuit de Vlaamse context optimaal op deze programma’s kan worden ingespeeld. Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society (2005) “Article 9 – Sustainable use of the cultural heritage To sustain the cultural heritage, the Parties undertake to a) promote respect for the integrity of the cultural heritage by ensuring that decisions about change include an understanding of the cultural values involved; b) define and promote principles for sustainable management, and to encourage maintenance; c) ensure that all general technical regulations take account of the specific conservation requirements of cultural heritage; d) promote the use of materials, techniques and skills based on tradition, and explore their potential for contemporary applications; e) promote high-quality work through systems of professional qualifications and accreditation for individuals, businesses and institutions. Article 10 – Cultural heritage and economic activity In order to make full use of the potential of the cultural heritage as a factor in sustainable economic development, the Parties undertake to: a) raise awareness and utilise the economic potential of the cultural heritage; b) take into account the specific character and interests of the cultural heritage when devising economic policies; and c) ensure that these policies respect the integrity of the cultural heritage without compromising its inherent values.”97
97 COUNCIL OF EUROPE. Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society. 2005, pp. 5-6 (eigen accentuering in de tekst).
70 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
2.3. Landelijke initiatieven Kennis, competenties en talentontwikkeling in de kijker plaatsen, dat is ook het doel van diverse sensibiliseringscampagnes die recent zijn gelanceerd door diverse maatschappelijke actoren. De wijze waarop die lopende acties aangepakt worden en de initiatieven die daaruit volgen, kunnen voor dit praktijkonderzoek inspiratie opleveren en de nood en invulling van een LHT-programma verscherpen. We laten ons licht schijnen op drie initiatieven die inzetten op een beleidsoverschrijdende aanpak, methoden van communicatie en sensibilisering, labels en beurssystemen.
2.3.1. Handmade in Belgium Een initiatief van ondernemersorganisatie UNIZO wil met het authenticiteitslabel Handmade in Belgium zorgen voor een erkenning van makers van “authentieke” en “ambachtelijke” producten. Bovendien probeert UNIZO ondersteuning te bieden aan vakmannen door middel van focusgroepen, netwerkmomenten, webinars en leertrajecten. De imagocampagne De Makers, gelanceerd in oktober 2014, wil onder de slogan “wij gaan het maken” ambachtelijke beroepen in een positief daglicht plaatsen. 98
2.3.2. STEM-actieplan STEM staat voor Science, Technology, Engineering en Mathematics; het actieplan wil beroepen in deze sectoren in de kijker plaatsen en op die manier onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen. De Vlaamse Regering betrekt daarbij diverse beleidsdomeinen (Onderwijs en Vorming, Werk en Sociale Economie, Economie, Wetenschap en Innovatie). Het STEM-actieplan sensibiliseert en neemt initiatieven rond onderwijs (bijvoorbeeld aantrekkelijker STEM-onderwijs), studie- en loopbaankeuze (bijvoorbeeld studiekeuze maken gericht op de ontwikkeling van eigen talent) en de samenleving (bijvoorbeeld zorgen voor meer maatschappelijke waardering rond STEM). 99
98 www.unizo.be en www.makers.be 99 Voor meer informatie, zie: DE LAET (A.). STEM af op de toekomst. Kies voor een STEMstudie of -job. Actieplan voor het stimuleren van studies en loopbanen in wiskunde, exacte wetenschappen, techniek en technologie. Brussel, Departement Onderwijs en Vorming, 2014.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 71
2.3.3. Platform voor Opleiding en Talent, SOFINA en
de Koning Boudewijnstichting
Investeringsmaatschappij SOFINA richtte binnen de Koning Boudewijnstichting het Platform voor Opleiding en Talent op. De initiatieven die in de schoot van het platform worden ontwikkeld, zetten in op de ontplooiing en ontwikkeling van individueel talent en dragen excellentie hoog in het vaandel. SOFINA zet drie financiĂŤle kanalen in om dit te ondersteunen: vervolmakingsbeurzen voor studenten en onderzoekers in het buitenland, financiĂŤle ondersteuning voor talentvolle scholieren die de overstap maken van het middelbaar onderwijs naar hogere studies, en sinds 2012 ook vormingsbeurzen voor jonge ambachtslieden in erfgoedberoepen.100 Deze Europese en landelijke initiatieven hebben als gemeenschappelijke deler dat ze vanuit een sociaaleconomisch perspectief individueel talent, kennis en vaardigheden, en competenties willen ondersteunen en in de kijker plaatsen. Dit talent en die kennis en vaardigheden zijn telkens geworteld in erfgoed. Erfgoed blijkt dan ook een verbindende factor te vormen die de bovengenoemde maatschappelijke initiatieven en doelstellingen gemeen hebben. Een benadering vanuit erfgoed brengt een integraal en integrerend perspectief binnen, en voegt een belangrijke socio-culturele dimensie en waarderingskader toe. Met oog op transversaal samenwerken en kruisbestuiving tussen diverse beleidsdomeinen voor de bestaande verwante doelstellingen omtrent talenten en competenties, is het dan ook een haast vanzelfsprekende kans om op erfgoed als benadering (ingang, partner en perspectief) in te zetten. Daarbij kan het beleid de schijnwerpers richten op disciplines met wortels in tradities die een bijzondere aanpak vergen en/of onder druk komen te staan. Op die manier kan nieuw beleid ontwikkeld worden dat inzet op de erkenning van virtuoos vakmanschap in combinatie met de overdracht van kennis en vaardigheden, zodat komende generaties aan de slag kunnen met de troeven van dit immaterieel erfgoed uit Vlaanderen. Met winst voor allerlei maatschappelijke domeinen, doelstellingen en resultaten. Verbinden dus, om vooruit te gaan. Hoe dergelijk kruisbestuivend werken kan aangepakt worden, was (o.a.) de inzet van de proeftuin in Brussel.
100 http://www.kbs-frb.be/otheractivity.aspx?id=293960&langtype =2067.
72 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
2.4. Proeftuin in Brussel: Erfgoedcel Brussel zet Brusselse Schatten in de kijker In het ruimere opzet ‘Schatten van*in Mensen’ (2012-2014) werd een Brusselse proeftuin opgezet rond het immaterieel erfgoed van ambachten en podiumkunsten. De Erfgoedcel Brussel nam dit initiatief, in nauwe samenwerking met Vormingplus Citizenne, BON (Brussels Onthaalbureau voor Inburgering), en de Academie voor Beeldende Kunsten in Anderlecht, met medewerking van tapis plein. Vertrekpunt was de ervaring van de Brusselse grootstedelijke context waar mensen met wortels in Vlaanderen, Brussel en vanuit de hele wereld samen leven met zeer uiteenlopende schatten aan kennis en kunde, maar dat die aanwezige rijkdom aan vakmanschap in de stad vandaag niet altijd zichtbaar is of maatschappelijk gevaloriseerd kan worden. Er werd als proefproject daarom samen met intermediaire Brusselse partners uit het socio-culturele veld gezocht naar ‘meesters’ in ambachten en podiumkunsten met diverse achtergronden en diverse types vakkennis. Deze ‘meesters’ werden door studenten fotografie thuis of in hun atelier geportretteerd. Via BON werd een zijtraject opgestart dat de kennis en vaardigheden van nieuwkomers en de verhalen rond ambacht en kunde in Brussel in de kijker plaatste. Of anders gezegd, een samengaan van sociaal-cultureel werk, integratiewerk en erfgoedwerk in één traject. De ‘schattenjagers’ waren een groep enthousiaste vrijwilligers die de verhalen van passie en kunde van de schatten optekenden. Zij kregen via Vormingplus Citizenne een workshop “waarderend verhalen optekenen” aangeboden, waarbij zij via drie bijeenkomsten en enkele intervisiemomenten leerden hoe ze de verhalen van de schatten naar boven konden halen. 101 De samenwerking tussen de meesters, schattenjagers en fotografen resulteerde in een bundeling van affiches met op de voorkant een portret en op de achterkant het verhaal van passie en kunde. Op 10 juni 2014 ging een tweeweekse van start met een openingsfeest in Micro Marché in Brussel. Na de voorstelling van de publicatie was er ruimte voor interactie tussen de schatten, schattenjagers, fotografen en het brede publiek, aangevuld met demo’s en een tentoonstelling. In de twee weken die daarop volgden organiseerde Vormingplus Citizenne diverse succesvolle activiteiten (lezingen, opendeurdagen, workshops …) in Brussel rond ambachten en podiumkunsten.102
101 http://www.erfgoedcelbrussel.be/item.php?itemno =19_295&lang= NL. Interne evaluatie Schatten van Mensen. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014, p. 1; gesprek met Katrijn Meirlaen, erfgoedcoördinator Erfgoed Brussel, maandag 15 september 2014 102 Interne evaluatie Schatten van Mensen. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014, p. 1; Projectfiche Schatten van*in Mensen – proeftuin Brussel. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014, pp. 4-5. Het volledige programma van de projectweek is te vinden op: http://www.erfgoedcel-
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 73
Uit de evaluatie van het project blijkt dat de sensibilisering rond het diverse ICE in Brussel en het aantrekken van een publiek dat voorheen amper of niet betrokken was bij de activiteiten van onder meer de Erfgoedcel Brussel (of betrokkenheid bij het begrip ‘erfgoed’ in het algemeen), geslaagd is. De positieve waardering van de culturele diversiteit binnen de ambachten- en podiumkunstensector is in de Brusselse context eveneens een (logische) doelstelling, die niet geïsoleerd mag worden, maar wel als een rode draad loopt in de Brusselse context. De schatten waardeerden de diversiteit aan culturele expressie en de centrale ontmoetingsplek die het project vormde voor kunsten en ambachten, hoewel de taalbarrière maar vooral het (erfgoed)begrippenkader voor zowel deelnemers als organisatoren geen evidentie was.103 Het erfgoed vormde een andere rode draad: het project wilde een beter zicht krijgen op het immaterieel cultureel erfgoed in Brussel en meer specifiek de manier waarop overdracht van kennis en vaardigheden kon gebeuren. Voor de schatten bleek het niet altijd zo duidelijk noch noodzakelijk om expliciet het erfgoedaspect in hun actuele praktijk (kennis en kunde) te benoemen. Niettemin werd de waardering als ‘menselijke schat’ sterk geapprecieerd en werkten ze enthousiast mee in het traject dat ‘Schatten van Mensen’ in de kijker zette.104 Een belangrijke uitdaging die zich doorheen het traject stelde, was zo efficiënt mogelijk de doelgroepen te bereiken. Erfgoedcel Brussel en Vormingplus Citizenne werkten samen met de diverse gemeenschapscentra en socio-culturele partners, op zoek naar “meesters”. De vorming van dit netwerk, en nadien, het duurzame onderhoud van die contacten, bleek één van de grootste werkpunten te zijn. Het lijkt bovendien een openliggende uitdaging of kans voor toekomstige ontwikkelingen op dit terrein.105 Aanbevelingen op basis van de Brusselse proeftuin: • Erkenning geven werkt als vorm van mobilisering van individuele erfgoedcompetenties. • Diversiteit vormt zeker binnen een stedelijk kader een rode draad in erfgoedwerking, al is het niet noodzakelijk een doel op zich. • Zet in op de maatschappelijke sensibilisering rond ICE, zeker ook binnen diverse culturele gemeenschappen, en creëer ruimte waar met kennis en vaardighebrussel.be/product.php?catid=117&itemno =19_295_325&lang= NL 103 Interne evaluatie Schatten van Mensen. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014, pp. 3-7. 104 Idem, pp. 3-6. 105 Gesprek met Katrijn Meirlaen, erfgoedcoördinator Erfgoed Brussel, maandag 15 september 2014.
74 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
den uit andere sociale en culturele contexten aan de slag kan worden gegaan. • Veranker het begrip LHT in de samenleving, zodat men zich hierin kan (h)erkennen. • Werk met intermediairs om draagvlak te creëren en kruisbestuiving voor initiatieven te stimuleren.
2.5. Te onthouden uit hoofdstuk 2 • Er is veel aandacht voor de ontwikkeling van individuele talenten, competenties, kennis en vaardigheden; een eigenzinnig LHT-programma kan aansluiting vinden bij doelstellingen en acties die vanuit andere maatschappelijke velden, nationaal en internationaal, uitgezet worden. • Erfgoed – of het (individueel belichaamde) erfgoed van kennis en kunde met wortels in traditie – wérkt als een verbindende factor. Het erfgoedaspect kan werken als brug tussen initiatieven en doelstellingen vanuit uiteenlopende maatschappelijke beleidsdomeinen van o.m. opleiding, sociaal-cultureel werk, economie, toerisme, integratie, stedenbeleid, enz. • De proeftuin in Brussel illustreert hoe een gericht LHT-beleid een meerwaarde kan hebben voor het erfgoedbeleid, alsook voor andere beleidsdomeinen. De visienota Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen (2010) zet in op een faciliterend beleid dat in eerste instantie initiatieven van erfgoedgemeenschappen ondersteunt: “De erfgoedgemeenschap staat centraal in het beleid. Rekening houdend met de definitie van immaterieel cultureel erfgoed en met de doelstellingen van een beleid dat borgt, zet een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in op ‘van onderuit’ en op ‘ontwikkeling’. De Vlaamse Gemeenschap voert een beleid dat de bevolking en groepen en gemeenschappen stimuleert om die fenomenen, gebruiken, gewoontes en kennis die ze hebben overgeërfd, die ze belangrijk vinden en willen overdragen aan toekomstige generaties, te herkennen en te benoemen als immaterieel cultureel erfgoed en actief door te geven. Dat herkennen en benoemen maakt proactief handelen mogelijk. Het zorgt ervoor dat de erfgoedgemeenschap acties ontwikkelt om het immaterieel cultureel erfgoed door te geven.”106
106 VAN DEN BROECKE (D.) en THYS (A.). Op. Cit., p. 25.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 75
Een LHT-programma biedt de kans om een concrete dimensie toe te voegen aan het Vlaamse ICE-beleid. Inhakend op Europese en internationale programma’s kan Vlaanderen op die manier opnieuw een voortrekker zijn met het uitrollen van een voorbeeldprogramma dat de lessen (voor- en nadelen) uit andere landen verwerkt in de eigen LHT-formule. Buitenlands onderzoek heeft ondertussen bovendien gewezen op de meerwaarde van een gediversifieerd immaterieel cultureel-erfgoedbeleid voor culturele, sociale, economische en duurzame ontwikkeling van een regio.107 Een LHT programma biedt tevens een interessante mogelijkheid voor een gerichte samenwerking en invulling in kader van het akkoord voor Culturele Samenwerking tussen de Franse en Vlaamse Gemeenschappen. Ook de Franse Gemeenschap heeft de kaders voor immaterieel cultureel-erfgoedbeleid en de intentie tot LHTbeleid, maar nog geen ontwikkeld beleidsinstrumentarium. De vraag die in de volgende twee hoofdstukken beantwoord zal worden, is met welke aandachtspunten een op-maat-gemaakt LHT-programma rekening moet houden, welke concrete meerwaarde dergelijke insteek heeft voor diverse beleidsdomeinen en welke beleidsaanbevelingen dit oplevert.
107 Een greep uit het aanbod: COMINELLI (F.) en GREFFE (X.). “Why and how should intangible cultural heritage be safeguarded?”, in: RIZZO (I.) en MIGNOSA (A.) (eds.). Handbook on the economics of cultural heritage. EE Publishing, 2013, pp. 402-417; KLAMER (A.). Op. Cit..; GOULD (H.). “Culture & social capital”, in MATARASSO (F.) (ed.). Recognising Culture. A series of briefing papers on culture and development. UNESCO, 2001, pp. 6971; COMINELLI (F.) “Governing….; VIE. Ambacht. Erfgoed, economie en duurzaamheid. Verslag van de internationale conferentie over de kracht van het ambacht in Eindhoven en Tilburg op 14 en 15 maart 2014. Utrecht, Drukkerij Libertas, 2014, 48 p.
