3 minute read

Het doolhof van de Minister

Next Article
no.

no.

In de vorige Schooldomein, nummer 3, stond mijn reactie op het debat van minister Wiersma met de vaste Kamercommissie Onderwijs. Hij bepleit daar de vorming van een revolving fund van waaruit door middel van systeembouw en standaardisatie meerdere vergelijkbare schoolgebouwen kunnen worden gerealiseerd.

Ik constateer daar dat 25 jaar na decentralisatie en het professionaliseren van de Nederlandse scholenbouw en in breder perspectief het transformeren van het fysieke publieke domein, het wel erg droef is dat de oplossing nu lijkt te liggen in systeembouw, terwijl het volgens mij gaat om gebiedsgerichte oplossingen voor met elkaar samenhangende vraagstukken. De tijd dat je alleen maar een schoolgebouw realiseert zonder de vragen en kansen uit de omgeving te betrekken zou voorbij moeten zijn. Op mijn pleidooi werd op sociale media flink gereageerd, waarbij hier enkele duidelijke stellingnamen:

Advertisement

Winfried van den Bosch, directeur HEVO: “Interessant artikel, Sibo; standaardisatie zou inderdaad niet een doel op zich moeten zijn. Juist de optimale inzet van de expertise van de geweldige architecten, adviseurs en bouwers die we in Nederland hebben, leidt tot beter passende en meer innovatieve huisvesting. Maatwerk wordt mogelijk door gebruik van slimme doelmatige en daarmee betaalbare oplossingen. Volgens mij is daar de komende tijd veel behoefte aan.”

Maarten Groenen, senior adviseur ICSadviseurs: “Mooi verwoord; scholenbouw, kindcentra of brede maatschappelijke voorzieningen zullen altijd om maatwerk vragen. Standaardisatie van processen of producten kan helpen om de realisatie landelijk te versnellen, maar dat is inderdaad niet het doel op zich!”

Wubbo Haaijer, programmamanager gemeente Het Hogeland: “Mooie reactie, Sibo. Ieder project moet je als opdrachtgever als maatwerkproject benaderen. Het resultaat is dat ieder project uniek is. Standaardwerk of mandjes leveren bovendien onderlinge vertraging op, omdat bijvoorbeeld het participatietraject bij de ene langer duurt dan bij de ander. Aan het eind noem je terecht het scholenprogramma in het noorden als goed voorbeeld. In de gemeente Het Hogeland hebben we vijftien nieuwe kindcentra in vijf jaar gerealiseerd en ik zie vergelijkbare prestaties in de andere gemeenten.”

Jeroen Paas, senior adviseur duurzaam onderwijs: “Ik zie wel degelijk een noodzaak voor meer standaardisatie. We hebben met elkaar een dusdanig complex stelsel gecreëerd waardoor er een enorm verdienmodel is ontstaan voor partijen die het ontstane hiaat gaan oplossen. Meer standaardisatie van het proces en een beter zelflerend vermogen is uitermate hard nodig. Ik ben de afgelopen 15 jaar bij veel scholen betrokken geweest waar partijen er met elkaar een rommeltje van gemaakt hadden en waar het bijna onmogelijk was voor het schoolbestuur om betrokkenen hun verantwoordelijkheid te laten nemen. En dat waren ook scholen waar gerenommeerde bouwmanagement bureaus bij betrokken waren. Te veel nieuwe schoolgebouwen worden te warm, zijn niet daadwerkelijk energiezuinig, zijn soms kantoren in plaats van scholen, zijn niet flexibel, hebben een enorme milieu-impact en ga zo maar door. Daar zijn we allemaal bij betrokken geweest en het decentrale stelsel is daar mede debet aan. Nu de schone taak aan markt, centrale en decentrale overheid en schoolbesturen om dit probleem op te lossen. Maar laten we alsjeblieft als betrokkenen ook zelfreflectief blijven.”

Mariken Brink-Van Helden, hoofd huisvesting Scope

Scholengroep: “We zijn gaan zoeken naar andere aanbestedingsvormen zodat we partijen (zoals architecten, adviseurs, aannemers) langer aan ons om vraagstukken die bij ons speelden met elkaar te delen. Zodoende hebben de deelnemers aan de Kopgroep veel kennis en kunde met elkaar kunnen delen. Een aantal vraagstukken bleek bij vrijwel alle (ver)nieuwbouwprojecten te spelen: de vergoeding voor de nieuwbouw is in de meeste gemeenten krap, de (innovatieve) installaties voldoen vaak niet aan de verwachtingen, de exploitatie bleek vaak hoger dan gedacht en de doorlooptijd van het gehele proces is bijzonder lang. Budgetten bleken uiteraard een probleem (zoals vele onderzoeken inmiddels hebben aangetoond). We verwachtten echter niet dat de overheid (veel) meer budget voor nieuwbouw ter beschikking kan stellen. We zijn daarom gaan kijken aan welke knoppen we wèl kunnen draaien, waar we als besturen dus wel invloed op uit kunnen oefenen konden binden waardoor er meer een partnership ontstaat en we gezamenlijk van ‘fouten’ kunnen leren. Zo’n 80% van het programma van eisen bleek voor alle scholen vrijwel gelijk. Door dat deel te standaardiseren konden besturen en adviseurs zich richten op de 20% unieke (en vaak meest interessante) deel van de bouwopgave. Hierdoor werd het bouwproces verkort, kosten verlaagd en de kwaliteit van het eindontwerp verbeterd. Wellicht zijn dit allemaal druppels op de gloeiende plaat maar wat ons betreft zijn ze de moeite waard en blijven ze de mogelijkheid tot maatwerk bieden. Wellicht zit het ook in de definitie: wat wordt onder ‘standaardisatie’ verstaan. Wat ons betreft denken we niet aan een ‘eenheidsworst’, want de eigenheid per school of kindcentrum moet tot uitdrukking blijven komen. Een aantal jaar geleden hebben we met een aantal schoolbesturen ‘de koppen bij elkaar gestoken’ en welk deel van het bouwproces we slimmer kunnen organiseren waardoor schoolgebouwen beter, betaalbaar en sneller gebouwd kunnen worden. Zodoende zijn we uitgekomen op standaardisatie. Niet als dé oplossing maar als een oplossing.”

Samengevat is het goed dat er van verschillende kanten druk op het ministerie wordt gezet om meer geld en aandacht te geven aan de kwaliteit van de onderwijshuisvesting, zodat er versneld kan worden. Naast meer middelen zou het stelsel ook op onderdelen moeten worden aangepast. De snelle ontwikkelingen in de bouwtechniek maken het vanzelfsprekend om vanuit een TCO-benadering over de totale levensduur naar een gebouw te kijken.

This article is from: