Bij de les - Leer en oefen werkwoordspelling (groep 7-8) inkijkexemplaar

Page 1

groep

7/8

Bij de les

/6

5 leerjaar

Ik las een boek.

Hij wordt elf.

Leer En oeFen WerkwOordSpellinG

Jij fietst.

Wij liepen naar huis.

Red jij het?

Sluit

100% aan bij school

Dit werkboek is van:


Bij de les

Leer en oefen werkwoordspelling

Voor wie? Met dit oefenboek wordt de spelling van werkwoorden geoefend die kinderen van 9 tot en met 12 jaar op school leren. Dit boek is bedoeld voor kinderen die het fijn vinden of die het nodig hebben om op school of thuis extra te oefenen. De opdrachten in dit boek sluiten naadloos aan op wat kinderen op school leren. De oefenstof wordt per bladzijde en door het boekje heen opgebouwd: • Bovenaan staat steeds wat de bedoeling is, daaronder staan de opdrachten. • De bovenste opdrachten zijn makkelijker dan de opdrachten onderaan. • De eerste pagina’s zijn makkelijker dan de laatste pagina’s in het boek. Voor sommige kinderen is oefenen van de leerstof moeilijk. Zij kunnen in dit boek ook minder oefenstof maken. Ze kunnen dan bijvoorbeeld de onderste rijtjes doorstrepen. Zo oefenen zij toch de basisstof, zonder dat dit een te grote belasting is voor hun leerplezier. Wat? In dit boekje oefen je de spelling van: • Werkwoorden in de tegenwoordige tijd: ik werk, hij werkt, wij werken • Werkwoorden in de verleden tijd: ik werkte, wij werkten, ik zaagde, wij zaagden • Werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd: ik loop – ik liep • Voltooid deelwoorden: ik heb gelopen

Tips 1. Spelling leren door vaak te doen Spelling heb je nodig om goed te kunnen schrijven. Als je weet hoe je woorden moet schrijven, snapt iedereen wat je bedoelt als je het opschrijft. Spelling kun je leren door veel oefeningen te maken. Ook volwassen schrijvers moeten soms nog nadenken hoe een werkwoord goed geschreven wordt. Als je de regel van het ’t kofschip uit je hoofd leert, weet je altijd hoe het moet.

2. Beloon jezelf Heb je een hele pagina af, plak er dan een mooie sticker of een plaatje op. Goed bezig! 3. Afwisselen Wissel inspanning en ontspanning af. Heb je een pagina gemaakt? Doe dan eens iets heel anders! Ga even lekker bewegen, dansen, zingen of lees een (strip)boek. Je kunt tenslotte niet alleen maar hard werken!

1


Bij de les Uitleg bij de opdrachten

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd Kun je bij een werkwoord in een zin het woordje ‘nu’ denken? Dan schrijf je het woord in de tegenwoordige tijd: tt. Er zijn in de tegenwoordige tijd maar drie vormen: Ik werk. Jij/hij/zij werkt. Wij/zij werken. Werkwoorden in de verleden tijd Kun je bij een werkwoord in een zin het woordje ‘vroeger’ denken? Dan schrijf je het woord in de verleden tijd: vt. Ik werkte. Ik zaagde. Jij/hij/zij werkte. Jij/hij/zij zaagde. Wij/zij werkten. Wij/zij zaagden. Ezelsbruggetje: ’t kofschip Hoe beslis je of een werkwoord in de verleden tijd eindigt op -ten of op -den? Daar is een ezelsbruggetje voor: de regel van ’t kofschip. Die regel gaat zo: kijk naar het hele werkwoord, bijvoorbeeld werken of zagen. Kijk dan naar de letter voor het eindstukje (-en) van het werkwoord: werk-en, zag-en. Eindigt het werkwoord met een medeklinker die voorkomt in ’t kofschip, dan zet je in de verleden tijd -te of -ten achter het werkwoord.

Wist je dat ... … je kunt horen of een voltooid deelwoord eindigt op een -d of een -t? Als je het woord langer maakt, hoor je een /d/ of een /t/: gewerkt (want het is gewerkte) en gezaagd (want het is gezaagde).

2

Komt de letter niet voor in ’t kofschip, dan zet je in de verleden tijd -de of -den achter het werkwoord. werk-en (k zit in ’t kofschip) → werkten zag-en (g zit niet in ’t kofschip) → zaagden Werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd Niet alle werkwoorden eindigen op -ten of -den. Er zijn ook werkwoorden waarbij de klank verandert, zoals: lopen - liep, worden - werd, schrijven - schreef. Er zijn in de verleden tijd maar twee vormen: Ik/hij/jij/zij liep. Wij/zij liepen. Eindigt het werkwoord op een -t of een -d, dan mag je het in de verleden tijd langer maken om te horen of je een t of een d schrijft: Ik vond. (want het is wij vonden) Ik at. (want het is wij aten) Voltooid deelwoorden Het voltooid deelwoord krijg je als je zegt: ik heb ge… of ik ben ge… Bijvoorbeeld: Ik heb gewerkt. Ik heb gezaagd. Hoe beslis je of je in het voltooid deelwoord aan het einde van het werkwoord een t of een d moet schrijven? Gebruik ook hier de regel van ’t kofschip: werk-en (k zit in ’t kofschip) → Ik heb gewerkt. zag-en (g zit niet in ’t kofschip) → Ik heb gezaagd. Dit oefenboek biedt de mogelijkheid om al deze spellingsmoeilijkheden extra te oefenen.


Werkwoorden in de tegenwoordige tijd Kun je bij een werkwoord in een zin het woordje ‘nu’ denken? Dan schrijf je het woord in de tegenwoordige tijd: tt. Kijk naar het voorbeeld. Schrijf in elk rijtje de woorden in de tt van het werkwoord erboven. werken

kleuren

fietsen

Ik

werk

Ik

Ik

Hij

werkt

Hij

Hij

Wij

werken

Wij

Wij

sporten

voelen

schoppen

Ik

Ik

Ik

Hij

Hij

Hij

Wij

Wij

Wij

rekenen

lusten

draaien

Ik

Ik

Ik

Hij

Hij

Hij

Wij

Wij

Wij

Vul het werkwoord in de goede vorm in. Schrijf het woord op de schrijflijn in de zin. lachen

Ik ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ om het grapje van mijn buurman.

sluipen

Hij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ heel zachtjes de kamer uit.

werken

Wij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ samen aan ons werkstuk.

denken

Ik ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ dat het morgen mooi weer gaat worden.

zwaaien

Hij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ naar de vrouw aan de overkant van de straat.

3


Werkwoorden in de tegenwoordige tijd Kijk naar het voorbeeld. Schrijf in elk rijtje de woorden in de tt van het werkwoord erboven. vinden

rijden

houden

Ik

vind

Ik

Ik

Hij

vindt

Hij

Hij

Wij

vinden

Wij

Wij

bieden

binden

landen

Ik

Ik

Ik

Hij

Hij

Hij

Wij

Wij

Wij

snijden

wieden

onthouden

Ik

Ik

Ik

Hij

Hij

Hij

Wij

Wij

Wij

Vul het werkwoord in de goede vorm in. Schrijf het woord op de schrijflijn in de zin.

4

schudden

Annet ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ de hagelslag uit het pak.

broeden

De kippen ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ op de eieren.

branden

Het vuur ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ goed. Het wordt hier lekker warm.

bieden

Ik ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ een euro voor deze plakplaatjes.

antwoorden

Hij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ de meester.


Werkwoorden in de tegenwoordige tijd Kijk naar het voorbeeld. Schrijf in elk rijtje de woorden in de tt van het werkwoord erboven. Let op! Als ‘jij’ achter het werkwoord staat, verdwijnt de t. worden

schaatsen

luisteren

Ik

word

Ik

Ik

Jij

wordt

Jij

Jij

Word

jij?

jij?

jij?

denken

rennen

scheuren

Ik

Ik

Ik

Jij

Jij

Jij

jij?

jij?

jij?

redden

schudden

wedden

Ik

Ik

Ik

Jij

Jij

Jij

jij?

jij?

jij?