76 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
3 MEESTERS AAN HET WOORD Welke impulsen zijn er volgens onze ‘menselijke schatten’ nodig om een Vlaamse variant te maken van het Living-Human-Treasures-programma? Dat is de centrale vraag van dit hoofdstuk, waar we eerst de resultaten presenteren van de analyse van de focusgroepen omtrent enerzijds de sociaaleconomische dimensies en anderzijds de erfgoeddimensies van ambachten en podiumkunsten (3.1.). De deelnemers aan de focusgroepen gingen op zoek naar de troeven en de drempels voor podiumkunsten en ambachten, met aandacht voor elementen die eigen zijn aan de disciplines en aspecten die de disciplines uniek maken. Vervolgens gaan we dieper in op de interviews met de ‘menselijke schatten’: 3.2. belicht twee centrale begrippen – transmissie en sensibilisering – die volgens de respondenten de basis vormen voor elke actie die beoogt om het immaterieel cultureel erfgoed van onder meer ambachten en podiumkunsten te borgen. Vanaf 3.3. worden vier thema’s uitgewerkt die uit de analyse van de interviews komen: identiteit, immaterieel erfgoed, zakelijk perspectief en opleiding. Bij elk begrip staat onder “wat te doen” vermeld welk actiepunt volgens onze respondenten moet worden uitgewerkt om dit aspect aan te pakken en staat een verwijzing naar de relevante beleidsaanbevelingen en formules die in het vierde hoofdstuk zijn uitgewerkt.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 77
3.1. Bewustzijn, beeldvorming, diversiteit en opleiding: analyse van de focusgroepen108 Uit de analyse van de focusgroepen bleek een scherp bewustzijn te bestaan bij ambachtslui en podiumkunstenaars over de rollen die ze in onze samenleving vervullen en kunnen vervullen, over (de troeven en zwaktes) van hun huidige maatschappelijke positie, maar ook over de vaak negatieve beeldvorming (ambachten zijn niet meer van deze tijd en sommige disciplines in de podiumkunsten kampen met een negatief imago). Zo zijn ambachten niet noodzakelijk economisch rendabel en net zoals dat bij een ambacht het geval is, vergen technieken en vaardigheden binnen podiumkunsten jarenlange praktijkervaring om ze onder de knie te krijgen. Dit maakt deze sectoren vandaag kwetsbaar voor de snelheid van sommige maatschappelijke evoluties. Maar daar liggen ook juist kansen: podiumkunsten en ambachten kunnen zich profileren als niches die een alternatief verhaal bieden. Duurzaamheid en een kwaliteitsvol aanbod binnen het snel aangroeiende marktsegment van de vrije tijd zijn minstens twee kernelementen waar ambachten en podiumkunsten op kunnen inzetten.
108 Op 18 en 19 maart 2013 vonden in Brussel twee focusgroepen plaats ter voorbereiding van de gesprekken met de meesters in ambachten en podiumkunsten. De focusgroep op 18 maart 2013 bestond uit volgende deelnemers: Jan Timmermans (Kunstenloket), Michel Mouton (IJzer en Vuur! vzw), Nick Vanhaute (horlogemaker), Maarten Bresseleers (Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten), Francesca Franco (AKOV), Bart Magnus (VTI), Hannelore Smits (Opendoek), Veerle Wallebroek (Het Firmament), Anne Mees (Resonant), Tijl Vereenooghe (ETWIE), Rob Belemans (FARO), Katrijn Meirlaen (Erfgoedcel Brussel), Jorijn Neyrinck, Margaretha Van Huele en Ellen Vandenbulcke (tapis plein). De focusgroep op 19 maart 2013 bestond uit volgende deelnemers: Griet Kockelkoren (FARO), Sophie Troch (DKO Anderlecht), Wim Bosmans (MIM), Johan David (MOT), Ann Van Nieuwenhuyse (MIAT) Sarah Kaerts (Minderhedenforum), Danny Ronaldo (Circus Ronaldo), Cor Van Istendael (Erfgoedcel Noorderkempen), Chris Van Goethem (Docent Podiumtechnieken), Myriam Van Imschoot (kunstenares), Staf Vos (Het Firmament), Marie Vandecaveye (Circuscentrum), Anne Mees (Resonant), DaniĂŤlle De Vooght (ETWIE), Rob Belemans, Katrijn Meirlaen (Erfgoedcel Brussel), Jorijn Neyrinck, Ellen Vandenbulcke en Margaretha Van Huele (tapis plein). Via die focusgroepen wilden we een zo goed mogelijk overzicht krijgen van wat als sociaaleconomische en socio-culturele (erfgoed) troeven en drempels worden ervaren. Het schema in de tekst vat de kern van beide bijeenkomsten samen; de volledige verslagen van de focusgroepen zijn terug te vinden op de projectwebsite www.livinghumantreasures.be.
78 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Een toekomst voor ambachten? tapis plein vzw schetst in de publicatie “Een toekomst voor ambachten. Een inspiratieboek” diverse kansen die ambachten kunnen grijpen in onze samenleving waar crisissen op diverse vlakken elkaar opvolgen.109 1) Kansen voor het ondernemen: “De economische crisis vormt echter niet alleen een kansrijke context om bedrijfsmodellen te herdenken, maar ook om ambachten te herontdekken. Niet alleen de consument is gevoelig voor ambachtelijk gemaakte producten en de waarden die ermee samengaan. Ambachten kunnen ook bijdragen tot de economie van de toekomst. Onze maakindustrie en ambachtseconomie beschikken over een onderscheidend vermogen in onze globaliserende wereld.”110 2) Kansen voor het consumeren: “Er is een ruimere tendens van een groeiende groep bewuste consumenten die ethisch verantwoord, ecologisch of lokaal geworteld wil consumeren. We zijn ons bewust geworden van onze verantwoordelijkheid om minder achteloos en impulsief wegwerpproducten aan te schaffen en weg te gooien, en om bij te dragen aan een duurzame economie met aandacht voor niet enkel de economische, maar ook de maatschappelijke en symbolische waarde. Duurzaam en ethisch consumeren zit dus in de lift!”111 3) Kansen voor het samenleven: “Sociale duurzaamheid en een veerkrachtige maatschappij zijn de sleutelwoorden voor een nieuwe samenleving die in essentie gericht is op de kwaliteit van leven, werken en samenleven, en dit op langere termijn. Anders gezegd: een maatschappij waarin burgers de instrumenten in handen krijgen of nemen om zowel op sociaal, economisch als cultureel vlak levenslang een actieve bijdrage te leveren (…) Het emancipatorisch potentieel van de burgermaatschappij mag niet onderschat worden. Het versterkt de lokale veerkracht.”112 109 VANDENBULCKE (E.). Een toekomst voor ambachten. Een inspiratieboek. Tapis plein vzw, 2014. 110 Idem, p. 67. 111 Idem, p. 72. 112 Idem, p. 78.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 79
Opvolging en monitoring zijn in deze context cruciaal: vaak als het te laat is, wordt er aan de alarmbel getrokken en stelt men vast dat er al veel waardevolle kennis en praktijken verloren zijn gegaan. Een inhaalbeweging is dan noodzakelijk om dit erfgoed opnieuw in de kijker te plaatsen en te vrijwaren voor de toekomst. Een proactief en intergenerationeel beleid kan volgens de focusgroepen dit probleem opvangen. Kennis en vaardigheden worden nu veel te vaak gescheiden benaderd: er is nood aan een integrale benadering waarin er tijd en ruimte is om zich te verdiepen in theorie én praktijk en waarin jong en oud warm worden gemaakt om zich in deze sectoren te engageren. Dit hoeft niet altijd te gebeuren in het kader van een formele opleiding, integendeel: informele en individuele leersystemen worden absoluut als een troef ervaren. Diversiteit (gender, leeftijd, cultureel, sectoraal,…) is een troef die volgens de deelnemers aan de focusgroepen in ambachten en vooral in de podiumkunsten uitgespeeld kan en moet worden. Voorlopig vinden minderheden nog te weinig hun weg in het betrokken maatschappelijke en socio-culturele veld in Vlaanderen. Het is volgens de focusgroepen aan het middenveld om de vertaalslag te maken en minderheden toe te leiden naar het beleid. De relevantie van het immaterieel erfgoed van de ambachten bevindt zich ook nog op het vlak van erfgoedzorg, of het onderhoud en de restauratie van erfgoed. Een bredere interpretatie van diversiteit is volgens de deelnemers aan het Atelier Diversiteit en Participatie van het Cultuurforum 2020 belangrijk: cultuur (en erfgoed) hebben te winnen bij diversiteit, dat “het wezen en het fundament, geen aparte categorie”113 is. Voor een gezond ecosysteem is biodiversiteit ook cruciaal. Eerder is door wetenschappers de link al gelegd tussen de risico’s van minder taaldiversiteit en het verlies aan kennis.114 De vergelijking gaat op voor het ruime gamma aan (individuele) culturele uitingen en immaterieel cultureel erfgoed en het belang dat dit speelt in het verbinden van mensen. “Diversiteit (…) wordt nog te veel beschouwd als een individueel aan te pakken probleem, niet als een grote collectieve kans en hefboom (…) Er worden kansen gemist wat het verbinden en verknopen van mensen, groepen, gemeenschappen, netwerken en beleidsdomeinen betreft”, besluit het Atelier Diversiteit en Participatie.115
113 Verslag atelier diversiteit en participatie. Brussel, 2010, p. 5 (www.cjsm.be/cultuur/sites/ cjsm.cultuur/files/public/diversiteit_en_participatie.pdf) 114 zie bijvoorbeeld: LOH (J.) en HARMON (D.). Biocultural diversity. Threatened species, endangered languages. Zeist, WWF Nederland, 2014. 115 Verslag atelier diversiteit… p. 3.
80 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Overzicht van de diversiteit in (moderne) ambachten en podiumkunsten.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 81
3.2. Twee speerpunten uit de individuele gesprekken met LHT’s: transmissie en sensibilisering Een beleid dat de schijnwerpers plaatst op het borgen van immaterieel cultureel erfgoed van ambachten en podiumkunsten dient volgens de analyse van de interviews twee centrale begrippen voorop te plaatsen in de uitvoering ervan. Alleen een integraal beleid dat inzet op de transmissie van kennis én vaardigheden en tegelijkertijd op de sensibilisering van maatschappij én sector over de waarde van het individuele meesterschap lijkt te kunnen slagen. Wat wordt met deze twee begrippen bedoeld?
3.2.1. De blik van LHT’s op: transmissie Reactie van messenmaker en -designer Antoine Van Loocke (°1955), na afloop van het interview: “Naar aanleiding van uw bevraging heb ik een evaluatie gemaakt van 15 jaar atelier. Ik ben tot de vaststelling gekomen dat ik van in het begin bezig was met het delen van kennis en dat ik altijd met jongeren heb gewerkt. Vanaf heden zal dus niet meer het product het doel zijn, maar de kennis, materialen en technieken, en de overdracht ervan.” De carrières van zowel de jonge als meer ervaren ‘schatten’ vertonen een interessant patroon: de grote leergierigheid die de jongere respondenten hebben sluit eigenlijk aan bij de opgebouwde ervaring van oudere meesters. De vrees dat deze kennis verloren gaat, is sterk aanwezig en komt als centrale drijfveer naar boven in de gesprekken: de jongere schatten denken in eerste instantie aan het eigen traject dat ze nog willen afleggen en de kennis die ze nog willen vergaren, terwijl de volgende generatie bezorgd is om het verloren gaan van dit ‘cultureel kapitaal’. Op die manier sluit het verhaal van de respondenten aan bij de geschetste ontwikkelingen in de inleiding van deze nota. De geïnterviewden zijn experten in hun vakgebied en hebben een goed zicht op het bestaande netwerk van ambachtslui of podiumkunstenaars. Afhankelijk van de discipline is het soms echt vijf voor twaalf. Nick Vanhaute ziet in Vlaanderen naast Rudi Degeest geen andere torenuurwerkmaker meer actief; hij schat dat in België nog 5 vakmannen in die discipline actief zijn; dezelfde aantallen zijn van toepassing voor het maken van pruiken: Hedwig Albert Degelaen spreekt over drie volwaardige pruikenmakers in Vlaanderen. De respondenten geven zelf aan dat de context afhangt van het vak. Geert Opsomer en Freddy Delvaux wijzen op de grote diversiteit in respectievelijk podiumkunsten en bier brouwen, die op het eerste gezicht niet laat vermoeden dat er een
82 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
probleem is qua aantallen kennisdragers en qua kennisoverdracht. Maar als dan ingezoomd wordt op bijvoorbeeld het schimmenspel (met maar twee prominente beoefenaars, Luk De Bruyker en Mark Elst) of bijvoorbeeld geuzestekerijen (die zich concentreren in het Pajottenland in Vlaams-Brabant), dan is ook daar overdracht van kennis en vaardigheden urgent. Een doorgedreven kennistransfer voor ambachten en podiumkunsten slaagt pas als twee belangrijke randvoorwaarden worden gecreëerd en ingevuld. Meesters moeten bereid gevonden worden om hun jarenlange ervaring open en transparant te delen met leerlingen. Aandacht moet uitgaan naar de individuele talenten van die leerlingen (wat dan weer didactische vaardigheden vergt), die op hun beurt de ruimte moeten krijgen om de verworven kennis en competenties eigen te maken (en dus zelf aan de slag te gaan). Zo kunnen ze niet alleen uitgroeien tot meesters in hun vakgebied (het gaat om een lang traject dat met vallen en opstaan wordt afgelegd), maar blijft de kennis over bepaalde vakgebieden bij de tijd én wordt er effectief mee aan de slag gegaan.116 Geert Opsomer (°1957), expert podiumkunsten, over de verhouding met één van zijn inspiratiebronnen Enrique Vargas: “Toen ik hoorde dat hij kwam, dacht ik: ik moet hem zien. Ik ben hem gaan opzoeken. Hij was aan het werk. Het was een grote verrassing voor hem; hij was heel blij. Hij zei: weet je wat, we gaan een hele dag optrekken, maar ik moet een halfuur kunnen babbelen met de mensen hier. Ik vond dat nogal evident. De mensen zitten op de grond, en hij neemt twee stoelen en zet die naast mekaar. Hij gaat op die ene stoel zitten. Ik dacht, dat klopt niet, want hij was aan het zeggen: mag ik u voorstellen aan Geert Opsomer, ik heb heel veel van hem geleerd. Ik zat toen aan de kant, maar ik ging op de grond zitten, naast de mensen, en niet op de stoel naast hem, en zei, ik heb veel van u geleerd. Dat soort ontmoeting… ja, dat was in de juiste proportie …” Wat te doen? Faciliteer vormen van kennisoverdracht van immaterieel cultureel erfgoed Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.1., 4.2.2., 4.2.5., 4.2.6.
116 Zie ook verder, 3.6.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 83
3.2.2. De blik van LHT’s op: het sensibiliseren van maatschappij en sector Geneviève Van Quaquebeke (°1978), balletdansers, over het belang van sensibilisering rond klassiek ballet: “Ja, dat is heel belangrijk. Dat men het niet als oubollig beschouwt, maar dat ballet ook een evolutie met zich meebrengt. Het heeft een waarde die van groot belang is. Als ballet er niet meer is, dan zullen we het snel genoeg missen …” Het onder de aandacht plaatsen van het ICE van ambachten en podiumkunsten is een belangrijk werkpunt volgens onze geïnterviewden. De sensibilisering is nodig op minstens twee domeinen: 1) Maatschappelijke sensibilisering … … kan leiden tot een grotere erkenning van (deel)disciplines en bijhorende vaardigheden die vaak onder de radar van het bredere publiek en het beleid blijven. Het gaat in dit geval niet noodzakelijk om een individu dat erkenning vraagt voor zijn verwezenlijkingen, dan wel om het vak(manschap) dat door een individu vertegenwoordigd wordt. Marc Crauwels, expert mime en visueel theater: “Ik heb in 1986 een opleiding mime gevolgd en sindsdien ben ik eigenlijk een vurig pleitbezorger voor een grotere erkenning voor dit genre. Ik heb me uiteraard geëngageerd voor tal van initiatieven. Ik heb zestien organisaties of projecten gesticht sinds 1986, de ene al meer succesvol dan de andere. Ze hadden als intentie om het publiek, de media en de beleidsmensen te informeren over evoluties in dit genre, met als hoofddoel de erkenning te vergroten (…) Ik hoef zelf geen erkenning te krijgen, ik zou alleen maar wensen dat jonge mensen die vandaag zich geëngageerd voelen om in dit genre voorstellingen te maken, kansen krijgen. Ik weet dat het publiek geïnteresseerd is, de vraag is alleen hoe alles georganiseerd moet worden? Hoe moet je mensen motiveren om een opleiding te volgen? Maar daar ontbreekt een eerste discussie, want jonge mensen vandaag willen toch een diploma. Er is geen professionele mime-opleiding. Van bij de start gaat het dus eigenlijk fout.” 2) Sensibilisering van de eigen sector en aanverwante domeinen Geïnterviewden steken de hand in eigen boezem en wijzen op het belang van sensibilisering binnen het eigen veld en domeinen die er nauw mee verbonden zijn vooraleer een bredere maatschappelijke sensibilisering kan werken. Zo hamert podiumtechnicus Chris Van Goethem op een goede documentatie van podiumtechnieken (niet alleen materiaal dat verzameld wordt, maar ook de aanwezige technische kennis om bijvoorbeeld toestellen te bedienen). Nick Vanhaute
84 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
(°1972) ziet voor torenuurwerken volgende uitdagingen: “Architecten, aannemers … Ze moeten op de hoogte zijn van wat er in een toren zit en waar ze, als ze werk in een toren aannemen, allemaal rekening mee moeten houden. Er zijn enkele voorbeelden van dorpstorens waar een gsm-installatie geplaatst wordt. Waar wordt die zender dan geplaatst? Uiteraard in de ruimte waar het uurwerk staat. Dat staat daar in de weg. Dus dat wordt dan door mensen die er totaal niet mee vertrouwd zijn op een paar uur tijd ontmanteld en naar beneden gegooid en afgevoerd met het oud ijzer. Het gebeurt echt. Of, zoals in de kerktoren van Werchter – dat is nu een beschermde kerktoren – daar staat een gsm-mast in en dat torenuurwerk heeft alle hoeken van de kamer gezien. Dat is echt van de ene naar de andere kant gegooid. Dat zouden we moeten kunnen voorkomen in de toekomst.” Wat te doen? Sensibiliseer rond en erken de waarde van het immaterieel cultureel erfgoed Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.1., 4.2.2., 4.2.3., 4.2.4., 4.2.5., 4.2.6., 4.2.7., 4.2.8.
