
6 minute read
Goed onderwijs voor elk kind
Freddy Weima is de gedreven voorzitter van de PO-Raad. De omstandigheden zijn complex met veel problemen en uitdagingen, maar de missie staat als een huis: samenwerken voor goed onderwijs voor elk kind. Daar hoort goede en duurzame huisvesting bij.
Freddy Weima studeerde politicologie in Amsterdam en San Francisco. Na een korte periode als universitair docent werkte hij achtereenvolgens bij de ministeries van OCW, Sociale Zaken en Justitie. Tussen 2012 en 2021 was hij directeur-bestuurder van Nuffic, een Nederlandse organisatie die zich inzet voor internationalisering, wereldburgerschap en internationale samenwerking in het onderwijs. Een maatschappelijk breed georiënteerde voorzitter en dus ging Schooldomein graag met hem in gesprek. Freddy:
Advertisement
“De PO-Raad is een vereniging en ik ben er trots op dat ik in maart 2021 door de leden gekozen ben, overigens midden in de coronatijd. Ik zie mezelf als een maatschappelijk gedreven bestuurder en ik hoop in mijn periode het belang en de impact van het primair onderwijs nóg meer voor het voetlicht te brengen. Daarbij past dat de school meer en meer een samenleving in het klein is. We staan voor de uitdaging om nog beter samen te werken om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, in samenwerking met opvang en de omgeving waar de school staat. In termen van kansengelijkheid is het zonde dat kinderen pas op 4-jarige leeftijd elkaar op school treffen; daar schiet ons systeem in tekort. Met vier jaar is het verschil vaak al gemaakt.”
Met welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben we te maken?
“Het zijn internationaal onzekere tijden en dat heeft zijn weerslag op onze samenleving. We zijn nog aan het bijkomen van de zware coronajaren en inmiddels is er de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne met daarbij een enorme vluchtelingenstroom. Schoolbesturen werken hard met de gemeenten aan voorzieningen om de grote groep vluchtelingenkinderen onderwijs te bieden. Iedereen heeft last van de energiecrisis en we zien een groeiende armoede onder veel gezinnen in Nederland door gestegen kosten van levensonderhoud. De gevol- gen worden vaak als eerste op de basisschool gevoeld; bijvoorbeeld kinderen met problemen thuis, of die zonder ontbijt op school komen. De plotseling fors stijgende energiekosten betekenen ook weer een aanslag op de exploitatie van veel scholen, waardoor minder mogelijk is. Al met al is onze samenleving complexer geworden vergeleken met tien of twintig jaar geleden. Kijk alleen al naar de effecten van de digitalisering; een dominant thema binnen het onderwijs. Het gaat om de digitale veiligheid van scholen, medewerkers en kinderen. We hebben al vervelende voorbeelden in het mbo en bij universiteiten gezien, en ook in de zorg zijn organisaties getroffen. En dat tegen een achtergrond van grote tekorten op de arbeidsmarkt.”
Waar richt de PO-Raad zich de komende jaren op?
“We bestaan inmiddels vijftien jaar en hebben als vereniging een eigen positie binnen het maatschappelijk bestel. Daarin zijn we niet uniek, want elke sector wordt wel vertegenwoordigd, zoals de NVZ voor de ziekenhuizen of de VNG voor de gemeenten. Binnen het onderwijs heb je onder meer de VO-Raad, de MBO-raad en in de private sector vertegenwoordigt bijvoorbeeld Bouwend Nederland de bouwsector. We hebben ongeveer 800 leden met een enorme variëteit van enkele tientallen tot enkele tienduizenden leerlingen. We zijn bij uitstek een netwerkorganisatie; waarbij we met partners samen optrekken. Daarbij zijn we succesvol; denk aan het dichten van de loonkloof tussen het primair en voort gezet onderwijs, waar we samen met PO in actie en de vakbonden hard voor gestreden hebben. Onze missie is om samen te werken aan goed onderwijs voor elk kind. Die missie was er al en hebben we ongewijzigd gelaten bij het vaststellen van onze nieuwe strategische agenda. Daarin staan drie thema’s centraal; de kwaliteit van het onderwijs, kansen voor kinderen en de tekorten op de arbeidsmarkt. Mede als gevolg van de demografische ontwikkelingen zien we personeelstekorten in onze en andere sectoren, zoals de zorg en opvang. Veel scholen worstelen met een goede bezetting, terwijl we zo graag meer bevoegde en bekwame leraren voor de klas willen hebben. Dat vraagt ook om creatief denken en concepten waarbij de leraren beter ondersteund worden. Onder meer om deze reden sta ik positief tegenover de vorming van kindcentra, effectievere combinatiefuncties van onderwijs en opvang kunnen helpen bij een betere personele bezetting. Je ziet dat veel gemeenten, schoolbesturen en kinderopvangorganisaties daarop inzetten.”
Welke rol heeft de rijksoverheid in die ontwikkeling?
“We hebben een hele enthousiaste minister, maar ik zou graag zien dat de minister wat actiever opereert in verbinding tussen onderwijs en opvang. De landelijke overheid is sterk verkokerd en de samenwerking tussen onderwijs, zorg, opvang en sport dreigt te stagneren. Ik vond recent het debat over onderwijshuisvesting op onderdelen teleurstellend. De minister stelt daar dat hij van de inhoud is en maar beperkt van de gebouwen, maar volgens mij is de minister van onderwijs er ook voor de schoolgebouwen. Ik begrijp ook wel dat we het ingewikkeld georganiseerd hebben met zes ministeries die erover gaan. De aanleiding voor het debat was een interdepartementaal onderzoek naar de kwaliteit van de onderwijshuisvesting. Daaruit blijkt dat het rijk jaarlijks driekwart miljard te weinig uitgeeft aan scholen en er daardoor te weinig duurzame gebouwen zijn met een goed binnenklimaat. Die middelen zijn er niet, want staan niet in het coalitieakkoord. Er is decennialang te weinig in schoolgebouwen geïnvesteerd. Dat los je niet op met allerlei leenconstructies of een revolving fund zoals nu voorgesteld door de coalitiepartijen. Het is geen gekke vraag om voldoende middelen in duurzame en toekomstbestendige schoolgebouwen te investeren. Het betaalt zich uit; we weten uit onderzoek dat goede gebouwen een positief effect hebben op de onderwijskwaliteit en andersom heeft een slecht gebouw een negatief effect op de arbeidsomstandigheden. De kern is dat de rijksoverheid meer in huisvesting moet investeren en dat we niet opgezadeld worden met tijdelijke leen- en financieringsconstructies. We moeten het binnen het huidige stelsel oplossen en er is ook geen alternatieve rolverdeling. Alles weer terug naar het rijk is zeker geen optie, dan stuit je op uitvoeringsproblemen. Alles naar gemeenten of scholen is ook niet realistisch. De huidige verdeling in geld en verantwoordelijkheden tussen gemeenten en schoolbesturen kan op onderdelen duidelijker worden ingevuld, zodat schoolbesturen nog beter weten waar ze aan toe zijn. Wetsvoorstellen die meer helderheid bieden juichen wij toe, waarbij we moeten oppassen voor overregulering.”
Waar zie je kansrijke ontwikkelingen?
“Er zijn meerdere departementen bij onderwijs, opvang, verduurzaming, zorg en de financiering betrokken; laat ze wat meer samen optrekken. De minister zou bijvoorbeeld in wet- en regelgeving samen met zijn collega van Sociale Zaken de vorming van kindcentra kunnen stimuleren. Dat geldt overigens ook voor het stimuleren van groene en duurzame omgevingen. Daarom hoop ik dat er in de toekomst één minister komt voor jongeren van 0-18 jaar. Ik was recent bij het kindcentrum De Statie in Sas van Gent; dat is een gemeenschap in het klein waar ook opvang en zorg samenkomen. De ontwikkeling van het kind staat centraal en de wijk is actief betrokken bij het aanbod. Datzelfde geldt voor kindcentrum De Samenstroom in Hellevoetsluis dat kinderen van 0 tot en met 13 jaar onderwijs, opvang, zorg en behandeling en ondersteuning in het (speciaal) basisonderwijs biedt. Vanuit één gedeelde visie en onder één dak werken onderwijs, opvang, zorg en behandeling samen met brede aandacht voor ontwikkeling van ieder kind. De rol van de school in de samenleving verandert en daarom moeten we scholen goed begeleiden in de keuzen die ze maken. Veel gemeenten werken gelukkig goed samen met schoolbesturen en maatschappelijke organisaties, waardoor mooie samenwerkingsvormen ontstaan.
Een initiatief als de Rijke Schooldag juichen we toe. Ik vind een langjarig lokaal beleid belangrijk, met de focus op een duurzame bekostiging en financiering en het stimuleren van de samenwerking tussen onderwijs, sport, opvang, cultuur en zorg. Daar is nog veel winst te boeken; waarbij ik signaleer dat er lokaal meer mogelijk is dan landelijk.”
Hoe zie je de rol van de PO-Raad in die transformatie?
“Er wordt vaak goed samengewerkt, ook landelijk met VNG en de VO-Raad. Toch kan het nog beter. Ik zie bijvoorbeeld scholen met een regiofunctie voor gespecialiseerd onderwijs, waarbij de betreffende gemeente niet de verantwoordelijkheid neemt om in een goede huisvesting te voorzien. We zien dat veel gemeenten het ook financieel lastig hebben, waarbij ook nog eens de kwaliteit en kennis op het gebied van onderwijshuisvesting achterblijft. De deskundigheid is vaak niet in huis en dat geldt ook voor schoolorganisaties. Een organisatie als Ruimte OK kan hierin goed werk verrichten, voor ons een belangrijke kennispartner, waar wij als netwerkorganisatie goed mee samenwerken. Hiermee kunnen medewerkers actief en gericht worden ondersteund. Daarnaast zit er een stelselwijziging voor kinderopvang aan te komen. We hopen dat het meer een publiek systeem wordt dat beter aanhaakt bij het onderwijs, waardoor CAO-vorming, toezicht en natuurlijk ook de huisvestingsregels beter zijn geregeld. We hebben samen met collega-organisaties en ministeries een brochure huisvesting voor kindcentra opgesteld; het laat zien hoe complex de werkelijkheid is op dit moment; we hebben het elkaar niet makkelijk gemaakt. We zetten in op de brede ontwikkeling van gebouwen, waarbij gemeenten en schoolbesturen in gebouwen investeren die een duurzame pedagogische visie kunnen ondersteunen. Daarnaast is het belangrijk om goede voorbeelden uit te dragen en collega’s te inspireren. Er zijn heel veel hele mooie projecten, maar er zijn er nog veel te weinig.”