Vul het werkwoord in de goede vorm in. Schrijf het woord op de schrijflijn in de zin. bouwen

Roos ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ een kasteel van blokken.

typen

͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ jij een werkstuk over dinosaurussen?

stempelen

Ik ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ mijn naam op de poster.

rijden

Jij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ te hard op deze elektrische fiets.

antwoorden

͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ jij op de vraag van de directeur?

5


Werkwoorden zijn, hebben en kunnen in de tegenwoordige tijd Kijk naar de voorbeelden. De werkwoorden zijn, hebben en kunnen zijn anders. Schrijf in elk rijtje de woorden in de tt van het werkwoord erboven. Let op! Als �jij� achter het werkwoord staat, verdwijnt de t. zijn

hebben

kunnen

Ik

ben

Ik

heb

Ik

kan

Jij

bent

Jij

hebt

Jij

kunt

Ben

Heb

jij?

Kun

jij?

Hij/zij

is

Hij/zij

heeft

Hij/zij

kan

Wij

zijn

Wij

hebben

Wij

kunnen

hebben

zijn

kunnen

Ik

Ik

Hij/zij jij?

Jij

Wij

Hij/zij

Ik

Hij/zij

Wij

Jij

Wij

Jij

jij?

jij?

jij?

Vul het werkwoord in de goede vorm in. Schrijf het woord op de schrijflijn in de zin.

6

zijn

Roos ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ een meisje van 12 jaar.

hebben

͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ jij iets te eten bij je?

kunnen

Ik ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ de tafel van 11 opzeggen.

kunnen

Jij ͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ vandaag gaan tennissen. De baan is weer open.

zijn

͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟​͟ jij vandaag thuis?


groep

7/8

• Werkwoorden in tegenwoordige tijd: ik werk, hij werkt, wij werken • Werkwoorden in verleden tijd: ik werkte, wij werkten, ik zaagde, wij zaagden • Werkwoorden die van klank veranderen in verleden tijd: ik loop – ik liep • Voltooid deelwoorden: ik heb gelopen

leerjaar 5/6

Bij de les

9+

taal & lezen → spelling

Oefenen met werkwoordspelling Extra oefenen met spelling van werkwoorden? Dat kan met dit oefenboek! Het goed kunnen spellen van woorden is belangrijk om goed te kunnen schrijven. Brieven of werkstukken bijvoorbeeld. Als je weet hoe je de werkwoorden goed schrijft, begrijpt iedereen wat je bedoelt. Het oefenboek begint makkelijk met eenvoudige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. En dan wordt het steeds een stukje uitdagender: werkwoorden in de verleden tijd, werkwoorden met klankverandering en voltooid deelwoorden. Zo oefen je alle werkwoorden die nodig zijn om een goede schrijver te worden! 3

leerjaar

p

groe

ep

gro

4-6 ar 2

rja lee

1e druk 2021 ISBN 978.90.487.4336.0 NUR 228 © 2021 Uitgeverij Zwijsen B.V. Tilburg Voor België: Uitgeverij Zwijsen.be, Antwerpen D-nummer D/2021/1919/156 Alle rechten voorbehouden.

4-6

Bij

aar leerj

-4

2-4

groep

3

leerjaar 5/6

leerjaar 1

1/2

groep

7/8

leerjaar

5/6

4

Re ke ne nm e R e k e n e n 25% f e nent b r eu k e n —43 l e e rmee nt osoe gmm en pr n o i 5 l 20 c t l 0 me to s p te en % e n t e n — 21 + — 21

1

— 21 deel

Dit w erkb

oek

Dit we

Illustraties: Ilka Deltrap Ontwerp: Studio Wonderdag, Tilburg

7/8

dBesij le dBesijledse le Bij dBesijle s ij ldees le B 1+3 — e 4 —= d

groep

groep

is va

rkboek is van: Dit werkboek is van:

Dit werkboek is van:

n:

100%

100% 100%

100% 100% S 100 luit % aa bij i j sch

ool

n

n:

oek is va

Dit werkb

o

erkb Dit w

n:

va ek is

9 789048 743360

Sluit

100% aan bij school

Op zwijsen.nl/leerspellen vind je nog meer leuke spellen!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.