3.3. De blik van LHT’s op: vakmanschap, beroepsernst en kwaliteit, of de constructie van een meesterlijke beroepsidentiteit Afhankelijk van de context waarin mensen zich begeven, meten ze zich een andere identiteit aan. Ouder, marathonloper, supporter, klusser, hobbykok… Het zijn maar een paar petjes die door één persoon opgezet kunnen worden. Een andere manier waarop die profilering gebeurt, is via iemands beroep. Een job kan een belangrijk deel uitmaken van ons leven. Mensen die een sterke beroepsidentiteit hebben, gaan zich meer dan anderen vereenzelvigen met dat beroep. Die beroepsidentiteiten bevatten specifieke elementen, eigen aan het beroep, en bijkomende kenmerken die niet noodzakelijk eigen zijn aan een job (maar bijvoorbeeld samenhangen met persoonlijkheid of persoonlijke achtergrond).117 Een sterke beroepsidentiteit is een constante in de gevoerde gesprekken. Of het nu gaat om jonge, talentvolle podiumkunstenaars of om meer gevestigde waarden met jarenlange ervaring in een ambacht, de vereenzelviging met het beroep is
117 Zie onder meer BUDD (J.W.). The thought of work. Ithaca, Cornell University Press, 2011.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 85
zeer sterk aanwezig. Dit uitte zich onder meer via de passie en het enthousiasme waarmee de schatten over het onderwerp praatten, hoewel ze zelf niet altijd goed onder woorden konden brengen vanwaar die passie kwam.118 Messenmaker en -designer Antoine Van Loocke: “Soms heb ik schrik gehad dat die passie zou overgaan. Maar dat gaat niet over. Bij schilderen en bij beeldhouwen is dat overgegaan omdat die motivatie weggevallen is. Dat vuur is uitgegaan. Dus ik had geen zin meer om dat te ontsteken. En dan ben ik in contact gekomen met die messen, en toen wist ik het: dit is het!” Expert in mime en visueel theater Marc Crauwels verwoordt zijn passie voor visueel theater als volgt: “Het visueel theater wordt door iedereen begrepen. Het is zeer divers, maar ook universeel. De universele waarheid waar je geen woorden aan moet vuilmaken, wordt door iedereen begrepen, en dat is het succes van het visueel theater. En wellicht ligt daar ook mijn passie, of de reden waarom ik er altijd mijn tijd en energie in ben blijven steken om het te verdedigen. Mensen worden geëmotioneerd in een voorstelling en zeggen: “Dit heb ik van mijn leven niet gezien. Dit was een totaalervaring”. Elke keer opnieuw. Op het ogenblik dat het festival daar is, zitten we erdoor en vragen we ons af wat we eigenlijk aan het doen zijn. Maar na het festival zijn onze batterijen allemaal opgeladen, omdat je dan ziet waar je een heel jaar mee bezig bent en dan zeg je: “ja, dat was fantastisch”.” Hoewel ambachten en podiumkunsten op het eerste gezicht twee uiteenlopende vakgebieden zijn, blijken toch dezelfde mechanismen aan het werk op basis waarvan deze beroepen gedefinieerd worden en expertise wordt opgebouwd én aanvaard door het eigen veld en de buitenwereld. Uit de interviews spreekt dat het cruciaal is dat vaardigheden en kennis moeten worden erkend én herkend door een bredere doelgroep, aangevuld met maatstaven die individuele meesters zelf opleggen. Die normen kunnen variëren doorheen de tijd en zijn afhankelijk van de maatschappelijke positie van het vakgebied en de ‘bedrijfscultuur’ die eigen is aan het vak.119
118 Zie ook voorstelling van de geïnterviewden. 119 Zie bijvoorbeeld: DICKIE (V.A.). “Establishing worker identity; a study of people in craft work”, American Journal of Occupational Therapy, 57, 2003, pp. 250-261; NESS (K.). Construction craft identities: discourses of skill and identity in the building trades. University of Reading (PhD), 2013.
86 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Erkenning en herkenning van vakmanschap of meesterschap laten zich ontleden in diverse aspecten: 1) Netwerk. Naarmate het persoonlijke (nationale en internationale) netwerk (met ruimte voor aanbevelingen en doorverwijzingen) van de vakman toeneemt, stijgt ook zijn positie binnen het vakgebied. Chris Van Goethem (°1962), podiumtechnicus, over de persoonlijke netwerken die hij opbouwt: “Ik zit in een aantal Europese en wereldwijde netwerken. Je hebt aan de ene kant OISTAT120, dat is de wereldorganisatie van de technici, scenografen en de architecten. OISTAT heeft een History Commission, maar dat gaat heel sterk over theatergeschiedenis en vooral de geschiedenis van de scenografie, en veel minder over techniek. Je hebt het heel concrete Timeline Project, wat we nu van de grond proberen te krijgen. Via dat project heb ik nogal een goed contact opgebouwd met bijvoorbeeld het Theatre Trust in Engeland en met de historische commissie van ABTT121, de Engelse versie van de Belgische technici-vereniging (…) Zo bouw je dus een netwerk uit, maar dat is op dit moment zeker nog niets formeels.” 2) Kennis en vaardigheden. Afhankelijk van het vakgebied wordt meer nadruk gelegd op het voltooien van een officiële en prestigieuze opleiding dan wel op het doorlopen van een informele leertijd op een werkvloer (en dit zowel in binnen- en buitenland). 3) Materiële uitrusting en verwezenlijkingen bepalen in hoge mate de reputatie die iemand in een bepaald vakgebied opbouwt en staan symbool voor iemands vakmanschap. De kwaliteit die meesters brengen, maakt, naast de hoge eisen die ze aan zichzelf en anderen stellen, integraal deel uit van wat voor hen vakmanschap inhoudt.122 De wijze waarop de respondenten hun carrières uitbouwen, is daar het beste voorbeeld van. In een vaak lange zoektocht naar hun passie timmeren ze stapsgewijs aan de weg door hun kennis en vaardigheden te perfectioneren via bijvoorbeeld buitenlandse stages.123
120 International Organisation of Scenographers, Theatre Architects and Technicians, zie www. oistat.org. 121 Association of British Theatre Technicians, zie www.abtt.org.uk. 122 Over de evolutie van de betekenis van het begrip kwaliteit, zie: GOMEZ (P.Y.). Qualité et théories de conventions. Lyon, 1994. 123 Zie Virtuoos! Portretten van passie en vakmanschap in Vlaanderen! Gent, Snoeck, 2014.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 87
Om de kwaliteit binnen hun vakgebied te bewaken, zetten vaklui zich af tegen de wijze waarop onder valse voorwendselen de positieve connotatie die bestaat rond vakmanschap wordt misbruikt. Er leeft een breed gedeelde bezorgdheid en zelfs verontwaardiging omtrent ‘valsspelers’ op het terrein: Studiedag over de toekomst van het kunstsmeden in Vlaanderen Op 23 mei 2014 organiseerde IJzer en Vuur! vzw, een organisatie die zich inzet voor het duurzaam borgen van het kunstsmeden in Vlaanderen, een studiedag over de toekomst van het ambacht.124 Uit de SWOT-analyse die de smeden, opleiders, museum- en erfgoedwerkers gemaakt hebben, blijkt dat een belangrijke bedreiging voor het overleven van het ambacht komt van ‘valsspelers’ die zich wel kunstsmid noemen, maar die in de praktijk zelf niet smeden. De norm ‘materiële uitrusting en verwezenlijkingen’ speelt bij het ambacht van het kunstsmeden een belangrijke rol in de definiëring van iemands vakmanschap. De kunstsmeden zelf zien twee belangrijke eigenschappen: zelf kunnen smeden aan een smissevuur (geen uitbestedingen) en zelf tekeningen en ontwerpen kunnen maken (eigen originele creaties). Brouwer Freddy Delvaux verwoordt het op een andere manier: hij ziet niet noodzakelijk valsspelers in de brouwsector, maar stelt zich toch vragen bij het feit dat iedereen zich brouwer kan noemen, zonder enige vorm van opleiding genoten te hebben. Bier brouwen is een populaire hobby, en hij juicht de diversiteit toe die de recente opgang van onze biercultuur voorbrengt. Ondanks het feit dat er een overreglementering dreigt, zou de invoering van kwaliteitsnormen toch enige vorm van controle kunnen bieden.125 Dit sluit nauw aan bij het spanningsveld dat bestaat tussen amateurs/hobbyisten en professionals in ambachten en podiumkunsten. De respondenten zelf zitten in diverse statuten, die ze laten afhangen van hun persoonlijke situatie en die evolueren doorheen de tijd. De scheidingslijn tussen amateurs en professionals is bovendien niet eenvoudig te trekken. Welke factoren bepalen dit? Wanneer ben je amateur, en wanneer professional? Een enquête van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) naar aanleiding van de Dag van de Ambachten 124 Het uitgebreide verslag van de studiedag is te vinden op de projectwebsite: www.kunstsmeden.be 125 Zie ook de open brief van ambachtelijke bierbrouwers verschenen in diverse media in mei 2014: www.belgianbeerandfood.com/news/belgiums-craft-brewers-sound-the-alarm
88 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
uit 2012 maakt een verschil tussen ambachtslieden in hoofdberoep en bijberoep (waardoor de hobbyisten die niet in het commerciële circuit zitten, niet in kaart worden gebracht): 54 procent van de artisanale ondernemers was in 2012 actief in hoofdberoep, 46 procent in bijberoep.126 Onder vakmensen in bijberoep bestaat volgens het NSZ weinig animo om te evolueren naar een beoefening van het ambacht in hoofdberoep, zelfs als ze daar een (financiële) stimulans voor zouden krijgen (zoals in Wallonië het geval is).127 Het verschil tussen hoofd- en bijberoep is natuurlijk aanzienlijk als het gaat over bijkomende lasten en verplichtingen verbonden aan het statuut van zelfstandige. Wat de podiumkunsten betreft, is het spanningsveld tussen amateurs en professionals zowel in theorie als in praktijk al langer een heikel punt.128 Op diverse vlakken wordt er een onderscheid gemaakt tussen amateurs en professionals in de podiumkunsten: het al dan niet verkrijgen van een inkomen, de manier waarop de sector van de amateurkunsten (via het Forum van de Amateurkunsten, de negen erkende landelijke organisaties en het decreet uit 2000 over Amateurkunsten) en de professionele kunstensector (via het Kunstendecreet en het Agentschap Kunsten en Erfgoed) georganiseerd is en gesubsidieerd wordt, de beroepsidentiteit van een kunstenaar (de volledige identificatie met de kunst, of de slechts gedeeltelijke vereenzelviging), de geleverde kwaliteit…129 Het Kunstendecreet uit 2013 voorziet enkel subsidie-instrumenten voor de professionele kunstensector. Voor beurzen en projectsubsidies worden indiencriteria gedefinieerd: de noemer ‘professioneel’ wordt per dossier behandeld op basis van een kwaliteitsbeoordeling.130 Het valt op dat de respondenten zich binnen hun (breed) vakgebied vaak nog bijkomend specialiseren in een niche. Danser Grégoire Vandersmissen is expert in Amerikaanse tapdans (daarnaast bestaat nog een belangrijke Ierse variant), schoenmaker Dirk Strobbe legt zich de laatste jaren toe op orthopedische schoenen, en Ronny Delusinne, ondertussen gepensioneerd koetsenbouwer, legt zichzelf het meest toe op wielenbouw. Hij verduidelijkt dat een moderne koetsenbouwer eigenlijk specialist moet zijn in diverse vakken om een goede koetsenbouwer te zijn: 126 NSZ. Ambachten weer hipper, consument op zoek naar betaalbare en originele producten. Brussel, 2012, pp. 1-2. In totaal zijn 573 ambachtslieden bevraagd. 127 NSZ. Dag van de ambachten. Brussel, 2013, p. 1. 128 Zie bijvoorbeeld het onderzoek van: VAN DESSEL (B.). Semiprofessionaliteit in het figurentheater. Antwerpen, Universiteit Antwerpen, 2011 (onuitgegeven thesis); VANHERWEGEN (D.), SIONGERS (J.), SMITS (W.) e.a.. Amateurkunsten in beeld gebracht. Gent, 2009. 129 VAN DESSEL (B.). Op. Cit., pp. 11-12; VANHERWEGEN (D.), SIONGERS (J.), SMITS (W.) e.a.. Op. Cit., p. 21. 130 Zie: www.kunstenenerfgoed.be/nl/wat-doen-we-het-nieuwe-kunstendecreet-vanaf-2016functies-en-disciplines/subsidie-instrumenten.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 89
“Koetswielen moeten zo fijn en zo elegant mogelijk zijn, en tegelijkertijd moeten ze gebouwd worden voor hetgeen ze eigenlijk dienen. Dus, hoogte, breedte, zwaarte en loopvermogen moet allemaal in verhouding zijn met wat de koets moet doen. Je kreeg dus gasten die eigenlijk niets anders deden dan wielen bouwen. Dan heb je de kast of de bak; dat is meestal een meubelmaker die dat maakt. En dan heb je nog het smeedwerk. Dit werd natuurlijk gemaakt door de smid. De verf werd aangebracht door mensen die niets anders deden van verfraaien. De bekleding en de kappen waren ook iets speciaals, naast de lampenmakers en de leerbewerkers… Het maken van een koets bestaat eigenlijk uit al die afzonderlijke facetten, die nu verenigd moeten worden in één persoon.” Die specialisering maakt dat vakmannen zich schijnbaar kwetsbaar opstellen, maar het is nodig om zich in hun vakgebied te kunnen profileren. Sommige van onze geïnterviewden zien dan juist weer voordelen in een bredere aanpak. Jan Camps (°1964) en zijn vrouw Julia Van Mechelen (°1960) beheersen diverse boekbindtechnieken: “Onze specialiteit is dat wij een breed gamma kunnen aanbieden. Het begint bij het inbinden van notariële akten, tijdschriften en naslagwerken, met de gewone materialen: linnen, kunstleder en papier. Daarnaast gaan we klassiek werk afleveren: zoals perkament. Wat we ook nog doen, is zelf boekbanden ontwerpen in allerhande klassieke materialen: hout, papier, perkament, leder. En de restauratie van papier, leder, en perkament doen we ook.” “Wij reconstrueren oude bindwijzen. Door die kennis kunnen we alle technieken leveren aan onze klant, omdat we restauraties gedaan hebben die deze technieken in zich hebben. Maar door die nieuw te construeren, krijg je ervaring en kan je makkelijker gaan restaureren.” “Als we gaan vergelijken met andere boekbinderijen, dan zitten die meer in een niche. Zij hebben, bij wijze van spreken, een paar grote klanten: een universiteit of een bibliotheek, waardoor ze dus in één segment zitten. Maar wij houden vast aan een breed gamma, waardoor we nooit één grote klant, maar veel kleine klanten hebben. Dat maakt het ook boeiend voor ons, omdat je een enorm afwisselend parcours kan afleggen op een week. Je zit niet echt in een sleur. En alles is natuurlijk handwerk.” Wat te doen? Erken en bescherm vakmanschap via een wettelijk kader Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.1., 4.2.2., 4.2.3., 4.2.5., 4.2.7.
90 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
3.4. De blik van LHT’s op: de immaterieel-erfgoeddimensies van ambachten en podiumkunsten Beheersing van de basistechnieken in combinatie met de constante drang om te vernieuwen in een vakgebied. Ziedaar het schijnbaar eenvoudige basisrecept om volgens de ‘schatten’ een carrière in ambachten of podiumkunsten uit te bouwen. Saxofoonbouwer Karel Goetghebeur (°1978) vertelt over innovatie in saxofoonbouw: “Als je iets wil leren over saxofoons, dan moet je eigenlijk de allereerste saxofoons gaan bestuderen… Maar het is natuurlijk ook nodig om te focussen op nieuwe technieken, innovatie en wetenschappelijk onderzoek. Ik werk samen met een muziekstudio en de Universiteit van Leuven, waar ze heel goede apparatuur hebben en waar ik ook research kan doen. Dat gaat soms heel ver. De toetsen op een sax zijn van parelmoer, en ik zou dat willen veranderen. Ik ben het idee aan het uitwerken om parels te maken van Belgische grond, zodat er een stukje Belgische grond aan de sax plakt. Dat is natuurlijk sentiment, maar sentiment is met dat soort zaken zeer belangrijk”. Antoine Van Loocke verwerkt zeer ongebruikelijke materialen in zijn messen en gaat op zoek naar nieuwe procedés: “De meeste messenmakers willen uit heel speciale materialen iets opbouwen. En dan vraag je je eigenlijk af, is het wel een mes? Ik ga terug naar de essentie van een mes: het moet een mes zijn dat snijdt. En dat het dan mooi is, dat is meegenomen. Maar dat het dan nog eens gemaakt is uit afval, dan begeef je je natuurlijk in een andere dimensie. Er is niemand die uit afval een hoogwaardig product weet te maken. Dit is rot hout dat acht jaar ligt te rotten en geïmpregneerd is met plexiglas. Dat is dus composiet geworden, ontwikkeld samen met professor Ignace Verpoest van de KU Leuven.” Hetzelfde geldt voor choreografieën in bijvoorbeeld tapdans en klassiek ballet, of voor goochelacts, waar met respect voor het erfgoed en het opgebouwde repertoire wordt gezocht naar vernieuwing die mensen onderhoudt en emotioneert. Geneviève Van Quaquebeke, specialiste klassiek ballet, licht dit toe: “In klassiek ballet is er zeker nog een evolutie. Als danser en choreograaf ga je natuurlijk nog wel in een bepaalde tijdgeest zoals romantiek of barok en in een bepaalde vorm denken, maar uw techniek moet mee evolueren en groter en belangrijker worden!” Het evenwicht vinden tussen vernieuwing en traditie brengt een spanning met zich mee, die eigen is aan vakgebieden met een rijke traditie. De geïnterviewde
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 91
‘schatten’ omschrijven dit (immaterieel) erfgoed als een noodzakelijk fundament dat ze niet in vraag stellen. Het begrip (immaterieel cultureel) erfgoed zelf is evenwel niet voor iedereen helder of duidelijk afgebakend. Hier liggen uitdagingen en openingen voor het Vlaamse erfgoedbeleid en -bemiddelaars, bijvoorbeeld erfgoedcellen en expertisecentra: een gediversifieerd erfgoedbeleid kan een antwoord bieden op deze uitdaging. Een bijzondere positie wordt hier ingenomen door brouwer en emeritus professor Freddy Delvaux, die met brouwerij De Kroon ambachtelijke bierproductie, met respect voor het Reinheitsgebot, combineert met wetenschappelijk onderzoek in zijn laboratorium in Neerijse. Zelf neemt hij een belangrijke evolutie waar in de smaak van bier (de bitterheid van pils is de laatste dertig jaar bijvoorbeeld drastisch gedaald). In oude recepten ziet hij vooral een middel om bier beter te maken, inspelend op de wijzigende smaak van de klant. De geïnterviewde schatten interpreteren erfgoed op twee manieren. Erfgoed heeft vooreerst al te vaak een stoffig imago, alsof het enkel bedoeld is om zaken uit het verleden te bewaren, zonder meer. Op die manier is er geen ruimte meer voor een eigentijdse beoefening van het vak en uiten de respondenten de vrees dat hun vakgebied een ‘folkloristische’ traditie wordt. Dit is net wat ze willen vermijden: het erfgoed moet leven, moet kansen bieden voor andere sectoren, en moet intergenerationeel worden overgedragen. Frank Degruyter (°1961) licht toe dat aan het vertellen van verhalen een negatieve connotatie hangt, alsof het alleen maar zou gaan over oude verhalen van vroeger: “Voor mij moeten er geen heksen en gedaanteverwisselingen in de verhalen aan bod komen, of dieren die spreken, of Maria die verschijnt. Dit is een stroming binnen het vertellen. Ik heb daar een andere mening of visie over. Ik vind dat de verhalen binnen het vertelwereldje vaak onttrokken worden aan de literatuur. Men gaat zelden op zoek binnen de literatuur, waardoor het vertellen verengd wordt tot een bepaald segment.” Het geschetste beeld en imago stroken uiteraard niet met het actueel gevoerde beleid rond immaterieel cultureel erfgoed, dat net wil inzetten op ICE als dynamische en levende cultuur. Perceptie en beeldvorming zijn dus enigszins scheefgetrokken, wat aangeeft dat er nood is aan sensibilisering en volgehouden correcties op die beeldvorming. Grégoire Vandersmissen (°1964) vreest dan weer voor de labeling van tapdans als erfgoed: “Ik heb er altijd wel schrik van dat het zal zijn zoals in een museum: men legt dingen vast in plaats van er een dynamisch geheel van te maken. Ik hou dan ook echt niet van
92 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
gesloten musea. Ik denk wel dat het goed is om te kijken wat specifiek nodig is om het in leven te houden, maar we moeten het ook zeker niet vastzetten in iets, want wat maakt dat tapdans nog zeer vitaal is, is dat de jongeren zelf het transformeren. Alleen op die manier blijft het in leven.” Voor andere vakgebieden, zoals het maken van schoenen en klompen, liggen de noden enigszins anders. De waarde van die ambachten is volgens de meesters zelf vooral cultureel, omdat de eens zo belangrijke nijverheden tegenwoordig geen economisch belang meer hebben. Bovendien speelt tijd een cruciale rol: de kennis en vaardigheden verbonden aan die beroepen staan onder druk en dreigen verloren te gaan. De borging van bepaalde ambachten en podiumkunsten is dus dringend. Dirk Strobbe (°1958) ziet voor het schoenenambacht in Izegem een belangrijke rol weggelegd voor de werking van het Nationale Schoeiselmuseum: “In de context van het museum kan dit wel interessant zijn voor scholen. Een kindernamiddag of zo. Eerst een educatief programma, met informatie over wat er ooit geweest is in Izegem, en hoe het maken van schoenen in elkaar zit. Dat zou wel interessant zijn. En dan zouden ze in scholen ook moeten leren over dat erfgoed, over de schoen. Waarom geen kleine leerpakketjes maken voor kinderen? Dat is publiciteit voor het museum, en dan kunnen de kinderen zelf ook iets maken bijvoorbeeld.” Erfgoed wordt ten slotte geïnterpreteerd als een kwaliteitslabel of een ijkpunt dat respect afdwingt. Erfgoed als een gemeenschappelijk verleden, als bindmiddel tussen gemeenschappen, waar waarde aan wordt gehecht en dat door het publiek naar waarde wordt geschat. Frank Panesi (°1949), voorzitter van maritiemerfgoedorganisatie vzw De Scute, ziet in het maritieme erfgoed mogelijkheden om zich binnen Europa te profileren ten aanzien van andere maritieme naties zoals Groot-Brittannië en Nederland; de schepen zijn het resultaat van hun kennis en vaardigheden en worden gebruikt om op buitenlandse shows het Vlaamse maritieme erfgoed te vertegenwoordigen. Goochelaar Kobe Van Herwegen (°1984) verwoordt het als volgt: “(…) maar als er een erkenning is dat goochelen erfgoed is, met een rijke geschiedenis, met een geschiedenis waaruit blijkt dat we in België grote namen hebben gehad, en dat we daardoor het beeld van het goochelen kunnen veranderen … Als we dat effectief kunnen aantonen met organisaties die het als een erfgoed serieus behandelen, en dat we duidelijk kunnen maken aan het publiek dat het vroeger anders en groter is geweest… Dat we zo niet enkel het beeld van de mensen veranderen over het goochelen, maar dat we een grotere opening creëren om de toekomst ervan niet enkel te vrijwaren, maar ook in stijgende lijn te laten gaan (…)”
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 93
Wat te doen? Ondersteun een verankerd en flexibel immaterieel cultureel-erfgoedbeleid, gericht op diversiteit en kwaliteit Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.1., 4.2.2., 4.2.5, 4.2.7.
3.5. De blik van LHT’s op: erfgoed en zaken doen. Business as usual? De ontplooiing van de carrières van de ‘schatten’ laat zien hoe fragiel de huidige ontwikkeling en overdracht van de immaterieel cultureel erfgoed is. Die transmissie steunt in grote mate op de passie en gedrevenheid van een aantal enkelingen, die vooralsnog weinig georganiseerd en structureel ondersteund worden. Ze bouwen stelselmatig aan een parcours, met vallen en opstaan: wat vaak begint als een hobby, groeit uit tot een job in bijberoep of in hoofdberoep. De respondenten zijn er zich terdege van bewust dat ze niet rijk zullen worden van de professionele keuzen die ze maken. Hun drijfveer ligt elders: mee de kennis en vaardigheden van hun podiumkunst of ambacht bewaren, verfijnen en doorgeven aan de volgende generatie, zo het veld zelf vormgeven, en hun stempel drukken op het repertoire van hun veld. Dit maakt dat het zakelijke perspectief geen hoofdplaats lijkt in te nemen in hun verhaal. De focus op het vakmanschap zorgt ervoor dat ze niet altijd voldoende bezig kunnen zijn met de zakelijke omkadering. Ze geven bovendien aan dat dit niet hun sterkste kant is en dat de bestaande regelgeving niet altijd even transparant is. Het resultaat van het gesprek rond het zakelijke perspectief ligt grotendeels in de lijn van de bevindingen van het onderzoeksbureau IDEA Consult over aanvullende financiering in de kunstensector uit 2012. Twee noden komen zeer duidelijk aan de oppervlakte: de respondenten drukken de wens uit naar advies op maat, en dit zowel op zakelijk vlak als op het vlak van innovatie. Bovendien is de toegang tot de bestaande ondersteuningsmechanismen (financiering en subsidies) onvoldoende gekend.
94 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Uittreksel uit het onderzoek naar aanvullende financiering in de kunstensector131 Het onderzoek van IDEA Consult zette twee centrale onderzoeksvragen centraal: 1) Worden de aanvullende financieringsinstrumenten te weinig aangesproken en zijn ze te weinig gekend? 2) Moet er een instrument ontwikkeld worden tussen de Minitoelage en CultuurInvest? Onder de eerste vraag worden onder de noemer ‘aanvullend’ die impulsen bedoeld naast de subsidies van het Agentschap Kunsten en Erfgoed. Alternatieve financiering is “weinig gekend en weinig gebruikt”, maar “is ook niet voor iedereen relevant”132 . Er is een gebrek aan overzicht, de complexiteit van de doelen en vormvereisten is groot, en de relevantie van alternatieven blijkt niet altijd even duidelijk te zijn. Individueel advies, een heldere subsidiewijzer en gerichte opleidingen behoren tot de ondersteuningsbehoeften van kunstenaars en organisaties. Het instrumentarium dat wordt aangeboden via CultuurInvest en de Minitoelage is eveneens te weinig gekend. De Minitoelage is een financiële ondersteuning van maximaal 7.500 euro, gericht op particuliere kunstenaars die renteloos kunnen terugbetalen. Organisaties met marktpotentieel kunnen via CultuurInvest in aanmerking komen voor achtergestelde leningen en kapitaalparticipaties van minimaal 50.000 euro.133 De situatie voor ambachten op het vlak van zakelijke ondersteuning is vandaag erg verschillend in vergelijking met podiumkunsten. De podiumkunsten, waar een Vlaams beleid ontplooid wordt met het Kunstendecreet, gericht op de subsidiëring van professionele kunstenorganisaties, kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaal-artistieke werking, kent vooralsnog geen volwaardige tegenhanger voor ambachten, terwijl het Kunstenloket, gericht op zakelijk advies van “creatievelingen”, geen dienstverlening heeft voor de ambachtenwereld. Ondernemersorganisatie UNIZO doet recent inspanningen om via Handmade in Belgium de zichtbaarheid van ambachtelijke ondernemers te
131 IDEA CONSULT. Onderzoek naar aanvullende financiering in de kunstensector. 2012. 132 Idem, p. 8. 133 Idem, pp. 11-12.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 95
vergroten, en daar tevens een aanspreekpunt voor te vormen.134 Het initiatief is zeer waardevol en inspirerend, maar gaat weliswaar om een privaat initiatief van een ledenwerking waarbij bijvoorbeeld geen publieke dienstverlening, volledigheid van bereik, en dergelijke meer als doelstellingen en criteria zijn ingeschreven. Een Vlaamse beleidsvisie en -initiatieven ter zake zijn uitermate aan de orde. Wat te doen? Stimuleer, faciliteer en vereenvoudig de zakelijke omkadering van ambachtslieden en podiumkunstenaars Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.2., 4.2.5., 4.2.6.
3.6. De blik van LHT’s op: opleiding en een leven lang leren Lessen uit de geschiedenis? Corporatieve organisaties zoals ambachtsgilden hebben tot de 18de eeuw een belangrijke economische, sociale, culturele en religieuze rol gespeeld in onze samenleving. Gilden hadden via leertijd een mechanisme in handen om een formele en doorgedreven beroepsopleiding aan te bieden. Gilden stonden garant voor kwaliteit en creëerden een imago gebaseerd op vakmanschap en handenarbeid.135 Onderzoek wees aan dat ambachtelijke arbeid lang positief geconnoteerd was en beschouwd werd als een kunstvorm: kunst zat dus niet alleen in de hoofden maar ook in de handen van mensen. De opkomst van de universiteiten zou evenwel hebben bijgedragen tot een striktere scheiding tussen kunst en arbeid, waardoor in de beroepshiërarchie handenarbeid een aantal treden naar omlaag zakte.136 De uitbouw van een formeel leersysteem (leertijd) in gilden was volgens Bert De Munck een manier om “voor de eigen vaardigheden een zekere superioriteit te claimen”137. Een gelimiteerd aantal leerlingen per atelier en meester, het afleggen van een meesterproef, de duur van de leertijd en de inschrijfgelden waren aspec-
134 Zie vorig hoofdstuk. 135 DE MUNCK (B.) en DENDOOVEN (D.). Al doende leert men? Leertijd en ambacht in het Ancien Régime, 1500-1800. Brugge, Uitgeverij Van de Wiele, 2003, p. 40. 136 Ibidem. 137 Ibidem.
96 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
ten van de leertijd die op maat van de diverse vakken werden ingevuld.138 De geïnterviewde ‘schatten’ pleitten tijdens de gesprekken niet zozeer voor een terugkeer naar een vroegmodern gildesysteem. Zelf stelden ze vast dat een degelijke basisopleiding in een Academie of een beroepsopleiding een belangrijk vertrekpunt is om basisvaardigheden aan te leren. Diverse meesters, zoals Ronny Delusinne, Antoine Van Loocke en Karel Goetghebeur zijn autodidacten die zelf op zoek zijn gegaan (en doen dit nog altijd) naar kennis, vaak omwille van het ontbreken van een aanbod aan opleidingen. Het streven naar een grotere diversiteit in het (formele) opleidingsaanbod wordt als een belangrijk (werk)punt aangestipt: sensibilisering begint zeer vroeg, en hoe sneller jongeren in contact komen met een gevarieerd aanbod aan activiteiten, hoe beter. Een systeem waarbij individueel en intensief kan worden (samen)gewerkt tussen twee personen, is een mogelijke denkpiste die de geïnterviewden wel expliciet genegen zijn en die door sommigen onder hen ook al in de praktijk wordt omgezet. Brouwer Freddy Delvaux begeleidt in zijn laboratorium bio-ingenieurs die onderzoek doen naar bier, ondersteunt een netwerk van 25 brouwers bij hun bierontwikkeling en geeft cursussen rond brouwen en proeven van bier. Grégoire Vandersmissen begeleidt in zijn Fred Academy groepen dansers, maar in het geval dat hij een uitzonderlijk talent ontdekt, coacht hij die persoon individueel en intensief. Docent podiumkunsten Geert Opsomer begeleidt studenten en ziet dat als een wisselwerking die openstaat voor impulsen aan beide kanten: “Ik denk dat de stroming erkend moet worden, of de ontwikkeling… De stroming wordt eigenlijk gecreëerd door de maître ignorant, om een term van Rancière te gebruiken. Dat is eigenlijk de meester die het niet weet: dat betekent dat hij die meesterpositie niet inneemt, wat dan weer niet wil zeggen dat hij geen kennis heeft. De leerling die merkt dat iemand een bepaald meesterschap heeft, zorgt ervoor dat iemand een maître ignorant kan worden, een onwetende meester, die niet weet dat hij meester is; het is in die ontmoeting dat een definitie van een meester ontstaat, in die dialoog tussen meester en leerling. Dus het is heel moeilijk om een persoon te erkennen. Ik denk daarom dat een beweging moet erkend worden, maar voorlopig bestaat er nog geen instrumentarium.” De relatie tussen een meester en een leerling hoeft dus zeker niet enkel in één richting te werken; door de snelle creatieve en technische innovaties en ontwikkelingen zijn er bijzondere kansen voor een bloeiende wisselwerking tussen beide, 138 Idem, pp. 40-48. Voor meer informatie over de geschiedenis van gilden en werkplekleren, zie: DE MUNCK (B.) en SOLY (H.). Learning on the shop floor in historical perspective. Oxford, Berg, 2007; EPSTEIN (S.R.) en PRAK (M.). Guilds, innovation and the European economy 1400-1800. Cambridge, Cambridge University Press, 2010.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 97
waarbij ook de meester nieuwe impulsen krijgt en zelf vernieuwt. Wat te doen? Stimuleer en ondersteun een formeel meester-leerlingsysteem en zet in op een divers opleidingsaanbod voor jongeren Hoe dit te doen? Zie hoofdstuk 4, mogelijke formules beschreven onder 4.2.1., 4.2.2., 4.2.5., 4.2.8.
3.7. Te onthouden uit hoofdstuk 3: • De overdracht van kennis en vaardigheden is een belangrijke focus voor een erfgoedbeleid omtrent vakmanschap. De noden hangen af van de discipline, maar als (de randvoorwaarden gecreëerd worden waardoor) de bereidheid aanwezig is om bijvoorbeeld op het einde van een carrière de opgebouwde ervaring open en transparant te delen, dan kan een duurzaam systeem van kennistransfer worden opgezet. Dit systeem kan tevens relevant zijn voor andere sectoren en maatschappelijke domeinen, waar de vraag naar duurzame kennisborging groeit (bijvoorbeeld in het bredere bedrijfswezen). • Het sensibiliseren van maatschappij en (deel)sectoren over de waarde van het immaterieel cultureel erfgoed van onder meer ambachten en podiumkunsten is een tweede belangrijke focus voor een erfgoedbeleid rond vakmanschap. • Om tot deze twee punten te komen, geven de respondenten aan dat vakmanschap (symbolisch en formeel) erkend en beschermd zou moeten worden en dat de zakelijke omkadering van ambachtslieden en podiumkunstenaars vereenvoudigd moet worden. Een duurzaam en verankerd ICE-beleid kan hierin faciliterend optreden.
98 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
4 BELEIDSINSPIRERENDE VOORSTELLEN Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving (VIA2020). Dit praktijkonderzoek wil haar bijdrage leveren aan een ambitieus toekomstproject met deze inzet: een LHT-programma op maat van Vlaanderen sluit aan bij de beleidsdomeinen economie, werk, cultuur en toerisme, zoals toegelicht in 4.1. van dit hoofdstuk. Dit praktijkonderzoek doet daarbij concrete voorstellen om kennis en vaardigheden van onder meer ambachten en podiumkunsten te borgen met een LHT-programma naar UNESCO-model als breekijzer. Een voorstel tot mogelijke formules daarvoor staan opgelijst onder 4.2. Aangezien dit hoofdstuk ‘beleidsinspirerende voorstellen’ wenst te formuleren, neemt het het Vlaamse regeerakkoord Verbinden, Vertrouwen, Vooruitgaan (20142019) als uitgangspunt en leidraad: de passages hierna zijn citaten uit de originele tekst, aangevuld met inspirerende formuleringen en aanvullingen139 waarmee we illustreren hoe dit voorstel naadloos ingeschoven kan worden in het Vlaamse beleid voor de komende jaren. Doorheen die passages staan ook nog bindstukken die de link met een LHT-programma duiden of extra in de verf zetten. We beginnen alvast met een inspirerende intro over de rol van LHT in Vlaanderen. LIVING HUMAN TREASURES (LHT) EN VLAANDEREN? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“Ook ondernemerschap in de non-profitsector verdient ondersteuning. Een aangepast LHT-programma op maat van de Vlaamse beleidscontext kan die rol vervullen. Dit mag uiteraard niet leiden tot een ‘economisering’ van de cultuursector en een verschraling van het aanbod. We maken de ondersteuning op het vlak van ondernemerschap van zich ontplooiende kunstenaars en ambachtslui, culturele ondernemingen en organisaties transparanter en efficiënter. We zetten een samenwerking op poten tussen alle betrokken culturele actoren en het Agentschap Ondernemen.”140 “Een innovatieve economische dynamiek is gestoeld op een ondernemende cultuur. Het zijn ondernemers die kennis en technologie omzetten in producten en 139 Die passages zijn telkens aangeduid in het vet en zijn onderlijnd, en komen dus niet voor in de originele tekst. 140 Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, p. 132.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 99
naar de klant brengen. Zonder ondernemerschap is er geen waardecreatie en zijn er geen jobs. We zullen een ondernemende cultuur stimuleren met meer waardering voor de economische en maatschappelijke impact van KMO’s. We promoten een ondernemerschap, meer starters en meer kennisgedrevenheid en doorgroei. We ondersteunen KMO’s en individuele meesters in cruciale levensfasen en zorgen er ook voor dat falen geen stigma is. We voeren een omkaderend beleid voor individuele erfgoedcompetenties, ondernemerscompetenties, bedrijventerreinen en levendige winkelkernen.”141 “We ontwikkelen een strategie voor onderzoekers en andere kenniswerkers (Living Human Treasures), met aandacht voor loopbaanaspecten, flexibele arbeid, het aantrekken van buitenlandse talenten, mobiliteit van en naar de industrie, doorstroom en multidisciplinaire training. We werken een systeem van innovatiestages uit.”142 “We zetten daarom in op de waardering van elk talent en op (individuele erfgoed)competentieontwikkeling met aandacht voor werkbare loopbanen. Dit zal de toegang tot de arbeidsmarkt verhogen en leiden tot een hogere werkzaamheidsgraad met een evenredige arbeidsdeelname.”143
4.1. Erfgoed als katalysator voor andere beleidsdomeinen 4.1.1. Onderwijs en opleiding: Vlaamse Kwalificatiestructuur (VKS)
en European Qualifications Framework (EQF)
Door de maatschappelijk groeiende nood om constant bij te leren alsook de toenemende internationalisering van onze leefwereld (wonen, werken, leren, …) 144 heeft de Vlaamse overheid de VKS in het leven geroepen: dit raamwerk maakt het mogelijk om diverse kwalificatiebewijzen met elkaar te vergelijken en de waarde ervan in te schatten. De VKS heeft de ambitie om niet alleen een helder overzicht te maken van kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen, maar wil ook de uitwisseling tussen de leersystemen (eveneens binnen Europa en het overkoepelende EQF) en de communicatie tussen enerzijds opleidingscentra en het onderwijs en anderzijds de arbeidsmarkt, bevorderen. 141 142 143 144
Idem, p. 27 Idem, p. 26 Idem, p. 36 Zie hoofdstuk 2.
100 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Breed gedragen beroepscompetenties (geven een overzicht van de competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend) en onderwijscompetenties (een afgerond en ingeschaald geheel van competenties die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend) in een Vlaams en Europees kader zijn dus een mogelijke stap binnen het levenslang leren. Ambachten, podiumtechnieken en kunsten zijn erkende en afgebakende sectoren binnen de VKS, die zelfs in het geval van de kunsten op de prioriteitenlijst 2014 staan. Om tot een meesterschap te kunnen komen benadrukken onze respondenten stuk voor stuk basiscompetenties die verworven moeten worden via (in-) formele leertrajecten. LHT EN ONDERWIJS? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“Duale opleidingsvormen zijn een volwaardige kwalificerende opleiding en een nuttig instrument in de strijd tegen ongekwalificeerde uitstroom en jeugdwerkloosheid. Ook voor jongeren zonder diploma die ouder zijn dan 18 jaar, kan een duaal leer-werktraject een passende oplossing zijn om een kwalificatie te halen.”145 “We blijven inzetten op individuele beroepsopleiding (IBO) en andere formules van werkplekleren zoals de Wij!-trajecten voor ongekwalificeerde schoolverlaters/jongeren.”146 “In het kader van het werkgelegenheidspact, nodigen we de werkgevers uit om volop in te zetten op het aanbieden van kwaliteitsvolle stageplaatsen in technische en beroepsgerichte opleidingen.”147 Formele en informele leertrajecten kunnen binnen een LHT-programma geïmplementeerd worden – op die manier kunnen kennis en vaardigheden van meesters overgedragen worden. De relatie tussen meester en leerling, of stagiair en stagementor, kan gezien worden als een dynamische relatie waarbij beide partijen van elkaar leren en op die manier een ‘lerende relatie’ ontstaat. “Het hoger onderwijs moet zijn middelen voor cultuur- en kunstengerelateerd onderzoek meer veldgericht en in nauwere samenwerking en afstemming met de 145 Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, p. 38. 146 Idem, p. 35 147 Idem, p. 99.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 101
sector inzetten. De return voor beleid en sector moet meer zichtbaar zijn. Een LHT-programma kan hierin faciliteren, het kan visibiliteit genereren en maatwerk bieden.”148 “Naast gericht onderzoek versterken we ook de kennisbasis in Vlaanderen via het niet-gericht wetenschappelijk onderzoek.”149 “We stimuleren de samenwerking tussen het hoger onderwijs en de bedrijfswereld en moedigen crosssectorale onderzoeksamenwerking aan.”150
4.1.2. Economie: creativiteit en innovatie in Vlaanderen De meerwaarde van de creatieve sector blijft vaak onder de radar, en dat terwijl er naast een economische (in termen van bijvoorbeeld werkgelegenheid) en symbolische meerwaarde diverse spillovers (of positieve effecten van een activiteit voor een groep of een sector die niet meteen betrokken zijn bij die activiteit) zijn. Uittreksel van een onderzoeksrapport van Flanders DC over de rol van creatieve sector: “De creatieve industrieën worden tevens steeds vaker naar voor geschoven als belangrijke bijdrager tot de economische realiteit. Enerzijds dragen ze door hun zeer specifiek karakter sterk bij tot een gunstig klimaat voor het aantrekken van creatieve kenniswerkers en het verbreden van eenieders visie zodat nieuwe combinaties tot stand komen. Anderzijds komen de creatieve industrieën ook steeds meer onder de aandacht als economische en innovatieve entiteit op zich”151 De economische effecten van de creatieve en culturele sector worden onderzocht via zogenaamde impactanalyses.152 In Frankrijk verscheen eind 2013 een gemeenschappelijk onderzoeksrapport van het ministerie van Cultuur en het ministerie van Economie, waaruit bleek dat de bijdrage van de cultuursector aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) zeven keer groter is dan de Franse automobielsec-
Idem, p. 132. Idem, p. 26 Idem, p. 26 FLANDERS DC. Onderzoeksrapport: bijdrage van de creatieve industrieën tot een innovatief Vlaanderen. 2013, p. 3. 152 Een algemeen overzicht is terug te vinden in: GIELEN (P.) e.a. De waarde van cultuur. Brussel, 2014 (in het bijzonder pp. 49-51). Voor de situatie in Brussel (en breder), zie: MARTENS (B.), DOBBELS (J.) en YSEBAERT (W.). “Cultuur en creativiteit in beeld: opzet van een meetinstrument voor metropool Brussel”, Brussels Studies, 79, 2014. 148 149 150 151
102 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
tor.153 De Centre for Economics and Business Research deed een gelijkaardig onderzoek voor de Britse cultuursector en berekende dat de multiplier hoger is dan andere sectoren, en met 1,1 procent van de werkgelegenheid ondersteunt de sector “meer dan het dubbel van het aantal banen in de sector zelf”154 . Het onderzoeksrapport “Creatieve industrieën in Vlaanderen” uit 2011 en gebaseerd op cijfermateriaal uit 2008, wijst er ten slotte op dat de twaalf creatieve industrieën in Vlaanderen (waar podiumkunsten en cultureel erfgoed onderdeel van uitmaken) goed zijn voor een omzet van 23,9 miljard euro en een meerwaarde creëren van 7 miljard euro.155 Spillovers in podiumkunsten en ambachten bevinden zich op het vlak van kennis (of hoe nieuwe ideeën en uitwerkingen ingezet kunnen worden in andere sectoren), het product (of wanneer het resultaat van een creatief proces een voorbeeldpraktijk is voor andere sectoren) en het netwerk (of hoe creatieve samenwerkingsverbanden niet alleen het individu maar ook een hele sector ten goede komen). Een illustratie waarin diverse spillovers gecombineerd worden, is het werk van ambachtelijk glasblazer Matt Durran die in juli 2011 met een speciaal ontworpen en met de mond geblazen glazen mal, bijdroeg aan een vooruitstrevende orgaantransplantatie bij een kankerpatiënt in Groot-Brittannië. In tegenstelling tot andere mallen kon deze creatie de hitte van bioreactoren wel weerstaan. Of hoe ambacht en innovatie elkaar kunnen treffen en een meerwaarde voor elkaar kunnen betekenen.156 Zo zijn tal van voorbeelden van co-creatie mogelijk, waarbij het oplossend en innovatief vermogen met maatwerk vanuit erfgoedcompetenties actuele en vernieuwende toepassingen vinden. LHT EN ECONOMIE? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“We erkennen de meerwaarde van partnerschappen en projectwerking maar we stroomlijnen intermediaire structuren en we dringen versnippering terug. Vanuit het economisch- en innovatiebeleid stimuleren we ook andere beleidsdomeinen naar meer ondernemingsgerichtheid en valorisatie van innovatie. Het samengevoegd Agentschap Ondernemen en IWT richten we in als het uniek ondernemingsloket, het frontoffice van de Vlaamse overheid waar de ondernemer met al
153 KANCEL (S.) e.a. L’apport de la culture à l’economie de la France. IGF, 2013. 154 GIELEN (P.). Op. Cit., p. 151. 155 GUIETTE (A.) e.a. Onderzoeksrapport. Creatieve industrieën in Vlaanderen: mapping en bedrijfseconomische analyse. Flanders DC, 2011. 156 Meer info, zie: www.craftscouncil.org.uk/content/files/cc-chead_touchpaper_01-03-12.pdf
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 103
zijn vragen terecht kan.”157 “We voegen de verschillende initiatieven voor ondernemerschap en innovatie in de culturele en creatieve sectoren samen in één ecosysteem. Het Agentschap Ondernemen maakt hiervoor het draaiboek dat zorgt voor vereenvoudiging en rationalisatie in het landschap. We verbeteren ook de toegankelijkheid van de bestaande steuninstrumenten voor deze sectoren.”158 Een centraal gestroomlijnd LHT-programma speelt in op de noden die bestaan rond meesterschap en erfgoed en haakt in op andere beleidsdomeinen. Een gerichte impuls van het ondernemingsloket, dat ook aandacht heeft voor ambachten, ten aanzien van dergelijk programma kan complementair werken. “Om het openstellen van datasets en spillovereffecten te bevorderen, steunen we open data en open access.”159 Een initiatief rond een LHT-programma kan geïntegreerd worden in het bestaande online platform www.immaterieelerfgoed.be; het VIAA wordt een belangrijke partner in het digitaliseren van gedocumenteerde (how-to; kennis en kunde) processen van individuele (erfgoed)competenties. Aansluiting kan ook gevonden worden bij i-Treasures – capturing the intangible. Dit Europese project zet in op de digitalisering van immaterieel cultureel erfgoed; het creëert een open platform dat kennis en vaardigheden via ICT wil openstellen voor het brede publiek, en Living Human Treasures in het bijzonder.160 “We bepleiten bij de federale overheid een verruiming van de grondslag en het toepassingsgebied van de fiscale gunstmaatregelen voor O&O naar een bredere groep van kenniswerkers (onder meer Living Human Treasures) KMO’s met een betere betrokkenheid van de innovatieagentschappen van de gewesten.”161 Om vormen van intergenerationele kennisoverdracht te stimuleren kunnen binnen een LHT-kader fiscale gunstmaatregelen voorgesteld worden (bv. vermindering van btw op ambachtelijke productie, fiscaal voordeel bij het inrichten van innovatieve stageprojecten of opzetten van proefprojecten rond dynamische leertijden) 157 158 159 160 161
Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, pp. 21-22. Idem, p. 27. Idem, p. 26. Meer informatie op: www.i-treasures.eu. Idem, pp. 26-27.
104 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
“Via gerichte initiatieven in de media en het onderwijs dragen we Vlaamse succesverhalen en goede praktijken uit en creëren we een positieve attitude tegenover ondernemingszin en ondernemerschap”162 Dit sluit naadloos aan op een gefocust LHT-programma. Voorbeelden in het buitenland tonen aan dat de erkenning van individueel meesterschap en (erfgoed)competenties een belangrijk maatschappelijk momentum genereert.163 “We voeren een beleid voor high potential starters waaronder spin-offs en spinouts. We hebben bijzondere aandacht voor doelgroepen en de problematiek van opvolging en overname.”164 “De toenemende vergrijzing en economische transformaties vragen andere, soms nieuwe competenties. Daarom is het van belang om elk talent in Vlaanderen te benutten en meer mensen gemiddeld langer aan het werk te houden in meer werkbare loopbanen. Binnen een loopbaangerichte aanpak focussen we op individuele talenten en ambities. Ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen we volop in hun zoektocht naar werk.”165 Dit is bij uitstek één van de doelstellingen van een LHT-programma: ervoor zorgen dat de opgebouwde kennis en vaardigheden niet verloren gaan en dat individuele talenten gevaloriseerd worden in onze samenleving.
4.1.3. Erfgoedbeleid: gemeenschap en democratie Europese en internationale LHT-programma’s zijn inspirerende voorbeelden van hoe kennis en vaardigheden succesvol geborgd kunnen worden, en dit op een structurele manier. Dit immaterieel cultureel erfgoed van Living Human Treasures wordt in die landen niet passief geïnterpreteerd en louter bewaard voor de toekomst, integendeel; het heeft een duidelijke culturele én actuele meerwaarde voor de gemeenschap. Een erkenning van individueel meesterschap, zoals dat in het buitenland gebeurt, maakt dat een beleid specifieke accenten moet en kan leggen, rekening houdend met het bestaande erfgoedbeleid, de lokale beleidscultuur en het ‘democratisch 162 Idem, p. 27. 163 Zie bijvoorbeeld de acties van de National Endowment for the Arts in de Verenigde Staten en de uitreiking van de National Heritage Fellowships (http://arts.gov/honors/heritage). 164 Idem, p. 27. 165 Idem, p. 31.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 105
project’: de erfgoedgemeenschap is in dit verhaal een belangrijke partner! Daarmee vormt een LHT-beleid een uitbreiding en voortzetting van de inzet van het Cultureel-Erfgoeddecreet waarbij erfgoedgemeenschappen richtinggevend zijn bij het uitzetten van de cultureel-erfgoedwerking. Het vormt tevens een actuele toepassing en invulling vanuit Vlaanderen met betrekking tot de Kaderconventie van de Raad van Europa over de waarde van Cultureel Erfgoed uit 2005. “Erfgoed is niet alleen belangrijk voor de gemeenschap, het is ook van de gemeenschap (…) objecten, verhalen en gebouwen (worden) pas erfgoed als mensen ze zo waardevol vinden dat ze die willen doorgeven aan toekomstige generaties (…) de zorg voor en de ontsluiting van erfgoed te omschrijven als een democratisch project (…)”166
LHT EN ERFGOED? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“We geven ten volle uitvoering aan het culturele samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap.”167 Artikel 26 van het Waalse erfgoeddecreet, dat dateert van 11 juli 2002, voorziet volgende expliciete LHT-verwijzing: “Après avis de la Commission, le ministre qui a la Culture dans des attributions peut délivrer à des personnes physiques, le titre de trésor culturel vivant de la Communauté française, en vue de sauvegarder des compétences et des savoirs disparus ou menacés de disparition. Ces personnes doivent détenir un savoir-faire exclusif ou rare dans les techniques relatives à la conservation et à la restauration du patrimoine culturel, ou à l’artisanat d’art traditionnel”.168 Dit biedt perspectieven voor invulling van een transversale samenwerkingvan de Vlaamse en Franse Gemeenschappen met betrekking tot de implementatie en uitbouw van een Living-Human-Treasures-programma.169
166 PLAS (H.) en VERCAUTEREN (G.). Waarom investeren in erfgoed? En hoe? Brussel, Uitgeverij Politeia, 2013, p. 13. 167 Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, p. 133. 168 Décret relatif aux biens culturels mobiliers et au patrimoine immatériel de la Communauté française, 2002, p. 9. 169 Zie ook hoofdstuk 1.
106 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
4.1.4. Toerisme Erfgoed – en met name bijzondere en uitzonderlijke, belevingsgerichte (erfgoed-) ervaringen – oefent een belangrijke aantrekkingskracht uit voor een Vlaams zowel als internationaal publiek. Dit biedt mogelijkheden om het toeristisch potentieel van Living Human Treasures in de kijker te plaatsen. De aandacht in toerisme en het Vlaamse merkbeleid voor (maakprocessen van) “baanbrekend vakmanschap” sluiten naadloos aan bij LHT. Denk maar aan de toeristische markt en interesse voor bijvoorbeeld biercultuur, chocolade, kantklossen, enzovoort, die ook steeds meer in hun ambachtelijke productie worden verbeeld en uitgespeeld. Living Human Treasures, vaak met bijzondere lokale meesters, ateliers en initiatieven, kunnen in het kader van deze trends en evoluties bijzondere troeven vormen om de bestaande samenwerking tussen Toerisme Vlaanderen en de erfgoedsector uit te bouwen. Er is nood aan een structurele ondersteuning die rekening houdt met de bijzonderheden van elk vak en die inzet op een publieksgerichte transmissie van kennis en vaardigheden als één van de toeristische hefboomprojecten. LHT EN TOERISME? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“We ontwikkelen voor elk van de toeristische macrobestemmingen (de kunststeden en hun directe omgeving, de Vlaamse Kust en de Vlaamse regio’s) een strategisch beleidsplan, met bijhorende impulsmiddelen en promotiebudgetten. We richten deze plannen op kwaliteitsverbetering en dienstverlening. We geven bij de besteding van de middelen voor impulsprogramma’s prioritiet aan hefboomprojecten die een reële toegevoegde waarde bieden voor het toerisme (o.a. landmarks). De zorgen er voor dat projecten, die betrekking hebben op meerdere macrobestemmingen hierbij ook aan bod kunnen komen.” “We investeren gericht in de belangrijkste toeristische productlijnen van Vlaanderen: fietsen, wandelen, tafelen, kunst, erfgoed, landschap, diamant, mode, design en shopping en de beleving in onze bruisende steden (urban innovation). We selecteren een aantal toeristische hefboomprojecten die het verschil kunnen maken voor de aantrekkingskracht van onze bestemmingen en concentreren de overheidsmiddelen voor toerisme op deze projecten. De kernattracties van elke macrobestemming vormen het uitgangspunt bij de keuze van deze projecten”.170
170 Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, p. 147.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 107
4.1.5. Arbeidsmarkt en talentontwikkeling Vlaanderen wil zich ontwikkelen als een ‘lerende samenleving’ en een kennisregio, waarin competenties worden erkend en gevaloriseerd, onder meer door bedrijven die meer en meer een strategisch competentiebeleid zullen voeren. Het is de ambitie van Vlaanderen in Actie om kinderen en volwassenen het best mogelijke onderwijs te geven en de best mogelijke vorming aan te bieden. Binnen het kader van het levenslang leren en het streven naar een hogere participatiegraad in het onderwijs en op de arbeidsmarkt moeten talenten gericht gestimuleerd en ontwikkeld worden. De carrières van de geïnterviewde meesters zijn schoolvoorbeelden van hoe mensen van jongs af aan door hun omgeving geprikkeld zijn geweest door een ambacht of podiumkunst, of hoe ze na een aantal omzwervingen eindelijk hun passie hebben gevonden en zo op latere leeftijd hun talent volledig hebben benut en ontwikkeld. (In)formele leertrajecten, zoals een meester-leerlingsysteem, die tijdig talenten opsporen en inzetten op de ontwikkeling van die talenten, zijn een noodzakelijke aanvulling van bestaande leertrajecten in de gerichte ontwikkeling van talent. LHT EN ARBEIDSMARKT? INSPIRATIE VOOR HET REGEERAKKOORD VLAAMSE REGERING (2014-2019)
“Tegen het einde van de legislatuur verdubbelen we het aantal praktijkgerichte opleidingen en stages. We werken hiervoor actief samen met alle werkgevers (privé en openbaar), sectoren (erfgoed) en sectorale opleidingspartners.”171 “We zetten verder in op internationale doorgroei. Daarbij optimaliseren we de gazellesprong en de aanwervingspremies en we onderzoeken een beurssysteem voor internationale stages.”172 “We bouwen de competentiegerichte matching verder uit naar de verschillende partners op de arbeidsmarkt met het oog op een betere afstemming tussen vraag en aanbod.”173 Binnen een LHT-programma kunnen formele en informele leertrajecten geïmplementeerd worden waarbinnen kennis en vaardigheden van meesters
171 Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, pp. 32-33. 172 Idem, p. 27 173 Idem, p. 33
108 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
overgedragen kunnen worden174 “We bestendigen de verschillende rollen van de VDAB, namelijk de actor- en regisseursrol. In de regisseursrol kan de dienst een beroep doen op de complementaire expertise van privébedrijven en non-profitorganisaties (erfgoed) of haar eigen aanbod voor het opleiden en begeleiden van werkzoekenden en werknemers in functie van efficiëntie en effectiviteit van de dienstverlening.”175 “We breiden de activering uit van oudere werkzoekenden tot de leeftijd van 65 jaar, rekening houdend met de capaciteit van VDAB en met de situatie op de arbeidsmarkt. Daarnaast voorzien we één doelgroepkorting om de loonkost te verlagen bij het aanwerven van 55-plussers.”176 “Werknemers moeten aangemoedigd worden om hun eigen loopbaan in de hand te nemen. Wie hierbij ondersteuning nodig heeft, kan genieten van een professionele ondersteuning door een loopbaancoach via het systeem van loopbaancheques. Ook bedrijven dienen meer maatregelen te nemen om de aanwezige talenten in Vlaanderen op lange termijn te kunnen inzetten. Eén van de belangrijke pijlers om bij te blijven in de huidige en toekomstige arbeidsmarkt is investeren in opleiding. Zowel werkgevers, overheid als werknemers hebben een verantwoordelijkheid op dat gebied.”177 Via een LHT-programma kan een niche in onze arbeidsmarkt geactiveerd worden die volop inzet op kennisdeling en overdacht van (bijzondere) vaardigheden die ze in de loop van hun carrière hebben opgebouwd.
174 175 176 177
Zie ook eerder, crossover cultuur en onderwijs Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019, p. 36 Idem, p. 35. Idem, pp. 36-37.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 109
4.2. Mogelijke formules om met LHT in Vlaanderen aan de slag te gaan Om een LHT-programma in de praktijk om te zetten, zijn diverse pistes mogelijk. We reiken hier een reeks opties aan die elk op zich waardevolle beleidsinvullingen kunnen zijn om de kansen van Living Human Treasures in Vlaanderen te ontginnen en valoriseren. Het gaat om individuele initiatieven of formules, die los van elkaar gelezen kunnen worden, maar in intelligente combinaties ook gecombineerd uitgevoerd kunnen worden en op die manier effectiever resultaten kunnen boeken.
4.2.1. Lanceer een generiek LHT-programma zoals voorgesteld
door UNESCO
Een UNESCO LHT-programma in Vlaanderen is één van de mogelijkheden om de transmissie van immaterieel erfgoed te bevorderen. Het voordeel van een generiek programma is dat UNESCO zelf concrete richtlijnen meegeeft (zie 1.1.1.) en kan instaan voor de (organisatorische) begeleiding en uitwerking van dergelijk programma. 1) Maak een duidelijke keuze over welke aspecten van het immaterieel cultureel erfgoed en op welke niveaus (nationaal of lokaal) actie ondernomen moet worden. 2) Om tot het meest duurzame resultaat te komen is het aangewezen om een proefperiode in te stellen; in eerste instantie kan één bepaalde regio (“a district or province is particularly rich in various types or genres of intangible cultural heritage”) of een beperkt aantal gemeenschappen (“specific parts of the population”) meewerken aan een proefproject.178 3) Een commissie met experten bestaande uit afgevaardigden uit erfgoedgemeenschappen, beleid en de academische wereld, wordt in het leven geroepen om dit proces van dichtbij te begeleiden en advies te geven aan één of meerdere bevoegde departementen, afhankelijk van de beleidsdomeinen die gemobiliseerd worden. De taak van deze commissie bestaat erin het immaterieel cultureel erfgoed tegen het licht te houden en, indien nodig, prioriteiten te formuleren. 4) Eens de krijtlijnen zijn uitgetekend door een commissie met experten, worden
178 Citaten komen uit: UNESCO. Guidelines for the establishment…, p. 21.
110 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
de ‘levende menselijke schatten’ in kaart gebracht en kunnen ze genomineerd worden. De commissie kan zelf een keuze maken, of kan zich door de betrokken erfgoedgemeenschappen laten adviseren via een nominatiesysteem. 5) De commissie is belast met de opvolging van de meesters en de uitwerking van de nodige procedures en criteria. Indien de transmissie van de kennis via bijvoorbeeld een uitgewerkt opleidingssysteem niet voldoet aan de vooropgestelde vereisten, dan kan de commissie beslissen om de samenwerking met de meester stop te zetten. 6) De commissie waakt er ten slotte over dat de nodige documentatie over de vaardigheden en technieken wordt verzameld en gecreëerd – dit met het oog op een duurzame borging van het vakmanschap voor toekomstige generaties.
4.2.2. Start met een proefproject rond een Fonds voor
Individuele Erfgoedcompetenties179
In de richtlijnen voor de ontwikkeling van een Living-Human-Treasures-programma geeft UNESCO aan dat naast een generiek traject gekozen kan worden voor beleidsoplossingen op maat van de lidstaat. Daarin verwijst UNESCO expliciet naar de mogelijkheid om een fonds op te richten.180 De oprichting van een nieuw Fonds voor Individuele Erfgoedcompetenties sluit aan bij deze UNESCO-aanbeveling. In een rapport van de Universiteit Antwerpen uit 2012 werd onderzocht wat de wenselijkheid was “van een of meerdere nieuwe fondsen in de kunstensector in Vlaanderen”181, met als kernvraag “niet hoe het huidige subsidiesysteem gewijzigd kan worden, wel hoe er meer kansen kunnen gecreëerd worden om een bloeiende en dynamische kunstensector mogelijk te maken en in hoeverre een verfondsing hier toe kan bijdragen”.182 Hoewel de erfgoedsector niet mee is opgenomen in de denkoefening rond verfondsing, komen de onderzoekers tot de conclusie dat er opportuniteiten zijn voor de sector en dat de verwevenheid tussen kunsten en erfgoed op dat vlak verder geëxploreerd kan worden (zoals in Engeland bijvoorbeeld al het geval is).183
179 Gebaseerd op een gesprek met Carlo Van Baelen, 3 september 2014, Antwerpen. 180 UNESCO. Guidelines for the establishment… , p. 5. 181 VISKENS (L.) en SCHRAMME (A.). Verfondsing in Vlaanderen? Onderzoek naar de wenselijkheid van (verdere) verfondsing van het Vlaamse kunstenlandschap. Antwerpen, UA, 2012, p. 2. 182 Ibidem. 183 VISKENS (L.) en SCHRAMME (A.). Op. Cit., p. 157.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 111
Onder een fonds wordt hier begrepen “een organisatie die een bepaalde mate van onafhankelijkheid ten opzichte van de politiek geniet en die als voornaamste taak heeft financiële ondersteuning te bieden aan (een deel van) erfgoed in een bepaald geografisch gebied”.184 Fondsen kunnen als beleidsinstrumenten bijzonder wendbaar en veelzijdig worden aangewend om oplossingen en tools voor actuele uitdagingen en kansen op de rails te zetten, te innoveren en ontwikkelen, met maatwerk voor de sector. Een fonds biedt naast de financiële investering in een sector bovenal een resem aan mogelijkheden die inspelen op alle actiepunten geformuleerd in hoofdstuk 3. Dit maakt van een fonds een krachtig instrument: naast een centraal informatiepunt en aanspreekpunt voor de sector kan een fonds ook initiatieven nemen om experimentele trajecten op te stellen, onderzoeken op te starten, opleidingen te voorzien en als (internationale) netwerker op te treden. Een fonds is vanuit zijn relatief autonome en verzelfstandigde werking ook uitermate geschikt voor samenwerking tussen diverse beleidsdomeinen, aangezien in dit geval het thema zich op een kruispunt van diverse disciplines bevindt (cultuur, economie, onderwijs, toerisme…).185 Een interessant scenario is de oprichting van een sectoraal fonds (Fonds voor Individuele Erfgoedcompetenties) dat een projectmatige werking van individuen en organisaties ondersteunt, die zich inzetten voor de overdracht van kennis en vaardigheden rond disciplines met wortels in tradities (of de vijf velden afgebakend door UNESCO).186 De ontwikkeling van dergelijk fonds kan in een ontwikkelingsgericht traject opgezet worden, wat ruimte laat voor enerzijds een gerichte inhoudelijke evaluatie en anderzijds een gespreide investering overheen de beleidsperiode om tot een volwaardig fonds te evolueren. Gedurende een periode van twee jaar wordt het fondseninstrumentarium voor Individuele Erfgoedcompetenties ontwikkeld en op punt gesteld (samenstelling van commissies, beoordelingsprocedures voor binnengekomen aanvragen, en pijlers binnen de werking van een fonds), met in eerste instantie aandacht voor volgende vier testimpulsen binnen twee te selecteren ICE-domeinen: 1) erfgoedbeurs (tot 15.000 euro) die inzet op twee sporen: a) een beurs voor een meester voor een periode van één jaar, om zijn kennis en vaardigheden via stages in het buitenland te verfijnen. Nadien zet de meester een sensibiliseringprogramma op in Vlaanderen in samenwerking met het Fonds b) een beurs voor de ondersteuning van een meester die zich gedurende één jaar 184 Idem, p. 9 (in de oorspronkelijke tekst staat kunsten in plaats van erfgoed vermeld). 185 Idem, p. 9, p. 33. 186 Idem, p. 150.
112 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
inzet voor de kennisoverdracht van zijn/haar immaterieel cultureel erfgoed via een meester-leerlingsysteem in het kader van een programma ontwikkeld door het Fonds. 2) projectimpuls (tot 10.000 euro) die dient ter ondersteuning van proeftuinen die inzetten op innovatie, experiment en cross-over. 3) proefproject rond de participatieve documentatie van kennis en vaardigheden rond erfgoedberoepen, bv. in directe samenwerking met Vlaams Instituut voor Archivering VIAA. Om tot een duurzaam resultaat te komen is het cruciaal dat de kennisoverdracht die in de praktijk gebeurt, digitaal wordt gedocumenteerd en gedigitaliseerd, opdat het erfgoed breed toegankelijk wordt. 187 Naast het VIAA is i-Treasures – capturing the intangible een belangrijke partner in dit verhaal. Dit Europese project zet in op de digitalisering van immaterieel cultureel erfgoed; het creëert een open platform dat kennis en vaardigheden via ICT open wil stellen voor het brede publiek, en Living Human Treasures in het bijzonder.188 4) organisatie van workshops rond het zakelijk aspect van erfgoedberoepen, in samenwerking met bestaande initiatieven. Gezien de actuele budgettaire beperkingen, kan gestart worden met een testfase, om pas na evaluatie in een volgend stadium de uitbouw van een volwaardig fonds te voorzien. Geraamde grootteorde investering in testfase (per jaar): maximaal 250.000 euro.189
4.2.3. Breid de bestaande Eretekens van de Arbeid uit De dienst Humanisering van de Arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is verantwoordelijk voor de bevordering van het welzijn op het werk. Een van de initiatieven, die sinds 1847 loopt, is de uitreiking van de Eretekens van de Arbeid aan mensen die zich via hun (lange) carrière verdienstelijk hebben gemaakt voor hun bedrijf. Op een jaarlijkse bijeenkomst worden die eretekens uitgereikt door de werkgever of de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid.190
187 www.viaa.be 188 Meer informatie op: www.i-treasures.eu 189 Deze berekening houdt rekening met de (minimale) aanwerving van twee ervaren projectmedewerkers volgens barema’s PC329.01, directe en indirecte kosten en impulsgelden (max. 50.000 euro per jaar). 190 ALGEMENE DIRECTIE HUMANISERING VAN DE ARBEID. Wegwijs in… de eretekens van de arbeid. Brussel, 2008, pp. 3-5.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 113
Dit prestigieus initiatief (en meer in het bijzonder de categorie ‘eliten van de arbeid’) kan uitgebreid worden: ‘levende schatten’ uit erfgoedberoepen, die zich verdienstelijk hebben gemaakt in hun vakgebied, worden geëerd met een prijs (naar analogie van de Vlaamse Cultuurprijzen per sector) en krijgen een ere-opdracht om een voorstelling of creatie te maken met een hoge symbolische waarde die op een plechtig moment geschonken wordt aan de gemeenschap. Investering: maximaal 12.500 euro.
4.2.4. Breid de Vlaamse Cultuurprijzen uit met
Cultuurprijs LHT/Virtuoos Talent
“De Vlaamse Gemeenschap heeft een traditie in het uitreiken van Cultuurprijzen Vlaanderen. De verschillende prijzen die de Vlaamse Gemeenschap uitreikt, worden door de laureaten erg gewaardeerd. Het zijn kwaliteitslabels en de overheid wil daarmee blijk geven van erkenning voor het culturele belang van het werk van de laureaten. Bovendien zijn het stimuli van de verschillende cultuurdisciplines en verhogen ze het culturele bewustzijn. Een jury van deskundigen uit de verschillende disciplines van de cultuursector draagt een laureaat voor aan de Vlaamse minister van Cultuur.”191 Dit systeem, dat zich naast de Algemene Culturele Verdienste richt op lokaal cultuurbeleid, podiumkunsten, cultureel erfgoed, film, vormgeving, cultuureducatie en sociaal-cultureel volwassenenwerk, kan worden uitgebreid met een nieuwe, interdisciplinaire Vlaamse Cultuurprijs (Cultuurprijs LHT of Cultuurprijs Virtuoos Talent!). Twee pistes kunnen gevolgd worden: 1) een prijs gericht op de erkenning van een ICE-meester die zich gedurende zijn carrière heeft ingezet voor de overdracht van zijn kennis en vaardigheden naar de volgende generaties. 2) een prijs gericht op het stimuleren van kennistransfer, door een ICE-meester die zich verdienstelijk heeft gemaakt in zijn vakgebied te erkennen en een traject op te zetten waarin gedurende de periode van de prijs intensief programma’s rond kennisoverdracht worden opgezet. Investering: maximaal 12.500 euro.
191 www.cjsm.be/cultuur/cultuurprijzen-vlaanderen
114 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
4.2.5. Ambacht en performance in de publieke ruimte De Vlaamse Overheid heeft een belangrijke voorbeeldfunctie: met het decreet uit 1986 houdende de integratie van kunstwerken in gebouwen192 verbindt de overheid er zich toe om een bepaald percentage van de bouwkosten te besteden aan in het gebouw geïntegreerde kunstwerken. Trek deze regelgeving open en incorporeer de materiële resultaten van het immaterieel erfgoed. Zo neemt de Vlaamse Overheid een belangrijke sensibiliserende rol op rond ICE.
4.2.6. Creëer een ICE-actieplan Een centraal gecoördineerd sensibiliseringsplan rond het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen moet inzetten op de kansen voor onderwijs en de arbeidsmarkt. De waarde van dit erfgoed wordt op die manier zichtbaarder. Er wordt een breder maatschappelijk platform gecreëerd dat nodig is om het immaterieel erfgoed intergenerationeel over te dragen (cf. STEM-actieplan). • Werk met een pool van vrijwillige erfgoedcoaches of erfgoedambassadeurs die leerlingen in scholen warm maken voor ICE tijdens themaweken. • Faciliteer bedrijven, scholen of individuen die stages in erfgoedberoepen aanbieden of die zich verdienstelijk hebben getoond in de transmissie van kennis en vaardigheden (via een belastingvoordeel) • Begeleid studenten beter indien ze voor een creatief beroep kiezen via bestaande studiewijzers
4.2.7. Optimaliseer (de informatiestroom rond)
bestaande financieringsmogelijkheden
Een van de aanbevelingen van het onderzoek van IDEA Consult uit 2012 is een optimalisatie van het bestaande financiële instrumentarium (via een centrale databank). De Minitoelage, een overbruggingskrediet van het Agentschap Kunsten en Erfgoed, gericht om initiatieven van professionele kunstenaars te ondersteunen, kan worden uitgebreid door cultureel ondernemerschap te ondersteunen.193 Niet alleen kan de communicatie, die zich de laatste jaren al meer heeft gecentraliseerd,194 rond dit specifieke financieringsinstrument geoptimaliseerd 192 www.vlaamsbouwmeester.be/instrumenten/kunst/wetgevend_kader/wetgevend_kader_ kunst.aspx 193 IDEA CONSULT. Op. Cit., pp. 22-23. 194 Zie bijvoorbeeld: www.faronet.be/blogs/jeroen-walterus/overheid-verleent-informatie-overalternatieve-financiering.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 115
worden, ook een uitbreiding van de doelgroep (naast professionele kunstenaars ook beoefenaars van erfgoedberoepen in de mogelijkheid stellen om een Minitoelage aan te vragen) behoort tot de mogelijkheden, waardoor de Minitoelage omgevormd kan worden tot een klassiek microkrediet of tot een krediet gericht op cultureel ondernemerschap.195
4.2.8. Vul het bestaande stelsel van kwaliteitslabels aan
via het Agentschap Kunsten en Erfgoed
Om in te spelen op de toenemende internationale kwaliteitscriteria voorziet het Cultureel-Erfgoeddecreet een kwaliteitslabel dat uitgereikt kan worden aan een museum, een archiefinstelling of een erfgoedbibliotheek. Dit label wil een referentie zijn in de cultuursector die kan worden ingezet in contacten met derden.196 Behalve een decretale verankering van immaterieel cultureel erfgoed en de inventaris Vlaanderen zou specifieker ook voor de individuele erfgoedcompetenties een kwaliteitslabel kunnen worden uitgewerkt met het bijzondere uitgangspunt van de Vlaamse beleidsinzet op borging en de ontwikkeling van voorbeeldpraktijken. Er is nood aan een wettelijk kader waarin begrippen zoals ‘traditioneel, ‘authentiek’ en ‘vakmanschap’ duidelijk afgebakend worden, en dit niet alleen om misbruiken tegen te gaan, maar ook om een referentiekader te bieden. Een prestigieus erfgoedlabel, dat gedragen wordt door diverse partijen, kan een antwoord bieden op deze verzuchting.
195 IDEA CONSULT. Op. Cit., p. 27. 196 www.kunstenenerfgoed.be/nl/wat-doen-we/erkennen-erfgoedinstellingen.
116 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
4.3. Tot slot Om dit hoofdstuk beleidsinspirerende aanbevelingen rond te maken: Als wervende aanbeveling en vanuit de wens om het Vlaams beleid te inspireren om werk te maken van een vooruitstrevend eigenzinnig LHT-beleid op maat van Vlaanderen, borduren we graag voort op een passage waarmee het voorwoord deze nota opende: We leven niet in een periode waar grootschalige en nieuwe budgettaire beleidsambities de toon kunnen zetten. Des te méér is dit het tijdsbestek van duurzaam investeren, van het gericht en grensoverschrijdend werken, van het inzetten op baanbrekende sterktes en kansen met multiplicatoreffecten. Deze nota reikt insteken aan voor beleidsprogramma’s die ‘slimme’ kaders en oplossingen bieden voor baanbrekende vakmensen (m/v) met oog op duurzame ontwikkeling en borging. Om ervoor te zorgen dat waardevolle kennis en kunde als immaterieel erfgoed overgeheveld worden van de meesters naar hun opvolgers. Het hoeft niet steeds om grote budgetten te gaan; wel kunnen onder meer de waarde, de erkenning en het Symbolisch Kapitaal zoals UNESCO, een stad, een minister of een staat die kunnen verlenen en toekennen, virtuoos gemixt worden met effectieve en duurzame investeringen, met leertijdsystemen, borgingsmethoden, met ‘levende mensen’ en talenten. Het lijkt een open doelkans om in Vlaanderen – waar het borgen van immaterieel cultureel erfgoed en de UNESCO-Conventie van 2003 al een opmerkelijke ruimte veroverd hebben – in de komende tijd een experiment op te zetten rond dergelijke formules. Alle bouwstenen ervoor liggen momenteel voor het grijpen. Als het lukt, is er een maatschappelijke meerwaarde gecreëerd die onze troeven vermenigvuldigt. Tegelijk kan die ervaring internationaal opnieuw in beeld gebracht en uitgedragen worden via UNESCO, waarmee Vlaanderen opnieuw in internationale netwerken een verschil kan maken vanuit baanbrekende inzet en baanbrekend vakmanschap.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 117
5 SAMENVATTING WAT? • “Baanbrekend vakmanschap” is het merkverhaal van de Vlaamse Overheid. • Uit dit praktijkonderzoek volgen concrete beleidsaanbevelingen om het meesterschap, de kennis en vaardigheden die vervat zitten in beroepen met wortels in traditie te erkennen, valoriseren en borgen. Het UNESCO-programma Living Human Treasures fungeert als hefboom.
WAAROM? • Een Vlaamse variant van het LHT-programma bevindt zich op het kruispunt van diverse beleidsdomeinen en heeft een beleidsoverschrijdende meerwaarde. • Vlaanderen is klaar voor dit verhaal: het sluit aan bij bestaande initiatieven in binnen- en buitenland. • Dit immaterieel cultureel erfgoed komt tegenwoordig meer en meer onder druk te staan.
HOE? • Kwalitatief onderzoek op basis van interviews met Living Human Treasures uit ambachten en podiumkunsten, literatuuronderzoek, desktop research, een analyse op basis van focusgroepen, en gerichte adviesgesprekken met experten voor specifieke aspecten stofferen dit rapport.
118 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN? • Kennis en vaardigheden van onder meer ambachten en podiumkunsten staan onder druk; om systemen van kennisdeling te bevorderen moeten zowel maatschappij als sector nog meer gesensibiliseerd worden. • Het ICE-beleid moet verder verankerd en ondersteund worden via gerichte formules. • Creëer een meester-leerlingsysteem waarbinnen aan kennisoverdracht gedaan kan worden. • Verbeter de zakelijke omkadering van onder meer ambachtslieden en podiumkunstenaars. • Vakmanschap heeft nood aan symbolische en formele vormen van erkenning en bescherming.
MOGELIJKE FORMULES OM DIT TE REALISEREN: • Zet een generiek LHT-programma op. • Richt een Fonds voor Individuele Erfgoedcompetenties op. • Breid het bestaande systeem van Eretekens van de Arbeid uit. • Voer een extra Vlaamse Cultuurprijs in. • Geeft ICE een plaats in de publieke ruimte. • Stimuleer een ICE-actieplan. • Zorg voor een betere toeleiding naar financiering en omkadering. • Breid de bestaande kwaliteitslabels uit.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 119
6 BIBLIOGRAFIE • AIKAWA-FAURE (N.). “Excellence and authenticity: Living National (Human) Treasures in Japan and Korea”, International Journal of Intangible Heritage, 9, 2014, pp. 38-51. • ALGEMENE DIRECTIE HUMANISERING VAN DE ARBEID. Wegwijs in… de eretekens van de arbeid. Brussel, 2008. • BUDD (J.W.). The thought of work. Ithaca, Cornell University Press, 2011. • CAALS (A.) en BELEMANS (R.). “CULKAS (2013-2014). Een Grundtvigproject over intergenerational en intercultureel werken met erfgoed”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 7, 2014, 3, pp. 44-49. • COMINELLI (F.). “Governing cultural commons: the case of traditional craftsmanship in France”, Conference Paper Sustaining Commons, 2011. • COMINELLI (F.). L’Economie du Patrimoine Culturel Immatériel: Savoir-faire et métiers d’art en France. Thèse pour l’obtention du Doctorat en Sciences Economiques. Ecole doctorale d’Economie Panthéon-Sorbonne, 2013. • COMINELLI (F.) en GREFFE (X.). “Why and how should intangible cultural heritage be safeguarded?”, in: RIZZO (I.) en MIGNOSA (A.) (eds.). Handbook on the economics of cultural heritage. EE Publishing, 2013, pp. 402-417. • COUNCIL OF EUROPE. Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society. 2005. • CUNNINGHAM DANCE FOUNDATION. Legacy Plan: a case-study. New York, 2009, 88 p. • Décret relatif aux biens culturels mobiliers et au patrimoine immatériel de la Communauté française. 2002. • DE LAET (A.). STEM af op de toekomst. Kies voor een STEM-studie of -job. Actieplan voor het stimuleren van studies en loopbanen in wiskunde, exacte wetenschappen, techniek en technologie. Brussel, Departement Onderwijs en Vorming, 2014. • DE MUNCK (B.) en DENDOOVEN (D.). Al doende leert men? Leertijd en ambacht in het Ancien Régime, 1500-1800. Brugge, Uitgeverij Van de Wiele, 2003. • DE MUNCK (B.) en SOLY (H.). Learning on the shop floor in historical perspective. Oxford, Berg, 2007. • DE VOOGHT (D.). “Voorbij het traditionele vakmanschap? Living Human Treasures als borgingsmaatregel voor het technisch, wetenschappelijk en industrieel erfgoed”, Tijdschrift voor Industriële Cultuur, 2013, pp. 2-9.
120 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
• DICKIE (V.A.). “Establishing worker identity; a study of people in craft work”, American Journal of Occupational Therapy, 57, 2003. • ECOTEC. Joint report on the evaluation of the Socrates II, Leonardo Da Vinci and eLearning programmes. Birmingham, ECOTEC, 2008. • EPSTEIN (S.R.) en PRAK (M.). Guilds, innovation and the European economy 1400-1800. Cambridge, Cambridge University Press, 2010. • ERFGOEDCEL BRUSSEL. Interne evaluatie Schatten van Mensen. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014. • ERFGOEDCEL BRUSSEL. Projectfiche Schatten van*in Mensen – proeftuin Brussel. Brussel, Erfgoedcel Brussel, 2014. • EUROPEAN COMMISSION. Erasmus+ Programme Guide. 2014. • FALK (E.). “Concerns of diversity – living crafts, methodology for the continuation of craftsmanship”, ICHNGO forum, 5 februari 2014 (www.ichngoforum.org/ concerns-of-diversity-2). • FLANDERS DC. Onderzoeksrapport: bijdrage van de creatieve industrieën tot een innovatief Vlaanderen. 2013. • GIELEN (P.) e.a. De waarde van cultuur. Brussel, 2014. • GOMEZ (P.Y.). Qualité et théories de conventions. Lyon, 1994. • GOULD (H.). “Culture & social capital”, in MATARASSO (F.) (ed.). Recognising Culture. A series of briefing papers on culture and development. UNESCO, 2001, pp. 69-75. • GUIETTE (A.) e.a. Onderzoeksrapport. Creatieve industrieën in Vlaanderen: mapping en bedrijfseconomische analyse. Flanders DC, 2011. • HAFSTEIN (V.F.). “Intangible heritage as a list. From Masterpieces to representation.”, in: SMITH (L.) en AKAGAWA (N.) (eds.). Intangible heritage. Londen, Routledge, 2009, pp. 93-111. • HOWARD (K.). “Living Human Treasures from a lost age: current issues in cultural heritage management”, Korean Research Journal of Dance Communication, 2002. • ICHER (F.). Les Compagnons du Tour de France. Editions de la Martinière, 2010. • IDEA CONSULT. Onderzoek naar aanvullende financiering in de kunstensector. 2012. • JACOBS (M.). “De geest van de UNESCO-conventie van 2003: het geheim ontsluierd…”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 3, 2010, 4, pp. 30-35. • JACOBS (M.). “De andere wang van doornroosje/La Belle au Bois Dormant. Roerend en immaterieel erfgoed in de zuidelijke helft van België”, FARO. Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 5, 2012, 2, pp. 4-15. • JACOBS (M.), NEYRINCK (J.) en VAN DER ZEIJDEN (A.) (eds.). “Brokers, Facilitators and Mediation. Critical Success(f)actors for the Safeguarding of Intan-
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 121
gible Cultural Heritage”, Themanummer Volkskunde, 2014, 3. • JANUARIUS (J.) en MOUTON (M.). De kunstsmid in Vlaanderen. Een omgevingsanalyse van een kunstambacht. Brussel, IJzer en Vuur! vzw, 2014. • JONGSUNG (Y.). “Korean Cultural Property Protection Law with regard to Korean Intangible Heritage”, Museum International, 56, 2004, 1-2, pp. 180-187. • KANCEL (S.). L’apport de la culture à l’economie de la France. 2013. • KIM (E.S.). “ChoreoSave: a digital dance preservation system prototype”, Proceeding ASSIS&T, 2011. • KLAMER (A.). “Craftsculture: an international comparison”, 12 p. (www.klamer. nl/docs/crafting.pdf). • KVAB. De maakindustrie: motor van welvaart in Vlaanderen. Brussel, KVAB, 2013. • LOH (J.) en HARMON (D.). Biocultural diversity. Theatened species, endangered languages. Zeist, WWF Nederland, 2014. • MARTENS (B.), DOBBELS (J.) en YSEBAERT (W.). “Cultuur en creativiteit in beeld: opzet van een meetinstrument voor metropool Brussel”, Brussels Studies, 79, 2014, pp. 1-13. • METZNER (P.). Crescendo of the virtuoso. Spectacle, skill and self-promotion in Paris during the Age of Revolution. Berkeley, University of California Press, 1998. • MORTELMANS (D.). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven, ACCO, 2007. • MUTHUKUMARASWAMY (M.D.). Voicing Folklore. Careers, concerns and issues. A collection of interviews. Chenai, 2002. • NATIONAL ENDOWMENT FOR THE ARTS. 2014 Guide to the National Endowment for the Arts. Washington, 2014. • NESS (K.). Construction craft identities: discourses of skill and identity in the building trades. University of Reading (PhD), 2013. • NEYRINCK (J.). “Werk maken van immaterieel cultureel erfgoed. Borgen: wat en hoe?”, FARO. Tijdschrift over cultureel erfgoed, 5, 2012, 3, pp. 64-85. • NSZ. Ambachten weer hipper, consument op zoek naar betaalbare en originele producten. Brussel, 2012. • NSZ. Dag van de ambachten. Brussel, 2013. • PAI (H.I.). Heritage management in Korea and Japan. The politics of Antiquity and Identity. University of Washington Press, 2014. • PLAS (H.) en VERCAUTEREN (G.). Waarom investeren in erfgoed? En hoe? Brussel, uitgeverij Politeia, 2013. • Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019. Brussel, 2014. • SATO (N.). “La notion de technique artisanale en matière de patrimoine culturel immatériel”, in: Le patrimoine culturel immatériel à la lumière de l’extrême-orient.
122 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Lonrai, Actes du Sud, 2009, pp. 94-98. • SENNETT (R.). De ambachtsman. De mens als maker. Amsterdam, Meulenhoff, 2013. • SMESSAERT (S.) en DAENEN (R.). De boom op het dak. Verdiepingen in het figurentheatererfgoed. Brussel, FARO, 2009. • SMITH (L.) en AKAGAWA (N.). “Introduction.”, in: SMITH (L.) en AKAGAWA (N.) (eds.). Intangible heritage. Londen, Routlegde, 2009, pp. 1-10. • UNESCO. Convention for the safeguarding of Intangible Cultural Heritage. 2003. • UNESCO. Guidelines for the establishment of Living Human Treasures Systems. Parijs, UNESCO, 2002. • VANDENBULCKE (E.). Een toekomst voor ambachten. Een inspiratieboek. Drukkerij Sint-Joris, 2014. • VANHERWEGEN (D.), SIONGERS (J.), SMITS (W.) e.a.. Amateurkunsten in beeld gebracht. Gent, 2009. • VAN DEN BROECKE (D.) en THYS (A.). Het beleid van de Vlaamse overheid voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Brussel, Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2012. • VAN DESSEL (B.). Semiprofessionaliteit in het figurentheater. Antwerpen, Universiteit Antwerpen, 2011 (onuitgegeven thesis). • VAN LEEUWEN (J.). “Competenties: van groei naar snoei. Het competentiedenken in Vlaanderen en de mogelijkheden ervan voor de cultureel-erfgoedsector”, FARO. Vlaams Tijdschrift voor Cultureel Erfgoed, 5, 2012, 2, pp. 4-9. • Verslag atelier diversiteit en participatie. Brussel, 2010. • VIE. Ambacht. Erfgoed, economie en duurzaamheid. Verslag internationale conferentie over de kracht van het ambacht. Eindhoven/Tilburg, 2014. • Virtuoos! Portretten van passie en vakmanschap in Vlaanderen! Gent, Snoeck, 2014. • VISKENS (L.) en SCHRAMME (A.). Verfondsing in Vlaanderen. Onderzoek naar de wenselijkheid van (verder) verfondsing van het Vlaamse kunstenlandschap. Antwerpen, UA, 2012. • WANG (L.). La convention pour la sauvegarde du patrimoine culturel immatériel: son application en droits français et chinois. Parijs, L’Harmattan, 2013. • YIM (D.). “Living Human Treasures and the Protection of Intangible Cultural Heritage: Experiences and Challenges”, ICOM News, 2004, 4, pp. 11-13.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 123
Digitale leeslijst • www.arts.gov/honors/heritage • www.kunstsmeden.be • www.etwie.be • www.tapisplein.be • www.hetfirmament.be • www.erfgoedcelbrussel.be • www.ond.vlaanderen.be • www.west-vlaanderen.be • www.circuscentrum.be • www.unesco.org • www.unizo.be • www.maitresdart.com • www.compagnons-du-devoir.com • www.compagnonsdutourdefrance.org. • www.livinghumantreasures.be • www.immaterieelerfgoed.be • www.kbs-frb.be • www.toerismevlaanderen.be • www.oistat.org • www.abtt.org.uk • www.belgianbeerandfood.com • www.vlaamsbouwmeester.be • www.communicatie.vlaanderen.be • www.ditisvlaanderen.be • www.makers.be • www.craftscouncil.org.uk • www.i-treasures.eu • www.klingspoor.be • www.viaa.be • www.cjsm.be
124 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Lijst interviews (in chronologische volgorde) Interviewer Margaretha Van Huele • Jan Camps en Julia Van Mechelen, Diest, 13 mei 2013. • Katrien Van Craenenbroeck, Antwerpen, 15 mei 2013. • Nick Vanhaute, Haacht, 16 mei 2013. • Chris Van Goethem, Brussel, 20 juni 2013. • Johnny en Danny Ronaldo, Antwerpen, 1 juli 2014. • Christian Bincquet, Izegem, September 2013. • Frank Degruyter, Gent, 2 september 2013. • Kobe Van Herwegen, Antwerpen, 6 september 2013. • Genevieve Van Quaquebeke, Antwerpen, 13 september 2013. • Ronny Delussine, Oeselgem, 17 oktober 2013. • Hedwig Albert Degelaen, Brussel, 28 oktober 2013. Interviewer Joeri Januarius • Antoine Van Loocke, Oosterzele, 25 april 2014. • Karel Goetghebeur, Brugge, 30 april 2014. • Silvia Leon, Wilsele, 6 mei 2014. • Mark Elst, Linkebeek, 13 mei 2014. • Marc Crauwels, Antwerpen, 21 mei 2014. • Grégoire Vandersmissen, Brussel, 17 juni 2014. • Dirk Strobbe, Sint-Eloois-Winkel, 20 juni 2014. • Geert Opsomer, Brussel, 27 juni 2014. • Frank Panesi, Blankenberghe, 9 juli 2014. • Freddy Delvaux, Neerijse, 22 september 2014. Andere gesprekken Gesprek met Carlo Van Baelen, 3 september 2014, Antwerpen Gesprek met Katrijn Meirlaen, 15 september 2014, Brussel Focusgroepen op 18 en 19 maart 2013, Brussel (de volledige verslagen zijn te raadplegen op: www.livinghumantreasures.be)
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 125
COLOFON COÖRDINATIE EN TEKST n Joeri Januarius, Jorijn Neyrinck en Margaretha Van Huele. INTERVIEWS n Joeri Januarius en Margaretha Van Huele. Redactie n Joeri Januarius, mmv Martine Maris. FOTOGRAFIE n Titus Simoens (Schatten van*in Mensen), Kevin Baert, Maëlle Bossi, Elke Van den
Ende, Kevin Pycke, Sandro Maggio (Brusselse proeftuin Schatten van*in Mensen). VORMGEVING n Evi De Smet. Beeldverantwoording n Titus Simoens: p. 16, p. 20, p. 24, p. 26, p. 28, p. 32, p. 34, p. 36, p.
38, p. 40, p. 46; Kevin Baert: p. 18; Maëlle Bossi, p. 22; Elke Van den Ende: p. 30, Kevin Pycke: p. 42, Sandro Maggio: p. 44, Tom De Visscher: p. 48. Met dank aan n
De stuurgroep en meewerkende collega’s van de partnerorganisaties Jorijn Neyrinck, Ellen Vandenbulcke, Ellen Janssens, Evi De Smet, Greet Roosbeek, Margaretha Van Huele, Floortje Vantomme (tapis plein); Daniëlle De Vooght, Tijl Vereenooghe (ETWIE); Veerle Wallebroek, Hanne Ampe, Staf Vos (Het Firmament); Marc Jacobs, Rob Belemans, Griet Kockelkoren, Birgit Geudens, Annemie Vanthienen, Jacqueline Van Leeuwen, Alexander Vanderstichelen (FARO. Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed vzw); Koen Allary, Marie Vandecaveye, Mui-Ling Verbist (Circuscentrum); Mieke Maes, Katrijn Meirlaen (Erfgoedcel Brussel); Sophie Muyllaert (Provincie West-Vlaanderen). De focusgroepen Rob Belemans (FARO), Maarten Bresseleers (Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten), Francesca Franco (AKOV), Bart Magnus (VTI), Anne Mees (Resonant), Katrijn Meirlaen (Erfgoedcel Brussel), Michel Mouton (IJzer en Vuur! vzw), Jorijn Neyrinck, Margaretha Van Huele en Ellen Vandenbulcke (tapis plein), Hannelore Smits (Opendoek), Jan Timmermans (Kunstenloket), Nick Vanhaute (horlogemaker), Tijl Vereenooghe (ETWIE), Veerle Wallebroek (Het Firmament). Aan de focusgroep van 19 maart 2013 namen deel: Rob Belemans (FARO), Wim Bosmans (MIM), Johan David (MOT), Daniëlle De Vooght (ETWIE), Sarah Kaerts (Minderhedenforum), Griet Kockelkoren (FARO), Katrijn Meirlaen (Erfgoedcel Brussel), Anne Mees (Resonant), Jorijn Neyrinck, Ellen Vandenbulcke en Margaretha Van Huele (tapis plein), Danny Ronaldo (Circus Ronaldo), Sophie Troch (DKO Anderlecht), Chris Van Goethem (Kenniscentrum Podiumkunsten RITS), Myriam Van Imschoot (kunstenares), Cor Van Istendael (Erfgoedcel Noorderkempen), Ann Van Nieuwenhuyse (MIAT), Marie Vandecaveye (Circuscentrum), Staf Vos (Het Firmament). De respondenten Schatten van*in Mensen Christian Bincquet, Jan Camps, Marc Crauwels, Hedwig Albert Degelaen, Freddy Delvaux, Frank Degruyter, Ronny Delusinne, Mark Elst, Karel Goetghebeur, Silvia Leon, Sam Mondelaers, Geert
126 n VIRTUOOS VLAANDEREN!
Opsomer, Johnny en Danny Ronaldo, Dirk Strobbe, Chris Van Goethem, Katrien Van Craenenbroeck, Kobe Van Herwegen, Antoine Van Loocke, Geneviève Van Quaquebeke, Grégoire Vandersmissen, Nick Vanhaute. Brusselse proeftuin Schatten van*in Mensen Michel Mouton, Anja Van Geert, Kaut Bauters en Jan Delcour, Margriet Van der Ven, Alhadi Adam Agabeldour, Souléymane Diané, Indirah Osumba, Carine Timmermans, Shirin Van Eenooghe, Pat Van Hemelrijck, Laura Ten Zeldam. Ook nog dank aan n Max Bauer, Saddie Choua, Jan De Schutter, Maarten De Smedt, Hanne
De Valck, Annika Devroe, Liesbeth Dekeyser, Erfgoedcel k.ERF (Janna Lefevre, Annick Van Herp, Nelle De Beuckeleer), Lieze Neyts, Elsje Okhhuijsen, Annick Schramme, Evdokia Tsakiridis Annabel Verbeke, Carlo Van Baelen, Anaïs Van Eldere, Elien Van Isterdael, Nathalie Vernimme, Sigrid Verschore, Marc Vervenne, Sofie Vrancken. Verantwoordelijke uitgever n tapis plein vzw Druk n Drukkerij Sintjoris, Oostakker Wettelijk depot n D/2014/11.222/2 Publicatiedatum n 2014
Virtuoos Vlaanderen! is een initiatief van tapis plein, ETWIE, Het Firmament, FARO, Circuscentrum, Erfgoedcel Brussel en Provincie West-Vlaanderen
Onder de bescherming van de Vlaamse UNESCO Commissie
Met de steun van de Vlaamse Overheid
Creative Commons Licentie De licentie laat anderen toe het werk te kopiëren, distribueren, vertonen, op te voeren, en om afgeleid materiaal te maken, zolang de maker van het werk vermeld wordt, het werk niet commercieel gebruikt wordt en afgeleide werken onder identieke voorwaarden worden verspreid. De Creative Commons Licentie geldt niet voor het beeldmateriaal in deze uitgave, waarvoor alle rechten voorbehouden blijven. Niets van het beeldmateriaal uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
VIRTUOOS VLAANDEREN!
n 127
VIRTUOOS VLAANDEREN! Naar een Living-Human-Treasures-programma in Vlaanderen en Brussel
VIRTUOOS VLAANDEREN!